tno 2013 r11202 windtunnelonderzoek naar de no - en pm ......milieu (i&m) over de per 2 juli...
TRANSCRIPT
Earth, Environmental and Life
Sciences
Princetonlaan 6
3584 CB Utrecht
Postbus 80015
3508 TA Utrecht
www.tno.nl
T +31 88 866 42 56
TNO-rapport
TNO 2013 R11202
Windtunnelonderzoek naar de NO2- en PM10-
concentraties nabij de A10 west in Amsterdam
Datum 12 november 2013
Auteur(s) Ing. W.W.R. Koch
Drs. S.W. van Ratingen
Ir. M.M.J.F. Verbeek
Aantal pagina's 46 (excl. bijlagen)
Aantal bijlagen 1
Opdrachtgever Gemeente Amsterdam
Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer
t.a.v. dhr. Drs. D. Gelauff
Postbus 95089
1090 HB Amsterdam
Projectnummer 060.01567
Alle rechten voorbehouden.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel
van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande
toestemming van TNO.
Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van
opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor
opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten
overeenkomst.
Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan.
© 2013 TNO
2 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 3 / 46
Samenvatting
In opdracht van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (DIVV) van de
gemeente Amsterdam heeft de afdeling Urban Environment and Safety van TNO in
Apeldoorn een windtunnelonderzoek uitgevoerd naar de jaargemiddelde NO2- en
PM10-concentraties in de directe omgeving van de Einsteinweg (A10 West) ter
hoogte van het Bos en Lommerplein te Amsterdam.
De gemeente Amsterdam is kritisch richting het ministerie van Infrastructuur en
Milieu (I&M) over de per 2 juli 2012 doorgevoerde snelheidsverhoging op de A10
West. Aanleiding hiervoor zijn de gemeten jaargemiddelde NO2-concentraties ter
hoogte van het door de gemeente Amsterdam beheerde GGD meetpunt naast de
zogenaamde Max Havelaar flats, direct grenzend aan de A10 West.
In de windtunnel is de verspreiding van de emissies van het wegverkeer in de
directe omgeving onderzocht, rekening houdend met de specifieke lokale
bebouwing.
Voor de omrekening van windtunnelresultaten naar jaargemiddelde concentraties
NO2 en PM10 voor 2011 en 2015 is gerekend met verschillende
verkeerskarakteristieken en is gebruik gemaakt van de achtergrondconcentraties en
emissiefactoren volgens het BBR-scenario 2011 (Beleid Bovenraming, Velders
et.al. 2011) en het recentere BBR-scenario 2013 (Beleid Bovenraming, Velders
et.al. 2013). Daarnaast is gerekend voor een situatie met een maximale rijsnelheid
van 80 km/uur met strikte handhaving en 100 km/uur zonder strikte handhaving op
de A10 West.
In het windtunnelonderzoek is op de maquette, naast de bijdrage van de
hoofdrijbanen van de A10 West, eveneens rekening gehouden met de bijdrage van
de parallelrijbanen van de A10 West en de Bos en Lommerweg. Daarnaast is de
bijdragen van deze wegdelen, die buiten de draaischijf vallen, met behulp van het
Pluim Snelweg verspreidingsmodel voor wegverkeersemissies berekend (inclusief
het effect van de Haarlemmerweg). In het onderzoek is alleen de huidige situatie
gemeten en zijn geen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit onderzocht.
Het windtunnelonderzoek heeft de volgende resultaten opgeleverd:
Jaargemiddelde NO2-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat in 2011 de verruimde grenswaarde voor jaargemiddelde
NO2-concentratie op geen van de beschouwde meetpunten wordt overschreden.
In 2015 wordt de grenswaarde voor jaargemiddelde NO2-concentratie,
onafhankelijk van het gekozen BBR-scenario en snelheidsregime, ter hoogte van
een tweetal locaties, direct grenzend aan de A10 West, overschreden.
Uurgemiddelde NO2-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat de uurgemiddelde norm in 2011 en 2015, ter hoogte van
de beschouwde meetpunten in geen van de beschouwde varianten zal worden
overschreden.
4 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Jaargemiddelde PM10-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarde voor jaargemiddelde PM10-concentratie
in 2011 en 2015, ter hoogte van de beschouwde meetpunten in geen van de
beschouwde varianten zal worden overschreden.
Etmaalgemiddelde PM10-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat de norm voor de etmaalgemiddelde PM10-concentratie in
2011 en 2015, ter hoogte van de beschouwde meetpunten in geen van de
beschouwde varianten zal worden overschreden.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 5 / 46
Notaties
C concentratie
E emissie
f frequentie van voorkomen
K concentratiecoëfficiënt
L lengtemaat
N aantal passerende auto’s
Q bronsterkte
s schaalfactor
U windsnelheid
U10 geïnterpoleerde windsnelheid op 10 m hoogte tussen meteo-station Schiphol
en Eindhoven
zo ruwheidslengte
6 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 7 / 46
Inhoudsopgave
Samenvatting ........................................................................................................... 3
Notaties ..................................................................................................................... 5
1 Inleiding .................................................................................................................... 9
2 Methode en uitgangspunten ................................................................................. 11 2.1 Windtunnel ............................................................................................................... 11 2.2 Model A10 West ...................................................................................................... 12 2.3 Uitvoering ................................................................................................................. 13 2.4 Emissiebronnen A10 West ...................................................................................... 14 2.5 Uitwerking ................................................................................................................ 16 2.6 Berekeningen ........................................................................................................... 18 2.7 Validatie windtunnelonderzoeken ............................................................................ 23
3 Wettelijk kader ....................................................................................................... 25 3.1 NSL .......................................................................................................................... 25 3.2 Grenswaarden ......................................................................................................... 25 3.3 Toepasbaarheidsbeginsel en blootstellingcriterium ................................................ 26
4 Resultaten .............................................................................................................. 29 4.1 Bepaalde concentraties voor 2011 - (NSL 2011 – BBR 2011) ................................ 29 4.2 Bepaalde concentraties voor 2015 – (NSL 2011 – BBR 2011) ............................... 31 4.3 Bepaalde concentraties voor 2015 – (NSL 2012 – BBR 2013) ............................... 33
5 Onzekerheid in de resultaten ............................................................................... 37 5.1 Onzekerheden in de toegepaste methode .............................................................. 38
6 Conclusies .............................................................................................................. 41
7 Referenties ............................................................................................................. 43
8 Goedkeuring ........................................................................................................... 45
Bijlage A
Bepaalde K-factoren ter hoogte van de meetpunten langs de A10 West te
Amsterdam.
8 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 9 / 46
1 Inleiding
1.1 Achtergrond
De gemeente Amsterdam is kritisch richting het ministerie van Infrastructuur en
Milieu (I&M) over de per 2 juli 2012 doorgevoerde snelheidsverhoging op de A10
West. Aanleiding hiervoor is de zeer hoge gemeten NO2-concentratie ter hoogte
van de zogenaamde Max Havelaar flats, direct grenzend aan de A10 West. Deze
jaargemiddelde NO2 concentraties worden jaarlijks gerapporteerd door de
beheerder van de meetvoorziening, de GGD Amsterdam.
In opdracht van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (DIVV) van de
gemeente Amsterdam heeft de afdeling Urban Environment and Safety van TNO in
Apeldoorn een windtunnelonderzoek uitgevoerd naar de jaargemiddelde NO2- en
PM10-concentraties in de directe omgeving van de Einsteinweg (A10 West) ter
hoogte van het Bos en Lommerplein te Amsterdam.
1.2 Doelstelling
Het doel van het windtunnelonderzoek is het bepalen van jaargemiddelde
concentraties NO2 en PM10 voor 2011 en 2015 in de nabijheid van de A10 West.
Hiertoe is gerekend met verschillende verkeersintensiteiten en is gebruik gemaakt
van de achtergrondconcentraties en emissiefactoren volgens het BBR-scenario
2011 (Beleid Bovenraming, Velders et.al. 2011) en het recentere BBR-scenario
2013 (Beleid Bovenraming, Velders et.al. 2013). Deze berekeningen zijn uitgevoerd
voor een situatie met een maximale rijsnelheid van 80 km/uur met strikte
handhaving en 100 km/uur zonder strikte handhaving op de A10 West.
1.3 Leeswijzer
In dit rapport worden de resultaten van de windtunnelmetingen beschreven. De
onderzoeksmethode en uitgangspunten worden gegeven in hoofdstuk 2. Hoofdstuk
3 beschrijft de toetsingscriteria. De resultaten van de windtunnelmetingen worden
beschreven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt een analyse gegeven van de
onzekerheid in de resultaten. Het rapport wordt besloten met conclusies.
10 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 11 / 46
2 Methode en uitgangspunten
Het onderzoek is in twee stappen uitgevoerd:
1. Windtunnelmetingen: in de windtunnel is met behulp van een schaalmodel
de concentratie van een tracergas ter hoogte van receptorpunten in de
omgeving van de A10 West (ter hoogte van het Bos en Lommerplein) te
Amsterdam gemeten. Uit de gemeten tracergas concentraties zijn
concentratiecoëfficiënten afgeleid.
2. Berekening van NO2- en PM10-concentraties: op basis van de concentratie
coëfficiënten ter hoogte van de receptorpunten, de emissie van het
wegverkeer, de meteo-omstandigheden en de achtergrondconcentraties
zijn voor de onderscheiden receptorpunten de concentraties berekend.
In dit hoofdstuk worden beide stappen toegelicht.
2.1 Windtunnel
De onderzoeken zijn uitgevoerd in de atmosferische grenslaagwindtunnel van TNO
te Apeldoorn. De doorsnede van deze windtunnel is 2 x 3 meter. De diameter van
de draaischijf bedraagt 2,3 meter. In figuur 2.1 is een dwarsdoorsnede opgenomen
van de windtunnel van TNO.
Figuur 2.1 Dwarsdoorsnede van de windtunnel van TNO.
Om uit modelonderzoek naar de werkelijkheid overdraagbare resultaten te krijgen
dient:
1. het betreffende gebouw of complex geometrisch juist geschaald te worden,
2. de omringende bebouwing schematisch mee gemodelleerd te worden,
3. de eigenschappen van de aankomende wind op schaal gemodelleerd te
worden.
In onderhavige studie is gebruik gemaakt van een schaalmodel/maquette op schaal
1:350 van het beschouwde gebied, waarbij tevens de bebouwing binnen een straal
van circa 400 meter schematisch is weergegeven.
12 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
De eigenschappen van de aankomende wind zijn gesimuleerd door een ruw
voorland toe te passen. De windrichting is bij het onderzoek gevarieerd door het
model te draaien.
De details van de windtunnel van TNO, en de eigenschappen van de hierin
gesimuleerde grenslaagstroming, worden uitgebreid beschreven in het
profielenboek van de windtunnel (Profielenboek TNO).
2.2 Model A10 West
Voor het onderzoek aan de A10 West te Amsterdam is gebruik gemaakt van een
schaalmodel op schaal 1:350, waarbij de obstakels binnen een straal van circa 400
meter schematisch zijn weergegeven. De metingen zijn alleen uitgevoerd voor de
huidige situatie.
In figuur 2.2 is een afbeelding opgenomen van het schaalmodel van de A10 West in
de windtunnel van TNO.
Figuur 2.2 De maquette van de A10 West (ter hoogte van het Bos en Lommerplein en Max
Havelaarflats) te Amsterdam in de windtunnel van TNO (schaal 1:350).
Het windtunnel model van de A10 West is gemaakt op basis van informatie
aangeleverd door de gemeente Amsterdam en in overleg met de gemeente
Amsterdam aangeschafte hoogte informatie. Het model is op dinsdag 26 februari
2013 gecontroleerd door Mevr. K. Van Dokkum (gemeente Amsterdam) en in
aanwezigheid van TNO (M.M.J.F. Verbeek en W.W.R. Koch) bij de modelmaker Ter
Weeme in Vaassen met enkele aanpassingen akkoord bevonden.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 13 / 46
2.3 Uitvoering
De eigenschappen van de aankomende wind zijn voor de A10 West gesimuleerd
door een ruw voorland toe te passen bestaande uit grote blokken (zo = 1 meter op
ware grootte). Deze ruwheid komt overeen met die van steden. De windrichting is
bij het onderzoek gevarieerd door het model te draaien.
Er is rekening gehouden met de door het verkeer opgewekte turbulentie. De
emissies van het wegverkeer zijn gesimuleerd door middel van speciaal
ontwikkelde lijnbronnen, waar lucht waaraan een tracergas is toegevoegd wordt
uitgeblazen. De concentratie van dit tracergas is vervolgens op 14 plaatsen (meet-
punten) in de directe omgeving van de A10 West gemeten.
De definitieve ligging van de meetpunten is in overleg vastgesteld tijdens de
modelcontrole van 26 februari. De voornaamste overwegingen bij het bepalen van
de meetpunt ligging waren de ligging van de rekenpunten in de Monitoringstool van
het NSL en de ligging van de GGD meetpunten.
In tabel 2.1 is een overzicht opgenomen van de meetpuntnummering met de ligging
(X-, Y- RD-coördinaten) en een korte toelichting op de achtergrond van de
meetpuntligging. Hierbij is onderscheid gemaakt naar meet-/rekenpunten welke
opgenomen zijn in de Monitoringstool NSL en de meetpunten welke overeenkomen
met veldmeetpunten van de GGD.
Tabel 2.1 Meetpunt nummering met ligging in RD-coördinaten en een korte toelichting/omschrijving
van de achtergrond van het meetpunt.
Meetpunt
nummer
X-coördinaat Y-coördinaat Toelichting
1 118101.1 488332.4 NSL rekenpunt
2 118098 488302 GGD meetstation
3 118044.6 487824 NSL rekenpunt
4 118069.5 487884.8 Rekenpunt Amsterdam
5 118118.8 487889.8 Rekenpunt Amsterdam
6 118205.6 487917 Rekenpunt Amsterdam
7 118295.3 487948.5 Rekenpunt Amsterdam
8 118395.6 487980.8 Rekenpunt Amsterdam
9 118068.2 487946.1 NSL rekenpunt
10 117940.1 487751.2 NSL rekenpunt
11 117850.7 487939.5 Rekenpunt Amsterdam
12 118034.5 488344.2 NSL rekenpunt
13 117998 488041.8 NSL rekenpunt
14 118101 488332 Rekenpunt Amsterdam
De ligging van de meetpunten is grafisch weergegeven in figuur 2.3. Met
uitzondering van de meetpunten 1 en 2 hebben alle meetpunten een hoogte van
1,5 m boven het maaiveld. De meetpunten 1 en 2 liggen op circa 1,5 m hoogte ten
opzichte van het wegdek van de A10 West.
14 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Figuur 2.3 Schematische ligging van de meetpunten nabij de A10 West.
2.4 Emissiebronnen A10 West
Bij het windtunnelonderzoek zijn de volgende emissiebronnen (wegdelen) apart
voor alle meetpunten over de windroos gemeten:
1. verkeersstromen op de hoofdrijbanen van de A10 West (Einsteinweg);
2. verkeersstromen op de parallelrijbanen van de A10 West (Einsteinweg);
3. verkeersstromen op de Bos en Lommerweg.
De verkeersintensiteiten op de hoofd- en parallelrijbanen van de A10 West en de
Bos en Lommerweg staan voor de jaren 2011 en 2015 weergegeven in de tabellen
2.2a en 2.2b. Deze verkeersintensiteiten betreffen de hoogste verkeersgegevens
binnen het onderzoeksgebied en zijn afkomstig uit de Monitoringstool NSL 2011 en
hebben betrekking op een gemiddelde weekdag.
Daarnaast staan de verkeersintensiteiten op de hoofd- en parallelrijbanen van de
A10 West en de Bos en Lommerweg voor 2015 weergegeven in de tabel 2.3 op
basis van de Monitoringstool NSL 2012. Deze verkeersintensiteiten betreffen de
hoogste verkeersgegevens binnen het onderzoeksgebied en hebben betrekking op
een gemiddelde weekdag.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 15 / 46
Tabel 2.2a Weekdaggemiddelde verkeersintensiteiten (mvt/etmaal), snelheidstype en mate van
congestie (%) in 2011 - Monitoringstool NSL 2011.
Tabel 2.2b Weekdaggemiddelde verkeersintensiteiten (mvt/etmaal), snelheidstype en mate van
congestie (%) in 2015 - Monitoringstool NSL 2011.
Tabel 2.3 Weekdaggemiddelde verkeersintensiteiten (mvt/etmaal), snelheidstype en mate van
congestie (%) in 2015 - Monitoringstool NSL 2012.
In tabel 2.4 is een overzicht opgenomen van de in het windtunnelonderzoek
gemodelleerde emissiebronnen.
Wegvak Voertuigintensiteit Snelheids-
type
Congestie
Personen
-auto’s
Vrachtverkeer
Middel
zwaar Zwaar Bussen
1 A10 West
(hoofdrijbanen) 97.628 5.480 4.571 0 100 0
2 A10 West
(parallelrijbanen) 28.316 1.115 1.307 0 100 0
3 Bos en
Lommerweg 11.304 278 130 646 50 0
Wegvak Voertuigintensiteit Snelheids-
type
Congestie
Personen-
auto’s
Vrachtverkeer
Middel
zwaar Zwaar Bussen
1 A10 West
(hoofdrijbanen) 111.766 6.366 5.276 0 100
PA – 0.079049
MZ – 0.056688
2 A10 West
(parallelrijbanen) 43.064 965 882 0 100 0
3 Bos en
Lommerweg 12.322 304 140 646 50 Allen - 0.07
Wegvak Voertuigintensiteit Snelheids-
type
Congestie
Personen
-auto’s
Vrachtverkeer
Middel
zwaar Zwaar Bussen
1 A10 West
(hoofdrijbanen) 123.170 7.037 6.043 0 100/80
PA – 0.081816
MZ – 0.070464
2 A10 West
(parallelrijbanen) 25.394 1.642 1.259 0 100/80 0
3 Bos en
Lommerweg 12.214 300 140 646 50 Allen - 0.07
16 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Tabel 2.4 Gemodelleerde emissiebronnen van de A10 West (ter hoogte van het Bos en Lommerplein)
in de windtunnel.
Wegdeel Weglengte (m)
1
2
3
A10 West (hoofdrijbanen)
A10 West (parallelrijbanen)
Bos en Lommerweg
798
792
753
De metingen in de windtunnel zijn uitgevoerd aan de huidige situatie zonder
maatregelen. De daarop volgende berekeningen zijn uitgevoerd voor verschillende
jaren, scenario’s, verkeerscijfers, snelheidsregimes en BBR-scenario’s. In tabel 2.5
is een overzicht opgenomen van de uitgangspunten van de berekende varianten.
Tabel 2.5 Overzicht van de gebruikte uitgangspunten voor de berekende varianten.
Jaartal Bron
verkeerscijfers
Maximale
rijsnelheid
Bron Emissiefactoren
(EF)
2011 NSL 2011 100 BBR 2011
2015 NSL 2011 80 strikt BBR 2011
2015 NSL 2011 100 BBR 2011
2015 NSL 2012 80 strikt BBR 2013
2015 NSL 2012 100 BBR 2013
2.5 Uitwerking
De metingen zijn uitgevoerd voor 12 windrichtingen tussen 0º en 330º in stappen
van 30º, bij één windtunnelsnelheid. Deze is op circa 1,5 meter stroomopwaarts van
de draaischijf, op een referentiehoogte van 20 cm (50 meter), continu gemeten met
behulp van een propeller anemometer. Eventuele afwijkingen in de ingestelde
windtunnelsnelheid zijn hier direct mee gecorrigeerd. Voor de omrekening van de
windsnelheid op referentiehoogte naar de windsnelheid op 10 meter hoogte is
gebruik gemaakt van de in Vermeulen/Hooftman (1980) beschreven methode
(Vermeulen Hooftman).
De gemeten concentraties zijn herleid naar concentratiecoëfficiënten. Hiermee kan
in principe voor elke willekeurige windsnelheid de concentratie ter plaatse van een
meetpunt berekend worden.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 17 / 46
Indien de stromingen (en de verspreiding van gassen) bij het model en in de
werkelijkheid gelijkvormig zijn, dan kunnen de in de windtunnel bij het model
gemeten concentraties herleid worden naar de werkelijke situatie met behulp van
de volgende modelregel:
sfmQ
LUC
Q
LUC
.
22 ....
[1]
hierin is:
C concentratie
U windsnelheid
L karakteristieke lengtemaat
Q bronsterkte
De indices m en f.s staan hier voor respectievelijk modelschaal en full-scale. Voor
de windsnelheid is de geïnterpoleerde windsnelheid op 10 m hoogte van de meteo-
gegevens van meteostations Schiphol en Eindhoven gebruikt, omdat hiervoor
statistische windgegevens bekend zijn.
De verhouding tussen de windsnelheid op referentiehoogte in de windtunnel en de
windsnelheid op 10 meter hoogte is berekend met behulp van de door
Vermeulen/Hooftman (1980) beschreven koppelingsmethode.
Vergelijking [1] kan ook geschreven worden als:
KQ
UC
Q
UC
ssfm
.
2
10.10.1 [2]
hierin is:
s de schaalfactor (Lfs/Lm)
C concentratie (kg/m3)
U10 de geïnterpoleerde windsnelheid op 10 m hoogte (m/s)
Q bronsterkte uitlaatgascomponent (kg/s)
K concentratiecoëfficiënt (m-2
)
De concentraties bij het model in de windtunnel (C) zijn gemeten bij de uit de
gemeten windsnelheid in de windtunnel bepaalde U10 en bij de in het model
ingestelde bronsterkte tracergas (Q). Daarnaast is uiteraard ook de schaalfactor (s)
bekend. Hiermee kan voor elk meetpunt en voor elke windrichting de
concentratiecoëfficiënt bepaald worden.
De in werkelijkheid te verwachten concentraties kunnen vervolgens berekend
worden met:
10
.
U
QKC [3]
18 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Hierin is Q de bronsterkte van de beschouwde uitlaatgascomponent. Met behulp
van K kan in principe voor elke gewenste windsnelheid de concentratie van de
beschouwde uitlaatgascomponent berekend worden. In dit geval worden alleen de
uitlaatgascomponenten NOx en PM10 beschouwd.
2.6 Berekeningen
2.6.1 Opzet
Met behulp van metingen aan het schaalmodel in de windtunnel zijn concentratie
coëfficiënten bepaald, waarmee op ware grootte de bijdrage van het betreffende
wegvak aan de NOx- en PM10 concentraties in de omgeving berekend kan worden.
De NO2-concentratie in de buitenlucht is het gevolg van een interactie tussen de
achtergrondconcentratie van ozon (O3) en stikstofdioxiden (NO en NO2), de
plaatselijke uitstoot van stikstofoxiden (NOx = NO + NO2), in dit geval het verkeer op
de A10 en de Bos en Lommerweg en de instraling van zonlicht. Dit proces laat zich
in de windtunnel onvoldoende nabootsen. De NO2-concentraties in de omgeving
zijn daarom berekend met behulp van de NO2-module van het TNO-
verspreidingsmodel voor wegverkeeremissies (Pluim Snelweg).
Hierbij is met betrekking tot de lokale achtergrondconcentraties van O3 en NO2
gebruik gemaakt van een met behulp van OPS (RIVM-
achtergrondconcentratiegenerator: Generiek Concentratiemodel voor Nederland
(GCN)) berekende NO2-achtergrondconcentratiewindroos, die is geschaald naar de
in 2011 en 2015 volgens het Beleid Bovenraming (BBR) verwachte
achtergrondconcentratie (Velders et.al. 2011) & (Velders et.al. 2013).
Met behulp van de emissie van het wegverkeer en de tussen weerstation Schiphol
en Eindhoven geïnterpoleerde 10-jarige windsnelheid- en windrichtingstatistiek zijn
de jaargemiddelde PM10 concentraties uit de concentratiecoëfficiënten berekend.
Voor het berekenen van de jaargemiddelde NO2-concentraties uit de
concentratiecoëfficiënten wordt tevens de NO2-module van het TNO-
verspreidingsmodel voor wegverkeeremissies toegepast (Pluim Snelweg).
De hierboven beschreven methode biedt de mogelijkheid om de concentraties op
basis van de emissies te schalen. Dit betekent dat indien de verkeersprognoses
wijzigen of emissie reducerende maatregelen worden getroffen de
windtunnelmetingen niet opnieuw uitgevoerd hoeven worden, maar dat dan
volstaan kan worden met het her berekenen van de concentraties. Voor NO2 is de
mate van omzetting afhankelijk van de hoogte van de bijdrage en derhalve niet
lineair.
Voor het bepalen van NO2- en PM10 concentratie (inclusief
achtergrondconcentraties) uit de in de windtunnel gemeten
concentratiecoëfficiënten kunnen de volgende stappen onderscheiden worden:
het in rekening brengen van de NOx- en PM10 voertuigemissie voor de zeven
deelmetingen;
het in rekening brengen van de windsnelheid (12 windrichtingen);
het in rekening brengen van de concentratiebijdragen als gevolg van emissies
van aanliggende wegvakken (buiten het windtunnelmodel);
het (per meetpunt) omzetten van de NO-concentratie in NO2 (12 wind-
richtingen);
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 19 / 46
het in rekening brengen van de achtergrondconcentratie. Hierbij is gecorrigeerd
voor dubbeltelling.
2.6.2 Meteo
De essentie van de weging van de (bijdrage)concentratie ten gevolge van de weg-
verkeeremissies over alle mogelijke windrichtingen en -snelheden wordt in
onderstaande vergelijking weergeven:
ΔC = K x E (f 1,45/u1,45 + f 4/u4 + f 8/u8)
waarin:
ΔC de bijdrage van het wegverkeer aan de NOx- of PM10-
concentratie in één windrichting;
K concentratiecoëfficiënt (windtunnelonderzoek);
E NOx- of fijn stof bronsterkte (ter onderscheiding van de Q voor de
windtunnel bronsterkte);
f1,45, f 4, f 8 frequentie van voorkomen van de onderscheiden windsnel-
heidsklassen per windrichting;
u1,45, u4 en u8 karakteristieke windsnelheden voor de onderscheiden
windsnelheidsklassen (1.45, 4 resp. 8 m/s).
Voor de meteorologie is gebruik gemaakt van de geïnterpoleerde meteo gegevens
van de meteo-stations Schiphol en Eindhoven. De data set onderscheidt drie
windsnelheidsklassen, met de klassenmiddens van 1,45 m/sec, 4 m/sec en 8
m/sec. Voor elk van deze klassen bevat de meteo dataset (voor twaalf
windrichtingen) de frequentie van voorkomen (f 1,45, f 4 en f 8).
Op basis van bovenstaande vergelijking is de uit de windtunnelmetingen afgeleide
concentratiecoëfficiënt gewogen naar de drie windsnelheidsklassen en frequentie
van voorkomen van deze windsnelheidsklassen.
2.6.3 Emissieberekeningen
De grootte van de emissie van de verschillende stoffen is sterk afhankelijk van het
motorvermogen, de soort brandstof, het rijgedrag en de rijsnelheid. Uit de door het
RIVM opgestelde prognose-emissiefactoren (BBR scenario 2011 en 2013) voor de
verschillende voertuigtypen, brandstofsoorten en gemiddelde snelheden wordt voor
de betreffende wegen in het studiegebied een emissiesterkte berekend. De
gehanteerde
verkeersintensiteiten,
congestiefactoren en
de verdeling van het verkeer over de onderscheiden voertuigcategorieën (licht
verkeer, middelzwaar vrachtverkeer, zwaar vrachtverkeer en bussen)
zijn afkomstig uit de NSL Monitoringstool. Deze gegevens worden jaarlijks
bijgewerkt door Rijkswaterstaat.
De gehanteerde emissiefactoren komen jaarlijks tot stand door de door PBL
vastgestelde verkeersbijdrage van verschillende voertuigtypen (per
voertuigcategorie, brandstof, euroklasse, gewichtsklasse etc.) te combineren met
detailemissiefactoren van (dezelfde) verschillende voertuigtypen zoals jaarlijks
bepaald door TNO.
20 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
In tabel 2.6a en 2.6b is een overzicht opgenomen van de gebruikte emissiefactoren
in de onderhavige studie voor 2011 en 2015. Deze emissiefactoren zijn afkomstig
uit het BBR-scenario van 2011 (Velders et.al. 2011).
In tabel 2.7 is een overzicht opgenomen van de gebruikte emissiefactoren in de
onderhavige studie voor 2015. Deze emissiefactoren zijn afkomstig uit het BBR-
scenario van 2013 (Velders et.al. 2013).
Tabel 2.6a Gehanteerde emissiefactoren (g/km/voertuig) per voertuigtype en maximale rijsnelheid
(km/uur) in 2011, inclusief direct uitgestoten NO2 (%) (Velders et.al. 2011).
Voertuigtype Maximum
rijsnelheid NOx
NO2
direct
Direct
uitgestoten
NO2
PM10
Personenauto’s*
50 0,388 0,091 23,5 0,047
80 strikt 0,205 0,071 34,6 0,028
100 0,271 0,103 38,0 0,034
Vrachtverkeer**
middelzwaar 50 6,192 0,325 5,3 0,19
80 strikt 4,197 0,393 9,4 0,13
zwaar 50 9,579 0,482 5,0 0,215
80 strikt 5,295 0,324 6,1 0,128
*) De snelheidsmaatregel betreft 80km/uur met strikte handhaving en 100km/uur zonder strikte
handhaving.
**) Bij het vrachtverkeer zijn de emissiefactoren voor 80km/uur (en hoger) met of zonder strikte
handhaving gelijk.
Tabel 2.6b Gehanteerde emissiefactoren (g/km/voertuig) per voertuigtype en maximale rijsnelheid
(km/uur) in 2015, inclusief direct uitgestoten NO2 (%) (Velders et.al. 2011).
Voertuigtype Maximum
rijsnelheid NOx
NO2
direct
Direct
uitgestoten
NO2
PM10
Personenauto’s*
50 0,264 0,079 29,9 0,037
80 strikt 0,156 0,059 37,8 0,02
100 0,199 0,085 42,7 0,023
Vrachtverkeer**
middelzwaar 50 5,43 0,191 3,5 0,162
80 strikt 2,919 0,182 6,2 0,106
zwaar 50 7,719 0,293 3,8 0,165
80 strikt 3,393 0,135 4,0 0,095
*) De snelheidsmaatregel betreft 80km/uur met strikte handhaving en 100km/uur zonder strikte
handhaving.
**) Bij het vrachtverkeer zijn de emissiefactoren voor 80km/uur (en hoger) met of zonder strikte
handhaving gelijk.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 21 / 46
Tabel 2.7 Gehanteerde emissiefactoren (g/km/voertuig) per voertuigtype en maximale rijsnelheid
(km/uur) in 2015, inclusief direct uitgestoten NO2 (%) (Velders et.al. 2013).
Voertuigtype Maximum
rijsnelheid NOx
NO2
direct
Direct
uitgestoten
NO2
PM10
Personenauto’s*
50 0,336 0,079 23,6 0,037
80 strikt 0,215 0,065 30,1 0,023
100 0,271 0,087 32,2 0,026
Vrachtverkeer**
middelzwaar 50 4,982 0,219 4,4 0,165
80 strikt 2,909 0,202 6,9 0,110
zwaar 50 6,813 0,255 3,7 0,168
80 strikt 3,082 0,126 4,1 0,096
*) De snelheidsmaatregel betreft 80km/uur met strikte handhaving en 100km/uur zonder strikte
handhaving.
**) Bij het vrachtverkeer zijn de emissiefactoren voor 80km/uur (en hoger) met of zonder strikte
handhaving gelijk.
2.6.4 Bijdrage van aanliggende wegsegmenten
Voor het kwantificeren van de bijdragen van wegdelen die buiten de draaischijf
vallen is met behulp van het Pluim Snelweg verspreidingsmodel voor
wegverkeersemissies voor elk meetpunt (voor 12 windrichtingen) de (NOx- en PM10)
concentratiebijdrage van alle lijnbronnen, met uitzondering van de lijnbronnen die
met behulp van de windtunnel worden gemodelleerd, berekend.
Vervolgens is per windrichting de concentratiebijdrage, die uit de in de windtunnel
gemeten concentratie coëfficiënten is afgeleid, opgeteld bij de met het Pluim
Snelweg verspreidingsmodel voor wegverkeersemissies berekende NOx- en PM10
concentratie bijdrage.
In het verlengde van het gebruikte windtunnelmodel, zijn daarom voor de wegen die
buiten het gebruikte model doorlopen steeds een wegvak met een lengte van
minimaal 500 meter in de berekeningen van de concentratieverhoudingen
meegenomen.
De bijdrageconcentratie voor een meetpunt op het model van de A10 West (ter
hoogte van het Bos en Lommerplein bestaat dan uit:
[Ctotaal] = C A A10 noord 500 m + C A10 zuid 500 m + [C model] +
C Bos en Lommerweg oost 500 m + C Bos en Lommerweg west 500 m
2.6.5 Omzetting van NOx in NO2 en jaargemiddelde concentratie per meetpunt
De NOx-(bijdrage)concentratie (som van windtunnelbijdrage en bijdrage berekend
met Pluim Snelweg) per windrichting, wordt op basis van de NO2-
achtergrondwindroos, een percentage direct geëmitteerde NO2 en de
ozonconcentratie per windrichting omgerekend in een NO2-(bijdrage)-concentratie
per windrichting.
22 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Vervolgens wordt de (jaargemiddelde) NO2-verkeersbijdrage op basis van de
frequentie van voorkomen van een bepaalde windrichting berekend. Ten slotte
worden verkeersbijdrage en achtergrondconcentratie gesommeerd.
2.6.6 Achtergrondconcentraties
Voor het berekenen van de totale concentratie zijn de bijdrage van het wegverkeer
en de achtergrondconcentratie gesommeerd.
De gebruikte lokale achtergrondconcentraties zijn afkomstig uit de BBR scenario’s
van maart 2011 (Velders et.al. 2011) en juni 2013 (Velders et. Al. 2013). Deze
achtergrondconcentraties worden jaarlijks door RIVM bepaald.
De in de huidige studie gehanteerde (gemiddelde) jaargemiddelde NO2- en PM10-
achtergrondconcentraties worden weergegeven in tabel 2.8. Het betreft hierbij de
gemiddelde waarde van de achtergrondconcentraties ter plaatse van de
beschouwde locaties.
Tabel 2.8 Gemiddelde jaargemiddelde achtergrondconcentraties (µg/m3) ter hoogte van de
beschouwde locaties in het onderzoeksgebied van de A10 West in Amsterdam in 2011 en
2015 (Velders et.al. 2011 & 2013).
Scenario Jaar NO2 PM10
BBR 2011 2011 30,7 27
2015 27,4 25,9
BBR 2013 2015 28,2 25,3
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 23 / 46
2.7 Validatie windtunnelonderzoeken
De windtunnel van TNO is goedgekeurd als standaardrekenmethoden 1, 2 en 3 van
de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 voor situaties waarin de verspreiding
van concentraties grotendeels wordt bepaald door de aanwezigheid van bebouwing
en de daarmee samenhangende turbulentie.
24 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 25 / 46
3 Wettelijk kader
3.1 NSL
Het NSL is een samenwerkingsprogramma van het Rijk, provincies en gemeenten.
In het NSL staan alle nationale, regionale en lokale maatregelen die de
luchtkwaliteit verbeteren en projecten die de luchtkwaliteit beïnvloeden
(verslechteren of verbeteren, verschilt per project). Door de maatregelen van het
NSL zullen de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in heel Nederland op
tijd gaan voldoen aan de grenswaarden voor NO2 (uiterlijk op 1 januari 2015) en
PM10 (uiterlijk in op 11 juni 2011). Op 1 augustus 2009 is het NSL in werking
getreden.
De luchtkwaliteit zal vanuit het NSL jaarlijks gemonitord worden. Als uit de monitor
blijkt dat grenswaarden toch overschreden worden, zullen binnen het NSL extra
maatregelen uitgevoerd worden om deze overschrijdingen weg te werken.
3.2 Grenswaarden
In tabel 3.1 zijn de grenswaarden voor NO2 weergegeven zoals deze vanaf 1
januari 2015 gaan gelden:
Tabel 3.1 Grenswaarden voor NO2.
Toetsingsgrootheid Verruimde
grenswaarde
(tot 1-1-2015)
Grenswaarde
(vanaf 1-1-2015)
Opmerking
Jaargemiddelde
concentratie
60 µg/m3 40 µg/m
3 De verruimde
grenswaarde is van
kracht tot 1 januari
2015.
Uurgemiddelde
concentratie
300 µg/m3 200 µg/m
3 De verruimde
grenswaarde is van
kracht tot 1 januari
2015.
Overschrijding
maximaal 18 maal
per kalenderjaar
toegestaan.
Voor de berekeningen en toetsing is met name de grenswaarde voor de
jaargemiddelde concentratie relevant. Deze grenswaarde is voor NO2 maatgevend.
De grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie wordt, met ingang van 1
januari 2015, pas overschreden bij een equivalente jaargemiddelde
indicatorconcentratie van 82,2 µg/m3. Dergelijke hoge concentraties doen zich in
Nederland normaal gesproken niet voor.
In tabel 3.2 zijn de grenswaarden weergegeven zoals deze vanaf 11 juni 2011 zijn
gaan gelden in Nederland.
26 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Tabel 3.2 Grenswaarden voor PM10.
Toetsingsgrootheid Verruimde
Grenswaarde
(tot 11-6-2011)
Grenswaarde
(vanaf 11-6-2011)
Opmerking
Jaargemiddelde
concentratie:
48 µg/m3 40 µg/m
3 De verruimde
grenswaarde is
van kracht tot 11
juni 2011.
24-uurgemiddelde
concentratie:
75 µg/m3 50 µg/m
3 De verruimde
grenswaarde is
van kracht tot 11
juni 2011.
Overschrijding
maximaal 35
maal per
kalenderjaar
toegestaan.
Volgens de Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit 2007 (RBL 2007) mag het aandeel
fijn stof van natuurlijke bronnen in de totale PM10-achtergrondconcentratie in
mindering worden gebracht, de “zeezout correctie”. Volgens deze regeling mogen
de jaargemiddelde concentraties en het aantal overschrijdingen van de etmaalnorm
op verschillende manieren worden gecorrigeerd.
De correctie van de jaargemiddelde PM10-concentratie is plaats afhankelijk. In
bijlage 5 van de RBL 2007 is een lijst opgenomen met de toegestane correcties per
gemeente, conform deze lijst mag voor de gemeente Amsterdam een correctie van
6 µg/m³ worden toegepast. Als gevolg hiervan mogen de berekende
jaargemiddelde PM10-concentraties getoetst worden aan een grenswaarde voor
jaargemiddelde PM10-concentraties van (40 µg/m³ + 6 µg/m³) 46 µg/m³.
De correctie van het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uurgemiddelde
grenswaarde voor PM10 is niet locatie gebonden en bedraagt voor elk punt in
Nederland 6 dagen. Hierdoor mag getoetst worden aan in totaal 35 + 6=41 dagen
met een etmaalgemiddelde PM10-concentratie groter dan 50 µg/m³. Dit aantal
dagen is equivalent aan een toetsing van de jaargemiddelde PM10-concentratie van
32,6 µg/m³.
3.3 Toepasbaarheidsbeginsel en blootstellingcriterium
3.3.1 Toepasbaarheidsbeginsel
Het toepasbaarheidsbeginsel (artikel 5.19, lid 2 van de Wet milieubeer) houdt in dat
de luchtkwaliteitseisen niet van kracht zijn:
- Locaties in gebieden die niet toegankelijk zijn voor publiek en waar geen vaste
bewoning is, zoals gebieden in lussen van knooppunten of tussen de rijksweg
en de bermsloot;
- Terreinen met een of meer inrichtingen waar Arbo regels gelden, zoals
bedrijfsterreinen;
- De rijbaan en ontoegankelijke middenbermen van wegen.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 27 / 46
3.3.2 Blootstellingscriterium
Het blootstellingscriterium (artikel 22, lid 1, sub a van de Regeling beoordeling
luchtkwaliteit) houdt in dat de luchtkwaliteit alleen bepaald hoeft te worden op
plaatsen waar de periode van blootstelling significant is. De bepaling of een
verblijfstijd significant is, is afhankelijk van de grenswaarde van de stof
(jaargemiddelde, daggemiddelde of uurgemiddelde concentratie).
Voor de toetsing aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie NO2
betekent dit dat er getoetst moet worden op locaties waar mensen het gehele jaar
of een groot deel daarvan, dagelijks verblijven, zoals woningen, scholen,
instellingen voor kinderopvang, verzorgings- en bejaardentehuizen, penitentiaire
inrichtingen etc.
28 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 29 / 46
4 Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de concentratieberekeningen van NO2 en
PM10 ter hoogte van de meetpunten gepresenteerd en besproken.
Ruimtelijk variëren de berekende concentraties ten gevolge van ondermeer de
variërende hoogteligging van de weg, de aanwezigheid van schermen, de oriëntatie
van de weg ten opzichte van de windroos, de lokale invloed van bebouwing en de
waarde van de achtergrondconcentratie ter plaatse.
De berekende concentraties zijn getoetst aan de relevante grenswaarden. Bij de
toetsing van de bepaalde concentraties aan de grenswaarde is rekening gehouden
met de daarvoor van kracht zijnde afrondingsregels zoals vermeld in de Regeling
Beoordeling Luchtkwaliteit (RBL 2007).
4.1 Bepaalde concentraties voor 2011 - (NSL 2011 – BBR 2011)
4.1.1 Jaargemiddelde NO2-concentraties
In tabel 4.1 staan de berekende jaargemiddelde NO2-concentraties weergegeven
per meetpunt in 2011. Berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de
verkeerskarakteristieken uit de Monitoringstool NSL 2011 (zie tabel 2.2a) en de
achtergrondconcentraties en emissiefactoren conform het BBR-scenario van 2011
(zie tabel 2.6a). In geval van overschrijding van de grenswaarde is de waarde
oranje gekleurd.
Tabel 4.1 Berekende jaargemiddelde NO2-concentraties (µg/m3) per meetpunt in 2011, inclusief de
bijbehorende lokale achtergrond concentratie (µg/m3).
Meetpunt nummer
100km/uur
zonder strikte
handhaving
Lokale achtergrond
concentratie
1 41,5 30,5
2 41,8 30,5
3 38,0 31,8
4 37,6 31,8
5 36,5 31,8
6 37,8 31,8
7 38,7 31,8
8 38,4 31,8
9 58,2 31,8
10 53,6 28,8
11 37,4 28,8
12 36,3 28,8
13 36,7 28,8
14 41,5 30,5
30 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Uit de tabel blijkt dat de verruimde grenswaarde voor jaargemiddelde NO2-
concentratie in 2011 (van 60 µg/m3) op geen van de beschouwde meetpunten
wordt overschreden.
4.1.2 Uurgemiddelde NO2-concentraties
Tot 1 januari 2015 mag, volgens de verruimde grenswaarde, per jaar gedurende 18
uren een uurgemiddelde concentratie van 300 g/m3 worden overschreden. Zoals
beschreven staat in hoofdstuk 3, treedt een overschrijding van de uurgemiddelde
grenswaarde op bij een jaargemiddelde NO2-concentratie van 82,2 µg/m3 of hoger.
De hoogste jaargemiddelde NO2-concentratie bedraagt 58,2 µg/m3 ter hoogte van
meetpunt 9. Er kan daarom geconcludeerd worden dat overschrijding van de
uurgemiddelde norm ter hoogte van de beschouwde meetpunten in 2011 naar
verwachting niet voor zal komen.
4.1.3 Jaargemiddelde PM10-concentraties
In tabel 4.2 staan de berekende jaargemiddelde PM10-concentraties weergegeven
per meetpunt in 2011. In geval van overschrijding van de grenswaarde is de waarde
oranje gekleurd.
Tabel 4.2 Berekende jaargemiddelde PM10-concentraties (µg/m3) per meetpunt in 2015, inclusief
bijbehorende lokale achtergrond concentratie (µg/m3).
Meetpunt nummer
100km/uur
zonder strikte
handhaving
Lokale achtergrond
concentratie
1 28,9 27,2
2 29,0 27,2
3 28,4 27,4
4 28,3 27,4
5 28,1 27,4
6 28,4 27,4
7 28,5 27,4
8 28,5 27,4
9 32,5 27,4
10 30,0 25,8
11 27,2 25,8
12 27,6 26,4
13 27,7 26,4
14 28,9 27,2
Uit de tabel blijkt dat in 2011 op geen van de beschouwde meetpunten de
grenswaarde voor jaargemiddelde PM10-concentraties wordt overschreden.
4.1.4 Etmaalgemiddelde PM10-concentraties
Het aantal overschrijdingen van de dagnorm kan (analoog aan de situatie bij NO2)
statistisch worden gekoppeld aan de hoogte van de jaargemiddelde concentratie.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 31 / 46
Uit hoofdstuk 3 volgt dat bij jaargemiddelde PM10 concentraties hoger dan 31,2
μg/m3 de dagnorm wordt overschreden. Na toepassing van een zeezoutcorrectie
van 6 extra overschrijdingsdagen bedraagt de jaargemiddelde PM10-concentratie
32,6 µg/m3.
De hoogste jaargemiddelde PM10-concentratie bedraagt 32,5 g/m3 ter hoogte van
meetpunt 9. Er kan daarom geconcludeerd worden dat overschrijding van de norm
voor de etmaalgemiddelde PM10-concentratie ter hoogte van de beschouwde
meetpunten in 2011 naar verwachting niet voor zal komen.
4.2 Bepaalde concentraties voor 2015 – (NSL 2011 – BBR 2011)
4.2.1 Jaargemiddelde NO2-concentraties
In tabel 4.3 staan de berekende jaargemiddelde NO2-concentraties weergegeven
per meetpunt en per variant in 2015. In geval van overschrijding van de
grenswaarde is de waarde oranje gekleurd.
In tabel 4.3 staan de berekende jaargemiddelde NO2-concentraties weergegeven
per meetpunt en per variant in 2015 voor 80km/uur met strikte handhaving en
100km/uur zonder strikte handhaving. Berekeningen zijn uitgevoerd op basis van
de verkeerskarakteristieken uit de Monitoringstool NSL 2011 (zie tabel 2.2b) en de
achtergrondconcentraties en emissiefactoren conform het BBR-scenario van 2011
(zie tabel 2.4b). In geval van overschrijding van de grenswaarde is de waarde
oranje gekleurd.
Tabel 4.3 Berekende jaargemiddelde NO2-concentraties (µg/m3) per variant en per meetpunt in 2015,
inclusief bijbehorende lokale achtergrond concentratie (µg/m3).
Meetpunt
nummer
80km/uur
met strikte
handhaving
100km/uur
zonder strikte
handhaving
Lokale
achtergrond
concentratie
1 35,6 36,8 27,4
2 35,8 37,0 27,4
3 33,1 33,7 28,4
4 32,8 33,3 28,4
5 32,0 32,4 28,4
6 33,3 33,6 28,4
7 34,1 34,4 28,4
8 33,9 34,1 28,4
9 48,5 52,5 28,4
10 44,8 48,1 25,8
11 33,0 33,3 25,8
12 31,3 32,1 25,8
13 31,7 32,6 25,8
14 35,6 36,8 27,4
Uit de tabel blijkt dat de grenswaarde voor jaargemiddelde NO2-concentratie in
2011, voor beide snelheidsregimes, ter hoogte van de meetpunten 9 en 10, direct
aan de A10 west, wordt overschreden.
32 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
4.2.2 Uurgemiddelde NO2-concentraties
Per jaar mag gedurende 18 uren een uurgemiddelde concentratie van 200 g/m3
worden overschreden. Zoals beschreven staat in hoofdstuk 3 treed een
overschrijding van de uurgemiddelde grenswaarde op bij een jaargemiddelde NO2-
concentratie van 82,2 µg/m3 of hoger. De hoogste jaargemiddelde NO2-concentratie
bedraagt 52,5 g/m3 bij 100km/uur zonder strikte handhaving, ter hoogte van
meetpunt 9. Er kan daarom geconcludeerd worden dat overschrijding van de
uurgemiddelde norm ter hoogte van de beschouwde meetpunten in 2015 naar
verwachting niet voor zal komen.
4.2.3 Jaargemiddelde PM10-concentraties
In tabel 4.4 staan de berekende jaargemiddelde PM10-concentraties weergegeven
per meetpunt en per variant in 2015. In geval van overschrijding van de
grenswaarde is de waarde oranje gekleurd.
Tabel 4.4 Berekende jaargemiddelde PM10-concentraties (µg/m3) per variant en per meetpunt in 2015,
inclusief bijbehorende lokale achtergrond concentratie (µg/m3).
Meetpunt
nummer
80km/uur
met strikte
handhaving
100km/uur
zonder strikte
handhaving
Lokale
achtergrond
concentratie
1 27,5 27,6 26,1
2 27,5 27,6 26,1
3 27,0 27,0 26,2
4 26,9 27,0 26,2
5 26,8 26,9 26,2
6 27,1 27,1 26,2
7 27,3 27,3 26,2
8 27,3 27,3 26,2
9 30,3 30,7 26,2
10 28,0 28,4 24,7
11 26,1 26,1 24,7
12 26,3 26,4 25,4
13 26,4 26,5 25,4
14 27,5 27,6 26,1
Uit de tabel blijkt dat in 2011 op geen van de beschouwde meetpunten de
grenswaarde voor jaargemiddelde PM10-concentraties wordt overschreden.
4.2.4 Etmaalgemiddelde PM10-concentraties
Het aantal overschrijdingen van de dagnorm kan (analoog aan de situatie bij NO2)
statistisch worden gekoppeld aan de hoogte van de jaargemiddelde concentratie.
Uit hoofdstuk 3 volgt dat bij jaargemiddelde PM10 concentraties hoger dan 31,2
μg/m3 de dagnorm wordt overschreden.
Na toepassing van een zeezoutcorrectie van 6 extra overschrijdingsdagen bedraagt
de jaargemiddelde PM10-concentratie 32,6 µg/m3.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 33 / 46
Uit de tabel blijkt dat de jaargemiddelde grenswaarde voor etmaalgemiddelde PM10-
concentraties in 2015, voor geen van beide snelheidsregimes, ter hoogte van
beschouwde meetpunten wordt overschreden.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat overschrijding van de norm voor
de etmaalgemiddelde PM10-concentratie ter hoogte van meetpunt 9 in 2015 voor
beide snelheidsregimes, naar verwachting voor zal komen.
4.3 Bepaalde concentraties voor 2015 – (NSL 2012 – BBR 2013)
4.3.1 Jaargemiddelde NO2-concentraties
In tabel 4.5 staan de berekende jaargemiddelde NO2-concentraties weergegeven
per meetpunt en per variant in 2015. In geval van overschrijding van de
grenswaarde is de waarde oranje gekleurd.
In tabel 4.5 staan de berekende jaargemiddelde NO2-concentraties weergegeven
per meetpunt en per variant in 2015 voor 80km/uur met strikte handhaving en
100km/uur zonder strikte handhaving. Berekeningen zijn uitgevoerd op basis van
de verkeerskarakteristieken uit de Monitoringstool NSL 2012 (zie tabel 2.3) en de
achtergrondconcentraties en emissiefactoren conform het BBR-scenario van 2013
(zie tabel 2.5). In geval van overschrijding van de grenswaarde is de waarde oranje
gekleurd.
Tabel 4.5 Berekende jaargemiddelde NO2-concentraties (µg/m3) per variant en per meetpunt in 2015,
inclusief bijbehorende lokale achtergrond concentratie (µg/m3).
Meetpunt
nummer
80km/uur
met strikte
handhaving
100km/uur
zonder strikte
handhaving
Lokale
achtergrond
concentratie
1 37,1 38,2 28,3
2 37,4 38,5 28,3
3 34,0 34,6 28,4
4 33,6 34,1 28,4
5 32,6 32,9 28,4
6 33,8 34,1 28,4
7 34,7 34,9 28,4
8 34,4 34,6 28,4
9 49,6 52,6 28,4
10 48,5 51,1 28,1
11 35,7 36,0 28,1
12 33,3 33,9 27,1
13 33,6 34,4 27,1
14 37,1 38,1 28,3
Uit de tabel blijkt dat de grenswaarde voor jaargemiddelde NO2-concentratie in
2015, voor beide snelheidsregimes, ter hoogte van de meetpunten 9 en 10, direct
aan de A10 west, wordt overschreden.
34 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
4.3.2 Uurgemiddelde NO2-concentraties
Per jaar mag gedurende 18 uren een uurgemiddelde concentratie van 200 g/m3
worden overschreden. Zoals beschreven staat in hoofdstuk 3 treed een
overschrijding van de uurgemiddelde grenswaarde op bij een jaargemiddelde NO2-
concentratie van 82,2 µg/m3 of hoger. De hoogste jaargemiddelde NO2-concentratie
bedraagt 52,6 g/m3 bij 100km/uur zonder strikte handhaving, ter hoogte van
meetpunt 9. Er kan daarom geconcludeerd worden dat overschrijding van de
uurgemiddelde norm ter hoogte van de beschouwde meetpunten in 2015 naar
verwachting niet voor zal komen.
4.3.3 Jaargemiddelde PM10-concentraties
In tabel 4.6 staan de berekende jaargemiddelde PM10-concentraties weergegeven
per meetpunt en per variant in 2015. In geval van overschrijding van de
grenswaarde is de waarde oranje gekleurd.
Tabel 4.6 Berekende jaargemiddelde PM10-concentraties (µg/m3) per variant en per meetpunt in 2015,
inclusief bijbehorende lokale achtergrond concentratie (µg/m3).
Meetpunt
nummer
80km/uur
met strikte
handhaving
100km/uur
zonder strikte
handhaving
Lokale
achtergrond
concentratie
1 27,0 27,1 25,6
2 27,1 27,2 25,6
3 26,4 26,4 25,5
4 26,3 26,3 25,5
5 26,2 26,2 25,5
6 26,5 26,5 25,5
7 26,6 26,6 25,5
8 26,6 26,6 25,5
9 29,7 30,0 25,5
10 28,3 28,5 24,7
11 26,1 26,1 24,7
12 25,9 26,0 24,9
13 26,0 26,1 24,9
14 27,1 27,1 25,6
Uit de tabel blijkt dat in 2015 op geen van de beschouwde meetpunten de
grenswaarde voor jaargemiddelde PM10-concentraties wordt overschreden.
4.3.4 Etmaalgemiddelde PM10-concentraties
Het aantal overschrijdingen van de dagnorm kan (analoog aan de situatie bij NO2)
statistisch worden gekoppeld aan de hoogte van de jaargemiddelde concentratie.
Uit hoofdstuk 3 volgt dat bij jaargemiddelde PM10 concentraties hoger dan 31,2
μg/m3 de dagnorm wordt overschreden. Na toepassing van een zeezoutcorrectie
van 6 extra overschrijdingsdagen bedraagt de jaargemiddelde PM10-concentratie
32,6 µg/m3.
De hoogste jaargemiddelde PM10-concentratie bedraagt 30,0 g/m3 bij 100km/uur
zonder strikte handhaving, ter hoogte van meetpunt 9.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 35 / 46
Er kan daarom geconcludeerd worden dat overschrijding van de norm voor de
etmaalgemiddelde PM10-concentratie ter hoogte van meetpunt 9 in 2015 naar
verwachting niet voor zal komen.
36 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 37 / 46
5 Onzekerheid in de resultaten
Bij de beoordeling van de resultaten dient rekening te worden gehouden met
onzekerheden. Deze onzekerheden kunnen ertoe leiden dat resultaten uit het
windtunnelonderzoek kunnen afwijken van gemeten concentraties. De onzekerheid
in het bepalen van de concentraties bij de verschillende tunnelportalen wordt
veroorzaakt door:
1. Onzekerheden in de invoergegevens van het model, zoals
verkeersintensiteiten, (geschaalde) emissiefactoren, snelheden en
achtergrondconcentraties.
2. Onzekerheden in de meet- of rekenmethode.
In dit hoofdstuk worden deze onzekerheden verder toegelicht en waar mogelijk
gekwantificeerd.
5.1 Onzekerheden in invoergegevens
5.1.1 Verkeersemissies
De hoeveelheid verkeersemissies is afhankelijk van de
verkeersintensiteit
verkeerssamenstelling en
verkeersdynamiek (bijvoorbeeld filevorming).
Zoals gesteld in paragraaf 2.6.3, zijn de gehanteerde verkeersintensiteiten
afkomstig uit de NSL Monitoringstool. Deze worden jaarlijks bijgewerkt door
Rijkswaterstaat. Het voorspellen van verkeersintensiteiten brengt onzekerheden
met zich mee.
De verkeerssamenstelling is afkomstig uit een aantal informatiebronnen.
De verdeling over lichte, middelzware, zware voertuigen en bussen is afkomstig
uit de Monitoringstool. In het geval dat het werkelijke aandeel middelzware,
zware en/of bussen in werkelijkheid hoger is dan verondersteld in de
Monitoringstool, vind er een onderschatting van de uitgestoten hoeveelheid
schadelijk stoffen plaats.
Daarnaast zit er een impliciete aanname over de brandstof- en leeftijdsverdeling
in de emissiefactoren. Indien het aandeel oude voertuigen en/of
dieselvoertuigen in werkelijkheid hoger is dan impliciet verondersteld voor de
emissiefactoren, wordt de hoeveelheid uitgestoten schadelijke emissies
onderschat.
Tot slot draagt de verkeersdynamiek bij aan de hoeveelheid emissies. Zo leiden
meer files (en daardoor meer dynamiek) tot hogere emissies. Het voorspellen van
deze stagnaties brengt onzekerheden met zich mee.
Zelfs als al deze factoren nauwkeurig in kaart zouden kunnen worden gebracht, zit
er nog een onzekerheid in de hoeveelheid emissies. Dit komt onder andere doordat
de emissiefactoren worden bepaald op basis van typisch snelweggedrag (waarin
rekening wordt gehouden met files). In werkelijkheid zal het exacte rijgedrag (file of
geen file) afwijken van deze typische situaties).
38 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
5.1.2 Achtergrondconcentraties
De gehanteerde achtergrondconcentraties zijn afkomstig uit het van toepassing
zijnde scenario (BBR). De onnauwkeurigheid in de achtergrondconcentratie van de
jaargemiddelde NO2- en PM10-concentraties is een gegeven en wordt geschat op
circa 30%.
5.2 Onzekerheden in de toegepaste methode
5.2.1 Windtunnelmetingen
De windtunnelmetingen zijn uitgevoerd voor windrichtingstappen van 30 graden. Bij
kleinere windrichtingstappen worden de metingen nog wat nauwkeuriger.
Het totaal van de onzekerheid in de nauwkeurigheid van meetapparatuur
(concentratiemetingen, meettijd) en de nauwkeurigheid van instellen van
windtunnelsnelheid, debiet tracergas en uniformiteit lijnbronnen wordt geschat op
8%.
5.2.2 Koppelmethode voor windsnelheden
Bij elke methode (windtunnel, rekenmodel, CFD etc.) zal er een koppeling gemaakt
moeten worden van de windsnelheden op de beschouwde locatie naar de
windsnelheden in het meteostation. Deze koppeling is in principe
windrichtingafhankelijk en is ook per windrichting afhankelijk van de
ruwheidsovergangen (zoals bijvoorbeeld weiland-stad) binnen een straal van 5 tot
10 km van de bouwplaats. Er kunnen hiervoor verschillende methoden gehanteerd
worden. Bij de windtunnelmetingen is gebruik gemaakt van de methode die ook
voor windhinderstudies wordt toegepast (Vermeulen/Hooftman, 1980). Uit
Visser/Cleijne (1994) blijkt dat met deze methode een goede voorspelling van het
windklimaat verkregen kan worden. De onzekerheid in deze koppelmethode wordt
geschat op circa 10%.
5.2.3 Verkeergeïnduceerde turbulentie
De onzekerheid in de gerapporteerde verkeersbijdrage als gevolg van onzekerheid
in de modellering van verkeers-geïnduceerde turbulentie wordt geschat op 10%.
5.2.4 Opschaling
In de windtunnelmodellen is een gebied met een diameter van circa 800 meter
gemodelleerd. Voor het in de windtunnel gemodelleerde tracé van 800 meter wordt
bij de verspreiding automatisch rekening gehouden met alle aanwezige en
gemodelleerde gebouwen in de omgeving. De bijdragen van de weggedeelten
buiten het in de windtunnel gemodelleerde gebied aan de meetpunten op de
draaischijf zijn door middel van berekeningen met het Pluim Snelweg
verspreidingsmodel voor wegverkeeremissies in rekening gebracht. Hierbij kan
geen rekening gehouden worden met de specifieke bebouwing.
Hoewel deze concentratiebijdragen over het algemeen niet groot zijn, zijn onnauw-
keurigheden in de rekenmethode toch niet geheel verwaarloosbaar. Gezien de
ligging van de meetpunten zal de onzekerheid in de orde grootte van circa 2%.
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 39 / 46
5.2.5 Overeenkomst gemodelleerde en werkelijke grenslaag
Een windtunnel heeft de mogelijkheid om een beperkt aantal grenslagen,
overeenkomstig met een beperkt aantal ruwheden te genereren. De onzekerheid in
de gemeten concentratie die kan ontstaan doordat de grenslaag niet helemaal
overeenkomt met de werkelijke grenslaag wordt geschat op 20%. Deze schatting is
mede ontleend aan een benchmarkonderzoek voor de case Rotterdam-Overschie,
waarin gegeven een set voorwaarden waaraan het windtunnelonderzoek moet
voldoen, de spreiding tussen de resultaten van de deelnemende windtunnels is
onderzocht.
5.2.6 Omrekening van NO in NO2
Voor de omrekening van NO naar NO2 is de methode uit het Pluim Snelweg
verspreidingsmodel voor wegverkeeremissies gebruikt. De methode berust op een
semi-empirische formule die, afhankelijk van de windrichting, de NO2-vorming door
reactie van NO met achtergrond-ozon (O3) beschrijft. Hoewel deze formule
eenvoudig is, is de nauwkeurigheid vrij groot, doordat de NO2-vorming in de praktijk
begrensd wordt door de beschikbare achtergrond-ozon. Daardoor is ook de
relatieve invloed van de achtergrondconcentratie voor NO2 beduidend groter dan
voor NOx, met als gevolg dat bij gegeven achtergrondconcentratie de onzekerheid
in de totale NOx-concentratie meestal groter is dan die voor NO2.
Voor de omzetting wordt over het algemeen rekening gehouden met een
onzekerheid van circa 15% in de NO2 bijdrage van de weg . Dit geldt uiteraard
zowel voor de windtunnelmetingen als voor berekeningen met het Pluim Snelweg
verspreidingsmodel voor wegverkeeremissies.
In verband met de chemische stabiliteit van PM10, speelt enige vorm van omzetting
voor fijn stof geen rol.
5.2.7 Onzekerheid in verkeersbijdrage
Bovenstaande onzekerheden worden onafhankelijk van elkaar verondersteld en
kunnen daarom kwadratisch worden opgeteld. De schatting van de onzekerheid in
de NO2-bijdrage en PM10-bijdrage is dan respectievelijk gelijk aan 29% en 25%. De
onzekerheid in de verkeersemissies in hierin niet meegenomen.
5.3 Schatting van de totale onzekerheid
De schatting van de totale onzekerheid is bepaald aan de hand van het meetpunt
met de hoogste concentratie. Voor dit meetpunt zijn de absolute onzekerheid in de
bijdrage en achtergrond kwadratisch opgeteld.
De onzekerheid in de lokale bijdrage en de onzekerheid in de
achtergrondconcentratie leidt tot een totale onzekerheid in de bepaalde NO2-
concentraties (achtergrond + lokale bijdrage) van circa 21%.
De onzekerheid in de lokale bijdrage en de onzekerheid in de
achtergrondconcentratie leidt tot een totale onzekerheid in de bepaalde PM10-
concentraties (achtergrond + lokale bijdrage) van circa 26%.
40 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 41 / 46
6 Conclusies
In het kader van de door het Rijk (ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M)), per
2 juli 2012, doorgevoerde snelheidsverhoging op de A10 West wil de gemeente
Amsterdam inzicht krijgen in de lokale luchtkwaliteit.
In de windtunnel is de verspreiding van de emissies van het wegverkeer van de
A10 en de Bos en Lommerweg onderzocht, rekening houdend met de specifieke
lokale bebouwingsomstandigheden. Voor de omrekening van windtunnelresultaten
naar jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 is gebruik gemaakt van de
achtergrondconcentraties en emissiefactoren volgens het scenario Beleid
Bovenraming (BBR) van april 2011 en 2013.
Ruimtelijk variëren de berekende concentraties ten gevolge van ondermeer de
variërende hoogteligging van de weg, de aanwezigheid van bebouwing, de
oriëntatie van de weg ten opzichte van de windroos en de waarde van de
achtergrondconcentratie ter plaatse.
Het windtunnelonderzoek heeft de volgende resultaten opgeleverd:
Jaargemiddelde NO2-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat in 2011 de verruimde grenswaarde voor jaargemiddelde
NO2-concentratie op geen van de beschouwde meetpunten wordt overschreden.
In 2015 wordt de grenswaarde voor jaargemiddelde NO2-concentratie,
onafhankelijk van het gekozen BBR-scenario en snelheidsregime, ter hoogte van
een tweetal locaties direct grenzend aan de A10 West, overschreden.
Uurgemiddelde NO2-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat de uurgemiddelde norm in 2011 en 2015, ter hoogte van
de beschouwde meetpunten in geen van de beschouwde varianten zal worden
overschreden.
Jaargemiddelde PM10-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarde voor jaargemiddelde PM10-concentratie
in 2011 en 2015, ter hoogte van de beschouwde meetpunten in geen van de
beschouwde varianten zal worden overschreden.
Etmaalgemiddelde PM10-concentraties
Uit het onderzoek blijkt dat de norm voor de etmaalgemiddelde PM10-concentratie in
2011 en 2015, ter hoogte van de beschouwde meetpunten in geen van de
beschouwde varianten zal worden overschreden.
42 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport | TNO 2013 R11202 43 / 46
7 Referenties
1. Profielenboek windtunnel TNO-MEP.
2. Vermeulen, P.E.J.; Hooftman, P. (1980).
Methode ter bepaling van het verband tussen de windsnelheid bij een
gebouw en de lokale windsnelheden zoals gemeten bij een maquette in de
windtunnel. MT-TNO rapport 80-02760, 1980
3. Velders et. al., (2011)
Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland, Rapportage
2011, Planbureau voor de leefomgeving (PBL), Bilthoven, juni 2011.
4. Velders et. al., (2013)
Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland, Rapportage
2013, Planbureau voor de leefomgeving (PBL), Bilthoven, mei 2013.
5. Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007
Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer van 8 november 2007, nr.LMV2007.109578, houdende regels
met betrekking tot het beoordelen van de luchtkwaliteit (Regeling
beoordeling luchtkwaliteit 2007).
44 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
TNO-rapport ITNO 2013 R11202
I Goedkeuring
Naam en adres van de opdrachtgever:Gemeente AmsterdamDienst lnfrastructuur Verkeer en Vervoert.a.v. dhr. Drs. D. GelauffPostbus 922
1000 AX Amsterdam
Namen en functies van de projectmedewerkers:
lng. W.W.R. Koch - projectleiderlng. J.H. Weststrate - wetenschappelijk medewerkerF.C. Balster - meet assistent
Datum waarop, of tijdsbestek waarin, het ondezoek heeft plaatsgehad:
Januari 2013 - Oktober 2013
Naam en paraaftweede lezer:
Drs. S.W. van Ratingen
45146
Autorisatie vrijgave:
Drs. H.C. BorstResearch Manager
lng.$/JW.R. Koch
46 / 46 TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Bijlage A | 1/3
TNO-rapport | TNO 2013 R11202
A Bepaalde K-factoren ter hoogte van de meetpunten langs de A10 West te Amsterdam
Tabel A1 De bepaalde K-factoren van de hoofdrijbanen van de A10 West (Einsteinweg).
Meetpunt
nr.
Windrichting (graden)
0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330
1 3.02E-06 2.53E-05 1.54E-06 2.52E-06 3.23E-05 1.06E-04 1.60E-04 9.22E-05 5.42E-05 1.13E-04 7.87E-05 4.74E-05
2 2.00E-05 3.73E-05 1.00E-05 1.49E-05 4.76E-05 8.96E-05 1.79E-04 9.65E-05 5.21E-05 9.31E-05 6.26E-05 6.60E-05
3 1.45E-04 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 2.45E-06 1.43E-05 2.55E-05 3.53E-05 4.29E-05 6.02E-05 6.44E-05
4 4.90E-05 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 6.42E-06 2.56E-05 3.10E-05 3.89E-05 3.07E-05 5.35E-05 7.16E-05
5 2.89E-05 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 7.87E-06 1.52E-05 1.56E-05 8.95E-06 1.80E-05
6 7.89E-07 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 4.40E-07 1.42E-05 1.24E-05 5.41E-06 2.68E-05
7 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 1.35E-05 2.25E-05 2.11E-05 1.38E-05
8 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 9.42E-06 1.76E-05 1.94E-05 1.89E-06
9 1.92E-04 2.29E-04 1.94E-04 4.37E-04 2.92E-04 5.62E-05 1.66E-04 2.36E-04 1.27E-04 8.66E-05 4.82E-05 8.85E-05
10 3.38E-04 1.35E-05 8.90E-05 4.22E-05 1.72E-05 6.90E-05 7.05E-05 4.51E-05 3.40E-04 3.69E-04 3.60E-04 2.89E-04
11 6.79E-07 2.63E-05 3.82E-05 4.19E-05 3.35E-05 9.28E-06 1.61E-06 1.22E-06 1.11E-06 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00
12 5.33E-06 3.53E-05 3.89E-06 3.08E-05 4.50E-05 8.91E-05 7.19E-05 8.18E-05 3.77E-05 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00
13 2.00E-05 6.92E-05 8.78E-05 5.56E-05 8.82E-05 1.30E-04 7.81E-05 3.37E-05 2.11E-06 7.76E-07 1.04E-06 1.22E-05
14 2.07E-06 2.40E-05 3.37E-08 9.99E-07 3.06E-05 9.94E-05 1.73E-04 9.79E-05 4.96E-05 9.82E-05 8.56E-05 3.61E-05
Gemodelleerde weglengte bedraagt 798 meter (per rijbaan).
Bijlage A | 2/3
TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Tabel A2 De bepaalde K-factoren van de parallelrijbanen van de A10 West (Einsteinweg).
Meetpunt
nr.
Windrichting (graden)
0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330
1 1.09E-05 5.53E-05 1.84E-06 2.24E-06 7.06E-05 2.52E-04 3.46E-04 1.18E-04 6.96E-05 1.17E-04 1.03E-04 1.12E-04
2 9.85E-05 8.97E-05 7.07E-06 2.60E-05 1.14E-04 2.53E-04 4.10E-04 1.13E-04 5.87E-05 9.10E-05 6.26E-05 1.43E-04
3 1.27E-04 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 3.47E-06 8.06E-05 6.84E-05 3.04E-05 7.37E-05 4.47E-05 3.55E-05
4 6.96E-05 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 8.68E-06 1.03E-04 7.59E-05 4.98E-05 5.82E-05 6.12E-05 5.44E-05
5 3.89E-05 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 2.19E-05 4.21E-05 8.35E-05 5.33E-05 2.76E-05
6 2.61E-06 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 7.13E-07 1.71E-05 4.80E-05 3.82E-05 3.44E-05
7 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 1.28E-05 3.65E-05 3.01E-05 1.99E-05
8 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 8.63E-06 2.32E-05 2.02E-05 2.53E-06
9 1.74E-04 8.80E-04 6.55E-04 4.98E-04 1.12E-03 9.96E-04 2.34E-03 8.50E-04 1.89E-04 1.03E-04 1.04E-04 1.73E-04
10 7.38E-04 1.71E-05 1.50E-04 4.93E-05 2.18E-05 7.74E-05 4.06E-04 9.29E-04 6.77E-04 6.77E-04 7.05E-04 5.67E-04
11 7.07E-07 4.84E-05 4.97E-05 5.00E-05 6.18E-05 8.72E-06 1.95E-06 1.42E-06 8.15E-07 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00
12 3.06E-05 6.25E-05 9.52E-06 3.17E-05 7.98E-05 2.03E-04 1.88E-04 1.50E-04 6.31E-05 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00
13 7.59E-05 1.31E-04 2.38E-04 1.63E-04 1.68E-04 1.51E-04 1.01E-04 2.70E-05 2.66E-06 6.90E-07 2.71E-06 2.40E-05
14 8.63E-06 6.23E-05 0.00E+00 9.70E-08 7.95E-05 2.58E-04 3.84E-04 1.48E-04 7.13E-05 9.58E-05 1.43E-04 1.02E-04
Gemodelleerde weglengte bedraagt 792 meter (per rijbaan).
Bijlage A | 3/3
TNO-rapport | TNO 2013 R11202
Tabel A3 De bepaalde K-factoren van de Bos en Lommerweg.
Meetpunt
nr.
Windrichting (graden)
0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330
1 0.00E+00 6.86E-06 0.00E+00 0.00E+00 8.75E-06 2.00E-05 1.51E-05 1.72E-05 1.78E-05 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00
2 0.00E+00 8.06E-06 0.00E+00 0.00E+00 1.03E-05 1.97E-05 1.49E-05 1.62E-05 1.64E-05 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00
3 2.82E-05 0.00E+00 5.18E-05 2.44E-06 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 9.51E-07 8.71E-07 1.37E-06 3.69E-05 1.33E-05
4 4.86E-05 0.00E+00 1.10E-04 2.61E-05 0.00E+00 0.00E+00 0.00E+00 1.96E-05 5.93E-06 1.14E-05 4.88E-05 1.54E-05
5 3.16E-05 2.11E-06 1.80E-04 1.09E-04 2.69E-06 2.11E-05 2.26E-04 2.11E-04 7.86E-05 1.09E-04 8.64E-05 3.42E-05
6 6.12E-05 4.83E-04 1.58E-04 2.87E-04 6.16E-04 6.22E-04 1.05E-04 6.71E-05 5.73E-04 1.43E-04 1.28E-04 9.17E-05
7 2.70E-04 5.74E-04 2.11E-04 3.64E-04 7.32E-04 4.17E-04 1.48E-04 2.99E-04 7.36E-04 1.48E-04 2.04E-04 1.71E-04
8 2.44E-04 1.29E-04 2.19E-05 1.37E-05 1.64E-04 4.92E-04 7.47E-04 6.50E-04 5.90E-04 2.56E-04 2.75E-04 2.26E-04
9 9.91E-07 5.11E-05 2.60E-05 2.89E-05 6.52E-05 7.05E-05 7.11E-05 4.70E-05 1.81E-05 5.44E-05 3.56E-06 9.90E-07
10 1.80E-05 7.92E-07 2.58E-05 2.49E-06 1.01E-06 1.33E-06 1.58E-06 1.58E-06 1.35E-06 1.43E-06 2.87E-05 1.59E-05
11 2.75E-04 4.39E-04 3.96E-04 3.11E-04 5.60E-04 3.73E-05 2.17E-04 1.18E-03 8.18E-04 2.09E-04 3.36E-04 3.15E-04
12 8.34E-07 6.69E-06 8.58E-07 7.98E-07 8.53E-06 1.89E-05 1.67E-05 1.73E-05 1.53E-05 1.20E-06 1.14E-06 1.33E-06
13 0.00E+00 2.67E-05 0.00E+00 6.46E-06 3.40E-05 2.16E-05 7.28E-05 5.72E-05 6.38E-05 3.98E-05 0.00E+00 0.00E+00
14 0.00E+00 6.62E-06 0.00E+00 6.87E-07 8.44E-06 1.93E-05 1.46E-05 1.52E-05 1.51E-05 1.48E-06 0.00E+00 0.00E+00
Gemodelleerde weglengte bedraagt 753 meter (per rijbaan).