op weg naar een nieuwe maat voor (mal)adaptieve … · 2019. 9. 29. · validatie van emotion...

67
OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE EMOTIE- REGULATIE VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantal woorden: 13.141 Amber Ghyselen Studentennummer: 01404002 Promotor: Kristof Hoorelbeke Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie Academiejaar: 2018 - 2019

Upload: others

Post on 21-Feb-2021

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT

VOOR (MAL)ADAPTIEVE EMOTIE-

REGULATIE VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE

Aantal woorden: 13.141

Amber Ghyselen Studentennummer: 01404002

Promotor: Kristof Hoorelbeke

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Psychologie,

afstudeerrichting Klinische Psychologie

Academiejaar: 2018 - 2019

Page 2: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

2

Woord vooraf

Deze masterproef is het resultaat van een intensief, lang proces. Het schrijven

van de masterproef was voor mij een periode van vallen en opstaan. Schrijven,

lezen, herschrijven en herlezen om tot dit resultaat te komen. Er waren heel wat

momenten waarop de inspiratie mij ontbrak en de stress verhoogde. Ik dacht

vaak “dit raakt nooit op tijd af”, maar telkens raakte ik door de moeilijkheden, met

de hulp van een aantal mensen. Dit resultaat was niet mogelijk geweest zonder

de steun en hulp van enkele belangrijke personen. Jullie inbreng was van

onschatbare waarde. Waarvoor dank.

Mijn bijzondere dank gaat uit naar mijn begeleider Kristof Hoorelbeke voor zijn

nauwkeurige opvolging en ondersteuning bij elke stap in het tot stand komen van

mijn masterproef. Bedankt voor de constructieve feedback en aanmoedigende

woorden. Hij slaagde er steeds in mijn motivatie aan te wakkeren. Doorheen de

afgelopen twee jaar is mijn interesse in dit onderwerp enorm gestegen.

Daarnaast wil ik graag mijn vriend en vriendin bedanken voor de opkikkertjes

tijdens deze periode van ups-and-downs.

Als laatste wil ik alle mensen bedanken die mijn masterproef hebben nagelezen.

Zonder jullie opbouwende feedback kon ik dit niet bekomen.

Amber Ghyselen, 15 mei 2019

Page 3: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen
Page 4: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

Abstract

In de context van psychopathologie is emotieregulatie (ER) een belangrijke

factor. ER kan een reden zijn waarom mensen al dan niet psychopathologische

symptomen ontwikkelen bij stressoren. ER wordt typisch opgedeeld in twee

soorten: adaptieve en maladaptieve ER strategieën. Adaptieve ER strategieën

correleren negatief met psychopathologie en maladaptieve ER strategieën

correleren positief. Daarbij wordt nog te weinig aandacht gespendeerd aan de

context waarin deze ER strategieën ingezet worden, in het bijzonder, of het al

dan niet optreden van (mal)adaptieve ER strategieën intentioneel is of eerder het

gevolg van een falen om de strategieën te vermijden/na te streven. Hiertoe toetst

de huidige studie een nieuw instrument dat beoogt deze twee dimensies in kaart

te brengen. We wijzigden de Cognitive Emotion Regulation Questionnaire

(CERQ), waarbij we voor elk van de 36 items twee vragen toevoegden: één item

rond ER intentie en één item rond ER goal achievement. Vervolgens gingen we

na in welke mate deze informatie variantie in depressieve-, angst-, en

stressklachten kan voorspellen, bovenop indicatoren voor frequentie van gebruik

van (mal)adaptieve ER strategieën (N = 120). Onze resultaten tonen aan dat

toevoeging van de items rond ER intentie en goal achievement toelaat significant

meer variantie in depressie, angst en stress te verklaren. In het bijzonder lijkt dit

het geval voor adaptieve ER strategieën. De maladaptieve ER strategieën van

de nieuwe maat voorspellen psychopathologie daarentegen niet beter dan de

bestaande indicatoren voor frequentie van gebruik van maladaptieve ER

strategieën. Deze studie vormt de eerste stap in het valideren van deze nieuwe

vragenlijst.

Page 5: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

3

Inhoudstafel

Angst- en stemmingsstoornissen ....................................................................... 1

Emotieregulatie ................................................................................................... 3

Wat is emotieregulatie? ............................................................................................ 3

Verschillende emotieregulatie modellen .................................................................... 5

Emotieregulatie en psychopathologie .................................................................. 7

Adaptief vs. Maladaptief ............................................................................................ 7

Ruminatie als meest belangrijke emotieregulatie strategie? ....................................... 9

CERQ en psychopathologie .................................................................................... 10

Adaptiviteit van emotieregulatie herbekeken ...................................................... 12

Context en flexibiliteit .............................................................................................. 12

Metacognities en ER intentie .................................................................................. 14

Huidige studie ................................................................................................... 17

Methode............................................................................................................ 19

Steekproef ........................................................................................................ 19

Opzet ................................................................................................................ 19

Materiaal........................................................................................................... 20

Apparatuur ............................................................................................................. 20

Vragenlijsten .......................................................................................................... 20

Positive Affect Negative Affect Scale (PANAS) .............................................................. 20

Depression Anxiety Stress Scales (DASS) .................................................................... 21

Page 6: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

Cognitive Emotion Regulation Questionnaire (CERQ) ................................................... 22

Emotion Regulation Intention and Goal achievement (ERIG) ....................................... 23

Procedure ......................................................................................................... 25

Resultaten ....................................................................................................... 27

Steekproefkarakteristieken ............................................................................... 27

Betrouwbaarheid van de vragenlijsten ............................................................. 28

Samenhang tussen vragenlijsten ..................................................................... 29

Hiërarchische lineaire regressie ....................................................................... 30

Primaire analyse .................................................................................................... 30

Secundaire analyses .............................................................................................. 32

Discussie......................................................................................................... 34

Mogelijke verklaringen ...................................................................................... 37

Theoretische en klinische implicaties ............................................................... 40

Sterktes, beperkingen en toekomstig onderzoek.............................................. 41

Conclusie.......................................................................................................... 43

Referentielijst .................................................................................................. 44

Page 7: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen
Page 8: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

1

Angst- en stemmingsstoornissen

Angst- en stemmingsstoornissen zijn wereldwijd veel voorkomende

vormen van psychopathologie. Angststoornissen zijn de meest prevalent

voorkomende classificatie van stoornissen. Namelijk 28,8% van de bevolking

ontwikkelt in zijn leven een angststoornis. Een specifieke fobie en een sociale

fobie zijn de meest voorkomende angststoornissen, respectievelijk 12,5% en

12,1%. Hiernaast zijn stemmingsstoornissen, met een lifetimeprevalentie van

20,8%, ook zeer prominent aanwezig in de populatie. Depressie is de meest

voorkomende stemmingsstoornis, namelijk 16,6% van de bevolking zal in zijn

leven een depressie ontwikkelen (Kessler, Berglund, Demler, Jin, & Walters,

2005).

Onder angststoornissen vallen de separatiestoornis, het selectief

mutisme, de specifieke fobie, de sociale fobie, de paniekstoornis, de agorafobie,

de gegeneraliseerde angststoornis, de angststoornis door een middel/medicatie

of door middel van een somatische aandoening en als laatste de andere en

ongespecificeerde angststoornis (American Psychiatric Association; APA, 2014).

De DSM-5 onderscheidt meerdere stemmingsstoornissen, namelijk de

disruptieve stemmingsstoornis, de depressie, de dysthymie (persisterende

depressieve stoornis), de premenstruele stemmingsstoornis, de depressieve

stemmingsstoornis door een middel/medicatie of door een somatische

aandoening en als laatste de andere en ongespecificeerde depressieve

stemmingsstoornis (APA, 2014).

Deze psychopathologieën gaan gepaard met heel wat lijden. Zo wordt

depressie bijvoorbeeld in verband gebracht met verschillende lichamelijke

problemen zoals diabetes, beroertes, cardiovasculaire problemen en obesitas

(Penninx, Milaneschi, Lamers, & Vogelzangs, 2013). Angst- en

stemmingsstoornissen zijn ook gecorreleerd met academische moeilijkheden.

Jongeren met mentale stoornissen hebben bijvoorbeeld een grotere kans om

vroegtijdig te stoppen met school (Kessler, Foster, Saunders, & Stang, 1995).

Naast lichamelijke en academische gevolgen zijn er ook mentale gevolgen.

Patiënten met een depressie of een angststoornis hebben bijvoorbeeld een

verhoogde kans op suïcide (Diefenbach, Woolley, & Goethe, 2009; Mineka,

Page 9: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

2

Watson, & Clark, 1998). Depressie is zelfs de grootste psychologische oorzaak

voor zelfdoding (Wilson, Nathan, O'Leary, & Clark, 1996).

Angst- en stemmingsstoornissen zijn moeilijk te behandelen. Dit wordt

duidelijk als we kijken naar de cijfers van herval. Yonkers, Bruce, Dyck en Keller

(2003) tonen met hun onderzoek aan dat na acht jaar follow-up al 43% van de

mannen en 36% van de vrouwen is hervallen. In het onderzoek van Ramana en

collega's (1995) zien we dat 70% van de patiënten met depressie verbetering

ervaren in hun symptomen. Er blijft echter nog een groep van 30% over die na

behandeling nog steeds symptomen ervaart. Daarnaast verschijnt ook het

probleem van herval bij depressieve stoornissen. 40% van de mensen die een

depressie doormaakten, hervalt. De behandeleffectiviteit voor beide stoornissen

is dus niet optimaal.

De studie van Brown en Harris (1978) en Hammen (2005) toont aan dat

depressieve klachten vaak getriggerd worden door stresserende

levensgebeurtenissen. Stressoren zijn echter veel voorkomend. Een belangrijke

vraag daarbij is ‘Wat maakt dat iemand depressieve klachten zal ontwikkelen bij

confrontatie met stresserende levensgebeurtenissen, terwijl anderen dergelijke

klachten niet ontwikkelen?’. In deze context lijkt emotieregulatie (ER) een

belangrijke factor. Zo tonen verschillende studies aan dat moeilijkheden in het

reguleren van emoties een belangrijke kwetsbaarheidsfactor vormt voor angst-

en stemmingsstoornissen (Campbell-Sills & Barlow, 2007; Gross & Munoz, 1995;

Mennin, Holaway, Fresco, Moore, & Heimberg, 2007). Mensen ondergaan niet

zomaar hun emoties, maar proberen daar actief mee aan de slag te gaan

(Joormann & Stanton, 2016). Personen met depressieve klachten gebruiken

vaker ER strategieën die minder effectief zijn en voor ongunstigheden zorgen.

Depressieve patiënten ervaren ook moeilijkheden bij het toepassen van de

eerder effectieve ER strategieën (Joormann & Siemer, 2014; Joormann &

Vanderlind, 2014).

Verschillende psychologische stoornissen worden geassocieerd met

moeilijkheden in verband met emoties en ER (Berenbaum, Raghavan, Le,

Vernon, & Gomez, 2003; Greenberg, 2002; Kring & Bachorowski, 1999; Mennin

& Farach, 2007). Daarbij kunnen we verstoorde ER processen dus zien als een

Page 10: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

3

transdiagnostische kwetsbaarheidsfactor voor psychopathologie (Aldao, 2012;

Sloan & Kring, 2010). Borderline persoonlijkheidsstoornis (Linehan, 1993; Lynch,

Trost, Salsman, & Linehan, 2007), majeure depressie (Nolen-Hoeksema, Wisco,

& Lyubomirsky, 2008; Rottenberg, Gross, & Gotlib, 2005), bipolaire stoornis

(Johnson, 2005), gegeneraliseerde angststoornis (Mennin et al., 2007), sociale

angststoornis (Kashdan & Breen, 2008), eetstoornissen (Bydlowski et al., 2005;

Clyne & Blampied, 2004; Fairburn et al., 1995; McCarthy, 1990; Polivy & Herman,

2002), alcohol gerelateerde problemen (Sher & Grekin, 2007; Tice, Bratslavsky,

& Baumeister, 2001) en breder middelenmisbruik (Fox, Axelrod, Paliwal, Sleeper,

& Sinha, 2007; Linehan et al., 2002; Sher & Grekin, 2007; Tice et al., 2001)

worden gekarakteriseerd door uitgesproken moeilijkheden met ER.

Daartegenover hebben individuen die geen moeilijkheden ervaren met ER kans

op betere relaties en gunstigere school- en werkprestaties (Brackett & Salovey,

2004; John & Gross, 2004). Wij zullen ons verder in de studie specifiek focussen

op depressie- en angststoornissen. Bijgevolg is het belangrijk om tot een beter

begrip te komen van hoe ER zich verhoudt tot psychopathologie. Daarbij

focussen we ons met name op de relatie van ER met angst- en

depressieklachten.

Emotieregulatie

Wat is emotieregulatie?

De laatste jaren kreeg ER meer aandacht in het onderzoeksveld van de

psychologie. Slechts de laatste 20 jaar is de psychologie zich gaan verdiepen in

de eeuwenoude discussie: ‘Waaruit bestaat effectieve ER?'. Vooraleer ER een

belangrijk onderwerp werd in de psychologie, was dit materie van de filosofie

(Gross, 1998b).

Een belangrijke psycholoog die het onderzoek omtrent ER op zich nam,

was James J. Gross. Zo definieerde hij ER als het proces waarbij een individu

beïnvloedt welke emoties hij of zij ervaart, wanneer hij of zij deze voelt, hoe hij of

zij deze beleeft en hoe hij of zij deze uitdrukt (Gross, 1998b). Reguleren kan

automatisch of gecontroleerd, bewust of onbewust en kan zijn effect hebben op

één punt of op meerdere punten in het proces. ER impliceert verandering in de

Page 11: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

4

verschillende componenten van emoties, namelijk in de emotionele dynamiek

(Thompson, 1990), de latentie, de begintijd, de omvang en de duur (Gross,

1998b).

Binnen deze definitie van ER kunnen we vijf belangrijke aspecten

onderscheiden: (1) Bij ER gaat het over het verminderen, behouden of doen

toenemen van negatieve en/of positieve emoties (Parrot, 1993); (2) LeDoux

(1994) en Panksepp (1982) vonden door middel van onderzoek naar neuronale

circuits dat er verschillende mechanismen zijn om onze emoties te reguleren; (3)

Deze definitie is gericht op de regulatie van eigen emoties en niet op die van

anderen; (4) Er zijn bewuste en onbewuste ER strategieën, Gross (1998b) ziet

ER net als Shiffrin en Schneider (1977) als een continuüm, gaande van bewust

en gecontroleerde ER die inspanning vraagt, naar onbewuste, moeiteloze en

automatische regulatie; (5) Tot slot is het van groot belang geen a priori

assumptie te hebben over ER (Thompson & Calkins, 1996). ER hoeft niet per se

‘goed’ of ‘slecht’ te zijn.

ER kunnen we onderscheiden van andere gerelateerde concepten zoals

coping, stemmingsregulatie, stemmingsherstel, verdedigen en affectregulatie

(Gross, 1998b). Ondanks het feit dat ER vaak vergeleken wordt met coping,

verschillen beiden van focus. Zo concentreert coping zich op de afname van

negatieve emoties. ER kan daarentegen gebruikt worden om negatieve emoties

in te tomen, maar ook om positieve emoties te doen toenemen.

Stemmingsregulatie en stemmingsherstel zijn ook twee concepten die vaak in

verband gebracht worden met ER. Beide zijn eerder geassocieerd met de

ervaring van emoties in plaats van het gedrag bij die emotie (Forgas, 1995;

Parkinson, Totterdell, Briner, & Reynolds, 1996; Thayer, 1996). Als vierde begrip

is er 'verdediging'. Individuen gaan zich verdedigen tegen negatieve emoties,

bijvoorbeeld zichzelf beschermen in een angstige situatie door weg te vluchten.

Deze vorm van regulatie is meestal onbewust (Bond, Gardner, Christian, & Sigal,

1983) Als laatste gerelateerd concept is er affectregulatie. Dit wordt eerder gezien

als een overkoepelend begrip voor alle bovenstaande termen. Het is belangrijk

deze kleine nuances in het achterhoofd te houden.

ER is sterk cultureel bepaald. Hoewel de nood om emoties te reguleren

Page 12: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

5

sterker is in het Westen, heeft elke cultuur nood om deze te reguleren (Gross,

1998b). Er is discussie over hoeveel regulatie nu precies adequaat is. Afhankelijk

van het perspectief dat ingenomen wordt ten opzichte van emoties wordt een

verschillende striktheid van regulatie toegepast. Wordt emotie in een positief licht

gesteld, zoals Aristotle (1941) en Hume (1969) doen, dan kun je een minder

strikte vorm van regulatie toepassen. Zie je emoties eerder als iets negatiefs, dan

lijkt een sterkere vorm van regulatie beter (Ryle, 1949; Seneca, 1963).

Verschillende emotieregulatie modellen.

In de afgelopen jaren werden verschillende psychologische modellen rond

ER geponeerd. Als eerste wordt het model van Gross (1998b) besproken. Dit is

een temporeel procesmodel. Vervolgens bespreken we twee strategie

gebaseerde modellen. Als laatste halen we twee modellen aan die gebaseerd

zijn op basis van de vaardigheden die je gebruikt bij het reguleren van je emoties

(ability-based modellen).

Gross (1998b) maakt in het proces van ER een onderscheid tussen vijf

verschillende fasen, namelijk (1) selecteren van emoties, (2) veranderen van de

situaties, (3) gebruiken van aandacht, (4) veranderen van cognities en als laatste,

(5) moduleren van responsen. Dit model beschrijft in welke fase van de

emotionele beleving ingegrepen kan worden. Bij het proces van ER hebben we

als eerste fase 'selecteren van emoties'. Hier gaan mensen toenadering zoeken

naar bepaalde individuen, voorwerpen of plaatsen of gaan ze deze juist vermijden

om hun emoties te reguleren (Aspinwall & Taylor, 1997). Volgens Scherer,

Wallbott en Summerfield (1986) is het essentieel de elementen van de situatie te

kennen waardoor mensen emotioneel worden. Hierdoor leer je het proces

begrijpen. Het tweede deel, veranderen van de situatie, refereert naar de actieve

aanpassingen die je uitvoert om de situatie te veranderen. Op die manier kun je

de emotionele impact verminderen. De volgende stap in het proces houdt in dat

je aandacht gebruikt. Afleiding zoeken, concentreren en rumineren zijn

verschillende technieken om met je aandacht om te gaan. Vervolgens

veranderen we onze cognities. Iedereen evalueert zijn eigen capaciteit om

cognities te veranderen, maar het is net in die evaluaties dat er iets moet wijzigen

Page 13: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

6

(Frijda, 1986). Enkele manieren om dit te doen, zijn ontkennen (Gross, 1998b),

herevaluatie en aanvaarding (Naragon-Gainey, McMahon, & Chacko, 2017). De

laatste stap in het proces is 'moduleren van de respons'. De andere vier

processen zijn vroege ER processen, maar dit proces gebeurt pas later. Pas als

de neiging tot ER al begonnen is, komt dit deel van het gehele proces aan de

beurt. Voorbeelden van dergelijke technieken zijn vermijding en suppressie

(Naragon-Gainey et al., 2017). De ER strategieën waar we ons later op zullen

focussen komen uit fase twee tot vijf.

Naragon-Gainey en collega's (2017) merken op dat de opdeling volgens

Gross (1998b) slechts één manier is om ER strategieën onder te verdelen. Naast

zijn temporeel proces model zijn er namelijk twee strategie gebaseerde modellen.

Als eerste hebben we een opdeling volgens adaptieve en maladaptieve effecten

van ER (Aldao & Nolen-Hoeksema, 2012; Aldao, Nolen-Hoeksema & Schweizer,

2010). Wanneer er een negatieve associatie is met psychopathologie kunnen we

de methode interpreteren als adaptief, maar wanneer deze correlatie positief is,

is het een maladaptieve techniek. Deze opsplitsing wordt later nog besproken.

Naast adaptief - maladaptief kunnen we nog een andere opsplitsing maken,

namelijk die van cognitief/gesloten en gedragsmatig/open. Vermijden, rumineren,

aanvaarden en afleiding zoeken zijn cognitieve, gesloten technieken, terwijl

gedragsmatige vermijding, middelengebruik, eten, sporten en sociale activiteiten

eerder gedragsmatige, open strategieën zijn (Aldao & Dixon-Gordon, 2014).

Een derde benadering vinden we terug in de ability-based modellen,

waarbij de nadruk gelegd wordt op de verschillende vaardigheden die effectieve

ER faciliteren. De Difficulties in Emotion Regulation Scale (DERS; Gratz &

Roemer, 2004) is een meetinstrument dat de domeinen van dergelijk ability-

based model in kaart brengt. De DERS meet zes verschillende vaardigheden en

geeft weer in welke mate participanten moeilijkheden ervaren op die domeinen.

Als eerste vaardigheden zijn er het bewust zijn en begrijpen van de emoties, daar

is het herkennen en de helderheid van de emotie van belang. Vervolgens reageer

je op emoties. Hier wordt aanvaarding als belangrijke strategie naar voor

geschoven. Daarna is er de moderatie van de effecten van negatieve emoties op

gedrag. Hier wordt ingezet op doel gerelateerde gedragingen en controle van

Page 14: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

7

impulsen. Tot slot is er de verkregen toegang tot effectieve ER strategieën. Het

tweede ability-based model is het “Adaptive Coping with Emotions” (ACE) model.

Dit model houdt zich bezig met de adaptieve regulatie van emoties. Het ACE

plaatst de nadruk op de mogelijkheid emoties te tolereren en om op een

succesvolle manier de emoties te modificeren. Dit zorgt namelijk voor een gezond

functioneren op psychologisch vlak. Volgens Berking en Schwarz (2014), Berking

en collega's (2008) en Radkovsky, McArdle, Bockting en Berking (2014) vertoont

deze benadering sterke gelijkenissen met de DERS. Wat uniek is aan de ACE is

echter de nadruk op de vaardigheid om oorzakelijke en in stand houdende

factoren onderliggend aan specifieke emotionele ervaringen te herkennen.

Daarbij voorziet men zichzelf van steun en medeleven bij confrontatie met

negatieve emoties.

Emotieregulatie en psychopathologie

Adaptief vs. Maladaptief.

ER strategieën worden typisch onderverdeeld in "adaptieve" vs.

"maladaptieve" strategieën op basis van de geobserveerde effecten. Met name,

afhankelijk van welk effect een strategie heeft op affect, gedrag, cognitie en hoe

het geassocieerd wordt met psychopathologie op lange termijn (Aldao et al.,

2010; Gross, 1998b; Nolen-Hoeksema & Watkins, 2011; Sloan & Kring, 2010,).

Adaptieve ER strategieën worden verondersteld negatieve emoties te

verminderen en bewapenen ons tegen de ontwikkeling van een

psychopathologische stoornis (Aldao & Nolen-Hoeksema, 2012; Gross & John,

2003). Ook academisch succes, een goed sociaal functioneren en een goed

psychologisch en fysiek welzijn zijn positieve gevolgen van adaptieve ER

strategieën (Gross, 2013). Volgens Berking en Whitley (2014) zijn ze van

essentieel belang voor het behoud en het herstel van de mentale gezondheid.

Enkele voorbeelden van adaptieve ER strategieën zijn: herevaluatie,

aanvaarden, positieve betekenisverlening, plannen, focussen op het positieve en

innemen van een ander perspectief (Aldao et al., 2010; Martin & Dahlen, 2005).

Maladaptieve strategieën worden daarentegen gekenmerkt door eerder

negatieve gevolgen, zoals verminderde energie en sociale steun (Nolen-

Page 15: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

8

Hoeksema et al., 2008), opstoten van negatieve emoties (Campbell-Sills, Barlow,

Brown, & Hofmann, 2006) en moeilijkheden met het geheugen; interpretatiebias,

aandachtbias en geheugenbias (Richards, Butler, & Gross, 2003). Volgens Aldao

en collega's (2010), Gross (1998a), en John en Gross (2004) zijn maladaptieve

ER strategieën minder effectief om negatieve emoties op lange termijn te

reduceren. Verschillende maladaptieve ER technieken worden zelfs gezien als

risicofactor bij de ontwikkeling van meerdere mentale stoornissen. Ruminatie,

catastroferen, zichzelf de schuld geven, anderen de schuld geven, suppressie

(onderdrukken van emoties), vermijden en zich zorgen maken, zijn voorbeelden

van verschillende maladaptieve ER strategieën (Aldao et al., 2010; Martin &

Dahlen, 2005).

Beide vormen van ER strategieën worden geassocieerd met

psychopathologie. Adaptieve ER strategieën worden verondersteld negatief

samen te hangen met psychopathologie in tegenstelling tot maladaptieve ER

strategieën. Deze correleren positief met psychopathologie (Aldao et al., 2010).

Aldao en Nolen-Hoeksema (2010) en Aldao en collega's (2010) ondervinden dat

maladaptieve ER strategieën sterker samenhangen met psychopathologie dan

adaptieve ER strategieën. Het gebruik van maladaptieve ER strategieën lijkt een

meer centrale rol in de ontwikkeling van psychopathologie te spelen dan de

afwezigheid van adaptieve ER strategieën. Mogelijks zijn adaptieve ER

strategieën dus minder relevant dan maladaptieve ER strategieën bij het

voorspellen van psychopathologische symptomen. Aldao en Nolen-Hoeksema

(2012a, 2010b) geven twee mogelijke redenen hiervoor: (1) het effect van

adaptieve ER strategieën is misschien meer afhankelijk van de situatie of (2) er

is gewoon een relatief frequenter gebruik van maladaptieve ER strategieën.

Daaraan kunnen we echter toevoegen dat het merendeel van de studies rond de

link tussen ER en psychopathologie gekarakteriseerd worden door een

unilaterale focus op maladaptieve strategieën. Studies die dit echter niet doen,

vinden dat jongeren tijdens de adolescentie tevens minder gebruik maken van

adaptieve ER strategieën. Er is namelijk een stijging rond de leeftijd van acht tot

elf jaar. Deze periode wordt gevolgd door een daling in het gebruik van adaptieve

technieken. Pas rond de leeftijd van 16 jaar is er terug een stijging. Bij de

Page 16: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

9

maladaptieve ER technieken zien we echter een stijging in het gebruik rond de

leeftijd van twaalf jaar. We weten dat ER strategieën een belangrijke rol spelen

bij het ontwikkelen en behouden van een psychopathologie. De shift in het

verhoogd gebruik van maladaptieve ER strategieën en verminderd gebruik van

adaptieve ER strategieën maakt jongeren extra kwetsbaar (Cracco, Goossens,

& Braet, 2017)

Ruminatie als meest onderzochte emotieregulatie strategie.

Niet iedereen reguleert zijn/haar emoties op een effectieve manier. Als

mensen een gevoel van ongemak ervaren gedurende een lange periode kan dit

bijvoorbeeld evolueren in een angst- of depressieve stoornis (Mennin et al., 2007;

Nolen-Hoeksema et al., 2008). Een depressie of angststoornis worden

gekarakteriseerd door ER moeilijkheden (Campbell-Sills & Barlow, 2007; Gross

& Munoz, 1995; Mennin et al., 2007).

Onderzoek toont aan dat depressie geassocieerd wordt met een sterker

gebruik van maladaptieve ER strategieën en een verminderd gebruik van

adaptieve ER strategieën (Aldao et al., 2010). Dit bepaalde patroon van ER

voorspelt zelfs een verhoogd risico op depressieve symptomen (Cracco, Van

Durme, & Braet, 2015; Garber, Braafladt, & Weiss, 1995; Mezulis, Priess, &

Hyde, 2011; Silk, Steinberg, & Morris, 2003; Verstraeten, Vasey, Raes, &

Bijttebier, 2009; Yap et al., 2011; Zhao & Zhao, 2015). In deze context werd

gefocust op ruminatie. Ruminatie is een predictieve factor voor een nieuwe

depressieve episode. Deze strategie is ook een belangrijk bij het behoud van

depressieve klachten (Kuehner & Weber, 1999; Nolen- Hoeksema, 1991, 2000).

Patiënten met een depressie en patiënten die depressief waren, rapporteren

meer ruminatie in vergelijking met mensen die nooit depressief geweest zijn.

(Nolen-Hoeksema, 2000; Roberts, Gilboa, & Gotlib, 1988).

Ruminatie kunnen we omschrijven als een cognitieve techniek waarbij

men vastloopt in negatieve en repetitieve gedachten als respons op negatieve

emoties en gebeurtenissen. De strategie behoort tot de categorie van

maladaptieve strategieën, aangezien het een negatief effect heeft op het welzijn

(Aldao et al., 2010). Ruminatie is een maladaptieve ER strategie die eerder

Page 17: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

10

passief is. Deze negatieve en repetitieve gedachten worden spontaan naar boven

gehaald bij negatieve ervaringen (Naragon-Gainey et al., 2017). In de volksmond

wordt eerder de term depressief piekeren gebruikt. De meeste modellen

beschouwen ruminatie als een disfunctionele strategie, want het speelt een rol

bij de ontwikkeling en het behouden van symptomen van depressie (Thomsen,

2006). In tegenstelling tot Thomsen (2006) ziet Watkins (2008) ruminatie eerder

als een functionele methode. Volgens Watkins (2008) is dit afhankelijk van het

perspectief dat je inneemt. Bepaalde perspectieven zien ruminatie als een

functionele ER strategie, terwijl andere perspectieven ruminatie als disfunctioneel

zien. Zou dit willen zeggen dat ruminatie afhankelijk van het perspectief ook

adaptief kan zijn?

Aangezien ruminatie zo'n belangrijke factor is bij het ontstaan en het

behoud van depressie (Nolen-Hoeksema, 2000), kunnen we ons de vraag stellen

of ruminatie niet de belangrijkste ER factor is in de context van depressie.

Ruminatie keert niet enkel terug bij depressie als belangrijke factor (Nolen-

Hoeksema et al., 2008), maar wordt ook gerelateerd aan andere vormen van

psychopathologie. Posttraumatische stressstoornis (Ehring, Fuchs, & Kläsener,

2009), meerdere angststoornissen (Roemer, Orsillo, & Barlow, 2004) en volgens

Nolen-Hoeksema, Stice, Wade en Bohon (2007) worden ook eetstoornissen en

middelenmisbruik geassocieerd met ruminatie. Net als bij depressie hangt de

zogenaamde maladaptieve strategie ruminatie, positief samen met deze vormen

van psychopathologie.

CERQ en psychopathologie.

De meest frequent gebruikte ER vragenlijst is de Emotion Regulation

Questionnaire (ERQ), ontwikkeld door Gross en John (2003). In het Nederlands

taalgebied wordt ER klinisch echter vaker aan de hand van de Cognitive Emotion

Regulation Questionnaire (CERQ) gemeten. De CERQ werd ontwikkeld in 1999

door Garnefski, Kraaij en Spinhoven (2001). De CERQ omvat negen cognitieve

ER strategieën die we kunnen gebruiken om met emoties om te gaan. Jezelf de

schuld geven is de eerste cognitieve ER strategie. Dit houdt in dat telkens

wanneer je iets meemaakt of wanneer iets gebeurt, je de schuld bij jezelf legt. De

Page 18: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

11

tweede techniek die de CERQ bevraagt, is of je gedachten hebt waar je anderen

de schuld geeft. Rumineren, als derde ER techniek, houdt in dat je op een

repetitieve en negatieve manier denkt als respons op negatief affect of negatieve

emoties. Vervolgens beschrijven Garnefski en collega's (2001) de techniek

'catastroferen'. Dit houdt in dat je zeer gefocust bent op de gebeurtenissen die je

paniek, angst en/of schrik bezorgen. Je gaat ook alles wat je ervaart als

bedreigend gaan zien. Je kan ook een ander perspectief innemen door

bijvoorbeeld het belang van een negatieve gebeurtenis minder erg te gaan

inschatten. Daarnaast kan je jou meer gaan focussen op de positieve elementen

die rondom je gebeuren in plaats van je blind te staren op de negatieve aspecten.

De zevende techniek die bevraagd wordt in de CERQ is positieve

betekenisverlening. Hiermee ga je een eerder positieve betekenis geven aan de

gebeurtenis of omgeving. Je kan ook de emoties de je ervaart, aanvaarden.

Aanvaarding wordt door Naragon-Gainey en collega's (2017) omschreven als

een techniek waarbij iemand bereidwillig de emoties beleeft, zelfs wanneer deze

niet aangenaam zijn. Als laatste ER techniek in de CERQ is er 'plannen'. Dit houdt

in dat wanneer er iets negatiefs gebeurt, je bedenkt welke stappen er mogelijk

zijn om ermee om te gaan.

De CERQ maakt een onderscheid tussen adaptieve en maladaptieve ER

strategieën. De eerste vier ER strategieën (jezelf de schuld geven, anderen de

schuld geven, rumineren en catastroferen) worden beschouwd als maladaptief,

in tegenstelling tot de laatste vijf ER strategieën (in perspectief plaatsen,

focussen op de positieve elementen, positieve betekenisverlening, aanvaarding

en plannen), die beschouwd worden als adaptief (Garnefski et al., 2001). De

adaptieve ER strategieën hebben een negatieve correlatie met psychopathologie

en de maladaptieve ER strategieën zijn positief gerelateerd met

psychopathologie. Hoe meer er gebruik wordt gemaakt van adaptieve ER

strategieën, hoe minder kans op psychopathologie. Wanneer er vaker gebruik

wordt gemaakt van maladaptieve ER strategieën is er meer kans op

psychopathologische symptomen (Aldao & Nolen-Hoeksema, 2010; Aldao et al.,

2010; Martin & Dahlen, 2005)

Martin en Dahlen (2005) bestudeerden het verband tussen de

Page 19: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

12

verschillende CERQ strategieën en depressie, angst en stress. De vier

maladaptieve ER strategieën (zichzelf de schuld geven, anderen de schuld

geven, ruminatie en catastroferen) correleren positief met depressie, angst en

stress. Daartegenover staan de adaptieve ER strategieën. Gebeurtenissen in

perspectief plaatsen, plannen, positieve betekenisverlening en focussen op

positieve elementen zijn zoals verwacht negatief geassocieerd met depressie.

Angst wordt negatief gerelateerd met het in perspectief plaatsen van

gebeurtenissen en positieve betekenisverlening. De derde variabele, stress, is

negatief gecorreleerd met focus op de positieve aspecten en positieve

betekenisverlening. Aanvaarding wordt onverwachts positief gecorreleerd met

depressie en stress. Een mogelijke verklaring hiervoor zou zijn dat het effect van

aanvaarding afhankelijk is van de context.

Depressie, angst en stress kunnen ook voorspeld worden door middel van

ER strategieën. Hoge scores op de ER strategieën zichzelf de schuld geven,

ruminatie, catastroferen en aanvaarden en een lage score op positieve

betekenisverlening, kunnen depressie voorspellen. Angst wordt eerder voorspeld

door hoge scores op zichzelf de schuld geven, ruminatie, catastroferen en een

lage score voor positieve betekenisverlening. Hoge scores op zichzelf de schuld

geven en ruminatie en een lage score op positieve betekenisverlening,

voorspellen stress (Martin & Dahlen, 2005). In een studie van Omran (2011)

verklaren de ER strategieën van de CERQ 42% van de variantie in depressieve

klachten en 45% van de variantie in angstklachten.

Adaptiviteit van emotieregulatie herbekeken

Context en flexibiliteit.

Er is heel wat kritiek gekomen op het onderscheid tussen adaptieve en

maladaptieve ER strategieën. Volgens Bridges, Denham en Ganiban (2004) is

deze opdeling eigenlijk niet nodig. Niet alle onderzoekers vinden dezelfde

resultaten. Bijvoorbeeld de techniek aanvaarding waarvan positieve effecten

verwacht worden, kan ook gepaard gaan met negatieve effecten. Sommige

studies wijzen er op dat het aanvaarden van je emoties eigenlijk niet effectief is.

Het zou er namelijk voor zorgen dat je negatieve gevoelens behouden blijven en

Page 20: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

13

niet verminderen zoals verwacht wordt van een adaptieve strategie (Aldao &

Mennin, 2012). Ook de veronderstelde adaptieve strategie, herevaluatie, kan

bijvoorbeeld ineffectief zijn wanneer deze gebruikt wordt in de verkeerde context

(Troy, Shallcross, & Mauss, 2013). Sommige onderzoekers vinden zelfs geen

relatie tussen adaptieve ER strategieën en psychopathologie (Domínquez-

Sánchez, Lasa-Aristu, Amor, & Holgado-Tello, 2013; Ehring, Tuschen-Caffier,

Schnülle, Fischer, & Gross, 2010; Green et al., 2011). Aldao (2013) stelt dat een

zogenaamde adaptieve strategie negatieve effecten kan hebben en een

zogenaamde maladaptieve strategie positieve effecten kan hebben. Het effect is

dus niet inherent aan de strategie. Elke ER strategie kan adaptief of maladaptief

zijn, maar dit is afhankelijk van de context (Bridges et al, 2004). Volgens Gratz

en Roemer (2004) zou een volledige beschrijving van die contextuele aspecten,

die een invloed uitoefenen op ER, ervoor zorgen dat we de processen die de

uitkomst van ER bepalen beter begrijpen.

Een tweede factor die belangrijk lijkt bij het bepalen van adaptiviteit van

ER is ER flexibiliteit. Eerder onderzoek veronderstelde dat maladaptieve ER

strategieën vervangen moesten worden door adaptieve ER technieken,

aangezien adaptieve ER strategieën nodig zijn voor het behoud en het herstel

van de mentale gezondheid (Berking & Whitley, 2014). Dit werd verwacht een

positief resultaat op te leveren in verband met psychopathologie. Volgens Aldao

(2013) zou daarop niet zozeer moeten gefocust worden. Het is voor hem van

groter belang om de dynamiek van emoties door middel van ER te veranderen.

Dit zou ervoor moeten zorgen dat emoties een geschikte en effectieve respons

op de omgeving mogelijk maken. Context is dus een belangrijke factor in ER

onderzoek, waarbij de mate waarin een individu in staat is om ER strategieën

flexibel in te zetten de adaptiviteit van ER processen mede bepaalt. Bij

verschillende vormen van psychopathologie wordt een patroon van rigiditeit

vastgesteld (Buss, 2011; Cheng, 2001; Davidson, Jackson, & Kalin, 2000; Grillon,

2002; Hayes, Strosahl, & Wilson, 1999; Kashdan & Rottenberg, 2010; Rottenberg

et al., 2005). Patiënten gebruiken vaak dezelfde ER strategieën en raken zo vast

in het gebruik ervan. Het rigide gebruik maakt dat verschillende ER strategieën

een negatief effect hebben en op die manier positief samenhangen met

Page 21: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

14

psychopathologie (Bridges et al., 2004). Onderzoek van Cheng (2001) toont aan

dat wanneer mensen ER strategieën op een flexibele manier toepassen, ze

minder kans maken op depressie. Met flexibel bedoelen we dat er een groot

arsenaal ER methoden beschikbaar is die afgetoetst moeten worden aan de

omgeving. Gelijkaardige resultaten worden gevonden bij Lougheed en

Hollenstein (2012). Als mensen gebruik maken van slechts één of twee

verschillende ER strategieën is er een grotere kans op interpersoonlijke

stoornissen, zoals angst- en stemmingsstoornissen. Maar als mensen zich wat

meer kunnen aanpassen aan de omgeving en meerdere ER technieken hanteren

op basis van de contextuele noden, hebben ze minder kans om een

interpersoonlijke stoornis te ontwikkelen.

Om deze redenen wordt gepleit voor focus op context, ER variabiliteit en

flexibiliteit in het gebruik van ER strategieën. De opdeling adaptief vs. maladaptief

kan dan achterwege gelaten worden. Er is echter nog veel onderzoek nodig op

deze vlakken om ER goed te kunnen begrijpen (Joormann & Stanton, 2016).

Daarnaast kunnen zaken zoals metacognities en ER intenties, alsook de mate

waarin deze bereikt worden, bijdragen tot een beter begrip rond (mal)adaptieve

ER processen. In de komende luiken focussen we ons op deze nog grotendeels

ongeëxploreerde piste.

Metacognities en ER intentie.

Mensen beginnen niet zomaar te rumineren. Een belangrijke vraag hierbij

is wat er nu voor zorgt dat bepaalde individuen deze ER strategie gebruiken,

terwijl anderen eerder een andere techniek hanteren. Metacognities kunnen

hiervoor een verklaring bieden. Afhankelijk van de opvattingen die je hebt omtrent

ruminatie gaan mensen misschien eerder de techniek toepassen of juist

vermijden. Dit is wat we bedoelen met ER intentie. Weber en Exner (2013)

hebben dit aangetoond in hun studie. In hun studie halen ze aan dat wanneer

mensen voordelen zien in het gebruik van ruminatie, dit kan leiden tot een hoger

gebruik van deze strategie. Ook in het onderzoek van Papageorgiou en Wells

(2003) worden gelijkaardige effecten gerapporteerd. Positieve verwachtingen

lijken ruminatie te activeren.

Page 22: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

15

Metacognities refereren naar de overtuigingen, de verwachtingen en de

waarderingen van iemands denken. Daarnaast houdt het ook de vaardigheid om

de gedachten te monitoren en te reguleren in (Papageorgiou & Wells, 2001). Je

kan positieve en negatieve metacognities omtrent een ER strategie hebben.

Onderzoek in deze context heeft zich met name gefocust op de rol van

metacognities bij ruminatie. Er is sprake van positieve metacognities als er

gedacht wordt dat ruminatie functioneel is. Volgens Lyubomirsky en Nolen-

Hoeksema (1993) kan ruminatie bijdragen tot inzicht in problemen en

depressieve klachten. Sommigen geloven dat ruminatie hun zelfbewustzijn

verhoogt, dat het beter begrip oplevert en het helpt om problemen op te lossen

(Watkins & Baracaia, 2001). Mensen zien dus de voordelen van het gebruik van

ruminatie in. Er kunnen ook negatieve metacognities omtrent ruminatie zijn. Deze

negatieve metacognities omvatten ideeën over de oncontroleerbaarheid en de

schadelijke gevolgen van ruminatie op interpersoonlijk en sociale domein.

Ondanks de positieve metacognities omtrent ruminatie, verdwijnen depressieve

gevoelens niet. Ook het hebben van negatieve metacognities hangt samen met

depressie. Wanneer je negatieve gevolgen van ruminatie ervaart, heb je een

grote kans op het ontwikkelen van depressieve gevoelens (Papageorgiou &

Wells, 2001).

Mensen met positieve metacognities over ruminatie worden volgens

Papageorgiou en Wells (2003) verwacht de techniek vaker te gebruiken. Ook

wanneer mensen een depressie hebben doorgemaakt of wanneer mensen

depressief zijn, is er een grote kans op gebruik van ruminatie. Dit in vergelijking

met een controlegroep die nooit eerder depressieve gevoelens heeft ervaren. In

het onderzoek van Papageorgiou & Wells (2001) worden mensen met een

depressie onderzocht. Zij concludeerden dat personen vaak negatieve en

positieve bedenkingen hebben rond ruminatie. Daarbij lijken positieve

overtuigingen rond ruminatie de ER strategie te activeren. Zij vonden een indirect

effect van positieve overtuigingen op depressie. Dit indirect effect loopt via

ruminatie. Negatieve metacognities worden gezien als een belangrijke

mediërende factor in de relatie tussen ruminatie en depressie. Positieve

metacognities zorgen ervoor dat mensen starten met rumineren. Ruminatie zorgt

Page 23: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

16

op zijn beurt voor negatieve metacognities omtrent ruminatie. Deze negatieve

metacognities verhogen de kans op de ontwikkeling van een depressie doordat

deze dysfunctioneel zijn. Ook buiten depressieve stoornissen is het belang van

metacognities aangetoond, bijvoorbeeld bij angststoornissen (Wells, 2005; Wells

et al., 2010) en posttraumatische stressstoornis (Bennett & Wells, 2010). Wells

(1995, 1997, 2005) relateerde positieve en negatieve overtuigingen al eerder aan

catastroferen. Catastroferen kunnen we vergelijken met rumineren. Beide zijn

eerder een ineffectieve manier om emoties te reguleren doordat mensen steeds

aan dezelfde dingen denken. Dit had geen betrekking op alle angststoornissen,

enkel op de gegeneraliseerde angststoornis.

Een probleem met vorig onderzoek betreffende metacognities en

psychopathologie, is dat er vaak sprake is van retrospectief onderzoek naar

rumineren. Volgens Schwarz (2007) is er op die manier kans op bias. Het is

daarom beter om te kijken naar onderzoek dat fluctuaties in ruminatie meet in het

dagelijkse leven. In deze context is het onderzoek van Kubiak, Zahn, Siewert,

Jonas en Weber (2014) bijzonder interessant. Zij maken gebruik van Ecological

Momentary Assessment (EMA) om ruminatie in het dagelijkse leven te

bestuderen. EMA is een procedure waarbij herhaaldelijk een steekproef

getrokken wordt van gedragingen en ervaringen in de natuurlijke omgeving van

het subject, wat bijdraagt tot de validiteit van de assessment. De

oproepingsproblemen die mensen ervaren bij retroperspectief onderzoek worden

hierdoor tevens vermeden. Door middel van een dagboek worden de actuele

gebeurtenissen bevraagd en niet de gebeurtenissen die je vroeger meemaakte

(Stone, Schiffman, & Atienza, 2007). Uit deze studie blijkt dat positieve

metacognities over ruminatie, zoals denken dat ruminatie functioneel is om een

problematische situatie op te lossen, geen rechtstreeks effect hebben op affect.

Ze hebben wel een effect op het rumineren op zich. Positieve overtuigingen

worden met depressie gerelateerd door middel van actuele ruminatie en dit heeft

op zijn beurt een negatief effect op affect. Het gevonden effect is significant, maar

niet groot. Dit kan verklaard worden door de definiëring van het begrip ruminatie.

Watkins (2008) definieert ruminatie niet als positief of negatief. Hij geeft aan dat,

afhankelijk van de situatie, ruminatie ook positief kan zijn. Het onderzoek van

Page 24: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

17

Kubiak en collega's (2014) en van Papageorgiou en Wells (2001, 2003) is louter

correlationeel. We kunnen dus geen uitspraak doen over de causaliteit van de

relaties. Om dit te kunnen doen, is er longitudinaal onderzoek nodig.

Correlationeel onderzoek suggereert dat positieve metacognities over

ruminatie mogelijks bijdragen tot rumineren en dat ruminatie mogelijks negatieve

metacognities over ruminatie activeert en op die manier de relatie tussen

depressie en ruminatie medieert. Positieve metacognities lijken dus een indirect

effect op depressie te hebben (Papageorgiou & Wells, 2001, 2003). De studie

van Weber en Exner (2013) onderzoekt dit verband longitudinaal. Er wordt

geconcludeerd dat positieve overtuigingen actief gebruik van ruminatie

voorspellen. We kunnen dus stellen dat positieve metacognities bijdragen tot

ruminatie (Watkins & Moulds, 2005). Uit vorig longitudinaal onderzoek van Nolen-

Hoeksema (2000) en experimenteel onderzoek van Huffziger en Kuehner (2009)

weten we dat ruminatie leidt tot een negatieve stemming. Ruminatie zorgt er

namelijk voor dat de negatieve stemming aangehouden en versterkt wordt. Ook

Yilmaz, Gençöz en Wells (2011) vinden evidentie voor een oorzakelijk effect van

ruminatie op depressie door middel van longitudinaal onderzoek. Positieve

metacognities staan dus indirect in verband met depressie. Het onderzoek van

Weber en Exner (2013) bevestigd het eerder correlationeel onderzoek

(Papageorgiou & Wells, 2001, 2003).

Huidige studie

Vorig onderzoek naar ER processen toont belangrijke limieten. Er is

namelijk een grote focus op de samenhang van depressie en ruminatie.

Onderzoek waar andere ER strategieën gerelateerd worden met depressie wordt

minder vaak uitgevoerd. Daarnaast bleven belangrijke vragen rond de relatie

tussen ER, context en flexibiliteit onbeantwoord. Ook de onderliggende intentie

en de slaagkans van ER strategieën worden bijvoorbeeld niet bevraagd. Je kan

de intentie hebben om een bepaalde ER strategie toe te passen of net te

vermijden. Met slaagkans bedoelen we de mate waarin men erin slaagt om hun

intentie, om een ER strategie toe te passen of te vermijden, na te streven. Dit

staat volgens ons, naast gebrek aan inbegrip van context en ER flexibiliteit, een

Page 25: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

18

beter begrip van (mal)adaptieve ER in de weg.

Vorig onderzoek in verband met ER gaat enkel de frequentie van het

gebruik van de ER strategieën na. Door middel van vragen omtrent de intentie

en goal achievement (slaagkans) kunnen we meer informatie verkrijgen

betreffende het bewust gebruik van ER strategieën. Hiervoor werd de Emotion

Regulation Intention and Goal achievement Questionnaire (ERIG) ontwikkeld. De

ERIG is een vragenlijst die naast de negen verschillende ER strategieën uit de

CERQ, ook de intenties (toenadering versus vermijding van de strategie) alsook

de mate waarin iemand erin slaagt deze doelen na te streven (goal achievement;

bijvoorbeeld hoe succesvol hij of zij is in de toepassing van positieve

betekenisverlening of het vermijden van ruminatie) bevraagt. Met deze studie

willen we nagaan in welke mate mensen bij confrontatie met een stressor gebruik

wensen te maken van een bepaalde strategie of deze eerder proberen te

vermijden (ER intentie) en hoe succesvol ze hierin zijn (ER goal achievement).

Dit onderzoek wil ten eerste nagaan of de aanvulling van intentie en goal

achievement aan de CERQ zorgt voor een toegevoegde waarde bij het

voorspellen van variantie in depressieve klachten. Vervolgens onderzoeken we

of de ERIG de variantie in angst en stress beter voorspelt dan de CERQ. We

verwachten dat intentie en goal achievement bij de ER strategieën een

toegevoegde waarde zullen hebben bij het voorspellen van de variantie van

depressie, angst en stress.

Page 26: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

19

Methode

Steekproef

Geïnteresseerde participanten konden op vrijwillige basis deelnemen aan

de studie via TurkPrime, een online testplatform (cf. luik Materiaal). Daarbij

wensten we 150 participanten te rekruteren, om tot een finale steekproef te

komen van minstens n = 100 die de vragenlijsten betrouwbaar invulden. 149

participanten voltooiden de studie. We zullen daarbij volgende exclusiecriteria

hanteren: (1) Op basis van een pilotstudie werd de nodige tijd voor voltooiing van

de vragenlijsten ingeschat op 20 minuten. Alle participanten die bijgevolg de

studie voltooiden binnen de 10 minuten zullen we excluderen voor de data-

analyse. (2) Daarbovenop biedt Mechanical Turk (MTurk) een indicator voor

consistentie in antwoordresponsen over verschillende studies heen. Dit is

gebaseerd op zelfrapportage van het geslacht van de participant bij aanvang van

de studie, waarbij de vergelijking wordt gemaakt met responsen op voorgaande

TurkPrime studies die de participant voltooide (gender consistency). Deze maat

wordt in rekening gebracht om participanten die mogelijks onbetrouwbare

responsen geven op de items te identificeren en excluderen. (3) Als laatste

exclusiecriterium bevroegen we de mate waarin de participanten over de nodige

taalvaardigheid beschikten om de Engelstalige vragenlijsten in te vullen. Voor het

merendeel van de participanten was Engels de moedertaal.

Opzet

Deze masterproef rapporteert de resultaten van een exploratieve cross-

sectionele studie (vragenlijstonderzoek) in het kader van de ontwikkeling en

validatie van een nieuwe maat voor ER. De betreffende vragenlijst werd in

samenwerking met onderzoekers uit de Universiteit van West-Australië

ontwikkeld. Bijgevolg werden de vragenlijsten in de Engelse taal aangeboden.

De studie werd goedgekeurd door de relevante ethische commissie. Alle

participanten gaven toestemming aan de hand van een informed consent en

kregen een financiële compensatie voor deelname aan de studie.

Page 27: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

20

Materiaal

Apparatuur.

De relevante vragenlijsten werden geprogrammeerd in Inquisit (versie 5.0)

Millisecond Software en online aangeboden aan potentieel geïnteresseerde

participanten via TurkPrime. TurkPrime is een online testplatform voor sociale en

gedragswetenschappen (Litman, Robinson, & Abberbock, 2017) dat integratie

toelaat met MTurk (Buhrmester, Kwang, & Gosling, 2011). MTurk is een frequent

gebruikt online onderzoeksplatform dat uitermate geschikt is voor onderzoek

naar psychopathologische processen (Shapiro, Chandler, & Mueller, 2013).

Recent onderzoek toont daarbij aan dat de psychometrische kwaliteiten van

zelfrapportagematen die online aangeboden worden, gelijkaardig zijn aan de

psychometrische kwaliteiten van de meer gangbare pen-en-papier versies

(Hedman et al., 2010).

Vragenlijsten.

Positive and Negative Affect Schedule (PANAS). De PANAS is een

gestandaardiseerde maat om affect in kaart te brengen. De PANAS werd

ontwikkeld door Watson, Clark en Tellegen (1988). De vragenlijst poogt twee

dimensies van de affectieve structuur te meten. De eerste dimensie, omschreven

door Watson en collega’s (1988), is Positief Affect (PA) en de tweede Negatief

Affect (NA). PA verwijst naar de mate waarop iemand enthousiast, actief en alert

is. Een hoge PA wordt gekenmerkt door energie, plezier en concentratie, terwijl

een lage PA gekarakteriseerd wordt door droefheid en vermoeidheid. Een lage

NA komt overeen met een toestand van rust en sereniteit, terwijl een hoge NA

gekarakteriseerd wordt door subjectieve pijn en onplezierige verplichtingen

(Watson et al., 1988). De zelfrapportagemaat bestaat uit 20 items, tien voor elke

dimensie. De participanten beoordelen elk item op een vijf punten Likertschaal

die gaat van “heel weinig” tot “heel veel”. Elk item stelt een affectieve toestand

voor die moet beantwoord worden met betrekking tot de mate waarop deze op

dit moment ervaren wordt. Volgens Watson en collega’s (1988) zijn deze

dimensies orthogonaal en dus onafhankelijk. In 2006 vonden Engelen, De

Peuter, Victoir, Van Diest en Van den Bergh echter dat deze factoren (PA en NA)

Page 28: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

21

gecorreleerd en dus afhankelijk zijn (r = .26). Het tweede model, dat een

correlatie toeliet, toonde een betere fit. Psychometrische analyses van de PANAS

bij een niet-klinische groep toonden een goede betrouwbaarheid voor zowel PA

(α = .89) als NA (α = .85) (Crawford & Henry, 2004). Ook het onderzoek van de

Carvalho en collega’s (2013) toont aan dat de PANAS een betrouwbaar

meetinstrument is voor zowel PA (α = .88) als NA (α = .87). In het onderzoek van

Crawford en Henry (2004) vinden ze een goede constructvaliditeit op basis van

een confirmatorische factoranalyse (CFA).

Depression Anxiety Stress Scales (DASS). De DASS (Lovibond &

Lovibond, 1995) bevat 42 items die gebruikt worden om de ervaring van

depressie, angst en stress te meten. De DASS werd oorspronkelijk ontwikkeld

om twee structuren te meten, namelijk depressie en angst. Uit verschillende

factoranalyses werd opgemerkt dat een drie-factoren-model een betere fit

aangaf. Zo bekwamen de onderzoekers tot de derde factor ‘stress’ (Lovibond &

Lovibond, 1995). Er zijn telkens 14 items voor depressie, angst en stress. “Ik

voelde me verdrietig en depressief” is een voorbeeld van een item dat behoort

tot de factor ‘depressie’. Een voorbeeld van een item betreffende de schaal

‘angst’ is “Ik voelde me ontzettend angstig”. Bij de factor ‘stress’ vinden we items

zoals “Ik vond mijzelf prikkelbaar”. De participant wordt gevraagd om aan te

geven in hoeverre of hoe vaak de uitspraak voor hem of haar de afgelopen week

van toepassing was. De deelnemers beoordelen elk item op een Likertschaal,

gaande van 0 (= "is helemaal niet van toepassing voor mij") tot 3 (= "is zeer van

toepassing voor mij of toch het meeste van de tijd"). Lovibond en Lovibond (1995)

vonden een goede betrouwbaarheid bij een niet-klinische populatie voor elke

schaal van de DASS (Depressie: α = .91, Angst: α = .84 en Stress: α = .90).

Brown, Chorpita, Korotitsch en Barlow (1997) vonden ook een goede

betrouwbaarheid voor de drie schalen, dit in een klinische populatie (Depressie:

α = .96, Angst: α = .89 en Stress: α = .93). Beide studies (Brown et al., 1997;

Lovibond & Lovibond, 1995) tonen ook een goede validiteit aan. Zo is er een hoge

correlatie tussen de DASS en andere depressie en angst vragenlijsten zoals de

Beck Depression Inventory (BDI) en de Beck Anxiety Inventory (BAI).

Page 29: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

22

Cognitive Emotion Regulation Questionnaire (CERQ). De Cognitive

Emotion Regulation Questionnaire werd ontwikkeld door Garnefski en collega’s

(2001). Aan de hand van de CERQ worden de cognitieve ER strategieën die de

participanten hanteren na het ervaren van negatieve gebeurtenissen of situaties

gemeten. Dit aan de hand van negen subschalen, waarvan vijf adaptieve ER

strategieën (namelijk acceptatie/aanvaarding, positieve heroriëntatie,

heroriëntatie met betrekking tot planning, positieve herevaluatie en de zaken in

perspectief plaatsen) en vier maladaptieve ER strategieën (namelijk

zelfverwijt/zichzelf de schuld geven, ruminatie, catastroferen en anderen de

schuld geven). Deze vragenlijst bestaat uit 36 items die gescoord worden op een

vijf punten Likertschaal gaande van 1 = “(bijna) nooit” tot 5 = “(bijna) altijd”. De

items refereren naar de gedachten die een persoon heeft nadat hij/zij een

negatieve gebeurtenis of situatie heeft meegemaakt. Per subschaal wordt een

totaalscore berekend. Deze is een representatie van de mate waarin een

bepaalde ER strategie gebruikt wordt, waarbij een minimumscore van vier

betekent dat het gebruik van deze strategie afwezig is en de maximumscore van

20 betekent dat deze strategie vaak wordt gebruikt. De scores behaald op de

verschillende maladaptieve strategieën enerzijds en adaptieve strategieën

anderzijds, kunnen gecombineerd worden om een totale indicator te bekomen

voor gebruik van adaptieve (min = 20, max = 100) of respectievelijk maladaptieve

ER strategieën (min = 16, max = 80). Dit blijkt uit twee principale component

analyses (PCA’s) die uitgevoerd werden om de factorstructuur van de CERQ na

te gaan (Garnefski et al., 2001).

Er werden acht factoren gevonden die samen 63,2% van de variantie

verklaarden in de eerste PCA. Bij de tweede PCA vonden ze negen factoren die

samen 64,6% verklaarden van de variantie. Daarna werd een tweede-orde PCA

uitgevoerd met de negen subschalen als variabelen. Er werden twee factoren

gevonden met een eigenwaarde hoger dan 1. Deze twee factoren verklaarden

60,4% van de variantie. De eerste factor beschreven ze als ‘theoretisch meer

adaptief’. Hieronder vallen de subschalen: acceptatie, positieve heroriëntatie,

heroriëntatie met betrekking tot planning, positieve herevaluatie en de zaken in

perspectief plaatsen. Deze werden geïnterpreteerd als ER strategieën met een

Page 30: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

23

positieve focus. De tweede factor bestaat uit de andere vier subschalen, namelijk

zelfverwijt, ruminatie, catastroferen en anderen de schuld geven, die beschreven

worden als ‘theoretisch minder adaptief’. Deze vier subschalen werden

geïnterpreteerd als ER strategieën met een negatieve focus. Als laatste vonden

Garnefski en collega’s (2001) nog één factor model dat 48,5% van de variantie

verklaarde. Deze factor kunnen we beschrijven als algemeen ‘gebruik van

cognitieve ER strategieën’.

De CERQ is een betrouwbare vragenlijst voor het meten van ER (α = .92).

Daarbij werd tevens een goede betrouwbaarheid aangetoond voor de twee

hoofdschalen voor adaptieve- en maladaptieve ER (respectievelijk α = .89, α =

.82). De Cronbach’s alpha voor de negen subschalen ligt tussen α = .68 en α =

.83. Ook deze hebben een goede betrouwbaarheid (Garnefski et al., 2001). In

het onderzoek van Garnefski en collega’s (2001) werd ook een aanvaardbare

test-hertest betrouwbaarheid geobserveerd. De Pearson correlaties lagen tussen

r = .41 en r = .59. Ireland, Clough en Day (2017) hebben de validiteit van de

CERQ nagegaan. Dit door de CERQ te associëren met andere vragenlijsten,

namelijk de DERS en de PANAS. Door de vergelijking met de DERS konden ze

een goede convergente validiteit vaststellen en aan de hand van de PANAS werd

een goede criteriumvaliditeit gevonden. Verschillende andere onderzoeken laten

een goede betrouwbaarheid en validiteit van de CERQ zien in anderstalige

populaties (Abdi, Taban, & Ghaemian, 2012; d’Acremont & Van der Linden, 2007;

Jermann, Van der Linden, d’Acremont, & Zermatten, 2006). Omwille van het

frequente gebruik en de goede psychometrische eigenschappen van de twee

hoofdschalen voor adaptieve- en maladaptieve ER, maken we in deze

masterproef tevens gebruik van deze schalen (Hoorelbeke, Koster, Demeyer,

Loeys, & Vanderhasselt, 2016; Hoorelbeke, Marchetti, De Schryver, & Koster,

2016).

Emotion Regulation Intention and Goal achievement (ERIG). De ERIG

bestaat uit een modificatie van de CERQ. Specifiek voegden we voor elk van de

items twee vragen toe. Zo wordt er naast de initiële vraag naar frequentie van

gebruik van ER gepeild naar: (a) de intentie om gebruik te maken van de ER

Page 31: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

24

strategie, en (b) de mate waarin deze intentie succesvol nagestreefd wordt (goal

achievement). De vraag naar ER intentie gaat na in welke mate ze de intentie

hebben om dit patroon van denken te vermijden eerder dan te gebruiken. Dit

wordt bevraagd aan de hand van een zes punten Likertschaal. Deze wordt

opgedeeld in twee categorieën, namelijk de intentie om “dit vaker niet te

proberen” versus “dit vaker te proberen”. Daarna wordt aangegeven of ze dit

“altijd”, “vaak” of “slechts een beetje meer” proberen. (2) Daarnaast wordt goal

achievement nagevraagd. Dit gebeurt door te vragen hoe vaak ze gewoonlijk

slagen in het bereiken van dat bedoelde patroon van denken (vermijding of

toepassing van de strategie), opnieuw door middel van een Likertschaal van 1 tot

en met 5 (1 = "(bijna) nooit" tot 5 = "(bijna) altijd). Deze twee vragen komen

bovenop de originele instructie van de CERQ, dat louter vraagt naar de frequentie

van dit denken. Door deze twee dimensies, intentie en goal achievement, eraan

toe te voegen, krijgen we mogelijks een rijker beeld rond hoe (mal)adaptieve ER

strategieën toegepast worden en wat het gebruik van deze strategieën drijft. De

ruwe data wordt als volgt gecodeerd om tot een maat van succesvolle vermijding

of toepassing van (mal)adaptieve ER strategieën te komen. Hiertoe doorlopen

we drie stappen:

(1) Als eerste moeten we hiervoor de items in verband met intentie van

een valentie voorzien om een inschatting te krijgen van de adaptiviteit van de na

te streven intentie. Hiertoe baseren we ons op de originele factorstructuur van de

CERQ (Garnefski et al., 2001) en de rijke ER literatuur waarin deze opdeling

benut werd. Voor de 20 items die behoren tot de hoofdschaal adaptieve ER,

wordt de intentie om de strategie toe te passen als adaptief gezien. Hiertoe wordt

de mate waarin iemand deze strategie beoogt te gebruiken positief gescoord (3

= altijd, 2 = vaak, 1 = een beetje), terwijl de intentie om gebruik van dergelijke

strategie te vermijden als negatief beschouwd wordt (-3 = altijd, - 2 = vaak, - 1 =

een beetje). Voor items die verwijzen naar ER strategieën die behoren tot de

hoofdschaal maladaptieve ER, wordt vermijding van de strategie daarentegen als

meer adaptief gezien. Hiertoe krijgt de intentie om dergelijke strategieën te

vermijden een positieve score (3 = altijd, 2 = vaak, 1 = een beetje), terwijl de

intentie om deze strategieën toe te passen als negatief gescoord wordt (-3 = altijd,

Page 32: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

25

-2 = vaak, -1 = een beetje). Een adaptieve ER intentie wil dus zeggen dat de

persoon de intentie heeft om meer adaptieve ER strategieën te gebruiken en

maladaptieve ER strategieën te vermijden.

(2) Voor de tweede component, goal achievement, worden de ruwe scores

(1 – 5) vervolgens gecodeerd als 0 = (bijna) nooit, 1 = soms, 2 = regelmatig, 3 =

vaak, of 4 = (bijna) altijd. Een hoge score wil zeggen dat je er in geslaagd bent

om de gewenste ER techniek toe te passen. Dit zonder informatie over het type

intentie. Hiertoe is de volgende stap noodzakelijk, waarbij de scores op beide

items gecombineerd worden.

(3) Als laatste stap worden de bekomen waarden voor de intentie items

met de waarden voor de goal achievement items vermenigvuldigd. Op deze

manier krijgt het succesvol nastreven van de intentie om een adaptieve strategie

toe te passen of een maladaptieve strategie te vermijden een positieve waarde,

waarbij op basis van de kracht van de intentie en de mate waarin iemand slaagt

dit in de praktijk om te zetten een hogere score behaald wordt per item (0 – 12).

Voor het nastreven van de intentie om een maladaptieve strategie toe te passen

of een adaptieve strategie te vermijden wordt zo een negatieve score bekomen

die varieert tussen 0 en -12 afhankelijk van de kracht van de intentie en de mate

waarin iemand erin slaagt deze in de praktijk na te streven. De behaalde scores

worden vervolgens samengevoegd zodat een totaalscore voor de hoofdschalen

maladaptieve ER en adaptieve ER bekomen wordt. Voor beide schalen geldt

daarbij dat een negatieve waarde indicatief is voor de aanwezigheid van meer

maladaptieve processen terwijl een positieve waarde eerder adaptief is. In

tegenstelling tot de originele maat, waarbij een hoge score op de hoofdschaal

maladaptieve ER negatief is, zijn hogere scores voor het succesvol nastreven

van ER intenties (voortaan naar verwezen als adaptieve ER Intentie x Goal en

maladaptieve ER Intentie x Goal) dus steeds adaptief (ongeacht of dit gaat om

de hoofdschaal adaptieve of maladaptieve ER).

Procedure

De studie werd geadverteerd via TurkPrime. Na het lezen van de

beschrijving van de studie konden geïnteresseerde participanten informed

Page 33: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

26

consent tot deelname geven. Deze dienden achtereenvolgens de demografische

vragen te beantwoorden, waarna bovenstaande vragenlijsten ingevuld werden

(PANAS, DASS, ACS, CERQ, ERIG). Na voltooiing van de studie werd een

financiële vergoeding toegekend via het online platform.

Page 34: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

27

Resultaten

Voor de statistische analyse van het onderzoek werd er gebruik gemaakt

van de 25ste versie van het softwarepakket SPSS.

Steekproefkarakteristieken

149 participanten voltooiden de studie, waarvan vier participanten niet

meegenomen werden in de analyses. Deze werden uitgefilterd aangezien ze de

vragenlijst zeer snel invulden (o.b.v. gegevens uit een pilotstudie), wat indicatief

kan zijn voor het geven van random en onbetrouwbare responsen op de items.

Bijkomend werden 25 participanten uitgesloten van de analyses op basis van

inconsistente antwoorden op standaard TurkPrime vragen (d.w.z., doorheen hun

deelname aan diverse TurkPrime studies gaven deze participanten inconsistente

antwoorden op een aantal controlevragen binnen TurkPrime, waardoor deze

door TurkPrime gelabeld werden als mogelijks onbetrouwbare respondenten).

De finale steekproef bedroeg N = 120. De steekproef bestond met name uit

blanke volwassenen van middelbare leeftijd, woonachtig in het Verenigd

Koninkrijk of de Verenigde Staten. Descriptieve informatie inclusief de

demografische karakteristieken van deze steekproef worden gerapporteerd in

Tabel 1.

Page 35: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

28

Tabel 1.

Groepskarakteristieken.

Verdeling (frequentie)

Geslacht (vrouw : man : overig) 54 : 65 : 1

Begrip van Engels (moedertaal : zeer vloeiend :

overig)

111 : 9 : 0

Etniciteit (Afrikaans / Afrikaans Amerikaans :

Oost-Aziatisch : Mixed : Autochtoon Hawaiiaans

/ Pacific Islander : Zuid-Aziatisch : Blank :

Latijns-Amerikaans)

6 : 9 : 5 : 1 : 1 : 94 : 4

Woonplaats (Verenigd Koninkrijk : Verenigde

Staten)

16 : 104

M SD Bereik

Leeftijd 35.28 11.81 19 – 74

Positief Affect (PANAS) 30.42 7.92 10 – 50

Negatief Affect (PANAS) 15.32 6.46 10 – 46

Cognitieve controle (ACS) 55.17 9.83 31 – 74

Depressieve symptomen (DASS) 4.04 4.97 0 – 19

Angst (DASS) 2.73 3.46 0 – 16

Stress (DASS) 4.86 4.46 0 – 16

Adaptieve ER(CERQ) 63.00 12.20 37 – 99

Maladaptieve ER(CERQ) 42.59 9.62 20 – 70

Adaptieve ER Intentie x Goal 50.63 44.95 -75 – 220

Maladaptieve ER Intentie x Goal 15.73 28.89 -52 – 93

Betrouwbaarheid van de vragenlijsten

De betrouwbaarheid van de verschillende vragenlijsten die gebruikt

worden in de studie (PANAS, DASS, CERQ en ERIG) gaan we na aan de hand

van Cronbrach’s alpha. Deze worden gerapporteerd in Tabel 2. De

betrouwbaarheid voor de nieuwe schalen (adaptieve ER Intentie x Goal en

maladaptieve ER Intentie x Goal) is tevens adequaat.

Page 36: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

29

Tabel 2.

Betrouwbaarheid van de maten.

Schaal α

Positief Affect (PANAS) .91

Negatief Affect (PANAS) .92

Depressie items (DASS) .93

Angst items (DASS) .82

Stress (DASS) .89

Adaptieve ER (CERQ) .87

Maladaptieve ER (CERQ) .85

Adaptieve ER Intentie x Goal achievement .88

Maladaptieve ER Intentie x Goal achievement .71

Samenhang tussen vragenlijsten

Bovendien werden de correlaties tussen de verschillende testen berekend.

De correlaties worden gerapporteerd in Tabel 3. Aangezien de huidige studie

onderzoekt of de twee vragen in verband met intentie en goal achievement per

item een toegevoegde waarde bieden bij de voorspelling van depressie, angst en

stress gemeten aan de hand van de DASS, zijn vooral de correlaties tussen de

CERQ en de DASS en de ERIG en de DASS van belang.

Wat de adaptieve ER strategieën van de ERIG in vergelijking met die van

de CERQ betreft, zien we dat de correlaties van de ERIG hoger zijn bij de drie

schalen van de DASS. Dit zien we niet bij de maladaptieve ER strategieën. Daar

zijn de correlaties met de drie schalen van de DASS hoger bij de originele CERQ

dan bij de ERIG.

Page 37: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

30

Tabel 3.

Zero-order correlatiematrix.

1 2 3 4 5 6 7 8 9

(1) Adaptieve ER

(CERQ) 1

(2) Adaptieve ER

Intentie x Goal .74** 1

(3) Maladaptieve ER

(CERQ) .06 -.04 1

(4) Maladaptieve ER

Intentie x Goal -.16 -.16 -.39** 1

(5) PA (PANAS) .46** .42** -.11 -0.06 1

(6) NA (PANAS) -.22* -.28** .53** -0.4 -.24** 1

(7) Angst (DASS) -.06 -.20* .46** -.18 -.09 .68** 1

(8) Depressie (DASS) -.34** -.43** .47** -.09 -.42** .67** .63** 1

(9) Stress (DASS) -.17 -.30** .49** -.06 -.18 .73** .72** .73** 1

Note: * = p < .05, ** = p < .01, *** = p < .001

Hiërarchische lineaire regressies

Primaire analyse

Als primaire analyse gaan we na of de variantie in depressie beter

verklaard kan worden door intentie en goal achievement in kaart te brengen (cf.

ERIG) bovenop de frequentie van gebruik van (mal)adaptieve ER strategieën (cf.

CERQ). Dit doen we aan de hand van een hiërarchische lineaire regressie met

als afhankelijke variabele ‘depressie’. Als eerste stap gaan we depressie

voorspellen aan de hand van de hoofdschalen “maladaptieve ER” en “adaptieve

ER” van de originele CERQ. Vervolgens voegen we de nieuwe maten, “adaptieve

ER Intentie x Goal” en “maladaptieve ER Intentie x Goal”, toe aan het model. Op

deze manier controleren we of deze significant bijkomende variantie in

depressieve symptomen kan voorspellen bovenop de originele CERQ.

De hoofdschalen van de CERQ verklaren 36% van de variantie in

depressieve klachten. Na toevoeging van de ERIG wordt 40% van de variantie in

depressie verklaard, dit vormt een significante verbetering (cf. Tabel 4). Na

Page 38: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

31

toevoeging van de Intentie x Goal schaal aan de adaptieve ER, voorspelt de

originele maat voor adaptieve ER van de CERQ niet langer significant

depressieve klachten. De adaptieve ER strategieën van de nieuwe maat zijn wel

een significante voorspeller voor depressie, waarbij een lagere score op de

nieuwe maat samenhangt met meer depressieve klachten. Een stijging van

adaptieve ER Intentie x Goal met één eenheid, gaat gepaard met een daling in

depressieve symptomatologie met 0.30. Voor de maladaptieve ER strategieën

daarentegen zorgt de toevoeging van de Intentie x Goal maat niet voor een

toegevoegde waarde in het voorspellen van depressieve klachten. De

maladaptieve ER strategieën van de originele CERQ bieden een betere en

significante voorspelling voor ernst van depressieve symptomatologie. Een

stijging van maladaptieve ER Intentie x Goal met één eenheid gaat gepaard met

een niet-significante stijging in depressieve symptomatologie met 0.03. Dit in

tegenstelling tot een significante stijging van 0.48 in depressieve

symptomatologie bij een stijging van één eenheid op de originele maat voor

maladaptieve ER van de CERQ. Een hogere score op de originele maat, wat

betreft maladaptieve ER, hangt samen met meer depressieve klachten.

Tabel 4.

Hiërarchische lineaire regressie bij depressie.

Note: † = p < .10, * = p < .05, ** = p ≤ .01, *** = p < .001

Uitkomst Stappen Onafhankelijke variabelen ∆R² Stand. B

Depressie Stap 1 .36***

Adaptieve ER -0.37***

Maladaptieve ER 0.49***

Stap 2 .04*

Adaptieve ER -0.14

Maladaptieve ER 0.48***

Intentie x Goal (adaptieve ER) -0.30**

Intentie x Goal (maladaptieve ER) 0.03

Page 39: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

32

Secundaire analyses

Vervolgens onderzoeken we of de ERIG angst en stress beter voorspelt

dan de CERQ. Hiertoe voeren we opnieuw bovenstaand beschreven

hiërarchische lineaire regressies uit waarbij we gebruik maken van de

afhankelijke variabelen ‘angst’ of ‘stress’.

Wanneer we ‘stress’ als afhankelijke variabele gebruiken, zien we een

gelijkaardig effect van toevoeging van de Intentie x Goal maat als bij gebruik van

depressie. De originele CERQ verklaart 28% van de variantie in stress. Door de

toevoeging van twee vragen aan elk item in de CERQ wordt er 5% van de

variantie extra verklaard. Dit vormt een significante verbetering (cf. Tabel 5).

Enkel bij de adaptieve ER strategieën is er een toegevoegde waarde bij het

voorspellen van stress door ER intentie en goal achievement. Door die

toevoeging is adaptieve ER van de originele CERQ geen significante voorspeller

meer van stress. De adaptieve ER strategieën van de nieuwe maat zijn een

significante voorspeller voor stress, waarbij een lagere score op de nieuwe maat

samenhangt met meer stressklachten. Een stijging van adaptieve ER Intentie x

Goal met één eenheid, gaat gepaard met een daling in stress met 0.27. Dit in

tegenstelling tot de maladaptieve ER strategieën. Na toevoeging van beide

vragen bij elk item zien we dat wanneer maladaptieve ER van de originele maat

met één eenheid stijgt stress klachten stijgen met 0.52. Maladaptieve ER van de

originele CERQ blijft een significante voorspeller voor stressklachten.

Maladaptieve ER Intentie x Goal is geen significante voorspeller voor stress.

Wanneer we ‘angst’ als afhankelijke variabele nemen, zien we een

gelijkaardig effect van toevoeging van de Intentie x Goal maat. De originele

CERQ verklaart initieel 22% van de variantie in angst. Wanneer we de nieuwe

maat toevoegen aan de regressie wordt er 3% extra verklaard van de variantie

van angst. In tegenstelling tot het effect op depressie en stress, vormt dit slechts

een marginaal significante verbetering in termen van verklaarde variantie in

vergelijking met het originele model (cf. Tabel 5). Opnieuw zien we dat door de

toevoeging van intentie en goal achievement de originele maat voor adaptieve

ER van de CERQ psychopathologie niet langer significant voorspelt. De

adaptieve ER strategieën van de nieuwe maat zijn wel een significante

Page 40: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

33

voorspeller voor angst, waarbij een lagere score op de nieuwe maat samenhangt

met meer angstklachten. Een stijging van adaptieve ER Intentie x Goal met één

eenheid, gaat gepaard met een daling in angst symptomatologie met 0.27. De

toevoeging van de Intentie x Goal maat bij de maladaptieve ER strategieën zorgt

niet voor een toegevoegde waarde in het voorspellen van angst. De maladaptieve

ER strategieën van de originele CERQ bieden een betere voorspelling voor ernst

van angstsymptomatologie. Een hogere score op de originele maat hangt samen

met meer angstklachten. Een stijging van maladaptieve ER met één eenheid gaat

namelijk gepaard met een stijging van 0.43 in angstklachten.

Tabel 5.

Hiërarchische lineaire regressie bij angst en stress.

Note: † = p < .10, * = p < .05, ** = p ≤ .01, *** = p < .001

Uitkomst Stappen Onafhankelijke variabelen ∆R² Stand. B

Stress Stap 1 .28***

Adaptieve ER -0.21**

Maladaptieve ER 0.50***

Stap 2 .05*

Adaptieve ER 0.01

Maladaptieve ER 0.52***

Intentie x Goal (adaptieve ER) -0.27*

Intentie x Goal (maladaptieve ER) -0.10

Angst Stap 1 .22***

Adaptieve ER -0.09

Maladaptieve ER 0.47***

Stap 2 .03†

Adaptieve ER 0.11

Maladaptieve ER 0.43***

Intentie x Goal (adaptieve ER) -0.27*

Intentie x Goal (maladaptieve ER) -0.04

Page 41: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

34

Discussie

Een belangrijke vraag in de ER literatuur betreft de adaptiviteit van ER. ER

strategieën worden typisch onderverdeeld op basis van geobserveerde effecten

zoals het effect op affect, gedrag, cognitie en de associatie met

psychopathologie. Hierdoor verkrijgen we de onderverdeling “adaptieve” vs.

“maladaptieve” ER strategieën (Aldao et al., 2010; Gross, 1998b; Nolen-

Hoeksema & Watkins, 2011; Sloan & Kring, 2010). Adaptieve ER strategieën

worden verondersteld negatief samen te hangen met psychopathologie. Dit in

tegenstelling tot de maladaptieve ER strategieën. Deze worden verondersteld

positief te correleren met psychopathologie (Aldao et al., 2010; Martin & Dahlen,

2005). Er is echter heel wat kritiek gekomen op het onderscheid tussen adaptieve

en maladaptieve ER strategieën. Het effect van de ER strategie zou niet inherent

zijn aan de desbetreffende ER strategie (Bridges et al., 2004). Bridges en

collega’s (2004) geven aan dat het effect van een ER strategie afhankelijk zou

zijn van context. Andere onderzoekers geven aan dat niet enkel context van

belang is, maar dat ook de flexibiliteit van een individu mede de effectiviteit van

ER bepaalt. We weten uit onderzoek van Bridges en collega’s (2004), Cheng

(2001) en Lougheed en Hollenstein (2012) dat een rigide, niet flexibel, patroon

van ER nefast is voor onze mentale gezondheid. Door steeds dezelfde ER

strategie te gebruiken, verhoog je de kans op het ontwikkelen van

psychopathologie. Daarnaast werden ook metacognities onderzocht.

Metacognities verwijzen naar overtuigingen omtrent bepaalde gedachten en de

beoordeling die iemand heeft over zijn/haar cognities. Daarnaast heeft het ook te

maken met de vaardigheid om gedachten te monitoren en te reguleren

(Papageorgiou & Wells, 2001). Je kan positieve en negatieve metacognities

hebben over een ER strategie. Er is sprake van positieve metacognities als de

ER strategie functioneel geacht wordt. Zo kunnen eerder benoemde

maladaptieve ER strategieën zoals rumineren en catastroferen voor bepaalde

mensen helpend zijn (Bennett & Wells, 2010; Lyubomirsky & Nolen-Hoeksema,

1993; Papageorgiou & Wells, 2001, 2003; Wells, 1995, 1997). Mensen gaan

misschien eerder een ER strategie toepassen of juist vermijden, afhankelijk van

de opvatting die iemand heeft omtrent een ER strategie.

Page 42: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

35

ER wordt meestal nagegaan aan de hand van de CERQ of andere ER

maten zoals de DERS, ERQ en de FEEL-E. Deze vragenlijsten houden enkel

rekening met de frequentie van het gebruik van een bepaalde ER strategie en

niet met context, flexibiliteit, de intentie en goal achievement. We zien echter dat

hier sinds kort wel aandacht aan besteed wordt in de literatuur, maar wanneer

we ER strategieën nagaan, wordt er nog steeds enkel gekeken naar de frequentie

van ER strategieën en niet naar bijkomende factoren die in de literatuur als

belangrijk beoordeeld worden. Vandaar de nood aan een aangepaste vragenlijst

die ook andere aspecten, naast de frequentie van ER strategieën, in kaart brengt.

De huidige studie beoogt hier een antwoord op te bieden. Door het

ontwikkelen van een nieuwe vragenlijst kunnen we het belang van ER intentie en

goal achievement in kaart brengen. Hiermee kunnen we de relatie tussen

(mal)adaptieve ER en indicatoren voor psychopathologie verhelderen. De nieuwe

maat, ERIG, vormt een herwerking van de originele CERQ (Garnefski et al.,

2001). Daarbij voegden we voor elk item twee vragen toe, één item rond ER

intentie en één item rond ER goal achievement. Zo kunnen we de intentie hebben

om een bepaalde ER strategie te gaan gebruiken of deze eerder te gaan

vermijden, onafhankelijk van het effect van deze ER strategie. Metacognities rond

de betreffende ER strategie spelen daarbij een belangrijke rol. Wanneer we

positieve metacognities hebben over een bepaalde ER strategie gaan we

misschien sneller de intentie hebben om deze te gebruiken. Daarnaast is er nog

de goal achievement. Deze staat voor de slaagkans. Dit gaat er om of de mensen

er in slagen hun gewenste ER intentie te bereiken. Verder willen we nagaan of

een nieuwe maat voor ER strategieën een aanvullende waarde heeft in het

voorspellen van psychopathologie, meer bepaald in de variantie van depressie,

angst en stress. We verwachten dat de ERIG een betere voorspeller zou zijn dan

de CERQ. Door het toevoegen van de twee items bevragen we meer dan enkel

de frequentie.

We vonden dat de gebruikte vragenlijsten (PANAS, CERQ, DASS en de

ERIG) in dit onderzoek een goede betrouwbaarheid hebben (Tabel 2). Dit komt

overeen met eerder onderzoek dat een gelijkaardige betrouwbaarheid vindt voor

deze vragenlijsten (Abdi et al., 2012; Brown et al., 1997; Crawford & Henry, 2004;

Page 43: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

36

d’Acremont & Van der Linden, 2007; de Carvalho et al., 2013; Garnefski et al.,

2001; Jermann et al., 2006; Lovibond & Lovibond, 1995).

Om de validiteit van onze nieuwe maat in kaart te brengen, bestudeerden

we achtereenvolgens de associaties tussen de verschillende constructen. Uit de

eerste stap van de hiërarchische lineaire regressies kwam naar voor dat een

hogere score op de originele CERQ subschaal voor adaptieve ER negatief

samenhing met depressie, angst en stress terwijl voor de subschaal

maladaptieve ER een positieve relatie geobserveerd werd. Dit is in lijn met eerder

onderzoek (Aldao & Nolen-Hoeksema, 2010; Aldao et al., 2010; Martin & Dahlen,

2005). Adaptieve ER strategieën zijn een negatieve voorspeller voor depressie,

angst en stress en maladaptieve ER strategieën zijn een positieve voorspeller

voor depressie, angst en stress.

Vervolgens gingen we na of de toevoeging van de nieuwe maat voor

adaptieve en maladaptieve ER unieke variantie in onze indicatoren voor

psychopathologie kon verklaren. In lijn met onze verwachtingen, werd de

variantie in depressie, angst en stress beter voorspeld na toevoeging van de

ERIG. De toevoeging zorgde voor een significante verbetering van de

voorspelling van de variantie in depressie en stress en een marginaal significant

verbetering in de variantie van angst. Uit verdere analyse van de coëfficiënten

bleek dat dit te wijten was aan de toegevoegde waarde van onze maat voor

adaptieve ER Intentie x Goal achievement. Een hoge score op deze maat is

indicatief voor meer succesvol nastreven van intenties om – op basis van de

voorgaande literatuur bepaalde (CERQ) – ‘adaptieve’ ER strategieën te

gebruiken. Dit lijkt een protectieve factor te zijn voor psychologisch welbevinden.

Zo observeren we een negatieve relatie tussen adaptieve ER Intentie x Goal

achievement en de verschillende indicatoren van psychopathologie. Een stijging

op deze maat met één eenheid gaat gepaard met een daling in depressie, angst

en stress van respectievelijk 0.30, 0.27, en 0.27, nadat we controleerden voor

frequentie van gebruik van (mal)adaptieve ER strategieën. De maladaptieve ER

strategieën van de originele CERQ blijven daarentegen een betere voorspeller

voor de drie schalen van de DASS dan de nieuwe schalen van de ERIG. Zo bleef

de originele maat voor maladaptieve ER een significante predictor voor

Page 44: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

37

depressieve-, angst- en stressklachten. De maladaptieve ER Intentie x Goal

achievement maat was echter voor geen enkele van deze afhankelijke variabelen

een significante predictor.

Mogelijke verklaringen

Een mogelijke verklaring voor dit patroon van bevindingen kan gevonden

worden in eerder onderzoek naar de unieke relatie tussen gebruik van bepaalde

ER strategieën en psychopathologie. Zo vonden Aldao en Nolen-Hoeksema

(2010) en Aldao en collega’s (2010) dat maladaptieve ER strategieën sterker

samenhangen met psychopathologie dan adaptieve ER strategieën. De

afwezigheid van adaptieve ER strategieën lijkt een minder centrale rol te spelen

in het ontwikkelen van psychopathologie dan het gebruik van maladaptieve ER

strategieën. Mogelijks zijn maladaptieve ER strategieën meer relevant dan

adaptieve ER strategieën om psychopathologische symptomen te voorspellen.

Volgens Aldao en collega’s (2010) zou dit te verklaren zijn doordat het effect van

adaptieve ER strategieën meer afhankelijk is van de situatie. Dit wijst op het

belang van context bij het voorspellen van effecten van adaptieve ER. Daarbij

bieden de twee toegevoegde vragen in de ERIG enige context, met name of het

subject gebruik van deze strategieën wenst na te streven eerder dan te

vermijden, en in welke mate deze hierin slaagt. Dit zou mogelijks kunnen zorgen

dat deze toevoeging van intentie en goal achievement bij de adaptieve ER

strategieën wel voor een significant resultaat zorgen, maar niet bij de

maladaptieve ER strategieën. Aangezien de maladaptieve ER strategieën niet of

minder afhankelijk zouden zijn van de context.

Een andere mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat maladaptieve ER

strategieën inherent een negatief effect hebben op de mentale gezondheid,

onafhankelijk van de intentie. We weten dat psychopathologie geassocieerd

wordt met een sterker gebruik van maladaptieve ER strategieën en een

verminderd gebruik van adaptieve ER strategieën (Aldao et al., 2010). Mensen

met een depressie of angststoornis gaan gemiddeld meer maladaptieve ER

strategieën gebruiken dan gezonde mensen (D’Avanzato, Joormann, Siemer, &

Gotlib, 2013). De huidige studie maakt gebruik van een gezonde doelgroep. Deze

Page 45: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

38

mensen maken eerder gebruik van adaptieve ER strategieën en minder

maladaptieve ER strategieën (D’Avanzato et al., 2013). Het zou kunnen dat de

deelnemers dus gewoon te weinig maladaptieve ER strategieën gebruiken om

een significant effect te vinden voor de nieuwe maat, of dat deze gezonde

populatie weinig heterogeniteit vertoont inzake ER intenties wat betreft

maladaptieve strategieën. We zouden bij klinische populaties, zoals patiënten

met gegeneraliseerde angst, een sterke rol van metacognities rond maladaptieve

strategieën zoals piekeren, zich zorgen maken en catastroferen verwachten. Zo

stelt het model van Wells (2005) dat het zich oncontroleerbaar zorgen maken bij

een gegeneraliseerde angststoornis (GAS) gerelateerd is met metacognities

omtrent piekeren, zorgen maken en catastroferen. Daarbij zijn positieve en

negatieve metacognities belangrijk. Mensen met GAS gaan, door positieve

overtuigingen over piekeren, piekeren als dominante ER strategie gebruiken om

met bedreigende en stresserende situaties om te gaan. Deze mensen blijven zich

zorgen maken tot ze een bepaald eindpunt bereiken. Als mensen, met GAS, dit

persoonlijke eindpunt niet bereiken en geleerd hebben dat zich zorgen maken

slecht is voor de mentale gezondheid (= negatieve metacognities), dan is er een

grote kans op het behouden van de angstige beleving. Dit wordt niet alleen

gevonden bij mensen met GAS, maar ook bij gezonde individuen. Negatieve

metacognities over zich zorgen maken, hebben tot gevolg dat mensen zich

zorgen gaan maken over het piekeren. Dit zorgt ervoor dat mensen bepaalde

gedragingen, gedachten en emoties zullen hebben en zo een GAS ontwikkelen

of behouden (Wells, 2005). Een gelijkaardig model vinden we bij mensen met

een depressie. Positieve overtuigingen over ruminatie zorgen ervoor dat mensen

ruminatie gaan gebruiken. Ruminatie werkt op zijn beurt negatieve metacognities

rond deze strategie in de hand, wat de kans op de ontwikkeling van depressieve

symptomatologie verhoogt (Papageorgiou & Wells, 2001, 2003; Kubiak et al.,

2014).

Een andere mogelijke verklaring voor de gebrekkige relatie tussen de

nieuwe maat voor maladaptieve ER en psychopathologie, is dat we een aantal

andere belangrijke variabelen die de relatie tussen intentie en toepassing van de

strategie mede bepalen niet in kaart brachten. Zo gaan depressieve en

Page 46: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

39

angststoornissen typisch gepaard met cognitieve verstoringen (Cavanagh &

Shackman, 2015; De Lissnyder et al., 2012; Koster, Hoorelbeke, Onraedt,

Owens, & Derakshan, 2017; Joormann & Vanderlind, 2014; Joormann & Quinn,

2014). Deze worden typisch gezien als effect van affectief disfunctioneren (bijv.

depressie). Onderzoek toont echter aan dat deze tevens een kwetsbaarheid

inhouden voor psychopathologie (Joormann, Yoon, & Zetsche, 2007; Millan et

al., 2012; Siegle, Ghinassi, & Thase, 2007). Zo zijn er verschillende cognitieve

verstoringen die in kaart worden gebracht, maar we zullen ons hier focussen op

cognitieve controle. Met cognitieve controle bedoelen we de mogelijkheid om

predominante responsen te omzeilen en het proces van irrelevante of eerder

relevante informatieverwerking te inhiberen/remmen. Dit is gerelateerd aan de

executieve functies zoals inhiberen, switchen en het updaten van informatie in

ons werkgeheugen (De Lissnyder et al.,2012; Miyake, Friedman, Emerson,

Witzki, & Howerter, 2000). Deze zijn volgens ons cruciaal voor het stellen van

doelgericht gedrag, waaronder het naleven van ER intenties. Onderzoekers

(Joormann & Vanderlind, 2014; Joormann & Quinn, 2014) vinden dat

moeilijkheden in het controleren van de inhoud van het werkgeheugen een

invloed hebben op ER. Wanneer we in een bepaalde emotionele staat verkeren,

gaan we onbewust representaties oproepen die congruent zijn met onze

stemming. Onze vaardigheden om deze representaties te omzeilen, met andere

woorden onze cognitieve controle, kan bepalen hoe we verder met deze info

omgaan. Het onvermogen om de congruente info in ons werkgeheugen, die

irrelevant wordt, te verwijderen, zou leiden tot moeilijkheden met het verwerken

van nieuwe, relevante info. Dit kan ruminatie en andere maladaptieve ER

strategieën veroorzaken. Moeilijkheden in het inhiberen van deze aanwezige,

maar irrelevante info zorgt er ook voor dat we minder geneigd zijn om bepaalde

adaptieve ER strategieën gebruiken. Dit komt doordat ons vermogen om situaties

en informatie te herinterpreteren, gehinderd wordt door moeilijkheden met

cognitieve controle. Zo kunnen mensen mogelijks wel de intentie hebben om een

bepaalde adaptieve ER strategie te gebruiken of een bepaalde maladaptieve ER

strategie te vermijden, maar is het succes hiervan mogelijks afhankelijk van de

mate van cognitieve controle.

Page 47: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

40

Theoretische en klinische implicaties

Deze bevindingen hebben enkele interessante theoretische implicaties. Zo

toont de toegenomen verklaarde variantie bij het voorspellen van depressieve-,

angst- en stresssymptomen aan dat het in rekening brengen van intentie en goal

achievement van adaptieve ER relevant is voor een beter begrip van

psychologisch welbevinden. Dit is cruciaal voor theoretische modellen van

veerkracht, waarbij typisch een centrale rol van adaptieve ER strategieën zoals

positieve betekenisverlening verondersteld wordt. Verschillende onderzoekers

(Hoorelbeke, Van den Bergh, Wichers, & Koster, 2019; Kalisch, Müller & Tüsher,

2015) vinden dat veerkracht samenhangt met psychologisch welbevinden. Niet

iedereen ontwikkelt psychopathologische klachten ondanks vele stressoren.

Deze mensen worden vaak gezien als veerkrachtig. Veerkracht wordt gezien als

een mogelijke uitkomst na het meemaken van een stressor. Kalisch en collega’s

(2015) vonden dat veerkracht ook een predictieve factor kan zijn voor

psychopathologie. Ze vinden dat veerkracht samenhangt met een hoger gebruik

van bijvoorbeeld positieve betekenisverlening, een adaptieve ER strategie.

Hoorelbeke en collega’s (2019) vonden dat positieve betekenisverlening een

belangrijke predictor is voor veerkracht, waarbij een hogere veerkracht

vervolgens minder gebruik van ruminatie voorspelt op een ander tijdstip en verder

gebruik van positieve betekenisverlening garandeert. Veerkracht wordt gezien

als een protectieve factor die ervoor zorgt dat negatieve gevolgen van stressoren

uitblijven.

Er is ook een belangrijke klinische implicatie. Zo wijzen onze bevindingen

op de meerwaarde van inbegrip van ER intentie en goal achievement. Dit zijn

twee factoren die in het verleden onvoldoende in rekening gebracht werden. Zo

laten bestaande instrumenten niet toe om verder te gaan dan de frequentie van

gebruik van een bepaalde ER strategie. Voor klinische doeleinden is het echter

bijzonder informatief om op itemniveau met de cliënt samen na te gaan hoe

frequent een strategie gebruikt wordt, en hoe de cliënt zich verhoudt ten aanzien

van deze strategie. Dergelijke informatie werd tot op heden slechts enkel

aangeboden in maten voor maladaptieve ER strategieën (bijv. herwerkingen van

Page 48: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

41

de Rumination Response Scale (RRS), Treynor, Gonzalez, & Nolen-Hoeksema,

2003; Schoofs, Hermans, & Raes, 2010). Dit blijkt echter in het bijzonder relevant

voor adaptieve ER strategieën, wat uniek is aan onze huidige studie en het

voorgestelde instrument. Op basis hiervan kan mogelijks een meer op de cliënt

zijn/haar (meta)cognities afgestemde behandeling opgezet worden (ER training

op maat van het profiel van de cliënt). Vooraleer dit mogelijk is, dienen echter

nog verscheidene vragen beantwoord te worden.

Sterktes, beperkingen en toekomstig onderzoek

De huidige studie is de eerste om intentie en goal achievement in

rekening te brengen bij het onderzoeken van ER strategieën. De nieuwe maat,

ERIG, lijkt interessant voor het verhelderen van de relatie tussen intentie tot

gebruik van adaptieve ER strategieën en psychologisch (dis)functioneren. De

huidige studie kent echter tevens een aantal beperkingen. Als eerste maakten

we gebruik van een cross-sectioneel onderzoeksdesign om onze

onderzoeksvragen te beantwoorden. Cross-sectionele designs bieden zicht op

de correlaties tussen onze afhankelijke en onafhankelijke variabelen. Dit wijst

echter niet noodzakelijk op de aanwezigheid van causale verbanden. Dit behoeft

onder meer een temporele relatie tussen de variabelen, waarbij wijziging in één

variabele predictief is voor wijziging in de andere variabelen. Hiertoe dient

toekomstig onderzoek gebruik te maken van prospectieve- of, indien mogelijk,

experimentele designs. Zo zou er bijvoorbeeld kunnen worden nagegaan of onze

maat predictief is voor optreden van symptomatologie tijdens stressvolle periodes

(bijv. de examenperiode). Bij experimenteel onderzoek wordt er daarentegen een

variabele gemanipuleerd, wat toelaat om een oorzaak-gevolg-relatie te

onderzoeken. Een experimentele studie zou er uit kunnen bestaan dat

onderzoekers aan de hand van interventies ER intenties gaan manipuleren. Zo

kan er bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van gerichte ER trainingsmodules.

In deze context werd reeds heel wat relevant onderzoek uitgevoerd door Wells

en collega’s (Wells, 2011; Wells & King, 2006; Wells et al., 2012; Wells et al.,

2010) waarbij de impact van metacognitieve therapie nagegaan wordt op ER

processen binnen gegeneraliseerde angststoornis.

Page 49: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

42

Een tweede beperking aan deze studie is dat de steekproefgrootte relatief

beperkt is. Slechts 149 mensen namen deel aan de studie. De finale steekproef

bedraagt 120 mensen na uitsluiting van een aantal participanten op basis van

vooropgestelde exclusiecriteria. Naast de grootte van de steekproef zijn ook de

descriptieve en demografische gegevens van belang. De steekproef bestaat met

name uit mensen met een Engelstalige achtergrond die voornamelijk in de

Verenigde Staten wonen. De meerderheid van de 120 deelnemers zijn blank. Er

namen ook andere culturen aan deel, maar deze waren in de minderheid. Dit

maakt de generaliseerbaarheid van de resultaten moeilijk. Replicatie van de

huidige bevindingen is dus noodzakelijk waarbij gebruik gemaakt wordt van een

grotere en representatieve steekproef voor de Westerse samenleving.

Tegelijkertijd dienen we na te gaan hoe deze vragenlijst functioneert binnen

eerder klinische populaties, vooraleer deze in klinische context bruikbaar is.

Onderzoek bij risicogroepen kan hiertoe een opstap bieden. Finaal blijft

normering binnen gezonde en klinische populaties echter cruciaal.

Tevens baseerden we ons op de frequent gerepliceerde factorstructuur

voor het uitbreiden van de bestaande vragenlijst. Het zou kunnen dat de

factorstructuur die we kennen vanuit de CERQ niet de beste structuur is voor de

herwerkte vragenlijst. Maar het gebruik van een gelijke structuur faciliteert de

vergelijking tussen beide vragenlijsten en de bredere onderzoeksliteratuur.

Daarnaast moet de relatie van de ERIG met andere ER maten nog worden

nagegaan. Dit is belangrijk voor verder onderzoek naar de validiteit van de ERIG.

Een andere beperking is eerder van praktische aard, de huidige vragenlijst

behoeft het (herhaaldelijk) beantwoorden van de originele CERQ items voor elk

van de vragen (frequentie, intentie, goal achievement). Dit beperkt de

gebruiksvriendelijkheid van de ERIG, waarbij gezocht kan worden naar een

efficiëntere bevraging van de informatie (bijv. door gebruik van één vraag waarin

intentie en goal achievement gecombineerd worden). Anderzijds kunnen we ons

echter ook de vraag stellen of één vraag voor intentie en één vraag voor goal

achievement voldoende is om de begrippen te omvatten.

Een laatste beperking is gerelateerd aan het concept ER flexibiliteit. In de

inleiding halen we aan dat flexibel gebruik van ER strategieën cruciaal is voor

Page 50: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

43

psychisch welbevinden. Ondanks het feit dat de huidige vragenlijst iets van

context biedt rond het gebruik van de ER strategie (met name intentie en goal

achievement), houdt deze echter niet specifiek rekening met ER flexibiliteit. Het

zal belangrijk zijn om hier in de toekomst wel rekening mee te houden en dit

mogelijks in een vragenlijst te betrekken. Hiertoe is gebruik van herhaalde

metingen echter noodzakelijk (bijv. aan de hand van experience sampling).

Conclusie

Deze masterproef onderzocht de validiteit van een nieuwe ER vragenlijst,

de ERIG. Daarbij brachten we de relatie met depressieve-, angst- en

stresssymptomen in kaart. De nieuwe maat bevraagt niet enkel de frequentie van

het gebruik van ER strategieën, maar ook de intentie en de slaagkans. We

verwachtten dat de ERIG een betere voorspeller is voor psychopathologie. De

resultaten tonen ons dat de nieuwe maat, bovenop de originele CERQ,

bijkomende variantie in depressie, angst en stress verklaart. Daarnaast vinden

we ook dat de adaptieve ER van de nieuwe maat een betere voorspelling is dan

de adaptieve ER van de originele maat voor psychopathologie. De maladaptieve

ER van de originele maat blijft een betere voorspeller dan die van de ERIG. Net

als in eerder onderzoek (Aldao & Nolen-Hoeksema, 2010; Aldao et al., 2010;

Martin & Dahlen, 2005) correleren adaptieve ER strategieën negatief met

psychopathologie en maladaptieve ER strategieën positief. Hoe meer gebruik er

wordt gemaakt van adaptieve ER strategieën, hoe minder kans op

psychopathologie. Hoewel deze eerste resultaten van de nieuwe ER maat

veelbelovend zijn, is er meer onderzoek en replicatie nodig vooraleer we de

nieuwe vragenlijst in de praktijk kunnen gebruiken.

Page 51: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

44

Referentielijst

Abdi, S., Taban, S., & Ghaemian, A. (2012). Cognitive emotion regulation

questionnaire: Validity and reliability of Persian translation of CERQ-36

item. Procedia - Social and Behavioral Sciences, 32, 2-7. doi:

10.1016/j.sbspro.2012.01.001

Aldao, A. ( 2012). Emotion regulation strategies as transdiagnostic processes: A

closer look at the invariance of their form and function. Spanish Journal of

Clinical Psychology – Revista de Psicopatologia y Psicologia Clinica,

17(3), 261-277. http://e- spacio.uned.es/fez/eserv/bibliuned:Psicopat-

2012-17-3-6025/Documento.pdf

Aldao, A. (2013). The future of emotion regulation research: Capturing context.

Perspectives on Psychological Science, 8(2), 155-172. doi:

10.1177/1745691612459518

Aldao, A., & Dixon-Gordon, K. L. (2014). Broadening the scope of research on

emotion regulation strategies and psychopathology. Cognitive Behaviour

Therapy, 43(1), 22-33. doi: 10.1080/16506073.2013.816769

Aldao, A., & Mennin, D. S. (2012). Paradoxical cardiovascular effects of

implementing adaptive emotion regulation strategies in generalized

anxiety disorder. Behaviour Research and Therapy, 50(2), 122-130. doi:

10.1016/j.brat.2011.12.004

Aldao, A., & Nolen-Hoeksema, S. (2010). Specificity of cognitive emotion

regulation strategies: A transdiagnostic examination. Behaviour Research

and Therapy, 48(10), 974-983. doi: 10.1016/j.brat.2010.06.002

Aldao, A., & Nolen-Hoeksema, S. (2012a). The influence of context on the

implementation of adaptive emotion regulation strategies. Behaviour

Research and Therapy, 50(7-8), 493-501. doi: 10.1016/j.brat.2012.04.004

Aldao, A., & Nolen-Hoeksema, S. (2012b). When are adaptive strategies most

predictive of psychopathology? Journal of Abnormal Psychology Review,

121(1), 276-281. doi: 10.1037/a0023598

Aldao, A., Nolen-Hoeksema, S., & Schweizer, S. (2010). Emotion regulation

strategies across psychopathology: A meta-analytic review. Clinical

Psychology Review, 30(2), 217-237. doi: 10.1016/j.cpr.2009.11.004

Page 52: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

45

American Psychiatric Association. (2014). Beknopt overzicht van de criteria

(DSM-5). Amsterdam: Boom.

Aristotle. (1941). The basic works of Aristotle. (R. McKeon, Ed.) New York, NY:

Random House.

Aspinwall, L. G., & Taylor, S. E. (1997). A stitch in time: Self-regulation and

proactive coping. Psychological Bulletin, 121(3), 417-436. doi:

10.1037/0033-2909.121.3.417

Bennett, H., & Wells, A. (2010). Metacognition, memory disorganization and

rumination in posttraumatic stress symptoms. Journal of Anxiety

Disorders, 24(3), 318-325. doi: 10.1016/j.janxdis.2010.01.004

Berenbaum, H., Raghavan, C., Le, H. N., Vernon, L. L., & Gomez, J. J. (2003). A

taxonomy of emotional disturbances. Clinical Psychology - Science and

Practice, 10(2), 206-226. doi: 10.1093/clipsy/bpg011

Berking, M., & Schwarz, J. (2014). Affect regulation training. In J. J. Gross (Ed.),

Handbook of emotion regulation (pp. 529-547). New York, NY: Guilford

Press.

Berking, M., & Whitley, B. (2014). How do emotion regulation deficits result in

mental health problems? In B. Whitley (Ed.), Affect regulation training (pp.

31-45). New York, NY: Springer.

Berking, M., Wupperman, P., Reichardt, A., Pejic, T., Dippel., A., & Znoj. H.

(2008). Emotion-regulation skills as a treatment target in psychotherapy.

Behaviour Research and Therapy, 46(11), 1230-1237. doi:

10.1016/j.brat.2008.08.005

Bond, M., Gardner, S. T., Christian, J., & Sigal, J. J. (1983). Empirical-study of

self-rated defence styles. Archives of General Psychiatry, 40(3), 333-338.

doi: 10.1001/archpsyc.1983.01790030103013

Brackett, M. A., & Salovey, P. (2004). Measuring emotional intelligence as a

mental ability with the Mayer-Salovey-Caruso Emotional Intelligence Test.

In G. Geher (Ed.), Measurement of emotional intelligence (pp. 179-194).

Hauppauge, NY: Nova Science Publishers.

Bridges, L. J., Denham, S. A., & Ganiban, J. M. (2004). Definitional issues in

emotion regulation research. Child Development, 75(2), 340-345. doi:

Page 53: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

46

10.1111/j.1467-8624.2004.00675.x

Brown, G. W., & Harris, T. (1978). Socials origins of depression: A study of

psychiatric disorder in woman. Londen: Travistock Press.

Brown, T. A., Chorpita, B. F., Korotitsch, W., & Barlow, D. H. (1997).

Psychometric properties of the Depression Anxiety Stress Scales (DASS)

in clinical samples. Behaviour Research and Therapy, 35(1), 79-89. doi:

10.1016/S0005-7967(96)00068-X

Buhrmester, M., Kwang, T., & Gosling, S. D. (2011). Amazon’s Mechanical Turk:

A new source of inexpensive, yet high-quality, data? Perspectives on

Psychological Science, 6(1), 3-5. doi: 10.1177/1745691610393980

Buss, K. A. (2011). Witch fearful toddlers should we worry about? Context, fear

regulation, and anxiety risk. Developmental Psychology, 47(3), 804-809.

doi: 10.1037/a0023227

Bydlowski, S., Corsos, M., Jeammet, P., Paterniti, S., Berthoz, S., Laurier, C., . .

. Consoli, S. M. (2005). Emotion-processing deficits in eating disorders.

International Journey of Eating Disorders, 37(4), 321-329. doi:

10.1002/eat.20132

Campbell-Sills, L., & Barlow, D. H. (2007). Incorporating emotion regulation into

conceptualizations and treatments of anxiety and mood disorders. In J. J.

Gross (Ed.), Handbook of emotion regulation (pp. 542-559). New York,

NY: Guilford Press.

Campbell-Sills, L., Barlow, D. H., Brown, T. A., & Hofmann, S. G. (2006).

Acceptability and suppression of negative emotion in anxiety and mood

disorders. Emotion, 6(4), 587-595. doi: 10.1037/1528-3542.6A.587

Cavanagh, J. F., & Shackman, A. J. (2015). Frontal midline theta reflects anxiety

and cognitive control: Meta-analytic evidence. Journal of Physiology-Paris,

109(1-3), 3-15. doi: 10.1016/j.jphysparis.2014.04.003

Cheng, C. (2001). Assessing coping flexibility in real-life and laboratory settings:

A multimethod approach. Journal of Personality and Social Psychology,

80(5), 814-833. doi: 10.1037//3415.80.5.814

Clyne, C., & Blampied, N. M. (2004). Training in emotion regulation as a treatment

for binge eating: A preliminary study. Behaviour Change, 21(4), 269-281.

Page 54: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

47

doi: 10.1375/bech.21.4.269.66105

Cracco, E., Goossens, L., & Braet, C. (2017). Emotion regulation across

childhood and adolescence: Evidence for a maladaptive shift in

adolescence. European Child & Adolescent Psychiatry, 26(8), 909-921.

doi: 10.1007/s00787-017-0952-8

Cracco, E., Van Durme, K., & Braet, C. (2015). Validation of the FEEL-KJ: An

instrument to measure emotion regulation strategies in children and

adolescents. Plos One, 10(9), 1-18. doi: 10.1371/journal.pone.0137080

Crawford, J. R., & Henry, J. D. (2004). The Positive and Negative Affect Schedule

(PANAS): Construct validity, measurement properties and normative data

in a large non-clinical sample. British Journal of Clinical Psychology, 43,

245-265. doi: 10.1348/0144665031752934

d’Acremont, M., & Van der Linden, M. (2007). How is impulsivity related to

depression in adolescence? Evidence from a French validation of the

cognitive emotion regulation questionnaire. Journal of Adolescence, 30(2),

271-282. doi: 10.1016/j.adolescence.2006.02.007

D’Avanzato, C., Joormann, J., Siemer, M., & Gotlib, I. H. (2013). Emotion

regulation in depression and anxiety: Examining diagnostic specificity and

stability of strategy use. Cognitive Therapy and Research, 37(5), 968-980.

doi: 10.1007/s10608-013-9537-0

Davidson, R. J., Jackson, D. C., & Kalin, N. H. (2000). Emotion, plasticity, context,

and regulation: Perspectives from affective neuroscience. Psychological

Bulletin, 126(6), 890-909. doi: 10.1037//0033-2909.126.6.890

de Carvalho, H. W., Andreoli, S. B., Lara, D. R., Patrick, C. J., Quintana, M. I.,

Bressan, R. A., . . . Jorge, M. R. (2013). Structural validity and reliability

of the Positive and Negative Affect Schedule (PANAS): Evidence from a

large Brazilian community sample. Revista Brasileira de Psiquiatria, 35(2),

169-172. doi: 10.1590/1516-4446-2012-0957

De Lissnyder, E., Koster, E. H. W., Goubert, L., Onraedt, T., Vanderhasselt, M.

A., & De Raedt, R. (2012). Cognitive control moderates the association

between stress and rumination. Journal of Behavior Therapy and

Experimental Psychiatry, 43(1), 519-525. doi: 10.1016/j.jbtep.2011.07.004

Page 55: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

48

Diefenbach, G. J., Woolley, S. B., & Goethe, J. W. (2009). The association

between self-reported anxiety symptoms and suicidality. Journal of

Nervous and Mental Disease, 197(2), 92-97. doi:

10.1097/NMD.0b013e318196127c

Domínquez-Sánchez, F. J., Lasa-Aristu, A., Amor, P. J., & Holgado-Tello, F. P.

(2013). Psychometric properties of the Spanish version of the Cognitive

Emotion Regulation Questionnaire. Assessment, 20(2), 253-261. doi:

10.1177/107319111397274

Ehring, T., Fuchs, N., & Kläsener, I. (2009). The effects of experimentally induced

rumination versus distraction on analogue posttraumatic stress symptoms.

Behavior Therapy, 40(4), 403-413. doi: 10.1016/j.beth.2008.10.001

Ehring, T., Tuschen-Caffier, B., Schnülle, J., Fisher, S., & Gross, J. J. (2010).

Emotion regulation and vulnerability to depression: Spontaneous versus

instructed use of emotion suppression and reappraisal. Emotion, 10(4),

563-572. doi: 10.1037/a0019010

Engelen, U., De Peuter, S., Victoir, A., Van Diest, I., & Van den Bergh, O. (2006).

Verdere validering van de Positive and Negative Affect Schedule (PANAS)

en vergelijking van twee Nederlandstalige versies. Gedrag en

Gezondheid, 34(2), 89-102. doi: 10.1007/BF03087979

Fairburn, C. G., Norman, P. A., Welch, S. L., O’Conner, M. R., Doll, H. A., &

Peveler, R. C. (1995). A prospective study of outcome in bulimia nervosa

and the long-term effects of three psychological treatments. Archives of

General Psychiatry, 52(4), 304-312. doi:

10.1001/archpsyc.1995.03950160054010

Forgas, J. P. (1995). Mood and judgement: The affect infusion model (AIM).

Psychological Bulletin, 117(1), 39-66. doi: 10.1037/0033-2909.117.1.39

Fox, H. C., Axelrod, S. R., Paliwal, P., Sleeper, J., & Sinha, R. (2007). Difficulties

in emotion regulation and impulse control during cocaine abstinence. Drug

and Alcohol Dependence, 89(2-3), 298-301. doi:

10.1016/j.drugalcdep.2006.12.026

Frijda, N. H. (1986). The emotions. Cambridge, Engeland: Cambridge University

Press.

Page 56: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

49

Garber, J., Braafladt, N., & Weiss, B. (1995). Affect regulation in depressed and

nondepressed children and young adolescents. Development and

Psychopathology, 7(1), 93-115. doi: 10.1017/S0954579400006362

Garnefski, N., Kraaij, V., & Spinhoven, P. (2001). Negative life events, cognitive

emotion regulation and emotional problems. Personality and Individual

Differences, 30(8), 1311-1327. doi: 10.1016/S0191-8869(00)00113-6

Gratz, K. L., & Roemer, L. (2004). Multidimensional assessment of emotion

regulation and dysregulation: Development, factor structure, and initial

validation of the difficulties in emotion regulation scale. Journal of

Psychopathology and Behavioral Assessment, 26(1), 41-54. doi:

10.1023/B:JOBA.0000007455.08539.94

Green, M. J., Lino, B. J., Hwang, E. J., Sparks, A., James, C., & Mitchell, P. B.

(2011). Cognitive regulation of emotion in bipolar I disorder and unaffected

biological relatives. Acta Psychiatrica Scandinavica, 124(4), 307-316. doi:

10.1111/j.1600-0447.2011.01718.x

Greenberg, L. S. (2002). Emotion-focused therapy: Coaching clients to work

through their feelings. Washington, DC: APA.

Grillon, C. (2002). Startle reactivity and anxiety disorders: Aversive conditioning,

context, and neurobiology. Biological Psychiatry, 52(1), 958-975. doi:

10.1016/S0006-3223(02)01665-7

Gross, J. J. (1998a). Antecedent- and response-focused emotion regulation:

Divergent consequences for experience, expression, and physiology.

Journal of Personality and Social Psychology, 74(1), 224-237. doi:

10.1037/0022-3514.74.1.224

Gross, J. J. (1998b). The emerging field of emotion regulation: An integrative

review. Review of General Psychology, 2(3), 271-299. doi: 10.1037/1089-

2680.2.3.271

Gross, J. J. (2013). Emotion regulation: Talking stock and moving Forward.

Emotion, 13(3), 359-365. doi: 10.1037/a0032135

Gross, J. J., & John, O. P. (2003). Individual differences in two emotion regulation

processes: Implications for affect, relationships, and well-being. Journal of

Personality and Social Psychology, 85(2), 348-362. doi: 10.1037/0022-

Page 57: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

50

3514.85.2.348

Gross, J. J., & Munoz, R. F. (1995). Emotion regulation and mental health. Clinical

Psychology: Science and Practice, 2(2), 151-164. doi: 10.1111/j.1468-

2850.1995.tb00036.x

Hammen, C. (2005). Stress and depression. Annual Review of Clinical

Psychology, 1, 293-319. doi:10.1146/annurev.clinpsy.1.102803.143938

Hayes, S. C., Strosahl, K. D., & Wilson, K. G. (1999). Acceptance and

commitment therapy: An experiential approach to behavior change. New

York, NY: Guilford Press.

Hedman, E., Ljótsson, B., Rück, C., Furmark, T., Carlbring, P., Lindefors, N., &

Andersson, G. (2010). Internet administration of self-report measures

commonly used in research on social anxiety disorder: A psychometric

evaluation. Computers in Human Behavior, 26(4), 736-740. doi:

10.1016/j.chb.2010.01.010

Hoorelbeke, K., Koster, E. H. W., Demeyer, I., Loeys, T., & Vanderhasselt, M.

(2016). Effects of cognitive control training on the dynamics of

(mal)adaptive emotion regulation in daily life. Emotion, 16(7), 945-956. doi:

10.1037/emo0000169

Hoorelbeke, K., Marchetti, I., De Schryver, M., & Koster, E. H. W. (2016). The

interplay between cognitive risk and resilience factors in remitted

depression: A network analysis. Journal of Affective Disorders, 195, 96-

104. doi: 10.1016/j.jad.2016.02.001

Hoorelbeke, K., Van den Bergh, N., Wichers, M., & Koster, E. H. W. (2019).

Between vulnerability and resilience: A network analysis of fluctuations in

cognitive risk and protective factors following remission from depression.

Behaviour Research and Therapy, 116, 1-9. doi:

10.1016/j.brat.2019.01.007

Huffziger, S., & Kuehner, C. (2009). Rumination, distraction, and mindful self-

focus in depressed patients. Behaviour Research and Therapy, 47(3),

224-230. doi: 10.1016/j.brat.2008.12.005

Hume, D. (1969). A treatise on human nature. Harmondsworth, England: Penguin

Books.

Page 58: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

51

Ireland, M. J., Clough, B. A., & Day, J. J. (2017). The cognitive emotion regulation

questionnaire: Factorial, convergent, and criterion validity analyses of the

full and short versions. Personality and Individual Differences, 110, 90-95.

doi: 10.1016/j.paid.2017.01.035

Jermann, F., Van der Linden, M., d’Acremont, M., & Zermatten, A. (2006).

Cognitive Emotion Regulation Questionnaire (CERQ): Confirmatory factor

analysis and psychometric properties of the French translation. European

Journal of Psychological Assessment, 22(2), 126-131. doi: 10.1027/1015-

5759.22.2.126

John, O. P., & Gross, J. J. (2004). Healthy and unhealthy emotion regulation:

Personality processes, individual differences, and life span development.

Journal of Personality, 72(6), 1301-1333. doi: 10.1111/j.1467-

6494.2004.00298.x

Johnson, S. L. (2005). Mania and dysregulation in goal pursuit: A review. Clinical

Psychology Review, 25(2), 241-262. doi: 10.1016/j.cpr.2004.11.002

Joormann, J., & Siemer, M. (2014). Emotion regulation in mood disorders. In J.

J. Gross (Ed.), Handbook of emotion regulation (pp. 413-427). New York,

NY: Guilford Press.

Joormann, J., & Stanton, C. H. (2016). Examining emotion regulation in

depression: A review and future directions. Behaviour Research and

Therapy, 86, 35-49. doi: 10.1016/j.brat.2016.07.007

Joormann, J., & Quinn, M. E. (2014). Cognitive processes and emotion regulation

in depression. Depression and Anxiety, 31(4), 308-315. doi:

10.1002/da.22264

Joormann, J., & Vanderlind, W. M. (2014). Emotion regulation in depression: The

role of biased cognition and reduced cognitive control. Clinical

Psychological Science, 2(4), 402-421. doi: 10.1177/2167702614536163

Joormann, J., Yoon, K. L., & Zetsche, U. (2007). Cognitive inhibition in

depression. Applied and Preventive Psychology, 12(3), 128-139. doi:

10.1016/j.appsy.2007.09.002

Kalisch, R., Müller, M. B., & Tüsher, O. (2015). A conceptual framework for the

neurobiological study of resilience. Behavioral and Brain Science, 38, 1-

Page 59: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

52

79. doi: 10.1017/S0140525X1400082X

Kashdan, T. B., & Breen, W. E. (2008). Social anxiety and positive emotions: A

prospective examination of self-regulatory model with tendencies to

suppress or express emotions as a moderating variable. Behavior

Therapy, 39(1), 1-12. doi: 10.1016/j.beth.2007.02.003

Kashdan, T. B., & Rottenberg, J. (2010). Psychological flexibility as a

fundamental aspect of health. Clinical Psychology Review, 30(7), 865-878.

doi: 10.1016/j.cpr.2010.03.001

Kessler, R. C., Berglund, P., Demler, O., Jin, R., & Walters, E. E. (2005). Lifetime

prevalence and age-of-onset distributions of DSM-IV disorders in the

national comorbidity survey replication. Archives of General Psychiatry,

62(6), 593-602. doi: 10.1001/archpsyc.62.6.593

Kessler, R. C., Foster, C. L., Saunders, W. B., & Stang, P. E. (1995). Social

consequences of psychiatric disorders, I: Educational attainment. The

American Journal of Psychiatry, 152(7), 1026-1032.

https://search.proquest.com/docview/220461471?pq- origsite=gscholar

Kring, A. M., & Bachorowski, J. A. (1999). Emotions and psychopathology.

Cognition and Emotion, 13(5), 575-599. doi: 10.1080/026999399379195

Koster, E. H. W., Hoorelbeke, K., Onraedt, T., Owens, M., & Derakshan, N.

(2017). Cognitive control interventions for depression: A systematic review

of findings from training studies. Clinical Psychology Review, 53, 79-92.

doi: 10.1016/j.cpr.2017.02.002

Kubiak, T., Zahn, D., Siewert, K., Jonas, C., & Weber, H. (2014). Positive beliefs

about rumination are associated with ruminative thinking and affect in daily

life: Evidence for a metacognitive view on depression. Behavioural and

Cognitive Psychotherapy, 42(5), 568-576. doi:

10.1017/S1352465813000325

Kuehner, C., & Weber, I. (1999). Responses to depression in unipolar depressed

patients: An investigation of Nolen-Hoeksema's response styles theory.

Psychological Medicine, 29(6), 1323-1333. doi:

10.1017/S0033291799001282

LeDoux, J. E. (1994). Emotion, memory and the brain. Scientific American,

Page 60: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

53

270(6), 50-57. doi: 10.1038/scientificamerican0694-50

Linehan, M. M. (1993). Cognitive-behavioral treatment for borderline personality

disorder. New York, NY: Guilford Press.

Linehan, M. M., Dimeff, L. A., Reynolds, S. K., Comtois, K. A., Welch, S. S.,

Heagerty, & Kivlahan, D. R. (2002). Dialectical behavior therapy versus

comprehensive validation therapy plus 12-step for the treatment of opioid

dependent women meeting criteria for borderline personality disorder.

Drug and Alcohol Dependence, 67(1), 13-26. doi: 10.1016/S0376-

8716(02)00011-X

Litman, L., Robinson, J., & Abberbock, T. (2017). TurkPrime.com: A versatile

crowdsourcing data acquisition platform for the behavioral sciences.

Behavior Research Methods, 49(2), 433-442. doi: 10.3758/s13428-016-

0727-z

Lougheed, J. P., & Hollenstein, T. (2012). A limited repertoire of emotion

regulation strategies is associated with internalizing problems in

adolescence. Social Development, 21(4), 704-721. doi: 10.1111/j.1467-

9507.2012.00663.x

Lovibond, P. F., & Lovibond, S. H. (1995). The structure of negative emotional

states: Comparison of the Depression Anxiety Stress Scales (DASS) with

the Beck Depression and Anxiety Inventories. Behaviour Research and

Therapy, 33(3), 335-343. doi: 10.1016/0005-7967(94)000575-U

Lynch, T. R., Trost, W. T., Salsman, N., & Linehan, M. M. (2007). Dialectical

behavior therapy for borderline personality disorder. Annual Review of

Clinical Psychology, 3, 181-205. doi:

10.1146/annurev.clinpsy.2.022305.095229

Lyubomirsky, S., & Nolen-Hoeksema, S. (1993). Self-perpetuating properties of

dysphoric rumination. Journal of Personality and Social Psychology, 65(2),

339-349. doi: 10.1037/0022-3514.65.2.339

Martin, R. C., & Dahlen, E. R. (2005). Cognitive emotion regulation in the

prediction of depression, anxiety, stress, and anger. Personality and

Individual Differences, 39(7), 1249-1260. doi: 10.1016/j.paid.2005.06.004

McCarthy, M. (1990). The thin ideal, depression and eating disorders in women.

Page 61: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

54

Behaviour Research and Therapy, 28(3), 205-215. doi: 10.1016/0005-

7967(90)90003-2

Mennin, D. S., & Farach, F. J. (2007). Emotion and evolving treatments for adult

psychopathology. Clinical Psychology: Science and Practice, 14(4), 329-

352. doi: 10.1111/j.1468-2850.2007.00094.x

Mennin, D. S., Holaway, R. M., Fresco, D. M., Moore, M. T., & Heimberg, R. G.

(2007). Delineating components of emotion and its dysregulation in anxiety

and mood psychopathology. Behavior Therapy, 38(3), 284-302. doi:

10.1016/j.beth.2006.09.001

Mezulis, A. H., Priess, H. A., & Hyde, J. S. (2011). Rumination mediates the

relationship between infant temperament and adolescent depressive

symptoms. Depression Research and Treatment, 2011, 1-9. doi:

10.1155/2011/487873

Millan, M. J., Agid, Y., Brüne, M., Bullmore, E. T., Carter, C. S., Clayton, N. S., .

. . Young, L. J. (2012). Cognitive dysfunction in psychiatric disorders:

Characteristics, causes and the quest for improved therapy. Nature

Reviews Drug Discovery, 11(2), 141–168. doi: 10.1038/nrd3628

Mineka, S., Watson, D., & Clark, L. A. (1998). Comorbidity of anxiety and unipolar

mood disorders. Annual Review of Psychology, 49, 377-412. doi:

10.1146/annurev.psych.49.1.377

Miyake, A., Friedman, N. P., Emerson, M. J., Witzki, A., Howerter, A., & Wager,

T. D. (2000). The unity and diversity of executive functions and their

contributions to complex “Frontal lobe” task: A latent variable analysis.

Cognitive Psychology, 41(1), 49-100. doi: 10.1006/cogp.1999.0734

Naragon-Gainey, K., McMahon, T. P., & Chacko, T. P. (2017). The structure of

common emotion regulation strategies: A meta-analytic examination.

Psychological Bulletin, 143(4), 384-427. doi: 10.1037/bul0000093

Nolen-Hoeksema, S. (1991). Responses to depression and their effects on the

duration of depressive episodes. Journal of Abnormal and Psychology,

100(4), 569-582. doi: 10.1037//0021-843X.100.4.569

Nolen-Hoeksema, S. (2000). The role of rumination in depressive disorders and

mixed anxiety/depressive symptoms. Journal of Abnormal Psychology,

Page 62: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

55

109(3), 504-511. doi: 10.1037/0021-843X.109.3.504

Nolen-Hoeksema, S., & Watkins, E. (2011). A heuristic for developing

transdiagnostic models of psychopathology: Explaining multifinality and

divergent trajectories. Perspectives in Psychological Science, 6(6), 589-

609. doi: 10.1177/1745691611419672

Nolen-Hoeksema, S., Stice, E., Wade, E., & Bohon, C. (2007). Reciprocal

relations between rumination and bulimic, substance abuse, and

depressive symptoms in female adolescents. Journal of Abnormal

Psychology, 17(1), 198-207. doi: 10.1037/0021- 843X.116.1.198

Nolen-Hoeksema, S., Wisco, B. E., & Lyubomirsky, S. (2008). Rethinking

rumination. Perspectives on Psychological Science, 3(5), 400-424. doi:

10.1111/j.1745- 6924.2008.00088.x

Omran, M. P. (2011). Relationships between cognitive emotion regulation

strategies with depression and anxiety. Open Journal of Psychiatry, 1, 106-

109. doi: 10.4236/ojpsych.2011.13015

Panksepp, J. (1982). Toward a general psychobiological theory of emotions.

Behavioral and Brain Sciences, 5(3), 407-467. doi:

10.1017/S0140525X00012759

Papageorgiou, C., & Wells, A. (2001). Metacognitive beliefs about rumination in

recurrent major depression. Cognitive and Behavioral Practice, 8(2), 160-

164. doi: 10.1016/S1077- 7229(01)80021-3

Papageorgiou, C., & Wells, A. (2001). Positive beliefs about depressive

rumination: Development and preliminary validation of a self-report scale.

Behavior Therapy, 32(1), 13-26. doi: 10.1016/S0005-7894(01)80041-1

Papageorgiou, C., & Wells, A. (2003). An empirical test of a clinical metacognitive

model of rumination and depression. Cognitive Therapy and Research,

27(3), 261-273. doi: 10.1023/A:1023962332399

Parkinson, B., Totterdell, P., Briner, R. B., & Reynolds, S. (1996). Changing

moods: The psychology of mood and mood regulation. London: Longman.

Parrot, W. G. (1993). Beyond hedonism: Motives for inhibiting good moods and

for maintaining bad moods. In D. M. Wegner, & J. W. Pennebaker (Eds.),

Handbook of mental control (pp. 278-308). Englewood Cliffs, NJ: Prentice

Page 63: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

56

Hall.

Penninx, B., Milaneschi, Y., Lamers, F., & Vogelzangs, N. (2013). Understanding

the somatic consequences of depression: Biological mechanisms and the

role of depression symptom profile. BMC Medicine, 11, 1-14. doi:

10.1186/1741-7015-11-129

Polivy, J., & Herman, C. P. (2002). Causes of eating disorders. Annual Review of

Psychology, 53, 187-213. doi: 10.1146/annurev.psych.53.100901.135103

Radkovsky, A., McArdle, J. J., Bockting, C. H. L., & Berking, M. (2014).

Successful emotion regulation skills application predicts subsequent

reduction of symptom severity during treatment of major depressive

disorder. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 82(2), 248-262.

doi: 10.1037/a0035828

Ramana, R., Paykel, E. S., Cooper, Z., Hayhurst, H., Saxty, M., & Surtees, P. G.

(1995). Remission and relapse in major depression: A two-year

prospective follow-up study. Psychological Medicine, 25(6), 1161-1170.

doi: 10.1017/S0033291700033134

Richards, J. M., Butler, E. A., & Gross, J. J. (2003). Emotion regulation in romantic

relationships: The cognitive consequences of concealing feelings. Journal

of Social and Personal Relationships, 20(5), 599-620. doi:

10.1177/02654075030205002

Roberts, J. E., Gilboa, E., & Gotlib, I. H. (1988). Ruminative response style and

vulnerability to episodes of dysphoria: Gender, neuroticism, and episode

duration. Cognitive Therapy and Research, 22(4), 401-423. doi:

10.1023/A:1018713313894

Roemer, L., Orsillo, S. M., & Barlow, D. H. (2004). Generalized anxiety disorder.

In D. H. Barlow, Anxiety and its Disorders: The nature and treatment of

anxiety and panic (pp. 477-515). New York, NY: Guilford.

Rottenberg, J., Gross, J. J., & Gotlib, I. H. (2005). Emotion context insensitivity in

major depressive disorder. Journal of Abnormal Psychology, 114(4), 627-

639. doi: 10.1037/0021-843X.114.4.627

Ryle, G. (1949). The concept of mind. London: Hutchinson.

Scherer, K. R., Wallbott, H. G., & Summerfield, A. B. (1986). Experiencing

Page 64: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

57

emotion: A cross-cultural study. New York, NY: Cambridge University

Press.

Schwarz, N. (2007). Retrospective and concurrent self-reports: the rationale for

real-time data capture. In A. Stone, S. Shiffman, A. Atienza, & L. Nebeling

(Eds.), The Science of Real- Time Data Capture: Self-reports in health

research (pp. 11-16). Oxford: Oxford University Press.

Schoofs, H., Hermans, D., & Raes, F. (2010). Brooding and reflection as subtypes

of rumination: Evidence from confirmatory factor analysis in nonclinical

samples using the Dutch Ruminative Response Scale. Journal of

Psychopathology and behavioural assessment, 32(4), 609-617. doi:

10.1007/s10862-010-9182-9

Seneca. (1963). On anger. Cambridge, MA: Harvard University Press.

Shapiro, D. N., Chandler, J., & Mueller, P. A. (2013). Using Mechanical Turk to

study clinical populations. Clinical Psychological Science, 1(2), 213-220.

doi: 10.1177/2167702612469015

Sher, K. J., & Grekin, E. R. (2007). Alcohol and affect regulation. In J. J. Gross

(Ed.), Handbook of emotion regulation (pp. 560-580). New York, NY:

Guilford Press.

Shiffrin, R. M., & Schneider, W. (1977). Controlled and automatic human

information processing: II. Perceptual learning, automatic attending, and a

general theory. Psychological Review, 84(2), 127-190. doi: 10.1037/0033-

295X.84.2.127

Siegle, G. J., Ghinassi, F., & Thase, M. E. (2007). Neurobehavioral therapies in

the 21st century: Summary of an emerging field and an extended example

of cognitive control training for depression. Cognitive Therapy and

Research, 31(2), 235-262. doi: 10.1007/s10608-006-9118-6

Silk, J. S., Steinberg, L., & Morris, A. S. (2003). Adolescents' emotion regulation

in daily life: Links to depressive symptoms and problem behavior. Child

Development, 74(6), 1869-1880. doi: 10.1046/j.1467-8624.2003.00643.x

Sloan, D. M., & Kring, A. M. (2010). Introduction and overview. In A. M. Kring, &

D. M. Sloan (Eds.), Emotion regulation and psychopathology: A

transdiagnostic approach to etiology and treatment (pp. 1-9). New York,

Page 65: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

58

NY: Guilford Press.

Stone, A., Shiffman, S., & Atienza, A. (2007). The science of real-time data

capture: Self- reports in health research. Oxford: Oxford University Press.

Thayer, R. E. (1996). The origin of everyday moods: Managing energy, tension,

and stress. New York, NY: Oxford University Press.

Thompson, R. A. (1990). Emotion and self-regulation. In R. A. Thompson (Ed.),

Socioemotional Development. Nebraska symposium on motivation (pp.

367-467). Lincoln: University of Nebraska Press.

Thompson, R. A., & Calkins, S. D. (1996). The double-edged sword: Emotional

regulation for children at risk. Development and Psychopathology, 8(1),

163-182. doi: 10.1017/S0954579400007021

Thomsen, D. K. (2006). The association between rumination and negative affect:

A review. Cognition and Emotion, 20(8), 1216-1235. doi:

10.1080/02699930500473533

Tice, D. M., Bratslavsky, E., & Baumeister, R. F. (2001). Emotional distress

regulation takes precedence over impulse control: If you feel bad, do it!

Journal of Personality and Social Psychology, 80(1), 53-67. doi:

10.1037//0022-3514.80.1.53

Treynor, W., Gonozalez, R., & Nolen-Hoeksema, S. (2003). Rumination

reconsidered: A psychometric analysis. Cognitive Therapy and Research,

27(3), 247-259, doi: 10.1023/A:1023910315561

Troy, A. S., Shallcross, A. J., & Mauss, I. B. (2013). A person-by-situation

approach to emotion regulation: Cognitive reappraisal can either help or

hurt, depending on the context. Psychological Science, 24(12), 2505-

2514. doi: 10.1177/0956797613496434

Verstraeten, K., Vasey, M. W., Raes, F., & Bijttebier, P. (2009). Temperament

and risk for depressive symptoms in adolescence: Mediation by rumination

and moderation by effortful control. Journal of Abnormal Child Psychology,

37(3), 349-361. doi: 10.1007/s10802-008-9293-x

Watkins, E. R. (2008). Constructive and unconstructive repetitive thought.

Psychological Bulletin, 134(2), 163-206. doi: 10.1037/0033-

2909.134.2.163

Page 66: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

59

Watkins, E., & Baracaia, S. (2001). Why do people ruminate in dysphoric moods?

Personality and Individual Differences, 30(5), 723-734. doi:

10.1016/S0191-8869(00)00053-2

Watkins, E., & Moulds, M. (2005). Positive beliefs about rumination in depression

- a replication and extension. Personality and Individual Differences, 39(1),

73-82. doi: 10.1016/j.paid.2004.12.006

Watson, D., Clark, L. A., & Tellegen, A. (1988). Development and validation of

brief measures of positive and negative affect – the PANAS scales. Journal

of Personality and Social Psychology, 54(6), 1063-1070. doi:

10.1037/0022-3514.54.6.1063

Weber, F., & Exner, C. (2013). Metacognitive beliefs and rumination: A

longitudinal Study. 37(6), 1257-1261. doi: 10.1007/s10608-013-9555-y

Wells, A. (1995). Meta-cognition and worry: A cognitive model of generalized

anxiety disorder. Behavioural and Cognitive Psychotherapy, 23(3), 301-

320. doi: 10.1017/S1352465800015897

Wells, A. (1997). Cognitive therapy of anxiety disorders: A practice manual and

conceptual guide. Chichester, UK: Wiley.

Wells, A. (2005). The metacognitive model of GAD: Assessment of meta-worry

and relationship with DSM-IV generalized anxiety disorder. Cognitive

Therapy and Research, 29(1), 107-121. doi: 10.1007/s10608-005-1652-0

Wells, A. (2011). Metacognitive therapy for anxiety and depression. New York,

NY: The Guilford Press.

Wells, A., & King, P. (2006). Metacognitive therapy for generalized anxiety

disorder: An open trail. Journal of Behavior Therapy and Experimental

Psychiatry, 37(3), 206-212. doi: 10.1016/j.jbtep.2005.07.002

Wells, A., Fisher, P., Myers, S., Wheatley, J., Patel, T., & Brewin, C. R. (2012).

Metacognitive therapy in treatment-resistant depression: A platform trail.

Behaviour Research and Therapy, 50(6), 367-373. doi:

10.1016/j.brat.2012.02.004

Wells, A., Welford, M., King, P., Papageorgiou, C., Wisely, J., & Mendel, E.

(2010). A pilot randomized trial of metacognitive therapy vs applied

relaxation in the treatment of adults with generalized anxiety disorder.

Page 67: OP WEG NAAR EEN NIEUWE MAAT VOOR (MAL)ADAPTIEVE … · 2019. 9. 29. · VALIDATIE VAN EMOTION REGULATION INTENTION AND GOAL ACHIEVEMENT QUESTIONNAIRE Aantalwoorden: 13.141 Amber Ghyselen

60

Behaviour Research and Therapy, 48(5), 429-434. doi:

10.1016/j.brat.2009.11.013

Wilson, G. T., Nathan, P. E., O'Leary, K. D., & Clark, L. A. (1996). Abnormal

Psychology: Integrating Perspetives. Boston: Allyn & Bacon.

Yap, M. B., Allen, N. B., O'Shea, M., Di Parsia, P., Simmons, J. G., & Sheeber,

L. (2011). Early adolescents' temperament, emotion regulation during

mother-child interactions, and depressive symptomatology. Development

and Psychopathology, 23(1), 267-282. doi: 10.1017/S0954579410000787

Yilmaz, A. E., Gençöz, T., & Wells, A. (2011). The temporal precedence of

metacognition in the development of anxiety and depression symptoms in

the context of life-stress: A prospective study. Journal of Anxiety Disorders,

25(3), 389-396. doi: 10.1016/j.janxdis.2010.11.001

Yonkers, K. A., Bruce, S. E., Dyck, I. R., & Keller, M. B. (2003). Chronicity,

relapse, and illness - course of panic disorder, social phobia, and

generalized anxiety disorder: Findings in men and women from 8 years of

follow-up. Depression and Anxiety, 17(3), 173-179. doi: 10.1002/da.10106

Zhao, Y. H., & Zhao, G. X. (2015). Emotion regulation and depressive symptoms:

Examining the mediation effects of school connectedness in Chinese late

adolescents. Journal of Adolescence, 40, 14-23. doi:

10.1016/j.adolescence.2014.12.009