davince tools generated - home - commissiemer.nl · wordt afgezet in west-europa. de benodigde...
TRANSCRIPT
Startnotitie Milieu-effectrapportage
Biovergassingsinstallatie Duurzame Productie Energie en Mineralen
(D.P.E.M.) te Amsterdam
Rapportnr. P3044
Referentie JA/RP/P 3044
Datum 17 mei 1999
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING
1.1. Achtergrond Duurzame Productie Energie en Mineralen te
Amsterdam 4
1.2. Het voornemen 5
1.3. Initiatiefnemer 5
1.4. Bevoegd gezag 5
2. PROBLEEMSTELLING EN DOEL
2.1. Probleemstelling 6
2.2. Doel van het voornemen 7
3. PROCEDURELE ASPECTEN
3.1 Relevante wet-en regelgeving 8
3.2. Vergunningen 8
3.3. De m.e.r.-procedure 8
3.4. Planning 9
4. HUIDIGE AKTIVITEITEN 11
5. DE VOORGENOMEN AKTIVITEIT EN DE ALTERNATIEVEN
5.1. Nulsituatie 12
5.2. De voorgenomen aktiviteit 12
5.3. Milieubeschermende maatregelen 13
5.4. Alternatieven en varianten 13
6. BESTAANDE TOESTAND VAN HET MILIEU EN DE TE 14
VERWACHTEN AUTONOME ONTWIKKELINGEN
7. GEVOLGEN VOOR HET MILIEU
7.1. Algemeen 15
7.2. Luchtverontreiniging 16
7.2.1. Geur 16
7.2.2. Luchtverontreinigende componenten 16
7.3. Bodem en grond- en oppervlaktewater 16
7.4. Geluid 17
7.5. Volksgezondheid 17
7.6. Externe veiligheid 17
7.7. Verkeer 18
7.8 Flora en Fauna 18
7.9 Landschap 18
7.10 Indirecte milieu-effecten 18
7.11 Metingen en controle van de milieu-effecten 19
8. VERGELIJKING VAN DE ALTERNATIEVEN 23
BIJLAGEN
Bijlage 1 Processchema
Bijlage 2 Overzicht locatie
Raadgevend ingenieursburo Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. van Aspert B. V. Amsterdam B. V.
1. INLEIDING
1.1. Achtergrond Duurzame Productie Energie en Mineralen te Amsterdam
Kunstmestproducent Amsterdam Fertilizers B.V. (Amfert). gevestigd aan de
Fosfaatweg 48 te Amsterdam produceert op jaarbasis 600.000 ton kunstmest welke
wordt afgezet in West-Europa. De benodigde energie ten behoeve van deze
kunstmestproductie wordt tot op heden geleverd door de inzet van 5.500 ton
stookolie per jaar. Op grond van de huidige milieuvergunning zal per 1 november
1999 dienen te worden overgeschakeld op aardgas.
Het voornemen van Amfert is om de energievoorziening zodanig aan te passen dat
gebruik zal worden gemaakt van een minder milieubelastende brandstof. Een eerste
oriëntatie heeft uitgewezen dat de inzet van bio-energie een aantrekkelijke en een
kansrijke optie zou kunnen zijn: bio-energie (een vorm van hernieuwbare energie) is
energie uit organische massa, waarmee materiaal van plantaardige oorsprong
wordt bedoeld dat, in tegenstelling tot fossiele brandstoffen, kort geleden is
ontstaan. Dat wil zeggen dat bij verwerking van de organische fractie geen gebruik
wordt gemaakt van eindige grondstoffen. Bovendien leidt het gebruik van
hernieuwbare energie per saldo niet tot een verhoging van het kooldioxide (CO2)-
gehalte in de atmosfeer: bomen en planten nemen tijdens hun groei CO2 op uit de
atmosfeer en zetten dit met behulp van de zon en fotosynthese weer om in
plantaardige bouwstovfen. Bij omzetting van biomassa in anorganisch materiaal
komt deze energie weer vrij.
Om op een verantwoorde wijze bio-energie te produceren dient aan twee
voorwaarden te worden voldaan: er dient een langdurige zekerheid te zijn dat er te
allen tijde voldoende biomassa wordt aangevoerd en daarnaast zal gekozen
moeten worden voor een betrouwbare en milieuhygiënisch verantwoorde techniek
waarmee de biomassa in energie kan worden omgezet.
De garantie voor een voldoende aanvoer van biomassa (houtsnippers en -krullen
snoeihout en stro vermengd met droge pluimveemest) wordt verkregen doordat
Amfert een langdurig leveringscontract zal afsluiten met Stichting Mestbureau Oost
(MBO), een organisatie welke op jaarbasis over een veelvoud van de benodigde
biomassa beschikt.
De procesopzet is ontwikkeld door MVH B.V. Partners in Pollution Control (afgekort:
MVH B.V.) in samenwerking met Raadgevend Ingenieursburo van Aspert B.V. Beide
Rapportnummer: P 3044 Pagina: 4
Raadgevend ingenieursburo van Aspert BV.
Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. Amsterdam B. V.
bedrijven zijn al meer dan 15 jaar actief op het gebied van duurzame omzetting van
organische stoffen en hebben op basis van proeven op praktijkschaal een
vergassingstechniek ontwikkeld welke aan alle bovengenoemde eisen vodoet.
1.2. Het voornemen
Op basis van de tijdens de duurproeven (praktijkschaal) verkregen inzichten wordt
gestreefd naar de oprichting van een vergassingsinstallatie waarin op jaarbasis
76.000 ton biomassa wordt verwerkt tot een nuttig inzetbare "groene" energiestroom
enerzijds en een mineraalrijk anorganisch product anderzijds.
1.3. Initiatiefnemer
De initiatiefnemer tot het plaatsen van de vergassingsinstallatie is Amfert:
Amsterdam Fertilizers (Amfert) B.V.
Fosfaatweg 48
Postbus 313
1000 AH Amsterdam
1.4. Bevoegd gezag
Het bevoegd gezag voor de m.e.r.-procedure. dat tevens de vergunning inzake de
Wet milieubeheer (Wm) verleent is:
College van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
Postbus 3007
2001 DA Haarlem
N.B. De inrichting produceert geen afvalwater, zodat er in het kader van de Wet
verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) geen vergunning voor het lozen
afvalwater hoeft te worden aangevraagd
Rapportnummer: P 3044 Pagina: 5
Raadgevend ingenleursburo van Aspert B.V.
2. PROBLEEMSTELLING EN DOEL
2.1. Probleemstelling
De probleemstelling welke ten grondslag zal liggen aan het MER is tweeledig:
Indien wordt uitgegaan van de grondstof (biomassa in de vorm van snoeihout,
houtsnippers en -krullen en stro vermengd met droge pluimveemest) blijkt dat een
gedeelte hiervan te beschouwen is als organische mest, afkomstig uit de landbouw.
Door de explosieve groei van deze sector in de afgelopen decennia is er een
mestoverschot ontstaan met als belangrijkste nadelige effecten vermesting (als
gevolg van een overschot aan mineralen in bodem, grond- en oppervlaktewater)
en verzuring (als gevolg van de ammoniakuitstoot).
Door (interim)wetgeving zijn maatregelen getroffen om het mestoverschot en de
nadelige effecten daarvan te verminderen. Meer in het bijzonder zijn dit de Wet
Bodembescherming, de Meststoffenwet, de Wet verplaatsing mestproductie, de
Wet Milieubeheer en de daaruit voortkomende uitvoeringsbesluiten waarin nadere
regels en richtlijnen zijn vastgelegd om een vermindering van de milieubelasting tot
stand te brengen. Dit heeft concreet geleid tot beleid van de overheid en initiatieven
uit het landbouwbedrijfsleven om de nadelige milieu-effecten van de intensieve
veehouderij te verminderen:
a. het verminderen van mestoverschot via maatregelen in de diervoeding;
b. het ontwikkelen van emissie-arme zogenaamde "groen laber'-stallen;
c. het bewerken en verwerken van mest;
d. het wegnemen van belemmeringen bij mestafzet;
e. het opkopen en anderszins beperken van productierechten;
f. het invoeren van een Mineralen Aangifte Systeem (MINAS);
g. een beperking van productierechten.
Het tweede deel van de probleemstelling is gelegen in de huidige situatie bij Amfert:
De voor de productie benodigde energie wordt tot dusverre geleverd door gebruik
te maken van (zwavelhoudende) stookolie. In het kader van het beleid om het
gebruik van deze brandstof terug te dringen verplicht de Provincie Noord-Holland
Amfert per 1 november 1999 om van stookolie over te schakelen naar aardgas. In het
op te stellen MER zal onder meer een vergelijking worden gemaakt tussen de
Rapportnummer: P 3044 Pagina: 6
Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. Amsterdam B.V.
Raadgevend ingenieursburo van Aspert B. V.
Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. Amsterdam B. V.
relevante milieu-aspecten van een aardgas gestookte installatie en de thans
voorliggende bio-energie-optie,
2.2. Doel van het voornemen
Het doel van de voorgenomen aktiviteit is om een voordroog-
vergassingsinstallatie op te richten en in werking te houden op het fabrieksterrein
van kunstmestproducent Amfert B.V. te Amsterdam om op deze wijze enerzijds
(binnen het kader van de aangescherpte emissie-eisen) te komen tot een
besparing van kosten op het gebied van energie en grondstoffen en anderzijds
een bijdrage te leveren aan de terugdringing van het mineralenoverschot in
Nederland. In deze inrichting zal op jaarbasis in totaal 76.000 ton snoeihout.
houtsnippers- en krullen en stro uit slachtkippenstallen (in het vervolg aangeduid als
biomassa), worden verwerkt. Als gevolg van dit procédé ontstaan:
a.) een nuttig inzetbare energiestroom (warmte en electriciteit) welke de totale
energiebehoefte van de Amfertfabriek kan dekken en de huidige op stookolie
draaiende energievoorziening zal vervangen. Voor wat betreft de electriciteit is er
zelfs sprake van enige overproductie ten opzichte van de huidige afname, zodat
een gedeelte hiervan aan derden zal worden verkocht als "groene" stroom.
Omdat de vergassingsinstallatie de huidige energievoorziening vervangt zal de
CC>2-emissie ten opzichte van de huidige situatie per saldo aanzienlijk dalen.
b.) Ca. 10.000 ton aan mineraalrijk anorganisch product (as) welke ingezet zullen
worden als grondstof/halffabrikaat voor de kunstmestproductie van Amfert. Deze
producten worden voor meer dan 90% afgezet buiten Nederland, zodat een
positieve bijdrage wordt geleverd aan de mineralenbalans. Daarnaast wordt een
bijdrage geleverd aan de nuttige toepassing van reststoffen van verwerkte
mineraalrijke organische producten, hetgeen in het kader van de noodzaak tot
beperking van het gebruik van eindige minerale grondstoffen een extra voordeel is.
Rapportnummer: P 3044 Pagina: 7
Raadgevend ingenieursburo van Aspert B.V.
Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. Amsterdam B. V.
3. PROCEDURELE ASPECTEN
3.1 Relevante wet- en regelgeving
In het milieu-effectrapport zal de relevante wet- en regelgeving worden
beschreven. Tevens zal worden aangegeven op welke manier het voorgenomen
initiatief hier wordt ingepast.
3.2. Vergunningen
Aangezien het een nog op te richten installatie betreft zijn hier nog geen besluiten
over genomen. Wel is voor een gelijksoortige inrichting in Noord-Brabant (gemeente
Landerd) met een capaciteit van 22.500 ton/jaar een vergunning ingevolge de Wet
milieubeheer verleend. Voor het ten uitvoer brengen van het beschreven initiatief
zijn de volgende vergunningen noodzakelijk:
1. Bouwvergunning
De bouwvergunning zal gelijktijdig met de vergunning ingevolge de Wet
milieubeheer worden aangevraagd.
2. Wet milieubeheer (Wm)
Er is begonnen met de voorbereidingen om te komen tot het indienen van een
ontvankelijke aanvraag bij Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Holland.
3.3. De m.e.r.-procedure
Voor het oprichten en exploiteren van een verwerkingsinrichting voor de
behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 100
ton per dag (±36.500 ton per jaar, uitgaande van een vol-continuproductie) geldt
ingevolge het Besluit Milieu-effectrapportage 1994 de verplichting de m.e.r.-
procedure te volgen. In het geval van de voorgenomen activiteit is er sprake van
76.000 ton biomassa welke jaarlijks als brandstof wordt ingezet, zodat hiervoor de
m.e.r.-plicht geldt. In het MER zullen voor verschillende onderdelen van de inrichting
Rapportnummer: P 3044 Pagina: 8
Raadgevend ingenieursburo van Aspert B.V.
Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. Amsterdam B.V.
proces-, procesvoerings- en uitvoeringsvarianten worden beschreven. Het MER is te
karakteriseren als een inrichtings-MER en niet als een locatie-MER. Locatie-aspecten
zullen in het MER dan ook niet aan de orde komen.
Pas nadat het MER door het bevoegd gezag als aanvaardbaar is beoordeeld zal de
Wm-vergunningsaanvraag ontvankelijk kunnen worden verklaard.
3.4. Planning
Rekening houdende met het vorenstaande en de termijnen zoals die in de Wm zijn
vastgelegd kan een globale indicatie worden gegeven van het te doorlopen
tijdspad.
Te zien is op de volgende pagina dat er tussen het moment van het indienen van het
MER en de afgifte van de Wm-vergunning in de regel een periode van ó maanden
en 5 weken is gelegen.
Rapportnummer: P 3044 Pagina: 9
Raadgevend ingenieursburo van Aspert B.V.
Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. Amsterdam B V.
M.e.r. Veifvnnlnaverlenlng Wn
Termijnen IN BG Anderen
! .. . Startnotitie
•'• IV
9w
13 w
I Bekend-• making
Inspraak/ advies
Advies richtlijnen Cmer '
Overleg . . . . . . t a ...... j — i -
Rlchclijnen
6 w
10 w
9w
Opstellen MER
Indienen MER
26
beoordelen aarwaard' baarheid MER
Bekendmaking MER
Inspraak/ . advies
Toetsingsadvies Cmer'
Evaluatie milieugevolgen
Li—••-;, . , , Ji
IN iv ; Anderen Termijnen
Opstellen aanvraaq
Indienen
Beoordelen ontvankelijkheid-
Bekend- • _ . making aanvraag
3w
10 w
Opstellen"" ontwerpbeschikking
Bekend-
ontwerpbeschikking
4w
10DHAM2h
Cmer: m.e.r.-commissie
BG: Bevoegd gezag
IN: Initiatiefnemer
Raadgevend ingenieursburo van Aspert B.V.
4. HUIDIGE AKTIVITEITEN
Op dit moment wordt de voor het productieproces benodigde energie geleverd
door de inzet van stookolie. De plek waar de vergassingsinstallatie wordt gevestigd
is thans een braakliggend stuk terrein van de Amfert-fabriek. De exacte locatie van
de te bouwen vergassingsinstallatie wordt aangegeven in bijlage 2.
Indien daarnaast de huidige aktiviteiten met betrekking tot de biomassa in
ogenschouw worden genomen, kan worden vastgesteld dat de huidige praktijk
bestaat uit het transporteren van de biomassa vanuit het beheersgebied van MBO
(Utrecht. Gelderland en Overijssel) naar de noordelijke provincies (Groningen,
Drenthe en Friesland) om daar in onverwerkte vorm als organische meststof op de
akkerbouwgronden te worden aangewend.
Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. Amsterdam B. V.
Rapportnummer: P 3044 Pagina: 11
Raadgevend ingenieursburo van Aspert B. V.
Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. Amsterdam B. V.
5. DE VOORGENOMEN AKTIVITEIT EN DE ALTERNATIEVEN
In dit hoofdstuk zullen achtereenvolgens de nulsituatie, de voorgenomen aktiviteit
(met milieubeschermende maatregelen) en het meest milieuvriendelijke alternatief
worden besproken.
5.1. Nul-situatie
Dit alternatief is een beschrijving van de situatie die optreedt als de voorgenomen
aktiviteit geen doorgang vindt. Dit is de huidige situatie aangevuld met een aantal
autonome ontwikkelingen.
Bezien vanuit de energieproductiewijze van Amfert komt dit er op neer dat de
huidige stookolie-installatie vervangen zal moeten worden door een relatief schone
fossiele brandstof, zoals aardgas. In het MER zal de verbranding van aardgas
worden beschouwd als het O-alternatief.
De huidige situatie ten aanzien van de te vergassen biomassa bestaat uit het
uitrijden en het transport van overschotgebieden naar tekortgebieden. De
autonome ontwikkelingen zoals beschreven in de Integrale Notitie Mest- en
ammoniakbeleid worden gevormd door een verdere aanscherping van de
bemestingsnormen tot 2010. Hierdoor zal de hoeveelheid niet-plaatsbare mest
groeien.
5.2. De voorgenomen aktiviteit
In de inrichting zal 76.000 ton organische fractie (d.s.-gehalte >70%) worden vergast
tot ±10.000 ton mineraal product. Het verwerkingsproces is een gesloten systeem: dit
houdt in dat het ingaande materiaal op geen enkel moment van het
verwerkingsproces in aanraking komt met de buitenlucht en dat er nergens in het
proces ongereinigde lucht kan ontsnappen. De te vergassen organische fractie
s Rapportnummer: P 3044 Pagina: 12
Raadgevend ingenieursburo van Aspert B. V.
Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. Amsterdam B.V.
wordt aangevoerd per schip of per auto en vervolgens in een afgesloten
ontvangstruimte gestort. De lucht in deze ruimte wordt afgezogen naar een centraal
punt en vervolgens gere in igd. De biomassa wordt van hieruit door een
transportschroef naar een in het gebouw opgestelde gecombineerde meertraps
voordroog-vergassingsoven getransporteerd. In deze oven wordt de biomassa
vergast (een proces dat plaats vindt in een nagenoeg zuurstofloze omgeving bij 450-
650°C) Als gevolg van dit proces ontstaat enerzijds een product met een hoge
mineraleninhoud en anderzijds een stroom van energierijke gassen welke na
behandel ing in een naverbrandingskamer gedeeltelijk (±50%) als warmte in een
pijpleiding naar de Amfert productielocatie wordt getransporteerd en gedeeltelijk
wordt omgezet in stoom (ca. 10-12 ton per uur) die vervolgens wordt omgezet in
electr ici tei t . De hierbij vr i jkomende lage-drukstoom en electr iciteit worden
vervolgens nagenoeg geheel ingezet in het productieproces van Amfert.
De afgassen worden op een zodanige wijze gereinigd dat zal worden voldaan aan
de bepalingen in de Nederlandse emissierichtlijnen.
5.3. Milieubeschermende maatregelen
Nagegaan zal worden op welke wijze nadel ige ef fecten, die bij aanleg en
funct ioneren van de installatie opt reden, zoveel mogelijk kunnen worden
tegengegaan of worden verminderd. De ef fecten van de maatregelen die
genomen worden, zullen niet alleen worden getoetst aan de hiervoor geldende
normen zoals verwoord in het Besluit Emisssie-eisen stookinstallaties (BEES) en de
Nederlandse Emissierichtlijnen (NER). maar zullen tevens worden beschouwd in het
licht van het ALARA (As Low As Reasonably Achievable)-principe.
5.4. Varianten en het Meest Milieuvriendelijke alternatief
Voor de verschillende onderdelen van de inrichting zullen proces-, procesvoerings-,
en uitvoeringsvarianten worden uitgewerkt. Op basis van de hieruit voortvloeiende
best bestaande mogeli jkheden ter bescherming van het milieu kan het Meest
Milieuvriendelijke Alternatief worden opgebouwd.
Rapportnummer. P 3044 Pagina: 13
Raadgevend ingenieursburo Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. van Aspert B.V. Amsterdam B.V.
6. BESTAANDE TOESTAND VAN HET MILIEU EN DE TE VERWACHTEN AUTONOME ONTWIKKELINGEN
Voor de beoordeling van de milieu-effecten van de voorgenomen aktiviteit is het
noodzakelijk de bestaande toestand van het milieu in kaart te brengen. Van belang
hierbij zijn met name de parameters die ten gevolge van de uitvoering van de
voorgenomen aktiviteit kunnen wijzigen. Van de vo lgende kenmerken zullen
gegevens worden verzameld en geanalyseerd:
a. Kenmerken van abiotische aard als:
bodem;
water (grond- en oppervlaktewater);
lucht;
geluid;
verkeersdruk.
b. Kenmerken van biotische aard als flora en fauna. Met name de aanwezige
natuurwaarden in de naaste omgeving en de functies van het gebied zullen
beschreven worden.
c. Visuele kenmerken (landschapsbeeld) alsmede inrichting en bestemming.
Hierbij zal tevens de omgeving van de locatie beschreven worden.
Gevoelige objecten in de omgeving zullen worden geïnventariseerd en in kaart
worden gebracht.
In bijlage 2 zijn kaarten toegevoegd, waardoor de ligging van de locat ie ten
opzichte van omliggende bebouwing zowel in de wijdere als in de nabije omgeving
duidelijk is vast te stellen.
Rapportnummer: P 3044 Pagina: 14
Raadgevend ingenieursburo Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. van Aspert B. V. Amsterdam B. V.
7. GEVOLGEN VOOR HET MILIEU
7.1. Algemeen
Bij de beschrijving van de gevolgen voor het milieu worden zowel de voorgenomen
aktiviteit. het nul-alternatief en het meest milieuvriendelijke alternatief op hun
milieugevolgen beschouwd. Deze gevolgen zullen getoetst worden aan de hiervoor
geldende wet- en regelgeving. In het bijzonder zal daarbij aandacht worden
besteed aan de effecten op het milieu als gevolg van:
• het ontstaan van emissies naar het compartiment lucht;
het ontstaan van emissies naar bodem en water;
het ontstaan van afval;
een wijziging van de geluidsbelasting;
• een wijziging van de visuele waarneming;
transport (aan- en afvoer).
Waar mogelijk zullen de milieu-effecten met de bestaande milieubeïnvloedende
effecten worden vergeleken, waardoor inzicht in de cumulatieve effecten van de
aktiviteit wordt verkregen.
Tevens zal aandacht worden besteed aan veiligheidsaspecten van de installatie en
aan controle met betrekking tot de relevante emissies naar lucht, water en bodem.
Bij voorspellingen van (eventuele) gevolgen zal worden aangegeven welke
modellen of methoden zijn gebruikt. Naast de meest waarschijnlijke ontwikkeling zal
tevens ook de slechtst denkbare, redelijkerwijs te verwachten, situatie worden
beschreven.
Rapportnummer: P 3044 Pagina: 15
Raadgevend ingenieursburo van Aspert B. V.
Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. Amsterdam B.V.
7.2. Luchtverontreiniging
7.2.1. Geur
Als gevolg van de voorgenomen activiteit kunnen geurstoffen geëmitteerd worden.
Om te voorspellen wat het te verwachten geurniveau in de omgeving van de op te
richten inrichting zal zijn. zullen geurverspreidingsberekeningen worden uitgevoerd.
Uitgangspunt voor de berekeningen zijn de tijdens de duurproeven verkregen
meetresultaten. Bij de geurverspreidingsberekeningen worden daarnaast de
volgende uitgangspunten gehanteerd:
• de metingen vinden plaats volgens de richtlijnen vermeld in de Nederlandse
Voornorm Olfactometrie;
• de verspreiding van de geuruitworp vindt plaats op basis van het Lange Termijn
Frequentie Distributie (LTFD)-model;
de emissie vindt plaats via één puntbron;
de locale omstandigheden zullen in de berekeningen worden betrokken.
De hieruit voortkomende geurcontourlijnen zullen worden getoetst aan de normen
zoals die zijn vastgelegd in het landelijke geurbeleid.
7.2.2. Luchtverontreinigende componenten
Emissies naar de lucht komen slechts vrij op 1 plaats en pas nadat de afgassen zijn
gereinigd. Diffuse emissies worden voorkomen door de grondstof aan te voeren in
afgesloten containers en door deze vervolgens ook geïsoleerd van de buitenlucht
op te slaan.
Voor wat betreft de emissie van zwaveloxiden (SOx), stikstofoxiden (NOx).
ammoniak (NH3) en koolstofoxiden (COx). Al deze componenten zullen worden
getoetst aan de hiervoor geldende wet- en regelgeving.
7.3. Bodem en grond en oppervlaktewater
Er zal op geen enkele wijze worden geloosd naar bodem, grond- of
oppervlaktewater. De opslag van de biomassa zal voldoen aan de hiervoor
geldende wet- en regelgeving. Daarnaast zullen er vloeistofdichte vloeren worden
Rapportnummer: P 3044 Pagina: 16
Raadgevend ingenieursburo van Aspert B. V.
Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. Amsterdam B. V.
aangebracht om mogelijke verontreiningingen als gevolg van calamiteiten te
voorkomen.
7.4 Geluid
Het geluidonderzoek vindt plaats op basis van de methoden uit de Handleiding
Industrielawaai IL-HR-13-01 en, indien van toepassing, de Circulaire Beoordeling
geluidhinder wegverkeer (zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 1 maart 1996).
Van de inrichting zal worden aangegeven:
• welke belangrijke geluidbronnen aanwezig zijn;
de akoestische bronvermogens en bedrijfstijden;
de verschillende bedrijfssituaties;
de invloed van het aan- en afvoertransport en het laden en lossen;
kortstondige verhogingen van het geluid (piekniveau);
het karakter van het geluid (tonaal/impulsvorming);
• de richtingseffecten van geluidbronnen;
de mogelijke maatregelen en het effect daarvan;
de geluidimmissie op genoemde waarneempunten;
de invloed van afzonderlijke bronnen op deze waarneempunten;
de eventuele afwijkende geluiduitstraling bij uitzonderlijke bedrijfssituaties.
7.5. Volksgezondheid
Nagegaan zal worden wat de invloed van de inrichting is op de uitstoot van
pathogene micro-organismen. Op voorhand kan reeds worden vermeld dat de
verblijftijd van de biomassa in het vergassingsproces (30-45 minuten bij een
temperatuur van 450-600°C) alle micro-organismen volledig zal afdoden.
7.6. Externe veiligheid
Beschreven zullen worden de gevolgen van het grootst mogelijke geloofwaardige
ongeval met betrekking tot de volgende risicobronnen:
• opslagvoorzieningen;
chemicaliënopslag;
vergassingsinstallatie;
Rapportnummer: P 3044 Pagina: 17
Raadgevend ingenieursburo Startnotitie m.e.r. D.P.EM van Aspert B. V. Amsterdam B. V.
brand;
• aan- en afvoer.
Hierbij zal rekening worden gehouden met de veiligheid van personeel en emissies
naar bodem, water en lucht. De voorzieningen ten behoeve van het voorkomen van
calamiteiten zullen eveneens voor elke risicobron worden beschreven.
7.7. Verkeer
De toename van de verkeersintensiteit ten gevolge van de voorgenomen oktiviteit
zal beschreven worden.
7.8. Flora en Fauna
De effecten van de emissies via bodem, lucht en water op flora, fauna en
ecosystemen zullen voor zover mogelijk en relevant worden nagegaan.
7.9. Landschap
Plattegronden, grondaanzichten en vogelvluchtaanzichten met de situering en
omvang van de installatie op het terrein zullen worden uitgewerkt. Gegevens over de
terreinafsluiting zullen eveneens worden opgenomen.
7.10 Indirecte milieu-effecten
Door de geplande installatie wordt een bijdrage geleverd aan zowel de landelijke
C02-emissiereductiedoelstelling als aan de totstandkoming van de in Nederland
benodigde capaciteit voor de productie van duurzame energie. Bovendien heeft
de voorgenomen oktiviteit een positief effect op de mineralenbalans en het
grondstoffengebruik. Ook deze effecten zullen worden belicht.
Rapportnummer: P 3044 Pagina: 18
Raadgevend ingenieursburo Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. van Aspert B. V. Amsterdam B. V.
7.11 Metingen en controle van de milieu-effecten
Er zullen metingen worden voorgesteld om de door de inrichting veroorzaakte
emissies te controleren.
Rapportnummer: P 3044 Pagina: 19
Raadgevend ingenieursburo Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. van Aspert B. V. Amsterdam B. V.
8. VERGELIJKING VAN DE ALTERNATIEVEN
Het voorgenomen alternatief zal met het meest milieuvriendelijke alternatief en met
de bestaande toestand van het milieu worden vergeleken. Hierbij zullen tevens
kostenaspecten worden betrokken.
17 MEI 1999
RAADGEVEND INGENIEURSBURO
VAN ASPERT B.V.. UDEN
Rapportnummer: P 3044 Pagina: 20
BIJLAGEN
Raadgevend ingenieursburo Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. van Aspert B. V. Amsterdam B. V.
BIJLAGE 1
PROCESSCHEMA
Rapportnummer: P 3044
Principeschema biovergassingsproces D.P.E.M. Amsterdam
gesloten opslagvoorziening biomassa 76.000 ton/jaar
Gereinigde lucht •
Electra voor productieproces Amfert en verkoop
c I > o 9 c
§ o
> a •
lucht-reiniging
Lucht t.b.v. drogen prod.proces Amfert
electrici-teits-opwek-king
ï
JL naver-branding
Stoomop-wekking
i\
1. verdampingsfase (zuurstofloos)
2. vergassingsfase (ondermaat zuurstof)
3. gedeeltelijke oxidatie koolstof (ondermaat zuurstof)
anorganisch eind-produkt. 10.000 ton ingezet als halffabrikaat bij Amfert
Luchttoevoer
steunbrander (opstartfase)
Raadgevend Ingenieursburo van Aspert B.V. (12-3-1999)
Raadgevend ingenieursburo Startnotitie m.e.r. D.P.E.M. van Aspert B. V. Amsterdam B. V.
BIJLAGE 2
OVERZICHT LOCATIE
Rapportnummer: P 3044
co ̂ /£**
<?
X X
\ v\\ *
% ^ \J<? 1 EXPEDITIE KANTOOR 13 ZEEF/WEEGTOREN 3 25 ZEEF/WEEGTOREN 2 2 MOLENHUIS/ONTSLUITINR. 14 KANTINE/KLEEDLOKAAL 26 ZUURLAAOSTATION 3 DROOG/KORRELINR. 15 TANK 1 27 KRAANSTEIGER 4 LOODS 1-4 16 TANK 3 28 PAYLOADERWERKPLAATS 5 LOODS 5 17 TANK 4 29 PARKEERPLAATS 6 LOODS 6 18 OLIETANK 30 VERLAAOPUNT 7 LOODS 7 19 TANK 5 31 LOSBANDEN 8 TIMMERWERKPLAATS 20 LOODS ZWART 32 AFVOERBAND 57 9 KAGAZI3N 21 GARAGE BOXEN 33 OLIE-COATING TANK 18 TECHNISCHE DIENST 22 TANK 6 34 ROHNEY LOOOS 11 LABORATORIUM 23 ZUURSASSIN 35 VERLAAOPUNT 12 AUTOLAADSTATICN/ZEEFTCREN 1 24 SUPERLOOOS 36 ZUURVERLADING
f 1: 3.000
f
/
/O <?
,<? ö o
„O £ <"-
O <y -
* >
^
-r O Ö ̂
^ +
™ ^
J*'
^
37 TANK 7 38 TANK 8 39 WEEGBRUG 48 PORTIERSLOGE 41 TANK HBO 1 42 TANK HBO 2 43 TANK HBO 3 44 TANK HBO 4 45 TANK GASOLIE 1 46 WASPLAATS 47 LAADPUNT TSP-LOCDS 47 LOODS 8
a m f e r t assterctaa r»rtiliz«r-s bv o o.Do»313-13e8on u s t a r d u -«n.:92e-58i5!ee ft«:82e-«6332e
project TERREINPLATTEGROND
part
d-üi/Ti b y : :: scal«:
23-03-IS94
2 16-85-1397 project no.:
cfc-swing n o . :