conflict en chaos
TRANSCRIPT
CONFLICT EN CHAOS?
SOMALIË SINDS 1991: EEN CONTEMPORAINE
GESCHIEDENIS VAN SOMALIË
Tilburgh Anneleen
Master in de geschiedenis
Promotor: Prof. Jean-Sébastiaan Lecocq
Academiejaar 2008- 2009
2
Inhoudstafel:
DANKWOORD 6
1. INLEIDING 7
1.1. Probleemstelling 7
1.2. Onderzoeksvragen 8
1.3. Methodologie 9
1.4. Opbouw masterscriptie 9
1.5. Status Questionis 13
2. EEN EERSTE KENNISMAKING MET SOMALIË 16
2.1. Het land en de bevolking 16
2.2. De Somalische clanstructuur 19
2.3. De voorgeschiedenis 22
2.4. De verschillende gewapende groepen van het conflict 27
3. HET REGIME BARRE EN HET SOMALISCHE STAATSVERVAL 31
3.1. Het regime Barre 31
3.2. Redenen tot het verval van het regime 33
De economische politiek en het economisch verval: 33
De oorlog om Ogaden: 35
Barres clanpolitiek: 36
3.3. De opkomst van verzet tegen Siad Barre 37
Somali Salvation Democratic Front (SSDF): 38
Somali National Movement (SNM): 38
United Somali Congress (USC): 39
Somali Patriotic Movement (SPM): 39
3.4. Het uitbreken van de burgeroorlog en de val van Siad Barre 40
3.5. De oorzaken van het ineenstorten van de staat 42
Bad leadership van Siad Barre: 42
De Somalische clanstructuur en het misbruik hiervan: 43
Het einde van de Koude Oorlog: 44
De aanwezigheid van enorme hoeveelheden wapens in Somalië: 44
4. DE MACHTSTRIJD NA DE VAL VAN SIAD BARRE: AIDEED VERSUS MAHDI 45
4.1. Siad Barre is ten val gebracht, en nu…? 45
4.2. De splitsing van de USC en de aanstelling van Ali Mahdi tot interim-president 46
4.3. De strijdende partijen 47
Somali National Front (SNF): 47
Somali Democratic Movement (SDM): 48
Southern Somali National Movement (SSNM): 48
United Somali Front (USF): 48
Somali Democratic Alliance (SDA): 49
United Somali Party (USP): 49
Somali National Democratic Union (SNDU): 50
Somali African Muki Organization (SAMO): 50
Somali National Union (SNU): 50
4.4. De strijd tussen Ali Mahdi en Farah Aideed 51
4.5. De strijd tegen het SNF 53
3
5. DE INTERVENTIE VAN DE VERENIGDE NATIES 54
5.1. De aandacht vanuit het Westen voor de Somalische crisis 54
5.2. UNOSOM I 55
5.3. UNITAF 58
5.4. UNOSOM II 59
5.5. Black Hawk Down 61
5.6. Redenen voor het falen van interventie van de Verenigde Naties 63
6. SOMALIË NA HET VERTREK VAN DE V.N. OPERATIE 64
6.1. De transformatie van het gewapende conflict 64
De opkomst van zakenlui en de afname van het warlordisme: 64
De aard van de oorlogvoering: 66
Een overzicht van de situatie zoals ze na het vertrek van UNOSOM was: 67
a. De machtsverdelingen: 67
b. conflicthaarden: 68
c. de Habr Gidir: 68
6.2. De transformatie van de wetteloosheid 69
6.3. De afwezigheid van de staat 70
7. DE EVOLUTIE IN HET NOORDEN VAN HET LAND: DE AFSCHEIDING VAN
SOMALILAND EN DE OPRICHTING VAN PUNTLAND 71
7.1. Het ontstaan van Somaliland 71
7.2. 1991-1993: Abdirahman “Tuur” als eerste president van Somaliland 72
7.3. 1993- 1997: Een nieuwe regering onder leiding van Mohamed Haji Ibrahim Egal 73
7.4. De conferentie van Hargeisha 75
7.5. De democratisering van Somaliland 76
7.6. Het ontstaan van Puntland 77
7.7. De provincies Sool en Sanaag: gecontesteerd gebied 78
7.8. Een verschillend verloop van het conflict in het noorden en zuiden van Somalië 80
8. DE VREDESCONFERENTIES EN DE HEROPBOUW VAN DE SOMALISCHE STAAT
82
8. 1. Een bespreking van de verschillende vredesconferenties op het nationale niveau 82
Djibouti 1 en 2: 83
De vredesconferenties tijdens de UNOSOM-interventie: 83
Vredesconferenties eind jaren ‟90: 84
De Transitional National Government (TNG): 84
De Transitional Federal Government (TFG): 85
8.2. Een overzicht van de toegepaste strategieën tijdens de vredesconferenties 86
De building block benadering: 87
De gecentraliseerde top down benadering: 87
De dynamische benadering: 88
De gecentraliseerde bottom up benadering: 88
8.3. Een evaluatie van de verschillende vredesstrategieën 89
8.4. De obstakels voor vrede en de heropbouw van de staat 91
Negatieve precedenten: 91
De crisis van het leiderschap: 91
De politieke manipulatie van de clanidentiteit: 91
Gedeeltelijke participatie: 92
Onvolledige verzoening: 92
4
Inmenging van buitenaf: 92
Internationaal onbegrip: 94
Mislukking versterkt mislukking: 94
Actoren die de vredesprocessen en heropbouw van de staat tegenwerken: 94
9. DE OPKOMST VAN ISLAMITISCHE KRACHTEN IN SOMALIË EN DE UNIE DER
ISLAMITISCHE RECHTBANKEN 96
9.1. Islam en Somalië 96
9.2. Jihadi Islamisme binnen Somalië 98
Al-Itihaad al-Islaami (AIAI): 98
Al-Takfir wal-Hijra: 99
Al-Shabaab al-Islaami: 100
9.3. Politieke islam in Somalië 100
Harakat al-Islah: 100
Ahlu Sunna wal Jama‟a (ASWJ): 101
Majma‟ „Ulimadda Islaamka Ee Soomaaliya: 101
Alliance for the Re-Liberation of Somalia (ARS): 102
9.4. Het islamitisch missionair activisme in Somalië en islamitische
liefdadigheidsinstellingen 102
9.5. Het ontstaan de Unie der Islamitische Rechtbanken 103
9.6. De oprichting van de Alliance for Restoration of Peace and Counter-Terrorism
(ARPCT) en de overwinning van de islamitische rechtbanken 105
9.7. De invasie van Ethiopië 107
10. SOMALIË NA DE INVASIE VAN ETHIOPIË EN DE GEVOLGEN VAN TWEE
DECENNIA GEWAPEND CONFLICT, WETTELOOSHEID EN AFWEZIGHEID VAN DE
STAAT 110
10.1. De Alliance for Re-liberation of Somalia (ARS) 110
10.2. Al-Shabaab al-Islaami 110
10.3. De vredesconferenties te Djibouti en Sheikh Sharif Sheikh Ahmed als nieuwe
president 112
De eerste bijeenkomst te Djibouti: 113
De tweede bijeenkomst te Djibouti: 113
De derde bijeenkomst te Djibouti: 113
De vierde bijeenkomst te Djibouti: 114
Het aftreden van Abdullahi Yusuf Ahmed: 114
De vijfde bijeenkomst te Djibouti: 115
10.4. Recente ontwikkelingen 115
10.5. De gevolgen van twee decennia gewapend conflict, afwezigheid van de staat en
wetteloosheid 116
Schending van de mensenrechten: 116
Migratie: 117
Sociale kost: 119
Economie: 120
Milieu: 120
Kidnapping en piraterij: 121
11. CONCLUSIE 123
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN 128
5
BIBLIOGRAFIE 130
Bijlagen 138
Resolutie 733 V.N. Veiligheidsraad: 139
Resolutie 751 V.N. Veiligheidsraad: 141
Resolutie 794 V.N. Veiligheidsraad: 143
Resolutie 814 V.N. Veiligheidsraad: 147
Resolutie 837 V.N. Veiligheidsraad: 153
Akkoord te Djibouti 9 juni 2008 tussen ARS-D en TFG: 159
Kaart van de Hoorn van Afrika: 162
Beknopt overzicht van de Somalische clanstructuur: 163
Overzicht van de samenstelling van de UIR: 164
Overzicht van de vroegere samenstelling van de TFG: 165
Overzicht samenstelling ARS voor de splitsing: 166
Evolutie Piraterij: 167
Migratie vanuit Somalië: 168
6
DANKWOORD
Alvorens aan te vangen met deze mastercriptie zou ik enkele mensen willen bedanken
die rechtstreeks of onrechtstreeks hebben bijgedragen aan de tot stand koming ervan.
In de eerste plaats zou ik mijn ouders willen bedanken, die mij de kans hebben
gegeven om geschiedenis te gaan studeren en mij steeds onvoorwaardelijk gesteund
hebben. Mijn moeder verdient een speciale bedanking wegens het zorgvuldig nalezen
van de scriptie. Vervolgens gaat mijn dank uit naar mijn promotor professor Lecocq,
die tijd voor me vrijmaakte, geduldig op mijn e-mails antwoordde en me nieuwe
ideeën gaf op momenten dat het schrijven minder vlot verliep. Ook het Afrika-
Studiecentrum in Leiden wens ik te bedanken voor de hartelijke ontvangst en de hulp
die ik er gekregen heb. Bij mijn aankomst hadden ze alvast enkele werken voor me
opzij gehouden en de kopies van een cruciaal werk, dat tijdens mijn bezoek aan het
instituut nog ontleend was, hebben ze achteraf opgestuurd zodat ik geen tweede keer
richting Nederland moest. Mijn oprechte dank gaat ook uit naar professor G.J. Abbink,
die aan het Afrika-Studiecentrum verbonden is. Professor G.J. is antropoloog en voert
onderzoek naar de geschiedenis en cultuur in de Hoorn van Afrika. Daar ik zogoed als
geen informatie vond aangaande een bepaald aspect van mijn scriptie had ik met hem
contact opgenomen en hij hielp me verder op weg. Tenslotte zou ik ook mijn vriend
Stefan willen bedanken voor zijn steun en liefde.
7
1. INLEIDING
1.1. Probleemstelling
Januari 1991 betekende een keerpunt in de Somalische geschiedenis. Siad Barre die reeds
sinds oktober 1969 over Somalië regeerde werd van de macht verdreven en hiermee
kwam er een einde aan een meer dan 21-jaar durende dictatuur. Toch zou de toekomst er
vanaf dat moment niet veel rooskleuriger uitzien voor Somalië. Bijna onmiddellijk na de
val van het regime Barre barstte er een ware machtsstrijd los die zich langs de Somalische
clanstructuur zou manifesteren. Sindsdien lijkt er geen einde te komen aan het conflict en
heeft het land te kampen gehad met diverse problemen. Het conflict heeft een zware tol
geëist en dit op vele vlakken. In december vorig jaar nog kondigde Artsen Zonder
Grenzen aan dat Somalië tot de “top 10” van de humanitaire crisissen van 2008 behoort.1
Ruw geschetst kan de crisis in het land onderverdeeld worden in drie aspecten, met name
het voortdurende gewapende conflict, de wetteloosheid die er in het land heerst en het
ontbreken van een regering.2 Sinds de val van het regime Barre in 1991 zijn er talrijke
pogingen geweest om opnieuw een goed functionerende regering tot stand te brengen
maar allen zonder blijvend succes. Dat de situatie in Somalië ernstig is valt dus niet te
betwijfelen.
De centrale vraag waarrond ik deze masterscriptie zou willen opbouwen is dan ook de
vraag hoe Somalië in de complexe situatie is terechtgekomen waarin het zich anno 2009
bevindt. Het is met andere woorden een vraag naar de evolutie die het land de afgelopen
twintig jaar heeft doorgemaakt, waarbij de nadruk zal komen te liggen op een analyse van
het interne conflict dat sinds 1991 in het land woedt. Toch zal ook de periode vóór 1991
kort aan bod komen daar dit onontbeerlijk is om het Somalische conflict ten volle te
begrijpen en te kunnen analyseren.
1 Artsen Zonder Grenzen. AZG ongerust over humanitaire actie in bepaalde gebieden. (20/02/09)
http://www.msf-azg.be/nl/main-menu/actueel/nieuws/nieuws-detail/table/1186.html 2 Menkhaus Ken. “Vicious Circles and the Security Development Nexus in Somalia”. Conflict, Security
and Development 4, no. 2: 149- 165 (2004): p. 149.
8
Hoewel het land de laatste tijd steeds meer en meer het nieuws haalt, voornamelijk door
de toenemende piraterij in de golf van Aden, wordt de situatie in Somalië toch wel eens
“de vergeten crisis” of “het vergeten conflict” genoemd. Met deze scriptie hoop ik dus bij
te dragen aan een betere kennis van de evolutie en de hedendaagse situatie van Somalië
alsook van de transformatie van het conflict dat sinds 1991 in het land woedt.
1.2. Onderzoeksvragen
Naast de centrale onderzoeksvraag, namelijk hoe is Somalië in haar huidige situatie
verzeild geraakt, zal ook getracht worden enkele andere onderzoeksvragen te
beantwoorden. Deze vraag naar de evolutie die het land de afgelopen twintig jaar heeft
doorgemaakt kan immers verder ontleed en opgedeeld worden in een aantal interessante
deelvragen.
De eerste belangrijke onderzoeksvraag is de vraag naar de redenen van het verval van de
Somalische staat. Waarom werd het regime Barre ten val gebracht, wat heeft hiertoe
geleid? Samenhangend hiermee kunnen we ons ook gaan afvragen waarom men er niet
onmiddellijk in geslaagd is om een nieuwe regering te vormen en in hoeverre de wortels
van het huidige conflict in de periode voor 1991 liggen alsook in de Somalische
clanstructuur. Een tweede belangrijke onderzoeksvraag is de vraag naar de transformatie
van het gewapende conflict dat sinds 1991 aan de gang is. Is het conflict getransformeerd
en zo ja in welke zin en hoe manifesteert zich dit? Ook de titel van de scriptie “chaos en
conflict?” verwijst naar een element dat in de scriptie aan bod zal komen. Rotberg
beschreef ineengestorte staten als “a total vacuum of authority”. Vele mensen kunnen
zich dan ook niet voorstellen dat het leven verdergaat in afwezigheid van de staat en
vereenzelvigen het ineenstorten van de staat dan ook met complete anarchie en chaos.
Bijgevolg zal er in de scriptie nagegaan worden of er betreffende het conflict in Somalië
inderdaad van chaos en een total vacuum of authority kan gesproken worden. Een laatste
belangrijke onderzoeksvraag is tenslotte de vraag waarom alle pogingen tot het vormen
van een nieuwe regering onsuccesvol zijn geweest. Sinds het ineenstorten van het regime
Barre is men er immers nog steeds niet in geslaagd om een functionerende regering te
9
vormen, hoewel er sinds 1991 maar liefst 14 pogingen zijn geweest. In de scriptie zal dus
een overzicht en analyse gegeven worden van deze pogingen en de redenen van het
mislukken ervan.
1.3. Methodologie
Deze masterscriptie is een historisch narratief dat tot stand is gekomen via een
beschrijvende analyse. Er is getracht de probleemstelling en onderzoeksvragen te
beantwoorden via een literatuurstudie gecombineerd met bronnenonderzoek. Dit
bronnenmateriaal kan grotendeels opgesplitst worden in twee grote groepen zijnde
rapporten, denken we hierbij voornamelijk aan rapporten van de International Crisis
Group, en persberichten. Deze persberichten waren zowel interessant om te kijken wat er
in de jaren ‟90 over Somalië in de media verscheen, als om een beeld te krijgen van de
huidige situatie. De situatie in Somalië evolueert immers snel en over de meest recente
gebeurtenissen zijn dan ook nog geen beschouwende werken te vinden. Om hier toch een
duidelijk en sluitend beeld van te kunnen schetsen werd dan ook gebruik gemaakt van
een combinatie van persberichten, rapporten en tijdschriftenartikels. Bepaalde
tijdschriftenreeksen zoals Review of African Political Economy bleken enorm interessant
te zijn daar ze regelmatig artikels rond Somalië publiceren aangaande vrij actuele
gebeurtenissen in het land. Ook de Horn of Africa Bulletin dat maandelijks artikels en
berichten publiceert over de gebeurtenissen in de Hoorn van Afrika bleek van grote
waarde te zijn voor het onderzoek. Daar er ook zeer weinig gepubliceerd was over de
situatie in Somalië midden jaren ‟90, wegens de verminderde aandacht vanuit het Westen
na de terugtrekking van de V.N. operatie in het land, bleken ook voornamelijk de werken
van Ken Menkhaus sleutelpublicaties te zijn.
1.4. Opbouw masterscriptie
In het begin van de scriptie zal allereerst dieper ingegaan worden op de voorgeschiedenis
van Somalië. In hoofdstuk twee zal de lezer kort kennismaken met het land waarbij er
dieper zal ingegaan worden op de bevolkingsgroepen die in Somalië aanwezig zijn en de
Somalische clanstructuur. Zoals we zullen zien is deze clanstructuur één van de meest
10
kenmerkende aspecten van de Somalische samenleving en is enig inzicht hierin
onontbeerlijk om het huidige conflict ten volle te kunnen begrijpen. Verder zal ook de
periode van kolonisatie van het gebied beschreven worden. Bij de aankomst van de
koloniale mogendheden in de Hoorn van Afrika werd het gebied waar de Somalische
bevolking leefde immers onderverdeeld in 5 delen. Ook dit heeft zo zijn gevolgen gehad,
zo kunnen we de oorlog om Ogaden die Somalië in de jaren ‟70 heeft gekend hier
rechtstreeks mee in verband brengen, het was immers de bedoeling om het deel van
Ethiopië waar Somaliërs leven te annexeren en zo opnieuw een groot en verenigd
Somalië te vormen. Tenslotte zal in dit tweede hoofdstuk ook een overzicht gegeven
worden van de verschillende soorten gewapende groepen die we in het Somalische
conflict kunnen onderscheiden.
In hoofdstuk drie zal dieper ingegaan worden op het regime van Siad Barre dat van 1969
tot 1991 Somalië met harde hand regeerde en de invloed hiervan op de Somalische
samenleving. We gaan kort in op de machtsverwerving van Barre in 1969 en de daarna
gevoerde politiek. Hierbij wordt ook dieper ingegaan op de verschillende elementen die
tot het verval van het regime hebben geleid en voor de opkomst van verschillende
verzetsgroeperingen op het einde van de jaren ‟80 hebben gezorgd. Zoals we zullen zien
zullen deze verzetsgroeperingen voornamelijk langs de Somalische clanstructuren
georganiseerd worden. Op het einde van de jaren „80 zal het verzet tegen Barres regime
zo groot worden dat er een burgeroorlog in het land zal uitbreken en Barre uiteindelijk in
januari 1991 het land zal moeten ontvluchten en de Somalische staat ineenstort. Bij wijze
van afsluitende conclusie zal er op het einde van het hoofdstuk dieper ingegaan worden
op de aspecten die hebben bijgedragen tot het uiteindelijke ineenstorten van de
Somalische staat.
In het vierde hoofdstuk wordt de situatie beschreven na de val van het regime Barre. We
zullen zien dat in het land een bloedige machtsstrijd zal uitbarsten. In eerste instantie zal
deze strijd gevoerd worden door een handvol partijen maar algauw is er sprake van een
hele resem actoren die zich in het conflict mengen. Voor alle duidelijkheid wordt er in
hoofdstuk drie dan ook een overzicht gegeven van alle facties die in het begin van de
11
jaren ‟90 een rol speelden in het conflict. Verder werd het conflict begin jaren ‟90
voornamelijk gedetermineerd door de strijd tussen Ali Mahdi, die tot interim-president
van Somalië werd aangesteld, en Farah Aideed. Ook Siad Barre en zijn aanhangers
zouden met het Somali National Front (SNF) nog een poging ondernemen om opnieuw
aan de macht te komen in het land. De strijd tussen Ali Mahdi en Farah Aideed zowel als
de de opgang van het SNF zullen in hoofdsuk vier verder worden uitgediept.
In hoofdstuk vijf zal de interventie van de Verenigde Naties in Somalië besproken
worden. De strijd en verwoestingen zouden er in 1992-1993 toe leiden dat zo‟n 4,5
miljoen Somaliërs bedreigd werden door ondervoeding. 3
Ten gevolge van deze
catastrofale humanitaire situatie besliste de V.N. Veiligheidsraad in te grijpen en komt de
United Nations Operation in Somalia (UNOSOM I) tot stand. Ook op de United Task
Force on Somalia (UNITAF) die met Operation Restore Hope de nodige veiligheid
moest creëren om de Somalische bevolking van noodhulp te kunnen voorzien en de
vervanging van UNOSOM I door UNOSOM II zal in dit hoofdstuk verder ingegaan
worden. De V.N. operatie zou echter in mineur eindigen waarbij de V.N. door haar
klopjacht op generaal Aideed een zoveelste partij binnen het conflict werd. Tenslotte
zullen dus ook Black Hawk Down en een kort overzicht van de redenen tot het falen van
de V.N. interventie aan bod komen.
In hoofdstuk zes zal zeer kort een overzicht gegeven worden van de de verandering van
het gewapende conflict en de wetteloosheid na het vertrek van de V.N. interventie. Zoals
we zullen zien zal het conflict niet meer hetzelfde zijn als vóór de interventie. Bovendien
zullen we zien dat er zich informele systemen van bestuur zijn gaan ontwikkelen die zich
met rechtspraak gaan bezighouden en hierdoor voor een verhoogde veiligheid zorgen.
Tenslotte zal er ook kort worden ingegaan op de afwezigheid van de staat waarbij in feite
een aanloop wordt gegeven naar de volgende hoofdstukken toe.
3 Ramsbotham, Oliver en Tom Woodhouse. Encyclopedia of International Peacekeeping Operations.
(Oxford: ABC-Clio, 1999), p. 223.
12
Zoals we in hoofdstuk zeven zullen zien kent het noorden en noordoosten van Somalië
een heel andere evolutie. Terwijl in het zuiden van het land rivaliserende facties elkaar
bekampen om de macht scheidde het noorden zich algauw af en verklaarde zich
unilateraal onafhankelijkheid. Dit gebied dat de grenzen van het voormalige Britse
protectoraat zou aannemen zou “Somaliland” gedoopt worden. Naast het ontstaan en de
verdere evolutie van Somaliland zal ook ingegaan worden op het ontstaan van Puntland.
Puntland zou in 1998 opgericht worden in het noordoosten van Somalië als een autonome
regio. Sinds de oprichting van Puntland heerst er echter een geschil met Somaliland over
de provincies Sool en Sanaag daar zowel Somaliland als Puntland deze provincies
claimen. Ook hierop zal dieper ingegaan worden. Tenslotte zal op het einde van
hoofdstuk zeven ingegaan worden op het verschillende verloop van het conflict in het
noorden en zuiden van Somalië.
Doorheen de jaren zijn er al talloze vredes- en verzoeningsconferenties georganiseerd
maar voorlopig allen zonder blijvend resultaat. De regeringen die gevormd werden waren
geen lang leven beschoren en genoten weinig macht. Bij aanvang van hoofdstuk acht zal
een bespreking en overzicht gegeven worden van deze verschillende vredesconferenties
op het nationale niveau. Daarna zal een overzicht gegeven worden van de toegepaste
strategieën tijdens deze conferenties gevolgd door een evaluatie ervan. Op het einde van
hoofdstuk acht wordt een overzicht gegeven van de obstakels voor voor vrede en de
heropbouw van de Somalische staat.
In hoofdstuk negen wordt de opkomst van de verschillende islamitische groeperingen in
Somalië besproken en ingegaan op de Unie der Islamitische Rechtbanken. Vooraleer de
opkomst en het succes van de Unie der Islamitische Rechtbanken te bespreken zal
allereerst een beschrijving worden gegeven van de islam in Somalië en de verschillende
soorten islamitische organisaties die men in het land kan terugvinden, gaande van
islamitische liefdadigheidsinstellingen en het missionair islamitisch activisme tot
politieke islam en het jihadi islamisme in Somalië. Hierna zal de Unie der Islamitische
Rechtbanken besproken worden gevolgd door een beschrijving van de invasie van
Ethiopië in Somalië.
13
In hoofdstuk tien tenslotte wordt de situatie in Somalië na de invasie van Ethiopië
besproken. Er wordt onder andere ingegaan op de vorming van de Alliance for Re-
liberation of Somalia (ARS) en de strijd van Al-Shabaab al-Islaami. Ook de
vredesconferenties te Djibouti en de verkiezing van Sheikh Sharif Sheikh Ahmed tot
nieuwe president van de Transitional Federal Government (TFG) worden besproken
alsook de recente ontwikkelingen en de gevolgen van twee decennia gewapend conflict,
wetteloosheid en afwezigheid van de staat. In hoofstuk elf tenslotte vindt men de
conclusie.
1.5. Status Questionis
Alvorens aan te vatten met het eerste hoofdstuk, is het belangrijk om een kort overzicht te
geven van de verschillende invalshoeken die er in de academische literatuur rond Somalië
bestaan. Het grootste deel van de academische literatuur biedt een analyse van Somalië
als gefaalde of ineengestorte staat. De laatste twee decennia zijn noties als fragile, failed
en collapsed states zeer populair geworden en wordt hier in de academische wereld
ruimschoots aandacht aan besteed4. Dergelijke staten zouden er niet in slagen enkele van
hun kerntaken te vervullen waardoor ze politiek, sociaal en/of economisch gezien als
fragiel beschouwd kunnen worden. Daar Somalië ondertussen al bijna twintig jaar geen
functionerende regering meer heeft vormt Somalië dan ook hét land bij uitstek waarop
politicologen hun theorieën rond gefaalde of ineengestorte staten kunnen uittesten en
verifiëren.
In de academische literatuur die er rond Somalië bestaat kunnen we twee grote
stromingen onderscheiden, met name de “traditionele visie” en die van de
“transformalisten”.5 De aanhangers van de traditionele visie zien de ineenstorting van de
staat in Somalië voornamelijk als een gevolg van de clanpolitiek en clanverdeling van het
4 Jütersonke, Olivier en Keith Krause. “Seeking out the State: Fragile States and International Governance”.
Politorbis, no. 42: 5- 12 (2007), p. 5. 5 Abbink, Jon, Mirjam, de Bruijn, en Klaas Walraven. Rethinking resistance: Revolt and Violence in
African History. (Leiden: Brill, 2003), p 332.
14
land. De oorzaken die tot staatsverval geleid hebben zijn volgens hen dus voornamelijk
interne oorzaken. De tweede groep academici die de transformalisten worden genoemd
biedt een alternatieve visie op het ineenstorten van het politieke systeem in Somalië. Zo
zien deze academici eerder externe factoren en structurele veranderingen als de
belangrijkste oorzaken van het ineenstorten van de Somalische staat. Een transformatie
van de politieke economie is dus volgens de transformalisten de onderliggende oorzaak
die de interne rivaliteit tussen de elite en de overneming van de nationale politiek door de
clans heeft veroorzaakt. Daar de traditionalisten dus eerder de continuïteit, met name de
Somalische clanstructuur, als onderliggende oorzaak van de fragmentatie van de
Somalische staat zien, ligt bij de transformalisten eerder de nadruk op verandering.6
De grondlegger van de traditionele visie is Ioan M. Lewis. Deze raakte in de late jaren
1950 geïnteresseerd in de sociale en politieke structuur bij de Somalische nomaden en
begon hier onderzoek naar te doen. Tussen 1955 en 1960 publiceerde hij verschillende
werken over de Somaliërs, hun afstamming, clansysteem en religie. Belangrijk was echter
de publicatie van zijn boek “A Pastoral Democracy: A Study of Pastoralism and Politics
Among the Northern Somali of the Horn of Africa” in 1961. In dit werk vinden we de
basis terug van de traditionele visie. In dit boek poneerde Lewis immers dat de sociale
structuur van de Somalische pastorale nomaden door een paar belangrijke aspecten
gekarakteriseerd worden. Ten eerste meende Lewis dat de Somalische samenleving een
zeer egalitaire samenleving was. Ten tweede stelde hij dat de Somalische samenleving
staatloos was daar gecentraliseerde instituties en een geformaliseerde autoriteit ontbreken.
En ten derde stelde hij dat de sociale netwerken van de Somaliërs gereguleerd worden
door het systeem van afstamming waarbij dit systeem ook de basis vormt voor de
identiteitsvorming van de Somaliërs. Volgens Lewis was dit primordiale systeem van
afstamming de reden dat er zich in pre-koloniaal Somalië geen gecentraliseerd politiek
bestuur had ontwikkeld. Wanneer het regime Barre in 1991 ten val werd gebracht en de
6 Mohamoud, Abdullah. State collapse and post-conflict development in Africa. The case of Somalia (1960-
2001). (Rotterdam: Thela Thesis, 2002), p. 20- 21.
15
clans opnieuw duidelijker op de voorgrond traden zagen de traditionalisten hierin dan ook
de bevestiging van hun these.7
De transfomalistische visie op de Somalische samenleving is recenter van datum en
dateert uit de jaren 1980. De grondleggers van deze school zijn de broers Abdi en Ahmed
Ismail Samatar. Met hun visie wilden ze een alternatief bieden voor de traditionele visie
die volgens hen a-historisch is. Zoals reeds gezegd focust men in deze visie meer op de
externe factoren die structurele veranderingen teweeg brengen. Zo gaat men bijvoorbeeld
kijken naar de effecten van de globale markteconomie en de kolonisering op de
Somalische maatschappij. De basis van het probleem ligt volgens de transformalistische
visie in de rivaliteit tussen nieuwe sociale strata die de economische ontwikkeling
verstoort en zo politieke problemen veroorzaakt.8
7 Mohamoud. State collapse and post-conflict development in Africa, p. 20- 21.
8 Mohamoud, State collapse, p. 20- 21.
16
2. EEN EERSTE KENNISMAKING MET SOMALIË
2.1. Het land en de bevolking
De Republiek Somalië ligt in de Hoorn van Afrika aan de Indische Oceaan en de golf van
Aden. In het westen grenst het aan Ethiopië, in het noordwesten aan Djibouti en in het
zuidwesten aan Kenia. De totale Somalische bevolking wordt geschat op zo een 8 tot 11
miljoen mensen die voor het grootste deel uit etnische Somaliërs bestaan.9 Hiermee
bedoelen we het deel van de bevolking dat tot één van de zes grote Somalische
clanfamilies behoort. Verder kunnen we ook stellen dat alle etnische Somaliërs het
Somalisch spreken, dat een Hamitische taal10
is en dat 99% van deze etnische Somaliërs
Soennitische moslims zijn die tot de Sha’afi school behoren.11
De Somalische taal kent
echter ook verschillende dialecten, waarvan de groep van Maay-dialecten de belangrijkste
is. De etnische Somaliërs kunnen ingedeeld worden in twee genealogische groepen, met
name de Sab die we voornamelijk in het zuiden van het land terugvinden en de
noordelijke Samale die beiden afstammelingen zouden zijn van Aqil ibn Abi Talib, een
afstammeling van de profeet Mohammed via de Quraysh-lineage.12
De clanfamilies die
tot de groep van de Samale behoren leefden oorspronkelijk van nomadische veeteelt en
de clanfamilies van de Sab van landbouw. Belangrijk om weten is dat de Sab door de
Samale steeds als minderwaardig zijn beschouwd daar ze van de landbouw leven. Verder
leidt een groot deel van de bevolking (zo een 40%) nog steeds een nomadisch bestaan.13
Hoewel de Somalische bevolking steeds als zeer homogeen is beschouwd zijn er toch ook
verschillende minderheidsgroepen in het land aanwezig die niet uit het oog verloren
mogen worden. Vaak worden deze mensen ook het hardst getroffen door de conflicten
die sinds 1991 in het land woeden. Hierbij kunnen we onder andere denken aan de Bantu,
9 Lewis, Ioan Myrddin. Understanding Somalia and Somaliland: culture, history, society. (Londen: Hurst
& co, 2008), p. 1. 10
Rost, ed. Grote Winkler Prins encyclopedie. deel 21 (Turnhout: Brepols nv, 1993), p. 351. 11
Brons, Maria. Society, Security, Sovereignity and State: Somalia. From Statelessness to Statelessness?
(Groningen: Haasbeek, 2001), p. 95. 12
Mukhtar, Mohamed Haji. “Historical Dictionary of Somalia”. African Historical Dictionary Series, no.
87. (Oxford: The Scarecrow Press, 2003), p. 62. 13
Rost. Grote Winkler Prins encyclopedie, p. 351.
17
Barawan, Benadiri, Bajuni, de beroepskasten en de Eyle in het land. De jareer of
Bantubevolking zou zo een 5% van de Somalische bevolking uitmaken en is heel divers,
deze diversiteit manifesteert zich op geografisch, linguïstiek, etnisch en historisch vlak.14
Geografisch gezien leeft het grootste deel van de Bantubevolking langs de rivieren Juba
en Shabelle in Zuid-Somalië alsook in Bay en Bakool. Toch vinden we ook kleine
aantallen Bantus, voornamelijk vissers, in de kleine steden langs de noordelijke kust.
Bovendien hebben in de loop van het conflict vele Bantus zich ook naar de grote
Somalische steden verplaatst waar ze hoopten meer veiligheid en hulp te vinden.15
Historisch gezien zou de bantubevolking in Somalië afstammen van
bantugemeenschappen in Oost- en Centraal-Afrika uit landen als Tanzania en Malawi, ze
zouden naar Somalië gebracht zijn door Arabische slavenhandelaars. Toch zouden er ook
hiervoor al Bantus in Somalië aanwezig geweest zijn.16
Het grootste deel van de
bantubevolking leeft van kleinschalige landbouw.
De Barawan en Benadiri, die over het algemeen lichter van huidskleur zijn dan de
etnische Somaliërs, bevolken al veel langer dan de etnische Somaliërs het huidige
Somalische grondgebied. Deze bevolkingsgroepen leven langs de Somalische kusten en
leven van de handel. Hoewel ze militair en politiek gezien zwak zijn genoten ze in het
verleden wel economische privileges waardoor ze tijdens de burgeroorlog zeer kwetsbaar
waren voor plunderingen en dergelijke meer. Een andere minderheid binnen Somalië is
de Banjubevolking die voornamelijk aan de oostelijke kustgebieden van visvangst leeft.
Deze hebben echter zowel op politiek als economisch vlak relatief weinig macht. 17
Bij de beroepskasten dienen we aan de Gaboye, Tumal, Yibir en Galgala te denken die
etnisch gezien geassocieerd kunnen worden met de dominante clanfamilies van de
Samale en in centraal en noord-Somalië leven. Ze worden echter als minderwaardig
beschouwd vanwege hun economische activiteiten. Vaak zijn ze schoenmaker, kapper of
14
Menkaus, Ken. “Bantu ethnic identity in Somalia”. Annales d’ Éthiopie, 19: 323- 339 (2003), p. 329. 15
Menkhaus, “Bantu ethnic identity in Somalia”, p. 329. 16
UN-OCHA. A Study on Minority Groups in Somalia, p. 4. (25/02/09): http://www.internal-
displacement.org/8025708F004CE90B/(httpDocuments)/76E68B26463E184E802570B70059F73A/$file/M
inoritiesSomaliaUNCU+OCHAJul02draft.pdf. 17
Menkhaus, Ken. “Bantu ethnic identity in Somalia”, p. 325-326.
18
smid van beroep. Tenslotte is er ook nog een kleine Eyle gemeenschap die in Centraal-
Somalië leeft.
bron: http://www.un.org/Depts/Cartographic/map/profile/somalia.pdf
19
2.2. De Somalische clanstructuur
Wie de Somalische samenleving en de evolutie die het land de laatste twintig jaar heeft
doorgemaakt wil begrijpen moet allereerst een duidelijk beeld hebben van de Somalische
clanstructuur. Deze vormt immers als het ware de basiseenheid van de Somalische
samenleving, en is in vele opzichten ook een component van het Somalische conflict.
Zoals reeds eerder vermeld zijn er in Somalië zes grote clanfamilies terug te vinden die
onderverdeeld kunnen worden in twee genealogische groepen. Allereerst zijn er de
Samale die vier grote clanfamilies omvat, met name de Dir, de Isaaq, de Darood en de
Hawiye. Ten tweede zijn er de Sab die slechts twee grote clanfamilies omvat namelijk de
Rahanweyn en de Digil. Elk van deze clanfamilies kan verder onderverdeeld worden in
clans, subclans en families. Zo omvat de clanfamilie van de Darood bijvoorbeeld de
Dolbahante-, Majerteen-, Marehan- en Ogandeniclan.18
Het Somalische woord tol
verwijst naar een patrilineaire afstamming, occasioneel wordt er echter ook rekening
gehouden met afstamming via de moeder waarvoor men het Somalische woord bah
gebruikt.19
Binnen de clans wordt er gebruik gemaakt van het gewoonterecht (xeer) wat
in feite een mengeling is van de sharia en pre-islamitische tradities. De clan wordt geleid
door de clanouderen die verantwoordelijk zijn voor onderhandeling en bemiddeling
indien er een conflict is. Belangrijk binnen de Somalische samenleving is ook de diya dat
gebruikt wordt als instrument voor sociale controle en conflictresolutie. Diya betekent
letterlijk “bloedschuld” en men bedoelt hiermee de groep die hiervoor aansprakelijk kan
worden gesteld.
In pre-koloniaal Somalië speelde de clanstructuur een grote rol en ook sinds het
wegvallen van een centrale regering hebben de clanstructuren opnieuw aan belang
gewonnen, zo beïnvloeden ze in grote mate het dagelijkse leven, de politiek en het
conflict in Somalië.20
Hoewel voor de kolonisering elke clan gekoppeld kon worden aan
een bepaalde regio en een eigen politieke leider (gaande van malak tot gereed, islaw,
18
Makinda, Samuel. Seeking Peace from Chaos: Humanitarian Intevention in Somalia. (Londen: Lynne
Rienner Publishers, 1993). 19
Abbink, de Bruijn, en Walraven. Rethinking resistance, p. 5. 20
Abbink, de Bruijn en Walraven. Rethinking resistance, p. 1.
20
sultan en ugas)21
, is dit doorheen de tijd sterk geëvolueerd. Voor een overzicht van de
clanverdeling wordt zeer vaak de bekende CIA-kaart weergegeven (cfr. infra), deze is
interessant om een beeld te krijgen van de clanverdeling, maar het conflict evolueert snel.
In het kader van het huidige conflict kunnen we opmerken dat de Somalische
clanstructuur geen statisch gegeven is maar mede vorm wordt gegeven en gemanipuleerd
door de snel veranderende situatie van het land. De clanstructuur kan dan ook zowel
gezien worden als een middel van vereniging dat de Somaliërs bindt, of als een element
van fragmentatie dat in grote mate bijdraagt aan het conflict. De verschillen tussen
clanfamilies, clans en subclans kunnen makkelijk gemanipuleerd worden voor politieke
of economische doeleinden (voornamelijk door warlords en clanleiders), en het grootste
deel van de gewapende groepen in het conflict zijn dan ook clanmilities. Langs de andere
kant zorgt deze clanstructuur in de afwezigheid van een functionerende staat ook voor
conflictresolutie en -management en tracht men de eigen clanleden te beschermen in
tijden van crisis.22
21
Mukhtar. Historical Dictionary of Somalia, p. 63. 22
the World Bank report. Conflict in Somalia: Drivers and Dynamics. Washington DC, januari 2005, p.
16-17 (01/08/09): http://siteresources.worldbank.org/INTSOMALIA/Resources/conflictinsomalia.pdf
21
bron: http://www.lib.utexas.edu/maps/africa/somalia_ethnic_grps_2002.jpg
22
2.3. De voorgeschiedenis
Op het einde van de 19e eeuw wordt net zoals in de rest van Afrika ook het gebied waar
de Somalische bevolking woont gekoloniseerd. Tot op dit moment had deze bevolking
geen gecentraliseerde staat gekend, er was dus sprake van een staatsloze samenleving die
georganiseerd was langs bloedverwantschap (clans) en xeer (gewoonterecht).23
De
koloniale machten verdeelden het gebied van de Somalische bevolking in feite in vijf
politieke entiteiten24
, zijnde:
1. Het Britse protectoraat Somaliland, gelegen in het Noorden
2. Italiaans Somalië
3. Het Franse Somaliland (het huidige Djibouti)
4. De regio Oganden die vanaf dan tot Ethiopië behoort
5. Het door Somaliërs bewoond gebied dat sindsdien tot Kenia behoort
Groot-Brittannië was de eerste koloniale macht in het gebied en installeerde er in 1885
haar protectoraat in het Noorden.25
Men koos ervoor om het gebied als een protectoraat in
te richten en te besturen omdat dit de goedkoopste manier was om het gebied te
controleren. De Britse inmenging in Somaliland was in feite het gevolg van het bezit van
Brits-Indië. Zo had Groot-Brittannië de stad Aden in handen, momenteel gelegen in de
Republiek Jemen, vanwaar het zijn handelsbelangen naar Indië behartigde en beschermde.
Behalve de goede strategische ligging had de stad maar weinig andere voordelen. Om het
Britse personeel te voeden dat in de stad gestationeerd was ging Groot-Brittannië
commerciële verdragen aan met clanouderen in het Noorden van Somalië en werd het
gebied in 1885 een protectoraat van Brits-Indië. Van 1898 tot 1905 werd het gebied
bestuurd door het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken en vanaf 1905 door Koloniale
Zaken waarbij Brits Somaliland de status van kolonie verwierf. 26
Een deel van het gebied
23
Samatar, Ahmed. The Somali Challenge: from Catastrophe to Renewal. (Boulder: Lynne Rienner
Publisher, 1994), p. 109- 110. 24
Mohamoud, State collapse, p. 65. 25
Abbink, de Bruijn, en Walraven. Rethinking resistance, p. 339. 26
Mohamoud, State collapse, p. 65- 66.
23
dat door de Somalische bevolking bewoond werd, werd door Groot-Brittannië bij haar
andere kolonie, Kenia gevoegd.
Ook Frankrijk verwierf in het gebied een kolonie in 1888 en had bovendien grotere
imperiale ambities dan Groot-Brittannië. Zo had Frankrijk handelsambities in Ethiopië
waardoor in 1881 de Franco-Ethiopische handelscompagnie werd opgericht. Bovendien
had Frankrijk al bezittingen in Indochina en Madagaskar en wilde het een basis
verwerven in de Hoorn van Afrika waar de schepen bevoorraad konden worden. Verder
diende het bezit van een stuk land in Afrika ook gezien te worden als een teken van
prestige dat bij een mogendheid als Frankrijk niet kon ontbreken.27
Het gebied dat vanaf
1888 onder Franse controle kwam te staan is het huidige Djibouti. De bedoeling van
zowel Frankrijk als Groot-Brittannië was echter niet om hun gebieden diepgaand te
koloniseren en de inheemse samenleving te transformeren. Nog meer dan in andere
Afrikaanse regio‟s was hun houding ten opzichte van de Hoorn van Afrika er één van
indirect rule.28
Een andere belangrijke mogendheid in de regio was Italië die pas in 1893 een deel van
het Somalische territorium, namelijk het zuiden, verwierf. Daar waar Groot-Brittannië in
het begin weinig intenties had om het hinterland van de noordelijke kuststreek te bezetten
had Italië deze intenties betreffende het zuiden van Somalië des te meer. Italië dat in deze
periode nog met een grote bevolkingsgroei te kampen had, wilde dit vruchtbare gebied
immers gebruiken om er armere Italiaanse boeren naartoe te laten immigreren. Verder
hoopte Italië later het vruchtbare hoogland van Ethiopië te kunnen veroveren. In
tegenstelling tot Frankrijk en Groot-Brittannië beschouwde Italië haar territorium in de
Hoorn van Afrika wel degelijk als een settler colony. 29
Naast deze drie westerse imperiale mogendheden verwierf ook Ethiopië in 1897 een deel
van de spreekwoordelijke (Somalische) koek. Het imperiale Ethiopië dat Italië in 1896
versloeg bij de slag om Adowa, bleek een belangrijke rivaal te zijn in de Hoorn van
27
Mohamoud, State collapse, p. 65- 66. 28
Abbink, de Bruijn, en Walraven. Rethinking resistance, p. 340. 29
Abbink, de Bruijn, en Walraven. Rethinking resistance, p. 339-340.
24
Afrika waarmee men rekening diende te houden. In 1897 werd dan ook een verdrag
tussen Italië en Ethiopië afgesloten waarbij aan Ethopië de Ogandenregio toegekend werd.
In de onderhandelingen bij het afsluiten van dit verdrag verkreeg Ethiopië niet alleen een
deel van het Somalische territorium maar kon het ook nog andere concessies afdwingen,
zo werd het bijvoorbeeld door Groot-Brittannië sindsdien toegelaten dat Ethiopië via de
havens in noordelijk Somaliland wapens importeerde.30
Vanaf de jaren 1920 tot aan de Tweede Wereldoorlog vergrootte de invloed van het
kolonialisme op de Somalische samenleving enorm. We kunnen in deze periode dus
spreken van een koloniale consolidatie.31
Zowel Italië als Groot-Brittannië werden meer
en meer toegewijd aan hun Somalische kolonie waarbij men ging investeren in het
aanleggen van wegen, het aanboren van waterbronnen, de agricultuur en
gezondheidsfaciliteiten. Het koloniale beleid had niettemin ook zijn negatieve effecten op
de transhumance van de Somalische clans, voornamelijk in het Zuiden waar Italië
agriculturele projecten wou ontwikkelen. Zo werd er bijvoorbeeld land afgenomen van de
inheemse bevolking en werden er nieuwe grenzen getrokken die clanfamilies en clans
verdeelden en hun levenswijze bedreigde. 32
Door zijn alliantie met Nazi-Duitsland dacht Mussolini tijdens de Tweede Wereldoorlog
zijn invloedssfeer in de Balkan en in Noord- en Oost-Afrika te kunnen uitbreiden. In het
begin slaagde Italië erin om Brits Somaliland te bezetten maar deze overwinning zou van
korte duur blijken te zijn. Het Britse offensief in 1941 was succesvol en na een paar
weken had het geheel Somalië onder haar controle.33
Tegen het midden van 1943 waren
zowel de Duitsers als de Italianen uit Afrika verdreven en startte het debat over de
toekomst van hun kolonies.34
Vanaf 1942 werden Brits en Italiaans Somalië geleid door
de British Military Administration (BMA) tot en met 1950. In 1950 verwierf Italië het
30
Mohamoud, State collapse, p. 67. 31
Teutsch, Friederike. “Collapsing expectations: national identity and disintegration of the state in
Somalia”. Occasional papers. no. 78 (Edinburgh: Centre of African Studies, 1999): 35. 32
Abbink, de Bruijn en Walraven. Rethinking resistance, p. 346. 33
Tripodi, Paolo. The Colonial Legacy in Somalia: Rome and Mogadishu from Colonial Administration to
Operation Restore Hope. (New York: St. Martin‟s Press, 1999), p. 44. 34
Benjamin, Thomas, ed. Encyclopedia of Western Colonialism since 1450, 3. (New York/Londen:
Thomson Gale, 2007), p. 404.
25
mandaat van de Verenigde Naties om haar voormalige kolonie Somalië opnieuw voor
tien jaar te besturen en voor te bereiden op de onafhankelijkheid. Ook Groot-Brittannië
kreeg deze taak opgedragen betreffende haar kolonie Somaliland.35
De Tweede Wereldoorlog had eveneens een radicalisering van de Somalische politiek en
een groeiende ontevredenheid met het koloniale beleid met zich meegebracht. In deze
periode zien we dan ook de opkomst van nationalistische bewegingen die sterk tegen een
nieuwe Italiaanse inmenging gekant waren. De Somali Youth League (SYL) was
aanvankelijk in 1943 onder Britse heerschappij ontstaan als een club maar sprak zich nu
sterk uit tegen de Italiaanse inmenging in de toekomst van Somalië. Hoewel de SYL en
het pan-Somalische idee het Somalische politieke leven begonnen te domineren
ontstonden er ook verschillende andere partijen waarvan er enkele pro-Italiaans waren.
Zo ontstond op 6 juni 1943 de Patriotica Beneficence Union (PBU) die de Italiaanse
koloniale aspiraties steunde. Vooral vanaf 1947 zien we het politieke veld in Somalië
uiteenvallen in twee groepen, namelijk diegenen die pro-Italiaans zijn en voorstander van
een terugkeer van een Italiaanse administratie in het land en diegenen die in geen geval
Somalië opnieuw onder Italiaanse controle wensten te zien komen.36
Deze twee
groeperingen kunnen ook geassocieerd worden met bepaalde Somalische clans. Zo
kunnen we stellen dat de Hawiye die zich in Mogadishu gevestigd hadden en hierdoor
historisch gezien steeds zeer nauw waren geweest met de Italianen het Italiaanse mandaat
goedgezind waren. De Darod-clan vormde dan weer de ruggengraat van de Somali Youth
League. De Digil en de Rahanweyn gaven vanwege hun handelsbelangen hun steun aan
Italië en dus de aan de Hawiye terwijl de Isaaq in deze periode niet echt partij koos.37
In 1954 werden er verkiezingen in Somalië georganiseerd. Het resultaat was vrij
verrassend. Hoewel het in de verwachtingen lag dat de Somali Youth League goed zou
scoren behaalde deze maar liefst 47,7% van alle stemmen waardoor ze 141 van de 281
zetels veroverde. Deze overwinning was een duidelijke indicatie dat de Italiaanse
35
Abbink, de Bruijn en Walraven. Rethinking resistance, p. 347- 348. 36
Tripodi, The Colonial Legacy in Somalia, p. 45. 37
Tripodi, Paolo. “Back to the Horn: Italian Administration and Somalia‟s Troubled Independence”. The
International Journal of African Historical Studies, 32. no. 2-3: 359- 380 (1999), p. 361.
26
administratie haar houding ten opzichte van de SYL diende te veranderen. De
verkiezingen maakten de houding van de Somalische bevolking ten opzichte van de
Italiaanse aanwezigheid in hun land immers zeer duidelijk. Toch zien we dat ook de SYL
vanaf dit moment haar houding ten opzichte van de Italiaanse administratie aanpast en
minder weerspannig en wantrouwig ten opzichte van de Italiaanse administratie gaat
staan. De verkiezingen van 1954 zorgde dus voor het begin van een détente tussen de
SYL en de Italiaanse administratie. Op termijn zal de SYL zelfs aangeven de Italiaanse
inmenging in het land tot 1960 te accepteren en ook na 1960 een goede relatie met Italië
te willen onderhouden. 38
In 1960 verkregen zowel Brits als Italiaans Somalië de onafhankelijkheid en werden ze
samengevoegd tot het huidige Somalië met Aden Abdullah Osman Dar van de SYL als
eerste president.39
Dit bracht eveneens enkele problemen met zich mee. Zo diende de
administratie, die bovendien zeer slecht was voorbereid en uitgebouwd, na de
onafhankelijkheid in twee talen te gebeuren: het Italiaans en het Engels. Het Somali
kende op dit moment nog geen algemeen aanvaarde schriftelijke vorm. De samenvoeging
van Brits en Italiaans Somalië had ook zo zijn weerslag op de Somalische clans. Zo was
bijvoorbeeld in Brits Somaliland de Isaaq steeds de dominerende clanfamilie geweest ten
opzichte van de Dir en de Darood, maar door de vereniging met Italiaans Somalië konden
de Dir en Darood uit het noorden allianties aangaan met leden van de Dir en de Darood
uit het zuiden, waardoor de invloed van de Isaaq aanzienlijk verzwakte. De vereniging
van beide territoria veranderde dus de bestaande machtsverhoudingen tussen de
verschillende Somalische clans.40
In 1967 volgde Abdirashid Ali Sharmanke, Aden Abdullah Osman Dar op als president
van Somalië en werd Mohamed Ibrahim Egal eerste minister.41
Het zou echter niet lang
duren voor Abdirashid Ali Sharmanke vermoord werd door één van zijn bodyguards en
Siad Barre de macht greep en zijn militaire dictatuur vestigde…
38
Tripodi, Back to the Horn, p. 374- 375. 39
Benjamin, Encyclopedia of Western Colonialism since 1450, p. 404. 40
Cornwell, Richard. “Somalia: Fourteenth time lucky?”. ISS Paper. no.87 (2004), p. 2. 41
Abdullahi, Mohamed Diriye. Culture and customs of Somalia. (Londen: Greenwood press, 2001), p. 26.
27
2.4. De verschillende gewapende groepen van het conflict
Hoewel in de media de gewapende groepen in Somalië maar al te vaak over dezelfde kam
worden geschoren en vaak enkel met de term “militie” of “warlord” worden genoemd, is
het toch van het grootste belang om een duidelijk onderscheid te maken tussen deze
verschillende actoren indien men een goed beeld wil krijgen van de evolutie die het
Somalische conflict de laatste twintig jaar heeft doorgemaakt. Onderzoek van Anthony
Vinci toonde reeds aan dat men in het Somalische conflict op zijn minst vijf types van
gewapende groepen kan onderscheiden, die elk verschillen wat betreft motivatie en
financiering.42
De veronderstelling dat al deze groepen min of meer hetzelfde zijn is dus
misleidend en kan leiden tot inefficiëntie wat betreft de manier waarop men op deze
groepen al dan niet reageert. Wat betreft de val van het regime Barre verschilt Somalië
ook in grote mate van burgeroorlogen waar de staat overgenomen wordt door één van de
groeperingen die voor diens val gezorgd hebben. Zo was in Somalië geen enkele
groepering sterk genoeg om de macht over te nemen waardoor men in het land de
evolutie zag naar een conflictsituatie waarbij de verschillende milities onderlig strijd
voerden. Met het verdwijnen van een functionerende staat waren het voornamelijk de
clans en hun leiders die het geweldsmonopolie gingen uitoefenen en veiligheid
verschaften aan hun clanleden. Sommige van deze leiders werden echter onafhankelijk
van de clans en maakten gebruik van milities om persoonlijk belang en gewin na te
streven. Hierbij komen we bij de eerste belangrijke gewapende groep van het Somalische
conflict aan, namelijk de warlords en hun milities.
Hoewel de term “warlord” al gebruikt werd om Chinese militaire en politieke leiders te
beschrijven tijdens de val van de Qing dynastie van 1911 tot 1927 komt deze term voor
het eerst opnieuw onder de aandacht in 1989. In 1989 verschijnt er immers een speciaal
nummer van het tijdschrift Review of African Political Economy waarin men zich toelegt
op warlords en problemen betreffende democratie in Afrika. Hierbij werd de term onder
meer toegepast op het conflict in Tsjaad uit de jaren ‟80. Sindsdien is er in de
42
Onderdeel 2.4. is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Vinci, Anthoy. “An analysis and comparison
of armed groups in Somalia”. African Security Review, 15. no. 1: 76- 90(2006).
28
academische wereld een voortdurende interesse geweest naar warlords binnen de
Afrikaanse context, onder andere in Somalië.43
Men kan de term warlord of “krijgsheer”
definiëren als zijnde een politieke of clan-leider die een bepaald gebied en/of een
bepaalde groep controleert en gewapende burgers gebruikt om zijn macht te consolideren
en die zich niet onderwerpt aan een hogere autoriteit. De milities van krijgsheren zijn
gebaseerd op clan- en persoonlijke loyaliteit en hebben als doel het nastreven van de
persoonlijke, meestal politieke, doelen van de krijgsheer. Het doel van de krijgsheren is
dus om zoveel mogelijk macht te verwerven, clanloyaliteit is hieraan ondergeschikt en
slechts een middel tot het bereiken van die macht. Hoewel de retoriek van clanloyaliteit
dus nog wel in vele gevallen door de warlords wordt aangewend om strijders te
motiveren om voor hen te vechten zijn ze politiek, sociaal en economisch gezien niet
langer verbonden met de clan. Ook de economische factor is van groot belang voor de
warlords. Zo stellen Patrick Chabal en Jean-Pascal Daloz bijvoorbeeld dat “warlords are
quite literally, businessmen of war, that is, they wield violence as the main instrument of
their economic activity”.44
Vele academici zien deze economische factor, greed, dan ook
als primaire drijfveer van de krijgsheren. Bovendien dient de krijgsheer voldoende
inkomsten te hebben om zijn milities te kunnen onderhouden. Want hoewel ook de
retoriek van clanloyaliteit in vele gevallen wordt gebruikt blijft het verwerven van
financiële inkomsten toch nog steeds de grootste motivatie voor de strijders om voor een
bepaalde krijgsheer te vechten.
Toch hebben ook de Somalische clans hun eigen milities. Deze gewapende groepen die
gebaseerd zijn op de clanstructuren zijn ontstaan in de jaren 1980 wanneer gewapende
groeperingen zoals het “Somali Salvation Democratic Front” (SSDF) gevormd werden en
de strijd aangingen met het regime van Siad Barre. Deze clanmilities vormen de grootste
gewapende groep binnen het Somalische conflict en kunnen variëren van een tiental tot
een honderdtal strijders. Bij dergelijke milities is de krijgsheer een vertegenwoordiger
van de clan die aangesteld is door de clanouderen om de militie te leiden, maar hoewel hij
43
Vinci, Anthony. “‟Like Worms in the Entrails of a Natural Man‟: A Conceptual Analysis of Warlors”.
Review of African Political Economy, 34. no. 112: 313- 331 (2007), p. 315- 316. 44
Chabal, Patrick en Jean-Pascal Daloz. Africa Works : Disorder as Political Instrumen . (Oxford: James
Currey, 1999), p. 85.
29
de leiding over de militie heeft blijft hij steeds loyaal ten opzichte van de clanouderen.
Het doel van de clanmilitie is om de belangen en het territorium van de clan te
verdedigen. Met het wegvallen van de staat zijn de Somalische clans de meest relevante
politieke gemeenschappen van het land geworden waarbij clanmilities instaan voor de
veiligheid van hun eigen clan. In het kader van deze milities kan werkelijk gesproken
worden van gewapende burgers die gemobiliseerd worden wanneer het nodig is. Bij
clanmilities is de motivatie dus niet het verwerven van inkomsten maar enkel loyaliteit
ten opzichte van de clan. De rekrutering gebeurt dan ook volledig op vrijwillige basis
waarbij de clanouderen een vertegenwoordiger langs alle families stuurt op zoek naar
jonge mannen die willen dienen in de milities. Ook de inkomsten die nodig zijn om deze
milities op de been te brengen en van logistieke steun te voorzien worden gegenereerd
vanuit de clan zelf. Verder wordt ook de Somalische diaspora aangewend om steun te
verwerven en net zoals andere milities wordt ook bij de clanmilities plunderen, het
aanslaan van humanitaire hulp en steun van zakenmannen gebruikt om inkomsten te
verwerven. Het gebruik van dergelijke vormen van inkomsten kan echter wel wijzen op
een evolutie naar warlordisme waarbij de krijgsheer zich gaat distantiëren van de clan en
eigen vormen van inkomsten gaat zoeken.
Vaak ook zien we in Somalië dat zakenmannen milities gaan ondersteunen. Hierbij
dienen we dan in de eerste plaats te denken aan de clanmilitie van de clan waartoe de
zakenman behoort alsook aan de milities van krijgsheren. Over het algemeen kunnen we
stellen dat er twee belangrijke redenen zijn waarom zakenmannen bepaalde milities gaan
ondersteunen. Allereerst kan men op korte termijn inkomsten verwerven door
plunderingen of controle verwerven over bepaalde territoria. Op lange termijn kan het
financieel steunen van een militie als een investering gezien worden waarbij men in de
toekomst mogelijk politieke macht kan verwerven. Toch zagen we dat naarmate het
conflict evolueerde zakenmannen minder en minder dergelijke milities gingen steunen en
hoe langer hoe meer eigen milities gingen oprichten. Hierbij zijn we dus aanbeland aan
de derde belangrijke gewapende groep van het Somalische conflict. Vooral vanaf 1999
zien we het aantal Somalische krijgsheren verminderen doordat zakenlui ervoor gaan
kiezen om zelf “freelance militieleden” in te huren en milities op te richten in plaats van
30
warlords nog langer financieel te ondersteunen.45
Dit omdat de warlords vaak niet voor
de veiligheid en stabiliteit konden zorgen die nodig was voor de zakenlui. Het doel van
deze milities is dus het verdedigen en dienen van de zakenbelangen van de zakenman.
Ondanks het staatsverval kunnen we stellen dat de Somalische economie sinds midden
jaren ‟90 een lichte herleving kent.
Als vierde groep binnen het Somalische conflict dienen we te denken aan de shari’a
rechtbanken en hun milities. Deze rechtbanken werden opgericht in onder andere
Mogadishu en trachten de orde te handhaven via de shari’a wetgeving. Vaak ook zien we
dat zakenlui hun milities gaan uitbesteden aan deze rechtbanken. Op het ontstaan van
deze rechtbanken zal dieper ingegaan worden in hoofdstuk 9.
Tenslotte spelen naast de milities van de shari’a rechtbanken ook andere islamitisch
milities een grote rol in het conflict. Hierbij dienen we dan in eerste instantie te denken
aan fundamentalistische organisaties als Al-Itihaad al-Islaami en Al-Shabaab al-Islaami.
De steun van dergelijke groeperingen en hun milities is gebaseerd op religie in plaats van
op clanloyaliteit en andere factoren. Het verschil met andere milities in het conflict is dat
dergelijke fundamentalistische islamitische groeperingen vaak financiële steun krijgen
van andere niet-Somalische islamitische bronnen. Sinds 11/9 worden landen als Somalië
hierdoor dan ook vaak gezien als safe haven of uitvalsbasis van terroristen.
45
Menkhaus, Ken. “Vicious Circles and the Security Development Nexus in Somalia”. Conflict, Security
and Development, 4. no. 2: 149- 165 (2004), p. 157.
31
3. HET REGIME BARRE EN HET SOMALISCHE STAATSVERVAL
bron: http://erichuangis.com/intervention/somalia.html
When I came to Mogadishu… [t]here was one road built by the Italians. If you try to
force me to stand down, I will leave the city as I found it. I came to power with a gun;
only the gun can make me go
- Siad Barre.
3.1. Het regime Barre
Op 15 oktober 1969 werd president Abdirashid Ali Shermarke vermoord door één van
zijn bodyguards waardoor het land in een politiek vacuüm belandde. Een paar dagen later,
op 21 oktober 1969, maakte een groep legerofficieren geleid door generaal Siad Barre
van de situatie gebruik om een geweldloze staatsgreep te plegen.46
Het gemak waarmee
46
Brons; Society, Security, Sovereignity and State: Somalia; p. 171.
32
Siad Barre de macht overnam toont aan dat het leger de invloedrijkste en best
georganiseerde macht van het land was geworden.47
Zodra Barre de macht in handen had
plaatste hij eerste minister Mohamed Ibrahim Egal onder huisarrest en nam de Opperste
Revolutionaire Raad (SRC) onder voorzitterschap van Barre het staatsbeleid over. De
staatsgreep werd aanvankelijk door zowat de hele Somalische bevolking toegejuicht, het
leger had immers als één van de weinige succesvolle factoren in het opbouwen van de
Somalische natiestaat het vertrouwen van de bevolking gewonnen. Bovendien maakte
Siad Barre de belofte om het tribalisme en de corruptie die het land verdeelden uit te
roeien.48
Het zou niet lang duren eer Barre het wetenschappelijke socialisme afkondigde
en de Somalische staat transformeerde naar een eenpartijstelsel geleid door de Somalia
Revolutionary Socialist Party (SRSP).49
In het begin lag de focus van het regime
voornamelijk op ontwikkeling, zo trachtte men bijvoorbeeld het analfabetisme in het land
aan te pakken, de gezondheidszorg en het onderwijs uit te breiden en te verbeteren en
dergelijke meer. Één van Barres verwezenlijkingen was dan ook het ten schrift stellen
van de Somalische taal, het Somali. Hoe langer hoe meer consolideerde Barre echter zijn
macht, ontwikkelde hij een persoonlijke cultus en ging hij regeren als een autocraat.
Tegenstand tegen zijn regime werd hardhandig de kop ingedrukt.50
47
Bradbury, Mark. Becoming somaliland. (Oxford: James Currey, 2008), p. 36. 48
Mukhtar, Historical Dictionary of Somalia, p. 159. 49
Ajulu, Che. “The reasons for failures in the reunification of Somalia”. Africa Insight, 34. no. 1: 76- 80
(2004): 77. 50
Zartman, William, ed. Collapsed States: The Disintegration and Restoration of Legitimate Authority.
(Londen: Lynne Rienner Publishers, 1995), p. 70.
33
3.2. Redenen tot het verval van het regime
De economische politiek en het economisch verval:
Vanaf de jaren 1980 zien we dat het enorm bergaf gaat met de Somalische economie. Dit gaat
langs de ene kant gepaard met de economische recessie waarmee een goot deel van het
Afrikaanse continent in deze periode te kampen heeft. Zo was de Afrikaanse groei per capita
tussen 1965 en 1980 bijvoorbeeld 1,5 waar dit tussen 1980 en 1989 terugviel tot
-1,7. In Somalië was het economische verval bovendien nog heviger dan in vele andere
Afrikaanse landen door de ongelijke economische verdeling gebaseerd op tribalisme en de
clanstructuren waarbij vooral de clan van de machthebber bevoordeeld werd ten opzichte van
de andere Somalische clans. Zo kunnen we stellen dat bad leadership van Siad Barre in
Somalië het economische verval en de sociale tegenstellingen extra in de hand heeft
gewerkt.51
Vanaf het moment dat Siad Barre de macht in Somalië overnam begon hij de
voedselproductie en –distributie te controleren. Daarenboven begon het regime Barre ook
landbouwgronden in het zuiden van het land in beslag te nemen waardoor voedseltekorten
extra in de hand werden gewerkt. Het regime voerde een politiek waarbij de voedselproductie
werd aangewend om de eigen clanleden te verrijken. De eerste beleidsmaatregel was de
oprichting van de Agricultural Development Corporation (ADC) in 1970. Dit agentschap
werd opgericht om controle uit te oefenen op de prijzen van landbouwkundige producten. De
prijzen van deze producten werden immers vastgesteld door het regime en alle
verkoopsactiviteiten werden overgenomen door de ADC. Private verkoop, aankoop of
distributie ervan was dus verboden. De Somalische landbouwers en hun families werd
toegestaan om genoeg voorraad te houden om te overleven tot de volgende oogst terwijl de
rest van de opbrengst aan het ADC diende verkocht te worden tegen prijzen die gewoonlijk
veel lager waren dan de productiekosten. Om te kunnen overleven schakelden verschillende
landbouwers over van de productie van graan naar de productie van bederfelijke producten
zoals tomaten en watermeloen.
51
Het hierna volgende is gebaseerd op: Abdullahi Osman en Issaka Souaré. Somalia at the Crossroads.
Challenges and perspectives on reconstituting a Failed State. (Londen: Adonis & Abbey Publishers, 2007), p.
10- 13.
34
In 1974 toen het centrale gedeelte van Somalië hevig getroffen werd door droogte, die in
Somalië gekend staat als de Dabadher, hervestigde het regime Barre 140 nomaden in het
Sablaale- en Kurtuwarreydistrict. Hierbij werd aan deze nomaden het landbouwland
geschonken dat men van landbouwers geconfisqueerd had. Ook deze maatregel zorgde er dus
voor dat er minder voedsel geproduceerd werd. De meest verwoestende beleidsmaatregel was
echter de Land Reform Act in 1975. Deze wet verklaarde alle Somalische gronden eigendom
van de staat en werd uitgevaardigd om de confiscatie van vruchtbaar land te intensifiëren.
Volgens deze wet diende elke verkoop van land geregistreerd te worden bij de overheid. Daar
vele landbouwers deze wet niet ten volle begrepen zetten zij de traditie van overerving van het
land van generatie op generatie verder waardoor ze door de overheid beboet werden. De
meeste van deze landbouwers konden deze boetes niet betalen waardoor ze hun
landbouwgrond dat vaak al generaties in het bezit van hun familie was dienden op te geven.
Vervolgens distribueerde het regime Barre dergelijke landbouwgronden aan hun clanleden
(voornamelijk aan de Marrehaan) die vaak geen idee hadden hoe aan landbouw te doen.
Verder werd tijdens de jaren ‟70 ook het ministerie van de Jubbavallei opgericht dat enkele
projecten leidde zoals het Jubba Sugar Project (JSP) en het Mugambo Irrigation Project
(MIP). Deze projecten werden gefinancierd met buitenlandse hulp en leningen bij Westerse en
Arabische landen. Beide projecten draaiden echter uit op een mislukking die vele boeren arm
en landloos achterlieten en bovendien het milieu beschadigden.
Hoewel de strijd om resources altijd al een rol heeft gespeeld in Somalië, is er in deze periode
toch een transformatie waarneembaar. Land- en waterrechten vormden tot op dit moment
immers voornamelijk redenen tot contestatie op het lokale niveau. Met het staatsingrijpen op
het beheer hiervan en het systeem van patronage waarbij land uitgedeeld werd aan Barres
volgelingen begon de strijd om resources ook steeds meer te spelen op het nationale niveau.52
Natuurlijk zou het ook incorrect zijn om het gehele economische verval in Somalië te wijten
aan bad leadership van het regime Barre. Ook externe factoren, zoals bijvoorbeeld een
invoerverbod in Saudi Arabië op vee afkomstig uit Somalië, hebben hierin een belangrijke rol
gespeeld.
52
Besteman, Catherine, en Lee Cassenelli, eds. The struggle for land in southern Somalia: the war behind the
war. Boulder: Westview press, 1996, p. 18- 19.
35
De oorlog om Ogaden:
Al van voor de onafhankelijkheid spraken de Somalische clans uit Ogaden de wil uit om
opnieuw bij de rest van Somalië te horen. Ook in de republiek Somalië zelf leefde de droom
van een groot en verenigd Somalië waar zowel de Ethiopische regio Ogaden als de etnische
Somaliërs uit Kenia toe zouden behoren. In 1977 wanneer Haile Selassie in Ethiopië wordt
afgezet en er chaos heerst rond de opvolging zal Siad Barre dan ook pogen om de regio
Ogaden te annexeren.53
Hiermee trachtte Barre de Somalische natie te verenigen rond een
gemeenschappelijk doel en deze droom van een sterk en verenigd Somalië werkelijkheid te
laten worden. Ook economische motieven zullen ongetwijfeld meegespeeld hebben daar
Ogaden één van de rijkste regio‟s van Ethiopië is.54
Maar in plaats van de Somalische natie te
verenigen rond een gemeenschappelijk doel zou de oorlog om Ogaden desastreuze gevolgen
hebben voor Somalië en het regime van Siad Barre.
In juli 1977 leek het zeer aanlokkelijk om Ogaden binnen te vallen en te proberen deze regio
opnieuw bij Somalië te voegen. In Ethiopië heerste immers een zekere chaos en machtsstrijd
nadat Haile Selassie was afgezet en ook militair gezien stond Somalië er veel sterker voor dan
Ethiopië. De Ethiopiërs waren niet alleen veel slechter uitgerust dan de Somaliërs, hun
wapenuitrusting was ook erg verouderd. Zo had Somalië bijna driemaal zoveel tanks als
Ethiopië, betere vuurwapens, en dergelijke meer. Enkel wat betreft het aantal manschappen
had Ethiopië de bovenhand (47 000 ten opzichte van 35 000), maar deze waren verspreid over
heel Ethiopië, zo waren enkele van de beste eenheden bijvoorbeeld in het Noorden
gestationeerd. 55
Toch zou tijdens de oorlog blijken dat Somalië zichzelf overschat had, de
bevoorrading, communicatie en voorziening van versterking liepen niet zo vlot als verwacht.
Maar dat Somalië uiteindelijk in maart 1978 zijn troepen uit Ethiopië moest terugtrekken had
alles te maken met de inmenging van buitenlandse mogendheden in het conflict. Al vanaf de
jaren „60 was de Sovjetunie een bondgenoot geweest van het socialistische Somalië. Tijdens
de oorlog om Ogaden zullen de allianties echter omdraaien. In Ethiopië zou het kolonel
Mengisto zijn die de macht grijpt en Ethiopië zal omvormen tot een socialistische staat. De
Sovjetunie en Cuba kozen in de oorlog om Ogaden partij voor Mengisto en zorgden voor een
53
Ajulu The reasons for failures in the reunification of Somalia, p. 77. 54
Tareke, Gebru. “The Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited”. International Journal of African Historical
Studies, 33. no. 3: 635- 667 (2000), p. 638. 55
Tareke, The Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited, p. 638.
36
snelle bevoorrading van Etiopië, zowel op logistiek vlak als wat betreft het aantal
manschappen.56
De oorlog om Ogaden had enorme gevolgen voor zowel Ethiopië als Somalië. In Ethiopië
zorgde de overwinning ervoor dat de nationale trots en het vertrouwen in het Ethiopische
leger opnieuw hersteld werden. Verder kon Mengisto zijn macht consolideren en werd hij
dankzij deze overwinning als onbetwistbare leider van Ethiopië aanvaard. In Somalië echter
had ook het verlies van de oorlog zo zijn gevolgen. Allereerst was Somalië zijn bondgenoot,
de Sovjetunie, kwijtgeraakt die op militair vlak steeds voor een enorme bevoorrading van het
regime Barre had gezorgd. Verder was ook de geloofwaardigheid van het leger, de politie en
Barre zelf door de oorlog aangetast en genereerde het verlies meer dan een miljoen
vluchtelingen uit Ogaden die tijdens de oorlog Somalië hadden gesteund.57
Vooral deze
enorme instroom van vluchtelingen, tegen 1979 waren er officieel al 1,3miljoen vluchtelingen
in het land, zou de druk op het regime vergroten. Het grootste deel van de vluchtelingen
vestigde zich in het noorden, waar de Isaaq in hun eigen gebied verdrongen werden tot
tweederangsburgers. Ook het beleid van de regering om deze vluchtelingen massaal te
rekruteren voor het leger verhoogde de spanningen.58
Barres clanpolitiek:
Hoewel de Somalische samenleving vaak als een egalitaire samenleving wordt beschreven,
zien we dat er toch een grote mate van sociale ongelijkheid heerst. Deze sociale ongelijkheid
is gebaseerd op de Somalische clanstructuur.59
Hoewel Barre in 1969 toen hij de macht greep
beloofde om een einde te maken aan het tribalisme dat Somalië verdeelde, werd het tribalisme
tijdens zijn regime in feite nog meer aangewakkerd. Leden van zijn eigen clan werden ten
koste van anderen beloond, denken we maar aan de stukken landbouwgrond die men
confisqueerde om deze vervolgens aan de eigen clanleden uit te delen. De machtsposities in
het land werden voornamelijk bekleed door leden van de Marrehaan, Ogadeni en Dulbahante,
56
Tareke, The Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited, p. 661. 57
Tareke, The Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited, p. 666. 58
Ahmed, Ismail en Reginald Herbold Green. “The heritage of war and state-collapse in Somalia and
Somaliland: local-level effects, external interventions and reconstruction”. Third World Quarterly, 20. no. 1:
113- 127 (1999), p. 118. 59
Abdullahi en Souaré. Somalia at the Crossroads, p. 30.
37
waardoor men het soms zelfs al spottend over “MOD heerschappij” had. Verder probeerde
men ook de elite van de andere clans te elimineren.60
Na de oorlog om Ogaden werd Somalië in het kader van de Koude Oorlog een bondgenoot
van het Westen. De steun die Barre van het Westen verwierf spendeerde hij voor het grootste
deel aan het leger en aan zijn eigen clanleden in Mogadishu. Deze ongelijke verdeling
vergrootte het verzet tegen zijn regime. Om dit verzet te neutraliseren begon Barre de
zogenaamde loyale clans te bewapen en aan te moedigen om de “rebellerende clans” te
bestrijden. Barre speelde de clans dus tegen elkaar uit waardoor hij de basis legde voor latere
wraakacties en clanconflicten. Ook vluchtelingen uit Ogaden werden door Barre bewapend
om tegen de rebellerende clans te strijden. Voornamelijk de Isaaq werden hard getroffen door
dergelijke acties, maar ook de Hawiye zouden snel volgen. In het begin van de jaren „80
begonnen er in Hargeisha jonge mensen te verdwijnen die als een bedreiging voor het regime
werden aanschouwd. Later zouden hele gebieden zoals Hargeisha in het noorden, die
bewoond werden door de Isaaq, als vijandig gebied beschouwd worden en aangevallen
worden.61
3.3. De opkomst van verzet tegen Siad Barre
Hoe langer hoe meer zien we dat er verzet ten opzichte van Barre en zijn regime groeide. De
eerste weerstand tegen het regime ontstaat al vrij snel. Reeds in 1971 werd er getracht om een
coup te plegen, meer bepaald door enkele prominente leden van de revolutionaire raad. De
coup was evenwel onsuccesvol en de leden werden openbaar geëxecuteerd. Ook van
Islamitische geleerden krijgt Barre tegenkanting. Deze protesteerden tegen Barres inmenging
in de Islamitische wetgeving. Deze vreedzame protesten worden bloedig de kop ingedrukt, op
23 januari 1975 worden de tien leidende Islamitische geleerden geëxecuteerd en honderden
andere vervolgd.62
Toch zien we vooral vanaf de oorlog om Ogaden de opkomst van
gewapende verzetsgroepen die voornamelijk langs clanlijnen werden georganiseerd. Zo zien
we bijvoorbeeld dat zowel de Isaaq, Hawiye en Majerteen op het einde van de jaren ‟70 en in
de loop van de jaren ‟80 hun eigen verzetsgroepen gaan oprichten en zich tegen de
60
Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 10. (26/07/09):
http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 61
Ajulu, Che. “The reasons for failures in the reunification of Somalia”. Africa Insight, 34. no. 1(2004): 77. 62
Abdullahi en Souaré, Somalia at the Crossroads, p. 44.
38
onderdrukking van Siad Barre gaan verzetten. Hieronder volgt een kort overzicht van de
belangrijkste groeperingen die de strijd met het regime Barre aangingen en een grote rol
hebben gespeeld in diens val en in de machtsstrijd die hier in 1991 op volgde:
Somali Salvation Democratic Front (SSDF):
De Majerteen, die een subclan vormen van de Harticlan, waren de eersten die in opstand
kwamen tegen het regime van Siad Barre. In 1978 werd er namelijk door leden van de
Majerteen getracht om een coup te plegen. Deze mislukte en de overlevenden vluchtten naar
Ethiopië waar ze zich gingen organiseren in het Somali Salvation Front met Abdullahi Yusuf
Ahmed als hun leider. Later zouden nog andere groepen zich bij het Somali Salvation Front
voegen waardoor de naam veranderde naar Somali Salvation Democratic Front (SSDF). Met
hun basis in, en de steun van Ethiopië voerde het SSDF guerrillaraids uit in Somalië. De
repressie liet dan ook niet lang op zich wachten.63
Naast de Isaaq en de Hawiye waren de
Majerteen de grootste slachtoffers van Barres onderdrukking en repressie. Grote aantallen
Majerteen in de provincie Mudug en in Mogadishu werden vermoord en velen vluchtten naar
het noordoosten van het land waar de Majerteen van oudsher woonden.64
Somali National Movement (SNM):
Ook de Isaaq gingen zich al gauw tegen het regime van Siad Barre organiseren. In 1981 wordt
door verschillende leiders van de Isaaq de wens uitgesproken om zich af te scheiden van de
rest van Somalië en werd de Somali National Movement (SNM) gevormd.65
Ook de SNM
opereerde vanuit Ethiopië en begon vanaf 1982 op sporadische basis het regime Barre aan te
vallen en Isaaq die door Barre gevangen gezet waren te bevrijden. Een echte bedreiging voor
het regime vormt de beweging echter pas vanaf 1984. In deze periode gaat het SNM relaties
aan met andere verzetsbewegingen zoals het SSDF en gaat men allianties aan met andere
clans zowel in het noorden als in het zuiden van het land. Men voerde aanvallen uit op
militaire overheidsposten in Hargeisha, Burao en Berbera en tegen 1986 zou men zo‟n 30
operaties uitgevoerd hebben waarbij 476 soldaten van het regime werden omgebracht ten
63
Cornwell, Somalia: Fourteenth time lucky?, p. 3. 64
Minahan, James. Encyclopedia of the stateless nations. Ethnic and national groups around the world. Deel 3
(Londen: Greenwood Press, 2002), p. 1147. 65
Minahan, James. Encyclopedia of the stateless nations. Ethnic and national groups around the world. Deel 2,
Londen: Greenwood Press, 2002, p. 809.
39
koste van 38 leden van het SNM. Het succes van het SNM zou Barre uiteindelijk dwingen om
opnieuw de relaties met zowel Libië en Ethiopië te herstellen om zo een einde te kunnen
maken aan de steun die de SNM van beide landen ontving.66
Het hardnekkige verzet van de
SNM tegen Barres regime had natuurlijk grote gevolgen voor de gehele Isaaqbevolking.
Leden van de Isaaq waren door de harde repressie gedwongen om Mogadishu en andere grote
steden in het zuiden te ontvluchtten en ook de stad Hargeisha in het noorden werd ten gronde
gericht.67
United Somali Congress (USC):
Vervolgens zou ook de Hawiye in 1987 een eigen verzetsbeweging oprichten, namelijk de
United Somali Congress (USC). Hoewel de Hawiye als de grootste Somalische clanfamilie
wordt beschouwd speelde de Hawiye geen aanzienlijke rol in de strijd tegen Siad Barre voor
1990. Na 1990 wordt het USC desondanks een belangrijke factor, zowel wat betreft de val
van Barre als in de machtstrijd die erop volgde. De USC werd opgericht door Ali Mohammed
“Wardigly” die van 1984 tot 1987 de ondervoorzitter van het SNM was geweest.68
Het USC
zou zich echter al snel opsplitsen in twee groeperingen gebaseerd op de twee belangrijkste
subclans van de Hawiye, met name de Abgal en de Habar Gidir.69
Somali Patriotic Movement (SPM):
Deze verzetsbeweging die in 1989 werd opgericht door kolonel Omar Jess werd geleid door
de Ogandeni‟s. Net zoals het USC zou ook deze beweging later gaan samenwerken met het
SNM. Het SPM was vooral actief in het zuiden van het land, in het gebied rond de
Jubarivier.70
Hoewel de Ogandeni één van de drie clans was die in het verleden Barres steun
hadden genoten zien we naar het einde van de jaren ‟80 toe toch ook een verslechtering van
deze relaties. De verslechterende relaties kennen een hoogtepunt in 1990 wanneer vele
legerofficiers van de Ogandeniclan massaal deserteren en zich aansluiten bij het SPM.71
Ook
Adan Abdullahi Nur “Gabeeyow, voormalig minister va defensie, voegde zich bij het SPM.
66
Mukhtar, Historical Dictionary of Somalia, p. 122. 67
Ibidem, loc. cit. 68
Makinda, Seeking Peace from Chaos, p. 26. 69
Cornwell, Somalia: Fourteenth time lucky?, p. 3. 70
The United Nations in Somalia. Somalia History. (18/04/09):
http://www.unsomalia.net/infocenter/history.htm 71
Somalia Opposition Movements (18/04/09)
http://www.photius.com/countries/somalia/government/somalia_government_opposition_movements.html
40
Toen het regime ten val was gebracht in januari 1991 gingen Omar Jess en Adan Abdullahi
Nur “Gabeeyow” echter een radicaal andere koers varen. Kolonel Omar Jess voegde zich bij
de strijdmacht van generaal Aideed terwijl Adan Abdullahi Nur banden aanging met Siad
Hersi “Morgan”, de leider van het SNF.
3.4. Het uitbreken van de burgeroorlog en de val van Siad Barre
De bloedige repressie waarmee Barre een antwoord trachtte te bieden op de opkomst van de
verschillende verzetsgroepen in de jaren ‟80 zorgde er enkel voor dat nog meer mensen zich
bij deze bewegingen gingen aansluiten en zich tegen Barres regime gingen keren. Ook de
alliantie tussen de Marrehaan, Ogadeni en Dulbahante zou in 1986 ineenstorten. In dat jaar
was Barre betrokken in een auto-ongeval en begon de Marrehaan schrik te krijgen dat een
andere clan de macht zou overnemen. Ook in Barres familie en clan zelf was er een grote
rivaliteit met betrekking tot wie hem zou moeten opvolgen.72
Uiteindelijk zou in 1988 een
ware burgeroorlog in het land uitbreken.
In april 1988 werd er een vredesakkoord ondertekend door Somalië en Ethiopië waarbij ze
overeenkwamen om hun relaties te normaliseren en een einde te maken aan de steun die ze
aan elkaars oppositiegroepen verleenden. De SNM die hierdoor de steun van en hun
uitvalsbasis in Ethiopië verloor, viel hierop op 27 mei 1988 de militaire basis van Burao en op
31 mei deze van Hargeisha aan, waarmee ze de militaire vestigingen van de twee grootste
steden in het noorden onder vuur namen.73
Als reactie hierop keerde het regime Barre zich
tegen de burgerbevolking in het noorden en brak de burgeroorlog uit die in 1991 zou leiden
tot de uiteindelijke ineenstorting van de staat. Met de bewering dat men SNM-strijders en
wapens zocht, doorzocht het regime systematisch alle huizen in de steden van het noorden
(waaronder Burao, Hargeisha, Berbera, Borama, Sheikh en Erigavo). Hierbij werden
duizenden mensen in hun eigen huizen neergeschoten en werd de regio door het leger
geplunderd.74
Bovendien zette het regime ook de luchtmacht in waarbij de steden in het
noorden gebombardeerd werden en werd in deze strijd tegen de eigen bevolking ook massaal
72
Makinda, Seeking Peace from Chaos, p. 21. 73
Schwoebel, Mary Hope. Greater Horn of Africa Peace Building Project, case studie seven: Impact Evaluation
of the War-Torn Societies Project: Somaliland. Management Systems International, maart 2002, p. 6. (02/05/09)
http://pdf.usaid.gov/pdf_docs/PNACY571.pdf 74
Africa Watch. Somalia: A Government at War With Its Own People, Testimonies About the Killings and the
Conflict in the North. (Washington: The Africa Watch Committee, januari 1990), p. 9.
41
gebruik gemaakt van landmijnen.75
Ook in Mogadishu werden leden van de Isaaq gearresteerd
en ontsnapten ze niet aan de terreur.76
Verder zijn er ook meldingen gemaakt van gevallen
waarbij de SNM burgers arresteerde of om het leven bracht. Deze burgers waren
voornamelijk van de Darood, maar ook zakenlui van de Isaaq zelf die ervan verdacht werden
collaborateurs te zijn werden doodgeschoten.77
Africa Watch schatte dat er tussen mei 1988
en januari 1990 al zo‟n 50 000 à 60 000 mensen om het leven waren gekomen en dat meer
dan een half miljoen mensen Somalië ontvlucht waren, waarbij het grootste deel naar de
buurlanden Ethiopië en Djibouti vluchtte.78
Zoals reeds aangegeven verschenen op het einde van de jaren 1980 ook de andere gewapende
verzetsbewegingen zoals de SPM en de USC op het toneel en gingen deze, net zoals de SNM
en de SSDF in het noorden, de strijd aan met het regime Barre, zij het in Centraal- en Zuid-
Somalië. Hierdoor breidde de burgeroorlog zich uit over heel Somalië. De burgerbevolking in
Centraal- en Zuid-Somalië ondergingen dus al snel dezelfde misbruiken als de Isaaq- en
Majerteenbevolking in het noorden. 79
Barre die nu verwikkeld was in een burgeroorlog over
het gehele land en stilaan de strijd aan het verliezen was bood zowel in 1989 als in 1990 aan
om te onderhandelen met zijn tegenstanders maar deze verwierpen dit voorstel en eisten dat
hij zou aftreden.80
Uiteindelijk zouden het de USC en de SPM zijn die een doorslaggevende rol zou spelen in de
val van Siad Barre. De aanleiding was een gevecht in het noordoostelijke gedeelte van
Mogadishu tussen de twee Hawiyesubclans, met name de Abgal en de Habr Gedir. Barres
troepen probeerden van dit gevecht gebruik te maken om de USC te vernietigen. Maar de
factie van de Abgal kreeg algauw de hulp van zo‟n driehonderd guerrillastrijders die de
troepen van Barre in een hinderlaag lokten en aanvielen. De reactie van de regeringstroepen
was bloedig en de USC zag zich genoodzaakt om de rest van haar strijders, die zich op dat
moment zo een vijftig kilometer van Mogadishu bevonden, te mobiliseren. Deze 1500 andere
guerillastrijders onder leiding van generaal Mohammed Galaal zouden op het einde van de
eerste week van januari 1991 in Mogadishu arriveren. Toch zou het nog tot de inmenging van
75
Schwoebel Greater Horn of Africa Peace Building Project, p. 6. (02/05/09)
http://pdf.usaid.gov/pdf_docs/PNACY571.pdf 76
Africa Watch. Somalia: A Government at War With Its Own People, p. 166. 77
Africa Watch. Somalia: A Government at War With Its Own People, p. 194. 78
Ibidem, p. 10. 79
Africa Watch. Somalia, no mercy in Mogadishu: The Human Cost of the Conflict & The Struggle for Relief.
(New York: Africa Watch, juli 1992), p. 4. 80
Makinda, Seeking Peace from Chaos, p. 25.
42
de zwaar bewapende Ogandeni‟s van de SPM duren eer de guerrillastrijders er in slaagden om
Barre uit zijn militaire bunker te verdrijven.81
De val van het regime Barre was een feit op 23
januari 1991.
3.5. De oorzaken van het ineenstorten van de staat
Dat de ineenstorting van de Somalische staat er niet zomaar ineens is gekomen is evident. De
meerderheid van de literatuur die handelt over de oorzaken van de oorlog en de uiteindelijke
ineenstorting van de staat heeft het desondanks zoals Osman het stelt over een “single cause
analysis”, waarbij men zich enkel concentreert op de rol van het regime Barre.82
Toch zijn er
nog andere factoren die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de uiteindelijke ineenstorting
van de Somalische staat in 1991. Aan de grondslag ligt dus veeleer een combinatie van
factoren die elk een rol hebben gespeeld en elkaar versterkt hebben dan één bepaalde oorzaak
zoals het bad leadership van Siad Barre. Zowel interne als externe factoren hebben een rol
gespeeld. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste oorzaken van het ineenstorten
van de Somalisvhe staat en het conflict dat hierop volgde:
Bad leadership van Siad Barre:
Het bad leadership van Siad Barre dat in grote lijnen reeds is beschreven in wat voorafging in
dit hoofdstuk heeft ongetwijfeld een grote rol gespeeld in de uiteindelijke ineenstorting van de
Somalische staat in 1991. Volgens theorieën van bad leadership is dit leiderschap “what
makes or breaks the state”. Laat het nu juist dergelijk leiderschap zijn dat zo kenmerkend is
geweest voor vele Afrikaanse landen sinds de onafhankelijkheid. Denken we maar aan
Mobutu Sese Seko in Zaïre en vele anderen, die net als Barre “heerser voor het leven” waren
en voor een verarming van het eigen land zorgde.83
Volgens Adam Hussein beschadigde dit
dictatoriaal bestuur in Somalië de relatie tussen de staat en de burgers.84
Toch zijn er ook nog
vele andere factoren die hebben bijgedragen tot het ineenstorten van de Somalische staat.
81
Ibidem, p. 27. 82
Abdullahi en Souaré. Somalia at the Crossroads, p. 83. 83
Ibidem, p. 11. 84
Zartman, Collapsed States, p. 71.
43
De militaire heerschappij:
De dictatuur van Barre functioneerde natuurlijk niet in een institutioneel vacuüm. De
Somalische militaire structuur speelde een grote rol in de ondersteuning van deze dictatuur en
werd dan ook beschouwd als één van de best uitgebouwde van Sub-Sahara Afrika. Barre zag
als geen ander het belang in om de staatssectoren en de civiele samenleving te controleren en
maakte hiervoor onder andere gebruik van het leger, de veiligheidsdiensten, paramilitairen en
dergelijke meer. Kort na de onafhankelijkheid telde het Somalische leger zo‟n 3000
manschappen. In 1982 zou het leger echter al 120 000 manschappen tellen en omgevormd zijn
tot een waar repressieapparaat.85
Het is mede door de bloedige repressie dat de
verzetsgroeperingen steeds meer steun van de bevolking hebben verworven en uiteindelijk
sterk genoeg waren om Barre van de macht te verdrijven.
De Somalische clanstructuur en het misbruik hiervan:
Tijdens het regime van Siad Barre was het al dan niet behoren tot bepaalde clans het
belangrijkste criterium voor het verwerven van macht. Loyale clanleden verwierven de
belangrijkste en machtigste posities. Vooral na de verwerping van het wetenschappelijk
socialisme werd het clanisme (het behoren tot de juiste clan) de belangrijkste “ideologie”.
Hierbij waren het vooral de Marrehaan (de clan van Barre zelf), de Ogandeni (de clan van zijn
moeder) en de Dulbahante (de clan van zijn schoonzoon, Ahmad Sulaymaan Abdullah, hoofd
van de Nationale Veiligheidsdienst) die Barres steun verkregen en de ruggengraat van het
regime vormde. Barre vernietigde ook systematisch de elite van de andere clans, deze werden
gevangengezet of naar het buitenland verbannen. Hiermee beschadigde hij een groot deel van
de Somalische elite. Na de oorlog om Ogaden hanteerde hij bovendien een ware verdeel-en-
heerspolitiek waarbij hij zijn eigen clans bewapende om de rebellerende clans te bestrijden.
Hierbij legde hij de basis voor latere conflicten en wraakacties tussen de clans.86
85
Ibidem, loc. cit. 86
Zartman, Collapsed States, p. 71- 72.
44
Het einde van de Koude Oorlog:
De militaire, technische en financiële steun die Somalië in het kader van de Koude Oorlog
ontving heeft er zeker toe bijgedragen dat het regime van Siad Barre zo lang stand heeft
gehouden. Met het einde van de Koude Oorlog kwam er abrupt een einde aan de enorme steun
die Somalië altijd had gekregen en beschikte Barre niet meer over de middelen om zijn macht
te behouden. Ook de schending van de mensenrechten door Siad Barre in zijn campagne tegen
het noorden zorgde voor een verhoogde kritiek in de Verenigde Staten ten opzichte van
Somalië en de uiteindelijke schorsing van militaire hulp in 1988. De economische hulp zou in
1989 stop gezet worden.
De aanwezigheid van enorme hoeveelheden wapens in Somalië:
Doorheen de jaren spendeerde Somalië een groot deel van haar inkomsten aan het leger en
hieraan gerelateerde activiteiten. Bovendien kreeg het land in het kader van de Koude Oorlog
enorme militaire hulp door haar strategische ligging, eerst door de Sovjetunie en later door de
Verenigde Staten. Op het moment dat de staat ineenstort in 1991 was het land dus reeds
verzadigd met veel te veel wapens. Deze wapens werden vervolgens aangewend in de
machtsstrijd die na de val van Barre losbarstte.87
87
Abdullahi en Souaré, Somalia at the Crossroads, p. 107.
45
4. DE MACHTSTRIJD NA DE VAL VAN SIAD BARRE: AIDEED
VERSUS MAHDI
bron: http://www.dfid.gov.uk/Where-we-work/Africa-Eastern--Southern/Somalia/
The Somali war is a zero-sum game where warring factions are fighting either to become
Siad Barre, or not allow others to become Barre
- Een Somalische clanoudere88
4.1. Siad Barre is ten val gebracht, en nu…?
De val van Siad Barre bracht de desintegratie van Somalië in een stroomversnelling om
verschillende redenen. Ten eerste hadden alle verzetsbewegingen slechts één ding gemeen,
namelijk dat ze Barre van de macht wilden verjagen. Één van de weinige momenten wanneer
deze groepen hun bereidheid om samen te werken toonden was in augustus 1990 wanneer de
SNM, de SPM en de USC de overeenkomst sloten om hun krachten te bundelen om Barre ten
val te brengen. Nu deze taak volbracht was kwamen de tegenstellingen tussen deze op
clanstructuren gebaseerde verzetsbewegingen opnieuw aan de oppervlakte en zouden ze de
strijd met elkaar aangaan om de macht.89
Ten tweede trachtte de Hawiye na de val van Barre
zich onmiddellijk de macht toe te eigenen, hoewel deze clan tot een paar maanden voor zijn
val zogoed als geen rol speelde in de strijd tegen Barre.90
Ten derde zou de USC een interim-
president aanduiden zonder hierbij de andere verzetsgroeperingen te consulteren. Hiermee
88
Abdullahi en Souaré, Somalia at the Crossroads, p. 83. 89
Makinda, Seeking Peace from Chaos, p. 26-27. 90
Ibidem, p. 27
46
ging de USC in tegen de overeenkomst die ze in 1990 met de andere groeperingen gesloten
had en waarin men overeengekomen was om met de andere groeperingen te overleggen.91
4.2. De splitsing van de USC en de aanstelling van Ali Mahdi tot interim-
president
Reeds vanaf 1990 en dus nog voor de val van Siad Barre zagen we dat de USC zich opsplitste
in twee groeperingen. Langs de ene kant de gematigde “externe” tak van de organisatie die in
Italië gevestigd was en grotendeels vereenzelvigd kan worden met de Abgalclan en langs de
andere kant de “interne” tak van de USC die opereerde vanuit Ethiopië en vereenzelvigd kan
worden met de Habr Gidirclan. In feite was het enkel de interne tak van de USC geweest, die
onder de leiding van generaal Mohamed Farah Aideed stond, die de strijd tegen het
voormalige regime had uitgevochten.92
In de verwarring die er heerste na de val van Siad
Barre werd Ali Mahdi, leider van de externe USC uitgeroepen tot president. Mahdi die een
relatief onbekend figuur was, was de eigenaar van één van de beste hotels van Mogadishu.
Verder was hij omringd door verschillende veteranen van het voormalige regime, zoals
Mohamed Sheikh Osman, voormalige minister van financiën en Ahmed Jilow, voormalig
hoofd van de geheime politie. Ook was Ali Mahdi één van de ondertekenaars van het
manifesto geweest, een manifest dat in de lente van 1990 door een groep politici werd
ondertekend en de aftreding van president Barre vroeg. Verschillende van de personen die het
manifesto hadden ondertekend werden gearresteerd, maar verder werd er door het regime
geen gehoor gegeven aan dit manifest. Hierbij werd de laatste oproep tot een vreedzame en
ordelijke machtstransitie door het regime van de hand gewezen. Generaal Aideed, de SPM en
de SNM weigerden echter om de “verkiezing” van Ali Mahdi tot president te aanvaarden.
Hierdoor zou de burgeroorlog bijna onmiddellijk na de val van Siad Barre (op 29 januari 1991)
opnieuw uitbarsten, zij het nu tussen de “overwinnaars” onderling.93
Een bloedige oorlog zou
de nog overblijvende infrastructuur van Mogadishu vernietigen en vele mensenlevens eisen.94
91
Ibidem, loc. cit. 92
Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 46. 93
Ibidem, p. 45-46. 94
Abdullahi, Culture and customs of Somalia, p. 40.
47
4.3. De strijdende partijen
Bij de aanvang van het conflict dat volgde op de ineenstorting van de Somalische staat in
1991 waren het voornamelijk de partijen die voor de val van Siad Barre hadden gezorgd die
op de voorgrond traden en probeerden het machtsvacuüm op te vullen, respectievelijk de twee
strekkingen van de USC, de SNM, de SSDF en de SPM. Naarmate de burgeroorlog vorderde
zien we echter dat steeds meer partijen te voorschijn komen en zich in de strijd gaan
mengen.95
Vanaf nu zal er voor gekozen worden om te spreken over “facties” waarmee ik het
heel breed over “agerende politieke groepen” heb. De meeste van deze op clanstructuren
gebaseerde politieke organisaties kunnen immers niet gezien worden als “traditionele”
clanstructuren daar de meeste pas vanaf 1990 verschijnen96
en ook de eerder genoemde
organisaties kunnen niet langer als “verzetsorganisaties” beschreven worden. Voor alle
duidelijkheid zal hier allereerst een overzicht gegeven worden van de verschillende facties die
zich, naast de eerder beschreven organisaties, in het begin van de jaren ‟90 in het conflict
gingen mengen.
Somali National Front (SNF):
Deze factie was in feite een overkoepelende organisatie die voormalige leden van het regime
Barre verenigde en gezamenlijk strijd voerde tegen de nieuwkomers. Daar het regime Barre
steeds erg gesteund had op de Marrehaanclan behoorde het merendeel van de leden van het
SNF dan ook tot deze clan. Toch wist het SNF ook steun te verwerven van de Ogandeni‟s die
generaal Adan Abdullahi Nur steunden en sommige Keniaanse en Ethiopische Ogandeni
alsook van een aantal Harti en Bimaalleden. De leider van de SNF was generaal “Morgan”.
Bijna slaagde het SNF erin om Mogadishu opnieuw te veroveren in 1992.97
95
International Crisis Group. “Biting the Somali Bullet”. ICG Africa Report no. 79. (Nairobi/Brussel: ICG, 4
mei 2004), p. 3. 96
Teutsch, Collapsing expectations: national identity en disintegration of the state in Somalia, p.54. 97
Het hierna volgende is gebaseerd op: Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 48- 51..
48
Somali Democratic Movement (SDM):
Deze factie werd in 1989 opgericht met als doel de boeren van de Digil en Rahanweyn uit het
zuiden van Somalië te beschermen tegen het geweld van de andere facties. Toch zou het SDM
niet echt slagen in het verwezenlijken van haar doelstelling daar de Digil en Rahanweyn nooit
strijders waren geweest en de factie een tekort aan wapens had. De andere facties zouden in
hun strijd het gebied van de Digil en Rahanweyn dan ook maar liefst drie keer doorkruisen
tussen januari 1991 en midden 1992. Het is dan ook dit gebied van Somalië dat het zwaarst
getroffen zou worden door de hongersnood in 1992. Tijdens de UNOSOM-interventie in het
land zou de SDM uiteenvallen in twee facties. Allereerst de factie die geleid zou worden door
Mohamed Nur Aleeyow en die generaal Aideed zou ondersteunen, en ten tweede een factie
die geleid zou worden door Abdi Mussa Mayow en die zijn steun zou verlenen aan de
operatie van de Verenigde Naties. Hoewel het SDM militair gezien steeds vrij zwak is
geweest, is deze factie politiek gezien wel van belang daar de Digil en Rahanweyn samen
zo‟n 40% van de Somalische bevolking uitmaken.
Southern Somali National Movement (SSNM):
Deze factie was vooral actief in het gebied ten noorden van Kisimayo en werd opgericht met
ondersteuning van generaal Aideed om kolonel Omar Jess bij te staan in zijn strijd tegen het
SNF. Ook deze factie zou zich in twee opsplitsen tijdens de UNOSOM-periode. Langs de ene
kant krijgen we een deel van het SSNM dat zich achter Abdi Warsame Issaq schaart, deze
verliet generaal Aideed om te gaan samenwerken met de VN. Het andere deel van de SSNM
kwam onder leiderschap van Abd-el-Azziz Sheik Yusuf te staan en bleef trouw aan de SNA,
dit was een losse alliantie van clans die in 1992 door generaal Aideed werd opgericht in de
strijd tegen Ali Mahdi.
United Somali Front (USF):
Deze factie die werd opgericht om de belangen van de Issa-bevolking te verdedigen speelde
een verwaarloosbare rol in het conflict. De basis van de factie ligt in het uiterste noordwesten
van het land en wordt gesteund door de republiek van Djibouti, die politiek gezien ook
gedomineerd wordt door de Issa. Het USF vocht niet mee in de burgeroorlog aangezien de
oorlog in het noorden van het land eindigde in 1991 met de oprichting van Somaliland. Het
49
USF heeft sindsdien wel verschillende keren geprobeerd om het gebied dat door de Issa
bewoond wordt af te scheuren van de rest van Somaliland. Al deze pogingen zijn onsuccesvol
geweest.
Somali Democratic Alliance (SDA):
Het SDA vertegenwoordigt de Gaddabursiclans uit het noordwesten van het land. Tijdens de
burgeroorlog vocht het SDA aan de zijde van het regime en dus tegen het SNM. Sinds de
unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van Somaliland heeft de factie zich opgesplitst. Een
deel van de beweging heeft zich verzoend met de door Isaaqs gedomineerde “SNM-regering”.
De rest van het SDA, dat gedeeltelijk in Londen en gedeeltelijk in Ethiopië gevestigd is, blijft
vijandig tegenover deze nieuwe “regering” in Hargeisha. Toch heeft het SDA zich niet
gemengd in de strijd in Somaliland in het begin van de jaren ‟90.
United Somali Party (USP):
De USP heeft zich nooit gemengd in de burgeroorlog maar moet eerder gezien worden als een
politieke partij. De oorsprong van de USP gaat al terug tot in de jaren ‟50 toen de partij werd
opgericht door de clanfamilies van de Darood (de Dulbahante en de Warsangeeli) in Brits
Somaliland. Deze clans realiseerden zich dat ze in de minderheid zouden zijn ten opzichte van
de Isaaq clanfamilie indien Somaliland onafhankelijk zou worden. De samenvoeging van
Brits Somaliland met Italiaans Somalië maakte de USP dan ook ietwat overbodig aangezien
de meerderheid van de clans in het nieuwe onafhankelijke Somalië tot de clanfamilie van de
Darood behoorden. In 1969 met de staatsgreep van Siad Barre werden alle politieke partijen
verbannen en verdween dus ook de USP van het toneel. In 1991 zou ze echter opnieuw
verschijnen aangezien de unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van Somaliland de oude
bezorgdheid van de USP weer actueel maakte. Net zoals de SDA kan de USP onderverdeeld
worden in een tak die de nieuwe rol van de regering in Hargeisha aanvaardt en de opponenten
die pleiten voor een oostelijk deel van Somaliland dat volgens hun verbonden zou moeten
worden met het noordoostelijke deel van het land dat door de SSDF wordt gecontroleerd en
waar voornamelijk Majerteens (een clan binnen de clanfamilie van de Darood) leven. Tijdens
de UNOSOM-periode zou deze laatste tak van het USP gesteund worden door de Verenigde
Naties.
50
Somali National Democratic Union (SNDU):
Dit is een zeer kleine factie die in 1992 werd opgericht en de twee kleine Lekasse en Ortoble
clans (uit de clanfamilie van de Darood) uit centraal-Somalië vertegenwoordigen. Deze factie
werd opgericht omdat het gebied waar deze twee clans leefden het strijdtoneel vormde van het
conflict tussen generaal Aideed en de SSDF, die elkaar zouden bestrijden kort na de
UNITAF-interventie in 1992. De leider van het SNDU, Ali Ismail Abdi, ging banden aan met
Ali Mahdi waardoor het SNDU ondanks zijn kleine omvang op verschillende conferenties van
de Verenigde Naties zou uitgenodigd worden.
Somali African Muki Organization (SAMO):
Deze defensieve factie werd opgericht door de Afrikaanse bevolking in de Juba en Wabi
Shebelle vallei. Dit deel van de bevolking die door de etnische Somaliërs als minderwaardig
worden beschouwd had erg te leiden onder de burgeroorlog. Het grootste deel van deze
bevolking leeft van de landbouw. Hun dorpen werden platgebrand, het graan gestolen en de
vrouwen verkracht. Het SAMO is een zwakke organisatie omdat het hun, nog meer dan het
SDM, de wapens en getrainde strijders ontbreekt.
Somali National Union (SNU):
Net zoals de SAMO is het SNU een factie van de niet-Somalische bevolking uit de Juba-regio.
De leden van het SNU zijn echter eerder de mensen die langs de Somalische kuststreek leven
zoals de Barawa Swahili handelaars, de vissers van de Bajuni, de Benadir en sommige
groepen van de Harti. De factie is zeer klein en heeft zogoed als geen militaire middelen. Het
SNU werd geleid door Mohamed Rajis Mohamed en Said Omar “Marino”.
51
4.4. De strijd tussen Ali Mahdi en Farah Aideed
De eerste gewelddadige confrontatie tussen Ali Mahdi en generaal Aideed zou er komen in
mei 1991. Farah Aideed zou verkozen worden als leider van de USC in een poging van
bemiddeling maar de spanningen tussen de twee clans bleven aanhouden.98
In juni en juli
1991 zouden dan ook twee conferenties georganiseerd worden op initiatief van Italië en
Djibouti ter bemiddeling tussen de verschillende partijen. Op de eerste conferentie in Djibouti
zouden behalve de USC ook de SDM, de SSDF en de SPM aanwezig zijn. Op de tweede
conferentie in Djibouti was ook de SDA en de USF aanwezig.99
Op de conferenties zou echter
weinig van een verzoening terechtkomen. Wel zou er een overeenkomst gesloten worden
waarbij alle partijen aangaven om strijd te blijven leveren tegen Siad Barre, die opnieuw voet
aan grond probeerde te krijgen in Somalië (cfr. infra), alsook de implementatie van een staakt-
het-vuren, het opnieuw in gebruik nemen van de grondwet uit 1960 en het toestaan dat Ali
Mahdi twee jaar als interim-president zou regeren. Ali Mahdi zou deze overeenkomst achteraf
dan ook vaak aanhalen ter legitimering van zijn positie als interim-president.100
Toch zou het staakt-het-vuren niet lang stand houden. De eerste nieuwe gevechten tussen
beide partijen zouden er komen in september 1991. De aanleiding hiervan was het feit dat
noch Aideed noch één van zijn aanhangers een post had gekregen in Mahdi‟s interim-regering
die er in augustus ‟91 was gekomen. De confrontatie zou vier dagen duren en honderden
levens eisen alsook duizenden gewonden achterlaten. Toch zou dit slechts een kleine
confrontatie zijn in vergelijking met de vijandigheden die op 16 november 1991 uitbraken en
tot eind februari ‟92 zouden duren. Geschat wordt dat deze “Oorlog om Mogadishu” het leven
kostte aan meer dan 14 000 inwoners van de stad en zorgde voor zo‟n 27 000 gewonden.
Verder ontvluchtten ook vele inwoners de stad. Daar waar Mogadishu het jaar voordien nog
zo‟n 1,25 miljoen inwoners telde zouden dit er in februari ‟92 nog nauwelijk zo‟n 600 000 à
800 000 zijn.101
Nadat de clanleden van de Daroodclanfamilie en voornamelijk van de
Marrehaanclan de hoofdstad al waren ontvlucht na de val van Barre ontvluchtten nu ook vele
98
Hussein, Adam. “Somalia: Militarism, Warlordism or Democracy”. Review of African Political Economy. No.
54 (1992): p. 21. 99
“Verzoeningsgesprekken in Djibouti”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van het
hedendaagse wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1991, p. 624. 100
Gurdon, Charles, ed. “The Horn of Africa”. The SOAS/GRC Geopolitics Series, 3. (Londen: UCL Press,
1994), p. 48. 101
Africa Watch, Somalia, no mercy in Mogadishu: The Human Cost of the Conflict & The Struggle for Relief,
p. 5-7.
52
burgers van andere clans de stad om aan de gevechten te ontkomen.102
De hoofdstad zou dus
zogoed als volledig onder de controle van de Hawiye komen te staan waarbij Ali Mahdi en
zijn aanhangers het noorden van de stad controleerden en de factie van Aideed het overige
deel van Mogadishu.103
Naast de Abgal en de Habar Gidir kan de Hawiyeclanfamilie evenwel
nog opgedeeld worden in twee andere clans, zijnde de Hawadle en de Murasade. Beide clans
werden als neutraal aanzien in deze strijd maar toch had de Hawadle die de luchthaven van
Mogadishu controleerde een voorkeur voor generaal Aideed terwijl de Murasade, die de
haven controleerde, eerder Ali Mahdi steunde.104
Na talloze eerdere pogingen zou er uiteindelijk op 3 maart min of meer een overeenkomst tot
staakt-het-vuren komen. Deze overeenkomst was in feite louter het gevolg van de uitputting
bij beide partijen. Zowel de factie van Ali Mahdi als deze van Farah Aideed had namelijk te
kampen met een tekort aan munitie en voedsel. Bovendien kon geen internationale hulp
geleverd worden als de gevechten in de hoofdstad aanhielden. Ook de steun voor beide facties
was verminderd aangezien geen van beiden sterk genoeg leek te zijn om te winnen. Ook
binnen de subclans van de Abgal begonnen sommige aan het leiderschap van Ali Mahdi te
twijfelen. Toch had Mahdi nog steeds een grotere en beter bewapende strijdmacht dan Farah
Aideed. Ook de Habar Gidir begon tekenen van verzwakking te vertonen. Het grootste deel
van de Saad en Salabaan waren bijvoorbeeld samen met Aideed naar Mogadishu gekomen
in ‟91 en hun reserves raakten uitgeput. Als resultaat hiervan trachtte zowel Mahdi als Aideed
elders bondgenoten te zoeken. Ali Mahdi zocht steun bij de facties die de Djibouticonferenties
hadden bijgewoond. De belangrijkste bondgenoot die hij zou verwerven was de SSDF hoewel
hij pas de steun van deze factie zou verwerven op het einde van ‟92 wanneer Aideed als een
bedreiging voor het SSDF gezien werd vanwege overwinningen in het zuiden van het land.
Verder was Ali Mahdi ook op zoek naar internationale erkenning en steun, zoals die van de
V.N. Op dit vlak had hij echter weinig succes waardoor hij dus niet de internationale
erkenning kreeg die hij zo graag wou en nodig had. Generaal Aideed had meer succes in het
organiseren van een coalitie. Allereerst ging hij banden aan met het SSNM dat toen geleid
werd door Abdi Warsame Isaaq. Verder ging hij ook een alliantie aan met een tak van de
SDM die geleid werd door Mohammed Nur Aliyon en natuurlijk was er ook nog de SPM
geleid door kolonel Ahmed Omar Jess.
102
Gurdon, The Horn of Africa, p. 48. 103
Hussein, Adam. “Somalia: Militarism, Warlordism or Democracy”. Review of African Political Economy. No.
54: 11- 26 (1992): p. 21. 104
Gurdon, The Horn of Africa, p. 48.
53
4.5. De strijd tegen het SNF
Terwijl in Mogadishu de facties van Farah Aideed en Ali Mahdi uitgeput waren van de strijd
die ze gevoerd hadden deden Barre en zijn aanhangers, onder leiding van generaal Morgan,
opnieuw een poging om de macht in Somalië te veroveren. Het SNF opereerde vanuit Kenia
en werd ook door Kenia van wapens voorzien. In maart ‟92 lanceerden ze een aanval en tegen
april ‟92 had het SNF de hoofdstad bereikt. Hierdoor waren generaal Aideed en interim-
president Ali Mahdi genoodzaakt om tijdelijk opnieuw samen te werken en de krachten te
bundelen tegen het SNF.105
Het SNF werd verslagen en trok zich terug naar het zuiden,
achtervolgd door de strijdmacht van generaal Aideed. Hierbij trokken beide facties opnieuw
door het gebied tussen de twee rivieren (de Juba en Shabelle), dat eveneens door de strijd
begin ‟91 het hardst getroffen was, en lieten er een spoor van vernieling na met opnieuw
talloze vluchtelingen als gevolg.
Tegen de zomer van ‟92 zouden zo een half miljoen Somaliërs op de vlucht zijn geslagen en
was er een enorm voedseltekort in Somalië, vooral in het zuiden.106
Door de aanhoudende
strijd in het land ontvluchtten vele boeren hun dorpen en werd er dus niet meer gezaaid. De
graansilo‟s raakten langzaam leeg en jong en oud reisde naar Baidoa, een stad die veilig was
voor de aanvallen van Morgan. Het probleem was dat er ook in Baidoa geen voedsel
aanwezig was. De stad zou het epicentrum worden van de hongersnood en in de Westerse
media bekend raken als de “stad der dood”.107
In september ‟92 lanceerde Morgan opnieuw een offensief tegen Farah Aideed en het SNA,
dit was een losse federatie die Aideed in de lente van ‟92 gecreëerd had in de strijd tegen Ali
Mahdi en de SPM factie van Omar Jess, het SSNM, het SDM en op een bepaald ogenblik ook
even het SAMO en SNU omvatte (cfr. suppra). Generaal Morgan slaagde gedeeltelijk in zijn
opzet en kon een groot deel van de provincie Gedo veroveren en bereikte uiteindelijk zelfs de
stad Kismayo. Vanuit een humanitair standpunt was Morgans succes een catastrofe.Vele
NGO‟s en zelfs het Rode Kruis trokken weg uit de regio waardoor de vluchtelingenkampen
zonder hulp kwamen te zitten en het dodental in de kampen pijlsnel de hoogte in schoot.108
105
Abdullahi, Culture and Customs of Somalia, p. 41. 106
Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 53-54. 107
Abdullahi, Culture and Customs of Somalia, p. 41. 108
Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 54-55.
54
5. DE INTERVENTIE VAN DE VERENIGDE NATIES
bron: http://seeker401.files.wordpress.com/2009/04/black_hawk_down_pic4.jpg
5.1. De aandacht vanuit het Westen voor de Somalische crisis
Tot het begin van de jaren ‟90 zou de situatie in Somalië geen prioriteit zijn voor de V.N.
Veiligheidsraad en ook in de westerse media weinig aandacht krijgen. Het zou de “Oorlog om
Mogadishu” zijn, gevolgd door de hevige hongersnood waardoor Somalië getroffen werd die
het land wereldwijd in de aandacht zou brengen. In 1992-1993 werden zowat 4,5 miljoen
mensen in Somalië, ongeveer de helft van de bevolking, bedreigd door ondervoeding. De
humanitaire situatie in het land was dus catastrofaal. Ondanks het gebrek aan veiligheid zette
de Verenigde Naties samen met het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) en
andere niet-gouvernementele organisaties (NGO‟s) hun hulpverlening aan Somalië verder.
Toch was het leveren van humanitaire hulp in deze situatie van wetteloosheid zeer moeilijk en
in sommige gebieden van het land zelfs onmogelijk. Het personeel van de organisaties moest
op verschillende momenten zelfs geëvacueerd worden en tijdelijk vanuit Djibouti en Kenia
werken.109
Vooral vanaf de zomer van ‟92 zien we dat de humanitaire crisis in Somalië steeds
109
Ramsbotham en Woodhouse. Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 223.
55
meer en meer aan bod komt in de Westerse media. Wat men wel eens “het CNN effect”
noemt verhoogde dan ook de druk in het Westen om meer te ondernemen.110
Javier Pérez de Cuéllar, destijds secretaris-generaal van de V.N., sprak zich “al” in
december ‟91 uit voor een meer actieve rol van de V.N. bij het oplossen van het Somalische
conflict. Op 23 januari zou de V.N. Veiligheidsraad dan ook zijn eerste resolutie hieromtrent
uitvaardigen. Deze resolutie 733 riep de strijdende partijen op tot een staakt het vuren en
legde een wapenembargo op. In februari ‟92 zouden er in New York gesprekken gehouden
worden tussen de facties en op 3 maart zou een staakt-het-vuren overeengekomen worden.111
Zoals al eerder beschreven (cfr. suppra) was dit staakt-het-vuren voornamelijk het gevolg van
de uitputting zowel bij de factie van Ali Mahdi als bij die van Farah Aideed na de bijna vier
maanden durende strijd. Het is echter in deze periode dat de gevolgen van de oorlog duidelijk
begonnen te worden en de hongersnood zich ontplooit. De inmiddels nieuwe secretaris-
generaal, Boutros Boutros-Ghali, beseft dat en humanitaire interventie nodig is.
5.2. UNOSOM I
Met de goedkeuring van resolutie 751 richtte de V.N. Veiligheidsraad de United Nations
Operation in Somalia (UNOSOM I) op. Hierbij werd beslist om 50 militaire waarnemers naar
het land te sturen die erop moesten toezien dat het staakt-het-vuren gerespecteerd werd alsook
een vredesmacht van 500 Pakistaanse militairen om de konvooien te begeleiden en te
beschermen.112
Door de onveilige situatie waren de hulporganisaties voordien voor
bescherming steeds afhankelijk geweest van de milities van de facties zelf die hiervoor een
hoge prijs eisten. Zo betaalde CARE, die voedselhulp leverde, bijvoorbeeld $100 000 per
maand. Het ICRC diende zelfs $100 000 per week te betalen aan de milities van de
verschillende facties in ruil voor bescherming zodat men de noodhulp in alle veiligheid kon
110
Jakobsen, Peter Vigo. “National Interest, Humanitarianism or CNN: What Triggers UN Peace Enforcement
after the Cold War?”. Journal of Peace Research, 33. no. 2: 205- 215 (1996), p. 209. 111
Sahnoun, Mohamed. Somalia, the Missed Opportunities. (Washington: United States Institute of Peace,
1994), p. 15. 112
Hirsch, John en Robert Oakley. Somalia and Operation Restore Hope. Reflections on Peacemaking and
Peacekeeping. Washington: Institute of Peace Press, 1995, p. 21.
56
distribueren.113
Op deze manier steunden de NGO‟s onvrijwillig de milities die deze
inkomsten konden aanwenden om hun strijd te financieren.114
Verder zou Mohamed Sahnoun aangesteld worden als V.N.-afgezant betreffende Somalië.
Sahnoun was van mening dat de basis voor vrede binnen het Somalische clansysteem gezocht
diende te worden en kwam tijdens zijn mandaat dan ook verschillende keren samen met Ali
Mahdi en Farah Aideed alsook met andere factieleiders. Hij trachtte hun vertrouwen te
winnen door aandacht te bieden voor hun belangen en bezorgdheden. Ook met
afgevaardigden van Somaliland, het OAU, president Meles Zenawi van Ethiopië en president
Gouled van Djibouti ging hij gesprekken aan. Sahnouns werkwijze waarbij hij een persoonlijk
contact trachtte op te bouwen met de verschillende facties zorgde ervoor dat hij de appreciatie
van vele Somaliërs won maar zorgde er tevens voor dat men hem binnen de Verenigde Naties
als een té onafhankelijke actor ging aanschouwen.115
Verder initieerde Sahnoun het “voedel-
in-ruil-voor-wapens” programma gericht op ontwapening. Ook dit initiatief kon op de steun
van de Somalische bevolking rekenen.116
Toch zou UNOSOM I uiteindelijk geen succes zijn. De vooruitgang verliep traag, zo zou het
zo‟n drie maanden intensief onderhandelen vergen voor de 50 waarnemers gestuurde konden
worden en nog eens twee maanden voor de 500 Pakistaanse militairen ter plaatse waren.
Ondertussen eiste de hongersnood steeds meer levens. Door het staakt-het-vuren was de
oorlogsvoering tussen de clans grotendeels afgenomen maar dit werd vervangen door
plundering van de voedselhulp wat de hongersnood opnieuw verergerde. Geschat wordt dat
elke dag zo‟n 1000 mensen in het zuiden van het land het leven lieten ten gevolge van de
hongersnood. De bescherming van de voedselkonvooien was voor de Pakistaanse troepen, die
gestationeerd waren in de haven van Mogadishu, een onmogelijke taak. Tot zo‟n tachtig
procent van de voedselhulp werd geplunderd en viel in handen van de warlords.117
Ondertussen was men ook gestart met Operation Provide Relief waarbij men via een
luchtbrug vanuit Mombasa de voedsel- en medische hulp tot bij de Somalische bevolking
113
Ahmed en Herbold. The Heritage of War and State Collapse in Somalia and Somaliland, p. 121. 114
Polmans, Linda. De crisis karavaan, achter de schermen van de noodhulpindustrie. Amsterdam: Uitgeverij
Balans, 2008, p. 98. 115
Hirsch en Oakley, Somalia and Operation Restore Hope, p. 21- 22. 116
Ahmed en Herbold, The Heritage of War and State Collapse in Somalia and Somaliland: Local-Level Effects,
External Interventions and Reconstruction, p. 122. 117
Polmans, De crisis karavaan, p. 98.
57
trachtte te brengen. Deze operatie was succesvol en leverde een grote bijdrage aan het
inperken van de crisis, maar de nood in Somalië was té groot om enkel via deze weg op te
lossen. Hoewel de hoeveelheid voedsel die Somalië bereikte alsmaar toenam, nam de
hoeveelheid die de bevolking bereikte steeds maar af ten gevolge van plundering.118
De V.N. Veiligheidsraad zou beslissen om opnieuw 3000 manschappen naar Somalië te
sturen. 119
Deze beslissing werd echter genomen zonder hierover eerst te overleggen met de
strijdende facties in Somalië. Sahnoun die steeds voor dialoog met en respect voor de
Somalische clan- en factieleiders had gepleit ging niet akkoord met deze gang van zaken en
zou uiteindelijk ontslag nemen.120
Sahnoun zou vervangen worden door Ismat Kittani, een
Iraakse diplomaat die het Somalische conflict op een heel andere manier benaderde.121
Zo
geloofde Kittani bijvoorbeeld niet in Sahnouns “voedel-voor-wapens” aanpak maar geloofde
hij eerder in een gedwongen ontwapening als middel om de grote hoeveelheid wapens die in
Somalië aanwezig waren in te tomen. Deze strategie zou na verloop van tijd opgegeven
worden omdat ze op enorm verzet van de factieleiders stootte.122
Ondertussen verslechterde de relatie tussen de Verenigde Naties en de factieleiders en in het
bijzonder met Farah Aideed. Aideed die initieel ook tegen de zending van de 500 militairen
was geweest maar na gesprekken met Sahnoun toch akkoord was gegaan, voelde zich misleid.
Uiteindelijk zou hij akkoord gaan met de zending van de 3000 manschappen maar onder
strenge voorwaarden. In midden november eistte Aideed dat de Pakistaanse troepen hun
controle over de haven aan hem zouden overdragen. Hiermee zou Aideed zowel politiek als
financieel gezien de controle over de voedseldistributie bezitten en zijn rivaal Ali Mahdi
kunnen verzwakken. Zijn eis werd door de Verenigde Naties verworpen. Aideeds
onbeschoftheid benadrukte echter de verslechtering van de relatie tussen hem en de Verenigde
Naties en het verminderde respect.123
118
Hirsch en Oakley, Somalia and Operation Restore Hope, p. 24-25. 119
Ramsbotham en Woodhouse, Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 224. 120
Ryan, Stephen. The United Nations and International Politics. (New York: St. Martin‟s Press, 2000), p. 124. 121
Ramsbotham en Woodhouse, Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 224. 122
Ahmed en Herbold, The Heritage of War and State Collapse in Somalia and Somaliland, p. 122- 123. 123
Hirsch en Oakley. Somalia and Operation Restore Hope, p. 26- 33.
58
5.3. UNITAF
Op 3 december 1992 zou resolutie 794 goedgekeurd worden waarmee de oprichting van de
United Task Force on Somalia (UNITAF) een feit werd. Het doel van UNITAF was om de
nodige veiligheid te creëren die nodig was om de Somalische bevolking van noodhulp te
kunnen voorzien. Verder benadrukte Secretaris-Generaal Boutros Boutros-Ghali ook het
belang van de ontwapening van de Somalische warlords. De Verenigde Staten zou de leiding
hebben over de operatie, die de naam Operation Restore Hope zou krijgen124
, en instaan voor
het grootste deel van de troepenmacht (28 000 manschappen) aangevuld door 10 000
manschappen van 22 andere landen.125
De interventie van UNITAF zou van start gaan op 9
december ‟92 en zes maanden duren. Het was dus een tijdelijke missie waarna UNISOM II de
leiding zou overnemen. 126
UNITAF zou er slechts in slagen om 40% van het Somalische
territorium te controleren. Men slaagde er wel in om de belangrijkste havens, luchthavens en
andere strategische punten onder haar controle te brengen. Ook het escorteren van de
voedselkonvooien naar de distributiecentra was een succes.127
Toch wordt er geschat dat de
hongersnood na de landing van de Amerikaanse troepen in december ‟92 nog zo‟n 202 000 tot
238 000 levens eiste. Dit tegenover 10 000 die gered werden.128
De reden hiervoor was dat
men via de distributiecentra niet alle slachtoffers kon bereiken en dat de meeste mensen
tijdens deze periode eerder aan ziekten gerelateerd aan de hongersnood overleden dan aan de
honger zelf. Ook van grootschalige ontwapening was er geen sprake. 129
De kaart op de
volgende pagina geeft een goed overzicht van het verloop van de operatie en de gebieden die
van noodhulp voorzien werden (cfr. infra).
124
Lewis. A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded. (Oxford: James Currey, 2002), p.
268- 269. 125
Haldén, Peter. Somalia: Failed State or Nascent States-System? FOI Somalia Papers, no. 1, 2008, p. 29. 126
Woodward, Peter. US Foreign Policy and the Horn of Africa. (Hampshire: Ashgate, 2006), p. 65-66. 127
Mazowiecki, Tadeusz en Andrzej Sitkowski. UN Peacekeeping: Myth and Reality. (Londen: Praeger Security
International, 2006), p. 102. 128
Haldén, Somalia: Failed State or Nascent States-System?, p. 29. 129
Mazowiecki en Sitkowski, UN Peacekeeping: Myth and Reality, p. 102.
59
bron: http://www.globalsecurity.org/military/ops/images/restore-hope-map.gif
5.4. UNOSOM II
Op 26 maart ‟93 wordt resolutie 814 goedgekeurd, gebaseerd op hoofdstuk VII van het V.N.
Handvest, en neemt UNOSOM II de leiding over van UNOSOM I en UNITAF.130
Naast het
bieden van humanitaire hulp krijgt UNOSOM II ook het mandaat tot:
1. Het toezien op het respecteren van het staakt-het-vuren en het ondernemen van
actie tegen elke factie die het staakt-het-vuren niet respecteert
2. Toezicht houden op de facties na hun ontwapening
3. Het registreren van alle wapens die in beslag genomen worden
130
Cogen, Marc. Handboek internationaal recht.( Mechelen: Kluwer, 1996), p. 96.
60
4. Het verzekeren van veiligheid in en beschermen van de havens, luchthavens en
het transport van de noodhulp
5. De bescherming van het personeel, de verblijfplaats en uitrusting van de
humanitaire hulporganisaties
6. De oprichting van een programma om landmijnen te verwijderen
7. De repatriëring van vluchtelingen
8. De heropbouw van nationale en regionale, politieke en burgerlijke
administraties en de economie
Samengevat zou UNISOM II dus moeten instaan voor de levering van humanitaire hulp aan
de bevolking, de handhaving van de veiligheid, de ontwapening en de heropbouw en kreeg
men de toestemming om op te treden indien nodig. UNOSOM II zou van start gaan op 4
mei ‟93.131
Wat begon als een humanitaire interventie zou echter algauw uitdraaien op een regelrechte
confrontatie tussen de Verenigde Naties en Farah Aideed. Één van de belangrijkste taken van
UNOSOM II, met name de ontwapening van de Somalische facties en gewapende groepen,
zou op veel weerstand van de facties, en voornamelijk die van Aideed, kunnen rekenen.132
Aideed had immers het gevoel dat vooral zijn factie door de V.N. geviseerd werd wat de
machtsbalans tussen de facties zou verstoren.133
Net zoals vele warlords bezat Aideed een
eigen radiostation. Wanneer Aideeds radiostation in Mogadishu anti-UNOSOM berichten
begon uit te zenden zou de V.N. troepenmacht hierop reageren met een poging om zijn
radiostation uit de ether te halen.134
Wat volgde was een regelrechte confrontatie tussen de
V.N. troepenmacht en het SNA waarbij 24 Pakistaanse soldaten en 75 Somaliërs om het leven
zouden komen.135
Door zich tegen Aideed te keren verloor de V.N. niet alleen haar neutraliteit,
maar trad ze ook in conflict met de meest machtige en meest zwaarbewapende warlord van
Somalië.136
Ten gevolge van deze confrontatie vaardigde de V.N. Veiligheidsraad op 6 juni
„93 resolutie 837 uit waarin ze deze aanval tegen UNOSOM II sterk veroordeelde. Jonathan
Howe die de operatie in Somalië leidde zette onmiddellijk de klopjacht op Aideed in. Zo
loofde hij $20 000 dollar uit voor diegene die de gouden tip over Aideeds verblijfplaats zou
131
Ramsbotham en Woodhouse, Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 224- 226. 132
Bose, Meenekshi en Rosanna Perotti. From Cold War to New World Order: the Foreign Policy of George
H.W. Bush. (Westport: Greenwood Press, 2002), p. 268. 133
Haldén, Somalia: Failed State or Nascent States-System?, p. 29. 134
Bose en Perotti, From Cold War to New World Order, p. 268. 135
Ramsbotham en Woodhouse, Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 226. 136
Dew, Andrea en Richard Schultz. Insurgents, Terrorists and Militias: the Warriors of Contemporary Combat.
(New York: Columbia University Press, 2006), p. 81.
61
geven. Als reactie hierop zette Aideed dan weer hetzelfde bedrag op het hoofd van Howe.
Verder voerde Howe helikopterbombardementen uit op de vermeende hoofdkwartieren van
Aideed en de gebieden die onder zijn controle stonden, met vele burgerslachtoffers als
gevolg.137
De V.N. troepenmacht werd dus ingezet met als doel Aideed gevangen te nemen,
zijn factie te ontwapenen en zijn militaire installaties in Mogadishu aan te vallen.138
De V.N.
was dus niet langer neutraal maar was een zoveelste partij binnen het Somalische conflict
geworden.
Het conflict met Farah Aideed zou alleen maar negatieve gevolgen voor het verdere verloop
van de UNOSOM-missie hebben. Niet alleen ging alle aandacht nu naar de klopjacht op
Aideed, het maakte de missie ook erg onpopulair bij de Somalische bevolking. Zo vielen bij
de bombardementen op Aideeds vermeende verblijfplaatsen ook vele burgerslachtoffers,
waaronder enkele belangrijke clanouderen van de Habr Gidir, waarmee UNOSOM
verondersteld werd om vredesonderhandelingen te voeren. Ook onder leden van clans die
voorheen positief tegenover UNOSOM II hadden gestaan vielen er slachtoffers. Aideed
maakte hier handig gebruik van en verwierf hoe langer hoe meer steun. Met de steun van
Sudan zou hij zelfs verkondigen dat hij in de naam van de Islam vocht ter bevrijding van zijn
land van de buitenlandse dominatie. De strijd tussen de V.N. troepenmacht en Aideeds
strijdmacht zou nog maanden voortduren en begin oktober ‟93 zou het tot een bloedige
confrontatie komen die talloze levens langs beide zijden zou eisen.139
5.5. Black Hawk Down
In de zomer van ‟93 zien we een enorme escalatie van het conflict tussen UNOSOM II en de
SNA. De acties van het SNA dat meer en meer de steun van de bevolking verwierf werden
hoe langer hoe militanter.140
UNOSOM II dat niet voorbereid was op dergelijke represailles
diende steeds meer beroep te doen op de Quick Reaction Force (QRF) een troepenmacht van
1300 personen die onder leiding stond van de Verenigde Staten en na het vertrek van
137
Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded. (Oxford: James Currey, 2002), p.
272. 138
Bose en Perotti, From Cold War to New World Order, p. 268. 139
Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded, p. 272-273. 140
Art, Robert en Patrick Cronin. The United States and Coercive Diplomacy. (Washington: United States
Institute of Peace Press, 2003), p. 41.
62
UNITAF in Somalië was gebleven en waar de V.N. beroep op kon doen indien nodig.141
De
QRF zou intensief ingezet worden bij de klopjacht op Aideed en op regelmatige basis
patrouilleren en zoekacties organiseren in Mogadishu. Maar ook voor het QRF bleek het een
moeilijke taak om de ongrijpbare Aideed te pakken te krijgen. Daarom verzocht de V.N.
Veiligheidsraad de V.S. ertoe om een speciale troepenmacht te sturen. In augustus ‟93 zou op
dit verzoek ingegaan worden. De elite-eenheid Task Force Ranger (TFR), die U.S. Army
Rangers en Delta Force commando‟s zou omvatten, werd naar Somalië gestuurd met als
missie de arrestatie van Aideed, op welke manier dan ook.142
De operatie zou de codenaam
Gothic Serpent krijgen.
Terwijl TFR zich voorbereidde op haar taak bleef Aideeds troepenmacht maar aanvallen
uitvoeren op V.N.-personeel en –faciliteiten. De TFR zou een reeks raids uitvoeren waarbij
men er in slaagde om enkele belangrijke leiders van het SNA gevangen te nemen, maar
Aideed zelf kon men niet vatten. Aideed zon op wraak en op 25 september 1993 zouden zijn
strijders er in slagen om een Black Hawk helikopter neer te halen. Amerika deed dit incident
af als “puur toeval” maar dat zou het allerminst blijken te zijn.143
Op 3 oktober 1993 zou de
TFR voor de zevende keer een poging doen om Aideed te pakken te krijgen.144
De TR had
informatie ontvangen dat Aideed en enkele vooraanstaande leden van zijn factie
samenkwamen in het Olympic Hotel.145
In het begin verliep alles normaal, de rangers hadden
het gebied rond het hotel afgezet en de delta forces slaagden erin om Aideeds luitenants te
arresteren. Nog voor de delta forces terug uit het hotel konden komen echter werd het
omsingeld door Aideeds stijdmacht.146
Opnieuw slaagde het SNA erin om een Black Hawk
neer te halen. Een groep van de rangers begaf zich naar de plaats van de crash om de
bemanning van de Black Hawk te redden maar werd ingesloten door een groep van het SNA.
Een ander deel van het SNA barricadeerde ondertussen de straten zodat de rangers ingesloten
bleven en geen versterking konden krijgen. Wat oorspronkelijk bedoeld was als een korte
missie van 90 minuten resulteerde in een vijftien uren durende strijd.147
18 Amerikaanse
rangers zouden om het leven komen en 77 raakten gewond tegenover ongeveer 300 Somaliërs,
141
Ibidem, p. 36. 142
Ibidem, p. 41-42. 143
Dew en Schultz, Insurgents, Terrorists and Militias, p. 84- 85. 144
Seybolt, Taylor. Humanitarian Military Intervention, the Conditions for Succes and Failure. (Stockholm:
International Peace Research Institute, 2007), p. 234. 145
Art en Cronin, The United States and Coercive Diplomacy, p. 43. 146
Ibidem, p. 86. 147
Ibidem, p. 43.
63
waaronder 30% vrouwen en kinderen, en 700 gewonden.148
Algauw waren er op elk
televisietoestel in de V.S. beelden te zien van de dode rangers die al juichend door de straten
van Mogadishu gesleept werden en de publieke opinie keerde zich tegen de interventie. Op 7
oktober 1993 kondigde President Clinton aan dat alle Amerikaanse troepen zich binnen de zes
maanden uit Somalië zouden terugtrekken.149
Ook andere landen begonnen zowel hun eigen
troepen als hun steun voor UNOSOM zelf terug te trekken,150
en in november ‟94 zou de V.N.
Veiligheidsraad beslissen om tegen 31 maart 1995 een einde te maken aan UNOSOM II.151
5.6. Redenen voor het falen van interventie van de Verenigde Naties
De interventie in Somalië was de eerste missie die de internationale gemeenschap ondernam
sinds het einde van de Koude Oorlog. Secretaris-Generaal Boutros Boutros-Ghali wou met
deze interventie de Verenigde Naties nieuw leven inblazen en een aanvang te nemen met de
nieuwe globale rol die ze zou moeten gaan spelen. Zoals ondertussen duidelijk is, werd de
missie echter geen succes. Voor het falen van de interventie kunnen een aantal redenen
aangehaald worden.152
Ten eerste kwam de interventie er veel te laat. Men liet het conflict
aanslepen waardoor de grootste schade reeds was aangericht vóór de interventie van de V.N.
Ten tweede wou men met de interventie een snelle oplossing bieden, waardoor de missie
slecht voorbereid en gepland werd. Bovendien werd er aangenomen dat de interventie in
Somalië een makkelijke operatie zou zijn.153
Belangrijk ook bij het falen van de missie was de
evolutie van een humanitaire naar een militaire interventie waarbij de V.N. betrokken raakte
in het conflict zelf en een zoveelste partij werd. Tenslotte was er ook het gevoel binnen de
V.N. dat de V.S. haar eigen strijd voerde.154
148
Kumsa, Alemayehu. “Political conflict in contemporary somalia”. Viva Africa. 2007, p. 192. 149
Durch, William. UN Peacekeeping, American Politics, and the Uncivil Wars of the 1990s. (Londen: Palgrave
Macmillan, 1996), p. 56. 150
Haldén, Somalia: Failed State or Nascent States-System?, p. 29-30. 151
Bose en Perotti. From Cold War to New World Order, p. 269. 152
Mohamoud, State collapse and post-conflict development in Africa, p. 148. 153
Ibidem, p. 148- 149. 154
Ajulu, The reasons for failures in the reunification of Somalia, p. 79.
64
6. SOMALIË NA HET VERTREK VAN DE V.N. OPERATIE
6.1. De transformatie van het gewapende conflict
Na het vertrek van UNOSOM stond Somalië er opnieuw alleen voor en verdween het
opnieuw voor jaren uit de media. Velen voorspelden dat het conflict na de terugtrekking van
de V.N. troepenmacht opnieuw zou escaleren en dezelfde proportie zou aannemen als vóór de
interventie155
maar toch was er een subtiele transformatie waarneembaar. Vele aspecten van
het Somalische politieke en economische leven hebben kleine veranderingen ondergaan sinds
het begin van de jaren ‟90. 156
Hieronder wordt getracht een overzicht te geven van de
veranderingen die zich in de post-UNOSOM periode hebben voorgedaan met betrekking tot
het gewapende conflict:
De opkomst van zakenlui en de afname van het warlordisme:
Tijdens de hoogtijdagen van de internationale interventie hadden clan- en militieleiders veel
geld kunnen verdienen. Sommigen onder hen kozen ervoor om dit geld te investeren in handel
eerder dan in wapens. Het is tegen deze achtergrond dat een nieuw soort zakenlui in Somalië
naar voren kwam, namelijk warlords die zich ontwikkeld hadden tot ondernemers. Deze
handelaars kunnen volgens Höhne in geen geval vergeleken worden met handelaars in de
moderne zin van het woord maar eerder met handelaars uit 13e en 14
e eeuws Europa. De
heropbouw van de staat wordt vanaf dit moment dan ook heel anders bekeken. Vele warlords
alsook zakenlui gingen zich met het einde van UNOSOM II realiseren dat er in de nabije
toekomst geen staat zou komen om te veroveren en over te heersen en dat het ook in hun
belang zou zijn moest er een veiliger klimaat en meer orde in Somalië heersen.157
Niet alle
warlords gingen deze transformatie door, zo bleef Aideed bijvoorbeeld geloven in een
militaire overwinning en politieke macht waar Osman Atto, die Aideed steeds financieel had
gesteund, hier niet meer in geloofde en van mening was dat elke poging tot militaire
155
Prendergast, John. “When The Troops Go Home: Somalia after the Intervention”. Review of African Political
Economy, 22. no. 64: 268- 274 (1995), p. 268. 156
Menkhaus, Ken. “Governance without Government in Somalia, Spoilers, State Building, and the Politics of
Coping”. International Security, 31. no. 3: 74- 106 (2006-2007), p. 82. 157
Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 70.
65
domineren over de andere clans de economie enkel maar verder beschadigde. Osman Atto zou
dan ook in opstand komen tegen Aideed en zijn eigen weg gaan.158
Vooral vanaf 1999 spelen warlords minder een rol in Somalië. De reden hiervoor is dat vele
zakenlui in Mogadishu vanaf dat moment weigerden om de milities van de warlords of van
hun eigen clans nog langer financieel te ondersteunen omdat deze niet zorgden voor de
veiligheid en stabiliteit die nodig zijn voor hun handelsbelangen. In de plaats daarvan gingen
vele zakenlui eigen milities oprichten die hun belangen dienen te verdedigen.159
Na het
vertrek van de UNOSOM-missie waren de facties op financieel gebied sterk afhankelijk
geworden van zakenlui. Nu ook deze inkomstenbron voor vele facties wegviel overleefden
enkel de facties en warlords die er in slaagden om hun eigen inkomsten te genereren.160
Vele
warlords, zoals Hussein Aideed, die zijn vader Farah Aideed in ‟96 opvolgde, en generaal
Morgan werden hierdoor bijvoorbeeld totaal afhankelijk van Ethiopische steun. Slechts enkele
warlords, zoals bijvoorbeeld Musa Suudi Yalahow, Mohamed Qanyare Afrah en kolonel
Mohamed Hassan Nur Shatigaduud slaagden erin om hun machtige en relatief onafhankelijke
positie te behouden.161
Verder is het salaris dat de militieleden van de zakenlui krijgen vrij
laag: één à twee dollar per dag per persoon. Het gebrek aan mogelijkheden om te plunderen
gecombineerd met het lage salaris zorgen ervoor dat zowel de status als de verdienste als
militielid niet meer is wat het geweest is. Ten gevolge hiervan is er in Somalië op het einde
van de jaren ‟90 een graduele en spontane demobilisatie merkbaar. Ook voor jongeren was het
minder aantrekkelijker geworden om lid te worden van een militie.Toch heeft deze evolutie
niet alleen positieve maar ook negatieve bijwerkingen, zo gaan vele mensen opzoek naar
andere inkomstenbronnen zoals kidnapping en piraterij, wat opnieuw voor een verhoogde
wetteloosheid in het land zorgt.162
158
Ibidem, loc. cit. 159
Menkhaus, Ken. “State Collapse in Somalia: Second Thoughts”. Review of African Political Economy, 30. no.
97: 405- 422 (2003),p 411. 160
Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 70. 161
International Crisis Group. “Somalia: Countering Terrorism in a Failed State”. Africa Report no. 45
(Nairobi/Brussel: ICG, 2002): p. 4. 162
Menkhaus, State Collapse in Somalia: Second Thoughts, p 411.
66
De aard van de oorlogvoering:
Hoewel het gewapend conflict in Somalië nog steeds verder duurt zijn er sinds ‟95 toch
belangrijke veranderingen merkbaar betreffende de aard, de duur en de intensiteit ervan.163
Tussen 1988 en 1992 waren de gewapende confrontaties zeer destructief en wijdverspreid
over zogoed als heel het land. Sinds de UNOSOM-missie zijn de confrontaties veel lokaler,
korter en eisen ze een minder grote tol, zowel qua mensenlevens als materiële schade.164
Niet
enkel de intensiteit en duur van de confrontaties is erg veranderd sinds 1991-1992, ook de
aard ervan.165
Tot het begin van de jaren 1990 werden de gevechten voornamelijk gevoerd
tussen de leden van de verschillende Somalische clanfamilies, voornamelijk tussen de Darood
en de Hawiye. De strijd toen werd gekarakteriseerd door snelle heen-en-weer bewegende
campagnes doorheen zuid-Somalië waarbij men soms honderden kilometers territorium per
dag won of verloor. Beide partijen pleegden gruweldaden tegen burgers van de vijandige
clans of tegen de minderheden die in het gebied leefden en plundering werd als een inherent
aspect van de strijd gezien ter compensatie voor de onderbetaalde militieleden. Op het einde
van ‟91 brak een nieuwe fase aan in het gewapende conflict. Zowel binnen de Darood als
binnen de Hawiye brak er een interne strijd los en ook deze zou zeer destructief zijn. In
Mogadishu brak de strijd uit tussen de clan van de Abgal, geleid door Ali Mahdi, en de Habr
Gidir, geleid door Farah Aideed. Beide partijen maakten overvloedig gebruik van mortieren
en RPG‟s (raketwerpers) waardoor het grootste deel van de stad met de grond gelijk gemaakt
werd en er duizenden slachtoffers vielen. In het zuiden van het land, in Kismayo brak de strijd
uit binnen de Darood, meer bepaald tussen de Ogadeni onder leiding van kolonel Omar Jess
en een coalitie van Marrehaan, Majerteen en andere clans onder leiding van generaal Morgans
SNF. Sinds het vertrek van de UNOSOM-missie worden de meeste conflicten uitgevochten
op nog een lager clanniveau. Zo worden de meeste conflicten sindsdien niet meer
uitgevochten tussen bijvoorbeeld de Abgal en de Habr Gidir, maar binnen deze clans zelf,
tussen de verschillende subclans. Voor het eerst sinds 1991 werd er dus niet meer strijd
gevoerd voor de nationale politieke controle, maar eerder voor de politieke en economische
controle op het lokale niveau.166
163
Menkhaus, Governance without Government in Somalia, p. 87. 164
Menkhaus, State Collapse in Somalia: Second Thoughts, p 409. 165
Het hierna volgende is gebaseerd op: Menkhaus, State Collapse in Somalia: Second Thoughts, p 410- 411. 166
Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 71.
67
Deze evolutie van de conflicten naar een lager niveau binnen de Somalische clanstructuur
heeft vele implicaties. Een direct gevolg hiervan is dat de conflicten veel lokaler zijn dan in de
voorgaande periodes.167
Daar de gevechten uitbreken tussen subclans onderling, blijven ze
meestal ook beperkt tot het territorium van deze subclans. Zoals hierboven al aangehaald zijn
de gevechten ook korter van duur waardoor ze minder slachtoffers eisen. We kunnen dus
spreken van conflicten met een lage intensiteit. De reden hiervoor is dat subclans minder
steun kunnen genereren dan clans en clanfamilies en de ammunitie schaarser is maar ook
omdat de clanouderen zich hier vanwege het lokale karakter van de conflicten in een betere
positie bevinden om te bemiddelen. Conflicten zijn er wel minder voorspelbaar door
geworden maar van burgerslachtoffers is vaak geen sprake meer daar de schuldige
makkelijker als verantwoordelijke kan worden aangewezen door de subclan. Ook van roven
en plunderen is veel minder sprake dan vroeger. Dit omdat er in dergelijke lokale conflicten
vaak slechts een klein territorium veroverd wordt en dingen die het stelen waard zijn meestal
in handen zijn van zakenlui die hun eigen milities hebben om hun belangen te beschermen.
Een overzicht van de situatie zoals ze na het vertrek van UNOSOM was:
Zoals in de vorige twee paragrafen is aangegeven verdwijnen vele warlords en strijders in de
periode na ‟95 van het spreekwoordelijke toneel en is er een trend merkbaar waarbij de
conflicten zich meer en meer gaan afspelen op het lokale niveau tussen de subclans
onderling.168
Mede door deze evolutie waarbij conflicten zich eerder op het lokale niveau
gaan afspelen alsook door het feit dat Somalië na de interventie van de V.N. opnieuw uit de
media-aandacht verdwijnt, is er maar weinig informatie beschikbaar over de conflicten die
zich in de post-UNOSOM periode in het land voordoen. Toch proberen we hier kort een beeld
te schetsen van de situatie zoals die kort na het vertrek van UNOSOM was:
a. De machtsverdelingen:
In het zuiden van Somalië zijn er na het vertrek van UNOSOM zo goed als geen voorbeelden
te vinden van gebieden of steden waar verschillende clans op het lokale niveau samenwerken
167
Het hierna volgende is gebaseerd op: Menkhaus, State Collapse in Somalia: Second Thoughts, p 410- 411. 168
Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Prendergast, When The Troops Go Home, p.
268- 273.
68
en de macht delen, de heerschappij behoort er telkens toe tot één bepaalde clan. Zo heeft de
Habr Gidir de macht in Shabelle Hoose, het zuiden van Mogadishu en in een deel van Mudug.
Het andere deel van de provincie Mudug wordt beheerst door de Majerteen, die ook het
noordoosten van Somalië, waar in 1998 het autonome Puntland zou ontstaan (cfr. infra),
controleren. Ook slaagde de Habr Gidir er in ‟95 in om de provincie Hiraan onder haar
controle te krijgen, ten kostte van de Hawaadle. De Abgal controleerde nog steeds het
noorden van Mogadishu en Shabelle Dhexe. De stad Kismayo was in handen van de Harti en
de stad Afmadow in handen van de Ogandeni. In Bay vond men de Rahaweyn terug. Het
noorden van het land, dat sinds 1991 een onafhankelijke koers was gaan varen van het zuiden
(cfr. infra) werd gedomineerd door de Isaaq. Op de evolutie van het noorden en het
noordoosten van het land zal echter later uitgebreid ingegaan worden
b. conflicthaarden:
De belangrijkste conflicthaard blijft ook in de post-UNOSOM periode Mogadishu, waar het
regelmatig tot gevechten komt tussen de Abgal en Hawaadle enerzijds en de Habr Gidir en
Murosade anderzijds. De Hawaadle zou in ‟95 echter al grotendeels uit de stad verdrongen
zijn. Ook de eerste barsten in deze vier Hawiyeclans zijn in ‟95 reeds merkbaar. In de Habr
Gidir Sa‟ad komt er een breuk tussen Osman Ato en Mohammed Farah Aideed. Ook tussen
de leiders van de Habr Gidir Sa‟ad en de Habr Gidir Ayr groeit er onenigheid en in de Abgal
is er een groeiende rivaliteit tussen Ali Ugas en Ali Mahdi zichtbaar. Ook binnen de
Murosade is er een breuk merkbaar tussen Mohamed Qanyere Afrah en enkele prominente
zakenlui die de clan financieel ondersteunden. Verder laaien conflicten herhaaldelijk op in de
provincie Galguduud tussen de Habr Gidir en de Marrehaan en in Hiraan tussen de Habr Gidir
en de Hawaadle.
c. de Habr Gidir:
Zoals duidelijk is speelt de Habr Gidir ook in de post-UNOSOM periode nog steeds een
prominente rol en controleren ze een groot deel van het territorium in het zuiden van het land.
Tijdens de UNOSOM-periode had Aideeds factie zich aanzienlijk kunnen verrijken. Geschat
wordt dat Aideed en Ato in ‟95 in het bezit waren van zo‟n 160 technicals, wat meer is dan
het aantal technicals dat men in ‟92 over heel Somalië terugvond. Op 12 juni 1995 zou Aideed
afgezet worden als leider van SNA en zou Osman Ali Ato als opvolger van Aideed verkozen
69
worden.169
De conferentie, die door tegenstanders van Aideed was georganiseerd, kwam er
nadat Aideed opdracht had gegeven tot verwijdering van Ato en zijn aanhangers uit de USC-
SNA. Aideed reageerde hierop door op 15 juni zelf een conferentie te organiseren met
aanhangers uit de verschillende facties en riep zichzelf uit tot president voor een termijn van
drie jaar. Op 17 juni zou hij een eigen “kabinet” benoemen. Op 1 augustus 1996 zou Aideed
echter overlijden aan een schotwonde die hij tijdens gevechten zou oplopen. Hoewel velen
hoopten op vrede en zowel Ali Mahdi als Osman Ato opriepen tot een staakt-het-vuren zou
Aideeds zoon, Hussein Muhammad Aideed zijn vader opvolgen en nieuwe aanvallen voeren
op zijn vaders rivalen. 170
6.2. De transformatie van de wetteloosheid
Een groot probleem waarmee Somalië te kampen heeft is de wetteloosheid en criminaliteit.
Deze zijn een gevolg van het ontbreken van een staat en regering alsook van het aanslepende
gewapende conflict die beide een klimaat creëren van wetteloos gedrag en opportunistische
criminaliteit. Toch toont Somalië ook aan dat er zich in een context van gewapend conflict en
het ontbreken van een functionerende staat informele systemen van bestuur gaan ontwikkelen
die zich met rechtspraak gaan bezighouden en daardoor voor een verhoogde veiligheid
zorgen.171
Op plaatsen waar men er in Somalië in geslaagd is om een hoge graad van
veiligheid te creëren alsook de wetteloosheid tegen te gaan, wordt dit bijna altijd bereikt via
het gewoonterecht van de clan (xeer) of via het toepassen van bloedschuld (diya). Het
hernieuwde belang van dergelijke systemen van “conflictmanagement” toont aan dat er ook
wat betreft de wetteloosheid en criminaliteit een duidelijke verandering merkbaar is ten
opzichte van de situatie zoals die begin jaren ‟90 was. Ook de shari’a rechtbanken die op het
einde van de jaren ‟90 hun opgang maken (cfr. infra) zullen hier een grote rol in spelen. Op
dit laatste zal verder ingegaan worden in hoofdstuk negen.
Toch zijn er enkele belangrijke voorwaarden waaraan voldaan moet worden eer men via
gewoonterecht de orde kan handhaven. Eerst en vooral moet er sprake zijn van het herstel van
de autoriteit van de clanoudere zodat die in conflicten kan bemiddelen. Ten tweede moet er
169
“Controverse over presidentschap Aydid”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van het
hedendaagse wereldgebeuren. (Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1995), p. 629. 170
“Somalia – Still Breathing , in its Way”. The Economist, 340. no. 7981 (1996): p. 37-38. 171
Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Menkhaus ,State Collapse in Somalia:
Second Thoughts, p 411- 414.
70
min of meer sprake zijn van machtsbalans tussen de verschillende plaatselijke
clangroeperingen. Zo is het voor een zwakke clan vaak veel moeilijker om hun belangen te
verdedigen.172
Hoewel de situatie ten opzichte van begin jaren ‟90 enorm verbeterd is kan
men toch ook moeilijk van een veilige situatie spreken.173
Vooral kidnapping en piraterij zijn
sinds het vertrek van UNOSOM enkel toegenomen. Verder is er ook veel verdoken
criminaliteit (white-collar crime) zoals het dumpen van giftig afval in Somalische wateren,
drugssmokkel, wapensmokkel, de export van houtskool (wat zorgt voor de snelle ontbossing
van het land), en dergelijke meer.
6.3. De afwezigheid van de staat
De afwezigheid van een functionerende staat heeft er voor gezorgd dat er zich alternatieve
vormen van beleid zijn gaan ontwikkelen op het subnationale niveau. Hierin spelen de
Somalische clans en clanouderen, de zakenlui en geestelijke leiders een belangrijke rol. Deze
alternatieve vormen van beleid kunnen we terugvinden op 4 niveaus, namelijk: transregionaal,
regionaal, op het niveau van een district en op het lokale niveau. De belangrijkste voorbeelden
van dergelijke alternatieve vormen van bestuur zijn de vorming op het transregionale niveau
van Somaliland en Puntland. Somaliland verklaarde zich in 1991 eenzijdig onafhankelijk en
scheurde zich hiermee af van de rest van Somalië waarmee het een eigen koers ging varen.
Puntland zou in 1998 opgericht worden als autonoom gebied binnen Somalië. Op het ontstaan
van, en de verdere evolutie van beide vormen van bestuur zal verder ingegaan worden op het
volgende hoofdstuk.174
Verder zou er na de UNOSOM-periode ook een aanvang genomen
worden met een hele reeks verzoeningsconferenties op het nationale niveau, bedoeld om
opnieuw een functionerende regering te vormen en te zorgen voor de heropbouw van de staat.
Bij het merendeel van deze pogingen was er sprake van top-down-statebuiliding waarbij de
conferenties steeds gesubsidieerd werden door buitenlandse mogendheden. In hoofdstuk 8 zal
hierop verder ingegaan worden en zal getracht worden om een overzicht en analyse te geven
van deze talrijke pogingen tot vorming van een functionerende regering en
staatsheropbouw.175
172
Prendergast, When The Troops Go Home, p. 269. 173
Menkhaus, Governance without Government in Somalia, p. 89-90. 174
Ibidem, p. 83. 175
the World Bank report. Conflict in Somalia: Drivers and Dynamics. Washington DC, januari 2005, p. 12
(01/08/09): http://siteresources.worldbank.org/INTSOMALIA/Resources/conflictinsomalia.pdf
71
7. DE EVOLUTIE IN HET NOORDEN VAN HET LAND: DE
AFSCHEIDING VAN SOMALILAND EN DE OPRICHTING VAN
PUNTLAND
Bron: http://www.somalilandtimes.net/sl/2006/261/somaliland%20&%20puntland.jpg
7.1. Het ontstaan van Somaliland
Het noorden van het land kende sinds 1991 een hele andere evolutie dan het zuiden van
Somalië. Daar waar er in het zuiden al gauw een ware machtsstrijd losbarstte na de val van
het regime zou zich in het noorden het gebied dat het voormalige Britse protectoraat had
gevormd afscheuren van de rest van Somalië. Dit gebied omvat de provincies Awdal,
Togdheer, Sanaag en Sool en wordt bewoond door verschillende clanfamilies. Het grootste
deel van de inwoners behoort tot de Isaaq maar verder wonen er ook leden van de Dir en de
Harti/Darood in dit gebied.176
Na de val van het regime Barre zou de SNM de macht in het
noorden overnemen. Toch waren ook de relaties in het noorden begin ‟91 zeer gespannen.
Vele van de andere clans (voornamelijk de Harti/Darood) hadden immers steeds aan de zijde
van Barre gevochten. De SNM die de superieure militaire macht was in de regio organiseerde
176
Höhne, Markus. “Political identity, emerging state structures and conflict in northern Somalia”. Journal of
Modern African Studies, 44. no. 3: 397- 414 (2006), p. 400.
72
vredesonderhandelingen met de andere clans en al snel vonden er overal in het noorden
kleinschalige vredesconferenties plaats naar het model van de shir, met name bijeenkomsten
zoals die in de prekoloniale periode werden georganiseerd en waarbij alle mannen
gelijkwaardig waren en men door overleg tot een beslissing kwam die men vervolgens aan de
clanleiders meedeelde en liet ratificeren. Belangrijk bij deze onderhandelingen was dat niet
enkel de clanleiders maar ook afgevaardigden van de guerrilla‟s en milities alsook
intellectuelen aanwezig waren. Naast deze bijeenkomsten op het lokale niveau werd er ook
een soort “nationale” conferentie (shir beeleed) georganiseerd te Burco in de lente van ‟91.
Het was tijdens deze conferentie op 18 mei „91 dat het voormalige Britse protectoraat zich
unilateraal onafhankelijk verklaarde van de rest van Somalië177
7.2. 1991-1993: Abdirahman “Tuur” als eerste president van Somaliland
De eerste regering van Somaliland werd gevormd op 4 juni ‟91 en in het kabinet zouden 6
zetels voorbehouden zijn voor vertegenwoordigers van de andere clans dan de Isaaq. Maar de
transformatie van een verzetsbeweging naar een regering verliep moeizaam. De SNM was
hier slecht op voorbereid zowel door het ontbreken van een organisatorische structuur als het
ontbreken van een strategie en plan betreffende een regering na de oorlog. Daarom nam men
gewoon de structuur van de SNM over voor deze provisorische regering waarbij het hoofd
van de SNM, Abdirahman “Tuur”, president zou worden.178
De nieuwe president stond voor
een moeilijke taak. De infrastructuur van het noorden was grotendeels verwoest door de
jarenlange strijd, de milities moesten gedemobiliseerd worden en de regering had geen
inkomsten.179
De SNM-regering zou er niet in slagen om administratieve structuren op het
lokale niveau te creëren. Hierdoor zouden er zich guurti vormen, ad hoc raden van ouderen
die de lokale gezagsfuncties zouden uitoefenen, onderhandelden in geschillen, zich met
rechtspraak bezighielden, de milities bestuurden, in dialoog traden met internationale
agentschappen en inkomsten genereerden.180
177
Buur, L. en H.M. Kyed. State Recognition and Democratisation in Sub-Saharan Africa: A New Dawn for
Traditional Authorities? (New York: Palgrave, 2007), p. 157- 165. 178
Bradbury, Becoming Somaliland, p. 85. 179
Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek Somaliland.
(10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm 180
Bradbury, Becoming Somaliland, p. 86.
73
De regering deed een poging om strategische punten zoals de haven van Berbera onder haar
controle te brengen en zo hieruit inkomsten te genereren maar dit stootte op hevig verzet van
de Isaaq-subclans die de haven op dat moment controleerden en deze winstgevende
onderneming niet wouden overdragen aan de factie van de president. Het conflict escaleerde
al snel met een bijna tien maanden durende strijd tot gevolg.181
De verschillende facties
vertegenwoordigden verschillende subclans van de Isaaq met voornamelijk de factie van de
president en de SNM-factie die gekend stond als “Alan As” (rode vlag). Niet-Isaaq hielden
zich buiten het conflict. Tijdens deze strijd zouden zo‟n duizend mensen om het leven komen
en zouden de steden Burco en Berbera zwaar beschadigd worden. Ook vele vluchtelingen die
recentelijk teruggekeerd waren naar de regio sloegen opnieuw op de vlucht.182
In oktober ‟92
zou een delegatie van clanouderen er in slagen om beide zijden in de stad Sheikh samen te
krijgen voor vredesgesprekken. Op deze conferentie die bekend staat als Towfiiq (“consensus”)
werd er een staakt-het-vuren bereikt en maakte men de afspraak om in januari ‟93 te Borama
opnieuw samen te komen voor een meer inclusieve, “nationale” conferentie.183
7.3. 1993- 1997: Een nieuwe regering onder leiding van Mohamed Haji
Ibrahim Egal
Zoals overeengekomen op de Towfiiq werd er in januari ‟93 aangevangen met een “nationale”
conferentie te Borama. Deze conferentie zou een grote rol spelen voor de verdere toekomst
van Somaliland en staat in Somaliland bekend als Guul Allah (God‟s triomf). De conferentie
zou vijf maanden duren en honderden vertegenwoordigers van alle clans uit Somaliland
werden bij de conferentie betrokken.184
Op de conferentie zou een charter goedgekeurd
worden waarbij de macht overgedragen werd van de SNM naar een burgerlijke overheid
onder leiding van Mohamed Haji Ibrahim Egal.185
Egal was een gerespecteerd politicus in
Somalië en er was dan ook geen twijfel over zijn geschiktheid als president van Somaliland.
Wel had hij zich in ‟91 uitgesproken tegen een afscheuring van Somaliland en had hij er
181
Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek Somaliland.
(10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm 182
International Crisis Group. “Somaliland: Democratisation and its Discontents”. International Crisis Group
Africa Report no. 66 (Nairobi/Brussel: ICG, 28 juli 2003), p. 9. 183
Ibidem, loc. cit. 184
Ibidem, p. 10. 185
Bradbury, Mark en Stig Jarle Hansen. “Somaliland: A New Democracy in the Horn of Africa”. Review of
African Political Economy, 34. no. 113: 461- 476 (2007), p. 464.
74
destijds voor gepleit om deel te nemen aan de conferentie van Djibouti.186
Via zijn clanbanden
met rijke handelaars zou Egal er evenwel wel in slagen om genoeg inkomsten te genereren
zodat een aanvang genomen kon worden met de demobilisatie van de nog steeds aanwezige
clanmilities. Bovendien zorgde zijn clanconnectie ervoor dat zijn controle over de haven van
Berbera bijna vanzelfsprekend was. De regering onder Egal zou dus een veel stevigere
coalitie vertegenwoordigen dan die onder “Tuur”.187
De overgang van een beleid van de SNM naar een burgerlijke overheid was in feite de
grootste verwezenlijking van de Borama conferentie. Er werd een nieuwe staatsvorm
ingesteld, gekend als beel, dat een groot succes zou blijken ter verwezenlijking van vrede en
stabiliteit in Somaliland.188
Hierbij werd het land naast de president geleid door een parlement
bestaande uit twee kamers: een “kamer van afgevaardigden” en een “kamer van clanoudsten”
ofte guurti. De kamers zouden proportioneel samengesteld worden uit vertegenwoordigers
van de clan, rekeninghoudend met hun aandeel in de bevolking. Hiermee institutionaliseerde
de Borama conferentie het systeem van clanvertegenwoordiging en de rol van de clanoudsten
in de nieuwe staat.189
Hoewel het de bedoeling was om dit beel systeem slechts de eerste drie
jaar te gebruiken als snelle oplossing bleek het een succes te zijn en werd het behouden.190
Tenslotte betekende de conferentie ook opnieuw een verbetering met van de relaties tussen de
Isaaq en de Dir en Darood. De keuze van Borama als de stad waar de vredesconferentie
gehouden werd was dan ook zeer symbolisch daar het de belangrijkste stad was in het gebied
van de Gadabursiclan. Hoewel de Gadabursi lang aan de zijde van Barre hadden gestreden
hadden ze in ‟91 vrede gesloten met de Isaaq en hadden ze ook bij het conflict in ‟92 het
voortouw genomen tot het organiseren van de conferentie te Sheikh om tot een staakt-het-
vuren te komen. In deze nieuwe regering zou dan ook een lid van de Gadabursiclan,
Abdulrahman Aw Ali, aangeduid worden als vice-president. In tegenstelling tot de conferentie
te Burco in ‟91, waar de echte macht bij het door de Isaaq gedomineerde SNM lag werd er op
186
International Crisis Group, Somaliland: Democratisation and its Discontents, p. 10. 187
Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek Somaliland.
(10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm 188
International Crisis Group, Somaliland: Democratisation and its Discontents, p. 10. 189
Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek Somaliland.
(10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm 190
International Crisis Group, Somaliland: Democratisation and its Discontents, p. 10.
75
de conferentie te Borama een parlement opgericht waarin ook de andere clans sterker
vertegenwoordigd waren.191
Vanaf 1993 zou een geüniformeerde politie stilaan de milities gaan vervangen. Vele van de
strijders die hun wapens inleverden werden ook opgenomen in het nationale leger. Deze
verbeterde veiligheidssituatie verbeterde het vertrouwen van de bevolking en stilaan begon
men aan de heropbouw: nieuwe huizen werden opgetrokken en bedrijven geopend.192
Toch
zouden er ook tijdens de regering van Egal opnieuw vijandigheden uitbreken, in 1994 in
Hargeisha en in 1995 in Burco. Het conflict zou duren tot begin ‟96. Oorsprong van het
conflict was dat enkele van de subclans van de Habr Yonis (behorende tot de Isaaqclanfamilie)
vonden dat ze onvoldoende macht hadden. Abdirahman “Tuur” behoorde immers tot deze
clan en Mohamed Haji Ibrahim Egal niet. Ook had de Habr Yonis moeten inboeten qua zetels
in het parlement en kabinet. Bovendien trachtte de nieuwe regering meer inkomsten te
verwerven door strategische plaatsen onder haar controle te plaatsen zoals de luchthaven van
Hargeisha die voordien onder de controle van de Eidagalle stond, een clan die nauw verwant
was met de Habr Yonis.193
7.4. De conferentie van Hargeisha
De vrede zou opnieuw terugkeren na een vredesconferentie die in Hargeisha gehouden werd
van oktober ‟96 tot februari „97.194
Op deze conferentie werd Egal en zijn regering
herverkozen om Somaliland opnieuw voor vier jaar te leiden. Wel verwierven zowel de
oppositie als de minderheidsclans meer zetels in het parlement. Te Hargeisha werd ook de
basis gelegd voor de invoering van een meerpartijensysteem. De conferentie te Hargeisha
werd net zoals deze te Sheikh en Borama gefinancierd en georganiseerd zonder buitenlandse
steun. Toch verschilde de conferentie te Hargeisha in vele opzichten van deze te Borama: de
conferentie werd grotendeels gefinancierd door de regering zelf, de regering werd behouden,
de delegatie van personen die konden meebeslissen was dubbel zo groot als te Borama en er
191
Ibidem, p. 11. 192
Ibidem, p. 10. 193
Ibrahim, Mohammed Hassan en Ulf Terlinden. “Making Peace, Rebuilding Institutions: Somaliland – A
Success Story?”. Somalia, Current Conflicts and New Chances for Peace Building, 6. (2008) p. 55- 56.
(10/07/09) http://www.boell.de/downloads/publications/Somalia-engl-i.pdf 194
Paragraaf 5.4 is gebaseerd op: Abokor Adan Yusuf, Bradbury Mark en Haroon Ahmed Yusuf. “Somaliland:
Choosing Politics over Violence”. Review of African Political Economy, 30. no. 97: 455- 478 (2003), p. 461-
462.
76
werden een aantal vrouwen toegelaten om de gang van zaken te volgen. Critici meenden dan
ook dat de regering de conferentie gemanipuleerd had om zelf aan de macht te kunnen blijven
en hiermee het gebruik van shir beeleed als middel voor politieke verandering ondermijnde.
De afspraken die te Hargeisha gemaakt werden zouden echter voor een ononderbroken
stabiliteit zorgen die zes jaar zou duren tijdens dewelke Somaliland een hoge graad van
reconstructie en economische groei zou kennen.
7.5. De democratisering van Somaliland
Op de conferentie te Hargeisha had men beslist om in de toekomst democratische
verkiezingen te houden. President Egal benadrukte dat het aannemen van een
meerpartijensysteem een noodzakelijke stap was nodig om internationale erkenning te krijgen.
Toch zou het nog vier jaar duren eer er een referendum werd gehouden betreffende de nieuwe
constitutie die men te Hargeisha was overeengekomen. Reden hiervoor was de oprichting van
Puntland in 1998 die het oostelijke deel van Somaliland, namelijk de provincies Sool en
Sanaag, claimde en de interimregering (TNG) in Somalië die de soevereiniteit over heel
Somalië claimde en hiermee de legitimiteit van Somaliland betwistte. Op 31 mei 2001 zou de
nieuwe grondwet, waarin Somaliland‟s onafhankelijke status bevestigd werd, via een
referendum door de bevolking goedgekeurd worden.195
President Egal zou echter op 3 mei
2002, nog voor er democratische verkiezingen zouden kunnen georganiseerd worden,
overlijden. Vice-president, Dahir Rayale Kahin, een lid van de Gadabursiclan, zou het
presidentschap waarnemen tot maart 2003 wanneer er voor het eerst in Somaliland
democratische presidentiele verkiezingen werden gehouden.196
In 2002 waren er reeds lokale
verkiezingen gehouden en in 2005 zouden er voor het eerst parlementaire verkiezingen
gehouden worden. Deze verkiezingen werden dan ook gezien als een laatste stap in het
democratiseringsproces en als een mijlpaal in de overgang van een traditionele op clanlijnen
gebaseerde en door de SNM gedomineerde politieke structuur naar een stabiel en
democratisch meerpartijensysteem. Vele Somalilanders hoopten hiermee ook eindelijk de
internationale erkenning te krijgen die ze wensen, maar tot op heden is er van internationale
erkenning als soevereine staat nog steeds geen sprake. De belangrijkste reden hiervoor is dat
er bij de dekolonisatie afspraken gemaakt werden om de grenzen binnen het Afrikaanse
continent vanaf dan niet meer te veranderen. Er wordt immers gevreesd dat het erkennen van
195
Abokor, Bradbury en Yusuf, Somaliland: Choosing Politics over Violence, p. 463. 196
International Crisis Group, Somaliland: Democratisation and its Discontents, p. 13.
77
separatistische staten zoals Somaliland een soort van kettingreactie op gang zou brengen en
het Afrikaanse continent algauw zou doen vervallen in chaos.197
7.6. Het ontstaan van Puntland
Ook in het noordoosten van Somalië zien we in 1998 het verschijnen van een autonome
entiteit. Deze regio wordt voornamelijk door Harti bewoond (een clan van de
Daroodclanfamilie) waarbij het merendeel van de bevolking tot de subclan van de Majerteen
behoort.198
Het gebied stond vroeger dan ook bekend als “Majerteynia”.199
Verder zijn ook de
andere subclans van de Harti, namelijk de Dhulbahante en Warsangeeli, in het gebied
aanwezig. Het gebied kan gekoppeld worden aan de SSDF die op het einde van de jaren ‟80
de strijd met het regime Barre aanging. Na de val van het regime zou het SSDF dan ook de
grootste machtsfactor in het gebied worden.200
Het noordoosten van Somalië werd begin
jaren ‟90 grotendeels gespaard van het geweld, enkel in de provincie Mudug, ten zuiden van
de stad Gaalkacyo vonden er gevechten plaats tussen het SSDF en het USC. Hieraan zou een
einde komen in 1993. Verder vonden er ook gevechten plaats tussen het SSDF en Al-Itihaat
al-Islaami (AIAI), een islamitische organisatie die door het USC uit de regio verdreven zou
worden. In het noordoosten van Somalië was de situatie dus relatief stabiel vergeleken met het
zuiden van het land, maar het ontbrak de regio aan een functionerende institutionele macht.201
Ten gevolge hiervan werden er lokale administraties opgericht in verschillende districten en
regio‟s. Deze werden bijgestaan door de SSDF, die op het supra-regionale niveau
beleidsverantwoordelijkheden ging overnemen, en de traditionele autoriteiten die optraden als
bemiddelaars en raadsman. De natuurlijke rijkdommen langs de kust zorgde ervoor dat de
economie in de regio het relatief goed deed. Politiek gezien was er in de regio wel een
verdeling merkbaar tussen de aanhangers en clan van kolonel Abdullahi Yusf en de
aanhangers van Maxamed Abshir Muuse. De aanhangers van Abdullahi Yusuf behoorden
voornamelijk tot de Cumar Maxamuud, een tak van de Majerteen en de aanhangers van
Muuse tot de Cusman Maxamuud.202
Verder kan de tak van het SSDF die geleid werd door
197
Simanowitz, Stefan. “Democracy comes of Age in Somaliland”. Contemporary Review, 287. no. 1679: 335-
339 (2005), p. 335- 339. 198
Gilkens, Patrick. “Briefing: Somalia”. African Affairs, 98. no. 393: 571- 577 (1999), p. 572. 199
Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded, p. 286. 200
Ibidem, p. 286- 290. 201
Höhne, Markus. “Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in Northern Somalia”.
Africa, 79. no. 2: 252- 281 (2009): p. 261. 202
Höhne, Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in Northern Somalia, p. 261- 262.
78
Yusuf gezien worden als de “militaire vleugel” van de organisatie en de tak onder Muuse als
de “intellectuele vleugel”.203
Tussen mei en augustus ‟98 zou er in Garoowe een
clanconferentie gehouden worden die vergeleken kan worden met de conferentie te Burco en
Borama te Somaliland.204
Op deze conferentie richtte men “Puntland” op als autonome lokale
entiteit binnen de Somalische staat. In tegenstelling tot Somaliland verklaarde Puntland zich
dus niet unilateraal onafhankelijk.205
Van 1998 tot 2004 zou kolonel Abdullahi Yusuf
president van Puntland zijn. Na 2001 evolueerde de regio echter naar een soort van dictatuur
onder Yusuf daar men op een clanconferentie een nieuwe president had verkozen, Jaamac
Cali Jaamac, maar Yusuf hem niet als president erkende en niet wou aftreden waardoor hij
nog tot 2004 aan de macht bleef. In oktober 2004 zou hij echter als president van de
interimregering (TFG) van Somalië verkozen worden en zou Muuse hem in Puntland
opvolgen als president.206
Op 8 januari 2009 tenslotte, zou de huidige president van Puntland,
Abdirahman Mohamed “Farole”, verkozen worden.207
In tegenstelling tot in Somaliland
omvat het parlement in Puntland slechts één kamer zijnde “de kamer van afgevaardigden” en
werd de rol van de traditionele autoriteiten dus niet geformaliseerd. Niettemin heerst er ook in
Puntland een groot respect voor deze traditionele autoriteiten en spelen ze een bemiddelende
rol in conflicten.208
7.7. De provincies Sool en Sanaag: gecontesteerd gebied
In 2004 zou het tot een conflict komen tussen Somaliland en Puntland. Reden hiervan was de
betwisting van de soevereiniteit over de provincies Sool en een gedeelte van Sanaag. Volgens
Somaliland behoren deze provincies tot haar territorium daar deze ook tot het Britse
protectoraat behoorden. Het huidige Somaliland heeft in ‟91 immers opnieuw haar koloniale
grenzen aangenomen. Het gros van de inwoners van beide provincies behoren echter tot de
Warsangeeli en de Dhulbahante, beiden behorende tot de Daroodclanfamilie. Op basis hiervan
claimt Puntland dat deze provincies onder haar soevereiniteit moeten vallen.209
Op 29 oktober
203
Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded, p. 287. 204
Höhne, Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in Northern Somalia, p. 262. 205
Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded, p. 289 . 206
Hagmann, Tobias en Markus Höhne. “Failed State or Failed Debate? Multiple Somali Political Orders within
and beyond the Nation State”. Politorbis, no. 42: 20- 26 (2007), p. 24. 207
“Puntland: New president elected”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, Januari 2009, p. 8.
(29/07/09) http://www.life-peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_of_Africa_Bulletin/HAB0901.pdf 208
Höhne, Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in Northern Somalia, p. 262. 209
Ibidem, p. 266.
79
2004 kwam er voor het eerst een confrontatie tussen Somaliland en Puntland. De gevechten
zouden slechts één dag duren, hierna slaagden de traditionele autoriteiten erin om de
spanningen te verminderen en door de beperkte militaire en economische capaciteit van zowel
Puntland als Somaliland werden verder gevechten vermeden. Niettemin zou de situatie
sindsdien gespannen blijven en in 2007 zou er opnieuw een korte confrontatie tussen beide
partijen komen.210
bron: Menkhaus, Ken. “Governance without Government in Somalia, Spoilers, State Building and the Politics of
Coping”. International Security, 31. no. 3: p. 79.
210
Ibidem, p. 266-267.
80
7.8. Een verschillend verloop van het conflict in het noorden en zuiden van
Somalië
Na het wegvallen van de staat in ‟91 is er een zeer verschillende, zelfs tegengestelde evolutie
merkbaar in het noorden van het land ten opzichte van het zuiden. De gebieden in het noorden
van Somalië, waar voornamelijk één clan en factie de macht heeft kennen de vreedzaamste
evolutie. In het zuiden is er een grotere rivaliteit tussen de verschillende clans. Bovendien
waren beide facties van het USC, de belangrijkste militaire macht in het zuiden, ongeveer
even sterk en was er dus geen duidelijk overwicht wat resulteerde in een aanhoudende strijd.
Beslissend ook voor de evolutie van voornamelijk Somaliland was de rol die de traditionele
autoriteiten in het gebied hebben gespeeld. Waar in het zuiden van het land de verschillende
clans en facties bijna onmiddellijk de strijd met elkaar aanging om de politieke macht en de
controle over economische rijkdommen speelden ze in het Somaliland een grote en van
doorslag gevende rol in de vredesprocessen en de heropbouw van de staat. De oorsprong
hiervan kan men terugbrengen naar de democratische structuur van de SNM zelf. Zo waren
traditionele autoriteiten ook binnen bijvoorbeeld de SSDF veel minder invloedrijk dan in de
SNM. Dit was te wijten aan het feit dat de SSDF tot ‟86 sterk gesteund werd door Ethiopië en
Libië. De beweging werd dan ook gekenmerkt door een sterk autoritair leiderschap. Het SNM
had een meer democratisch georganiseerde structuur waarbij onder andere om de twee jaar
een nieuwe leider gekozen werd. Ook iets gelijkaardigs als de guurti bij de SNM, werd bij het
SSDF nooit opgericht.211
Verder waren de pogingen om de staatsstructuren te heropbouwen in Mogadishu steeds top-
down waarbij externe actoren vaak het voortouw namen. In Somaliland is men er in geslaagd
om een functionerende regering te vormen van op het lokale niveau met zo goed als geen hulp
van buitenaf. Dit opmerkelijke proces van bottom-up statebuilding heeft er voor gezorgd dat
er in het noorden opnieuw een interconnectie is tussen de staat en de maatschappij, dit staat in
schril contrast tot bijvoorbeeld het regime van Siad Barre dat voornamelijk aan de macht bleef
door de enorme externe hulp die het ontving en in de jaren ‟80 de strijd tegen de eigen burgers
aanging. Sinds ‟91 zijn honderdduizenden vluchtelingen uit het noorden opnieuw
teruggekeerd en zijn de landmijnen waarmee het noorden bezaaid lag verwijderd en
vernietigd. Hargeisha dat in ‟91 slechts zo‟n tienduizend inwoners meer telde door de
211
Höhne, From Pastoralt to State Politics, p. 164.
81
bombardementen is nu opnieuw aangegroeid tot een stad met meer dan een half miljoen
inwoners. De veiligheid en economische groei die er in Somaliland heerst trekt dan ook vele
migranten uit zowel Ethiopië als zuid-Somalië aan. Verder voorziet de private sector
Somaliland en Puntland van water, elektriciteit, gezondheidszorg en educatie, zo werden er
onder andere nieuwe universiteiten en hospitalen gebouwd.212
212
Kaplan, Seth. “The Remarkable Story of Somaliland”. Journal of Democracy, 19. no. 3: 143- 157 (2008), p.
147-149.
82
8. DE VREDESCONFERENTIES EN DE HEROPBOUW VAN DE
SOMALISCHE STAAT
bron: http://www.gppac.net/documents/pbp/2/som_ampc.jpg
8. 1. Een bespreking van de verschillende vredesconferenties op het nationale
niveau
Na de in hoofdstuk zes besproken veranderingen wordt de post-UNOSOM periode verder nog
gekenmerkt door een andere ontwikkeling, zijnde de opkomst van een hele reeks
verzoeningsconferentie op het nationale niveau. Deze conferenties die allen tot stand kwamen
en gesponsord werden door het buitenland, bleken desondanks stuk voor stuk weinig vruchten
af te werpen.213
Vandaag de dag, zo‟n 18 jaar na het ineenstorten van het regime Barre, is er
in Somalië nog steeds geen sprake van een functionerende centrale regering die er in slaagt
om het Somalische grondgebied te controleren en blijft het land een gefaalde staat. Toch zijn
de vredesconferenties talrijk. In het merendeel van de literatuur alsook in persberichten wordt
er gewag gemaakt van een veertien à vijftien tal pogingen tot vorming van een regering.
Meestal wordt hier echter niet verder op ingegaan. De zinsnede over de veertien à vijftien
213
the World Bank report. Conflict in Somalia: Drivers and Dynamics. Washington DC, januari 2005, p. 12
(01/08/09): http://siteresources.worldbank.org/INTSOMALIA/Resources/conflictinsomalia.pdf
83
pogingen is een eigen leven gaan leiden waarbij niemand nog precies weet waarop deze
gebaseerd is. Hieronder zal dan ook getracht worden om een kort overzicht te geven van de
belangrijkste conferenties en pogingen tot vorming van een regering:
Djibouti 1 en 2:
De allereerste vredesconferenties kwamen er al voor de UNOSOM-periode. Hierbij dienen we
te denken aan de twee conferenties te Djibouti in juni en juli ‟91. Deze twee conferenties
kwamen er op initiatief van Italië en Djibouti en waren bedoeld om Ali Mahdi en Farah
Aideed te verzoenen. 214
Van langdurige verzoening zou er echter geen sprake zijn. In
augustus ‟91 zou Mahdi een regering vormen waarin geen enkele van Aideeds aanhangers
werd opgenomen en in september ‟91 zouden er voor het eerst opnieuw gevechten uitbreken
tussen beide factieleiders. 215
De vredesconferenties tijdens de UNOSOM-interventie:
Ook tijdens de UNOSOM-interventie vonden er een aantal vredesconferenties plaats waarbij
er drie in Addis Ababa (Ethiopië) plaatsvonden in 1992-1993216
, één Caïro (Egypte) in
1994217
en één in Naïrobi (Kenia) in 1994.218
De eerste conferentie te Addis Ababa vond
plaats in januari ‟93, de tweede in maart en de derde in december.219
Vooral de conferentie die
startte op 15 maart 1993 is goed gedocumenteerd. Op de conferentie zouden vijftien facties
aanwezig zijn. Na bijna twee weken intensief onderhandelen werd op 27 maart ‟93 een
overeenkomst bereikt.220
Deze overeenkomst omvatte onder andere een staakt-het-vuren en
belofte tot ontwapening binnen de 90 dagen alsook de creatie van een Transitional National
Council (TNC).221
De TNC moest dienen als interim-regering tot 1995 en zou bestaan uit 74
leden: twee mannen en één vrouw uit elk van de 18 regio‟s van het land, één
214
“Verzoeningsgesprekken in Djibouti”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van ht hedendaagse
wereldgebeuren. (Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1991), p. 624. 215
Africa Watch. Somalia, no mercy in Mogadishu: The Human Cost of the Conflict & The Struggle for Relief.
(New York: Africa Watch, juli 1992), p. 5-7. 216
Abdullahi en Souaré, Somalia at the Crossroads, p. 123. 217
Hansen, Stig. “Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia”. The Journal of Conflict Studies, 13. no.
2: 57- 78 (2003), p. 75. 218
Cousens, Elizabeth, Kumar, Chetan en Karin Wermester. Peacebuilding as Politics: Cultivating Peace in
Fragil Societies. (Londen Lynne Rienner Publishers, 2001), p. 63. 219
Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 75. 220
Philipp, Christiane, Von Bogdandy, Armin en Rudiger Wolfrum. Max Planck Yearbook of United Nations
Law, 9. (Leiden: Brill Academic Publishers, 2005), p. 539. 221
Cousens, Chetan en Wermester, Peacebuilding as Politics, p. 62.
84
vertegenwoordiger van elk van de vijftien facties en vijf vertegenwoordigers uit
Mogadishu.222
Toch zou zowel de ontwapening van de facties als de vorming van de TNC
geen succes blijken te zijn. De belangrijkste reden voor het falen van de vorming van de TNC
was het feit dat de macht voornamelijk bij de warlords lag die elk de nieuwe regering wilden
controleren waardoor men er niet in slaagde om tot een compromis te komen. 223
Op 24 maart
1994 zou er door Farah Aideed en Ali Mahdi opnieuw een vredesakkoord getekend worden te
Naïrobi waarin zij “alle vormen van geweld als middel om geschillen te regelen” afwezen en
de ontwapening beloofden.224
Vredesconferenties eind jaren ‟90:
Na het vertrek van UNOSOM zouden er nog een hele reeks conferenties georganiseerd
worden. Allereerst zouden er twee conferenties georganiseerd worden te Naïrobi, namelijk
één in april ‟96 en één in oktober.225
Verder zouden er van december ‟96 tot januari ‟97 een
reeks gesprekken plaatsvinden in Ethiopië die bekend staan als het “Sodere vredesproces”.226
Van november tot december ‟97 zouden er vervolgens vredesgesprekken georganiseerd
worden te Caïro.227
Veel is er echter over deze conferenties niet bekend, enerzijds door de
verminderde aandacht vanuit het Westen na het vertrek van de V.N. uit het land, en anderzijds
omdat deze conferenties weinig resultaat opleverden. Zowel tijdens de conferentie te Sodere
als deze te Caïro werd er een transitional national charter opgesteld, maar men slaagde er
telkenmale niet in om instituties te creëren die voor de implementatie ervan konden zorgen.228
De Transitional National Government (TNG):
In 2000 zouden Djibouti en IGAD het initiatief nemen om opnieuw twee conferenties te
organiseren, deze zou in Arta plaatsvinden. De Inter-Governmental Authority for
222
Chopra, Jarat. Peace-maintenance: the evolution of international political authority. (Londen: Routledge,
1999), p. 158. 223
Von Hippel, Karin. Democracy by force: U.S. intervention in the post-Cold War world. (Cambridge:
Cambridge University Press, 2000), p. 66. 224
“Vredesakkoord getekend. Uitvoering in impasse. UNOSOM II. Verdere ontwikkelingen maart-juni 1994”.
Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van het hedendaagse wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings
systemen b.v., 1994, p. 650.
225
Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 75. 226
Woodward, Peter. “Somalia and Sudan: A Tale of Two Peace Processes”. The Round Table, 93. no. 375: 469-
481 (2004), p. 473. 227
Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 75. 228
International Crisis Group, Biting the Somali Bullet, p. 2.
85
Development (IGAD) was ontstaan in 1986 met als bedoeling een intergouvernementele
aanpak van de hongersnood waardoor een groot deel van de hoorn van Afrika getroffen werd
in 1984-85. Het IGAD omvatte bij de stichting Djibouti, Ethiopië, Kenia, Somalië, Soedan en
Oeganda en later zou ook Eritrea zich bij het IGAD aansluiten. In het begin van de jaren ‟90
zou het IGAD zich echter meer en meer gaan bezighouden met conflictbemiddeling in de
Hoorn van Afrika.229
Opmerkelijk aan de vredesconferenties te Arta was dat de warlords een minder grote rol
toebedeeld kregen in de onderhandelingen en de conferentie zich eerder richtte op de civiele
samenleving. Zo waren er vooral clanouderen, religieuze leiders, intellectuelen230
en
vrouwenorganisaties op de bijeenkomsten aanwezig231
. Het uiteindelijke resultaat van de
conferenties te Arta, Djibouti was de oprichting van de Transitional National Government
(TNG) in augustus 2000 met Abdiqasim Salad Hassan als president. Zowel de warlords als
Ethiopië (de belangrijkste bondgenoot van de warlords) waren echter niet blij met deze
ontwikkeling en de Somali Reconciliation and Restoration Council (SRRS), een associatie
van warlords, werd opgericht. 232
Door een combinatie van factoren zou ook de TNG
uiteindelijk geen succes blijken te zijn. Allereerst was er de oppositie van de krijgsheren en
Ethiopië, verder slaagde de TNG er slechts in om een gedeelte van Mogadishu te controleren
en ontving het slechts een gedeelte van de gehoopte internationale steun en financiële hulp.233
Tenslotte was er ook sprake van corruptie en verdeeldheid binnen de TNG zelf.234
De Transitional Federal Government (TFG):
In 2002 zouden er nieuwe vredesonderhandelingen gestart worden onder toezicht van IGAD.
Deze zouden plaats vinden te Embagathi en Eldoret, Kenia. De conferenties werden
gedomineerd door de warlords en werden volledig gefinancierd door de Europese Unie en
andere donoren. 235
Op 27 oktober 2002 werd er opnieuw een staakt-het-vuren getekend, maar
229
Woodward, Somalia and Sudan: A Tale of Two Peace Processes, p. 472- 473. 230
Kumsa, Political conflict in contemporary somalia, p. 192. 231
Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace. (Mogadishu: Centre for Research and Dialogue.
2004), p. 24. 232
International Crisis Group, Biting the Somali Bullet, p. 2. 233
Woodward, Somalia and Sudan: A Tale of Two Peace Processes, p. 473. 234
Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 24. 235
Samatar, Abdi Ismail. “The Miracle of Mogadishu”. Review of African Political Economy, 33. no. 109: 581-
587 (2006): p. 581.
86
ook dit staakt-het-vuren zou herhaaldelijk geschonden worden.236
Na twee jaar onderhandelen
zou de Transitional Federal Government (TFG) in oktober 2004 tot stand komen met
Abdullahi Yusuf Ahmed als president.237
Het zou echter zeven maanden duren eer de TFG
zich in Somalië installeerde.238
Verder had de TFG reeds vanaf het begin te kampen met de
oppositie van verschillende politiek islamitische bewegingen in Somalië.239
In 2006 verloor
de TFG zelfs de controle over Mogadishu aan de Unie van Islamitische Rechtbanken en
diende Ethiopië, gesteund door troepen van de Verenigde Staten, tussen te komen. Tenslotte
werd de TFG net als de TNG getroffen door interne verdeeldheid. In december 2008 zou
Abdullahi Yusuf Ahmed zijn ontslag aanbieden als president van de TFG. Abdullahi Yusuf
Ahmed had na een aanhoudend conflict met eerste minister Nur Hassan Hussein, over het al
dan niet toenadering zoeken met de oppositie, getracht om Nur Hassan Hussein af te zetten,
maar werd hierin niet gesteund door de rest van de regering. Op 30 december werd Sheikh
Sharif Sheikh Ahmed verkozen als nieuwe president van Somalië.240
8.2. Een overzicht van de toegepaste strategieën tijdens de vredesconferenties
De talloze vredesconferenties die er in Somalië reeds zijn geweest kunnen op basis van de
toegepaste strategieën onderverdeeld worden in vier categorieën:
1. De building block benadering
2. De gecentraliseerde top down benadering
3. De dynamische benadering
4. De gecentraliseerde bottom up benadering
236
International Crisis Group. “Somalia: Continuation of War by Other Means”. Crisis Group Africa Report no.
88 (Nairobi/Brussel: ICG 2004), p. 3. 237
International Crisis Group, Somalia: Continuation of War by Other Means, p. 1. 238
Menkhaus, Governance without Government in Somalia, p. 74. 239
International Crisis Group, Somalia: Continuation of War by Other Means, p. 1. 240
Pham, J. Peter. Somalia Stumbles along with Sharif. (20/07/09)
http://worlddefensereview.com/pham021209.shtml
87
Hieronder volgt een korte omschrijving van deze vier verschillende strategieën:
De building block benadering:
Deze benadering wordt vanaf 1997 vooral gepromoot door IGAD.241
Bij deze aanpak tracht
men om allereerst oplossingen op het lokale niveau te vinden, waarbij men gebruik maakt van
traditionele mechanismen van conflictresolutie en dus een beroep doet op clanouderen. Deze
aanpak is niet nieuw. De Somaliërs zelfs gebruikten deze strategie eerder al, het meest
succesvolle voorbeeld hiervan binnen Somalië is Somaliland. Maar ook bij internationale
organisaties is deze aanpak niet nieuw. Zo adviseerde bijvoorbeeld de Life and Peace Institute
advisory group eerder al aan de V.N. om van deze strategie gebruik te maken ten tijde van
UNOSOM. Verder staat de building block aanpak voor een gedecentraliseerde staat. Somalië
dient dus gefederaliseerd te worden en vrede moet eerst gecreëerd worden op het lokale
niveau alvorens het bereikt kan worden op het nationale niveau. Puntland en Somaliland
worden dan ook herhaaldelijk aangehaald als voorbeelden die baat hebben gehad bij deze
strategie. De zwakheid van deze aanpak is echter dat het in het zuiden van het land de
warlords meer macht geeft. In het zuiden van het land ontbreekt de sterkere bovenlaag van de
clans waardoor het checks and balance systeem, zoals dit in het noorden van het land is, zich
in het zuiden nooit ontwikkelde en warlords zich er de macht konden toe-eigenen.
De gecentraliseerde top down benadering:
Bij het merendeel van alle conferentie tot ‟97 werd er gebruik gemaakt van de
gecentraliseerde top down benadering.242
Vooral de conferenties te Addis Ababa en de
vredesgesprekken te Sodere zijn treffende voorbeelden van deze aanpak. Vaak wordt deze
aanpak geassocieerd met UNOSOM II. De benadering is gecentraliseerd in die zin dat het een
oplossing tracht te vinden voor geheel Somalië. Verder wordt er van een top down benadering
gesproken daar men bij deze aanpak vooral de nadruk legt op de verschillende factieleiders en
warlords als onderhandelingspartners, en minder aandacht besteed aan de civiele samenleving.
241
Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the
Case of Somalia, p. 59- 60. 242
Het hierna volgende is gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 62- 63.
88
Aanhangers van deze aanpak geloven dat men om, vrede te bereiken, zich moet concentreren
op de warlords en factieleiders daar zij de enige partijen zijn die wegens hun militaire macht
in de mogelijkheid zijn om de vrede in het land te herstellen.
De dynamische benadering:
Deze benadering richt zich in eerste instantie op de warlords om dan te evolueren naar meer
legitieme structuren.243
Mohammed Sahnoun wordt meestal als dé man achter deze strategie
beschouwd. Sahnoun trachte immers de Somalische clanonderhandelingen en het beleid op
het lokale niveau actief te ondersteunen en aan te moedigen maar ging tezelfdertijd eveneens
gesprekken aan met de warlords. Sahnouns strategie hierachter was zoals hij het zelf
verwoorde: “to do what the Somalis always recommended me to do: that is, plucking feathers
one at a time until the eagle ultimately cannot fly”.
De gecentraliseerde bottom up benadering:
Deze aanpak lag in feite aan de basis van de TNG.244
De benadering kan als gecentraliseerd
beschouwd worden in die zin dat men een oplossing trachtte te bieden voor heel Somalië.
Verder kan deze benadering als bottom up aanschouwd worden omdat men zich in eerste
instantie focuste op de civiele samenleving. In tegenstelling tot alle voorgaande gefaalde
pogingen tot vrede was dit het eerste initiatief waarbij men zich niet in de eerste plaats op de
warlords en factieleiders richtte. De voormalige president van Djibouti, Hassan Guled
Aptidon, die toen ook het voorzitterschap van IGAD waarnam, initieerde deze benadering in
1998. Tijdens de onderhandelingen in Djibouti in 2000 werden Somalische clanleiders,
vrouwenorganisaties en Somalische NGO‟s actief aangemoedigd om te participeren.
243
Het hierna volgende is gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 63-
64. 244
Het hierna volgende is gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 64- 65.
89
8.3. Een evaluatie van de verschillende vredesstrategieën
Geen enkele van bovenvernoemde strategieën bleken succesvol te zijn en te resulteren in een
blijvende vrede en heropbouw van de staat.245
Toch werd er via enkele benaderingen een
lichte vooruitgang geboekt. Hieronder volgt een korte evaluatie van de vier eerder genoemde
strategieën.
De gecentraliseerde top down benadering leverde in geen enkel geval, behalve bij de TFG,
een positief resultaat op. Één van de oorzaken ervan zijn de organisatorische geschillen. Zo
werd de conferentie te Caïro in november/december ‟97 bijvoorbeeld sterk beïnvloed en
bemoeilijkt door de rivaliteit tussen Egypte en Ethiopië. Meestal werd er ook bij deze
gecentraliseerde top down benadering té weinig tijd uitgetrokken voor onderhandeling. De
gecentraliseerde top down benadering legt de legitimiteit bij de warlords waardoor vaak
handen vol geld verloren gingen. Akkoorden werden vaak bereikt maar nooit gerespecteerd.
Aanhangers van deze strategie menen dat men dient te onderhandelen met de personen die de
macht hebben om voor vrede te zorgen. Toch moet men de macht die de meeste warlords
uitoefenen niet overschatten. De macht van de warlords is deels gebaseerd op patrimoniale
relaties met de Somalische clanstructuur en deels op geld. De gebeurtenissen in Somalië op
het einde van de jaren ‟90 tonen aan dat de warlords zwakker werden naarmate hun financiële
inkomsten verminderden. Het warlordisme dient dan ook gezien te worden als een
economisch systeem. Verder hebben de warlords baat bij oorlog en het voortdurende
gewapende conflict waardoor ze vaak als spiolers van de vredesprocessen kunnen gezien
worden. Warlords hebben immers enkel baat bij vrede indien het hun een even grote of meer
macht verzekert dan ze hebben ten tijde van conflict.
Ook de building block aanpak faalde meestal wanneer men warlords in de onderhandelingen
trachtte te betrekken. De warlords wantrouwen de andere warlords, zijn afhankelijk van
financiële steun en het ontbreekt hun bovendien aan de legitimiteit die clanouderen wel
bezitten, waardoor ze fragmentatie binnen hun eigen factie moeilijker kunnen tegengaan. Een
uitzondering hierop was de vorming van Puntland met Abdullahi Yusuf Ahmed als president.
Maar ook in Puntland rezen er problemen wanneer Abdullahi Yusuf Ahmed weigerde afstand
te doen van het presidentschap in 2001. Toch bewijst de building block aanpak bruikbaar te
245
Het hierna volgende is gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 65- 71.
90
zijn wanneer men zich in eerste instantie richt op het gebruik van het Somalische clansysteem
om vrede te creëren en lokale instituties op te bouwen. De traditionele manier van
conflictresolutie (de combinatie van xeer en diya) kan immers een bruikbaar instrument zijn
ter overstijging van de heterogeniteit van vele gebieden, waarbij de communicatie tussen de
verschillende clans vergemakkelijkt wordt en een veiliger klimaat gecreëerd wordt en de
warlords aan macht dienen in te boeten. Tegenhangers van een dergelijke aanpak halen vaak
aan dat de clanstructuur in het zuiden van het land zwakker is dan in het noorden. Maar zelfs
bij de Rahanweyn, die een zeer zwakke clanstructuur kent, zijn lokale clanleiders vaak het
meest succesvol geweest in het beëindigen van conflicten. Toch was het in het noorden van
het land inderdaad makkelijker om van de traditionele bemiddelingsprocedures gebruik te
maken. Zoals hierboven vermeld is de clanstructuur in het noorden inderdaad sterker dan in
het zuiden van Somalië. Dit door de verschillende benadering door de koloniale mogendheden.
Daar waar Groot-Brittannië het clansysteem ondersteunde en het actief gebruikte voor
managementdoeleinden, trachtte Italië het clansysteem te verzwakken door het te veranderen
en te manipuleren. Verder speelde ook de democratische structuur van de SNM een zeer grote
rol bij het ontstaan van Somaliland. Men kan dus moeilijk stellen dat het succes van
Somaliland enkel te wijten is aan de building block benadering, maar er kan wel gewezen
worden op het relatieve succes van de clanleiders in het zuiden van het land ten opzichte van
andere vredespogingen.
De derde aanpak, de dynamische benadering, is moeilijk om te evalueren aangezien Sahnoun,
de belangrijkste man achter deze benadering in oktober ‟92 vervangen werd als V.N. afgezant
voor Somalië. Ook Robert Oakley, die een aanhanger van deze aanpak was, verliet in
maart ‟93 Somalië.
Ook via de laatste strategie, de gecentraliseerde bottom up benadering, werden enkele
successen geboekt. Zo slaagde men er onder andere in om een parlement te produceren. Dit
parlement kende een parlementaire crisis in 2001 en deze werd op een constitutionele correcte
manier opgelost. De eerste minister diende af te treden en deed dit in overeenstemming met
de officiële procedure.
91
8.4. De obstakels voor vrede en de heropbouw van de staat
Het falen van de vele opeenvolgende vredesconferenties kan toegeschreven worden aan een
combinatie van verschillende factoren.246
Hieronder volgt een overzicht van alle factoren die
hierin een rol spelen:
Negatieve precedenten:
Wegens negatieve ervaringen uit het verleden heerst er bij vele Somaliërs een wantrouwen
voor politieke instellingen en leiderschap. Zo wordt door velen gevreesd dat een restauratie
van een gecentraliseerde regering ervoor zou zorgen dat er opnieuw een roofzuchtige staat
zou ontstaan met aan het hoofd een dictatoriaal regime gelijkend op dit van generaal Siad
Barre. Zo vertelde een Somalische vrouw een onderzoeker het volgende: “How can a victim
of the past simply trust the re-emergence of the very political structure that victimized him or
her in the first place or the leadership of the present warlords still perpetuating violence
against people?”.
De crisis van het leiderschap:
Somalische leiders (voornamelijk factieleiders en warlords) zijn vaak nog steeds niet bereid
om compromissen te sluiten en te zorgen voor consensus. Ze plaatsen hun eigenbelang boven
het publieke belang. Hoewel de civiele samenleving bereid lijkt om de politieke en sociale
verschillen te overbruggen en compromissen te sluiten zodat de vrede in het land kan
terugkeren, blijven vele Somalische leiders vasthouden aan het idee van “me, myself and my
gun”. Deze houding versterkt de bovengenoemde publieke angst voor het ontstaan van een
nieuw dictatoriaal regime.
De politieke manipulatie van de clanidentiteit:
De politieke manipulatie van de clanidentiteit vormt een groot obstakel voor de verzoening in
Somalië. De vorming van een toekomstige regering wordt hierdoor gedistilleerd tot een
simpele optelsom van clanvertegenwoordiging. Andere belangrijke onderwerpen (unitaire of
246
Het hierna volgende is gebaseerd op: Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 22- 24.
92
federale staatsstructuur, oorlogsmisdaden, onenigheden betreffende landeigendommen, …)
worden dan ook vaak ondergeschikt aan de verdeling van de regeringsposten tussen de
verschillende clanfamilies, clans en subclans.
Gedeeltelijke participatie:
Bij het merendeel van de vredesconferenties waren vooral de gewapende facties, de warlords
en hun aanhangers aanwezig. Clanouderen en -leiders, religieuze leiders en afgevaardigden
van de civiele samenleving kregen vaak slechts een ondergeschikte rol toebedeeld. Hierdoor
ondergraaft men de publieke steun voor de vredesconferenties en kunnen vele
vredesakkoorden enerzijds als onwettig en anderzijds als onafdwingbaar gezien worden.
Onvolledige verzoening:
Bij voorgaande vredesconferenties heeft men steeds verzuimd aan de taak om fundamentele
kwesties noodzakelijk voor verzoening aan te kaarten zoals vergeving, tolerantie en erkenning
van gruweldaden uit het verleden. De fysieke en psychologische trauma‟s ten gevolge van de
burgeroorlog zorgen voor een groot wantrouwen bij vele Somaliërs en velen geloven dan ook
dat de grieven uit het verleden aan bod moeten komen tijdens de verzoeningsconferenties.
Anderen zijn van mening dat deze grieven terzijde moeten gelegd worden in
overeenstemming met het Somalische gezegde “Xusuustaa ma xiriirsho” (“diegene die de
gruweldaden herinnert is niet in staat om de relatie te herstellen”).
Inmenging van buitenaf:
Ook de inmenging van externe actoren hypothekeert vaak de vredesprocessen. Djibouti,
Yemen, Egypte, Libië, Eritrea, Saoedi-Arabië, Italië, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië
en vooral Ethiopië hebben allen reeds op één of ander moment politieke steun, financiële
bijstand of wapens geleverd aan verschillende facties binnen het Somalische conflict. Deze
externe mogendheden kunnen dan ook optreden als spoilers van de vredesprocessen (cfr.
infra). Bovendien werden vele vredesconferenties gekenmerkt en gehypothekeerd door de
rivaliteit van deze mogendheden onderling. Elk van deze mogendheden streeft immers een
93
eigen agenda na.247
Zo speelde Egypte bijvoorbeeld een actieve rol bij de oprichting en de
ondersteuning van de TNG. Net als Soedan is Egypte van mening dat er een sterk en verenigd
Somalië dient te komen om tegengewicht te bieden aan de invloed van Ethiopië in de Hoorn
van Afrika. Tussen Ethiopië en Egypte heerst er rivaliteit wegens een aanslepend geschil
omtrent de Nijl, de rivaliteit tussen Soedan en Ethiopië is dan weer een gevolg van Ethiopië‟s
inmenging in de burgeroorlog in Soedan.
Ook de golfstaten, voornamelijk Saoedi-Arabië, Qatar, en de Verenigde Arabische Emiraten,
die vroeger allen commerciële banden met Somalië hadden, zijn betrokken bij de situatie in
Somalië. Zo verschaften Saoedi-Arbië, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten
bijvoorbeeld financiële ondersteuning aan Islamitische NGO‟s die humanitaire en sociale
bijstand leverden aan de Somalische bevolking. Eritrea heeft weinig belangen in Somalië
maar is de laatste jaren toch een grotere rol gaan spelen. Reden hiervoor is het grensconflict
tussen Eritrea en Ethiopië. Voor Kenia heeft het conflict in Somalië dan weer wél grote
gevolgen gehad. Zo heeft Kenia sinds 1991 te kampen met een enorme influx van
vluchtelingen uit Somalië en een toename van de illegale wapenhandel langs de grens. In
tegenstelling tot andere landen echter, heeft Kenia‟s bezorgdheid er niet toe geleid dat men
banden aanging met bepaalde groepen binnen het Somalische conflict. Ook bij de oprichting
van de TNG weigerde Kenia partij te kiezen.
Maar de belangrijkste externe actor in Somalië blijft ongetwijfeld Ethiopië. 248
Zo speelde
Ethiopië een grote rol in het mislukken van de TNG, ondersteunde het actief de warlords en
de TFG en zorgde het land ervoor dat de Unie van Islamitische rechtbanken, die in 2006 de
macht in Mogadishu veroverden op de TFG, opnieuw van de macht verdreven werden. De
belangrijkste bedreiging voor Ethiopië zou de opkomst van een separatistische beweging zijn
die voet aan grond krijgt in Ogaden. Het zuiden van Somalië heeft immers lange tijd dienst
gedaan als uitvalsbasis voor groepen die zich verzetten tegen de Ethiopische regering, zoals
het Ogaden National Liberation Front (ONLF) en het Oromo Liberation Front (OLF).249
Verder is ook de opkomst van een Islamitische staat in Somalië, voor Ethiopië
onaanvaardbaar. Tenslotte is ook een stabiele en gecentraliseerde Somalische staat voor
247
Het hierna volgende is gebaseerd op: International Crisis Group. “Somalia: Countering Terrorism in a Failed
State”. International Crisis Group Africa Report. no. 45 (Nairobi/Brussel: ICG, 2002): p. 9- 11. 248
Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Haldén, Somalia: Failed State or Nascent
States-System?, p. 48- 49. 249
International Crisis Group, Somalia: Countering Terrorism in a Failed State, p. 9.
94
Ethiopië pas aanvaardbaar indien deze Ethiopië ervan kan overtuigen dat men het pan-
Somalische idee afzweert.
Internationaal onbegrip:
De internationale gemeenschap en regionale actoren zijn vaak onwetend of slecht op de
hoogte van de Somalische politieke en sociale dynamiek.250
Hun inspanningen tot
bemiddeling en hulp is dan ook vaak ondeskundig en soms zelfs nadelig voor de situatie.
Bovendien had de internationale gemeenschap vaak de neiging om “quick fix”-oplossingen te
bieden die de nood aan gedetailleerde en uitvoerige dialoog overschaduwde.
Mislukking versterkt mislukking:
Mislukte verzoeningsconferenties leiden vaak tot het heroplaaien van het geweld en de
opkomst van nieuwe factieleiders. Tegelijkertijd hebben de herhaaldelijke mislukkingen voor
een diep cynisme gezorgd aangaande de waarde van de vredesinitiatieven, de toewijding en
beloftes van de politieke leiders en de oprechtheid van de bemiddelaars.
Actoren die de vredesprocessen en heropbouw van de staat tegenwerken:
Voor een aantal actoren zou vrede en de opkomst van een nieuwe Somalische staat een
bedreiging kunnen betekenen voor hun politieke en/of economische belangen.251
Zij kunnen
dan ook gezien worden als spoilers van de vredesprocessen ofte actoren die de huidige
situatie van wetteloosheid, gewapend conflict en afwezigheid van de staat ondersteunen en
zich tegen vrede en staatsheropbouw verzetten. De opkomst van spoilers is eigen aan
vredesprocessen daar het zelden gebeurd dat alle partijen en actoren vrede als voordelig zien.
Bovendien impliceert een onderhandelde vrede vaak verliezers. Met betrekking tot de situatie
in Somalië kunnen we een aantal spoilers onderscheiden.
250
Het hierna volgende is gebaseerd op: Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 22- 24. 251
Het hierna volgende is gebaseerd op: Menkhaus, Governance without Government in Somalia, p. 95- 97 en
Stedman, Stephen John. “Spoiler Problems in Peace Processes”. International Security, 22. no. 2: 5- 53 (1997),
p. 5- 53.
95
Een eerste categorie is wat Stedman definieert als de “greedy spoilers”. Deze zijn afhankelijk
van de situatie, met name clans, facties, warlords, buitenlandse mogendheden of andere
actoren die het gevoel hebben dat ze niet voldoende vertegenwoordigd zijn of profijt kunnen
halen uit de onderhandelde vrede en de eventueel hieruit voortvloeiende nieuwe regering.
Dergelijke actoren kan men nog inperken en in goede banen sturen mits diplomatie, politieke
onderhandeling en externe druk.
Problematischer echter is een tweede categorie van spoilers die zich verzetten tegen de
processen van staatsheropbouw daar deze een fundamentele bedreiging vormen voor hun
economische en/ of politieke belangen. Deze categorie omvat een hele resem actoren:
warlords die vrezen gemarginaliseerd te worden of zelfs veroordeeld voor oorlogsmisdaden,
zakenlui die geld verdienen aan illegale activiteiten, hele clans die voordeel hebben gehaald
uit gewapende bezetting. Voor zakenlui die baat hebben gehad bij het ineenstorten van de
staat kan een nieuwe centrale regering teveel risico‟s met zich meebrengen zoals hoge
belastingen, corruptie, onteigening en nationalisatie. Onder de clans leeft dan weer vaak de
angst dat een nieuwe centrale regering opnieuw een nauwe coalitie zal zijn van enkele clans
die de staat opnieuw gaan gebruik als instrument om andere clans te onderdrukken. Hoewel
de potentiële voordelen van een nieuwe staat groot zijn, zijn de risico‟s dit dus eveneens.
96
9. DE OPKOMST VAN ISLAMITISCHE KRACHTEN IN
SOMALIË EN DE UNIE DER ISLAMITISCHE RECHTBANKEN
bron: http://blogs.reuters.com/global/files/2008/11/somali-islamist.jpg
9.1. Islam en Somalië
De oorsprong van de Islam in de Hoorn van Afrika gaat meer dan 1000 jaar terug in de tijd.252
Na de zevende eeuw brachten voornamelijk Arabische (later ook Perzische en Jemenitische)
handelaren en ambachtslieden de Islam naar de Oostafrikaanse kust en stichtten er religieuze
centra in de kuststadjes Zeila, Mogadishu, Baraawe en Merca.253
De nomadische Somali‟s in
het binnenland werden van hieruit zeer geleidelijk geïslamiseerd, een proces dat vooral na de
elfde eeuw op gang kwam. Somaliërs zijn Soennitische moslims die tot de Sha’afi school
behoren en sterk beïnvloed zijn door het Soefisme (een betrekkelijk gematigde vorm van
252
International Crisis Group. “Somalia‟s Islamists”. International Crisis Group Africa Report. no. 100
(Nairobi/Brussel: ICG, 2005): p. 1. 253
Onderdeel 9.1. is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Abbink, Jan. Islam en politiek in de Hoorn van
Afrika. (Leiden: Ambo, 1991): p. 55- 59.
97
islam).254
Hoewel tegenwoordig vele Somalische clans menen een verwantschapsband met de
Arabische immigranten (en zelfs met de clan van Mohammed) te hebben, is de Islam in
Somalië in demografisch of cultureel opzicht maar weinig gearabiseerd. De religie heeft zich
aangepast aan de Somalische veehoudercultuur, waarin de eigen culturele identiteit altijd een
belangrijke betekenis heeft gehad. Deze identiteit is voornamelijk gebaseerd op het
Somalische clansysteem, gewoonterecht en heiligenverering. De Islam in Somalië werd dus
door de loop der eeuwen “gesomaliseerd”: het verkreeg autoriteit door zijn aanpassing aan
lokale structuren. Verder is de verwevenheid met de lokale heiligenverering één van de meest
kenmerkende aspecten van de Somalische Islam geworden. Na de onafhankelijkheid in 1960
werd de Islam de officiële staatsreligie en werd het Islamitisch nationalisme benadrukt. Na de
staatsgreep van Siad Barre echter werd gepoogd om de Islam ondergeschikt te maken aan de
socialistische staatsideologie.
Moderne politieke Islamitische bewegingen ontwikkelden zich pas op het einde van de
jaren ‟60.255
Somalische studenten die naar het buitenland trokken om te studeren
(voornamelijk diegenen die in Al Azhar in Egypte studeerden) en werkzoekenden, maakten
kennis met de politieke Islam in Egypte, Saoedi-Arabië en andere Arabische landen waar Al
Aqwan al muslimin (het moslimbroederschap) veel steun genoot. Eens terug in Somalië
werden er parallelle bewegingen aan Al aqwan gevormd die de vreedzame transformatie naar
een staat gebaseerd op Islamitische wetgeving (shari’a) tot doel hadden. De overtuigingen
van deze bewegingen zouden tot verzet tegen Barres ideologie van het wetenschappelijk
socialisme leiden en uiteindelijk de repressie van deze bewegingen door het regime. Na de
ineenstorting van de Somalische staat in 1991 kwamen er een breed spectrum aan Islamitische
bewegingen tot ontwikkeling en op de voorgrond in Somalië. Net als elders in de
moslimwereld kunnen deze vormen van islamitisch activisme opgedeeld worden in drie grote
categorieën: missionair activisme, politieke en militante (jihadisme) Islam. Deze drie
onderstaande categorieën zullen in de hieronder volgende onderdelen behandeld worden.256
254
International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 1. 255
Het hierna volgende is gebaseerd op: Le Sage, Andre. “Prospects for Al Itihad and Islamist Radicalism in
Somalia”. Review of African Political Economy, 27. no. 89: 472- 477 (2001), p. 473. 256
International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 1.
98
9.2. Jihadi Islamisme binnen Somalië
Jihadi Islamisme is een militante vorm van Islamitisch activisme en gaat dus gepaard met
gewelddadige activiteiten “ter verdediging” of uitbreiding van Dar al-Islam ( “het huis der
islam”: het deel van de wereld dat historisch gezien onder islamitisch bestuur stond) en de al-
umma (de geloofsgemeenschap).257
In Somalië is het jihadisme vrij onpopulair en een
minderheidstrend waarvan het succes fluctueerde doorheen de jaren. Na 9/11 is er vanuit het
Westen een vernieuwde aandacht voor Somalië die gekaderd dient te worden in de globale
war on terror. Zo vreest men dat Somalië als safe haven voor terroristen kan fungeren. Een
aantal factoren, zoals het ontbreken van een functionerende centrale regering en
staatsinfrastructuur en de ongecontroleerde grenzen en luchthavens, maken het land hier
immers extra kwetsbaar voor.258
Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste militant
Islamitische stromingen in Somalië:
Al-Itihaad al-Islaami (AIAI):
Tijdens de jaren ‟90 stond jihadisme in Somalië synoniem voor Al-Itihaad al-Islaami
(AIAI).259
Hoewel de oorsprong van de organisatie al teruggaat tot het midden van de
jaren ‟70, treed AIAI voor het eerst als een militante fundamentalistische organisatie op de
voorgrond na het ineenstorten van de staat in 1991.260
AIAI propageert een puriteinse,
traditionele (Salafi) vorm van het islamitische geloof, meer bepaald het Wahhabisme.
Aangezien dit de theologie van Saoedi-Arabië is wordt het Wahhabisme door het merendeel
van de Somaliërs als geïmporteerd eerder dan inheems beschouwd. De organisatie heeft de
creatie van een islamitische staat in Somalië tot doel.
Tijdens de glorietijd van AIAI, in het begin van de jaren ‟90 bezat de organisatie een militie
van meer dan 1000 manschappen.261
Het grootste deel van de financiële steun ontving men
via Islamitische liefdadigheidsinstellingen uit Saoedi-Arabië en de Golfstaten. In de vroege
jaren van de burgeroorlog trachtte Al-Itihaad haar macht uit te breiden door de verovering van
257
International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 3. 258
International Crisis Group, Somalia: Countering Terrorism in a Failed State, p. 11. 259
Ibidem, p. i. 260
Ibidem, p. 16. 261
International Crisis Group. “Counter-Terrorism in Somalia: Losing Hearts and Minds?”. International Crisis
Group Africa Report. no. 95 (Nairobi/Brussel, ICG, 2005): p. 1.
99
strategische punten in het land.262
Ze slaagden erin om in januari 1991 de haven van Kismayo
te veroveren maar verloren de controle in maart aan Farah Aideed en zijn USC. In ‟92 zou
men enkele strategische punten in Bosaaso verwerven maar dit leidde tot een militaire
confrontatie met het SSDF en de beweging werd uit Bosaaso verdreven. De beweging zou
zich verplaatsen naar de steden Luuq en Delo in de provincie Gedo.
Verder richtte AIAI militaire trainingskampen op die bemand werden door jihadi‟s uit andere
landen, waaronder leden van Al-Qaeda, en was medeplichtig aan verschillende terroristische
aanvallen in Ethiopië midden jaren ‟90. 263
Ethiopië reageerde hier in 1997 op met
vergeldingsacties tegen AIAI‟s basissen waardoor de organisatie op militair en politiek vlak
ontmanteld werd. Enkele van de voormalige leiders van AIAI blijven echter actief en zouden
een ondersteunende rol gespeeld hebben bij de aanslagen in ‟98 op de ambassade te Nairobi.
Veel van wat we denken te weten over Al-Itihaad is echter gebaseerd op geruchten en
speculaties en men weet niet precies hoe het de organisatie is verlopen na Ethiopië‟s
vergeldingsacties.264
Sommigen menen dat AIAI er nooit in geslaagd is van dit Ethiopische
offensief te herstellen en zijn geloofwaardigheid verloor toen het trachtte om enkele posten in
de TNG te verwerven.265
Anderen menen dan weer dat AIAI een sterke politieke factor
binnen Somalië blijft die zijn macht op een indirecte en graduele manier tracht uit te breiden
om overmatige aandacht te vermijden. Zowel voor de ene als voor de andere visie is er echter
geen afdoend bewijs.
Al-Takfir wal-Hijra:
Net als AIAI trad Al-Takfir wal-Hijra, een organisatie waarover slechts zeer weinig bekend is,
voor het eerst op de voorgrond na de ineenstorting van de Somalische staat in 1991.266
Kleine
takfiri-gemeenschappen verschenen toen voor het eerst in Mogadishu, Bosaaso en enkele
andere steden. Deze gemeenschappen waren heel gesloten en vermeden onnodig contact met
andere Somaliërs. Voor zover bekend hebben deze gemeenschappen geen banden met Al-
Itihaad of Al-Qaeda. Midden 2005 echter claimde de Keniaanse media dat de Keniaanse en
Amerikaanse inlichtingendiensten een terroristische coalitie geïdentificeerd hadden die zou
262
Deze alinea is gebaseerd op: Le Sage, Prospects for Al Itihad and Islamist Radicalism in Somalia, p. 3- 4. 263
International Crisis Group, Counter-Terrorism in Somalia: Losing Hearts and Minds?, p. 1. 264
International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 3. 265
International Crisis Group. Somalia: Countering Terrorism in a Failed State, p. 5. 266
Het hierna volgende is gebaseerd op: International Crisis Group. Somalia’s Islamists, p. 12.
100
bestaan uit Al-Takfir, Al-Qaeda en organisaties uit Irak en onder de leiding zou staan van Abu
Musab al-Zarqawi. Niet alleen is deze berichtgeving zeer ongeloofwaardig, men citeerde
bovendien bronnen die gelieerd konden worden aan de TFG, die de terroristische bedreiging
al meermaals had overdreven om buitenlandse bijstand te verkrijgen. Toch is de verwarring
rond Al-Takfir wal-Hijra begrijpelijk gezien de vaagheid die er heerst rond de leden, doelen
en overtuigingen van de beweging. Het weinige dat er bekend is rond de Somalische takfiris
samen met de extremistische ideologie en het gewelddadige karakter van takfiris elders in de
wereld geven aan dat het nuttig kan zijn om hier verder onderzoek naar te voeren.
Al-Shabaab al-Islaami:
De belangrijkste en meest fundamentalistische militante islamitische beweging in Somalië op
dit moment is ongetwijfeld Al-Shabaab al-Islaami. Deze beweging trad vooral op de
voorgrond nadat de de Unie der Islamitische Rechtbanken, waarvan Al-Shabaab de militante
vleugel had gevormd, in 2006 door Ethiopië verslagen werd. Meer informatie over Al-
Shabaab al-Islaami volgt verder in deze scriptie (cfr. infra).
9.3. Politieke islam in Somalië
In dit onderdeel wordt een kort overzicht gegeven van alle islamitische organisaties binnen
Somalië waarbij politiek primeert boven bekeringsdrang. Deze organisaties trachten in de
eerste plaats via politiek meer macht te verwerven eerder dan door het gebruik van geweld en
organiseren zich dus als politieke partijen.267
Harakat al-Islah:
Naast Al-Itihaad al-Islaami en Al-Shabaab al-Islaami is Harakat al-Islah (de
hervormingsbeweging) waarschijnlijk de meest controversiële islamitische organisatie binnen
Somalië. De visie van Harakat al-Islah steunt immers op die van het moslimbroederschap.
Vele Somaliërs en buitenlandse analisten bekijken al-Islah met wantrouwen en menen zelfs
dat de organisatie geïdentificeerd kan worden met AIAI. Toch zijn de tegenstellingen tussen
267
Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: International Crisis Group. Somalia’s
Islamists, p. 13- 17.
101
Al-Itihaad en al-Islah groot en hebben beide organisaties elkaar in het verleden al meermaals
publiekelijk bekritiseerd. Vooraanstaande personen binnen al-Islah zijn Ali Sheikh (hoofd van
Mogadishu‟s universiteit), Abdirahman Baadiyo en Ibrahim Dusuqi. Meer dan andere
islamitische organisaties tracht al-Islah goede relaties op te bouwen met Somalië‟s
buurlanden en het westen. In de loop van de jaren ‟90 was al-Islah zeer actief bij humanitaire
activiteiten. Tegenwoordig levert de organisatie een grote bijdrage betreffende onderwijs. Zo
richtte ze het Formal Private Education Network in Somalia (FPENS) op dat, in Mogadishu
alleen al, instaat voor het onderwijs van 120 000 studenten. Al-Islah blijft echter een relatief
kleine organisatie die gedomineerd wordt door hoogopgeleide stedelijke elite.
Ahlu Sunna wal Jama‟a (ASWJ):
Ahlu Sunna wal Jama’a (ASWJ) brengt Somalische Sufileiders samen en tracht tegengewicht
te bieden aan de reformistische islamitische groeperingen. De beweging werd in 1991
opgericht ter verdediging van de “traditionele” Somalische islamitische gebruiken. Tot 2002
bleef de organisatie relatief onbekend. In 2002 begon de organisatie een rol te spelen in de
vredesonderhandelingen te Kenia. De ASWJ verzette zich tijdens deze onderhandelingen
tegen de opname van reformistisch Islamitische bewegingen in de TFG. Dergelijke acties
ondermijnen echter de ASWJ‟s geloofwaardigheid als platvorm ter versterking van het
traditionele Somalische islamitische geloof.
Majma‟ „Ulimadda Islaamka Ee Soomaaliya:
Deze organisatie ontwikkelde zich onmiddellijk na de val van het regime Barre. Op 2
februari ‟91 kwam er een groep van 30 religieuze leiders (Ulama) bijeen om te discussiëren
over hoe het machtsvacuüm diende opgevuld te worden. Ten gevolge hiervan ontwikkelde
zich een militie, Horseed genaamd, met als belangrijkste functie het verschaffen van
veiligheid in bepaalde buurten van de hoofdstad en voor enkele beginnende shari’a
rechtbanken. De factieleiders in de hoofdstad zagen dit initiatief als een bedreiging van hun
eigen macht en maakten er een einde aan. Toch zou dit initiatief als basis dienen voor wat
later de Majma’ werd. Enkele maanden later betekenden de eerste manifestaties van Al-
Itihaad een veel grotere uitdaging voor de macht van Aideed dan de gematigde groep van
islamitische geleerden en sloot hij een alliantie met de Majma’. Ten gevolge hiervan zou de
organisatie zich in tweeën splitsen: de zijde die geen alliantie met Aideed wenste aan te gaan
102
en de naam Majma’ behield en de zijde die wel een alliantie met hem aanging en de naam
Ahlu Sunna Wal Jama’a kreeg (cfr. supra). Majma’ ‟s ideaal is de oprichting van een regering
in Somalië die regeert in overeenstemming met de Shafi’i school van de shari’a. De
organisatie was betrokken bij verschillende vredesonderhandelingen begin jaren ‟90. Tot 2001
stond Mohamed Ma‟alim Hassan aan het hoofd van de beweging, sindsdien Sheikh Ahmed
Dhi‟isow.
Alliance for the Re-Liberation of Somalia (ARS):
De Alliance for the Re-Liberation of Somalia (ARS) kwam er nadat de Unie der Islamitische
Rechtbanken in 2006 door Ethiopië van de macht verdreven werd ten voordele van de TFG.
De ARS omvat de gematigde leden van de voormalige Unie der Islamitische Rechtbanken
werd opgericht in Eritrea. De huidige president van Somalië, Sheikh Sharif Sheikh Ahmed,
behoord tot de ARS. Ook op deze beweging zal later nog dieper ingegaan worden (cfr. infra).
9.4. Het islamitisch missionair activisme in Somalië en islamitische
liefdadigheidsinstellingen
Naast het militante en politieke islamitische activisme vindt men in post-„91 Somalië ook
enkele organisaties terug die een missionair activisme uitoefenen.268
Dergelijke bewegingen
schuwen het politiek activisme, hebben niet het verwerven van politieke macht maar eerder
het bekeren van moslims naar de volgens hen correcte vorm van Islam tot doel, en beschrijven
hun groepering ook niet als een partij. Dit impliceert evenwel niet dat dergelijke organisaties
geen politieke doelen kunnen hebben, maar men zal deze eerder trachten te bereiken door het
beïnvloeden van de machthebbers. Partijpolitiek, verkiezingen en andere vormen van
politieke actie worden door dergelijke organisaties over het algemeen verworpen ten kostte
van hun missie tot het verkondigen van het geloof en het bekeren (al-da’wa). Goede
voorbeelden van dergelijke missionair activistische organisaties binnen Somalië zijn Salafiyya
Jadiida (de nieuwe Salafi‟s) en Jama’at al-Tabligh.
268
Het hierna volgende is gebaseerd op: International Crisis Group. Somalia’s Islamists, p. 17- 18.
103
Verder was er in Somalië na het ineenstorten van het regime Barre een enorme uitbreiding
van Islamitische liefdadigheidsinstellingen merkbaar.269
Belangrijke organisaties die
werkzaam zijn in Mogadishu zijn: de Africa Muslims Agency, Red Crescent Society of the
United Arab Emirates (UAE), World Association of Muslim Youth (WAMY), al-Islah Charity,
Muslim World League, International Islamic Relief Organisation (IIRO), Dawa al-Islamiyya,
Al Wafa Charitable Society. Sommige van deze organisaties, zoals de Muslim World League
en het IIRO, kunnen gelinkt worden aan militant islamitische groeperingen, zowel binnen als
buiten Somalië. Het merendeel van deze liefdadigheidsorganisaties heeft evenwel geen
banden met extremistische groeperingen en zijn private NGO‟s die cruciale diensten
verschaffen aan de Somalische bevolking, zoals onderwijs en medische hulp. Sommige
Islamitische liefdadigheidsinstellingen in Somalië gebruiken hun activiteiten als platform voor
bekering, politiek activisme en om de Arabische identiteit te promoten. Vele Somaliërs nemen
dergelijke culturele inmenging echter niet in dank af en zijn hiertegen bestand. Maar vele van
dergelijke organisaties ontbreekt het evenwel aan een parallelle agenda. Zo vindt het grootste
deel van het onderwijs bijvoorbeeld in het Somalisch of het Engels plaats i.p.v. het Arabische
en ligt de nadruk ook niet op religieus onderwijs. Islamitische liefdadigheidsorganisaties
dragen dus in grote mate bij tot het onderwijs en vaak ook tot de verbetering van de positie
van de vrouw in Somalië (vrouwen maken bijvoorbeeld een aanzienlijk deel uit van de
studenten aan Islamitische onderwijsinstellingen).
9.5. Het ontstaan de Unie der Islamitische Rechtbanken
Ongetwijfeld de belangrijkste ontwikkeling in Somalië betreffende de opkomst van
Islamitische krachten is het verschijnen van de Islamitische rechtbanken. 270
De eerste
Islamitische rechtbanken in Somalië komen er kort na de val van het regime Barre in de
vroege jaren ‟90. Deze eerste rechtbanken waren veelal lokale initiatieven met
ordehandhaving tot doel. De eerste Islamitische rechtbank te Mogadishu werd opgericht in
1993 in het Madinadistrict door voormalige leden van al-Ansar as-Sunna, een splinterfactie
van al-Itihaad.271
In ‟94 richtte Sheikh Ali Dheere, die banden had met AIAI, verschillende
rechtbanken op in het noorden van Magodishu, die er draconische straffen op nahielden (zoals
269
Ibidem, p. 22- 23. 270
Swart, Gerrie. “Somalia: A Failed State Governed by a Failed Government?”. African Renaissance, 3. no. 5:
84- 92 (2006): p. 85. 271
International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 19-20.
104
amputatie van ledematen). Dheere was een lid van de Abgal en zijn rechtbanken hadden dan
ook enkel jurisdictie onder de Abgal. Publieke oppositie maakte snel een einde aan deze
xudud (de meest strenge islamitische straffen), maar de effectiviteit van deze rechtbanken en
het veiligere klimaat in het noorden van Mogadishu bleef niet onopgemerkt.
Langzaamaan begonnen ook andere clans hun eigen shari’a rechtbanken op te richten en was
er een aanzienlijke stijging van de veiligheid merkbaar. Deze lokale rechtbanken gingen dus
dienst doen als substituut voor het weggevallen juridische systeem.272
Daar dit veiliger
klimaat vooral voor de zakenlui zeer bevorderlijk was ontvingen vele rechtbanken algauw hun
steun. Militieleden die oorspronkelijk voor de warlords hadden gevochten werden door de
zakenlui betaald om zich te verbinden aan de rechtbanken en zo had algauw elke rechtbank
zijn eigen militie. Daar waar deze militieleden in het verleden dus een factor van onveiligheid
waren deden ze nu dienst ter handhaving van de orde. Deze islamitische rechtbanken waren
zeer heterogeen, en omvatten een hele waaier aan religieuze tradities en politieke
opvattingen.273
Een doorsnee shari’a rechtbank in Somalië was opgebouwd uit drie
belangrijke elementen: een shura of raad die bestond uit belangrijke clan-, politieke- en
religieuze leiders en zakenlui van de eigen clan; een voorzitter die door de shura verkozen
werd en de aanvoerder van de militie.
Daar elke rechtbank slechts jurisdictie had over de leden van zijn eigen (sub)clan, werd het
algauw duidelijk dat in een omvangrijke en heterogene stad als Mogadishu een zekere graad
van coördinatie tussen de rechtbanken noodzakelijk was.274
Begin 2000 werd er dan ook door
enkele leiders het initiatief genomen om de Shari’a Implementation Council te vormen.
Sheikh Ali Dheere zou als voorzitter van de organisatie gekozen worden en Hassan Dahir
Aweys als ondervoorzitter.
In 2004 wanneer de TFG gecreëerd werd in Kenia werd er in Mogadishu een nieuwe
overkoepelende structuur gecreëerd voor de rechtbanken: the Supreme Council of Sharia
Courts of Somalia.275
Sheikh Sharif Sheikh Ahmed, een gematigde islamist (aanhanger van
het Soefisme) zou de voorzitter van deze Unie der Islamitische Rechtbanken (UIR) worden en
272
Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 10. (26/07/09):
http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 273
International Crisis Group. “Can the Somali Crisis Be Contained?”. International Crisis Group Africa Report.
no. 116 (Nairobi/Brussel, ICG, 2006), p. 9. 274
International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 20. 275
Swart, Somalia: A Failed State Governed by a Failed Government?, p. 85.
105
Hassan Dahir Aweys zou fungeren als ondervoorzitter.276
Verschillende rechtbanken leverden
milities en technicals aan de unie waardoor de UIR een militie van zo‟n 400 man bezat. De
UIR dient gezien te worden als een losse coalitie van individuen en groepen wiens religieuze
en politieke visie zeer gevarieerd was.277
Zo omvatte de UIR leden en groeperingen met een
zeer progressieve visie die er democratische waarden op nahielden maar evengoed militante
jihadi‟s. Ook wanneer we naar de top van de UIR kijken blijkt de verscheidenheid: Sheikh
Sharif Sheikh Ahmed is een aanhanger van het Soefisme terwijl Hassan Dahir Aweys er een
Salafistische wereldvisie op nahoudt. Ook Aden Hashi Farah „Ayro, die later
verantwoordelijk zou worden gesteld voor de moord op onder andere vier buitenlandse
hulpverleners in Somaliland, speelde een grote rol binnen het UIR als zijnde het kopstuk van
de militante Al-Shabaab vleugel van de organisatie. 278
9.6. De oprichting van de Alliance for Restoration of Peace and Counter-
Terrorism (ARPCT) en de overwinning van de islamitische rechtbanken
Initieel gaf de UIR kennis bereid te zijn om samen te werken met de TFG. De TFG echter, die
nauw verbonden was met Ethiopië, beschuldigde de UIR ervan een islamitische terroristische
groepering te zijn.279
Ook in de Verenigde Staten heerste er reeds lange tijd de vrees dat
Somalië zou fungeren als safe haven voor terroristen en de V.S. besloot te gaan samenwerken
met de warlords uit Mogadishu die de Alliance for Restoration of Peace and Counter-
Terrorism (ARPCT) vormden.280
De taak van de ARPCT bestond erin om vermeende
internationale terroristen op te sporen die zich in Mogadishu zouden bevinden en waaraan de
UIR volgens de Verenigde Staten onderdak zou verschaffen. Algauw braken de eerste
gewapende confrontaties tussen de islamitische milities en de ARPCT los en evolueerden
deze naar een regelrechte oorlog tussen de UIR en de warlords.281
De maanden die hierop
volgden, van februari tot juni 2006, wonnen de islamitische milities bijna elke slag. Begin juni
had de UIR de hele hoofdstad veroverd en had het grootste deel van de ARPCT zich
276
International Crisis Group, Can the Somali Crisis Be Contained?, p. 9. 277
International Crisis Group. “Can the Somali Crisis be Contained”. Review of African Political Economy, 33.
no. 110: 753- 758 (2006): 753. 278
International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 11. 279
Samatar, Abdi Ismail. “Ethiopian Invasion of Somalia, US Warlordism & AU Shame”. Review of African
Political Economu, 43. no. 111: 155- 164 (2007): 157. 280
Samatar, The Miracle of Mogadishu, p. 581- 582. 281
Menkaus, Ken. “The Crisis in Somalia: Tragedy in Five Acts”. African Affairs, 106. no. 422: 357- 390
(2007), p. 369.
106
overgegeven en aangesloten bij de UIR. De leiders van de ARPCT zagen zich genoodzaakt te
vluchten naar Ethiopië en Kenia. Voor het eerst in 16 jaar stond de gehele hoofdstad onder de
heerschappij van slechts één groepering en de UIR breidde algauw haar macht uit doorheen
het grootste deel van Zuid-Somalië. De TFG daarentegen controleerde enkel de stad Baidoa
en omliggende gebieden. Bovendien was deze controle voornamelijk het resultaat van de
militaire bescherming die de TFG genoot van Ethiopië. Deze machtsovername in Somalië
door de UIR was exact het tegengestelde van wat de Verenigde Staten had trachten te
bereiken met haar aanzet tot de vorming van de ARPCT.
bron: http://www.ethanzuckerman.com/blog/wp-content/somalia2.jpg
107
9.7. De invasie van Ethiopië
Met de machtsovername van de UIR in het grootste deel van het land was er een aanzienlijke
verbetering van de veiligheidssituatie merkbaar.282
De UIR slaagde erin een groot deel van de
milities te ontwapenen, wegversperringen te ontmantelen en de haven en luchthaven van
Mogadishu te heropenen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de UIR, die Mogadishu
bevrijd had van de terreur van de warlords, enorm gesteund werd door de Somalische
bevolking. Geen enkele andere beweging was er sinds 1990 in geslaagd om zovele Somaliërs
te mobiliseren en verenigen.283
Wat betreft de implementatie van de shari’a en samenwerking met de TFG stuurde de UIR
tegenstrijdige berichten de wereld in.284
Soms leek het alsof de UIR bereid was de macht te
delen en samen te werken met de TFG, op andere momenten dan weer niet. Ook bij de TFG
vond men dergelijke dubbelzinnige houding terug. Belangrijk twistpunt tussen beide partijen
was de positie van de buitenlandse, en voornamelijk Ethiopische, troepen op Somalisch
grondgebied. De UIR was steeds enorm tegen hun aanwezigheid gekant geweest terwijl de
TFG dan weer eiste dat de troepen in Somalië zouden blijven. Sommige elementen binnen de
UIR verklaarden zelfs de jihad tegen wat zij als een clandestiene Ethiopische militaire
interventie zagen. Bovendien onderhield de UIR een goede relatie met Eritrea (die de UIR
zelfs ten minste tot vijf keer toe van wapens zou voorzien285
) en ondersteunde ze de Ogaden
National Liberation Front (ONLF) en de Oromo Liberation Front (OLF).286
Uiteindelijk zouden de UIR en de TFG vredesgesprekken aangaan te Khartoum, Soedan, maar
deze zouden falen daar men niet bereid was de macht te delen.287
Vele personen, zowel
binnen de UIR als binnen de TFG, vonden het sluiten van een compromis te riskant en
bedreigend voor hun eigen positie. Bovendien was Ethiopië, de voornaamste bondgenoot van
282
Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 16. (26/07/09):
http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 283
Menkaus, The Crisis in Somalia: Tragedy in Five Acts, p. 371. 284
Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 16. (26/07/09):
http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 285
Prunier, Gerard. “A World of Conflict Since 9/11: The CIA Coup in Somalia”. Review of African Political
Economy, 33. no. 110: 749- 752 (2006), p. 751. 286
Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 16. (26/07/09):
http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 287
Het hierna volgende is gebaseerd op: International Crisis Group. “Somalia: To Move Beyond the Failed
State”. International Crisis Group Africa Report no. 147 (Nairobi/Brussel, ICG, 2008): p. 33.
108
de TFG, sterk gekant tegen voorstellen waarbij de UIR de macht zou verwerven over Somalië.
Ook binnen de UIR werd het delen van de macht als een bedreiging gezien, voornamelijk dan
door de meer radicale vleugel van de beweging. Indien er een compromis gesloten werd zou
dit immers een coalitie tussen de meer gematigde Islamieten en de TFG betekenen waardoor
de radicalen aan macht zouden moeten inboeten. De hardliners binnen de UIR ondermijnden
actief de vredesgesprekken en deden er alles aan om de reeds gespannen relatie met Ethiopië
nog te verslechteren. De gematigde Islamieten binnen het UIR slaagden er niet in om de meer
radicale vleugel te controleren die een steeds onafhankelijkere koers gingen varen en voor een
radicaliseren van de gehele UIR zou zorgen.288
Dit alles zou culmineren in een desastreuze
confrontatie met Ethiopië.
Tegen het einde van 2006 was het duidelijk dat een confrontatie tussen de UIR en Ethiopië er
zat aan te komen.289
Ook in de Verenigde Staten rezen er stemmen dat de UIR gecontroleerd
werd door Al-Qaeda en dat de toplaag van de UIR extremistisch was en bestond uit terroristen.
Dergelijke uitspraken overdreven het radicalisme van de UIR en onheilspellender,
transformeerden wat in oorsprong een regionaal conflict was geweest naar iets globaal. Op 6
december 2006 zou de V.N. Veiligheidsraad resolutie 1725 goedkeuren die de TFG vrijstelde
van het wapenembargo en het pad zou effenen naar een regionale interventiemacht in
Somalië.290
Deze resolutie was er gekomen op initiatief van de Verenigde Staten en vele
Somaliërs zagen deze resolutie dan ook als een poging tot het bewapenen van de TFG en het
legitiem maken van een Ethiopische interventie in Somalië.
Na enkele korte schermutselingen zou de oorlog tussen de UIR en Ethiopië op 24 december
2006 losbarsten.291
Het zou Ethiopië zijn die een offensief lanceerde en tegelijkertijd UIR
posities in Centraal-Somalië (in Galguduud en Mudug), te Beled Weyn (in de provincie
Hiraan) en in de provincie Bay in de omgeving van Baidoa aanviel. Ethiopië‟s campagne
tegen de UIR zou zo‟n 700 000 Somalische burgers op de vlucht doen slagen.292
De UIR, die
geen partij was voor het beter getrainde en uitgeruste Ethiopische troepen, verloor zo‟n 1000
288
Menkaus, The Crisis in Somalia, p. 370. 289
International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 34. 290
Prendergast, John. “15 Years After Black Hawk Down: Somalia‟s Chance?”. ENOUGH Strategy Paper. no.
18 (Washington: Centre for American Progress, 2008): p. 8. 291
Menkaus, The Crisis in Somalia, p. 380. 292
Menkhaus, Ken. “Somalia and the principle of propertionality”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace
Institute, Januari 2008, p. 1.
109
militieleden en trok zich terug in Mogadishu.293
Daar zou de unie tot ieders verbazing
ontbonden worden en vluchtte men richting Kismayo en de Keniaanse grens.294
Over de reden
tot het ontbinden van de UIR bestaan verschillende theorieën. De UIR zelf claimde dat ze de
unie ontbonden om Mogadishu te beschermen voor een destructieve oorlog met Ethiopië. In
Mogadishu had de UIR echter een grote kans om via een guerrillaoorlog een overwinning te
behalen op de Ethiopische troepen. Een andere mogelijke uitleg voor de ontbinding van de
unie zou kunnen zijn dat de hardliners van de beweging steeds meer tegenstand kregen van de
meer gematigde Islamieten alsook van clanleiders en zakenlui. Het was immers door de
provocatie en houding van deze radicale islamieten dat de unie nu in een oorlog met Ethiopië
verwikkeld was. Een andere of bijkomende verklaring zou ook kunnen zijn dat de unie het
vertrouwen en steun van vele strijders verloor na de zware verliezen die het al had geleden, en
zich dus genoodzaakt zag de unie te ontbinden.
293
Prendergast, 15 Years After Black Hawk Down: Somalia’s Chance?, p. 9. 294
Menkaus, Ken. “The Crisis in Somalia: Tragedy in Five Acts”. African Affairs, 106. no. 422(2007): 381- 383.
110
10. SOMALIË NA DE INVASIE VAN ETHIOPIË EN DE
GEVOLGEN VAN TWEE DECENNIA GEWAPEND CONFLICT,
WETTELOOSHEID EN AFWEZIGHEID VAN DE STAAT
10.1. De Alliance for Re-liberation of Somalia (ARS)
Na de ontbinding van de UIR bevond Somalië zich ongeveer in dezelfde positie als voor de
opkomst van de unie. De TFG die zich eindelijk in Mogadishu had gevestigd bleef zwak en
genoot weinig steun van de bevolking en het machtsvacuüm in het zuiden van het land werd
opnieuw tegen sneltempo opgevuld door dezelfde warlords en factieleiders waarvan de UIR
Somalië had bevrijd.295
Na de nederlaag van de UIR kunnen we de voormalige leden opdelen
in twee grote groepen.296
Een meerderheid van de voormalige leden vestigde zich in Asmara,
Eritrea, onder leiderschap van Sheik Sharif Sheikh Ahmed. Hier sloten ze een alliantie met
Hassan Sheikh Aden, voormalige voorzitter van het parlement, en de “vrije parlementariërs”
die in januari 2007 door Yusuf werden afgezet wegens hun verzet tegen de Ethiopische
interventie. Op 14 september 2007 zou deze groep een oppositiecoalitie vormen: de Alliance
for Re-liberation of Somalia (ARS). Het ARS was een brede coalitie van voormalige
Islamieten, UIR leden en voormalige TFG parlementariërs. Vooraanstaande personen binnen
de organisatie waren Sheikh Sharif Sheikh Ahmed, voormalig ondervoorzitter van de UIR
Hassan Dahir Aweys, Sharif Hassan Sheikh Aden en de voormalige vice eerste minister van
de TFG Hussein Mohamed Farrah.
10.2. Al-Shabaab al-Islaami
Naast deze meerderheid van Islamieten die zich naar Asmara begeven hadden en daar de ARS
hadden gevormd bleef de militante vleugel van de voormalige UIR, Al-Shabaab al-Islaami,
in het zuiden van Somalië een guerrillaoorlog voeren tegen de TFG en de Ethiopische
troepen.297
In maart 2007 zou ook de Afrikaanse Unie (AU) troepen sturen naar Somalië en
295
International Crisis Group. “Somalia: The Tough Part Is Ahead”. Africa Briefing no. 45. (Nairobi/Brussel,
ICG, 26 januari 2007), p. 1. 296
International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 10. 297
Ibidem, loc. cit.
111
ook deze werden onmiddellijk hevig onder vuur genomen door Al-Shabaab.298
Prominente
leden van de beweging zijn Aden Hashi Ayro, Hassan Turki en Mukhtar Robow.299
Deze
radicale islamieten voelden zich verraden door de ARS en de relatie tussen beide
groeperingen was zelfs zo slecht dat Al-Shabaab Salah Ali Saleh “Nebhan” (die door de CIA
gezocht werd) vermoordde toen hij zich bij het ARS wou voegen.300
Het eerste doelwit van
Al-Shabaab was Mogadishu dat nu onder de controle van de TFG en de Ethiopische troepen
stond.301
Tussen februari en juni 2007 voerden ze er, gesteund door een groot deel van de
Habr Gidir, guerrillaraids uit onder leiding van Mukhtar Robow en Aden Hashi Ayro. Zowel
Ethiopië als de TFG meenden dat Al-Shabaab de steun ontving van bepaalde clans en
begonnen bepaalde buurten van de stad (voornamelijk in het noorden) te viseren.302
Men ging
dergelijke buurten bombarderen met vele burgerslachtoffers tot gevolg. Bovendien maakte
men minstens één keer gebruik van witte fosfor. Bepaalde clans werden dus actief geviseerd
en aangevallen waarbij geen onderscheid werd gemaakt tussen burgers en militaire doelwitten.
Een groot deel van de bevolking ontvluchtte Mogadishu. Voor diegenen die achterbleven
werd het nog erger. De troepen van de TFG verkrachtten, plunderden en vermoordden.
Duizenden mensen werden zomaar gearresteerd en pas vrijgelaten als hun familie losgeld
betaalde. De strijders van Al-Shabaab waren echter niet veel beter. “Collaborateurs” werden
vermoord voor “misdaden” als het praten met Ethiopische troepen of het verkopen van
frisdrank aan troepen van de TFG.
Vervolgens trokken Robow en Turki naar het zuiden en ook Ayro werd aangeraden om
Mogadishu te verlaten aangezien zijn aanwezigheid de aandacht van de Verenigde Staten
trok.303
De strijd in Mogadishu werd grotendeels overgelaten aan de milities van de Habr
Gidir. In juli 2007 verspreidden de opstandelingen zich in Banadir, Shabelle Hoose, Shabelle
Dhexe en rond de Jubavallei. En tussen oktober en december leidde Ayro operaties in Hiraan
en Galguduud. Op het einde van 2007 en in het begin van 2008 verhoogde de druk op de
Ethiopische troepen en de troepen van de TFG, voornamelijk in Shabelle, Bay, Bakool en
rond de Jubavallei. Vanaf maart 2007 werden de Ethiopische troepen bijna dagelijks
aangevallen en vanaf augustus escaleerde het geweld enorm. Ethiopië zou tanks en zwaar
298
First African Union Peacekeepers Encounter Mortar Fire. (25/07/09)
http://www.pbs.org/newshour/updates/africa/jan-june07/somalia_03-06.html 299
International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 10. 300
Prunier, Gerard. Armed Movements in Sudan, Chad, CAR, Somalia, Eritrea and Ethiopia. (Berlijn: Center for
International Peace Operations, 2008), p. 10. 301
International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 12. 302
Prendergast, 15 Years After Black Hawk Down: Somalia’s Chance?, p. 9. 303
International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 12.
112
artilleriegeschut inzetten in Mogadishu wat leidde tot een massale exodus, de ergste uit de
geschiedenis van de stad. Meer dan 400 000 mensen zouden naar de 200
vluchtelingenkampen buiten de stad vluchten. Ayro kwam op 1 mei 2008 door bomaanslagen
om het leven maar de opgang van Al-Shabaab zou er niet door gehinderd worden. Al-Shabaab
al-Islaami zou er tegen eind 2008 in geslaagd zijn om opnieuw het grootste deel van Zuid-
Somalië te heroveren.304
10.3. De vredesconferenties te Djibouti en Sheikh Sharif Sheikh Ahmed als
nieuwe president
Op 9 mei 2008 zouden er nieuwe vredesgesprekken van start gaan te Djibouti. Dit nieuwe
vredesinitiatief kwam er op vraag van de Verenigde Naties.305
Het doel van deze conferentie
was een alliantie te onderhandelen die in staat was de situatie in het land te stabiliseren en de
radicale en militante Islamieten te marginaliseren. De conferentie werd echter al snel
ondermijnd door het uiteenvallen van zowel de ARS als de TFG en de snelle opgang van Al-
Shabaab in het land. Op het moment dat het duidelijk werd dat Sheikh Sharif Sheikh Ahmed
deel wou nemen aan deze vredesconferentie die door Ahmedou Ould-Abdallah, afgevaardigde
van de Verenigde Naties, geleid werd zou de ARS zich opsplitsen langs ideologische lijnen.306
Hassan Dahir Aweys, begon steeds meer aanhang te winnen onder de leden van het ARS die
tegen de onderhandelingen gekant waren en ging een onafhankelijke koers varen. De ARS
zou zich tegen juli opgesplitst hebben in het ARS-Asmara (ARS-A) dat geleid werd door
Aweys en het ARS-Djibouti (ARS-D) onder leiding van Sheikh Sharif. De ARS-A zou niet
deelnemen aan de vredesconferentie te Djibouti en de ARS-D en TFG die wel gesprekken
aangingen, en er uiteindelijk in zouden slagen om een gezamenlijke regering te vormen,
controleerden zeer weinig territorium. Verder zou ook het TFG in twee kampen uiteenvallen:
diegenen die zich achter eerste minister Nur “Adde” Hassan Hussein zouden scharen en voor
onderhandelingen met het ARS-D waren en diegenen die zich achter president Abdullahi
Yusuf Ahmed schaarden en minder voor de onderhandelingen te vinden waren.307
Yusuf zou
304
BBC. Country profile: Somalia (25/07/09)
http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/country_profiles/1072592.stm 305
Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: International Crisis Group, Somalia: To
Move Beyond the Failed State, p. 1- 24.
307
Shirwa, Abdullahi Mohamed. “Somalia: Challenges and opportunities for building peace in Somalia. An
insider‟s perspective on examples for local and international efforts”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace
Institute, november 2008, p. 2.
113
de vredesconferenties verschillende keren ondermijnen daar hij dit initiatief als een strategie
zag om hem uit zijn positie te ontzetten.
De eerste bijeenkomst te Djibouti:
De eerste bijeenkomst te Djibouti, die van start ging op 9 mei 2008, zou een week duren. De
sfeer op de bijeenkomst was uiterst gespannen waarbij de gedeputeerden van beide partijen
elkaar nauwelijks wouden ontmoeten. Procedureel geruzie en de angst onder de ARS-D dat
haar deelname aan de conferentie de indruk zou geven dat ze de legitimiteit van de TFG
erkende deden de vredesgesprekken bijna ontsporen. De TFG moest haar gebruikelijke
retoriek van grondwettelijke legitimiteit inperken en haar pogingen tot het verwerven van
vetorecht stopzetten. De ARS-D werd door de diplomaten dan weer overtuigd om zich
flexibeler op te stellen wat betreft het vertrek van de Ethiopische troepen.
De tweede bijeenkomst te Djibouti:
De tweede onderhandelingsronde te Djibouti kwam er op 1 juni. Opnieuw zou de ARS-D
eisen dat er duidelijke afspraken zouden komen wat betreft de terugtrekking van de
Ethiopische troepen. Na acht dagen onderhandelen zou er uiteindelijk een akkoord
ondertekend worden dat elf punten zou omvatten (zie bijlage). In dit akkoord formuleerde
beide partijen een staakt het vuren en kwam men overeen dat er binnen de 120 dagen een
multinationale vredesmacht zou komen. De vage verwoording waarbij het vertrek van de
Ethiopische troepen er zou komen na de komst van deze multinationale vredesmacht zorgde
echter voor veel kritiek op het akkoord. Verder waren de verwachtingen rond het akkoord
laag daar de ARS-D, wegens zijn beperkte militaire rol, niet in staat geacht werd voor een
staakt-het-vuren te kunnen zorgen en ook de plaatsing van een multinationale vredesmacht in
Somalië binnen de 120 dagen te ambitieus leek.
De derde bijeenkomst te Djibouti:
De derde bijeenkomst te Djibouti zou slechts twee dagen duren, met name 25 en 26 oktober.
Er zou een document ondertekend worden aangaande de implementatie van het staakt-het-
vuren en een verklaring van politieke doelstellingen. Er werd beslist om een gezamenlijke
troepenmacht in onder andere Mogadishu te plaatsen vanaf 10 november. Deze troepenmacht
114
zou 1000 manschappen tellen die getraind en uitgerust zouden worden door de internationale
gemeenschap. Verder werd er een gefaseerde Ethiopische terugtrekking tegen 21 november
overeengekomen.
De vierde bijeenkomst te Djibouti:
De vierde bijeenkomst tussen het ARS-D en de TFG ging van start op 22 november 2008.
Deze conferentie leidde tot de ondertekening van een ambitieus akkoord tot delen van de
macht. Het akkoord voorzag in een regering van nationale eenheid die opgebouwd zou zijn uit
zowel leden van de ARS-D als leden van de TFG en een parlement dat 550 leden zou tellen:
200 zetels zouden voorbehouden zijn voor leden van het ARS-D en 75 voor groepen uit de
civiele samenleving. Vooral dit omvangrijke parlement was zeer omstreden. Naast de
logistieke en financiële last dat het zou meebrengen voor het reeds verarmde Somalië, zou het
ook politieke implicaties hebben. Onder andere Yusuf zou hierdoor immers sterk aan macht
moeten inboeten. Yusuf weigerde dan ook mee te werken aan het akkoord.308
Verder werd er
op deze bijeenkomst beslist dat de TFG vanaf augustus 2009 nog twee jaar aan de macht zou
blijven.
Het aftreden van Abdullahi Yusuf Ahmed:
Op 29 december 2008 zou Abdullahi Yusuf Ahmed, wegens de aanhoudende onenigheid
tussen hem en eerste minister Nur “Adde” Hassan Hussein, aftreden als president.309
Voor
zijn aftreden had hij nog getracht om Nur af te zetten als eerste minister maar hij werd hierin
niet gesteund door de rest van het parlement. Het aftreden van Yusuf als president betekende
een obstakel minder voor het vredesproces en de samenwerking tussen de TFG en ARS-D.
Yusuf trok zich terug in zijn geboorteregio, het semi-autonome Puntland en Nur “Adde”
Hassan Hussein zou het presidentschap waarnemen tot er een nieuwe president verkozen werd.
308
BBC. SOMALIA: Power-sharing deal reached in Djibouti as TFG split widens (02/08/09)
http://www.irinnews.org/report.aspx?ReportId=81675 309
BBC. Somalia’s president quits office (02/08/09)
http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/7802622.stm
115
De vijfde bijeenkomst te Djibouti:
Op 31 januari werd Sheikh Sharif Sheikh Ahmed te Djibouti verkozen als nieuwe president
van de TFG.310
Zoals op de vorige conferentie beslist was zou het parlement van 275
opgevoerd worden naar 550 waarbij 200 zetels voorbehouden werden voor leden van het
ARS-D en 75 voor groepen uit de civiele samenleving.311
De Ethiopische troepen hadden
tegen 25 januari allen Somalië verlaten en terwijl duizenden Somalische politici in Djibouti
bijeenkwamen en een nieuwe regering verkozen werd zou Al-Shabaab erin slagen om Baidoa
te veroveren. Op 14 februari zou Omar Abdirashid Ali Sharmarke door Sharif aangeduid
worden als nieuwe eerste minister van de TFG.312
Wanneer de TFG terugkeerde naar
Mogadishu braken er opnieuw gevechten uit tussen troepen van de TFG en AU en
Islamitische groeperingen.313
10.4. Recente ontwikkelingen
Afscheidingen binnen Al-Shabaab zelf en de vorming van nieuwe islamitische groeperingen
hebben de laatste maanden geleid tot spanningen en confrontaties tussen deze verschillende
islamitische groeperingen.314
Sinds het uiteenvallen van de UIR is er dus ook bij de
Islamitische krachten in steeds grotere mate sprake van fragmentatie. Één van de nieuwe
splintergroeperingen die zich gevormd heeft in centraal-Somalië is Jalalaqsi. Deze groepering
werd gevormd in het gelijknamige dorpje in de provincie Hiraan in augustus 2008. De
beweging meende het zowel oneens te zijn met de vredesonderhandelingen in Djibouti als met
de gewelddadige tactieken van Al-Shabaab. Deze nieuwe beweging wordt geleid door Sheikh
Abdulqadir Ali Omar.
Een andere splintergroep die is ontstaan staat bekend als Khalid Ibn Walid. Deze groepering
werd gevormd op het einde van 2007 in de Jubavallei als onderdeel van Al-Shabaab en staat
onder leiding van Sheikh Mustafa Ali Anood.
310
“Somalia: The Sheik Sharif show”. Africa Confidential, 50. no. 4: 10 (2009): p. 10. 311
“While Djibouti talks continue, Baidoa seized”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, januari 2009,
p. 9. (27/07/09): http://www.life-peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_of_Africa_Bulletin/HAB0901.pdf 312
“Somalia: The Sheik Sharif show”. Africa Confidential, 50. no. 4 (2009): p. 10. 313
““Unity Government” and parliament return, fresh fighting in Mogadishu. Horn of Africa Bulletin. Life &
Peace Institute, februari 2009, p. 8- 9. (27/07/09): http://www.life-
peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_Of_Africa_Bulletin/HAB0902.pdf 314
Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: International Crisis Group, Somalia: To
Move Beyond the Failed State, p. 13- 14.
116
De belangrijkste nieuwe factie die zich gevormd heeft is echter Hisbul islam (“Islamitische
Partij”) en overkoepelt vier andere groeperingen: het ARS-A van Sheikh Hassan Dahir Aweys,
Jabhatul Islamiya (“Islamitisch Front”), Mu’Askar Ras en Anole.315
Hisbul islam heeft zich
gevormd in februari 2009 als verzet tegen de nieuwe regering. Samen met Al-Shabaab is
Hisbul islam de laatste maanden de grootste oppositiemacht van de nieuwe regering geworden.
Bovendien onderneemt Sheikh Hassan Dahir Aweys nu pogingen om zijn Hisbul islam te
verenigen met Al-Shabaab.316
De troepen van de TFG en de AU hebben nog maar weinig
invloed buiten de hoofdstad en de TFG vraagt de internationale gemeenschap haastig om
bijstand tegen de islamitische groeperingen.
10.5. De gevolgen van twee decennia gewapend conflict, afwezigheid van de
staat en wetteloosheid
Schending van de mensenrechten:
Het jarenlange aanslepende gewapende conflict, de wetteloosheid en de afwezigheid van de
staat hebben een zware tol geëist. Één van de meest opvallende gevolgen is dan ook de
enorme schendingen van de mensenrechten in het land. Geschat wordt dat de aanslepende
crisis reeds het leven heeft gekost aan minstens 300 000 mensen.317
Doorheen het conflict
hebben zogoed als alle facties en partijen zich schuldig gemaakt aan schendingen van de
internationale humanitaire wet.318
De internationale humanitaire wet legt partijen in een
gewapend conflict de wettelijke verplichting op om burgers alsook groepen die geen deel
uitmaken van het conflict te sparen van geweld en te beschermen. Het vereist een humane
behandeling van zowel burgers als gevangen genomen strijders en verbiedt moord,
verminking, marteling, seksueel geweld en plundering. Doorheen het conflict in Somalië
werden echter hele clans geviseerd waarbij men geen onderscheid maakte tussen burgers en
315
““Unity Government” and parliament return, fresh fighting in Mogadishu. Horn of Africa Bulletin. Life &
Peace Institute, februari 2009, p. 9. (27/07/09): http://www.life-
peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_Of_Africa_Bulletin/HAB0902.pdf 316
The Long War Journal. Somalia’s Shabaab, Hizbul Islam seeks merger. (28/07/09)
http://www.longwarjournal.org/cgi-bin/mt-search.cgi 317
“Modern Conflicts Database: Alternative Estimates for Death Tolls”. Political Economy Research Institute.
University of Massachusetts Amherst, p. 5. (28/07/09).
http://www.peri.umass.edu/fileadmin/pdf/dpe/modern_conflicts/death_tolls.pdf 318
Human Rights Watch. “So Much to Fear”. War Crimes and the Devastation of Somalia. (New York: Human
Rights Watch, december 2008), p. 26- 29.
117
strijders. Verder werden de minderheden en zwakkere clans vaak het zwaarst getroffen door
het aanslepende gewapende conflict en de wetteloosheid die er in Somalië heerst. Ook
seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes is, vooral in het zuiden, een groot probleem.319
Een groot deel van de jonge mannen heeft de traditionele normen en waarden verloren.
Mishandeling en verkrachting van vrouwen komt dan ook geregeld voor, voornamelijk door
militieleden.
Migratie:
Het aanslepende conflict heeft ertoe geleid dat vele Somaliërs doorheen de jaren op de vlucht
zijn geslagen. Enerzijds is er sprake van een exodus richting buurlanden en het Westen en
anderzijds zijn vele Somaliërs naar andere regio‟s en gebieden binnen Somalië gevlucht. In
1991 en 1992 sloegen zo‟n 3 miljoen mensen, bijna de helft van de bevolking, op de vlucht.320
Volgens het V.N. vluchtelingenagentschap (UNHCR) leefden er in januari 2007 nog steeds
450 000 Somalische vluchtelingen in het buitenland, waarvan 315 000 in de buurlanden: 9
000 in Djibouti, 16 400 in Ethiopië, 194 000 in Kenia en 95 000 in Yemen. Intern waren er
zo‟n 400 000 vluchtelingen waarvan de meesten zich rond Mogadishu bevonden (250 000)
maar ook zo‟n 70 000 in Puntland en 40 000 in Somaliland. Bovendien is de situatie sindsien
opnieuw erger geworden. Daar waar Mogadishu in 2006 nog 1,2 miljoen inwoners telde zijn
er opnieuw 870 000 van op de vlucht geslagen.321
In het noordoosten van Kania is er opnieuw
een massale influx van Somalische vluchtelingen in het Dabaab-vluchtelingencomplex.322
Hoewel de grens met Kenia officieel gesloten blijft zijn er in het vluchtelingenkamp sinds
januari 2009 maar liefst 39 000 vluchtelingen bijgekomen. Vluchtelingenkampen zitten dan
ook vaak overvol. Daar waar het Dabaab-complex (dat 3 kampen omvat) bijvoorbeeld
voorzien is op de accommodatie van 90 000 vluchtelingen, verblijven er momenteel 286 000.
319
Algemeen ambtsbericht Somalië. Den Haag, 27 november 2007, p. 59. (28/07/09):
http://parlis.nl/pdf/bijlagen/BLG9634.pdf 320
UNHCR. Somalia Situation, Supplementary Appeal: Protection and Assistance to Somali IDPs and Refugees
in Somalia, Kenya, Ethiopia, Yemen and Djibouti. 2007- 2008, p. 1. (29/07/09): http://www.unhcr.org/cgi-
bin/texis/vtx/search?page=search&docid=46a4a1b82&query=somalia 321
Human Right Watch, So Much to Fear, p. 19. 322
UNHCR. Somalia displacement update. (29/07/09)
http://www.unhcr.org/4a65a4566.html
118
Bron: http://www.unhcr.org/cgi-
bin/texis/vtx/search?page=search&docid=4416888d0&query=somali%20refugee
119
Bron: pfd UNCHR
Sociale kost:
Het merendeel van de Somalische jeugd heeft geen herinnering meer aan een functionerende
regering of ordehandhaving in hun land.323
Traditionele waarden en normen hebben de laatste
twintig jaar dan ook enorm aan belang ingeboet. In tegenstelling tot de periode voor de
burgeroorlog is er nu helemaal geen stigma meer verbonden aan lidmaatschap van milities,
druggebruik (voornamelijk khat is een zeer populaire drug in Somalië) en criminele
activiteiten. De sociale en psychologische kosten van twee decennia conflict zijn onmeetbaar.
323
Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Somalia: Path to Recovery, Building a
Sustainable Peace, p. 44.
120
Economie:
Ten gevolge van de burgeroorlog en het ontbreken van een effectieve centrale overheid is
Somalië één van de minst ontwikkelde landen ter wereld.324
Somalië is sinds ‟91 in een
neerwaartse economische spiraal terecht gekomen. Alle sectoren in het land draaien op
minimumcapaciteit.325
De economie is grotendeels gebaseerd op landbouw en veeteeldt.
Samen nemen zij ongeveer 40% van het BNP en 65% van de exporten voor hun rekening.
Ook het transitverkeer via de havens van Somalië (Bosaaso, Mogadishu en Kismayo) en
Somaliland (Berbera) vormt een zeer belangrijke inkomstenbron. Daarnaast is de
dienstensector (telecom, financiële transacties) sterk gegroei de laatste jaren en hebben
particuliere initiatieven van uit het buitenland teruggekeerde Somaliërs gezorgd voor een
heropleving van de economie. Maar ondanks dit alles blijven de Somalische burgers in hoge
mate afhankelijk van het geld dat zij van familieleden uit het buitenland ontvangen. Deze
inkomsten worden geraamd op $825 miljoen per jaar. Sinds de ineenstorting van de
Somalische staat is er een dollarisatie van de Somalische prijzen opgetreden.326
Somalië kent amper een formeel economisch beleid, anders dan het heffen van belastingen.327
In Somaliland worden er belastingen geïnd en worden er in de havenplaats Berbera in- en
uitvoerrechten betaald. In de rest van het land wordt aan lokale administraties belastingen
betaald. Zowel Westerse als Arabische landen verlenen hulp aan Somalië. Somaliland en
Puntland ontvangen wederopbouwhulp, veelal via particuliere- en VN-kanalen. In het zuiden
wordt er noodhulp verleend.
Milieu:
Ook het milieu is gronding aangetast door de situatie in het land.328
Voor het uitbreken van de
burgeroorlog zorgde de overheid voor maatregelen om woestijnvorming en bodemerosie
tegen te gaan, en werd de bebossing en houtskoolproductie nauwlettend in het oog gehouden.
Met het wegvallen van de staat is er ook een einde gekomen aan dergelijke maatregelen ter
324
Algemeen ambtsbericht Somalië. Den Haag, 27 november 2007, p. 28- 29. (28/07/09):
http://parlis.nl/pdf/bijlagen/BLG9634.pdf 325
Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 72. 326
Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 65. 327
Algemeen ambtsbericht Somalië. Den Haag, 27 november 2007, p. 28- 29. (28/07/09):
http://parlis.nl/pdf/bijlagen/BLG9634.pdf 328
Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Somalia: Path to Recovery, Building a
Sustainable Peace, p. 73- 79.
121
bescherming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen. Hoewel de productie van
houtskool voor vele mensen werkgelegenheid biedt brengt ze Somalië grote schade toe
wegens het het ongecontroleerd kappen van alle boomsoorten.329
Een andere groot probleem
waarmee Somalië te kampen heeft is illegale en overmatige visserij alsook vervuiling van
land en water. Zo wordt er industrieel en toxisch afval gedumpt zowel in zee als op land. Er
zou zelfs sprake zijn van dumping van nucleair afval op Somalische bodem. Het dumpen van
dergelijk afval zou onder andere te wijten zijn aan de Italiaanse maffia maar ook andere
landen beginnen misbruik te maken van Somaliës staatloosheid om er hun afval te gaan lozen.
Verder is de toegang tot drinkbaar water voor de meerderheid van de Somalische bevolking
een probleem.330
Het jarenlange conflict waarbij vele bronnen, al dan niet bewust, verwoest
werden en de vervuiling hebben het probleem enkel groter gemaakt. Tenslotte zijn ook vele
diersoorten in Somalië met uitsterven bedreigd.
Kidnapping en piraterij:
In dit klimaat van wetteloosheid, gewapend conflict en armoede zijn velen op zoek gegaan
naar manieren om snel rijk te worden. Financieel gewin is meestal dan ook de voornaamste
drijfveer achter kidnapping en piraterij binnen Somalië. Vooral de laatste jaren is er een
enorme stijging merkbaar van gevallen van kidnapping en piraterij. Doorheen 2008 en 2009
werden tot nu toe 49 hulpverleners vermoord en nog veel meer werden er gekidnapt.331
Vooral de piraterij, die sinds 2005 enorm is toegenomen, komt de laatste maanden uitgebreid
in de media.332
De golf van Aden is een van de gevaarlijkste wateren ter wereld geworden. In
2008 zijn er zo‟n 140 pogingen geweest tot en minstens 39 effectieve kapingen geweest.333
Somalische piraten zijn over het algemeen jonge mannen (tussen late tienerjaren en begin 30)
en worden gerucruteerd onder de slecht opgeleide en werkloze mannen.334
Deze piraten zijn
meestal uitgerust met automatische geweren (AK-47), RPG‟s en een assortiment aan lichtere
wapens. We kunnen drie categorieën piraten identificeren: militiestrijders, jongeren die snel
naar veel geld op zoek zijn om plannen zoals een huwelijk of emigratie te financieren en
329
Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 72. 330
Path to Recovery, Building a Sustainable Peace. Mogadishu: Centre for Research and Dialogue. 2004, p. 69. 331
Menkhaus, Ken, Prendergast, John en Colin Thomas-Jensen. “Beyond Piracy: Next Steps to Stabilize
Somalia”. EUNOUGH. (Washington: Centre for American Progress, mei 2009), p. 1. 332
Gilpin, Raymond. Counting the Costs of Somali Piracy. (Washington: United States Institute for Peace, 22
juni 2009) p. 2. 333
Oil Companies International Marine Forum. Piracy – The East Africa/ Somali Situation, Practical Measures
to Avoid, Deter or Delay Piracy Attacks. (Edinburgh: Witherby Seamanship International Ltd, 2009): p.1. 334
Gilpin, Raymond, Counting the Costs of Somali Piracy, p. 6.
122
lokale vissers. Deze vissers die vaak niet opkunnen tegen de internationale illegale visserij in
Somalische wateren worden gerecruteerd om hun vaardigheden bij het navigeren. De piraten
opereren meestal in groepen van vier tot zes personen en voor de organisatie, en verschaffing
van boten en wapens wordt voorzien door een handvol bazen. De Europese Unie kondigde
recentelijk aan het plan te hebben opgevat om Somalische veileigheidstroepen te trainen die
de piraterij moeten bestrijden.335
335
BBC. EU to train Somali piracy force.
http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/8171922.stm
123
11. CONCLUSIE
Zoals we kunnen zien is het conflict in Somalië lang niet meer hetzelfde als bij de aanvang
ervan begin jaren ‟90. Er zijn dan ook onnoemelijk veel factoren die ertoe hebben bijgedragen
dat Somalië in haar huidige situatie verzeild geraakt is.
Allereerst kunnen we stellen dat het verval van de Somalische staat het resultaat was van
zowel interne als externe factoren. De belangrijkste interne oorzaak van het staatsverval was
ongetwijfeld het bad leadership van Siad Barre en zijn dictatoriale regime. Hierbij dienen we
te denken aan Barres gevoerde economische politiek, de oorlog om Ogaden die voor een
massale influx van vluchtelingen zorgde maar vooral aan Barres clanpolitiek waarbij leden
van zijn eigen clan ten kostte van de andere clans werden beloond. Later wanneer
verschillende clans zich begonnen te verzetten tegen zijn regime zou hij het verzet bovendien
proberen te neutraliseren door de zogenaamde “loyale clans” te bewapenen en hen aan te
moedigen om de rebellerende clans te bestrijden. Hiermee legde Siad Barre de basis voor
latere clanconflicten en wraakacties.
Naast het bad leadership van Siad Barre is er echter ook nog een belangrijke externe factor
die ongetwijfeld heeft bijgedragen aan het Somalische staatsverval, zijnde het einde van de
Koude Oorlog. Door haar strategische ligging verkreeg Somalië tijdens de Koude Oorlog
enorme militaire hulp, vooreest van de Sovjetunie en later van de Verenigde Staten. Het was
mede dankzij deze hulp dat het regime van Siad Barre in staat was om Somalië te voorzien
van enorme hoeveelheden wapens en een waar militair repressieapparaat uit te bouwen. De
harde repressie in Somalië zorgde ervoor dat de Somalische verzetsbewegingen steeds meer
steun van de bevolking verwierven en de grote hoeveelheid wapens die in het land aanwezig
waren werden aangewend in de machtsstrijd die na de val van het regime losbarstte. Met het
einde van de Koude Oorlog kwam er ook abrupt een einde aan de jarenlange steun die het
regime had gekregen en was men niet langer instaat weerstand te bieden tegen het steeds
groter wordende verzet. Met Barres halsstarrige weigering om af te treden verdween ook de
laatste mogelijkheid tot vreedzame machtstransitie en zou het ineenstorten van de Somalische
staat in januari ‟91 een feit worden.
124
Ondanks dat alle verzetsbewegingen dezelfde doelstelling hadden gehad, namelijk het
aftreden van Siad Barre, en in het verleden zelfs hadden samengewerkt, zou men er niet in
slagen een nieuwe regering te vormen. De val van Siad Barre bracht de desintegratie van
Somalië in een stroomversnelling en dit om verschillende redenen. Ten eerste hadden de
verzetsbewegingen maar één gemeenschappelijke doelstelling gehad en nu die verwezenlijkt
was kwamen de tegenstellingen opnieuw aan de oppervlakte. Ten tweede trachtte de Hawiye,
die tot een paar maanden voor de val van het regime van Siad Barre zogoed als geen rol had
gespeeld in de strijd, zich onmiddellijk de macht toe te eigenen. Ten derde zou de Hawiye
zich opsplitsen in twee facties waarvan één gebaseerd op de Abgalclan en één op de Habr
Gidir. Ali Mahdi, die aan het hoofd stond van de factie van de Abgal, zou zichzelf uitroepen
tot interim-president van Somalië en hiermee in conflict raken met generaal Farah Aideed,
leider van de Habr Gidir. Onmiddellijk na de val van Barre barstte er dus een ware
machtsstrijd los in Somalië. Aan deze machtstrijd leek geen einde te komen daar geen enkele
factie machtig genoeg bleek om de macht in Somalië over te nemen.
Een belangrijke vraag die gesteld kan worden is in hoeverre de wortels van het conflict in de
periode voor 1991 alsook in de Somalische clanstructuur liggen. We kunnen besluiten dat
zeer vele aspecten van voor 1991 het conflict mee bepaald hebben. Het belangrijkste is Siad
Barres beleid en de manier waarop hij de clans tegen elkaar uitspeelde. Maar we kunnen het
conflict en de evolutie ervan zelfs terugvoeren naar aspecten uit de koloniale periode. Zo
bijvoorbeeld de verdeling van het gebied dat door Somaliërs bewoond werd onder vijf
verschillende mogendheden. Bij de onafhankelijkheid werden Groot-Brittanniës kolonie en
deze van Italië haastig opnieuw samengevoegd tot een unie. Onder andere het ongenoegen
van de Isaaq uit het noorden met deze unie zou er dan ook in ‟91 toe leiden dat Somaliland
zich unilateraal onafhankelijk verklaarde. Maar ook het beleid van de kolonisator heeft zo zijn
gevolgen gehad op bijvoorbeeld de Somalische clanstructuur. Verder kunnen we ook
bijvoorbeeld Ethiopiës houding ten opzichte van het conflict deels terugvoeren naar de oorlog
om Ogaden.
De vraag in hoeverre de wortels van het hedendaagse conflict in de Somalische clanstructuur
liggen is complexer. Zoals is gebleken uit de scriptie speelt de clanstructuur in zowat alle
aspecten van het Somalische leven alsook van het conflict een zeer grote rol. Met het
verdwijnen van een functionerende staat waren het voornamelijk de clans en hun leiders die
functies als het verschaffen van veiligheid en conflictresolutie ging overnemen. Langs de
125
andere kant vormden de clanmilities grote tijd de grootste gewapende groep binnen het
Somalische conflict. We kunnen echter stellen dat niet het bestaan en het belang van de
Somalische clanstructuur tot het aanslepende conflict heeft geleid maar eerder de
instrumentalisatie en manipulatie ervan. Deze manipulatie nam reeds een aanvang onder Siad
Barre, en in het zuiden zelfs reeds tijdens de koloniale periode. Na het ineenstorten van de
staat in 1991 waren het voornamelijk de warlords en clanleiders die verschillen tussen
clanfamilies, clans en subclans gingen manipuleren en aanwenden voor politieke en
economische doeleinden.
Sinds enige jaren speelt naast de clanstructuur echter ook religie een steeds grotere rol in het
conflict. Maar dit is niet de enige nieuwe ontwikkeling die men in het conflict kan opmerken.
We kunnen stellen dat het conflict op verschillende manieren is getransformeerd en veranderd
sinds de aanvang ervan begin jaren ‟90. Wat aanvankelijk begon als een conflict waarbij de
bevolking zich tegen het heersende regime verzette evolueerde naar een conflict tussen de
verschillende facties onderling. De drang naar veiligheid, orde en vrede weerspiegelde zich in
de opkomst en het succes van de Islamitische Rechtbanken. Hieraan zou echter een einde
gemaakt worden door de Ethiopische interventie in 2006 waarna er een fragmentatie van de
Islamitische groeperingen merkbaar was. Net als het conflict zelf is ook de aandacht van de
internationale gemeenschap voor Somalië doorheen de tijd sterk veranderd. Bij de val van het
regime Barre werd het Somalische conflict in het Westen niet als prioritair aanschouwd. Pas
wanneer Somalië ten gevolge van het conflict getroffen werd door een massale hongersnood
zou het land in het Westen in de aandacht komen. Er werd door de V.N. Veiligheidsraad
besloten tot een humanitaire interventie maar deze zou geen groot succes blijken te zijn en in
mineur eindigen. Met het wegtrekken van de Westerse troepenmacht uit het land ebde in het
Westen ook de aandacht voor het land weg. Sinds 9/11 komt Somalië echter opnieuw
ruimschoots in de aandacht zij het deze keer om een totaal andere reden. Deze hernieuwde
belangstelling voor Somalië vanuit het Westen dient immers gekaderd te worden in de global
war on terror. Velen vrezen immers dat Somalië kan fungeren als safe haven voor terroristen
of terroristische organisaties.
Het conflict in het zuiden van het land is echter ook op nog andere manieren veranderd. Zo
was er vanaf 1999 een verminderde invloed van de warlords merkbaar. Verder was er ook een
veranderde aard, duur en intensiteit van de confrontaties merkbaar. Daar waar de gewapende
confrontaties tussen 1988 en 1992 zeer destructief en wijdverspreid waren zijn deze na het
126
vertrek van de UNOSOM-interventie veel lokaler, korter en eisten ze een minder grote tol. Zo
zagen we een evolutie van de conflicten naar een lager niveau van de clanstructuur. Daar
begin jaren ‟90 de conflicten voornamelijk uitgevochten werden tussen de verschillende clans
en clanfamilies spelen de conflicten zich in de post-UNOSOM periode voornamelijk af tussen
subclans. Geleidelijk aan zagen we ook de opkomst van de shari’a rechtbanken en de Unie
der Islamitische Rechtbanken die (gebaseerd op de shari’a wetgeving) de veiligheid en
ordehandhaving in het zuiden van het land wensten te verbeteren. Hoewel ze er inderdaad in
slaagde de veiligheid in het zuiden aanzienlijk te verbeteren kreeg de radicale vleugel van de
beweging steeds meer macht en zou Ethiopië uiteindelijk een einde maken aan hun
heerschappij. Het feit dat de gematigde Islamieten er niet in slaagden de radicalere elementen
van de unie onder controle te kan houden kan dan ook gezien worden als een gemiste kans.
Met de verdrijving van de macht van de Unie der Islamitische Rechtbanken is er een nieuwe
fase in het conflict ingeluid. Eerder dan door de clans wordt de strijd nu meer en meer
gevoerd door de Islamitische krachten binnen Somalië. Tenslotte dient ook nog gewezen te
worden op het verschillende verloop van het conflict in het noorden en in het zuiden van
Somalië. In het noorden van het land kwam er in 1991 een einde aan het conflict met de
oprichting van Somaliland. In het noordoosten van Somalië zou in 1998 het autonome
Puntland opgericht worden.
Uit het voorgaande blijkt eveneens dat er betreffende Somalië sinds het midden van de
jaren ‟90 zeker en vast en zeker niet meer gesproken kan worden van “a total vacuum of
authority” zoals Rotberg het formuleerde. Allerhande alternatieve vormen zowel van bestuur
als ordehandhaving hebben sindsdien de kop opgestoken. Deze kunnen onderverdeeld worden
in vier niveau‟s: transregionaal, regionaal, op het niveau van het district en op het lokale
niveau. Op het nationale niveau echter hebben de talrijke vredespogingen nog maar weinig
vruchten afgeworpen. Het wordt afwachten of de nieuwe president, Sheikh Sharif Sheikh
Ahmed en de TFG de Islamitische krachten in het land onder controle zullen kunnen houden
en of ze de steun van de bevolking verkrijgen. Het falen van de vele vredesconferenties die
Somalië sinds ‟91 heeft gekend kan toegeschreven worden aan een combinatie van een hele
resem factoren. Zo heerst er onder de Somalische bevolking een groot wantrouwen voor
politieke instellingen en leiderschap en cynisme ten opzichte van een zoveelste vredespoging.
Verder vormen ook de warlords en factieleiders alsook van de buitenlandse mogendheden
vaak obstakels voor vrede daar ze in de eerste plaats hun eigen positie wensen te verdedigen
eerder dan compromissen te sluiten en als spoilers kunnen optreden.
127
Afsluitend kunnen we stellen dat er een hele evolutie is voorafgegaan aan het ineenstorten van
de Somalische staat alsook aan de huidige situatie. Geen enkele partij bleek na de val van Siad
Barre sterk genoeg om de macht over te nemen en het conflict kreeg een eigen dynamiek
waarbij er een steeds grotere fragmentatie merkbaar was en conflicten zich meer en meer op
het lokale niveau gingen afspelen. Wat begon in als een strijd tegen het dictatoriale regime
eindigde in een strijd tussen verschillende Somalische partijen en groeperingen onderling, die
elk hetzelfde doel voor ogen hebben: politieke macht. Twee belangrijke identiteiten die het
conflict mee vorm geven zijn de Somalische clanstructuur en de religie. Hoewel de
clanstructuur het Somalische conflict steeds in grote mate heeft bepaald lijkt de strijd zich nu
meer en meer te organiseren langs religieuze breuklijnen. Ondanks alles mogen we echter niet
blind blijven voor de positieve ontwikkelingen sinds „91 zoals het ontstaan en de oprichting
van Somaliland en Puntland, twee regio‟s binnen Somalië waar er ondanks alles een relatief
vreedzaam klimaat heerst.
128
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN
Facties:
SAMO: Somali African Muki Organization
SDA: Somali Democratic Alliance
SDM: Somali Democratic Movement
SNA: Somali National Alliance
SNDU: Somali National Democratic Union
SNF: Somali National Front
SNM: Somali National Movement
SNU: Somali National Union
SPM: Somali Patriotic Movement
SSDF: Somali Salvation Democratic Front
SSNM: Southern Somali National Movement
USC: United Somali Congress
USF: United Somali Front
USP: United Somali Party
Islamitische groeperingen:
AIAI: Al-Itihaad al-Islaami
ARS: Alliance for the Re-Liberation of Somalia
ARS-A: Alliance for Re-Liberation of Somalia-Asmara
ARS-D: Alliance for Re-Liberation of Somalia-Djibouti
ASWJ: Ahlu Sunna wal Jama’a
IIRO: International Islamic Relief Organisation
UAE: Red Crscent Society of the United Arab Emirates
UIR: Unie der Islamitische Rechtbanken
WAMY: World Association of Muslim Youth
129
Andere:
ADC: Agricultural Development Corporation
ARPCT: Alliance for Restoration of Peace and Counter-Terrorism
AU: Afrikaanse Unie
BMA: British Military Administration
FPENS: Formal Private Education Network in Somalia
ICRC: Internationale Comité van het Rode Kruis
IGAD: Inter-Governmental Authority for Development
JSP: Jubba Sugar Project
MIP: Mugambo Irrigation Project
OAU: Organization of African Unity
OLF: Oromo Liberation Front
ONLF: Ogaden National Liberation Front
PBU: Patriotica Beneficence Union
QRF: Quick Reaction Force
SRC: Supreme Revolutionary Council
SRRS: Somali Reconciliation and Restoration Council
SRSP: Somalia Revolutionary Socialist Party
SYL: Somali Youth League
TFG: Transitional Federal Government
TFR: Task Force Ranger
TNC: Transitional National Council
TNG: Transitional National Government
UNITAF: United Task Force on Somalia
UNOSOM: United Nations Operation in Somalia
130
BIBLIOGRAFIE
Primair bronnenmateriaal:
Africa Watch. Somalia, no mercy in Mogadishu: The Human Cost of the Conflict & The
Struggle for Relief. New York: Africa Watch, juli 1992.
Africa Watch. Somalia: A Government at War With Its Own People, Testimonies About the
Killings and the Conflict in the North. Washington: The Africa Watch Committee, januari
1990.
Gilpin, Raymond. Counting the Costs of Somali Piracy. Washington: United States Institute
for Peace, 22 juni 2009.
Human Rights Watch. “So Much to Fear”. War Crimes and the Devastation of Somalia.
.New York: Human Rights Watch, december 2008.
International Crisis Group. “Biting the Somali Bullet”. ICG Africa Report no. 79.
Nairobi/Brussel: ICG, 4 mei 2004.
International Crisis Group. “Can the Somali Crisis Be Contained?”. International Crisis
Group Africa Report. no. 116. Nairobi/Brussel, ICG, 2006.
International Crisis Group. “Counter-Terrorism in Somalia: Losing Hearts and Minds?”.
International Crisis Group Africa Report. no. 95. Nairobi/Brussel, ICG, 2005.
International Crisis Group. “Somalia: Continuation of War by Other Means”. International
Crisis Group Africa Report no. 88. Nairobi/Brussel: ICG 2004.
International Crisis Group. “Somalia: Countering Terrorism in a Failed State”. International
Crisis Group Africa Report no. 45. Nairobi/Brussel: ICG, 2002.
International Crisis Group. “Somalia‟s Islamists”. International Crisis Group Africa Report.
no. 100. Nairobi/Brussel: ICG, 2005.
International Crisis Group. “Somalia: The Tough Part Is Ahead”. Africa Briefing no. 45.
Nairobi/Brussel, ICG, 26 januari 2007.
International Crisis Group. “Somalia: To Move Beyond the Failed State”. International Crisis
Group Africa Report no. 147. Nairobi/Brussel, ICG, 2008.
International Crisis Group. “Somaliland: Democratisation and its Discontents”. International
Crisis Group Africa Report no. 66. Nairobi/Brussel: ICG, 28 juli 2003.
Oil Companies International Marine Forum. Piracy – The East Africa/ Somali Situation,
Practical Measures to Avoid, Deter or Delay Piracy Attacks. (Edinburgh: Witherby
Seamanship International Ltd, 2009.
131
Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace. Mogadishu: Centre for Research
and Dialogue. 2004.
Artsen Zonder Grenzen. AZG ongerust over humanitaire actie in bepaalde gebieden.
(20/02/09): http://www.msf-azg.be/nl/main-menu/actueel/nieuws/nieuws-
detail/table/1186.html
Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009. (26/07/09).
Raadpleegbaar op:
http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict
Schwoebel, Mary Hope. Greater Horn of Africa Peace Building Project, case studie seven:
Impact Evaluation of the War-Torn Societies Project: Somaliland. Management Systems
International, maart 2002, p. 6. (02/05/09). raadpleegbaar op:
http://pdf.usaid.gov/pdf_docs/PNACY571.pdf
The United Nations in Somalia. Somalia History. (18/04/09):
http://www.unsomalia.net/infocenter/history.htm
UNHCR. Somalia displacement update. (29/07/09)
http://www.unhcr.org/4a65a4566.html
UNHCR. Somalia Situation, Supplementary Appeal: Protection and Assistance to Somali
IDPs and Refugees in Somalia, Kenya, Ethiopia, Yemen and Djibouti. 2007- 2008, p. 1.
(29/07/09): http://www.unhcr.org/cgi-
bin/texis/vtx/search?page=search&docid=46a4a1b82&query=somalia
UN-OCHA. A Study on Minority Groups in Somalia, p. 4. (25/02/09). Raadpleegbaar op:
http://www.internal-
displacement.org/8025708F004CE90B/(httpDocuments)/76E68B26463E184E802570B70059
F73A/$file/MinoritiesSomaliaUNCU+OCHAJul02draft.pdf.
World Bank report. Conflict in Somalia: Drivers and Dynamics. Washington DC, januari
2005 (01/08/09). Raadpleegbaar op:
http://siteresources.worldbank.org/INTSOMALIA/Resources/conflictinsomalia.pdf
Primaire literatuur:
“Controverse over presidentschap Aydid”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek
van het hedendaagse wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1995: 629.
“Verzoeningsgesprekken in Djibouti”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van
het hedendaagse wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1991: 624
132
“Vredesakkoord getekend. Uitvoering in impasse. UNOSOM II. Verdere ontwikkelingen
maart-juni 1994”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van het hedendaagse
wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1994: 650
Menkhaus, Ken. “Somalia and the principle of propertionality”. Horn of Africa Bulletin. Life
& Peace Institute, Januari 2008.
Menkhaus, Ken, Prendergast, John en Colin Thomas-Jensen. “Beyond Piracy: Next Steps to
Stabilize Somalia”. EUNOUGH. Washington: Centre for American Progress, mei 2009.
Prendergast, John. “15 Years After Black Hawk Down: Somalia‟s Chance?”. ENOUGH
Strategy Paper. no. 18. Washington: Centre for American Progress, 2008.
Shirwa, Abdullahi Mohamed. “Somalia: Challenges and opportunities for building peace in
Somalia. An insider‟s perspective on examples for local and international efforts”. Horn of
Africa Bulletin. Life & Peace Institute, november 2008.
“Somalia: The Sheik Sharif show”. Africa Confidential, 50. no. 4 (2009): 10
Algemeen ambtsbericht Somalië. Den Haag, 27 november 2007, p. 59. (28/07/09):
http://parlis.nl/pdf/bijlagen/BLG9634.pdf
BBC. Country profile: Somalia. (25/07/09):
http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/country_profiles/1072592.stm
BBC. EU to train Somali piracy force.
http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/8171922.stm
BBC. SOMALIA: Power-sharing deal reached in Djibouti as TFG split widens (02/08/09)
http://www.irinnews.org/report.aspx?ReportId=81675
BBC. Somalia’s president quits office (02/08/09)
http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/7802622.stm
First African Union Peacekeepers Encounter Mortar Fire. (25/07/09)
http://www.pbs.org/newshour/updates/africa/jan-june07/somalia_03-06.html
Ibrahim, Mohammed Hassan en Ulf Terlinden. “Making Peace, Rebuilding Institutions:
Somaliland – A Success Story?”. Somalia, Current Conflicts and New Chances for Peace
Building, 6. (2008) p. 55- 56. (10/07/09). raadpleegbaar op:
http://www.boell.de/downloads/publications/Somalia-engl-i.pdf
Somalia Opposition Movements (18/04/09):
http://www.photius.com/countries/somalia/government/somalia_government_opposition_mov
ements.html
“Puntland: New president elected”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, Januari
2009, p. 8. (29/07/09). Raadpleegbaar op: http://www.life-
peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_of_Africa_Bulletin/HAB0901.pdf
133
The Long War Journal. Somalia’s Shabaab, Hizbul Islam seeks merger. (28/07/09)
http://www.longwarjournal.org/cgi-bin/mt-search.cgi
““Unity Government” and parliament return, fresh fighting in Mogadishu. Horn of Africa
Bulletin. Life & Peace Institute, februari 2009, p. 8- 9. (27/07/09). Raadpleegbaar op:
http://www.life-peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_Of_Africa_Bulletin/HAB0902.pdf
“While Djibouti talks continue, Baidoa seized”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace
Institute, januari 2009, p. 9. (29/07/09): http://www.life-
peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_of_Africa_Bulletin/HAB0901.pdf
Secundaire literatuur:
Abbink, Jan. Islam en politiek in de Hoorn van Afrika. Leiden: Ambo, 1991.
Abbink, Jon, Mirjam, de Bruijn, en Klaas Walraven. Rethinking resistance: Revolt and
Violence in African History. Leiden: Brill, 2003.
Abdullahi, Mohamed Diriye. Culture and customs of Somalia. Londen: Greenwood press,
2001.
Abdullahi Osman en Issaka Souaré. Somalia at the Crossroads. Challenges and perspectives
on reconstituting a Failed State. Londen: Adonis & Abbey Publishers, 2007.
Abokor Adan Yusuf, Bradbury Mark en Haroon Ahmed Yusuf. “Somaliland: Choosing
Politics over Violence”. Review of African Political Economy, 30. no. 97 (2003): pp. 455- 478.
Ahmed, Ismail en Reginald Herbold Green. “The heritage of war and state-collapse in
Somalia and Somaliland: local-level effects, external interventions and reconstruction”. Third
World Quarterly, 20. no. 1 (1999): p. 113- 127.
Ajulu, Che. “The reasons for failures in the reunification of Somalia”. Africa Insight, 34. no. 1
(2004): 76- 80.
Art, Robert en Patrick Cronin. The United States and Coercive Diplomacy. Washington:
United States Institute of Peace Press, 2003.
Bradbury, Mark. Becoming Somaliland. Oxford: James Currey, 2008.
Bradbury, Mark en Stig Jarle Hansen. “Somaliland: A New Democracy in the Horn of Africa”.
Review of African Political Economy, 34. no. 113 (2007): 461- 476.
Benjamin, Thomas, ed. Encyclopedia of Western Colonialism since 1450, 3. New
York/Londen: Thomson Gale, 2007, p. 404.
134
Bose, Meenekshi en Rosanna Perotti. From Cold War to New World Order: the Foreign
Policy of George H.W. Bush. Westport: Greenwood Press, 2002.
Brons, Maria. Society, Security, Sovereignity and State: Somalia. From Statelessness to
Statelessness? Groningen: Haasbeek, 2001.
Buur, L. en H.M. Kyed. State Recognition and Democratisation in Sub-Saharan Africa: A
New Dawn for Traditional Authorities? New York: Palgrave, 2007.
Chabal, Patrick en Jean-Pascal Daloz. Africa Works : Disoreder as Political Instrument.
Oxford: James Currey, 1999.
Chopra, Jarat. Peace-maintenance: the evolution of international political authority. Londen:
Routledge, 1999.
Cogen, Marc. Handboek internationaal recht. Mechelen: Kluwer, 1996.
Cornwell, Richard. “Somalia: Fourteenth time lucky?”. ISS Paper. no.87(2004).
Cousens, Elizabeth, Kumar, Chetan en Karin Wermester. Peacebuilding as Politics:
Cultivating Peace in Fragil Societies. Londen Lynne Rienner Publishers, 2001.
Dew, Andrea en Richard Schultz. Insurgents, Terrorists and Militias: the Warriors of
Contemporary Combat. New York: Columbia University Press, 2006.
Durch, William. UN Peacekeeping, American Politics, and the Uncivil Wars of the 1990s.
Londen: Palgrave Macmillan, 1996.
Gilkens, Patrick. “Briefing: Somalia”. African Affairs, 98. no. 393 (1999): pp. 571- 577.
Gurdon, Charles, ed. “The Horn of Africa”. The SOAS/GRC Geopolitics Series, 3. Londen:
UCL Press, 1994.
Hagmann, Tobias en Markus Höhne. “Failed State or Failed Debate? Multiple Somali
Political Orders within and beyond the Nation State”. Politorbis, no. 42 (2007): 20- 26.
Hansen, Stig. “Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia”. The Journal of Conflict
Studies, 13. no. 2 (2003): p. 57- 78.
Haldén, Peter. Somalia: Failed State or Nascent States-System? FOI Somalia Papers, no. 1,
2008
Hirsch, John en Robert Oakley. Somalia and Operation Restore Hope. Reflections on
Peacemaking and Peacekeeping. Washington: Institute of Peace Press, 1995.
Höhne, Markus. “Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in
Northern Somalia”. Africa, 79. no. 2 (2009): 252- 281.
Höhne, Markus. “Political identity, emerging state structures and conflict in northern
Somalia”. Journal of Modern African Studies, 44. no. 3 (2006): p. 397- 414.
135
Hussein, Adam. “Somalia: Militarism, Warlordism or Democracy”. Review of African
Political Economy. No. 54 (1992): 11- 26.
International Crisis Group. “Can the Somali Crisis be Contained”. Review of African Political
Economy, 33. no; 110 (2006): 753- 758.
Jakobsen, Peter Vigo. “National Interest, Humanitarianism or CNN: What Triggers UN Peace
Enforcement after the Cold War?”. Journal of Peace Research, 33. no. 2 (1996): 205- 215.
Jütersonke, Olivier en Keith Krause. “Seeking out the State: Fragile States and International
Governance”. Politorbis, no. 42 (2007): 5- 12.
Kaplan, Seth. “The Remarkable Story of Somaliland”. Journal of Democracy, 19. no. 3
(2008): 143- 157.
Kumsa, Alemayehu. “Political conflict in contemporary somalia”. Viva Africa. 2007
Le Sage, Andre. “Prospects for Al Itihad and Islamist Radicalism in Somalia”. Review of
African Political Economy, 27. no. 89 (2001): 472- 477.
Lewis. A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded. Oxford: James
Currey, 2002.
Lewis, Ioan Myrddin. Understanding Somalia and Somaliland: culture, history, society.
Londen: Hurst & co, 2008.
Makinda, Samuel. Seeking Peace from Chaos: Humanitarian Intevention in Somalia. Londen:
Lynne Rienner Publishers, 1993.
Menkhaus, Ken. “Governance without Government in Somalia, Spoilers, State Building, and
the Politics of Coping”. International Security, 31. no. 3 (2006-2007): 74- 106.
Menkhaus, Ken. “State Collapse in Somalia: Second Thoughts”. Review of African Political
Economy, 30. no. 97 (2003): 405- 422.
Menkaus, Ken. “The Crisis in Somalia: Tragedy in Five Acts”. African Affairs, 106. no.
422(2007): 357- 390.
Menkhaus, Ken. “Vicious Circles and the Security Development Nexus in Somalia”. Conflict,
Security and Development 4, no. 2 (2004): 149- 165.
Minahan, James. Encyclopedia of the stateless nations. Ethnic and national groups around
the world. Deel 2, Londen: Greenwood Press, 2002.
Minahan, James. Encyclopedia of the stateless nations. Ethnic and national groups around
the world. Deel 3, Londen: Greenwood Press, 2002.
Mazowiecki, Tadeusz en Andrzej Sitkowski. UN Peacekeeping: Myth and Reality. Londen:
Praeger Security International, 2006.
136
Mohamoud, Abdullah. State collapse and post-conflict development in Africa. The case of
Somalia (1960- 2001). Rotterdam: Thela Thesis, 2002.
Mukhtar, Mohamed Haji. “Historical Dictionary of Somalia”. African Historical Dictionary
Series, no. 87. Oxford: The Scarecrow Press, 2003.
Philipp, Christiane, Von Bogdandy, Armin en Rudiger Wolfrum. Max Planck Yearbook of
United Nations Law, 9. Leiden: Brill Academic Publishers, 2005.
Polmans, Linda. De crisis karavaan, achter de schermen van de noodhulpindustrie.
Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2008.
Prendergast, John. “When The Troops Go Home: Somalia after the Intervention”. Review of
African Political Economy, 22. no. 64 (1995): 268- 273.
Prunier, Gerard. Armed Movements in Sudan, Chad, CAR, Somalia, Eritrea and Ethiopia.
(Berlijn: Center for International Peace Operations, 2008),
Prunier, Gerard. “A World of Conflict Since 9/11: The CIA Coup in Somalia”. Review of
African Political Economy, 33. no. 110 (2006): 749- 752.
Prunier, Gérard. “Somalia: civil war, intervention and withdrawal”. Refugee Survey Quarterly,
15. no. 1. (1996): 35- 85.
Ramsbotham, Oliver en Tom Woodhouse. Encyclopedia of International Peacekeeping
Operations. Oxford: ABC-Clio, 1999.
Rost, ed. Grote Winkler Prins encyclopedie. deel 21, Turnhout: Brepols nv, 1993.
Ryan, Stephen. The United Nations and International Politics. New York: St. Martin‟s Press,
2000
Sahnoun, Mohamed. Somalia, the Missed Opportunities. Washington: United States Institute
of Peace, 1994.
Samatar, Abdi Ismail. “Ethiopian Invasion of Somalia, US Warlordism & AU Shame”.
Review of African Political Economu, 43. no. 111 (2007): 155- 164.
Samatar, Abdi Ismail. “The Miracle of Mogadishu”. Review of African Political Economy, 33.
no; 109 (2006): 581- 587.
Samatar, Ahmed. The Somali Challenge: from Catastrophe to Renewal. Boulder: Lynne
Rienner Publisher, 1994.
Seybolt, Taylor. Humanitarian Military Intervention, the Conditions for Succes and Failure.
Stockholm: International Peace Research Institute, 2007.
Simanowitz, Stefan. “Democracy comes of Age in Somaliland”. Contemporary Review, 287.
no. 1679 (2005): 335- 339.
137
Stedman, Stephen John. “Spoiler Problems in Peace Processes”. International Security, 22. no.
2 (1997): 5- 53.
Swart, Gerrie. “Somalia: A Failed State Governed by a Failed Government?”. African
Renaissance, 3. no. 5 (2006): p. 84- 92.
Tareke, Gebru. “Tha Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited”. International Journal of
African Historical Studies, 33. no. 3(2000): 635- 667.
Teutsch, Friederike. “Collapsing expectations: national identity en disintegration of the state
in Somalia”. Occasional papers, no. 78. Edinburgh: Centre of African Studies, 1999.
Tripodi, Paolo. “Back to the Horn: Italian Administration and Somalia‟s Troubled
Independence”. The International Journal of African Historical Studies, 32. no. 2-3(1999):
359- 380.
Tripodi, Paolo. The Colonial Legacy in Somalia: Rome and Mogadishu from Colonial
Administration to Operation Restore Hope. New York: St. Martin‟s Press, 1999.
Von Hippel, Karin. Democracy by force: U.S. intervention in the post-Cold War world.
Cambridge: Cambridge University Press, 2000.
Woodward, Peter. “Somalia and Sudan: A Tale of Two Peace Processes”. The Round Table,
93. no. 375 (2004) 469- 481.
Woodward, Peter. US Foreign Policy and the Horn of Africa. Hampshire: Ashgate, 2006.
Zartman, William, ed. Collapsed States: The Disintegration and Restoration of Legitimate
Authority. Londen: Lynne Rienner Publishers, 1995.
“Modern Conflicts Database: Alternative Estimates for Death Tolls”. Political Economy
Research Institute. University of Massachusetts Amherst, p. 5. (28/07/09).
http://www.peri.umass.edu/fileadmin/pdf/dpe/modern_conflicts/death_tolls.pdf
Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek
Somaliland. (10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm
138
Bijlagen
139
Resolutie 733 V.N. Veiligheidsraad:
140
141
Resolutie 751 V.N. Veiligheidsraad:
142
143
Resolutie 794 V.N. Veiligheidsraad:
144
145
146
147
Resolutie 814 V.N. Veiligheidsraad:
148
149
150
151
152
153
Resolutie 837 V.N. Veiligheidsraad:
154
155
156
Resolutie 1725 V.N. Veiligheidsraad:
157
158
159
Akkoord te Djibouti 9 juni 2008 tussen ARS-D en TFG:
THE TRANSITIONAL FEDERAL GOVERNMENT OF SOMALIA (TFG)
And
THE ALLIANCE FOR THE RE-LIBERATION OF SOMALIA (ARS)
1. The Transitional Federal Government (TFG) of Somalia and the Alliance for
Re-liberation of Somalia (ARS) attending a meeting from 31 May to 9 June
2008 in Djibouti, facilitated by the UN. They are hereafter referred to as "the
Parties".
2. The Parties gave their respective analyses of the 18 year old crisis and made
proposals aimed at restoring trust, confidence and at ending the conflict. Their
discussion led to the present Agreement.
3. The primary requirement of this Agreement is to: ensure the cessation of all
armed confrontation and a political settlement for a durable peace; promote a
peaceful environment; avoid a security vacuum; facilitate the protection of the
population and the unhindered delivery of humanitarian assistance and call for
the convening of a reconstruction and development conference.
4. The Parties noted that:
a. Over the past eighteen years, Somalia has suffered massive human losses,
insecurity and vast destruction of its physical infrastructure and other vital
public investments. A whole generation of young people and adults has
been sacrificed or denied education and development;
b. The human and humanitarian situation is continuously deteriorating. At
the same time, the country‟s international image and standing have been
seriously undermined;
c. This tragic situation, and the fact that eighteen years of war and conflict
have brought neither durable peace nor stability and inspired by patriotic
and religious examples of compromise.
5. Decided to:
a. Reaffirm the dignity, sovereignty and the territorial integrity of Somalia;
b. Take courageous measures to finally bring this situation to an end and
resolve the crisis through peaceful means.
160
6. Agreed on:
a. The termination of all acts of armed confrontation by the Alliance for the
Re-liberation of Somalia (ARS) and its allies and by the Transitional
Federal Government (TFG) and its allies;
b. The cessation of armed confrontation shall come into force thirty (30)
days from the signing of this agreement throughout the national territory;
c. The cessation of armed confrontation is approved for an initial period of
ninety (90) days, renewable.
7. The Parties agreed from the date of coming into effect of this Agreement:
a. To request the United Nations, consistent with UN Security Council
Resolution 1814 and within a period of one hundred and twenty (120) days,
to authorize and deploy an international stabilization force from countries
that are friends of Somalia excluding neighboring states;
b. Within a period of 120 days of the signing of this agreement the TFG
will act in accordance with the decision that has already been taken by the
Ethiopian Government to withdraw its troops from Somalia after the
deployment of a sufficient number of UN Forces;
c. The ARS shall, through a solemn public statement, cease and condemn
all acts of armed violence in Somalia and dissociate itself from any armed
groups or individuals that do not adhere to the terms of this Agreement.
8. To ensure the effective implementation of this Agreement, the Parties agree to:
a. Undertake all necessary measures to ensure unhindered humanitarian
access and assistance to affected populations;
b. Refrain from declarations and actions inconsistent with the peaceful
spirit of this Agreement;
c. Establish a Joint Security Committee to follow up the implementation of
security arrangements within fifteen (15) days of the signing of this
Agreement. The composition and mandate of this Committee, chaired by
the UN, shall be adopted within the same period.
9. A High Level Committee, chaired by the UN, should be established within
fifteen (15) days of the signing of this Agreement to follow up on issues
161
relating to the political cooperation between the Parties and concerns over
justice and reconciliation. These issues will be discussed at a conference to be
organized by 30 July 2008.
10. The Parties will work with all other relevant Somali stakeholders to ensure the
full and effective implementation of this agreement.
11. The Parties call on the international community to help provide the adequate
resources for the implementation and follow-up of this Agreement. The
Parties also consider it a priority to convene within the next six (6) months an
international conference aimed at addressing Somalia‟s Reconstruction and
Development.
Djibouti
9 June 2008
Transitional Federal Government Alliance for Re-Liberation of
Somalia
United Nations
Bron:
http://www.hiiraan.com/news2/2008/Jun/agreement_between_transitional_federal_governament_and_the_a
llaince_for_re_liberation_of_somalia.aspx
162
Kaart van de Hoorn van Afrika:
bron: http://www.un.org/Depts/Cartographic/map/profile/horne.pdf
163
Beknopt overzicht van de Somalische clanstructuur:
bron: Dagne, Ted. Somalia: Current Conditions and Prospects for a Lasting Peace. Congressional
Research Service, 18 februari 2009.
164
Overzicht van de samenstelling van de UIR:
bron: Dagne, Ted. Somalia: Current Conditions and Prospects for a Lasting Peace. Congressional
Research Service, 18 februari 2009.
165
Overzicht van de vroegere samenstelling van de TFG:
bron: Dagne, Ted. Somalia: Current Conditions and Prospects for a Lasting Peace. Congressional
Research Service, 18 februari 2009.
166
Overzicht samenstelling ARS voor de splitsing:
bron: Dagne, Ted. Somalia: Current Conditions and Prospects for a Lasting Peace. Congressional
Research Service, 18 februari 2009.
167
Evolutie Piraterij:
bron: http://unitedcats.files.wordpress.com/2008/11/somali_pirate_attacks.png
bron: http://3.bp.blogspot.com/_E-
QOnTGFX_o/SeDG7PlIXRI/AAAAAAAAHDk/q4WbId3PgU4/s400/Pirate-Pattern-Early-2008.jpg
168
Migratie vanuit Somalië:
bron: Kleist, Nauja. Nomads, sailors and refugee. A century of Somali migration.Succex Migration
Working Paper no. 23. Succex Centre of Migration Research.
bron, Nauja. Nomads, sailors and refugee. A century of Somali migration.Succex Migration Working Paper
no. 23. Succex Centre of Migration Research.