conflict en chaos

168
CONFLICT EN CHAOS? SOMALIË SINDS 1991: EEN CONTEMPORAINE GESCHIEDENIS VAN SOMALIË Tilburgh Anneleen Master in de geschiedenis Promotor: Prof. Jean-Sébastiaan Lecocq Academiejaar 2008- 2009

Upload: others

Post on 01-Mar-2022

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: CONFLICT EN CHAOS

CONFLICT EN CHAOS?

SOMALIË SINDS 1991: EEN CONTEMPORAINE

GESCHIEDENIS VAN SOMALIË

Tilburgh Anneleen

Master in de geschiedenis

Promotor: Prof. Jean-Sébastiaan Lecocq

Academiejaar 2008- 2009

Page 2: CONFLICT EN CHAOS

2

Inhoudstafel:

DANKWOORD 6

1. INLEIDING 7

1.1. Probleemstelling 7

1.2. Onderzoeksvragen 8

1.3. Methodologie 9

1.4. Opbouw masterscriptie 9

1.5. Status Questionis 13

2. EEN EERSTE KENNISMAKING MET SOMALIË 16

2.1. Het land en de bevolking 16

2.2. De Somalische clanstructuur 19

2.3. De voorgeschiedenis 22

2.4. De verschillende gewapende groepen van het conflict 27

3. HET REGIME BARRE EN HET SOMALISCHE STAATSVERVAL 31

3.1. Het regime Barre 31

3.2. Redenen tot het verval van het regime 33

De economische politiek en het economisch verval: 33

De oorlog om Ogaden: 35

Barres clanpolitiek: 36

3.3. De opkomst van verzet tegen Siad Barre 37

Somali Salvation Democratic Front (SSDF): 38

Somali National Movement (SNM): 38

United Somali Congress (USC): 39

Somali Patriotic Movement (SPM): 39

3.4. Het uitbreken van de burgeroorlog en de val van Siad Barre 40

3.5. De oorzaken van het ineenstorten van de staat 42

Bad leadership van Siad Barre: 42

De Somalische clanstructuur en het misbruik hiervan: 43

Het einde van de Koude Oorlog: 44

De aanwezigheid van enorme hoeveelheden wapens in Somalië: 44

4. DE MACHTSTRIJD NA DE VAL VAN SIAD BARRE: AIDEED VERSUS MAHDI 45

4.1. Siad Barre is ten val gebracht, en nu…? 45

4.2. De splitsing van de USC en de aanstelling van Ali Mahdi tot interim-president 46

4.3. De strijdende partijen 47

Somali National Front (SNF): 47

Somali Democratic Movement (SDM): 48

Southern Somali National Movement (SSNM): 48

United Somali Front (USF): 48

Somali Democratic Alliance (SDA): 49

United Somali Party (USP): 49

Somali National Democratic Union (SNDU): 50

Somali African Muki Organization (SAMO): 50

Somali National Union (SNU): 50

4.4. De strijd tussen Ali Mahdi en Farah Aideed 51

4.5. De strijd tegen het SNF 53

Page 3: CONFLICT EN CHAOS

3

5. DE INTERVENTIE VAN DE VERENIGDE NATIES 54

5.1. De aandacht vanuit het Westen voor de Somalische crisis 54

5.2. UNOSOM I 55

5.3. UNITAF 58

5.4. UNOSOM II 59

5.5. Black Hawk Down 61

5.6. Redenen voor het falen van interventie van de Verenigde Naties 63

6. SOMALIË NA HET VERTREK VAN DE V.N. OPERATIE 64

6.1. De transformatie van het gewapende conflict 64

De opkomst van zakenlui en de afname van het warlordisme: 64

De aard van de oorlogvoering: 66

Een overzicht van de situatie zoals ze na het vertrek van UNOSOM was: 67

a. De machtsverdelingen: 67

b. conflicthaarden: 68

c. de Habr Gidir: 68

6.2. De transformatie van de wetteloosheid 69

6.3. De afwezigheid van de staat 70

7. DE EVOLUTIE IN HET NOORDEN VAN HET LAND: DE AFSCHEIDING VAN

SOMALILAND EN DE OPRICHTING VAN PUNTLAND 71

7.1. Het ontstaan van Somaliland 71

7.2. 1991-1993: Abdirahman “Tuur” als eerste president van Somaliland 72

7.3. 1993- 1997: Een nieuwe regering onder leiding van Mohamed Haji Ibrahim Egal 73

7.4. De conferentie van Hargeisha 75

7.5. De democratisering van Somaliland 76

7.6. Het ontstaan van Puntland 77

7.7. De provincies Sool en Sanaag: gecontesteerd gebied 78

7.8. Een verschillend verloop van het conflict in het noorden en zuiden van Somalië 80

8. DE VREDESCONFERENTIES EN DE HEROPBOUW VAN DE SOMALISCHE STAAT

82

8. 1. Een bespreking van de verschillende vredesconferenties op het nationale niveau 82

Djibouti 1 en 2: 83

De vredesconferenties tijdens de UNOSOM-interventie: 83

Vredesconferenties eind jaren ‟90: 84

De Transitional National Government (TNG): 84

De Transitional Federal Government (TFG): 85

8.2. Een overzicht van de toegepaste strategieën tijdens de vredesconferenties 86

De building block benadering: 87

De gecentraliseerde top down benadering: 87

De dynamische benadering: 88

De gecentraliseerde bottom up benadering: 88

8.3. Een evaluatie van de verschillende vredesstrategieën 89

8.4. De obstakels voor vrede en de heropbouw van de staat 91

Negatieve precedenten: 91

De crisis van het leiderschap: 91

De politieke manipulatie van de clanidentiteit: 91

Gedeeltelijke participatie: 92

Onvolledige verzoening: 92

Page 4: CONFLICT EN CHAOS

4

Inmenging van buitenaf: 92

Internationaal onbegrip: 94

Mislukking versterkt mislukking: 94

Actoren die de vredesprocessen en heropbouw van de staat tegenwerken: 94

9. DE OPKOMST VAN ISLAMITISCHE KRACHTEN IN SOMALIË EN DE UNIE DER

ISLAMITISCHE RECHTBANKEN 96

9.1. Islam en Somalië 96

9.2. Jihadi Islamisme binnen Somalië 98

Al-Itihaad al-Islaami (AIAI): 98

Al-Takfir wal-Hijra: 99

Al-Shabaab al-Islaami: 100

9.3. Politieke islam in Somalië 100

Harakat al-Islah: 100

Ahlu Sunna wal Jama‟a (ASWJ): 101

Majma‟ „Ulimadda Islaamka Ee Soomaaliya: 101

Alliance for the Re-Liberation of Somalia (ARS): 102

9.4. Het islamitisch missionair activisme in Somalië en islamitische

liefdadigheidsinstellingen 102

9.5. Het ontstaan de Unie der Islamitische Rechtbanken 103

9.6. De oprichting van de Alliance for Restoration of Peace and Counter-Terrorism

(ARPCT) en de overwinning van de islamitische rechtbanken 105

9.7. De invasie van Ethiopië 107

10. SOMALIË NA DE INVASIE VAN ETHIOPIË EN DE GEVOLGEN VAN TWEE

DECENNIA GEWAPEND CONFLICT, WETTELOOSHEID EN AFWEZIGHEID VAN DE

STAAT 110

10.1. De Alliance for Re-liberation of Somalia (ARS) 110

10.2. Al-Shabaab al-Islaami 110

10.3. De vredesconferenties te Djibouti en Sheikh Sharif Sheikh Ahmed als nieuwe

president 112

De eerste bijeenkomst te Djibouti: 113

De tweede bijeenkomst te Djibouti: 113

De derde bijeenkomst te Djibouti: 113

De vierde bijeenkomst te Djibouti: 114

Het aftreden van Abdullahi Yusuf Ahmed: 114

De vijfde bijeenkomst te Djibouti: 115

10.4. Recente ontwikkelingen 115

10.5. De gevolgen van twee decennia gewapend conflict, afwezigheid van de staat en

wetteloosheid 116

Schending van de mensenrechten: 116

Migratie: 117

Sociale kost: 119

Economie: 120

Milieu: 120

Kidnapping en piraterij: 121

11. CONCLUSIE 123

LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN 128

Page 5: CONFLICT EN CHAOS

5

BIBLIOGRAFIE 130

Bijlagen 138

Resolutie 733 V.N. Veiligheidsraad: 139

Resolutie 751 V.N. Veiligheidsraad: 141

Resolutie 794 V.N. Veiligheidsraad: 143

Resolutie 814 V.N. Veiligheidsraad: 147

Resolutie 837 V.N. Veiligheidsraad: 153

Akkoord te Djibouti 9 juni 2008 tussen ARS-D en TFG: 159

Kaart van de Hoorn van Afrika: 162

Beknopt overzicht van de Somalische clanstructuur: 163

Overzicht van de samenstelling van de UIR: 164

Overzicht van de vroegere samenstelling van de TFG: 165

Overzicht samenstelling ARS voor de splitsing: 166

Evolutie Piraterij: 167

Migratie vanuit Somalië: 168

Page 6: CONFLICT EN CHAOS

6

DANKWOORD

Alvorens aan te vangen met deze mastercriptie zou ik enkele mensen willen bedanken

die rechtstreeks of onrechtstreeks hebben bijgedragen aan de tot stand koming ervan.

In de eerste plaats zou ik mijn ouders willen bedanken, die mij de kans hebben

gegeven om geschiedenis te gaan studeren en mij steeds onvoorwaardelijk gesteund

hebben. Mijn moeder verdient een speciale bedanking wegens het zorgvuldig nalezen

van de scriptie. Vervolgens gaat mijn dank uit naar mijn promotor professor Lecocq,

die tijd voor me vrijmaakte, geduldig op mijn e-mails antwoordde en me nieuwe

ideeën gaf op momenten dat het schrijven minder vlot verliep. Ook het Afrika-

Studiecentrum in Leiden wens ik te bedanken voor de hartelijke ontvangst en de hulp

die ik er gekregen heb. Bij mijn aankomst hadden ze alvast enkele werken voor me

opzij gehouden en de kopies van een cruciaal werk, dat tijdens mijn bezoek aan het

instituut nog ontleend was, hebben ze achteraf opgestuurd zodat ik geen tweede keer

richting Nederland moest. Mijn oprechte dank gaat ook uit naar professor G.J. Abbink,

die aan het Afrika-Studiecentrum verbonden is. Professor G.J. is antropoloog en voert

onderzoek naar de geschiedenis en cultuur in de Hoorn van Afrika. Daar ik zogoed als

geen informatie vond aangaande een bepaald aspect van mijn scriptie had ik met hem

contact opgenomen en hij hielp me verder op weg. Tenslotte zou ik ook mijn vriend

Stefan willen bedanken voor zijn steun en liefde.

Page 7: CONFLICT EN CHAOS

7

1. INLEIDING

1.1. Probleemstelling

Januari 1991 betekende een keerpunt in de Somalische geschiedenis. Siad Barre die reeds

sinds oktober 1969 over Somalië regeerde werd van de macht verdreven en hiermee

kwam er een einde aan een meer dan 21-jaar durende dictatuur. Toch zou de toekomst er

vanaf dat moment niet veel rooskleuriger uitzien voor Somalië. Bijna onmiddellijk na de

val van het regime Barre barstte er een ware machtsstrijd los die zich langs de Somalische

clanstructuur zou manifesteren. Sindsdien lijkt er geen einde te komen aan het conflict en

heeft het land te kampen gehad met diverse problemen. Het conflict heeft een zware tol

geëist en dit op vele vlakken. In december vorig jaar nog kondigde Artsen Zonder

Grenzen aan dat Somalië tot de “top 10” van de humanitaire crisissen van 2008 behoort.1

Ruw geschetst kan de crisis in het land onderverdeeld worden in drie aspecten, met name

het voortdurende gewapende conflict, de wetteloosheid die er in het land heerst en het

ontbreken van een regering.2 Sinds de val van het regime Barre in 1991 zijn er talrijke

pogingen geweest om opnieuw een goed functionerende regering tot stand te brengen

maar allen zonder blijvend succes. Dat de situatie in Somalië ernstig is valt dus niet te

betwijfelen.

De centrale vraag waarrond ik deze masterscriptie zou willen opbouwen is dan ook de

vraag hoe Somalië in de complexe situatie is terechtgekomen waarin het zich anno 2009

bevindt. Het is met andere woorden een vraag naar de evolutie die het land de afgelopen

twintig jaar heeft doorgemaakt, waarbij de nadruk zal komen te liggen op een analyse van

het interne conflict dat sinds 1991 in het land woedt. Toch zal ook de periode vóór 1991

kort aan bod komen daar dit onontbeerlijk is om het Somalische conflict ten volle te

begrijpen en te kunnen analyseren.

1 Artsen Zonder Grenzen. AZG ongerust over humanitaire actie in bepaalde gebieden. (20/02/09)

http://www.msf-azg.be/nl/main-menu/actueel/nieuws/nieuws-detail/table/1186.html 2 Menkhaus Ken. “Vicious Circles and the Security Development Nexus in Somalia”. Conflict, Security

and Development 4, no. 2: 149- 165 (2004): p. 149.

Page 8: CONFLICT EN CHAOS

8

Hoewel het land de laatste tijd steeds meer en meer het nieuws haalt, voornamelijk door

de toenemende piraterij in de golf van Aden, wordt de situatie in Somalië toch wel eens

“de vergeten crisis” of “het vergeten conflict” genoemd. Met deze scriptie hoop ik dus bij

te dragen aan een betere kennis van de evolutie en de hedendaagse situatie van Somalië

alsook van de transformatie van het conflict dat sinds 1991 in het land woedt.

1.2. Onderzoeksvragen

Naast de centrale onderzoeksvraag, namelijk hoe is Somalië in haar huidige situatie

verzeild geraakt, zal ook getracht worden enkele andere onderzoeksvragen te

beantwoorden. Deze vraag naar de evolutie die het land de afgelopen twintig jaar heeft

doorgemaakt kan immers verder ontleed en opgedeeld worden in een aantal interessante

deelvragen.

De eerste belangrijke onderzoeksvraag is de vraag naar de redenen van het verval van de

Somalische staat. Waarom werd het regime Barre ten val gebracht, wat heeft hiertoe

geleid? Samenhangend hiermee kunnen we ons ook gaan afvragen waarom men er niet

onmiddellijk in geslaagd is om een nieuwe regering te vormen en in hoeverre de wortels

van het huidige conflict in de periode voor 1991 liggen alsook in de Somalische

clanstructuur. Een tweede belangrijke onderzoeksvraag is de vraag naar de transformatie

van het gewapende conflict dat sinds 1991 aan de gang is. Is het conflict getransformeerd

en zo ja in welke zin en hoe manifesteert zich dit? Ook de titel van de scriptie “chaos en

conflict?” verwijst naar een element dat in de scriptie aan bod zal komen. Rotberg

beschreef ineengestorte staten als “a total vacuum of authority”. Vele mensen kunnen

zich dan ook niet voorstellen dat het leven verdergaat in afwezigheid van de staat en

vereenzelvigen het ineenstorten van de staat dan ook met complete anarchie en chaos.

Bijgevolg zal er in de scriptie nagegaan worden of er betreffende het conflict in Somalië

inderdaad van chaos en een total vacuum of authority kan gesproken worden. Een laatste

belangrijke onderzoeksvraag is tenslotte de vraag waarom alle pogingen tot het vormen

van een nieuwe regering onsuccesvol zijn geweest. Sinds het ineenstorten van het regime

Barre is men er immers nog steeds niet in geslaagd om een functionerende regering te

Page 9: CONFLICT EN CHAOS

9

vormen, hoewel er sinds 1991 maar liefst 14 pogingen zijn geweest. In de scriptie zal dus

een overzicht en analyse gegeven worden van deze pogingen en de redenen van het

mislukken ervan.

1.3. Methodologie

Deze masterscriptie is een historisch narratief dat tot stand is gekomen via een

beschrijvende analyse. Er is getracht de probleemstelling en onderzoeksvragen te

beantwoorden via een literatuurstudie gecombineerd met bronnenonderzoek. Dit

bronnenmateriaal kan grotendeels opgesplitst worden in twee grote groepen zijnde

rapporten, denken we hierbij voornamelijk aan rapporten van de International Crisis

Group, en persberichten. Deze persberichten waren zowel interessant om te kijken wat er

in de jaren ‟90 over Somalië in de media verscheen, als om een beeld te krijgen van de

huidige situatie. De situatie in Somalië evolueert immers snel en over de meest recente

gebeurtenissen zijn dan ook nog geen beschouwende werken te vinden. Om hier toch een

duidelijk en sluitend beeld van te kunnen schetsen werd dan ook gebruik gemaakt van

een combinatie van persberichten, rapporten en tijdschriftenartikels. Bepaalde

tijdschriftenreeksen zoals Review of African Political Economy bleken enorm interessant

te zijn daar ze regelmatig artikels rond Somalië publiceren aangaande vrij actuele

gebeurtenissen in het land. Ook de Horn of Africa Bulletin dat maandelijks artikels en

berichten publiceert over de gebeurtenissen in de Hoorn van Afrika bleek van grote

waarde te zijn voor het onderzoek. Daar er ook zeer weinig gepubliceerd was over de

situatie in Somalië midden jaren ‟90, wegens de verminderde aandacht vanuit het Westen

na de terugtrekking van de V.N. operatie in het land, bleken ook voornamelijk de werken

van Ken Menkhaus sleutelpublicaties te zijn.

1.4. Opbouw masterscriptie

In het begin van de scriptie zal allereerst dieper ingegaan worden op de voorgeschiedenis

van Somalië. In hoofdstuk twee zal de lezer kort kennismaken met het land waarbij er

dieper zal ingegaan worden op de bevolkingsgroepen die in Somalië aanwezig zijn en de

Somalische clanstructuur. Zoals we zullen zien is deze clanstructuur één van de meest

Page 10: CONFLICT EN CHAOS

10

kenmerkende aspecten van de Somalische samenleving en is enig inzicht hierin

onontbeerlijk om het huidige conflict ten volle te kunnen begrijpen. Verder zal ook de

periode van kolonisatie van het gebied beschreven worden. Bij de aankomst van de

koloniale mogendheden in de Hoorn van Afrika werd het gebied waar de Somalische

bevolking leefde immers onderverdeeld in 5 delen. Ook dit heeft zo zijn gevolgen gehad,

zo kunnen we de oorlog om Ogaden die Somalië in de jaren ‟70 heeft gekend hier

rechtstreeks mee in verband brengen, het was immers de bedoeling om het deel van

Ethiopië waar Somaliërs leven te annexeren en zo opnieuw een groot en verenigd

Somalië te vormen. Tenslotte zal in dit tweede hoofdstuk ook een overzicht gegeven

worden van de verschillende soorten gewapende groepen die we in het Somalische

conflict kunnen onderscheiden.

In hoofdstuk drie zal dieper ingegaan worden op het regime van Siad Barre dat van 1969

tot 1991 Somalië met harde hand regeerde en de invloed hiervan op de Somalische

samenleving. We gaan kort in op de machtsverwerving van Barre in 1969 en de daarna

gevoerde politiek. Hierbij wordt ook dieper ingegaan op de verschillende elementen die

tot het verval van het regime hebben geleid en voor de opkomst van verschillende

verzetsgroeperingen op het einde van de jaren ‟80 hebben gezorgd. Zoals we zullen zien

zullen deze verzetsgroeperingen voornamelijk langs de Somalische clanstructuren

georganiseerd worden. Op het einde van de jaren „80 zal het verzet tegen Barres regime

zo groot worden dat er een burgeroorlog in het land zal uitbreken en Barre uiteindelijk in

januari 1991 het land zal moeten ontvluchten en de Somalische staat ineenstort. Bij wijze

van afsluitende conclusie zal er op het einde van het hoofdstuk dieper ingegaan worden

op de aspecten die hebben bijgedragen tot het uiteindelijke ineenstorten van de

Somalische staat.

In het vierde hoofdstuk wordt de situatie beschreven na de val van het regime Barre. We

zullen zien dat in het land een bloedige machtsstrijd zal uitbarsten. In eerste instantie zal

deze strijd gevoerd worden door een handvol partijen maar algauw is er sprake van een

hele resem actoren die zich in het conflict mengen. Voor alle duidelijkheid wordt er in

hoofdstuk drie dan ook een overzicht gegeven van alle facties die in het begin van de

Page 11: CONFLICT EN CHAOS

11

jaren ‟90 een rol speelden in het conflict. Verder werd het conflict begin jaren ‟90

voornamelijk gedetermineerd door de strijd tussen Ali Mahdi, die tot interim-president

van Somalië werd aangesteld, en Farah Aideed. Ook Siad Barre en zijn aanhangers

zouden met het Somali National Front (SNF) nog een poging ondernemen om opnieuw

aan de macht te komen in het land. De strijd tussen Ali Mahdi en Farah Aideed zowel als

de de opgang van het SNF zullen in hoofdsuk vier verder worden uitgediept.

In hoofdstuk vijf zal de interventie van de Verenigde Naties in Somalië besproken

worden. De strijd en verwoestingen zouden er in 1992-1993 toe leiden dat zo‟n 4,5

miljoen Somaliërs bedreigd werden door ondervoeding. 3

Ten gevolge van deze

catastrofale humanitaire situatie besliste de V.N. Veiligheidsraad in te grijpen en komt de

United Nations Operation in Somalia (UNOSOM I) tot stand. Ook op de United Task

Force on Somalia (UNITAF) die met Operation Restore Hope de nodige veiligheid

moest creëren om de Somalische bevolking van noodhulp te kunnen voorzien en de

vervanging van UNOSOM I door UNOSOM II zal in dit hoofdstuk verder ingegaan

worden. De V.N. operatie zou echter in mineur eindigen waarbij de V.N. door haar

klopjacht op generaal Aideed een zoveelste partij binnen het conflict werd. Tenslotte

zullen dus ook Black Hawk Down en een kort overzicht van de redenen tot het falen van

de V.N. interventie aan bod komen.

In hoofdstuk zes zal zeer kort een overzicht gegeven worden van de de verandering van

het gewapende conflict en de wetteloosheid na het vertrek van de V.N. interventie. Zoals

we zullen zien zal het conflict niet meer hetzelfde zijn als vóór de interventie. Bovendien

zullen we zien dat er zich informele systemen van bestuur zijn gaan ontwikkelen die zich

met rechtspraak gaan bezighouden en hierdoor voor een verhoogde veiligheid zorgen.

Tenslotte zal er ook kort worden ingegaan op de afwezigheid van de staat waarbij in feite

een aanloop wordt gegeven naar de volgende hoofdstukken toe.

3 Ramsbotham, Oliver en Tom Woodhouse. Encyclopedia of International Peacekeeping Operations.

(Oxford: ABC-Clio, 1999), p. 223.

Page 12: CONFLICT EN CHAOS

12

Zoals we in hoofdstuk zeven zullen zien kent het noorden en noordoosten van Somalië

een heel andere evolutie. Terwijl in het zuiden van het land rivaliserende facties elkaar

bekampen om de macht scheidde het noorden zich algauw af en verklaarde zich

unilateraal onafhankelijkheid. Dit gebied dat de grenzen van het voormalige Britse

protectoraat zou aannemen zou “Somaliland” gedoopt worden. Naast het ontstaan en de

verdere evolutie van Somaliland zal ook ingegaan worden op het ontstaan van Puntland.

Puntland zou in 1998 opgericht worden in het noordoosten van Somalië als een autonome

regio. Sinds de oprichting van Puntland heerst er echter een geschil met Somaliland over

de provincies Sool en Sanaag daar zowel Somaliland als Puntland deze provincies

claimen. Ook hierop zal dieper ingegaan worden. Tenslotte zal op het einde van

hoofdstuk zeven ingegaan worden op het verschillende verloop van het conflict in het

noorden en zuiden van Somalië.

Doorheen de jaren zijn er al talloze vredes- en verzoeningsconferenties georganiseerd

maar voorlopig allen zonder blijvend resultaat. De regeringen die gevormd werden waren

geen lang leven beschoren en genoten weinig macht. Bij aanvang van hoofdstuk acht zal

een bespreking en overzicht gegeven worden van deze verschillende vredesconferenties

op het nationale niveau. Daarna zal een overzicht gegeven worden van de toegepaste

strategieën tijdens deze conferenties gevolgd door een evaluatie ervan. Op het einde van

hoofdstuk acht wordt een overzicht gegeven van de obstakels voor voor vrede en de

heropbouw van de Somalische staat.

In hoofdstuk negen wordt de opkomst van de verschillende islamitische groeperingen in

Somalië besproken en ingegaan op de Unie der Islamitische Rechtbanken. Vooraleer de

opkomst en het succes van de Unie der Islamitische Rechtbanken te bespreken zal

allereerst een beschrijving worden gegeven van de islam in Somalië en de verschillende

soorten islamitische organisaties die men in het land kan terugvinden, gaande van

islamitische liefdadigheidsinstellingen en het missionair islamitisch activisme tot

politieke islam en het jihadi islamisme in Somalië. Hierna zal de Unie der Islamitische

Rechtbanken besproken worden gevolgd door een beschrijving van de invasie van

Ethiopië in Somalië.

Page 13: CONFLICT EN CHAOS

13

In hoofdstuk tien tenslotte wordt de situatie in Somalië na de invasie van Ethiopië

besproken. Er wordt onder andere ingegaan op de vorming van de Alliance for Re-

liberation of Somalia (ARS) en de strijd van Al-Shabaab al-Islaami. Ook de

vredesconferenties te Djibouti en de verkiezing van Sheikh Sharif Sheikh Ahmed tot

nieuwe president van de Transitional Federal Government (TFG) worden besproken

alsook de recente ontwikkelingen en de gevolgen van twee decennia gewapend conflict,

wetteloosheid en afwezigheid van de staat. In hoofstuk elf tenslotte vindt men de

conclusie.

1.5. Status Questionis

Alvorens aan te vatten met het eerste hoofdstuk, is het belangrijk om een kort overzicht te

geven van de verschillende invalshoeken die er in de academische literatuur rond Somalië

bestaan. Het grootste deel van de academische literatuur biedt een analyse van Somalië

als gefaalde of ineengestorte staat. De laatste twee decennia zijn noties als fragile, failed

en collapsed states zeer populair geworden en wordt hier in de academische wereld

ruimschoots aandacht aan besteed4. Dergelijke staten zouden er niet in slagen enkele van

hun kerntaken te vervullen waardoor ze politiek, sociaal en/of economisch gezien als

fragiel beschouwd kunnen worden. Daar Somalië ondertussen al bijna twintig jaar geen

functionerende regering meer heeft vormt Somalië dan ook hét land bij uitstek waarop

politicologen hun theorieën rond gefaalde of ineengestorte staten kunnen uittesten en

verifiëren.

In de academische literatuur die er rond Somalië bestaat kunnen we twee grote

stromingen onderscheiden, met name de “traditionele visie” en die van de

“transformalisten”.5 De aanhangers van de traditionele visie zien de ineenstorting van de

staat in Somalië voornamelijk als een gevolg van de clanpolitiek en clanverdeling van het

4 Jütersonke, Olivier en Keith Krause. “Seeking out the State: Fragile States and International Governance”.

Politorbis, no. 42: 5- 12 (2007), p. 5. 5 Abbink, Jon, Mirjam, de Bruijn, en Klaas Walraven. Rethinking resistance: Revolt and Violence in

African History. (Leiden: Brill, 2003), p 332.

Page 14: CONFLICT EN CHAOS

14

land. De oorzaken die tot staatsverval geleid hebben zijn volgens hen dus voornamelijk

interne oorzaken. De tweede groep academici die de transformalisten worden genoemd

biedt een alternatieve visie op het ineenstorten van het politieke systeem in Somalië. Zo

zien deze academici eerder externe factoren en structurele veranderingen als de

belangrijkste oorzaken van het ineenstorten van de Somalische staat. Een transformatie

van de politieke economie is dus volgens de transformalisten de onderliggende oorzaak

die de interne rivaliteit tussen de elite en de overneming van de nationale politiek door de

clans heeft veroorzaakt. Daar de traditionalisten dus eerder de continuïteit, met name de

Somalische clanstructuur, als onderliggende oorzaak van de fragmentatie van de

Somalische staat zien, ligt bij de transformalisten eerder de nadruk op verandering.6

De grondlegger van de traditionele visie is Ioan M. Lewis. Deze raakte in de late jaren

1950 geïnteresseerd in de sociale en politieke structuur bij de Somalische nomaden en

begon hier onderzoek naar te doen. Tussen 1955 en 1960 publiceerde hij verschillende

werken over de Somaliërs, hun afstamming, clansysteem en religie. Belangrijk was echter

de publicatie van zijn boek “A Pastoral Democracy: A Study of Pastoralism and Politics

Among the Northern Somali of the Horn of Africa” in 1961. In dit werk vinden we de

basis terug van de traditionele visie. In dit boek poneerde Lewis immers dat de sociale

structuur van de Somalische pastorale nomaden door een paar belangrijke aspecten

gekarakteriseerd worden. Ten eerste meende Lewis dat de Somalische samenleving een

zeer egalitaire samenleving was. Ten tweede stelde hij dat de Somalische samenleving

staatloos was daar gecentraliseerde instituties en een geformaliseerde autoriteit ontbreken.

En ten derde stelde hij dat de sociale netwerken van de Somaliërs gereguleerd worden

door het systeem van afstamming waarbij dit systeem ook de basis vormt voor de

identiteitsvorming van de Somaliërs. Volgens Lewis was dit primordiale systeem van

afstamming de reden dat er zich in pre-koloniaal Somalië geen gecentraliseerd politiek

bestuur had ontwikkeld. Wanneer het regime Barre in 1991 ten val werd gebracht en de

6 Mohamoud, Abdullah. State collapse and post-conflict development in Africa. The case of Somalia (1960-

2001). (Rotterdam: Thela Thesis, 2002), p. 20- 21.

Page 15: CONFLICT EN CHAOS

15

clans opnieuw duidelijker op de voorgrond traden zagen de traditionalisten hierin dan ook

de bevestiging van hun these.7

De transfomalistische visie op de Somalische samenleving is recenter van datum en

dateert uit de jaren 1980. De grondleggers van deze school zijn de broers Abdi en Ahmed

Ismail Samatar. Met hun visie wilden ze een alternatief bieden voor de traditionele visie

die volgens hen a-historisch is. Zoals reeds gezegd focust men in deze visie meer op de

externe factoren die structurele veranderingen teweeg brengen. Zo gaat men bijvoorbeeld

kijken naar de effecten van de globale markteconomie en de kolonisering op de

Somalische maatschappij. De basis van het probleem ligt volgens de transformalistische

visie in de rivaliteit tussen nieuwe sociale strata die de economische ontwikkeling

verstoort en zo politieke problemen veroorzaakt.8

7 Mohamoud. State collapse and post-conflict development in Africa, p. 20- 21.

8 Mohamoud, State collapse, p. 20- 21.

Page 16: CONFLICT EN CHAOS

16

2. EEN EERSTE KENNISMAKING MET SOMALIË

2.1. Het land en de bevolking

De Republiek Somalië ligt in de Hoorn van Afrika aan de Indische Oceaan en de golf van

Aden. In het westen grenst het aan Ethiopië, in het noordwesten aan Djibouti en in het

zuidwesten aan Kenia. De totale Somalische bevolking wordt geschat op zo een 8 tot 11

miljoen mensen die voor het grootste deel uit etnische Somaliërs bestaan.9 Hiermee

bedoelen we het deel van de bevolking dat tot één van de zes grote Somalische

clanfamilies behoort. Verder kunnen we ook stellen dat alle etnische Somaliërs het

Somalisch spreken, dat een Hamitische taal10

is en dat 99% van deze etnische Somaliërs

Soennitische moslims zijn die tot de Sha’afi school behoren.11

De Somalische taal kent

echter ook verschillende dialecten, waarvan de groep van Maay-dialecten de belangrijkste

is. De etnische Somaliërs kunnen ingedeeld worden in twee genealogische groepen, met

name de Sab die we voornamelijk in het zuiden van het land terugvinden en de

noordelijke Samale die beiden afstammelingen zouden zijn van Aqil ibn Abi Talib, een

afstammeling van de profeet Mohammed via de Quraysh-lineage.12

De clanfamilies die

tot de groep van de Samale behoren leefden oorspronkelijk van nomadische veeteelt en

de clanfamilies van de Sab van landbouw. Belangrijk om weten is dat de Sab door de

Samale steeds als minderwaardig zijn beschouwd daar ze van de landbouw leven. Verder

leidt een groot deel van de bevolking (zo een 40%) nog steeds een nomadisch bestaan.13

Hoewel de Somalische bevolking steeds als zeer homogeen is beschouwd zijn er toch ook

verschillende minderheidsgroepen in het land aanwezig die niet uit het oog verloren

mogen worden. Vaak worden deze mensen ook het hardst getroffen door de conflicten

die sinds 1991 in het land woeden. Hierbij kunnen we onder andere denken aan de Bantu,

9 Lewis, Ioan Myrddin. Understanding Somalia and Somaliland: culture, history, society. (Londen: Hurst

& co, 2008), p. 1. 10

Rost, ed. Grote Winkler Prins encyclopedie. deel 21 (Turnhout: Brepols nv, 1993), p. 351. 11

Brons, Maria. Society, Security, Sovereignity and State: Somalia. From Statelessness to Statelessness?

(Groningen: Haasbeek, 2001), p. 95. 12

Mukhtar, Mohamed Haji. “Historical Dictionary of Somalia”. African Historical Dictionary Series, no.

87. (Oxford: The Scarecrow Press, 2003), p. 62. 13

Rost. Grote Winkler Prins encyclopedie, p. 351.

Page 17: CONFLICT EN CHAOS

17

Barawan, Benadiri, Bajuni, de beroepskasten en de Eyle in het land. De jareer of

Bantubevolking zou zo een 5% van de Somalische bevolking uitmaken en is heel divers,

deze diversiteit manifesteert zich op geografisch, linguïstiek, etnisch en historisch vlak.14

Geografisch gezien leeft het grootste deel van de Bantubevolking langs de rivieren Juba

en Shabelle in Zuid-Somalië alsook in Bay en Bakool. Toch vinden we ook kleine

aantallen Bantus, voornamelijk vissers, in de kleine steden langs de noordelijke kust.

Bovendien hebben in de loop van het conflict vele Bantus zich ook naar de grote

Somalische steden verplaatst waar ze hoopten meer veiligheid en hulp te vinden.15

Historisch gezien zou de bantubevolking in Somalië afstammen van

bantugemeenschappen in Oost- en Centraal-Afrika uit landen als Tanzania en Malawi, ze

zouden naar Somalië gebracht zijn door Arabische slavenhandelaars. Toch zouden er ook

hiervoor al Bantus in Somalië aanwezig geweest zijn.16

Het grootste deel van de

bantubevolking leeft van kleinschalige landbouw.

De Barawan en Benadiri, die over het algemeen lichter van huidskleur zijn dan de

etnische Somaliërs, bevolken al veel langer dan de etnische Somaliërs het huidige

Somalische grondgebied. Deze bevolkingsgroepen leven langs de Somalische kusten en

leven van de handel. Hoewel ze militair en politiek gezien zwak zijn genoten ze in het

verleden wel economische privileges waardoor ze tijdens de burgeroorlog zeer kwetsbaar

waren voor plunderingen en dergelijke meer. Een andere minderheid binnen Somalië is

de Banjubevolking die voornamelijk aan de oostelijke kustgebieden van visvangst leeft.

Deze hebben echter zowel op politiek als economisch vlak relatief weinig macht. 17

Bij de beroepskasten dienen we aan de Gaboye, Tumal, Yibir en Galgala te denken die

etnisch gezien geassocieerd kunnen worden met de dominante clanfamilies van de

Samale en in centraal en noord-Somalië leven. Ze worden echter als minderwaardig

beschouwd vanwege hun economische activiteiten. Vaak zijn ze schoenmaker, kapper of

14

Menkaus, Ken. “Bantu ethnic identity in Somalia”. Annales d’ Éthiopie, 19: 323- 339 (2003), p. 329. 15

Menkhaus, “Bantu ethnic identity in Somalia”, p. 329. 16

UN-OCHA. A Study on Minority Groups in Somalia, p. 4. (25/02/09): http://www.internal-

displacement.org/8025708F004CE90B/(httpDocuments)/76E68B26463E184E802570B70059F73A/$file/M

inoritiesSomaliaUNCU+OCHAJul02draft.pdf. 17

Menkhaus, Ken. “Bantu ethnic identity in Somalia”, p. 325-326.

Page 18: CONFLICT EN CHAOS

18

smid van beroep. Tenslotte is er ook nog een kleine Eyle gemeenschap die in Centraal-

Somalië leeft.

bron: http://www.un.org/Depts/Cartographic/map/profile/somalia.pdf

Page 19: CONFLICT EN CHAOS

19

2.2. De Somalische clanstructuur

Wie de Somalische samenleving en de evolutie die het land de laatste twintig jaar heeft

doorgemaakt wil begrijpen moet allereerst een duidelijk beeld hebben van de Somalische

clanstructuur. Deze vormt immers als het ware de basiseenheid van de Somalische

samenleving, en is in vele opzichten ook een component van het Somalische conflict.

Zoals reeds eerder vermeld zijn er in Somalië zes grote clanfamilies terug te vinden die

onderverdeeld kunnen worden in twee genealogische groepen. Allereerst zijn er de

Samale die vier grote clanfamilies omvat, met name de Dir, de Isaaq, de Darood en de

Hawiye. Ten tweede zijn er de Sab die slechts twee grote clanfamilies omvat namelijk de

Rahanweyn en de Digil. Elk van deze clanfamilies kan verder onderverdeeld worden in

clans, subclans en families. Zo omvat de clanfamilie van de Darood bijvoorbeeld de

Dolbahante-, Majerteen-, Marehan- en Ogandeniclan.18

Het Somalische woord tol

verwijst naar een patrilineaire afstamming, occasioneel wordt er echter ook rekening

gehouden met afstamming via de moeder waarvoor men het Somalische woord bah

gebruikt.19

Binnen de clans wordt er gebruik gemaakt van het gewoonterecht (xeer) wat

in feite een mengeling is van de sharia en pre-islamitische tradities. De clan wordt geleid

door de clanouderen die verantwoordelijk zijn voor onderhandeling en bemiddeling

indien er een conflict is. Belangrijk binnen de Somalische samenleving is ook de diya dat

gebruikt wordt als instrument voor sociale controle en conflictresolutie. Diya betekent

letterlijk “bloedschuld” en men bedoelt hiermee de groep die hiervoor aansprakelijk kan

worden gesteld.

In pre-koloniaal Somalië speelde de clanstructuur een grote rol en ook sinds het

wegvallen van een centrale regering hebben de clanstructuren opnieuw aan belang

gewonnen, zo beïnvloeden ze in grote mate het dagelijkse leven, de politiek en het

conflict in Somalië.20

Hoewel voor de kolonisering elke clan gekoppeld kon worden aan

een bepaalde regio en een eigen politieke leider (gaande van malak tot gereed, islaw,

18

Makinda, Samuel. Seeking Peace from Chaos: Humanitarian Intevention in Somalia. (Londen: Lynne

Rienner Publishers, 1993). 19

Abbink, de Bruijn, en Walraven. Rethinking resistance, p. 5. 20

Abbink, de Bruijn en Walraven. Rethinking resistance, p. 1.

Page 20: CONFLICT EN CHAOS

20

sultan en ugas)21

, is dit doorheen de tijd sterk geëvolueerd. Voor een overzicht van de

clanverdeling wordt zeer vaak de bekende CIA-kaart weergegeven (cfr. infra), deze is

interessant om een beeld te krijgen van de clanverdeling, maar het conflict evolueert snel.

In het kader van het huidige conflict kunnen we opmerken dat de Somalische

clanstructuur geen statisch gegeven is maar mede vorm wordt gegeven en gemanipuleerd

door de snel veranderende situatie van het land. De clanstructuur kan dan ook zowel

gezien worden als een middel van vereniging dat de Somaliërs bindt, of als een element

van fragmentatie dat in grote mate bijdraagt aan het conflict. De verschillen tussen

clanfamilies, clans en subclans kunnen makkelijk gemanipuleerd worden voor politieke

of economische doeleinden (voornamelijk door warlords en clanleiders), en het grootste

deel van de gewapende groepen in het conflict zijn dan ook clanmilities. Langs de andere

kant zorgt deze clanstructuur in de afwezigheid van een functionerende staat ook voor

conflictresolutie en -management en tracht men de eigen clanleden te beschermen in

tijden van crisis.22

21

Mukhtar. Historical Dictionary of Somalia, p. 63. 22

the World Bank report. Conflict in Somalia: Drivers and Dynamics. Washington DC, januari 2005, p.

16-17 (01/08/09): http://siteresources.worldbank.org/INTSOMALIA/Resources/conflictinsomalia.pdf

Page 21: CONFLICT EN CHAOS

21

bron: http://www.lib.utexas.edu/maps/africa/somalia_ethnic_grps_2002.jpg

Page 22: CONFLICT EN CHAOS

22

2.3. De voorgeschiedenis

Op het einde van de 19e eeuw wordt net zoals in de rest van Afrika ook het gebied waar

de Somalische bevolking woont gekoloniseerd. Tot op dit moment had deze bevolking

geen gecentraliseerde staat gekend, er was dus sprake van een staatsloze samenleving die

georganiseerd was langs bloedverwantschap (clans) en xeer (gewoonterecht).23

De

koloniale machten verdeelden het gebied van de Somalische bevolking in feite in vijf

politieke entiteiten24

, zijnde:

1. Het Britse protectoraat Somaliland, gelegen in het Noorden

2. Italiaans Somalië

3. Het Franse Somaliland (het huidige Djibouti)

4. De regio Oganden die vanaf dan tot Ethiopië behoort

5. Het door Somaliërs bewoond gebied dat sindsdien tot Kenia behoort

Groot-Brittannië was de eerste koloniale macht in het gebied en installeerde er in 1885

haar protectoraat in het Noorden.25

Men koos ervoor om het gebied als een protectoraat in

te richten en te besturen omdat dit de goedkoopste manier was om het gebied te

controleren. De Britse inmenging in Somaliland was in feite het gevolg van het bezit van

Brits-Indië. Zo had Groot-Brittannië de stad Aden in handen, momenteel gelegen in de

Republiek Jemen, vanwaar het zijn handelsbelangen naar Indië behartigde en beschermde.

Behalve de goede strategische ligging had de stad maar weinig andere voordelen. Om het

Britse personeel te voeden dat in de stad gestationeerd was ging Groot-Brittannië

commerciële verdragen aan met clanouderen in het Noorden van Somalië en werd het

gebied in 1885 een protectoraat van Brits-Indië. Van 1898 tot 1905 werd het gebied

bestuurd door het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken en vanaf 1905 door Koloniale

Zaken waarbij Brits Somaliland de status van kolonie verwierf. 26

Een deel van het gebied

23

Samatar, Ahmed. The Somali Challenge: from Catastrophe to Renewal. (Boulder: Lynne Rienner

Publisher, 1994), p. 109- 110. 24

Mohamoud, State collapse, p. 65. 25

Abbink, de Bruijn, en Walraven. Rethinking resistance, p. 339. 26

Mohamoud, State collapse, p. 65- 66.

Page 23: CONFLICT EN CHAOS

23

dat door de Somalische bevolking bewoond werd, werd door Groot-Brittannië bij haar

andere kolonie, Kenia gevoegd.

Ook Frankrijk verwierf in het gebied een kolonie in 1888 en had bovendien grotere

imperiale ambities dan Groot-Brittannië. Zo had Frankrijk handelsambities in Ethiopië

waardoor in 1881 de Franco-Ethiopische handelscompagnie werd opgericht. Bovendien

had Frankrijk al bezittingen in Indochina en Madagaskar en wilde het een basis

verwerven in de Hoorn van Afrika waar de schepen bevoorraad konden worden. Verder

diende het bezit van een stuk land in Afrika ook gezien te worden als een teken van

prestige dat bij een mogendheid als Frankrijk niet kon ontbreken.27

Het gebied dat vanaf

1888 onder Franse controle kwam te staan is het huidige Djibouti. De bedoeling van

zowel Frankrijk als Groot-Brittannië was echter niet om hun gebieden diepgaand te

koloniseren en de inheemse samenleving te transformeren. Nog meer dan in andere

Afrikaanse regio‟s was hun houding ten opzichte van de Hoorn van Afrika er één van

indirect rule.28

Een andere belangrijke mogendheid in de regio was Italië die pas in 1893 een deel van

het Somalische territorium, namelijk het zuiden, verwierf. Daar waar Groot-Brittannië in

het begin weinig intenties had om het hinterland van de noordelijke kuststreek te bezetten

had Italië deze intenties betreffende het zuiden van Somalië des te meer. Italië dat in deze

periode nog met een grote bevolkingsgroei te kampen had, wilde dit vruchtbare gebied

immers gebruiken om er armere Italiaanse boeren naartoe te laten immigreren. Verder

hoopte Italië later het vruchtbare hoogland van Ethiopië te kunnen veroveren. In

tegenstelling tot Frankrijk en Groot-Brittannië beschouwde Italië haar territorium in de

Hoorn van Afrika wel degelijk als een settler colony. 29

Naast deze drie westerse imperiale mogendheden verwierf ook Ethiopië in 1897 een deel

van de spreekwoordelijke (Somalische) koek. Het imperiale Ethiopië dat Italië in 1896

versloeg bij de slag om Adowa, bleek een belangrijke rivaal te zijn in de Hoorn van

27

Mohamoud, State collapse, p. 65- 66. 28

Abbink, de Bruijn, en Walraven. Rethinking resistance, p. 340. 29

Abbink, de Bruijn, en Walraven. Rethinking resistance, p. 339-340.

Page 24: CONFLICT EN CHAOS

24

Afrika waarmee men rekening diende te houden. In 1897 werd dan ook een verdrag

tussen Italië en Ethiopië afgesloten waarbij aan Ethopië de Ogandenregio toegekend werd.

In de onderhandelingen bij het afsluiten van dit verdrag verkreeg Ethiopië niet alleen een

deel van het Somalische territorium maar kon het ook nog andere concessies afdwingen,

zo werd het bijvoorbeeld door Groot-Brittannië sindsdien toegelaten dat Ethiopië via de

havens in noordelijk Somaliland wapens importeerde.30

Vanaf de jaren 1920 tot aan de Tweede Wereldoorlog vergrootte de invloed van het

kolonialisme op de Somalische samenleving enorm. We kunnen in deze periode dus

spreken van een koloniale consolidatie.31

Zowel Italië als Groot-Brittannië werden meer

en meer toegewijd aan hun Somalische kolonie waarbij men ging investeren in het

aanleggen van wegen, het aanboren van waterbronnen, de agricultuur en

gezondheidsfaciliteiten. Het koloniale beleid had niettemin ook zijn negatieve effecten op

de transhumance van de Somalische clans, voornamelijk in het Zuiden waar Italië

agriculturele projecten wou ontwikkelen. Zo werd er bijvoorbeeld land afgenomen van de

inheemse bevolking en werden er nieuwe grenzen getrokken die clanfamilies en clans

verdeelden en hun levenswijze bedreigde. 32

Door zijn alliantie met Nazi-Duitsland dacht Mussolini tijdens de Tweede Wereldoorlog

zijn invloedssfeer in de Balkan en in Noord- en Oost-Afrika te kunnen uitbreiden. In het

begin slaagde Italië erin om Brits Somaliland te bezetten maar deze overwinning zou van

korte duur blijken te zijn. Het Britse offensief in 1941 was succesvol en na een paar

weken had het geheel Somalië onder haar controle.33

Tegen het midden van 1943 waren

zowel de Duitsers als de Italianen uit Afrika verdreven en startte het debat over de

toekomst van hun kolonies.34

Vanaf 1942 werden Brits en Italiaans Somalië geleid door

de British Military Administration (BMA) tot en met 1950. In 1950 verwierf Italië het

30

Mohamoud, State collapse, p. 67. 31

Teutsch, Friederike. “Collapsing expectations: national identity and disintegration of the state in

Somalia”. Occasional papers. no. 78 (Edinburgh: Centre of African Studies, 1999): 35. 32

Abbink, de Bruijn en Walraven. Rethinking resistance, p. 346. 33

Tripodi, Paolo. The Colonial Legacy in Somalia: Rome and Mogadishu from Colonial Administration to

Operation Restore Hope. (New York: St. Martin‟s Press, 1999), p. 44. 34

Benjamin, Thomas, ed. Encyclopedia of Western Colonialism since 1450, 3. (New York/Londen:

Thomson Gale, 2007), p. 404.

Page 25: CONFLICT EN CHAOS

25

mandaat van de Verenigde Naties om haar voormalige kolonie Somalië opnieuw voor

tien jaar te besturen en voor te bereiden op de onafhankelijkheid. Ook Groot-Brittannië

kreeg deze taak opgedragen betreffende haar kolonie Somaliland.35

De Tweede Wereldoorlog had eveneens een radicalisering van de Somalische politiek en

een groeiende ontevredenheid met het koloniale beleid met zich meegebracht. In deze

periode zien we dan ook de opkomst van nationalistische bewegingen die sterk tegen een

nieuwe Italiaanse inmenging gekant waren. De Somali Youth League (SYL) was

aanvankelijk in 1943 onder Britse heerschappij ontstaan als een club maar sprak zich nu

sterk uit tegen de Italiaanse inmenging in de toekomst van Somalië. Hoewel de SYL en

het pan-Somalische idee het Somalische politieke leven begonnen te domineren

ontstonden er ook verschillende andere partijen waarvan er enkele pro-Italiaans waren.

Zo ontstond op 6 juni 1943 de Patriotica Beneficence Union (PBU) die de Italiaanse

koloniale aspiraties steunde. Vooral vanaf 1947 zien we het politieke veld in Somalië

uiteenvallen in twee groepen, namelijk diegenen die pro-Italiaans zijn en voorstander van

een terugkeer van een Italiaanse administratie in het land en diegenen die in geen geval

Somalië opnieuw onder Italiaanse controle wensten te zien komen.36

Deze twee

groeperingen kunnen ook geassocieerd worden met bepaalde Somalische clans. Zo

kunnen we stellen dat de Hawiye die zich in Mogadishu gevestigd hadden en hierdoor

historisch gezien steeds zeer nauw waren geweest met de Italianen het Italiaanse mandaat

goedgezind waren. De Darod-clan vormde dan weer de ruggengraat van de Somali Youth

League. De Digil en de Rahanweyn gaven vanwege hun handelsbelangen hun steun aan

Italië en dus de aan de Hawiye terwijl de Isaaq in deze periode niet echt partij koos.37

In 1954 werden er verkiezingen in Somalië georganiseerd. Het resultaat was vrij

verrassend. Hoewel het in de verwachtingen lag dat de Somali Youth League goed zou

scoren behaalde deze maar liefst 47,7% van alle stemmen waardoor ze 141 van de 281

zetels veroverde. Deze overwinning was een duidelijke indicatie dat de Italiaanse

35

Abbink, de Bruijn en Walraven. Rethinking resistance, p. 347- 348. 36

Tripodi, The Colonial Legacy in Somalia, p. 45. 37

Tripodi, Paolo. “Back to the Horn: Italian Administration and Somalia‟s Troubled Independence”. The

International Journal of African Historical Studies, 32. no. 2-3: 359- 380 (1999), p. 361.

Page 26: CONFLICT EN CHAOS

26

administratie haar houding ten opzichte van de SYL diende te veranderen. De

verkiezingen maakten de houding van de Somalische bevolking ten opzichte van de

Italiaanse aanwezigheid in hun land immers zeer duidelijk. Toch zien we dat ook de SYL

vanaf dit moment haar houding ten opzichte van de Italiaanse administratie aanpast en

minder weerspannig en wantrouwig ten opzichte van de Italiaanse administratie gaat

staan. De verkiezingen van 1954 zorgde dus voor het begin van een détente tussen de

SYL en de Italiaanse administratie. Op termijn zal de SYL zelfs aangeven de Italiaanse

inmenging in het land tot 1960 te accepteren en ook na 1960 een goede relatie met Italië

te willen onderhouden. 38

In 1960 verkregen zowel Brits als Italiaans Somalië de onafhankelijkheid en werden ze

samengevoegd tot het huidige Somalië met Aden Abdullah Osman Dar van de SYL als

eerste president.39

Dit bracht eveneens enkele problemen met zich mee. Zo diende de

administratie, die bovendien zeer slecht was voorbereid en uitgebouwd, na de

onafhankelijkheid in twee talen te gebeuren: het Italiaans en het Engels. Het Somali

kende op dit moment nog geen algemeen aanvaarde schriftelijke vorm. De samenvoeging

van Brits en Italiaans Somalië had ook zo zijn weerslag op de Somalische clans. Zo was

bijvoorbeeld in Brits Somaliland de Isaaq steeds de dominerende clanfamilie geweest ten

opzichte van de Dir en de Darood, maar door de vereniging met Italiaans Somalië konden

de Dir en Darood uit het noorden allianties aangaan met leden van de Dir en de Darood

uit het zuiden, waardoor de invloed van de Isaaq aanzienlijk verzwakte. De vereniging

van beide territoria veranderde dus de bestaande machtsverhoudingen tussen de

verschillende Somalische clans.40

In 1967 volgde Abdirashid Ali Sharmanke, Aden Abdullah Osman Dar op als president

van Somalië en werd Mohamed Ibrahim Egal eerste minister.41

Het zou echter niet lang

duren voor Abdirashid Ali Sharmanke vermoord werd door één van zijn bodyguards en

Siad Barre de macht greep en zijn militaire dictatuur vestigde…

38

Tripodi, Back to the Horn, p. 374- 375. 39

Benjamin, Encyclopedia of Western Colonialism since 1450, p. 404. 40

Cornwell, Richard. “Somalia: Fourteenth time lucky?”. ISS Paper. no.87 (2004), p. 2. 41

Abdullahi, Mohamed Diriye. Culture and customs of Somalia. (Londen: Greenwood press, 2001), p. 26.

Page 27: CONFLICT EN CHAOS

27

2.4. De verschillende gewapende groepen van het conflict

Hoewel in de media de gewapende groepen in Somalië maar al te vaak over dezelfde kam

worden geschoren en vaak enkel met de term “militie” of “warlord” worden genoemd, is

het toch van het grootste belang om een duidelijk onderscheid te maken tussen deze

verschillende actoren indien men een goed beeld wil krijgen van de evolutie die het

Somalische conflict de laatste twintig jaar heeft doorgemaakt. Onderzoek van Anthony

Vinci toonde reeds aan dat men in het Somalische conflict op zijn minst vijf types van

gewapende groepen kan onderscheiden, die elk verschillen wat betreft motivatie en

financiering.42

De veronderstelling dat al deze groepen min of meer hetzelfde zijn is dus

misleidend en kan leiden tot inefficiëntie wat betreft de manier waarop men op deze

groepen al dan niet reageert. Wat betreft de val van het regime Barre verschilt Somalië

ook in grote mate van burgeroorlogen waar de staat overgenomen wordt door één van de

groeperingen die voor diens val gezorgd hebben. Zo was in Somalië geen enkele

groepering sterk genoeg om de macht over te nemen waardoor men in het land de

evolutie zag naar een conflictsituatie waarbij de verschillende milities onderlig strijd

voerden. Met het verdwijnen van een functionerende staat waren het voornamelijk de

clans en hun leiders die het geweldsmonopolie gingen uitoefenen en veiligheid

verschaften aan hun clanleden. Sommige van deze leiders werden echter onafhankelijk

van de clans en maakten gebruik van milities om persoonlijk belang en gewin na te

streven. Hierbij komen we bij de eerste belangrijke gewapende groep van het Somalische

conflict aan, namelijk de warlords en hun milities.

Hoewel de term “warlord” al gebruikt werd om Chinese militaire en politieke leiders te

beschrijven tijdens de val van de Qing dynastie van 1911 tot 1927 komt deze term voor

het eerst opnieuw onder de aandacht in 1989. In 1989 verschijnt er immers een speciaal

nummer van het tijdschrift Review of African Political Economy waarin men zich toelegt

op warlords en problemen betreffende democratie in Afrika. Hierbij werd de term onder

meer toegepast op het conflict in Tsjaad uit de jaren ‟80. Sindsdien is er in de

42

Onderdeel 2.4. is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Vinci, Anthoy. “An analysis and comparison

of armed groups in Somalia”. African Security Review, 15. no. 1: 76- 90(2006).

Page 28: CONFLICT EN CHAOS

28

academische wereld een voortdurende interesse geweest naar warlords binnen de

Afrikaanse context, onder andere in Somalië.43

Men kan de term warlord of “krijgsheer”

definiëren als zijnde een politieke of clan-leider die een bepaald gebied en/of een

bepaalde groep controleert en gewapende burgers gebruikt om zijn macht te consolideren

en die zich niet onderwerpt aan een hogere autoriteit. De milities van krijgsheren zijn

gebaseerd op clan- en persoonlijke loyaliteit en hebben als doel het nastreven van de

persoonlijke, meestal politieke, doelen van de krijgsheer. Het doel van de krijgsheren is

dus om zoveel mogelijk macht te verwerven, clanloyaliteit is hieraan ondergeschikt en

slechts een middel tot het bereiken van die macht. Hoewel de retoriek van clanloyaliteit

dus nog wel in vele gevallen door de warlords wordt aangewend om strijders te

motiveren om voor hen te vechten zijn ze politiek, sociaal en economisch gezien niet

langer verbonden met de clan. Ook de economische factor is van groot belang voor de

warlords. Zo stellen Patrick Chabal en Jean-Pascal Daloz bijvoorbeeld dat “warlords are

quite literally, businessmen of war, that is, they wield violence as the main instrument of

their economic activity”.44

Vele academici zien deze economische factor, greed, dan ook

als primaire drijfveer van de krijgsheren. Bovendien dient de krijgsheer voldoende

inkomsten te hebben om zijn milities te kunnen onderhouden. Want hoewel ook de

retoriek van clanloyaliteit in vele gevallen wordt gebruikt blijft het verwerven van

financiële inkomsten toch nog steeds de grootste motivatie voor de strijders om voor een

bepaalde krijgsheer te vechten.

Toch hebben ook de Somalische clans hun eigen milities. Deze gewapende groepen die

gebaseerd zijn op de clanstructuren zijn ontstaan in de jaren 1980 wanneer gewapende

groeperingen zoals het “Somali Salvation Democratic Front” (SSDF) gevormd werden en

de strijd aangingen met het regime van Siad Barre. Deze clanmilities vormen de grootste

gewapende groep binnen het Somalische conflict en kunnen variëren van een tiental tot

een honderdtal strijders. Bij dergelijke milities is de krijgsheer een vertegenwoordiger

van de clan die aangesteld is door de clanouderen om de militie te leiden, maar hoewel hij

43

Vinci, Anthony. “‟Like Worms in the Entrails of a Natural Man‟: A Conceptual Analysis of Warlors”.

Review of African Political Economy, 34. no. 112: 313- 331 (2007), p. 315- 316. 44

Chabal, Patrick en Jean-Pascal Daloz. Africa Works : Disorder as Political Instrumen . (Oxford: James

Currey, 1999), p. 85.

Page 29: CONFLICT EN CHAOS

29

de leiding over de militie heeft blijft hij steeds loyaal ten opzichte van de clanouderen.

Het doel van de clanmilitie is om de belangen en het territorium van de clan te

verdedigen. Met het wegvallen van de staat zijn de Somalische clans de meest relevante

politieke gemeenschappen van het land geworden waarbij clanmilities instaan voor de

veiligheid van hun eigen clan. In het kader van deze milities kan werkelijk gesproken

worden van gewapende burgers die gemobiliseerd worden wanneer het nodig is. Bij

clanmilities is de motivatie dus niet het verwerven van inkomsten maar enkel loyaliteit

ten opzichte van de clan. De rekrutering gebeurt dan ook volledig op vrijwillige basis

waarbij de clanouderen een vertegenwoordiger langs alle families stuurt op zoek naar

jonge mannen die willen dienen in de milities. Ook de inkomsten die nodig zijn om deze

milities op de been te brengen en van logistieke steun te voorzien worden gegenereerd

vanuit de clan zelf. Verder wordt ook de Somalische diaspora aangewend om steun te

verwerven en net zoals andere milities wordt ook bij de clanmilities plunderen, het

aanslaan van humanitaire hulp en steun van zakenmannen gebruikt om inkomsten te

verwerven. Het gebruik van dergelijke vormen van inkomsten kan echter wel wijzen op

een evolutie naar warlordisme waarbij de krijgsheer zich gaat distantiëren van de clan en

eigen vormen van inkomsten gaat zoeken.

Vaak ook zien we in Somalië dat zakenmannen milities gaan ondersteunen. Hierbij

dienen we dan in de eerste plaats te denken aan de clanmilitie van de clan waartoe de

zakenman behoort alsook aan de milities van krijgsheren. Over het algemeen kunnen we

stellen dat er twee belangrijke redenen zijn waarom zakenmannen bepaalde milities gaan

ondersteunen. Allereerst kan men op korte termijn inkomsten verwerven door

plunderingen of controle verwerven over bepaalde territoria. Op lange termijn kan het

financieel steunen van een militie als een investering gezien worden waarbij men in de

toekomst mogelijk politieke macht kan verwerven. Toch zagen we dat naarmate het

conflict evolueerde zakenmannen minder en minder dergelijke milities gingen steunen en

hoe langer hoe meer eigen milities gingen oprichten. Hierbij zijn we dus aanbeland aan

de derde belangrijke gewapende groep van het Somalische conflict. Vooral vanaf 1999

zien we het aantal Somalische krijgsheren verminderen doordat zakenlui ervoor gaan

kiezen om zelf “freelance militieleden” in te huren en milities op te richten in plaats van

Page 30: CONFLICT EN CHAOS

30

warlords nog langer financieel te ondersteunen.45

Dit omdat de warlords vaak niet voor

de veiligheid en stabiliteit konden zorgen die nodig was voor de zakenlui. Het doel van

deze milities is dus het verdedigen en dienen van de zakenbelangen van de zakenman.

Ondanks het staatsverval kunnen we stellen dat de Somalische economie sinds midden

jaren ‟90 een lichte herleving kent.

Als vierde groep binnen het Somalische conflict dienen we te denken aan de shari’a

rechtbanken en hun milities. Deze rechtbanken werden opgericht in onder andere

Mogadishu en trachten de orde te handhaven via de shari’a wetgeving. Vaak ook zien we

dat zakenlui hun milities gaan uitbesteden aan deze rechtbanken. Op het ontstaan van

deze rechtbanken zal dieper ingegaan worden in hoofdstuk 9.

Tenslotte spelen naast de milities van de shari’a rechtbanken ook andere islamitisch

milities een grote rol in het conflict. Hierbij dienen we dan in eerste instantie te denken

aan fundamentalistische organisaties als Al-Itihaad al-Islaami en Al-Shabaab al-Islaami.

De steun van dergelijke groeperingen en hun milities is gebaseerd op religie in plaats van

op clanloyaliteit en andere factoren. Het verschil met andere milities in het conflict is dat

dergelijke fundamentalistische islamitische groeperingen vaak financiële steun krijgen

van andere niet-Somalische islamitische bronnen. Sinds 11/9 worden landen als Somalië

hierdoor dan ook vaak gezien als safe haven of uitvalsbasis van terroristen.

45

Menkhaus, Ken. “Vicious Circles and the Security Development Nexus in Somalia”. Conflict, Security

and Development, 4. no. 2: 149- 165 (2004), p. 157.

Page 31: CONFLICT EN CHAOS

31

3. HET REGIME BARRE EN HET SOMALISCHE STAATSVERVAL

bron: http://erichuangis.com/intervention/somalia.html

When I came to Mogadishu… [t]here was one road built by the Italians. If you try to

force me to stand down, I will leave the city as I found it. I came to power with a gun;

only the gun can make me go

- Siad Barre.

3.1. Het regime Barre

Op 15 oktober 1969 werd president Abdirashid Ali Shermarke vermoord door één van

zijn bodyguards waardoor het land in een politiek vacuüm belandde. Een paar dagen later,

op 21 oktober 1969, maakte een groep legerofficieren geleid door generaal Siad Barre

van de situatie gebruik om een geweldloze staatsgreep te plegen.46

Het gemak waarmee

46

Brons; Society, Security, Sovereignity and State: Somalia; p. 171.

Page 32: CONFLICT EN CHAOS

32

Siad Barre de macht overnam toont aan dat het leger de invloedrijkste en best

georganiseerde macht van het land was geworden.47

Zodra Barre de macht in handen had

plaatste hij eerste minister Mohamed Ibrahim Egal onder huisarrest en nam de Opperste

Revolutionaire Raad (SRC) onder voorzitterschap van Barre het staatsbeleid over. De

staatsgreep werd aanvankelijk door zowat de hele Somalische bevolking toegejuicht, het

leger had immers als één van de weinige succesvolle factoren in het opbouwen van de

Somalische natiestaat het vertrouwen van de bevolking gewonnen. Bovendien maakte

Siad Barre de belofte om het tribalisme en de corruptie die het land verdeelden uit te

roeien.48

Het zou niet lang duren eer Barre het wetenschappelijke socialisme afkondigde

en de Somalische staat transformeerde naar een eenpartijstelsel geleid door de Somalia

Revolutionary Socialist Party (SRSP).49

In het begin lag de focus van het regime

voornamelijk op ontwikkeling, zo trachtte men bijvoorbeeld het analfabetisme in het land

aan te pakken, de gezondheidszorg en het onderwijs uit te breiden en te verbeteren en

dergelijke meer. Één van Barres verwezenlijkingen was dan ook het ten schrift stellen

van de Somalische taal, het Somali. Hoe langer hoe meer consolideerde Barre echter zijn

macht, ontwikkelde hij een persoonlijke cultus en ging hij regeren als een autocraat.

Tegenstand tegen zijn regime werd hardhandig de kop ingedrukt.50

47

Bradbury, Mark. Becoming somaliland. (Oxford: James Currey, 2008), p. 36. 48

Mukhtar, Historical Dictionary of Somalia, p. 159. 49

Ajulu, Che. “The reasons for failures in the reunification of Somalia”. Africa Insight, 34. no. 1: 76- 80

(2004): 77. 50

Zartman, William, ed. Collapsed States: The Disintegration and Restoration of Legitimate Authority.

(Londen: Lynne Rienner Publishers, 1995), p. 70.

Page 33: CONFLICT EN CHAOS

33

3.2. Redenen tot het verval van het regime

De economische politiek en het economisch verval:

Vanaf de jaren 1980 zien we dat het enorm bergaf gaat met de Somalische economie. Dit gaat

langs de ene kant gepaard met de economische recessie waarmee een goot deel van het

Afrikaanse continent in deze periode te kampen heeft. Zo was de Afrikaanse groei per capita

tussen 1965 en 1980 bijvoorbeeld 1,5 waar dit tussen 1980 en 1989 terugviel tot

-1,7. In Somalië was het economische verval bovendien nog heviger dan in vele andere

Afrikaanse landen door de ongelijke economische verdeling gebaseerd op tribalisme en de

clanstructuren waarbij vooral de clan van de machthebber bevoordeeld werd ten opzichte van

de andere Somalische clans. Zo kunnen we stellen dat bad leadership van Siad Barre in

Somalië het economische verval en de sociale tegenstellingen extra in de hand heeft

gewerkt.51

Vanaf het moment dat Siad Barre de macht in Somalië overnam begon hij de

voedselproductie en –distributie te controleren. Daarenboven begon het regime Barre ook

landbouwgronden in het zuiden van het land in beslag te nemen waardoor voedseltekorten

extra in de hand werden gewerkt. Het regime voerde een politiek waarbij de voedselproductie

werd aangewend om de eigen clanleden te verrijken. De eerste beleidsmaatregel was de

oprichting van de Agricultural Development Corporation (ADC) in 1970. Dit agentschap

werd opgericht om controle uit te oefenen op de prijzen van landbouwkundige producten. De

prijzen van deze producten werden immers vastgesteld door het regime en alle

verkoopsactiviteiten werden overgenomen door de ADC. Private verkoop, aankoop of

distributie ervan was dus verboden. De Somalische landbouwers en hun families werd

toegestaan om genoeg voorraad te houden om te overleven tot de volgende oogst terwijl de

rest van de opbrengst aan het ADC diende verkocht te worden tegen prijzen die gewoonlijk

veel lager waren dan de productiekosten. Om te kunnen overleven schakelden verschillende

landbouwers over van de productie van graan naar de productie van bederfelijke producten

zoals tomaten en watermeloen.

51

Het hierna volgende is gebaseerd op: Abdullahi Osman en Issaka Souaré. Somalia at the Crossroads.

Challenges and perspectives on reconstituting a Failed State. (Londen: Adonis & Abbey Publishers, 2007), p.

10- 13.

Page 34: CONFLICT EN CHAOS

34

In 1974 toen het centrale gedeelte van Somalië hevig getroffen werd door droogte, die in

Somalië gekend staat als de Dabadher, hervestigde het regime Barre 140 nomaden in het

Sablaale- en Kurtuwarreydistrict. Hierbij werd aan deze nomaden het landbouwland

geschonken dat men van landbouwers geconfisqueerd had. Ook deze maatregel zorgde er dus

voor dat er minder voedsel geproduceerd werd. De meest verwoestende beleidsmaatregel was

echter de Land Reform Act in 1975. Deze wet verklaarde alle Somalische gronden eigendom

van de staat en werd uitgevaardigd om de confiscatie van vruchtbaar land te intensifiëren.

Volgens deze wet diende elke verkoop van land geregistreerd te worden bij de overheid. Daar

vele landbouwers deze wet niet ten volle begrepen zetten zij de traditie van overerving van het

land van generatie op generatie verder waardoor ze door de overheid beboet werden. De

meeste van deze landbouwers konden deze boetes niet betalen waardoor ze hun

landbouwgrond dat vaak al generaties in het bezit van hun familie was dienden op te geven.

Vervolgens distribueerde het regime Barre dergelijke landbouwgronden aan hun clanleden

(voornamelijk aan de Marrehaan) die vaak geen idee hadden hoe aan landbouw te doen.

Verder werd tijdens de jaren ‟70 ook het ministerie van de Jubbavallei opgericht dat enkele

projecten leidde zoals het Jubba Sugar Project (JSP) en het Mugambo Irrigation Project

(MIP). Deze projecten werden gefinancierd met buitenlandse hulp en leningen bij Westerse en

Arabische landen. Beide projecten draaiden echter uit op een mislukking die vele boeren arm

en landloos achterlieten en bovendien het milieu beschadigden.

Hoewel de strijd om resources altijd al een rol heeft gespeeld in Somalië, is er in deze periode

toch een transformatie waarneembaar. Land- en waterrechten vormden tot op dit moment

immers voornamelijk redenen tot contestatie op het lokale niveau. Met het staatsingrijpen op

het beheer hiervan en het systeem van patronage waarbij land uitgedeeld werd aan Barres

volgelingen begon de strijd om resources ook steeds meer te spelen op het nationale niveau.52

Natuurlijk zou het ook incorrect zijn om het gehele economische verval in Somalië te wijten

aan bad leadership van het regime Barre. Ook externe factoren, zoals bijvoorbeeld een

invoerverbod in Saudi Arabië op vee afkomstig uit Somalië, hebben hierin een belangrijke rol

gespeeld.

52

Besteman, Catherine, en Lee Cassenelli, eds. The struggle for land in southern Somalia: the war behind the

war. Boulder: Westview press, 1996, p. 18- 19.

Page 35: CONFLICT EN CHAOS

35

De oorlog om Ogaden:

Al van voor de onafhankelijkheid spraken de Somalische clans uit Ogaden de wil uit om

opnieuw bij de rest van Somalië te horen. Ook in de republiek Somalië zelf leefde de droom

van een groot en verenigd Somalië waar zowel de Ethiopische regio Ogaden als de etnische

Somaliërs uit Kenia toe zouden behoren. In 1977 wanneer Haile Selassie in Ethiopië wordt

afgezet en er chaos heerst rond de opvolging zal Siad Barre dan ook pogen om de regio

Ogaden te annexeren.53

Hiermee trachtte Barre de Somalische natie te verenigen rond een

gemeenschappelijk doel en deze droom van een sterk en verenigd Somalië werkelijkheid te

laten worden. Ook economische motieven zullen ongetwijfeld meegespeeld hebben daar

Ogaden één van de rijkste regio‟s van Ethiopië is.54

Maar in plaats van de Somalische natie te

verenigen rond een gemeenschappelijk doel zou de oorlog om Ogaden desastreuze gevolgen

hebben voor Somalië en het regime van Siad Barre.

In juli 1977 leek het zeer aanlokkelijk om Ogaden binnen te vallen en te proberen deze regio

opnieuw bij Somalië te voegen. In Ethiopië heerste immers een zekere chaos en machtsstrijd

nadat Haile Selassie was afgezet en ook militair gezien stond Somalië er veel sterker voor dan

Ethiopië. De Ethiopiërs waren niet alleen veel slechter uitgerust dan de Somaliërs, hun

wapenuitrusting was ook erg verouderd. Zo had Somalië bijna driemaal zoveel tanks als

Ethiopië, betere vuurwapens, en dergelijke meer. Enkel wat betreft het aantal manschappen

had Ethiopië de bovenhand (47 000 ten opzichte van 35 000), maar deze waren verspreid over

heel Ethiopië, zo waren enkele van de beste eenheden bijvoorbeeld in het Noorden

gestationeerd. 55

Toch zou tijdens de oorlog blijken dat Somalië zichzelf overschat had, de

bevoorrading, communicatie en voorziening van versterking liepen niet zo vlot als verwacht.

Maar dat Somalië uiteindelijk in maart 1978 zijn troepen uit Ethiopië moest terugtrekken had

alles te maken met de inmenging van buitenlandse mogendheden in het conflict. Al vanaf de

jaren „60 was de Sovjetunie een bondgenoot geweest van het socialistische Somalië. Tijdens

de oorlog om Ogaden zullen de allianties echter omdraaien. In Ethiopië zou het kolonel

Mengisto zijn die de macht grijpt en Ethiopië zal omvormen tot een socialistische staat. De

Sovjetunie en Cuba kozen in de oorlog om Ogaden partij voor Mengisto en zorgden voor een

53

Ajulu The reasons for failures in the reunification of Somalia, p. 77. 54

Tareke, Gebru. “The Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited”. International Journal of African Historical

Studies, 33. no. 3: 635- 667 (2000), p. 638. 55

Tareke, The Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited, p. 638.

Page 36: CONFLICT EN CHAOS

36

snelle bevoorrading van Etiopië, zowel op logistiek vlak als wat betreft het aantal

manschappen.56

De oorlog om Ogaden had enorme gevolgen voor zowel Ethiopië als Somalië. In Ethiopië

zorgde de overwinning ervoor dat de nationale trots en het vertrouwen in het Ethiopische

leger opnieuw hersteld werden. Verder kon Mengisto zijn macht consolideren en werd hij

dankzij deze overwinning als onbetwistbare leider van Ethiopië aanvaard. In Somalië echter

had ook het verlies van de oorlog zo zijn gevolgen. Allereerst was Somalië zijn bondgenoot,

de Sovjetunie, kwijtgeraakt die op militair vlak steeds voor een enorme bevoorrading van het

regime Barre had gezorgd. Verder was ook de geloofwaardigheid van het leger, de politie en

Barre zelf door de oorlog aangetast en genereerde het verlies meer dan een miljoen

vluchtelingen uit Ogaden die tijdens de oorlog Somalië hadden gesteund.57

Vooral deze

enorme instroom van vluchtelingen, tegen 1979 waren er officieel al 1,3miljoen vluchtelingen

in het land, zou de druk op het regime vergroten. Het grootste deel van de vluchtelingen

vestigde zich in het noorden, waar de Isaaq in hun eigen gebied verdrongen werden tot

tweederangsburgers. Ook het beleid van de regering om deze vluchtelingen massaal te

rekruteren voor het leger verhoogde de spanningen.58

Barres clanpolitiek:

Hoewel de Somalische samenleving vaak als een egalitaire samenleving wordt beschreven,

zien we dat er toch een grote mate van sociale ongelijkheid heerst. Deze sociale ongelijkheid

is gebaseerd op de Somalische clanstructuur.59

Hoewel Barre in 1969 toen hij de macht greep

beloofde om een einde te maken aan het tribalisme dat Somalië verdeelde, werd het tribalisme

tijdens zijn regime in feite nog meer aangewakkerd. Leden van zijn eigen clan werden ten

koste van anderen beloond, denken we maar aan de stukken landbouwgrond die men

confisqueerde om deze vervolgens aan de eigen clanleden uit te delen. De machtsposities in

het land werden voornamelijk bekleed door leden van de Marrehaan, Ogadeni en Dulbahante,

56

Tareke, The Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited, p. 661. 57

Tareke, The Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited, p. 666. 58

Ahmed, Ismail en Reginald Herbold Green. “The heritage of war and state-collapse in Somalia and

Somaliland: local-level effects, external interventions and reconstruction”. Third World Quarterly, 20. no. 1:

113- 127 (1999), p. 118. 59

Abdullahi en Souaré. Somalia at the Crossroads, p. 30.

Page 37: CONFLICT EN CHAOS

37

waardoor men het soms zelfs al spottend over “MOD heerschappij” had. Verder probeerde

men ook de elite van de andere clans te elimineren.60

Na de oorlog om Ogaden werd Somalië in het kader van de Koude Oorlog een bondgenoot

van het Westen. De steun die Barre van het Westen verwierf spendeerde hij voor het grootste

deel aan het leger en aan zijn eigen clanleden in Mogadishu. Deze ongelijke verdeling

vergrootte het verzet tegen zijn regime. Om dit verzet te neutraliseren begon Barre de

zogenaamde loyale clans te bewapen en aan te moedigen om de “rebellerende clans” te

bestrijden. Barre speelde de clans dus tegen elkaar uit waardoor hij de basis legde voor latere

wraakacties en clanconflicten. Ook vluchtelingen uit Ogaden werden door Barre bewapend

om tegen de rebellerende clans te strijden. Voornamelijk de Isaaq werden hard getroffen door

dergelijke acties, maar ook de Hawiye zouden snel volgen. In het begin van de jaren „80

begonnen er in Hargeisha jonge mensen te verdwijnen die als een bedreiging voor het regime

werden aanschouwd. Later zouden hele gebieden zoals Hargeisha in het noorden, die

bewoond werden door de Isaaq, als vijandig gebied beschouwd worden en aangevallen

worden.61

3.3. De opkomst van verzet tegen Siad Barre

Hoe langer hoe meer zien we dat er verzet ten opzichte van Barre en zijn regime groeide. De

eerste weerstand tegen het regime ontstaat al vrij snel. Reeds in 1971 werd er getracht om een

coup te plegen, meer bepaald door enkele prominente leden van de revolutionaire raad. De

coup was evenwel onsuccesvol en de leden werden openbaar geëxecuteerd. Ook van

Islamitische geleerden krijgt Barre tegenkanting. Deze protesteerden tegen Barres inmenging

in de Islamitische wetgeving. Deze vreedzame protesten worden bloedig de kop ingedrukt, op

23 januari 1975 worden de tien leidende Islamitische geleerden geëxecuteerd en honderden

andere vervolgd.62

Toch zien we vooral vanaf de oorlog om Ogaden de opkomst van

gewapende verzetsgroepen die voornamelijk langs clanlijnen werden georganiseerd. Zo zien

we bijvoorbeeld dat zowel de Isaaq, Hawiye en Majerteen op het einde van de jaren ‟70 en in

de loop van de jaren ‟80 hun eigen verzetsgroepen gaan oprichten en zich tegen de

60

Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 10. (26/07/09):

http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 61

Ajulu, Che. “The reasons for failures in the reunification of Somalia”. Africa Insight, 34. no. 1(2004): 77. 62

Abdullahi en Souaré, Somalia at the Crossroads, p. 44.

Page 38: CONFLICT EN CHAOS

38

onderdrukking van Siad Barre gaan verzetten. Hieronder volgt een kort overzicht van de

belangrijkste groeperingen die de strijd met het regime Barre aangingen en een grote rol

hebben gespeeld in diens val en in de machtsstrijd die hier in 1991 op volgde:

Somali Salvation Democratic Front (SSDF):

De Majerteen, die een subclan vormen van de Harticlan, waren de eersten die in opstand

kwamen tegen het regime van Siad Barre. In 1978 werd er namelijk door leden van de

Majerteen getracht om een coup te plegen. Deze mislukte en de overlevenden vluchtten naar

Ethiopië waar ze zich gingen organiseren in het Somali Salvation Front met Abdullahi Yusuf

Ahmed als hun leider. Later zouden nog andere groepen zich bij het Somali Salvation Front

voegen waardoor de naam veranderde naar Somali Salvation Democratic Front (SSDF). Met

hun basis in, en de steun van Ethiopië voerde het SSDF guerrillaraids uit in Somalië. De

repressie liet dan ook niet lang op zich wachten.63

Naast de Isaaq en de Hawiye waren de

Majerteen de grootste slachtoffers van Barres onderdrukking en repressie. Grote aantallen

Majerteen in de provincie Mudug en in Mogadishu werden vermoord en velen vluchtten naar

het noordoosten van het land waar de Majerteen van oudsher woonden.64

Somali National Movement (SNM):

Ook de Isaaq gingen zich al gauw tegen het regime van Siad Barre organiseren. In 1981 wordt

door verschillende leiders van de Isaaq de wens uitgesproken om zich af te scheiden van de

rest van Somalië en werd de Somali National Movement (SNM) gevormd.65

Ook de SNM

opereerde vanuit Ethiopië en begon vanaf 1982 op sporadische basis het regime Barre aan te

vallen en Isaaq die door Barre gevangen gezet waren te bevrijden. Een echte bedreiging voor

het regime vormt de beweging echter pas vanaf 1984. In deze periode gaat het SNM relaties

aan met andere verzetsbewegingen zoals het SSDF en gaat men allianties aan met andere

clans zowel in het noorden als in het zuiden van het land. Men voerde aanvallen uit op

militaire overheidsposten in Hargeisha, Burao en Berbera en tegen 1986 zou men zo‟n 30

operaties uitgevoerd hebben waarbij 476 soldaten van het regime werden omgebracht ten

63

Cornwell, Somalia: Fourteenth time lucky?, p. 3. 64

Minahan, James. Encyclopedia of the stateless nations. Ethnic and national groups around the world. Deel 3

(Londen: Greenwood Press, 2002), p. 1147. 65

Minahan, James. Encyclopedia of the stateless nations. Ethnic and national groups around the world. Deel 2,

Londen: Greenwood Press, 2002, p. 809.

Page 39: CONFLICT EN CHAOS

39

koste van 38 leden van het SNM. Het succes van het SNM zou Barre uiteindelijk dwingen om

opnieuw de relaties met zowel Libië en Ethiopië te herstellen om zo een einde te kunnen

maken aan de steun die de SNM van beide landen ontving.66

Het hardnekkige verzet van de

SNM tegen Barres regime had natuurlijk grote gevolgen voor de gehele Isaaqbevolking.

Leden van de Isaaq waren door de harde repressie gedwongen om Mogadishu en andere grote

steden in het zuiden te ontvluchtten en ook de stad Hargeisha in het noorden werd ten gronde

gericht.67

United Somali Congress (USC):

Vervolgens zou ook de Hawiye in 1987 een eigen verzetsbeweging oprichten, namelijk de

United Somali Congress (USC). Hoewel de Hawiye als de grootste Somalische clanfamilie

wordt beschouwd speelde de Hawiye geen aanzienlijke rol in de strijd tegen Siad Barre voor

1990. Na 1990 wordt het USC desondanks een belangrijke factor, zowel wat betreft de val

van Barre als in de machtstrijd die erop volgde. De USC werd opgericht door Ali Mohammed

“Wardigly” die van 1984 tot 1987 de ondervoorzitter van het SNM was geweest.68

Het USC

zou zich echter al snel opsplitsen in twee groeperingen gebaseerd op de twee belangrijkste

subclans van de Hawiye, met name de Abgal en de Habar Gidir.69

Somali Patriotic Movement (SPM):

Deze verzetsbeweging die in 1989 werd opgericht door kolonel Omar Jess werd geleid door

de Ogandeni‟s. Net zoals het USC zou ook deze beweging later gaan samenwerken met het

SNM. Het SPM was vooral actief in het zuiden van het land, in het gebied rond de

Jubarivier.70

Hoewel de Ogandeni één van de drie clans was die in het verleden Barres steun

hadden genoten zien we naar het einde van de jaren ‟80 toe toch ook een verslechtering van

deze relaties. De verslechterende relaties kennen een hoogtepunt in 1990 wanneer vele

legerofficiers van de Ogandeniclan massaal deserteren en zich aansluiten bij het SPM.71

Ook

Adan Abdullahi Nur “Gabeeyow, voormalig minister va defensie, voegde zich bij het SPM.

66

Mukhtar, Historical Dictionary of Somalia, p. 122. 67

Ibidem, loc. cit. 68

Makinda, Seeking Peace from Chaos, p. 26. 69

Cornwell, Somalia: Fourteenth time lucky?, p. 3. 70

The United Nations in Somalia. Somalia History. (18/04/09):

http://www.unsomalia.net/infocenter/history.htm 71

Somalia Opposition Movements (18/04/09)

http://www.photius.com/countries/somalia/government/somalia_government_opposition_movements.html

Page 40: CONFLICT EN CHAOS

40

Toen het regime ten val was gebracht in januari 1991 gingen Omar Jess en Adan Abdullahi

Nur “Gabeeyow” echter een radicaal andere koers varen. Kolonel Omar Jess voegde zich bij

de strijdmacht van generaal Aideed terwijl Adan Abdullahi Nur banden aanging met Siad

Hersi “Morgan”, de leider van het SNF.

3.4. Het uitbreken van de burgeroorlog en de val van Siad Barre

De bloedige repressie waarmee Barre een antwoord trachtte te bieden op de opkomst van de

verschillende verzetsgroepen in de jaren ‟80 zorgde er enkel voor dat nog meer mensen zich

bij deze bewegingen gingen aansluiten en zich tegen Barres regime gingen keren. Ook de

alliantie tussen de Marrehaan, Ogadeni en Dulbahante zou in 1986 ineenstorten. In dat jaar

was Barre betrokken in een auto-ongeval en begon de Marrehaan schrik te krijgen dat een

andere clan de macht zou overnemen. Ook in Barres familie en clan zelf was er een grote

rivaliteit met betrekking tot wie hem zou moeten opvolgen.72

Uiteindelijk zou in 1988 een

ware burgeroorlog in het land uitbreken.

In april 1988 werd er een vredesakkoord ondertekend door Somalië en Ethiopië waarbij ze

overeenkwamen om hun relaties te normaliseren en een einde te maken aan de steun die ze

aan elkaars oppositiegroepen verleenden. De SNM die hierdoor de steun van en hun

uitvalsbasis in Ethiopië verloor, viel hierop op 27 mei 1988 de militaire basis van Burao en op

31 mei deze van Hargeisha aan, waarmee ze de militaire vestigingen van de twee grootste

steden in het noorden onder vuur namen.73

Als reactie hierop keerde het regime Barre zich

tegen de burgerbevolking in het noorden en brak de burgeroorlog uit die in 1991 zou leiden

tot de uiteindelijke ineenstorting van de staat. Met de bewering dat men SNM-strijders en

wapens zocht, doorzocht het regime systematisch alle huizen in de steden van het noorden

(waaronder Burao, Hargeisha, Berbera, Borama, Sheikh en Erigavo). Hierbij werden

duizenden mensen in hun eigen huizen neergeschoten en werd de regio door het leger

geplunderd.74

Bovendien zette het regime ook de luchtmacht in waarbij de steden in het

noorden gebombardeerd werden en werd in deze strijd tegen de eigen bevolking ook massaal

72

Makinda, Seeking Peace from Chaos, p. 21. 73

Schwoebel, Mary Hope. Greater Horn of Africa Peace Building Project, case studie seven: Impact Evaluation

of the War-Torn Societies Project: Somaliland. Management Systems International, maart 2002, p. 6. (02/05/09)

http://pdf.usaid.gov/pdf_docs/PNACY571.pdf 74

Africa Watch. Somalia: A Government at War With Its Own People, Testimonies About the Killings and the

Conflict in the North. (Washington: The Africa Watch Committee, januari 1990), p. 9.

Page 41: CONFLICT EN CHAOS

41

gebruik gemaakt van landmijnen.75

Ook in Mogadishu werden leden van de Isaaq gearresteerd

en ontsnapten ze niet aan de terreur.76

Verder zijn er ook meldingen gemaakt van gevallen

waarbij de SNM burgers arresteerde of om het leven bracht. Deze burgers waren

voornamelijk van de Darood, maar ook zakenlui van de Isaaq zelf die ervan verdacht werden

collaborateurs te zijn werden doodgeschoten.77

Africa Watch schatte dat er tussen mei 1988

en januari 1990 al zo‟n 50 000 à 60 000 mensen om het leven waren gekomen en dat meer

dan een half miljoen mensen Somalië ontvlucht waren, waarbij het grootste deel naar de

buurlanden Ethiopië en Djibouti vluchtte.78

Zoals reeds aangegeven verschenen op het einde van de jaren 1980 ook de andere gewapende

verzetsbewegingen zoals de SPM en de USC op het toneel en gingen deze, net zoals de SNM

en de SSDF in het noorden, de strijd aan met het regime Barre, zij het in Centraal- en Zuid-

Somalië. Hierdoor breidde de burgeroorlog zich uit over heel Somalië. De burgerbevolking in

Centraal- en Zuid-Somalië ondergingen dus al snel dezelfde misbruiken als de Isaaq- en

Majerteenbevolking in het noorden. 79

Barre die nu verwikkeld was in een burgeroorlog over

het gehele land en stilaan de strijd aan het verliezen was bood zowel in 1989 als in 1990 aan

om te onderhandelen met zijn tegenstanders maar deze verwierpen dit voorstel en eisten dat

hij zou aftreden.80

Uiteindelijk zouden het de USC en de SPM zijn die een doorslaggevende rol zou spelen in de

val van Siad Barre. De aanleiding was een gevecht in het noordoostelijke gedeelte van

Mogadishu tussen de twee Hawiyesubclans, met name de Abgal en de Habr Gedir. Barres

troepen probeerden van dit gevecht gebruik te maken om de USC te vernietigen. Maar de

factie van de Abgal kreeg algauw de hulp van zo‟n driehonderd guerrillastrijders die de

troepen van Barre in een hinderlaag lokten en aanvielen. De reactie van de regeringstroepen

was bloedig en de USC zag zich genoodzaakt om de rest van haar strijders, die zich op dat

moment zo een vijftig kilometer van Mogadishu bevonden, te mobiliseren. Deze 1500 andere

guerillastrijders onder leiding van generaal Mohammed Galaal zouden op het einde van de

eerste week van januari 1991 in Mogadishu arriveren. Toch zou het nog tot de inmenging van

75

Schwoebel Greater Horn of Africa Peace Building Project, p. 6. (02/05/09)

http://pdf.usaid.gov/pdf_docs/PNACY571.pdf 76

Africa Watch. Somalia: A Government at War With Its Own People, p. 166. 77

Africa Watch. Somalia: A Government at War With Its Own People, p. 194. 78

Ibidem, p. 10. 79

Africa Watch. Somalia, no mercy in Mogadishu: The Human Cost of the Conflict & The Struggle for Relief.

(New York: Africa Watch, juli 1992), p. 4. 80

Makinda, Seeking Peace from Chaos, p. 25.

Page 42: CONFLICT EN CHAOS

42

de zwaar bewapende Ogandeni‟s van de SPM duren eer de guerrillastrijders er in slaagden om

Barre uit zijn militaire bunker te verdrijven.81

De val van het regime Barre was een feit op 23

januari 1991.

3.5. De oorzaken van het ineenstorten van de staat

Dat de ineenstorting van de Somalische staat er niet zomaar ineens is gekomen is evident. De

meerderheid van de literatuur die handelt over de oorzaken van de oorlog en de uiteindelijke

ineenstorting van de staat heeft het desondanks zoals Osman het stelt over een “single cause

analysis”, waarbij men zich enkel concentreert op de rol van het regime Barre.82

Toch zijn er

nog andere factoren die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de uiteindelijke ineenstorting

van de Somalische staat in 1991. Aan de grondslag ligt dus veeleer een combinatie van

factoren die elk een rol hebben gespeeld en elkaar versterkt hebben dan één bepaalde oorzaak

zoals het bad leadership van Siad Barre. Zowel interne als externe factoren hebben een rol

gespeeld. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste oorzaken van het ineenstorten

van de Somalisvhe staat en het conflict dat hierop volgde:

Bad leadership van Siad Barre:

Het bad leadership van Siad Barre dat in grote lijnen reeds is beschreven in wat voorafging in

dit hoofdstuk heeft ongetwijfeld een grote rol gespeeld in de uiteindelijke ineenstorting van de

Somalische staat in 1991. Volgens theorieën van bad leadership is dit leiderschap “what

makes or breaks the state”. Laat het nu juist dergelijk leiderschap zijn dat zo kenmerkend is

geweest voor vele Afrikaanse landen sinds de onafhankelijkheid. Denken we maar aan

Mobutu Sese Seko in Zaïre en vele anderen, die net als Barre “heerser voor het leven” waren

en voor een verarming van het eigen land zorgde.83

Volgens Adam Hussein beschadigde dit

dictatoriaal bestuur in Somalië de relatie tussen de staat en de burgers.84

Toch zijn er ook nog

vele andere factoren die hebben bijgedragen tot het ineenstorten van de Somalische staat.

81

Ibidem, p. 27. 82

Abdullahi en Souaré. Somalia at the Crossroads, p. 83. 83

Ibidem, p. 11. 84

Zartman, Collapsed States, p. 71.

Page 43: CONFLICT EN CHAOS

43

De militaire heerschappij:

De dictatuur van Barre functioneerde natuurlijk niet in een institutioneel vacuüm. De

Somalische militaire structuur speelde een grote rol in de ondersteuning van deze dictatuur en

werd dan ook beschouwd als één van de best uitgebouwde van Sub-Sahara Afrika. Barre zag

als geen ander het belang in om de staatssectoren en de civiele samenleving te controleren en

maakte hiervoor onder andere gebruik van het leger, de veiligheidsdiensten, paramilitairen en

dergelijke meer. Kort na de onafhankelijkheid telde het Somalische leger zo‟n 3000

manschappen. In 1982 zou het leger echter al 120 000 manschappen tellen en omgevormd zijn

tot een waar repressieapparaat.85

Het is mede door de bloedige repressie dat de

verzetsgroeperingen steeds meer steun van de bevolking hebben verworven en uiteindelijk

sterk genoeg waren om Barre van de macht te verdrijven.

De Somalische clanstructuur en het misbruik hiervan:

Tijdens het regime van Siad Barre was het al dan niet behoren tot bepaalde clans het

belangrijkste criterium voor het verwerven van macht. Loyale clanleden verwierven de

belangrijkste en machtigste posities. Vooral na de verwerping van het wetenschappelijk

socialisme werd het clanisme (het behoren tot de juiste clan) de belangrijkste “ideologie”.

Hierbij waren het vooral de Marrehaan (de clan van Barre zelf), de Ogandeni (de clan van zijn

moeder) en de Dulbahante (de clan van zijn schoonzoon, Ahmad Sulaymaan Abdullah, hoofd

van de Nationale Veiligheidsdienst) die Barres steun verkregen en de ruggengraat van het

regime vormde. Barre vernietigde ook systematisch de elite van de andere clans, deze werden

gevangengezet of naar het buitenland verbannen. Hiermee beschadigde hij een groot deel van

de Somalische elite. Na de oorlog om Ogaden hanteerde hij bovendien een ware verdeel-en-

heerspolitiek waarbij hij zijn eigen clans bewapende om de rebellerende clans te bestrijden.

Hierbij legde hij de basis voor latere conflicten en wraakacties tussen de clans.86

85

Ibidem, loc. cit. 86

Zartman, Collapsed States, p. 71- 72.

Page 44: CONFLICT EN CHAOS

44

Het einde van de Koude Oorlog:

De militaire, technische en financiële steun die Somalië in het kader van de Koude Oorlog

ontving heeft er zeker toe bijgedragen dat het regime van Siad Barre zo lang stand heeft

gehouden. Met het einde van de Koude Oorlog kwam er abrupt een einde aan de enorme steun

die Somalië altijd had gekregen en beschikte Barre niet meer over de middelen om zijn macht

te behouden. Ook de schending van de mensenrechten door Siad Barre in zijn campagne tegen

het noorden zorgde voor een verhoogde kritiek in de Verenigde Staten ten opzichte van

Somalië en de uiteindelijke schorsing van militaire hulp in 1988. De economische hulp zou in

1989 stop gezet worden.

De aanwezigheid van enorme hoeveelheden wapens in Somalië:

Doorheen de jaren spendeerde Somalië een groot deel van haar inkomsten aan het leger en

hieraan gerelateerde activiteiten. Bovendien kreeg het land in het kader van de Koude Oorlog

enorme militaire hulp door haar strategische ligging, eerst door de Sovjetunie en later door de

Verenigde Staten. Op het moment dat de staat ineenstort in 1991 was het land dus reeds

verzadigd met veel te veel wapens. Deze wapens werden vervolgens aangewend in de

machtsstrijd die na de val van Barre losbarstte.87

87

Abdullahi en Souaré, Somalia at the Crossroads, p. 107.

Page 45: CONFLICT EN CHAOS

45

4. DE MACHTSTRIJD NA DE VAL VAN SIAD BARRE: AIDEED

VERSUS MAHDI

bron: http://www.dfid.gov.uk/Where-we-work/Africa-Eastern--Southern/Somalia/

The Somali war is a zero-sum game where warring factions are fighting either to become

Siad Barre, or not allow others to become Barre

- Een Somalische clanoudere88

4.1. Siad Barre is ten val gebracht, en nu…?

De val van Siad Barre bracht de desintegratie van Somalië in een stroomversnelling om

verschillende redenen. Ten eerste hadden alle verzetsbewegingen slechts één ding gemeen,

namelijk dat ze Barre van de macht wilden verjagen. Één van de weinige momenten wanneer

deze groepen hun bereidheid om samen te werken toonden was in augustus 1990 wanneer de

SNM, de SPM en de USC de overeenkomst sloten om hun krachten te bundelen om Barre ten

val te brengen. Nu deze taak volbracht was kwamen de tegenstellingen tussen deze op

clanstructuren gebaseerde verzetsbewegingen opnieuw aan de oppervlakte en zouden ze de

strijd met elkaar aangaan om de macht.89

Ten tweede trachtte de Hawiye na de val van Barre

zich onmiddellijk de macht toe te eigenen, hoewel deze clan tot een paar maanden voor zijn

val zogoed als geen rol speelde in de strijd tegen Barre.90

Ten derde zou de USC een interim-

president aanduiden zonder hierbij de andere verzetsgroeperingen te consulteren. Hiermee

88

Abdullahi en Souaré, Somalia at the Crossroads, p. 83. 89

Makinda, Seeking Peace from Chaos, p. 26-27. 90

Ibidem, p. 27

Page 46: CONFLICT EN CHAOS

46

ging de USC in tegen de overeenkomst die ze in 1990 met de andere groeperingen gesloten

had en waarin men overeengekomen was om met de andere groeperingen te overleggen.91

4.2. De splitsing van de USC en de aanstelling van Ali Mahdi tot interim-

president

Reeds vanaf 1990 en dus nog voor de val van Siad Barre zagen we dat de USC zich opsplitste

in twee groeperingen. Langs de ene kant de gematigde “externe” tak van de organisatie die in

Italië gevestigd was en grotendeels vereenzelvigd kan worden met de Abgalclan en langs de

andere kant de “interne” tak van de USC die opereerde vanuit Ethiopië en vereenzelvigd kan

worden met de Habr Gidirclan. In feite was het enkel de interne tak van de USC geweest, die

onder de leiding van generaal Mohamed Farah Aideed stond, die de strijd tegen het

voormalige regime had uitgevochten.92

In de verwarring die er heerste na de val van Siad

Barre werd Ali Mahdi, leider van de externe USC uitgeroepen tot president. Mahdi die een

relatief onbekend figuur was, was de eigenaar van één van de beste hotels van Mogadishu.

Verder was hij omringd door verschillende veteranen van het voormalige regime, zoals

Mohamed Sheikh Osman, voormalige minister van financiën en Ahmed Jilow, voormalig

hoofd van de geheime politie. Ook was Ali Mahdi één van de ondertekenaars van het

manifesto geweest, een manifest dat in de lente van 1990 door een groep politici werd

ondertekend en de aftreding van president Barre vroeg. Verschillende van de personen die het

manifesto hadden ondertekend werden gearresteerd, maar verder werd er door het regime

geen gehoor gegeven aan dit manifest. Hierbij werd de laatste oproep tot een vreedzame en

ordelijke machtstransitie door het regime van de hand gewezen. Generaal Aideed, de SPM en

de SNM weigerden echter om de “verkiezing” van Ali Mahdi tot president te aanvaarden.

Hierdoor zou de burgeroorlog bijna onmiddellijk na de val van Siad Barre (op 29 januari 1991)

opnieuw uitbarsten, zij het nu tussen de “overwinnaars” onderling.93

Een bloedige oorlog zou

de nog overblijvende infrastructuur van Mogadishu vernietigen en vele mensenlevens eisen.94

91

Ibidem, loc. cit. 92

Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 46. 93

Ibidem, p. 45-46. 94

Abdullahi, Culture and customs of Somalia, p. 40.

Page 47: CONFLICT EN CHAOS

47

4.3. De strijdende partijen

Bij de aanvang van het conflict dat volgde op de ineenstorting van de Somalische staat in

1991 waren het voornamelijk de partijen die voor de val van Siad Barre hadden gezorgd die

op de voorgrond traden en probeerden het machtsvacuüm op te vullen, respectievelijk de twee

strekkingen van de USC, de SNM, de SSDF en de SPM. Naarmate de burgeroorlog vorderde

zien we echter dat steeds meer partijen te voorschijn komen en zich in de strijd gaan

mengen.95

Vanaf nu zal er voor gekozen worden om te spreken over “facties” waarmee ik het

heel breed over “agerende politieke groepen” heb. De meeste van deze op clanstructuren

gebaseerde politieke organisaties kunnen immers niet gezien worden als “traditionele”

clanstructuren daar de meeste pas vanaf 1990 verschijnen96

en ook de eerder genoemde

organisaties kunnen niet langer als “verzetsorganisaties” beschreven worden. Voor alle

duidelijkheid zal hier allereerst een overzicht gegeven worden van de verschillende facties die

zich, naast de eerder beschreven organisaties, in het begin van de jaren ‟90 in het conflict

gingen mengen.

Somali National Front (SNF):

Deze factie was in feite een overkoepelende organisatie die voormalige leden van het regime

Barre verenigde en gezamenlijk strijd voerde tegen de nieuwkomers. Daar het regime Barre

steeds erg gesteund had op de Marrehaanclan behoorde het merendeel van de leden van het

SNF dan ook tot deze clan. Toch wist het SNF ook steun te verwerven van de Ogandeni‟s die

generaal Adan Abdullahi Nur steunden en sommige Keniaanse en Ethiopische Ogandeni

alsook van een aantal Harti en Bimaalleden. De leider van de SNF was generaal “Morgan”.

Bijna slaagde het SNF erin om Mogadishu opnieuw te veroveren in 1992.97

95

International Crisis Group. “Biting the Somali Bullet”. ICG Africa Report no. 79. (Nairobi/Brussel: ICG, 4

mei 2004), p. 3. 96

Teutsch, Collapsing expectations: national identity en disintegration of the state in Somalia, p.54. 97

Het hierna volgende is gebaseerd op: Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 48- 51..

Page 48: CONFLICT EN CHAOS

48

Somali Democratic Movement (SDM):

Deze factie werd in 1989 opgericht met als doel de boeren van de Digil en Rahanweyn uit het

zuiden van Somalië te beschermen tegen het geweld van de andere facties. Toch zou het SDM

niet echt slagen in het verwezenlijken van haar doelstelling daar de Digil en Rahanweyn nooit

strijders waren geweest en de factie een tekort aan wapens had. De andere facties zouden in

hun strijd het gebied van de Digil en Rahanweyn dan ook maar liefst drie keer doorkruisen

tussen januari 1991 en midden 1992. Het is dan ook dit gebied van Somalië dat het zwaarst

getroffen zou worden door de hongersnood in 1992. Tijdens de UNOSOM-interventie in het

land zou de SDM uiteenvallen in twee facties. Allereerst de factie die geleid zou worden door

Mohamed Nur Aleeyow en die generaal Aideed zou ondersteunen, en ten tweede een factie

die geleid zou worden door Abdi Mussa Mayow en die zijn steun zou verlenen aan de

operatie van de Verenigde Naties. Hoewel het SDM militair gezien steeds vrij zwak is

geweest, is deze factie politiek gezien wel van belang daar de Digil en Rahanweyn samen

zo‟n 40% van de Somalische bevolking uitmaken.

Southern Somali National Movement (SSNM):

Deze factie was vooral actief in het gebied ten noorden van Kisimayo en werd opgericht met

ondersteuning van generaal Aideed om kolonel Omar Jess bij te staan in zijn strijd tegen het

SNF. Ook deze factie zou zich in twee opsplitsen tijdens de UNOSOM-periode. Langs de ene

kant krijgen we een deel van het SSNM dat zich achter Abdi Warsame Issaq schaart, deze

verliet generaal Aideed om te gaan samenwerken met de VN. Het andere deel van de SSNM

kwam onder leiderschap van Abd-el-Azziz Sheik Yusuf te staan en bleef trouw aan de SNA,

dit was een losse alliantie van clans die in 1992 door generaal Aideed werd opgericht in de

strijd tegen Ali Mahdi.

United Somali Front (USF):

Deze factie die werd opgericht om de belangen van de Issa-bevolking te verdedigen speelde

een verwaarloosbare rol in het conflict. De basis van de factie ligt in het uiterste noordwesten

van het land en wordt gesteund door de republiek van Djibouti, die politiek gezien ook

gedomineerd wordt door de Issa. Het USF vocht niet mee in de burgeroorlog aangezien de

oorlog in het noorden van het land eindigde in 1991 met de oprichting van Somaliland. Het

Page 49: CONFLICT EN CHAOS

49

USF heeft sindsdien wel verschillende keren geprobeerd om het gebied dat door de Issa

bewoond wordt af te scheuren van de rest van Somaliland. Al deze pogingen zijn onsuccesvol

geweest.

Somali Democratic Alliance (SDA):

Het SDA vertegenwoordigt de Gaddabursiclans uit het noordwesten van het land. Tijdens de

burgeroorlog vocht het SDA aan de zijde van het regime en dus tegen het SNM. Sinds de

unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van Somaliland heeft de factie zich opgesplitst. Een

deel van de beweging heeft zich verzoend met de door Isaaqs gedomineerde “SNM-regering”.

De rest van het SDA, dat gedeeltelijk in Londen en gedeeltelijk in Ethiopië gevestigd is, blijft

vijandig tegenover deze nieuwe “regering” in Hargeisha. Toch heeft het SDA zich niet

gemengd in de strijd in Somaliland in het begin van de jaren ‟90.

United Somali Party (USP):

De USP heeft zich nooit gemengd in de burgeroorlog maar moet eerder gezien worden als een

politieke partij. De oorsprong van de USP gaat al terug tot in de jaren ‟50 toen de partij werd

opgericht door de clanfamilies van de Darood (de Dulbahante en de Warsangeeli) in Brits

Somaliland. Deze clans realiseerden zich dat ze in de minderheid zouden zijn ten opzichte van

de Isaaq clanfamilie indien Somaliland onafhankelijk zou worden. De samenvoeging van

Brits Somaliland met Italiaans Somalië maakte de USP dan ook ietwat overbodig aangezien

de meerderheid van de clans in het nieuwe onafhankelijke Somalië tot de clanfamilie van de

Darood behoorden. In 1969 met de staatsgreep van Siad Barre werden alle politieke partijen

verbannen en verdween dus ook de USP van het toneel. In 1991 zou ze echter opnieuw

verschijnen aangezien de unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van Somaliland de oude

bezorgdheid van de USP weer actueel maakte. Net zoals de SDA kan de USP onderverdeeld

worden in een tak die de nieuwe rol van de regering in Hargeisha aanvaardt en de opponenten

die pleiten voor een oostelijk deel van Somaliland dat volgens hun verbonden zou moeten

worden met het noordoostelijke deel van het land dat door de SSDF wordt gecontroleerd en

waar voornamelijk Majerteens (een clan binnen de clanfamilie van de Darood) leven. Tijdens

de UNOSOM-periode zou deze laatste tak van het USP gesteund worden door de Verenigde

Naties.

Page 50: CONFLICT EN CHAOS

50

Somali National Democratic Union (SNDU):

Dit is een zeer kleine factie die in 1992 werd opgericht en de twee kleine Lekasse en Ortoble

clans (uit de clanfamilie van de Darood) uit centraal-Somalië vertegenwoordigen. Deze factie

werd opgericht omdat het gebied waar deze twee clans leefden het strijdtoneel vormde van het

conflict tussen generaal Aideed en de SSDF, die elkaar zouden bestrijden kort na de

UNITAF-interventie in 1992. De leider van het SNDU, Ali Ismail Abdi, ging banden aan met

Ali Mahdi waardoor het SNDU ondanks zijn kleine omvang op verschillende conferenties van

de Verenigde Naties zou uitgenodigd worden.

Somali African Muki Organization (SAMO):

Deze defensieve factie werd opgericht door de Afrikaanse bevolking in de Juba en Wabi

Shebelle vallei. Dit deel van de bevolking die door de etnische Somaliërs als minderwaardig

worden beschouwd had erg te leiden onder de burgeroorlog. Het grootste deel van deze

bevolking leeft van de landbouw. Hun dorpen werden platgebrand, het graan gestolen en de

vrouwen verkracht. Het SAMO is een zwakke organisatie omdat het hun, nog meer dan het

SDM, de wapens en getrainde strijders ontbreekt.

Somali National Union (SNU):

Net zoals de SAMO is het SNU een factie van de niet-Somalische bevolking uit de Juba-regio.

De leden van het SNU zijn echter eerder de mensen die langs de Somalische kuststreek leven

zoals de Barawa Swahili handelaars, de vissers van de Bajuni, de Benadir en sommige

groepen van de Harti. De factie is zeer klein en heeft zogoed als geen militaire middelen. Het

SNU werd geleid door Mohamed Rajis Mohamed en Said Omar “Marino”.

Page 51: CONFLICT EN CHAOS

51

4.4. De strijd tussen Ali Mahdi en Farah Aideed

De eerste gewelddadige confrontatie tussen Ali Mahdi en generaal Aideed zou er komen in

mei 1991. Farah Aideed zou verkozen worden als leider van de USC in een poging van

bemiddeling maar de spanningen tussen de twee clans bleven aanhouden.98

In juni en juli

1991 zouden dan ook twee conferenties georganiseerd worden op initiatief van Italië en

Djibouti ter bemiddeling tussen de verschillende partijen. Op de eerste conferentie in Djibouti

zouden behalve de USC ook de SDM, de SSDF en de SPM aanwezig zijn. Op de tweede

conferentie in Djibouti was ook de SDA en de USF aanwezig.99

Op de conferenties zou echter

weinig van een verzoening terechtkomen. Wel zou er een overeenkomst gesloten worden

waarbij alle partijen aangaven om strijd te blijven leveren tegen Siad Barre, die opnieuw voet

aan grond probeerde te krijgen in Somalië (cfr. infra), alsook de implementatie van een staakt-

het-vuren, het opnieuw in gebruik nemen van de grondwet uit 1960 en het toestaan dat Ali

Mahdi twee jaar als interim-president zou regeren. Ali Mahdi zou deze overeenkomst achteraf

dan ook vaak aanhalen ter legitimering van zijn positie als interim-president.100

Toch zou het staakt-het-vuren niet lang stand houden. De eerste nieuwe gevechten tussen

beide partijen zouden er komen in september 1991. De aanleiding hiervan was het feit dat

noch Aideed noch één van zijn aanhangers een post had gekregen in Mahdi‟s interim-regering

die er in augustus ‟91 was gekomen. De confrontatie zou vier dagen duren en honderden

levens eisen alsook duizenden gewonden achterlaten. Toch zou dit slechts een kleine

confrontatie zijn in vergelijking met de vijandigheden die op 16 november 1991 uitbraken en

tot eind februari ‟92 zouden duren. Geschat wordt dat deze “Oorlog om Mogadishu” het leven

kostte aan meer dan 14 000 inwoners van de stad en zorgde voor zo‟n 27 000 gewonden.

Verder ontvluchtten ook vele inwoners de stad. Daar waar Mogadishu het jaar voordien nog

zo‟n 1,25 miljoen inwoners telde zouden dit er in februari ‟92 nog nauwelijk zo‟n 600 000 à

800 000 zijn.101

Nadat de clanleden van de Daroodclanfamilie en voornamelijk van de

Marrehaanclan de hoofdstad al waren ontvlucht na de val van Barre ontvluchtten nu ook vele

98

Hussein, Adam. “Somalia: Militarism, Warlordism or Democracy”. Review of African Political Economy. No.

54 (1992): p. 21. 99

“Verzoeningsgesprekken in Djibouti”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van het

hedendaagse wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1991, p. 624. 100

Gurdon, Charles, ed. “The Horn of Africa”. The SOAS/GRC Geopolitics Series, 3. (Londen: UCL Press,

1994), p. 48. 101

Africa Watch, Somalia, no mercy in Mogadishu: The Human Cost of the Conflict & The Struggle for Relief,

p. 5-7.

Page 52: CONFLICT EN CHAOS

52

burgers van andere clans de stad om aan de gevechten te ontkomen.102

De hoofdstad zou dus

zogoed als volledig onder de controle van de Hawiye komen te staan waarbij Ali Mahdi en

zijn aanhangers het noorden van de stad controleerden en de factie van Aideed het overige

deel van Mogadishu.103

Naast de Abgal en de Habar Gidir kan de Hawiyeclanfamilie evenwel

nog opgedeeld worden in twee andere clans, zijnde de Hawadle en de Murasade. Beide clans

werden als neutraal aanzien in deze strijd maar toch had de Hawadle die de luchthaven van

Mogadishu controleerde een voorkeur voor generaal Aideed terwijl de Murasade, die de

haven controleerde, eerder Ali Mahdi steunde.104

Na talloze eerdere pogingen zou er uiteindelijk op 3 maart min of meer een overeenkomst tot

staakt-het-vuren komen. Deze overeenkomst was in feite louter het gevolg van de uitputting

bij beide partijen. Zowel de factie van Ali Mahdi als deze van Farah Aideed had namelijk te

kampen met een tekort aan munitie en voedsel. Bovendien kon geen internationale hulp

geleverd worden als de gevechten in de hoofdstad aanhielden. Ook de steun voor beide facties

was verminderd aangezien geen van beiden sterk genoeg leek te zijn om te winnen. Ook

binnen de subclans van de Abgal begonnen sommige aan het leiderschap van Ali Mahdi te

twijfelen. Toch had Mahdi nog steeds een grotere en beter bewapende strijdmacht dan Farah

Aideed. Ook de Habar Gidir begon tekenen van verzwakking te vertonen. Het grootste deel

van de Saad en Salabaan waren bijvoorbeeld samen met Aideed naar Mogadishu gekomen

in ‟91 en hun reserves raakten uitgeput. Als resultaat hiervan trachtte zowel Mahdi als Aideed

elders bondgenoten te zoeken. Ali Mahdi zocht steun bij de facties die de Djibouticonferenties

hadden bijgewoond. De belangrijkste bondgenoot die hij zou verwerven was de SSDF hoewel

hij pas de steun van deze factie zou verwerven op het einde van ‟92 wanneer Aideed als een

bedreiging voor het SSDF gezien werd vanwege overwinningen in het zuiden van het land.

Verder was Ali Mahdi ook op zoek naar internationale erkenning en steun, zoals die van de

V.N. Op dit vlak had hij echter weinig succes waardoor hij dus niet de internationale

erkenning kreeg die hij zo graag wou en nodig had. Generaal Aideed had meer succes in het

organiseren van een coalitie. Allereerst ging hij banden aan met het SSNM dat toen geleid

werd door Abdi Warsame Isaaq. Verder ging hij ook een alliantie aan met een tak van de

SDM die geleid werd door Mohammed Nur Aliyon en natuurlijk was er ook nog de SPM

geleid door kolonel Ahmed Omar Jess.

102

Gurdon, The Horn of Africa, p. 48. 103

Hussein, Adam. “Somalia: Militarism, Warlordism or Democracy”. Review of African Political Economy. No.

54: 11- 26 (1992): p. 21. 104

Gurdon, The Horn of Africa, p. 48.

Page 53: CONFLICT EN CHAOS

53

4.5. De strijd tegen het SNF

Terwijl in Mogadishu de facties van Farah Aideed en Ali Mahdi uitgeput waren van de strijd

die ze gevoerd hadden deden Barre en zijn aanhangers, onder leiding van generaal Morgan,

opnieuw een poging om de macht in Somalië te veroveren. Het SNF opereerde vanuit Kenia

en werd ook door Kenia van wapens voorzien. In maart ‟92 lanceerden ze een aanval en tegen

april ‟92 had het SNF de hoofdstad bereikt. Hierdoor waren generaal Aideed en interim-

president Ali Mahdi genoodzaakt om tijdelijk opnieuw samen te werken en de krachten te

bundelen tegen het SNF.105

Het SNF werd verslagen en trok zich terug naar het zuiden,

achtervolgd door de strijdmacht van generaal Aideed. Hierbij trokken beide facties opnieuw

door het gebied tussen de twee rivieren (de Juba en Shabelle), dat eveneens door de strijd

begin ‟91 het hardst getroffen was, en lieten er een spoor van vernieling na met opnieuw

talloze vluchtelingen als gevolg.

Tegen de zomer van ‟92 zouden zo een half miljoen Somaliërs op de vlucht zijn geslagen en

was er een enorm voedseltekort in Somalië, vooral in het zuiden.106

Door de aanhoudende

strijd in het land ontvluchtten vele boeren hun dorpen en werd er dus niet meer gezaaid. De

graansilo‟s raakten langzaam leeg en jong en oud reisde naar Baidoa, een stad die veilig was

voor de aanvallen van Morgan. Het probleem was dat er ook in Baidoa geen voedsel

aanwezig was. De stad zou het epicentrum worden van de hongersnood en in de Westerse

media bekend raken als de “stad der dood”.107

In september ‟92 lanceerde Morgan opnieuw een offensief tegen Farah Aideed en het SNA,

dit was een losse federatie die Aideed in de lente van ‟92 gecreëerd had in de strijd tegen Ali

Mahdi en de SPM factie van Omar Jess, het SSNM, het SDM en op een bepaald ogenblik ook

even het SAMO en SNU omvatte (cfr. suppra). Generaal Morgan slaagde gedeeltelijk in zijn

opzet en kon een groot deel van de provincie Gedo veroveren en bereikte uiteindelijk zelfs de

stad Kismayo. Vanuit een humanitair standpunt was Morgans succes een catastrofe.Vele

NGO‟s en zelfs het Rode Kruis trokken weg uit de regio waardoor de vluchtelingenkampen

zonder hulp kwamen te zitten en het dodental in de kampen pijlsnel de hoogte in schoot.108

105

Abdullahi, Culture and Customs of Somalia, p. 41. 106

Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 53-54. 107

Abdullahi, Culture and Customs of Somalia, p. 41. 108

Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 54-55.

Page 54: CONFLICT EN CHAOS

54

5. DE INTERVENTIE VAN DE VERENIGDE NATIES

bron: http://seeker401.files.wordpress.com/2009/04/black_hawk_down_pic4.jpg

5.1. De aandacht vanuit het Westen voor de Somalische crisis

Tot het begin van de jaren ‟90 zou de situatie in Somalië geen prioriteit zijn voor de V.N.

Veiligheidsraad en ook in de westerse media weinig aandacht krijgen. Het zou de “Oorlog om

Mogadishu” zijn, gevolgd door de hevige hongersnood waardoor Somalië getroffen werd die

het land wereldwijd in de aandacht zou brengen. In 1992-1993 werden zowat 4,5 miljoen

mensen in Somalië, ongeveer de helft van de bevolking, bedreigd door ondervoeding. De

humanitaire situatie in het land was dus catastrofaal. Ondanks het gebrek aan veiligheid zette

de Verenigde Naties samen met het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) en

andere niet-gouvernementele organisaties (NGO‟s) hun hulpverlening aan Somalië verder.

Toch was het leveren van humanitaire hulp in deze situatie van wetteloosheid zeer moeilijk en

in sommige gebieden van het land zelfs onmogelijk. Het personeel van de organisaties moest

op verschillende momenten zelfs geëvacueerd worden en tijdelijk vanuit Djibouti en Kenia

werken.109

Vooral vanaf de zomer van ‟92 zien we dat de humanitaire crisis in Somalië steeds

109

Ramsbotham en Woodhouse. Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 223.

Page 55: CONFLICT EN CHAOS

55

meer en meer aan bod komt in de Westerse media. Wat men wel eens “het CNN effect”

noemt verhoogde dan ook de druk in het Westen om meer te ondernemen.110

Javier Pérez de Cuéllar, destijds secretaris-generaal van de V.N., sprak zich “al” in

december ‟91 uit voor een meer actieve rol van de V.N. bij het oplossen van het Somalische

conflict. Op 23 januari zou de V.N. Veiligheidsraad dan ook zijn eerste resolutie hieromtrent

uitvaardigen. Deze resolutie 733 riep de strijdende partijen op tot een staakt het vuren en

legde een wapenembargo op. In februari ‟92 zouden er in New York gesprekken gehouden

worden tussen de facties en op 3 maart zou een staakt-het-vuren overeengekomen worden.111

Zoals al eerder beschreven (cfr. suppra) was dit staakt-het-vuren voornamelijk het gevolg van

de uitputting zowel bij de factie van Ali Mahdi als bij die van Farah Aideed na de bijna vier

maanden durende strijd. Het is echter in deze periode dat de gevolgen van de oorlog duidelijk

begonnen te worden en de hongersnood zich ontplooit. De inmiddels nieuwe secretaris-

generaal, Boutros Boutros-Ghali, beseft dat en humanitaire interventie nodig is.

5.2. UNOSOM I

Met de goedkeuring van resolutie 751 richtte de V.N. Veiligheidsraad de United Nations

Operation in Somalia (UNOSOM I) op. Hierbij werd beslist om 50 militaire waarnemers naar

het land te sturen die erop moesten toezien dat het staakt-het-vuren gerespecteerd werd alsook

een vredesmacht van 500 Pakistaanse militairen om de konvooien te begeleiden en te

beschermen.112

Door de onveilige situatie waren de hulporganisaties voordien voor

bescherming steeds afhankelijk geweest van de milities van de facties zelf die hiervoor een

hoge prijs eisten. Zo betaalde CARE, die voedselhulp leverde, bijvoorbeeld $100 000 per

maand. Het ICRC diende zelfs $100 000 per week te betalen aan de milities van de

verschillende facties in ruil voor bescherming zodat men de noodhulp in alle veiligheid kon

110

Jakobsen, Peter Vigo. “National Interest, Humanitarianism or CNN: What Triggers UN Peace Enforcement

after the Cold War?”. Journal of Peace Research, 33. no. 2: 205- 215 (1996), p. 209. 111

Sahnoun, Mohamed. Somalia, the Missed Opportunities. (Washington: United States Institute of Peace,

1994), p. 15. 112

Hirsch, John en Robert Oakley. Somalia and Operation Restore Hope. Reflections on Peacemaking and

Peacekeeping. Washington: Institute of Peace Press, 1995, p. 21.

Page 56: CONFLICT EN CHAOS

56

distribueren.113

Op deze manier steunden de NGO‟s onvrijwillig de milities die deze

inkomsten konden aanwenden om hun strijd te financieren.114

Verder zou Mohamed Sahnoun aangesteld worden als V.N.-afgezant betreffende Somalië.

Sahnoun was van mening dat de basis voor vrede binnen het Somalische clansysteem gezocht

diende te worden en kwam tijdens zijn mandaat dan ook verschillende keren samen met Ali

Mahdi en Farah Aideed alsook met andere factieleiders. Hij trachtte hun vertrouwen te

winnen door aandacht te bieden voor hun belangen en bezorgdheden. Ook met

afgevaardigden van Somaliland, het OAU, president Meles Zenawi van Ethiopië en president

Gouled van Djibouti ging hij gesprekken aan. Sahnouns werkwijze waarbij hij een persoonlijk

contact trachtte op te bouwen met de verschillende facties zorgde ervoor dat hij de appreciatie

van vele Somaliërs won maar zorgde er tevens voor dat men hem binnen de Verenigde Naties

als een té onafhankelijke actor ging aanschouwen.115

Verder initieerde Sahnoun het “voedel-

in-ruil-voor-wapens” programma gericht op ontwapening. Ook dit initiatief kon op de steun

van de Somalische bevolking rekenen.116

Toch zou UNOSOM I uiteindelijk geen succes zijn. De vooruitgang verliep traag, zo zou het

zo‟n drie maanden intensief onderhandelen vergen voor de 50 waarnemers gestuurde konden

worden en nog eens twee maanden voor de 500 Pakistaanse militairen ter plaatse waren.

Ondertussen eiste de hongersnood steeds meer levens. Door het staakt-het-vuren was de

oorlogsvoering tussen de clans grotendeels afgenomen maar dit werd vervangen door

plundering van de voedselhulp wat de hongersnood opnieuw verergerde. Geschat wordt dat

elke dag zo‟n 1000 mensen in het zuiden van het land het leven lieten ten gevolge van de

hongersnood. De bescherming van de voedselkonvooien was voor de Pakistaanse troepen, die

gestationeerd waren in de haven van Mogadishu, een onmogelijke taak. Tot zo‟n tachtig

procent van de voedselhulp werd geplunderd en viel in handen van de warlords.117

Ondertussen was men ook gestart met Operation Provide Relief waarbij men via een

luchtbrug vanuit Mombasa de voedsel- en medische hulp tot bij de Somalische bevolking

113

Ahmed en Herbold. The Heritage of War and State Collapse in Somalia and Somaliland, p. 121. 114

Polmans, Linda. De crisis karavaan, achter de schermen van de noodhulpindustrie. Amsterdam: Uitgeverij

Balans, 2008, p. 98. 115

Hirsch en Oakley, Somalia and Operation Restore Hope, p. 21- 22. 116

Ahmed en Herbold, The Heritage of War and State Collapse in Somalia and Somaliland: Local-Level Effects,

External Interventions and Reconstruction, p. 122. 117

Polmans, De crisis karavaan, p. 98.

Page 57: CONFLICT EN CHAOS

57

trachtte te brengen. Deze operatie was succesvol en leverde een grote bijdrage aan het

inperken van de crisis, maar de nood in Somalië was té groot om enkel via deze weg op te

lossen. Hoewel de hoeveelheid voedsel die Somalië bereikte alsmaar toenam, nam de

hoeveelheid die de bevolking bereikte steeds maar af ten gevolge van plundering.118

De V.N. Veiligheidsraad zou beslissen om opnieuw 3000 manschappen naar Somalië te

sturen. 119

Deze beslissing werd echter genomen zonder hierover eerst te overleggen met de

strijdende facties in Somalië. Sahnoun die steeds voor dialoog met en respect voor de

Somalische clan- en factieleiders had gepleit ging niet akkoord met deze gang van zaken en

zou uiteindelijk ontslag nemen.120

Sahnoun zou vervangen worden door Ismat Kittani, een

Iraakse diplomaat die het Somalische conflict op een heel andere manier benaderde.121

Zo

geloofde Kittani bijvoorbeeld niet in Sahnouns “voedel-voor-wapens” aanpak maar geloofde

hij eerder in een gedwongen ontwapening als middel om de grote hoeveelheid wapens die in

Somalië aanwezig waren in te tomen. Deze strategie zou na verloop van tijd opgegeven

worden omdat ze op enorm verzet van de factieleiders stootte.122

Ondertussen verslechterde de relatie tussen de Verenigde Naties en de factieleiders en in het

bijzonder met Farah Aideed. Aideed die initieel ook tegen de zending van de 500 militairen

was geweest maar na gesprekken met Sahnoun toch akkoord was gegaan, voelde zich misleid.

Uiteindelijk zou hij akkoord gaan met de zending van de 3000 manschappen maar onder

strenge voorwaarden. In midden november eistte Aideed dat de Pakistaanse troepen hun

controle over de haven aan hem zouden overdragen. Hiermee zou Aideed zowel politiek als

financieel gezien de controle over de voedseldistributie bezitten en zijn rivaal Ali Mahdi

kunnen verzwakken. Zijn eis werd door de Verenigde Naties verworpen. Aideeds

onbeschoftheid benadrukte echter de verslechtering van de relatie tussen hem en de Verenigde

Naties en het verminderde respect.123

118

Hirsch en Oakley, Somalia and Operation Restore Hope, p. 24-25. 119

Ramsbotham en Woodhouse, Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 224. 120

Ryan, Stephen. The United Nations and International Politics. (New York: St. Martin‟s Press, 2000), p. 124. 121

Ramsbotham en Woodhouse, Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 224. 122

Ahmed en Herbold, The Heritage of War and State Collapse in Somalia and Somaliland, p. 122- 123. 123

Hirsch en Oakley. Somalia and Operation Restore Hope, p. 26- 33.

Page 58: CONFLICT EN CHAOS

58

5.3. UNITAF

Op 3 december 1992 zou resolutie 794 goedgekeurd worden waarmee de oprichting van de

United Task Force on Somalia (UNITAF) een feit werd. Het doel van UNITAF was om de

nodige veiligheid te creëren die nodig was om de Somalische bevolking van noodhulp te

kunnen voorzien. Verder benadrukte Secretaris-Generaal Boutros Boutros-Ghali ook het

belang van de ontwapening van de Somalische warlords. De Verenigde Staten zou de leiding

hebben over de operatie, die de naam Operation Restore Hope zou krijgen124

, en instaan voor

het grootste deel van de troepenmacht (28 000 manschappen) aangevuld door 10 000

manschappen van 22 andere landen.125

De interventie van UNITAF zou van start gaan op 9

december ‟92 en zes maanden duren. Het was dus een tijdelijke missie waarna UNISOM II de

leiding zou overnemen. 126

UNITAF zou er slechts in slagen om 40% van het Somalische

territorium te controleren. Men slaagde er wel in om de belangrijkste havens, luchthavens en

andere strategische punten onder haar controle te brengen. Ook het escorteren van de

voedselkonvooien naar de distributiecentra was een succes.127

Toch wordt er geschat dat de

hongersnood na de landing van de Amerikaanse troepen in december ‟92 nog zo‟n 202 000 tot

238 000 levens eiste. Dit tegenover 10 000 die gered werden.128

De reden hiervoor was dat

men via de distributiecentra niet alle slachtoffers kon bereiken en dat de meeste mensen

tijdens deze periode eerder aan ziekten gerelateerd aan de hongersnood overleden dan aan de

honger zelf. Ook van grootschalige ontwapening was er geen sprake. 129

De kaart op de

volgende pagina geeft een goed overzicht van het verloop van de operatie en de gebieden die

van noodhulp voorzien werden (cfr. infra).

124

Lewis. A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded. (Oxford: James Currey, 2002), p.

268- 269. 125

Haldén, Peter. Somalia: Failed State or Nascent States-System? FOI Somalia Papers, no. 1, 2008, p. 29. 126

Woodward, Peter. US Foreign Policy and the Horn of Africa. (Hampshire: Ashgate, 2006), p. 65-66. 127

Mazowiecki, Tadeusz en Andrzej Sitkowski. UN Peacekeeping: Myth and Reality. (Londen: Praeger Security

International, 2006), p. 102. 128

Haldén, Somalia: Failed State or Nascent States-System?, p. 29. 129

Mazowiecki en Sitkowski, UN Peacekeeping: Myth and Reality, p. 102.

Page 59: CONFLICT EN CHAOS

59

bron: http://www.globalsecurity.org/military/ops/images/restore-hope-map.gif

5.4. UNOSOM II

Op 26 maart ‟93 wordt resolutie 814 goedgekeurd, gebaseerd op hoofdstuk VII van het V.N.

Handvest, en neemt UNOSOM II de leiding over van UNOSOM I en UNITAF.130

Naast het

bieden van humanitaire hulp krijgt UNOSOM II ook het mandaat tot:

1. Het toezien op het respecteren van het staakt-het-vuren en het ondernemen van

actie tegen elke factie die het staakt-het-vuren niet respecteert

2. Toezicht houden op de facties na hun ontwapening

3. Het registreren van alle wapens die in beslag genomen worden

130

Cogen, Marc. Handboek internationaal recht.( Mechelen: Kluwer, 1996), p. 96.

Page 60: CONFLICT EN CHAOS

60

4. Het verzekeren van veiligheid in en beschermen van de havens, luchthavens en

het transport van de noodhulp

5. De bescherming van het personeel, de verblijfplaats en uitrusting van de

humanitaire hulporganisaties

6. De oprichting van een programma om landmijnen te verwijderen

7. De repatriëring van vluchtelingen

8. De heropbouw van nationale en regionale, politieke en burgerlijke

administraties en de economie

Samengevat zou UNISOM II dus moeten instaan voor de levering van humanitaire hulp aan

de bevolking, de handhaving van de veiligheid, de ontwapening en de heropbouw en kreeg

men de toestemming om op te treden indien nodig. UNOSOM II zou van start gaan op 4

mei ‟93.131

Wat begon als een humanitaire interventie zou echter algauw uitdraaien op een regelrechte

confrontatie tussen de Verenigde Naties en Farah Aideed. Één van de belangrijkste taken van

UNOSOM II, met name de ontwapening van de Somalische facties en gewapende groepen,

zou op veel weerstand van de facties, en voornamelijk die van Aideed, kunnen rekenen.132

Aideed had immers het gevoel dat vooral zijn factie door de V.N. geviseerd werd wat de

machtsbalans tussen de facties zou verstoren.133

Net zoals vele warlords bezat Aideed een

eigen radiostation. Wanneer Aideeds radiostation in Mogadishu anti-UNOSOM berichten

begon uit te zenden zou de V.N. troepenmacht hierop reageren met een poging om zijn

radiostation uit de ether te halen.134

Wat volgde was een regelrechte confrontatie tussen de

V.N. troepenmacht en het SNA waarbij 24 Pakistaanse soldaten en 75 Somaliërs om het leven

zouden komen.135

Door zich tegen Aideed te keren verloor de V.N. niet alleen haar neutraliteit,

maar trad ze ook in conflict met de meest machtige en meest zwaarbewapende warlord van

Somalië.136

Ten gevolge van deze confrontatie vaardigde de V.N. Veiligheidsraad op 6 juni

„93 resolutie 837 uit waarin ze deze aanval tegen UNOSOM II sterk veroordeelde. Jonathan

Howe die de operatie in Somalië leidde zette onmiddellijk de klopjacht op Aideed in. Zo

loofde hij $20 000 dollar uit voor diegene die de gouden tip over Aideeds verblijfplaats zou

131

Ramsbotham en Woodhouse, Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 224- 226. 132

Bose, Meenekshi en Rosanna Perotti. From Cold War to New World Order: the Foreign Policy of George

H.W. Bush. (Westport: Greenwood Press, 2002), p. 268. 133

Haldén, Somalia: Failed State or Nascent States-System?, p. 29. 134

Bose en Perotti, From Cold War to New World Order, p. 268. 135

Ramsbotham en Woodhouse, Encyslopedia of International Peacekeeping Operations, p. 226. 136

Dew, Andrea en Richard Schultz. Insurgents, Terrorists and Militias: the Warriors of Contemporary Combat.

(New York: Columbia University Press, 2006), p. 81.

Page 61: CONFLICT EN CHAOS

61

geven. Als reactie hierop zette Aideed dan weer hetzelfde bedrag op het hoofd van Howe.

Verder voerde Howe helikopterbombardementen uit op de vermeende hoofdkwartieren van

Aideed en de gebieden die onder zijn controle stonden, met vele burgerslachtoffers als

gevolg.137

De V.N. troepenmacht werd dus ingezet met als doel Aideed gevangen te nemen,

zijn factie te ontwapenen en zijn militaire installaties in Mogadishu aan te vallen.138

De V.N.

was dus niet langer neutraal maar was een zoveelste partij binnen het Somalische conflict

geworden.

Het conflict met Farah Aideed zou alleen maar negatieve gevolgen voor het verdere verloop

van de UNOSOM-missie hebben. Niet alleen ging alle aandacht nu naar de klopjacht op

Aideed, het maakte de missie ook erg onpopulair bij de Somalische bevolking. Zo vielen bij

de bombardementen op Aideeds vermeende verblijfplaatsen ook vele burgerslachtoffers,

waaronder enkele belangrijke clanouderen van de Habr Gidir, waarmee UNOSOM

verondersteld werd om vredesonderhandelingen te voeren. Ook onder leden van clans die

voorheen positief tegenover UNOSOM II hadden gestaan vielen er slachtoffers. Aideed

maakte hier handig gebruik van en verwierf hoe langer hoe meer steun. Met de steun van

Sudan zou hij zelfs verkondigen dat hij in de naam van de Islam vocht ter bevrijding van zijn

land van de buitenlandse dominatie. De strijd tussen de V.N. troepenmacht en Aideeds

strijdmacht zou nog maanden voortduren en begin oktober ‟93 zou het tot een bloedige

confrontatie komen die talloze levens langs beide zijden zou eisen.139

5.5. Black Hawk Down

In de zomer van ‟93 zien we een enorme escalatie van het conflict tussen UNOSOM II en de

SNA. De acties van het SNA dat meer en meer de steun van de bevolking verwierf werden

hoe langer hoe militanter.140

UNOSOM II dat niet voorbereid was op dergelijke represailles

diende steeds meer beroep te doen op de Quick Reaction Force (QRF) een troepenmacht van

1300 personen die onder leiding stond van de Verenigde Staten en na het vertrek van

137

Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded. (Oxford: James Currey, 2002), p.

272. 138

Bose en Perotti, From Cold War to New World Order, p. 268. 139

Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded, p. 272-273. 140

Art, Robert en Patrick Cronin. The United States and Coercive Diplomacy. (Washington: United States

Institute of Peace Press, 2003), p. 41.

Page 62: CONFLICT EN CHAOS

62

UNITAF in Somalië was gebleven en waar de V.N. beroep op kon doen indien nodig.141

De

QRF zou intensief ingezet worden bij de klopjacht op Aideed en op regelmatige basis

patrouilleren en zoekacties organiseren in Mogadishu. Maar ook voor het QRF bleek het een

moeilijke taak om de ongrijpbare Aideed te pakken te krijgen. Daarom verzocht de V.N.

Veiligheidsraad de V.S. ertoe om een speciale troepenmacht te sturen. In augustus ‟93 zou op

dit verzoek ingegaan worden. De elite-eenheid Task Force Ranger (TFR), die U.S. Army

Rangers en Delta Force commando‟s zou omvatten, werd naar Somalië gestuurd met als

missie de arrestatie van Aideed, op welke manier dan ook.142

De operatie zou de codenaam

Gothic Serpent krijgen.

Terwijl TFR zich voorbereidde op haar taak bleef Aideeds troepenmacht maar aanvallen

uitvoeren op V.N.-personeel en –faciliteiten. De TFR zou een reeks raids uitvoeren waarbij

men er in slaagde om enkele belangrijke leiders van het SNA gevangen te nemen, maar

Aideed zelf kon men niet vatten. Aideed zon op wraak en op 25 september 1993 zouden zijn

strijders er in slagen om een Black Hawk helikopter neer te halen. Amerika deed dit incident

af als “puur toeval” maar dat zou het allerminst blijken te zijn.143

Op 3 oktober 1993 zou de

TFR voor de zevende keer een poging doen om Aideed te pakken te krijgen.144

De TR had

informatie ontvangen dat Aideed en enkele vooraanstaande leden van zijn factie

samenkwamen in het Olympic Hotel.145

In het begin verliep alles normaal, de rangers hadden

het gebied rond het hotel afgezet en de delta forces slaagden erin om Aideeds luitenants te

arresteren. Nog voor de delta forces terug uit het hotel konden komen echter werd het

omsingeld door Aideeds stijdmacht.146

Opnieuw slaagde het SNA erin om een Black Hawk

neer te halen. Een groep van de rangers begaf zich naar de plaats van de crash om de

bemanning van de Black Hawk te redden maar werd ingesloten door een groep van het SNA.

Een ander deel van het SNA barricadeerde ondertussen de straten zodat de rangers ingesloten

bleven en geen versterking konden krijgen. Wat oorspronkelijk bedoeld was als een korte

missie van 90 minuten resulteerde in een vijftien uren durende strijd.147

18 Amerikaanse

rangers zouden om het leven komen en 77 raakten gewond tegenover ongeveer 300 Somaliërs,

141

Ibidem, p. 36. 142

Ibidem, p. 41-42. 143

Dew en Schultz, Insurgents, Terrorists and Militias, p. 84- 85. 144

Seybolt, Taylor. Humanitarian Military Intervention, the Conditions for Succes and Failure. (Stockholm:

International Peace Research Institute, 2007), p. 234. 145

Art en Cronin, The United States and Coercive Diplomacy, p. 43. 146

Ibidem, p. 86. 147

Ibidem, p. 43.

Page 63: CONFLICT EN CHAOS

63

waaronder 30% vrouwen en kinderen, en 700 gewonden.148

Algauw waren er op elk

televisietoestel in de V.S. beelden te zien van de dode rangers die al juichend door de straten

van Mogadishu gesleept werden en de publieke opinie keerde zich tegen de interventie. Op 7

oktober 1993 kondigde President Clinton aan dat alle Amerikaanse troepen zich binnen de zes

maanden uit Somalië zouden terugtrekken.149

Ook andere landen begonnen zowel hun eigen

troepen als hun steun voor UNOSOM zelf terug te trekken,150

en in november ‟94 zou de V.N.

Veiligheidsraad beslissen om tegen 31 maart 1995 een einde te maken aan UNOSOM II.151

5.6. Redenen voor het falen van interventie van de Verenigde Naties

De interventie in Somalië was de eerste missie die de internationale gemeenschap ondernam

sinds het einde van de Koude Oorlog. Secretaris-Generaal Boutros Boutros-Ghali wou met

deze interventie de Verenigde Naties nieuw leven inblazen en een aanvang te nemen met de

nieuwe globale rol die ze zou moeten gaan spelen. Zoals ondertussen duidelijk is, werd de

missie echter geen succes. Voor het falen van de interventie kunnen een aantal redenen

aangehaald worden.152

Ten eerste kwam de interventie er veel te laat. Men liet het conflict

aanslepen waardoor de grootste schade reeds was aangericht vóór de interventie van de V.N.

Ten tweede wou men met de interventie een snelle oplossing bieden, waardoor de missie

slecht voorbereid en gepland werd. Bovendien werd er aangenomen dat de interventie in

Somalië een makkelijke operatie zou zijn.153

Belangrijk ook bij het falen van de missie was de

evolutie van een humanitaire naar een militaire interventie waarbij de V.N. betrokken raakte

in het conflict zelf en een zoveelste partij werd. Tenslotte was er ook het gevoel binnen de

V.N. dat de V.S. haar eigen strijd voerde.154

148

Kumsa, Alemayehu. “Political conflict in contemporary somalia”. Viva Africa. 2007, p. 192. 149

Durch, William. UN Peacekeeping, American Politics, and the Uncivil Wars of the 1990s. (Londen: Palgrave

Macmillan, 1996), p. 56. 150

Haldén, Somalia: Failed State or Nascent States-System?, p. 29-30. 151

Bose en Perotti. From Cold War to New World Order, p. 269. 152

Mohamoud, State collapse and post-conflict development in Africa, p. 148. 153

Ibidem, p. 148- 149. 154

Ajulu, The reasons for failures in the reunification of Somalia, p. 79.

Page 64: CONFLICT EN CHAOS

64

6. SOMALIË NA HET VERTREK VAN DE V.N. OPERATIE

6.1. De transformatie van het gewapende conflict

Na het vertrek van UNOSOM stond Somalië er opnieuw alleen voor en verdween het

opnieuw voor jaren uit de media. Velen voorspelden dat het conflict na de terugtrekking van

de V.N. troepenmacht opnieuw zou escaleren en dezelfde proportie zou aannemen als vóór de

interventie155

maar toch was er een subtiele transformatie waarneembaar. Vele aspecten van

het Somalische politieke en economische leven hebben kleine veranderingen ondergaan sinds

het begin van de jaren ‟90. 156

Hieronder wordt getracht een overzicht te geven van de

veranderingen die zich in de post-UNOSOM periode hebben voorgedaan met betrekking tot

het gewapende conflict:

De opkomst van zakenlui en de afname van het warlordisme:

Tijdens de hoogtijdagen van de internationale interventie hadden clan- en militieleiders veel

geld kunnen verdienen. Sommigen onder hen kozen ervoor om dit geld te investeren in handel

eerder dan in wapens. Het is tegen deze achtergrond dat een nieuw soort zakenlui in Somalië

naar voren kwam, namelijk warlords die zich ontwikkeld hadden tot ondernemers. Deze

handelaars kunnen volgens Höhne in geen geval vergeleken worden met handelaars in de

moderne zin van het woord maar eerder met handelaars uit 13e en 14

e eeuws Europa. De

heropbouw van de staat wordt vanaf dit moment dan ook heel anders bekeken. Vele warlords

alsook zakenlui gingen zich met het einde van UNOSOM II realiseren dat er in de nabije

toekomst geen staat zou komen om te veroveren en over te heersen en dat het ook in hun

belang zou zijn moest er een veiliger klimaat en meer orde in Somalië heersen.157

Niet alle

warlords gingen deze transformatie door, zo bleef Aideed bijvoorbeeld geloven in een

militaire overwinning en politieke macht waar Osman Atto, die Aideed steeds financieel had

gesteund, hier niet meer in geloofde en van mening was dat elke poging tot militaire

155

Prendergast, John. “When The Troops Go Home: Somalia after the Intervention”. Review of African Political

Economy, 22. no. 64: 268- 274 (1995), p. 268. 156

Menkhaus, Ken. “Governance without Government in Somalia, Spoilers, State Building, and the Politics of

Coping”. International Security, 31. no. 3: 74- 106 (2006-2007), p. 82. 157

Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 70.

Page 65: CONFLICT EN CHAOS

65

domineren over de andere clans de economie enkel maar verder beschadigde. Osman Atto zou

dan ook in opstand komen tegen Aideed en zijn eigen weg gaan.158

Vooral vanaf 1999 spelen warlords minder een rol in Somalië. De reden hiervoor is dat vele

zakenlui in Mogadishu vanaf dat moment weigerden om de milities van de warlords of van

hun eigen clans nog langer financieel te ondersteunen omdat deze niet zorgden voor de

veiligheid en stabiliteit die nodig zijn voor hun handelsbelangen. In de plaats daarvan gingen

vele zakenlui eigen milities oprichten die hun belangen dienen te verdedigen.159

Na het

vertrek van de UNOSOM-missie waren de facties op financieel gebied sterk afhankelijk

geworden van zakenlui. Nu ook deze inkomstenbron voor vele facties wegviel overleefden

enkel de facties en warlords die er in slaagden om hun eigen inkomsten te genereren.160

Vele

warlords, zoals Hussein Aideed, die zijn vader Farah Aideed in ‟96 opvolgde, en generaal

Morgan werden hierdoor bijvoorbeeld totaal afhankelijk van Ethiopische steun. Slechts enkele

warlords, zoals bijvoorbeeld Musa Suudi Yalahow, Mohamed Qanyare Afrah en kolonel

Mohamed Hassan Nur Shatigaduud slaagden erin om hun machtige en relatief onafhankelijke

positie te behouden.161

Verder is het salaris dat de militieleden van de zakenlui krijgen vrij

laag: één à twee dollar per dag per persoon. Het gebrek aan mogelijkheden om te plunderen

gecombineerd met het lage salaris zorgen ervoor dat zowel de status als de verdienste als

militielid niet meer is wat het geweest is. Ten gevolge hiervan is er in Somalië op het einde

van de jaren ‟90 een graduele en spontane demobilisatie merkbaar. Ook voor jongeren was het

minder aantrekkelijker geworden om lid te worden van een militie.Toch heeft deze evolutie

niet alleen positieve maar ook negatieve bijwerkingen, zo gaan vele mensen opzoek naar

andere inkomstenbronnen zoals kidnapping en piraterij, wat opnieuw voor een verhoogde

wetteloosheid in het land zorgt.162

158

Ibidem, loc. cit. 159

Menkhaus, Ken. “State Collapse in Somalia: Second Thoughts”. Review of African Political Economy, 30. no.

97: 405- 422 (2003),p 411. 160

Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 70. 161

International Crisis Group. “Somalia: Countering Terrorism in a Failed State”. Africa Report no. 45

(Nairobi/Brussel: ICG, 2002): p. 4. 162

Menkhaus, State Collapse in Somalia: Second Thoughts, p 411.

Page 66: CONFLICT EN CHAOS

66

De aard van de oorlogvoering:

Hoewel het gewapend conflict in Somalië nog steeds verder duurt zijn er sinds ‟95 toch

belangrijke veranderingen merkbaar betreffende de aard, de duur en de intensiteit ervan.163

Tussen 1988 en 1992 waren de gewapende confrontaties zeer destructief en wijdverspreid

over zogoed als heel het land. Sinds de UNOSOM-missie zijn de confrontaties veel lokaler,

korter en eisen ze een minder grote tol, zowel qua mensenlevens als materiële schade.164

Niet

enkel de intensiteit en duur van de confrontaties is erg veranderd sinds 1991-1992, ook de

aard ervan.165

Tot het begin van de jaren 1990 werden de gevechten voornamelijk gevoerd

tussen de leden van de verschillende Somalische clanfamilies, voornamelijk tussen de Darood

en de Hawiye. De strijd toen werd gekarakteriseerd door snelle heen-en-weer bewegende

campagnes doorheen zuid-Somalië waarbij men soms honderden kilometers territorium per

dag won of verloor. Beide partijen pleegden gruweldaden tegen burgers van de vijandige

clans of tegen de minderheden die in het gebied leefden en plundering werd als een inherent

aspect van de strijd gezien ter compensatie voor de onderbetaalde militieleden. Op het einde

van ‟91 brak een nieuwe fase aan in het gewapende conflict. Zowel binnen de Darood als

binnen de Hawiye brak er een interne strijd los en ook deze zou zeer destructief zijn. In

Mogadishu brak de strijd uit tussen de clan van de Abgal, geleid door Ali Mahdi, en de Habr

Gidir, geleid door Farah Aideed. Beide partijen maakten overvloedig gebruik van mortieren

en RPG‟s (raketwerpers) waardoor het grootste deel van de stad met de grond gelijk gemaakt

werd en er duizenden slachtoffers vielen. In het zuiden van het land, in Kismayo brak de strijd

uit binnen de Darood, meer bepaald tussen de Ogadeni onder leiding van kolonel Omar Jess

en een coalitie van Marrehaan, Majerteen en andere clans onder leiding van generaal Morgans

SNF. Sinds het vertrek van de UNOSOM-missie worden de meeste conflicten uitgevochten

op nog een lager clanniveau. Zo worden de meeste conflicten sindsdien niet meer

uitgevochten tussen bijvoorbeeld de Abgal en de Habr Gidir, maar binnen deze clans zelf,

tussen de verschillende subclans. Voor het eerst sinds 1991 werd er dus niet meer strijd

gevoerd voor de nationale politieke controle, maar eerder voor de politieke en economische

controle op het lokale niveau.166

163

Menkhaus, Governance without Government in Somalia, p. 87. 164

Menkhaus, State Collapse in Somalia: Second Thoughts, p 409. 165

Het hierna volgende is gebaseerd op: Menkhaus, State Collapse in Somalia: Second Thoughts, p 410- 411. 166

Prunier, Somalia: civil war, intervention and withdrawal, p. 71.

Page 67: CONFLICT EN CHAOS

67

Deze evolutie van de conflicten naar een lager niveau binnen de Somalische clanstructuur

heeft vele implicaties. Een direct gevolg hiervan is dat de conflicten veel lokaler zijn dan in de

voorgaande periodes.167

Daar de gevechten uitbreken tussen subclans onderling, blijven ze

meestal ook beperkt tot het territorium van deze subclans. Zoals hierboven al aangehaald zijn

de gevechten ook korter van duur waardoor ze minder slachtoffers eisen. We kunnen dus

spreken van conflicten met een lage intensiteit. De reden hiervoor is dat subclans minder

steun kunnen genereren dan clans en clanfamilies en de ammunitie schaarser is maar ook

omdat de clanouderen zich hier vanwege het lokale karakter van de conflicten in een betere

positie bevinden om te bemiddelen. Conflicten zijn er wel minder voorspelbaar door

geworden maar van burgerslachtoffers is vaak geen sprake meer daar de schuldige

makkelijker als verantwoordelijke kan worden aangewezen door de subclan. Ook van roven

en plunderen is veel minder sprake dan vroeger. Dit omdat er in dergelijke lokale conflicten

vaak slechts een klein territorium veroverd wordt en dingen die het stelen waard zijn meestal

in handen zijn van zakenlui die hun eigen milities hebben om hun belangen te beschermen.

Een overzicht van de situatie zoals ze na het vertrek van UNOSOM was:

Zoals in de vorige twee paragrafen is aangegeven verdwijnen vele warlords en strijders in de

periode na ‟95 van het spreekwoordelijke toneel en is er een trend merkbaar waarbij de

conflicten zich meer en meer gaan afspelen op het lokale niveau tussen de subclans

onderling.168

Mede door deze evolutie waarbij conflicten zich eerder op het lokale niveau

gaan afspelen alsook door het feit dat Somalië na de interventie van de V.N. opnieuw uit de

media-aandacht verdwijnt, is er maar weinig informatie beschikbaar over de conflicten die

zich in de post-UNOSOM periode in het land voordoen. Toch proberen we hier kort een beeld

te schetsen van de situatie zoals die kort na het vertrek van UNOSOM was:

a. De machtsverdelingen:

In het zuiden van Somalië zijn er na het vertrek van UNOSOM zo goed als geen voorbeelden

te vinden van gebieden of steden waar verschillende clans op het lokale niveau samenwerken

167

Het hierna volgende is gebaseerd op: Menkhaus, State Collapse in Somalia: Second Thoughts, p 410- 411. 168

Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Prendergast, When The Troops Go Home, p.

268- 273.

Page 68: CONFLICT EN CHAOS

68

en de macht delen, de heerschappij behoort er telkens toe tot één bepaalde clan. Zo heeft de

Habr Gidir de macht in Shabelle Hoose, het zuiden van Mogadishu en in een deel van Mudug.

Het andere deel van de provincie Mudug wordt beheerst door de Majerteen, die ook het

noordoosten van Somalië, waar in 1998 het autonome Puntland zou ontstaan (cfr. infra),

controleren. Ook slaagde de Habr Gidir er in ‟95 in om de provincie Hiraan onder haar

controle te krijgen, ten kostte van de Hawaadle. De Abgal controleerde nog steeds het

noorden van Mogadishu en Shabelle Dhexe. De stad Kismayo was in handen van de Harti en

de stad Afmadow in handen van de Ogandeni. In Bay vond men de Rahaweyn terug. Het

noorden van het land, dat sinds 1991 een onafhankelijke koers was gaan varen van het zuiden

(cfr. infra) werd gedomineerd door de Isaaq. Op de evolutie van het noorden en het

noordoosten van het land zal echter later uitgebreid ingegaan worden

b. conflicthaarden:

De belangrijkste conflicthaard blijft ook in de post-UNOSOM periode Mogadishu, waar het

regelmatig tot gevechten komt tussen de Abgal en Hawaadle enerzijds en de Habr Gidir en

Murosade anderzijds. De Hawaadle zou in ‟95 echter al grotendeels uit de stad verdrongen

zijn. Ook de eerste barsten in deze vier Hawiyeclans zijn in ‟95 reeds merkbaar. In de Habr

Gidir Sa‟ad komt er een breuk tussen Osman Ato en Mohammed Farah Aideed. Ook tussen

de leiders van de Habr Gidir Sa‟ad en de Habr Gidir Ayr groeit er onenigheid en in de Abgal

is er een groeiende rivaliteit tussen Ali Ugas en Ali Mahdi zichtbaar. Ook binnen de

Murosade is er een breuk merkbaar tussen Mohamed Qanyere Afrah en enkele prominente

zakenlui die de clan financieel ondersteunden. Verder laaien conflicten herhaaldelijk op in de

provincie Galguduud tussen de Habr Gidir en de Marrehaan en in Hiraan tussen de Habr Gidir

en de Hawaadle.

c. de Habr Gidir:

Zoals duidelijk is speelt de Habr Gidir ook in de post-UNOSOM periode nog steeds een

prominente rol en controleren ze een groot deel van het territorium in het zuiden van het land.

Tijdens de UNOSOM-periode had Aideeds factie zich aanzienlijk kunnen verrijken. Geschat

wordt dat Aideed en Ato in ‟95 in het bezit waren van zo‟n 160 technicals, wat meer is dan

het aantal technicals dat men in ‟92 over heel Somalië terugvond. Op 12 juni 1995 zou Aideed

afgezet worden als leider van SNA en zou Osman Ali Ato als opvolger van Aideed verkozen

Page 69: CONFLICT EN CHAOS

69

worden.169

De conferentie, die door tegenstanders van Aideed was georganiseerd, kwam er

nadat Aideed opdracht had gegeven tot verwijdering van Ato en zijn aanhangers uit de USC-

SNA. Aideed reageerde hierop door op 15 juni zelf een conferentie te organiseren met

aanhangers uit de verschillende facties en riep zichzelf uit tot president voor een termijn van

drie jaar. Op 17 juni zou hij een eigen “kabinet” benoemen. Op 1 augustus 1996 zou Aideed

echter overlijden aan een schotwonde die hij tijdens gevechten zou oplopen. Hoewel velen

hoopten op vrede en zowel Ali Mahdi als Osman Ato opriepen tot een staakt-het-vuren zou

Aideeds zoon, Hussein Muhammad Aideed zijn vader opvolgen en nieuwe aanvallen voeren

op zijn vaders rivalen. 170

6.2. De transformatie van de wetteloosheid

Een groot probleem waarmee Somalië te kampen heeft is de wetteloosheid en criminaliteit.

Deze zijn een gevolg van het ontbreken van een staat en regering alsook van het aanslepende

gewapende conflict die beide een klimaat creëren van wetteloos gedrag en opportunistische

criminaliteit. Toch toont Somalië ook aan dat er zich in een context van gewapend conflict en

het ontbreken van een functionerende staat informele systemen van bestuur gaan ontwikkelen

die zich met rechtspraak gaan bezighouden en daardoor voor een verhoogde veiligheid

zorgen.171

Op plaatsen waar men er in Somalië in geslaagd is om een hoge graad van

veiligheid te creëren alsook de wetteloosheid tegen te gaan, wordt dit bijna altijd bereikt via

het gewoonterecht van de clan (xeer) of via het toepassen van bloedschuld (diya). Het

hernieuwde belang van dergelijke systemen van “conflictmanagement” toont aan dat er ook

wat betreft de wetteloosheid en criminaliteit een duidelijke verandering merkbaar is ten

opzichte van de situatie zoals die begin jaren ‟90 was. Ook de shari’a rechtbanken die op het

einde van de jaren ‟90 hun opgang maken (cfr. infra) zullen hier een grote rol in spelen. Op

dit laatste zal verder ingegaan worden in hoofdstuk negen.

Toch zijn er enkele belangrijke voorwaarden waaraan voldaan moet worden eer men via

gewoonterecht de orde kan handhaven. Eerst en vooral moet er sprake zijn van het herstel van

de autoriteit van de clanoudere zodat die in conflicten kan bemiddelen. Ten tweede moet er

169

“Controverse over presidentschap Aydid”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van het

hedendaagse wereldgebeuren. (Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1995), p. 629. 170

“Somalia – Still Breathing , in its Way”. The Economist, 340. no. 7981 (1996): p. 37-38. 171

Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Menkhaus ,State Collapse in Somalia:

Second Thoughts, p 411- 414.

Page 70: CONFLICT EN CHAOS

70

min of meer sprake zijn van machtsbalans tussen de verschillende plaatselijke

clangroeperingen. Zo is het voor een zwakke clan vaak veel moeilijker om hun belangen te

verdedigen.172

Hoewel de situatie ten opzichte van begin jaren ‟90 enorm verbeterd is kan

men toch ook moeilijk van een veilige situatie spreken.173

Vooral kidnapping en piraterij zijn

sinds het vertrek van UNOSOM enkel toegenomen. Verder is er ook veel verdoken

criminaliteit (white-collar crime) zoals het dumpen van giftig afval in Somalische wateren,

drugssmokkel, wapensmokkel, de export van houtskool (wat zorgt voor de snelle ontbossing

van het land), en dergelijke meer.

6.3. De afwezigheid van de staat

De afwezigheid van een functionerende staat heeft er voor gezorgd dat er zich alternatieve

vormen van beleid zijn gaan ontwikkelen op het subnationale niveau. Hierin spelen de

Somalische clans en clanouderen, de zakenlui en geestelijke leiders een belangrijke rol. Deze

alternatieve vormen van beleid kunnen we terugvinden op 4 niveaus, namelijk: transregionaal,

regionaal, op het niveau van een district en op het lokale niveau. De belangrijkste voorbeelden

van dergelijke alternatieve vormen van bestuur zijn de vorming op het transregionale niveau

van Somaliland en Puntland. Somaliland verklaarde zich in 1991 eenzijdig onafhankelijk en

scheurde zich hiermee af van de rest van Somalië waarmee het een eigen koers ging varen.

Puntland zou in 1998 opgericht worden als autonoom gebied binnen Somalië. Op het ontstaan

van, en de verdere evolutie van beide vormen van bestuur zal verder ingegaan worden op het

volgende hoofdstuk.174

Verder zou er na de UNOSOM-periode ook een aanvang genomen

worden met een hele reeks verzoeningsconferenties op het nationale niveau, bedoeld om

opnieuw een functionerende regering te vormen en te zorgen voor de heropbouw van de staat.

Bij het merendeel van deze pogingen was er sprake van top-down-statebuiliding waarbij de

conferenties steeds gesubsidieerd werden door buitenlandse mogendheden. In hoofdstuk 8 zal

hierop verder ingegaan worden en zal getracht worden om een overzicht en analyse te geven

van deze talrijke pogingen tot vorming van een functionerende regering en

staatsheropbouw.175

172

Prendergast, When The Troops Go Home, p. 269. 173

Menkhaus, Governance without Government in Somalia, p. 89-90. 174

Ibidem, p. 83. 175

the World Bank report. Conflict in Somalia: Drivers and Dynamics. Washington DC, januari 2005, p. 12

(01/08/09): http://siteresources.worldbank.org/INTSOMALIA/Resources/conflictinsomalia.pdf

Page 71: CONFLICT EN CHAOS

71

7. DE EVOLUTIE IN HET NOORDEN VAN HET LAND: DE

AFSCHEIDING VAN SOMALILAND EN DE OPRICHTING VAN

PUNTLAND

Bron: http://www.somalilandtimes.net/sl/2006/261/somaliland%20&%20puntland.jpg

7.1. Het ontstaan van Somaliland

Het noorden van het land kende sinds 1991 een hele andere evolutie dan het zuiden van

Somalië. Daar waar er in het zuiden al gauw een ware machtsstrijd losbarstte na de val van

het regime zou zich in het noorden het gebied dat het voormalige Britse protectoraat had

gevormd afscheuren van de rest van Somalië. Dit gebied omvat de provincies Awdal,

Togdheer, Sanaag en Sool en wordt bewoond door verschillende clanfamilies. Het grootste

deel van de inwoners behoort tot de Isaaq maar verder wonen er ook leden van de Dir en de

Harti/Darood in dit gebied.176

Na de val van het regime Barre zou de SNM de macht in het

noorden overnemen. Toch waren ook de relaties in het noorden begin ‟91 zeer gespannen.

Vele van de andere clans (voornamelijk de Harti/Darood) hadden immers steeds aan de zijde

van Barre gevochten. De SNM die de superieure militaire macht was in de regio organiseerde

176

Höhne, Markus. “Political identity, emerging state structures and conflict in northern Somalia”. Journal of

Modern African Studies, 44. no. 3: 397- 414 (2006), p. 400.

Page 72: CONFLICT EN CHAOS

72

vredesonderhandelingen met de andere clans en al snel vonden er overal in het noorden

kleinschalige vredesconferenties plaats naar het model van de shir, met name bijeenkomsten

zoals die in de prekoloniale periode werden georganiseerd en waarbij alle mannen

gelijkwaardig waren en men door overleg tot een beslissing kwam die men vervolgens aan de

clanleiders meedeelde en liet ratificeren. Belangrijk bij deze onderhandelingen was dat niet

enkel de clanleiders maar ook afgevaardigden van de guerrilla‟s en milities alsook

intellectuelen aanwezig waren. Naast deze bijeenkomsten op het lokale niveau werd er ook

een soort “nationale” conferentie (shir beeleed) georganiseerd te Burco in de lente van ‟91.

Het was tijdens deze conferentie op 18 mei „91 dat het voormalige Britse protectoraat zich

unilateraal onafhankelijk verklaarde van de rest van Somalië177

7.2. 1991-1993: Abdirahman “Tuur” als eerste president van Somaliland

De eerste regering van Somaliland werd gevormd op 4 juni ‟91 en in het kabinet zouden 6

zetels voorbehouden zijn voor vertegenwoordigers van de andere clans dan de Isaaq. Maar de

transformatie van een verzetsbeweging naar een regering verliep moeizaam. De SNM was

hier slecht op voorbereid zowel door het ontbreken van een organisatorische structuur als het

ontbreken van een strategie en plan betreffende een regering na de oorlog. Daarom nam men

gewoon de structuur van de SNM over voor deze provisorische regering waarbij het hoofd

van de SNM, Abdirahman “Tuur”, president zou worden.178

De nieuwe president stond voor

een moeilijke taak. De infrastructuur van het noorden was grotendeels verwoest door de

jarenlange strijd, de milities moesten gedemobiliseerd worden en de regering had geen

inkomsten.179

De SNM-regering zou er niet in slagen om administratieve structuren op het

lokale niveau te creëren. Hierdoor zouden er zich guurti vormen, ad hoc raden van ouderen

die de lokale gezagsfuncties zouden uitoefenen, onderhandelden in geschillen, zich met

rechtspraak bezighielden, de milities bestuurden, in dialoog traden met internationale

agentschappen en inkomsten genereerden.180

177

Buur, L. en H.M. Kyed. State Recognition and Democratisation in Sub-Saharan Africa: A New Dawn for

Traditional Authorities? (New York: Palgrave, 2007), p. 157- 165. 178

Bradbury, Becoming Somaliland, p. 85. 179

Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek Somaliland.

(10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm 180

Bradbury, Becoming Somaliland, p. 86.

Page 73: CONFLICT EN CHAOS

73

De regering deed een poging om strategische punten zoals de haven van Berbera onder haar

controle te brengen en zo hieruit inkomsten te genereren maar dit stootte op hevig verzet van

de Isaaq-subclans die de haven op dat moment controleerden en deze winstgevende

onderneming niet wouden overdragen aan de factie van de president. Het conflict escaleerde

al snel met een bijna tien maanden durende strijd tot gevolg.181

De verschillende facties

vertegenwoordigden verschillende subclans van de Isaaq met voornamelijk de factie van de

president en de SNM-factie die gekend stond als “Alan As” (rode vlag). Niet-Isaaq hielden

zich buiten het conflict. Tijdens deze strijd zouden zo‟n duizend mensen om het leven komen

en zouden de steden Burco en Berbera zwaar beschadigd worden. Ook vele vluchtelingen die

recentelijk teruggekeerd waren naar de regio sloegen opnieuw op de vlucht.182

In oktober ‟92

zou een delegatie van clanouderen er in slagen om beide zijden in de stad Sheikh samen te

krijgen voor vredesgesprekken. Op deze conferentie die bekend staat als Towfiiq (“consensus”)

werd er een staakt-het-vuren bereikt en maakte men de afspraak om in januari ‟93 te Borama

opnieuw samen te komen voor een meer inclusieve, “nationale” conferentie.183

7.3. 1993- 1997: Een nieuwe regering onder leiding van Mohamed Haji

Ibrahim Egal

Zoals overeengekomen op de Towfiiq werd er in januari ‟93 aangevangen met een “nationale”

conferentie te Borama. Deze conferentie zou een grote rol spelen voor de verdere toekomst

van Somaliland en staat in Somaliland bekend als Guul Allah (God‟s triomf). De conferentie

zou vijf maanden duren en honderden vertegenwoordigers van alle clans uit Somaliland

werden bij de conferentie betrokken.184

Op de conferentie zou een charter goedgekeurd

worden waarbij de macht overgedragen werd van de SNM naar een burgerlijke overheid

onder leiding van Mohamed Haji Ibrahim Egal.185

Egal was een gerespecteerd politicus in

Somalië en er was dan ook geen twijfel over zijn geschiktheid als president van Somaliland.

Wel had hij zich in ‟91 uitgesproken tegen een afscheuring van Somaliland en had hij er

181

Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek Somaliland.

(10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm 182

International Crisis Group. “Somaliland: Democratisation and its Discontents”. International Crisis Group

Africa Report no. 66 (Nairobi/Brussel: ICG, 28 juli 2003), p. 9. 183

Ibidem, loc. cit. 184

Ibidem, p. 10. 185

Bradbury, Mark en Stig Jarle Hansen. “Somaliland: A New Democracy in the Horn of Africa”. Review of

African Political Economy, 34. no. 113: 461- 476 (2007), p. 464.

Page 74: CONFLICT EN CHAOS

74

destijds voor gepleit om deel te nemen aan de conferentie van Djibouti.186

Via zijn clanbanden

met rijke handelaars zou Egal er evenwel wel in slagen om genoeg inkomsten te genereren

zodat een aanvang genomen kon worden met de demobilisatie van de nog steeds aanwezige

clanmilities. Bovendien zorgde zijn clanconnectie ervoor dat zijn controle over de haven van

Berbera bijna vanzelfsprekend was. De regering onder Egal zou dus een veel stevigere

coalitie vertegenwoordigen dan die onder “Tuur”.187

De overgang van een beleid van de SNM naar een burgerlijke overheid was in feite de

grootste verwezenlijking van de Borama conferentie. Er werd een nieuwe staatsvorm

ingesteld, gekend als beel, dat een groot succes zou blijken ter verwezenlijking van vrede en

stabiliteit in Somaliland.188

Hierbij werd het land naast de president geleid door een parlement

bestaande uit twee kamers: een “kamer van afgevaardigden” en een “kamer van clanoudsten”

ofte guurti. De kamers zouden proportioneel samengesteld worden uit vertegenwoordigers

van de clan, rekeninghoudend met hun aandeel in de bevolking. Hiermee institutionaliseerde

de Borama conferentie het systeem van clanvertegenwoordiging en de rol van de clanoudsten

in de nieuwe staat.189

Hoewel het de bedoeling was om dit beel systeem slechts de eerste drie

jaar te gebruiken als snelle oplossing bleek het een succes te zijn en werd het behouden.190

Tenslotte betekende de conferentie ook opnieuw een verbetering met van de relaties tussen de

Isaaq en de Dir en Darood. De keuze van Borama als de stad waar de vredesconferentie

gehouden werd was dan ook zeer symbolisch daar het de belangrijkste stad was in het gebied

van de Gadabursiclan. Hoewel de Gadabursi lang aan de zijde van Barre hadden gestreden

hadden ze in ‟91 vrede gesloten met de Isaaq en hadden ze ook bij het conflict in ‟92 het

voortouw genomen tot het organiseren van de conferentie te Sheikh om tot een staakt-het-

vuren te komen. In deze nieuwe regering zou dan ook een lid van de Gadabursiclan,

Abdulrahman Aw Ali, aangeduid worden als vice-president. In tegenstelling tot de conferentie

te Burco in ‟91, waar de echte macht bij het door de Isaaq gedomineerde SNM lag werd er op

186

International Crisis Group, Somaliland: Democratisation and its Discontents, p. 10. 187

Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek Somaliland.

(10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm 188

International Crisis Group, Somaliland: Democratisation and its Discontents, p. 10. 189

Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek Somaliland.

(10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm 190

International Crisis Group, Somaliland: Democratisation and its Discontents, p. 10.

Page 75: CONFLICT EN CHAOS

75

de conferentie te Borama een parlement opgericht waarin ook de andere clans sterker

vertegenwoordigd waren.191

Vanaf 1993 zou een geüniformeerde politie stilaan de milities gaan vervangen. Vele van de

strijders die hun wapens inleverden werden ook opgenomen in het nationale leger. Deze

verbeterde veiligheidssituatie verbeterde het vertrouwen van de bevolking en stilaan begon

men aan de heropbouw: nieuwe huizen werden opgetrokken en bedrijven geopend.192

Toch

zouden er ook tijdens de regering van Egal opnieuw vijandigheden uitbreken, in 1994 in

Hargeisha en in 1995 in Burco. Het conflict zou duren tot begin ‟96. Oorsprong van het

conflict was dat enkele van de subclans van de Habr Yonis (behorende tot de Isaaqclanfamilie)

vonden dat ze onvoldoende macht hadden. Abdirahman “Tuur” behoorde immers tot deze

clan en Mohamed Haji Ibrahim Egal niet. Ook had de Habr Yonis moeten inboeten qua zetels

in het parlement en kabinet. Bovendien trachtte de nieuwe regering meer inkomsten te

verwerven door strategische plaatsen onder haar controle te plaatsen zoals de luchthaven van

Hargeisha die voordien onder de controle van de Eidagalle stond, een clan die nauw verwant

was met de Habr Yonis.193

7.4. De conferentie van Hargeisha

De vrede zou opnieuw terugkeren na een vredesconferentie die in Hargeisha gehouden werd

van oktober ‟96 tot februari „97.194

Op deze conferentie werd Egal en zijn regering

herverkozen om Somaliland opnieuw voor vier jaar te leiden. Wel verwierven zowel de

oppositie als de minderheidsclans meer zetels in het parlement. Te Hargeisha werd ook de

basis gelegd voor de invoering van een meerpartijensysteem. De conferentie te Hargeisha

werd net zoals deze te Sheikh en Borama gefinancierd en georganiseerd zonder buitenlandse

steun. Toch verschilde de conferentie te Hargeisha in vele opzichten van deze te Borama: de

conferentie werd grotendeels gefinancierd door de regering zelf, de regering werd behouden,

de delegatie van personen die konden meebeslissen was dubbel zo groot als te Borama en er

191

Ibidem, p. 11. 192

Ibidem, p. 10. 193

Ibrahim, Mohammed Hassan en Ulf Terlinden. “Making Peace, Rebuilding Institutions: Somaliland – A

Success Story?”. Somalia, Current Conflicts and New Chances for Peace Building, 6. (2008) p. 55- 56.

(10/07/09) http://www.boell.de/downloads/publications/Somalia-engl-i.pdf 194

Paragraaf 5.4 is gebaseerd op: Abokor Adan Yusuf, Bradbury Mark en Haroon Ahmed Yusuf. “Somaliland:

Choosing Politics over Violence”. Review of African Political Economy, 30. no. 97: 455- 478 (2003), p. 461-

462.

Page 76: CONFLICT EN CHAOS

76

werden een aantal vrouwen toegelaten om de gang van zaken te volgen. Critici meenden dan

ook dat de regering de conferentie gemanipuleerd had om zelf aan de macht te kunnen blijven

en hiermee het gebruik van shir beeleed als middel voor politieke verandering ondermijnde.

De afspraken die te Hargeisha gemaakt werden zouden echter voor een ononderbroken

stabiliteit zorgen die zes jaar zou duren tijdens dewelke Somaliland een hoge graad van

reconstructie en economische groei zou kennen.

7.5. De democratisering van Somaliland

Op de conferentie te Hargeisha had men beslist om in de toekomst democratische

verkiezingen te houden. President Egal benadrukte dat het aannemen van een

meerpartijensysteem een noodzakelijke stap was nodig om internationale erkenning te krijgen.

Toch zou het nog vier jaar duren eer er een referendum werd gehouden betreffende de nieuwe

constitutie die men te Hargeisha was overeengekomen. Reden hiervoor was de oprichting van

Puntland in 1998 die het oostelijke deel van Somaliland, namelijk de provincies Sool en

Sanaag, claimde en de interimregering (TNG) in Somalië die de soevereiniteit over heel

Somalië claimde en hiermee de legitimiteit van Somaliland betwistte. Op 31 mei 2001 zou de

nieuwe grondwet, waarin Somaliland‟s onafhankelijke status bevestigd werd, via een

referendum door de bevolking goedgekeurd worden.195

President Egal zou echter op 3 mei

2002, nog voor er democratische verkiezingen zouden kunnen georganiseerd worden,

overlijden. Vice-president, Dahir Rayale Kahin, een lid van de Gadabursiclan, zou het

presidentschap waarnemen tot maart 2003 wanneer er voor het eerst in Somaliland

democratische presidentiele verkiezingen werden gehouden.196

In 2002 waren er reeds lokale

verkiezingen gehouden en in 2005 zouden er voor het eerst parlementaire verkiezingen

gehouden worden. Deze verkiezingen werden dan ook gezien als een laatste stap in het

democratiseringsproces en als een mijlpaal in de overgang van een traditionele op clanlijnen

gebaseerde en door de SNM gedomineerde politieke structuur naar een stabiel en

democratisch meerpartijensysteem. Vele Somalilanders hoopten hiermee ook eindelijk de

internationale erkenning te krijgen die ze wensen, maar tot op heden is er van internationale

erkenning als soevereine staat nog steeds geen sprake. De belangrijkste reden hiervoor is dat

er bij de dekolonisatie afspraken gemaakt werden om de grenzen binnen het Afrikaanse

continent vanaf dan niet meer te veranderen. Er wordt immers gevreesd dat het erkennen van

195

Abokor, Bradbury en Yusuf, Somaliland: Choosing Politics over Violence, p. 463. 196

International Crisis Group, Somaliland: Democratisation and its Discontents, p. 13.

Page 77: CONFLICT EN CHAOS

77

separatistische staten zoals Somaliland een soort van kettingreactie op gang zou brengen en

het Afrikaanse continent algauw zou doen vervallen in chaos.197

7.6. Het ontstaan van Puntland

Ook in het noordoosten van Somalië zien we in 1998 het verschijnen van een autonome

entiteit. Deze regio wordt voornamelijk door Harti bewoond (een clan van de

Daroodclanfamilie) waarbij het merendeel van de bevolking tot de subclan van de Majerteen

behoort.198

Het gebied stond vroeger dan ook bekend als “Majerteynia”.199

Verder zijn ook de

andere subclans van de Harti, namelijk de Dhulbahante en Warsangeeli, in het gebied

aanwezig. Het gebied kan gekoppeld worden aan de SSDF die op het einde van de jaren ‟80

de strijd met het regime Barre aanging. Na de val van het regime zou het SSDF dan ook de

grootste machtsfactor in het gebied worden.200

Het noordoosten van Somalië werd begin

jaren ‟90 grotendeels gespaard van het geweld, enkel in de provincie Mudug, ten zuiden van

de stad Gaalkacyo vonden er gevechten plaats tussen het SSDF en het USC. Hieraan zou een

einde komen in 1993. Verder vonden er ook gevechten plaats tussen het SSDF en Al-Itihaat

al-Islaami (AIAI), een islamitische organisatie die door het USC uit de regio verdreven zou

worden. In het noordoosten van Somalië was de situatie dus relatief stabiel vergeleken met het

zuiden van het land, maar het ontbrak de regio aan een functionerende institutionele macht.201

Ten gevolge hiervan werden er lokale administraties opgericht in verschillende districten en

regio‟s. Deze werden bijgestaan door de SSDF, die op het supra-regionale niveau

beleidsverantwoordelijkheden ging overnemen, en de traditionele autoriteiten die optraden als

bemiddelaars en raadsman. De natuurlijke rijkdommen langs de kust zorgde ervoor dat de

economie in de regio het relatief goed deed. Politiek gezien was er in de regio wel een

verdeling merkbaar tussen de aanhangers en clan van kolonel Abdullahi Yusf en de

aanhangers van Maxamed Abshir Muuse. De aanhangers van Abdullahi Yusuf behoorden

voornamelijk tot de Cumar Maxamuud, een tak van de Majerteen en de aanhangers van

Muuse tot de Cusman Maxamuud.202

Verder kan de tak van het SSDF die geleid werd door

197

Simanowitz, Stefan. “Democracy comes of Age in Somaliland”. Contemporary Review, 287. no. 1679: 335-

339 (2005), p. 335- 339. 198

Gilkens, Patrick. “Briefing: Somalia”. African Affairs, 98. no. 393: 571- 577 (1999), p. 572. 199

Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded, p. 286. 200

Ibidem, p. 286- 290. 201

Höhne, Markus. “Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in Northern Somalia”.

Africa, 79. no. 2: 252- 281 (2009): p. 261. 202

Höhne, Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in Northern Somalia, p. 261- 262.

Page 78: CONFLICT EN CHAOS

78

Yusuf gezien worden als de “militaire vleugel” van de organisatie en de tak onder Muuse als

de “intellectuele vleugel”.203

Tussen mei en augustus ‟98 zou er in Garoowe een

clanconferentie gehouden worden die vergeleken kan worden met de conferentie te Burco en

Borama te Somaliland.204

Op deze conferentie richtte men “Puntland” op als autonome lokale

entiteit binnen de Somalische staat. In tegenstelling tot Somaliland verklaarde Puntland zich

dus niet unilateraal onafhankelijk.205

Van 1998 tot 2004 zou kolonel Abdullahi Yusuf

president van Puntland zijn. Na 2001 evolueerde de regio echter naar een soort van dictatuur

onder Yusuf daar men op een clanconferentie een nieuwe president had verkozen, Jaamac

Cali Jaamac, maar Yusuf hem niet als president erkende en niet wou aftreden waardoor hij

nog tot 2004 aan de macht bleef. In oktober 2004 zou hij echter als president van de

interimregering (TFG) van Somalië verkozen worden en zou Muuse hem in Puntland

opvolgen als president.206

Op 8 januari 2009 tenslotte, zou de huidige president van Puntland,

Abdirahman Mohamed “Farole”, verkozen worden.207

In tegenstelling tot in Somaliland

omvat het parlement in Puntland slechts één kamer zijnde “de kamer van afgevaardigden” en

werd de rol van de traditionele autoriteiten dus niet geformaliseerd. Niettemin heerst er ook in

Puntland een groot respect voor deze traditionele autoriteiten en spelen ze een bemiddelende

rol in conflicten.208

7.7. De provincies Sool en Sanaag: gecontesteerd gebied

In 2004 zou het tot een conflict komen tussen Somaliland en Puntland. Reden hiervan was de

betwisting van de soevereiniteit over de provincies Sool en een gedeelte van Sanaag. Volgens

Somaliland behoren deze provincies tot haar territorium daar deze ook tot het Britse

protectoraat behoorden. Het huidige Somaliland heeft in ‟91 immers opnieuw haar koloniale

grenzen aangenomen. Het gros van de inwoners van beide provincies behoren echter tot de

Warsangeeli en de Dhulbahante, beiden behorende tot de Daroodclanfamilie. Op basis hiervan

claimt Puntland dat deze provincies onder haar soevereiniteit moeten vallen.209

Op 29 oktober

203

Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded, p. 287. 204

Höhne, Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in Northern Somalia, p. 262. 205

Lewis, A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded, p. 289 . 206

Hagmann, Tobias en Markus Höhne. “Failed State or Failed Debate? Multiple Somali Political Orders within

and beyond the Nation State”. Politorbis, no. 42: 20- 26 (2007), p. 24. 207

“Puntland: New president elected”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, Januari 2009, p. 8.

(29/07/09) http://www.life-peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_of_Africa_Bulletin/HAB0901.pdf 208

Höhne, Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in Northern Somalia, p. 262. 209

Ibidem, p. 266.

Page 79: CONFLICT EN CHAOS

79

2004 kwam er voor het eerst een confrontatie tussen Somaliland en Puntland. De gevechten

zouden slechts één dag duren, hierna slaagden de traditionele autoriteiten erin om de

spanningen te verminderen en door de beperkte militaire en economische capaciteit van zowel

Puntland als Somaliland werden verder gevechten vermeden. Niettemin zou de situatie

sindsdien gespannen blijven en in 2007 zou er opnieuw een korte confrontatie tussen beide

partijen komen.210

bron: Menkhaus, Ken. “Governance without Government in Somalia, Spoilers, State Building and the Politics of

Coping”. International Security, 31. no. 3: p. 79.

210

Ibidem, p. 266-267.

Page 80: CONFLICT EN CHAOS

80

7.8. Een verschillend verloop van het conflict in het noorden en zuiden van

Somalië

Na het wegvallen van de staat in ‟91 is er een zeer verschillende, zelfs tegengestelde evolutie

merkbaar in het noorden van het land ten opzichte van het zuiden. De gebieden in het noorden

van Somalië, waar voornamelijk één clan en factie de macht heeft kennen de vreedzaamste

evolutie. In het zuiden is er een grotere rivaliteit tussen de verschillende clans. Bovendien

waren beide facties van het USC, de belangrijkste militaire macht in het zuiden, ongeveer

even sterk en was er dus geen duidelijk overwicht wat resulteerde in een aanhoudende strijd.

Beslissend ook voor de evolutie van voornamelijk Somaliland was de rol die de traditionele

autoriteiten in het gebied hebben gespeeld. Waar in het zuiden van het land de verschillende

clans en facties bijna onmiddellijk de strijd met elkaar aanging om de politieke macht en de

controle over economische rijkdommen speelden ze in het Somaliland een grote en van

doorslag gevende rol in de vredesprocessen en de heropbouw van de staat. De oorsprong

hiervan kan men terugbrengen naar de democratische structuur van de SNM zelf. Zo waren

traditionele autoriteiten ook binnen bijvoorbeeld de SSDF veel minder invloedrijk dan in de

SNM. Dit was te wijten aan het feit dat de SSDF tot ‟86 sterk gesteund werd door Ethiopië en

Libië. De beweging werd dan ook gekenmerkt door een sterk autoritair leiderschap. Het SNM

had een meer democratisch georganiseerde structuur waarbij onder andere om de twee jaar

een nieuwe leider gekozen werd. Ook iets gelijkaardigs als de guurti bij de SNM, werd bij het

SSDF nooit opgericht.211

Verder waren de pogingen om de staatsstructuren te heropbouwen in Mogadishu steeds top-

down waarbij externe actoren vaak het voortouw namen. In Somaliland is men er in geslaagd

om een functionerende regering te vormen van op het lokale niveau met zo goed als geen hulp

van buitenaf. Dit opmerkelijke proces van bottom-up statebuilding heeft er voor gezorgd dat

er in het noorden opnieuw een interconnectie is tussen de staat en de maatschappij, dit staat in

schril contrast tot bijvoorbeeld het regime van Siad Barre dat voornamelijk aan de macht bleef

door de enorme externe hulp die het ontving en in de jaren ‟80 de strijd tegen de eigen burgers

aanging. Sinds ‟91 zijn honderdduizenden vluchtelingen uit het noorden opnieuw

teruggekeerd en zijn de landmijnen waarmee het noorden bezaaid lag verwijderd en

vernietigd. Hargeisha dat in ‟91 slechts zo‟n tienduizend inwoners meer telde door de

211

Höhne, From Pastoralt to State Politics, p. 164.

Page 81: CONFLICT EN CHAOS

81

bombardementen is nu opnieuw aangegroeid tot een stad met meer dan een half miljoen

inwoners. De veiligheid en economische groei die er in Somaliland heerst trekt dan ook vele

migranten uit zowel Ethiopië als zuid-Somalië aan. Verder voorziet de private sector

Somaliland en Puntland van water, elektriciteit, gezondheidszorg en educatie, zo werden er

onder andere nieuwe universiteiten en hospitalen gebouwd.212

212

Kaplan, Seth. “The Remarkable Story of Somaliland”. Journal of Democracy, 19. no. 3: 143- 157 (2008), p.

147-149.

Page 82: CONFLICT EN CHAOS

82

8. DE VREDESCONFERENTIES EN DE HEROPBOUW VAN DE

SOMALISCHE STAAT

bron: http://www.gppac.net/documents/pbp/2/som_ampc.jpg

8. 1. Een bespreking van de verschillende vredesconferenties op het nationale

niveau

Na de in hoofdstuk zes besproken veranderingen wordt de post-UNOSOM periode verder nog

gekenmerkt door een andere ontwikkeling, zijnde de opkomst van een hele reeks

verzoeningsconferentie op het nationale niveau. Deze conferenties die allen tot stand kwamen

en gesponsord werden door het buitenland, bleken desondanks stuk voor stuk weinig vruchten

af te werpen.213

Vandaag de dag, zo‟n 18 jaar na het ineenstorten van het regime Barre, is er

in Somalië nog steeds geen sprake van een functionerende centrale regering die er in slaagt

om het Somalische grondgebied te controleren en blijft het land een gefaalde staat. Toch zijn

de vredesconferenties talrijk. In het merendeel van de literatuur alsook in persberichten wordt

er gewag gemaakt van een veertien à vijftien tal pogingen tot vorming van een regering.

Meestal wordt hier echter niet verder op ingegaan. De zinsnede over de veertien à vijftien

213

the World Bank report. Conflict in Somalia: Drivers and Dynamics. Washington DC, januari 2005, p. 12

(01/08/09): http://siteresources.worldbank.org/INTSOMALIA/Resources/conflictinsomalia.pdf

Page 83: CONFLICT EN CHAOS

83

pogingen is een eigen leven gaan leiden waarbij niemand nog precies weet waarop deze

gebaseerd is. Hieronder zal dan ook getracht worden om een kort overzicht te geven van de

belangrijkste conferenties en pogingen tot vorming van een regering:

Djibouti 1 en 2:

De allereerste vredesconferenties kwamen er al voor de UNOSOM-periode. Hierbij dienen we

te denken aan de twee conferenties te Djibouti in juni en juli ‟91. Deze twee conferenties

kwamen er op initiatief van Italië en Djibouti en waren bedoeld om Ali Mahdi en Farah

Aideed te verzoenen. 214

Van langdurige verzoening zou er echter geen sprake zijn. In

augustus ‟91 zou Mahdi een regering vormen waarin geen enkele van Aideeds aanhangers

werd opgenomen en in september ‟91 zouden er voor het eerst opnieuw gevechten uitbreken

tussen beide factieleiders. 215

De vredesconferenties tijdens de UNOSOM-interventie:

Ook tijdens de UNOSOM-interventie vonden er een aantal vredesconferenties plaats waarbij

er drie in Addis Ababa (Ethiopië) plaatsvonden in 1992-1993216

, één Caïro (Egypte) in

1994217

en één in Naïrobi (Kenia) in 1994.218

De eerste conferentie te Addis Ababa vond

plaats in januari ‟93, de tweede in maart en de derde in december.219

Vooral de conferentie die

startte op 15 maart 1993 is goed gedocumenteerd. Op de conferentie zouden vijftien facties

aanwezig zijn. Na bijna twee weken intensief onderhandelen werd op 27 maart ‟93 een

overeenkomst bereikt.220

Deze overeenkomst omvatte onder andere een staakt-het-vuren en

belofte tot ontwapening binnen de 90 dagen alsook de creatie van een Transitional National

Council (TNC).221

De TNC moest dienen als interim-regering tot 1995 en zou bestaan uit 74

leden: twee mannen en één vrouw uit elk van de 18 regio‟s van het land, één

214

“Verzoeningsgesprekken in Djibouti”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van ht hedendaagse

wereldgebeuren. (Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1991), p. 624. 215

Africa Watch. Somalia, no mercy in Mogadishu: The Human Cost of the Conflict & The Struggle for Relief.

(New York: Africa Watch, juli 1992), p. 5-7. 216

Abdullahi en Souaré, Somalia at the Crossroads, p. 123. 217

Hansen, Stig. “Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia”. The Journal of Conflict Studies, 13. no.

2: 57- 78 (2003), p. 75. 218

Cousens, Elizabeth, Kumar, Chetan en Karin Wermester. Peacebuilding as Politics: Cultivating Peace in

Fragil Societies. (Londen Lynne Rienner Publishers, 2001), p. 63. 219

Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 75. 220

Philipp, Christiane, Von Bogdandy, Armin en Rudiger Wolfrum. Max Planck Yearbook of United Nations

Law, 9. (Leiden: Brill Academic Publishers, 2005), p. 539. 221

Cousens, Chetan en Wermester, Peacebuilding as Politics, p. 62.

Page 84: CONFLICT EN CHAOS

84

vertegenwoordiger van elk van de vijftien facties en vijf vertegenwoordigers uit

Mogadishu.222

Toch zou zowel de ontwapening van de facties als de vorming van de TNC

geen succes blijken te zijn. De belangrijkste reden voor het falen van de vorming van de TNC

was het feit dat de macht voornamelijk bij de warlords lag die elk de nieuwe regering wilden

controleren waardoor men er niet in slaagde om tot een compromis te komen. 223

Op 24 maart

1994 zou er door Farah Aideed en Ali Mahdi opnieuw een vredesakkoord getekend worden te

Naïrobi waarin zij “alle vormen van geweld als middel om geschillen te regelen” afwezen en

de ontwapening beloofden.224

Vredesconferenties eind jaren ‟90:

Na het vertrek van UNOSOM zouden er nog een hele reeks conferenties georganiseerd

worden. Allereerst zouden er twee conferenties georganiseerd worden te Naïrobi, namelijk

één in april ‟96 en één in oktober.225

Verder zouden er van december ‟96 tot januari ‟97 een

reeks gesprekken plaatsvinden in Ethiopië die bekend staan als het “Sodere vredesproces”.226

Van november tot december ‟97 zouden er vervolgens vredesgesprekken georganiseerd

worden te Caïro.227

Veel is er echter over deze conferenties niet bekend, enerzijds door de

verminderde aandacht vanuit het Westen na het vertrek van de V.N. uit het land, en anderzijds

omdat deze conferenties weinig resultaat opleverden. Zowel tijdens de conferentie te Sodere

als deze te Caïro werd er een transitional national charter opgesteld, maar men slaagde er

telkenmale niet in om instituties te creëren die voor de implementatie ervan konden zorgen.228

De Transitional National Government (TNG):

In 2000 zouden Djibouti en IGAD het initiatief nemen om opnieuw twee conferenties te

organiseren, deze zou in Arta plaatsvinden. De Inter-Governmental Authority for

222

Chopra, Jarat. Peace-maintenance: the evolution of international political authority. (Londen: Routledge,

1999), p. 158. 223

Von Hippel, Karin. Democracy by force: U.S. intervention in the post-Cold War world. (Cambridge:

Cambridge University Press, 2000), p. 66. 224

“Vredesakkoord getekend. Uitvoering in impasse. UNOSOM II. Verdere ontwikkelingen maart-juni 1994”.

Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van het hedendaagse wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings

systemen b.v., 1994, p. 650.

225

Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 75. 226

Woodward, Peter. “Somalia and Sudan: A Tale of Two Peace Processes”. The Round Table, 93. no. 375: 469-

481 (2004), p. 473. 227

Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 75. 228

International Crisis Group, Biting the Somali Bullet, p. 2.

Page 85: CONFLICT EN CHAOS

85

Development (IGAD) was ontstaan in 1986 met als bedoeling een intergouvernementele

aanpak van de hongersnood waardoor een groot deel van de hoorn van Afrika getroffen werd

in 1984-85. Het IGAD omvatte bij de stichting Djibouti, Ethiopië, Kenia, Somalië, Soedan en

Oeganda en later zou ook Eritrea zich bij het IGAD aansluiten. In het begin van de jaren ‟90

zou het IGAD zich echter meer en meer gaan bezighouden met conflictbemiddeling in de

Hoorn van Afrika.229

Opmerkelijk aan de vredesconferenties te Arta was dat de warlords een minder grote rol

toebedeeld kregen in de onderhandelingen en de conferentie zich eerder richtte op de civiele

samenleving. Zo waren er vooral clanouderen, religieuze leiders, intellectuelen230

en

vrouwenorganisaties op de bijeenkomsten aanwezig231

. Het uiteindelijke resultaat van de

conferenties te Arta, Djibouti was de oprichting van de Transitional National Government

(TNG) in augustus 2000 met Abdiqasim Salad Hassan als president. Zowel de warlords als

Ethiopië (de belangrijkste bondgenoot van de warlords) waren echter niet blij met deze

ontwikkeling en de Somali Reconciliation and Restoration Council (SRRS), een associatie

van warlords, werd opgericht. 232

Door een combinatie van factoren zou ook de TNG

uiteindelijk geen succes blijken te zijn. Allereerst was er de oppositie van de krijgsheren en

Ethiopië, verder slaagde de TNG er slechts in om een gedeelte van Mogadishu te controleren

en ontving het slechts een gedeelte van de gehoopte internationale steun en financiële hulp.233

Tenslotte was er ook sprake van corruptie en verdeeldheid binnen de TNG zelf.234

De Transitional Federal Government (TFG):

In 2002 zouden er nieuwe vredesonderhandelingen gestart worden onder toezicht van IGAD.

Deze zouden plaats vinden te Embagathi en Eldoret, Kenia. De conferenties werden

gedomineerd door de warlords en werden volledig gefinancierd door de Europese Unie en

andere donoren. 235

Op 27 oktober 2002 werd er opnieuw een staakt-het-vuren getekend, maar

229

Woodward, Somalia and Sudan: A Tale of Two Peace Processes, p. 472- 473. 230

Kumsa, Political conflict in contemporary somalia, p. 192. 231

Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace. (Mogadishu: Centre for Research and Dialogue.

2004), p. 24. 232

International Crisis Group, Biting the Somali Bullet, p. 2. 233

Woodward, Somalia and Sudan: A Tale of Two Peace Processes, p. 473. 234

Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 24. 235

Samatar, Abdi Ismail. “The Miracle of Mogadishu”. Review of African Political Economy, 33. no. 109: 581-

587 (2006): p. 581.

Page 86: CONFLICT EN CHAOS

86

ook dit staakt-het-vuren zou herhaaldelijk geschonden worden.236

Na twee jaar onderhandelen

zou de Transitional Federal Government (TFG) in oktober 2004 tot stand komen met

Abdullahi Yusuf Ahmed als president.237

Het zou echter zeven maanden duren eer de TFG

zich in Somalië installeerde.238

Verder had de TFG reeds vanaf het begin te kampen met de

oppositie van verschillende politiek islamitische bewegingen in Somalië.239

In 2006 verloor

de TFG zelfs de controle over Mogadishu aan de Unie van Islamitische Rechtbanken en

diende Ethiopië, gesteund door troepen van de Verenigde Staten, tussen te komen. Tenslotte

werd de TFG net als de TNG getroffen door interne verdeeldheid. In december 2008 zou

Abdullahi Yusuf Ahmed zijn ontslag aanbieden als president van de TFG. Abdullahi Yusuf

Ahmed had na een aanhoudend conflict met eerste minister Nur Hassan Hussein, over het al

dan niet toenadering zoeken met de oppositie, getracht om Nur Hassan Hussein af te zetten,

maar werd hierin niet gesteund door de rest van de regering. Op 30 december werd Sheikh

Sharif Sheikh Ahmed verkozen als nieuwe president van Somalië.240

8.2. Een overzicht van de toegepaste strategieën tijdens de vredesconferenties

De talloze vredesconferenties die er in Somalië reeds zijn geweest kunnen op basis van de

toegepaste strategieën onderverdeeld worden in vier categorieën:

1. De building block benadering

2. De gecentraliseerde top down benadering

3. De dynamische benadering

4. De gecentraliseerde bottom up benadering

236

International Crisis Group. “Somalia: Continuation of War by Other Means”. Crisis Group Africa Report no.

88 (Nairobi/Brussel: ICG 2004), p. 3. 237

International Crisis Group, Somalia: Continuation of War by Other Means, p. 1. 238

Menkhaus, Governance without Government in Somalia, p. 74. 239

International Crisis Group, Somalia: Continuation of War by Other Means, p. 1. 240

Pham, J. Peter. Somalia Stumbles along with Sharif. (20/07/09)

http://worlddefensereview.com/pham021209.shtml

Page 87: CONFLICT EN CHAOS

87

Hieronder volgt een korte omschrijving van deze vier verschillende strategieën:

De building block benadering:

Deze benadering wordt vanaf 1997 vooral gepromoot door IGAD.241

Bij deze aanpak tracht

men om allereerst oplossingen op het lokale niveau te vinden, waarbij men gebruik maakt van

traditionele mechanismen van conflictresolutie en dus een beroep doet op clanouderen. Deze

aanpak is niet nieuw. De Somaliërs zelfs gebruikten deze strategie eerder al, het meest

succesvolle voorbeeld hiervan binnen Somalië is Somaliland. Maar ook bij internationale

organisaties is deze aanpak niet nieuw. Zo adviseerde bijvoorbeeld de Life and Peace Institute

advisory group eerder al aan de V.N. om van deze strategie gebruik te maken ten tijde van

UNOSOM. Verder staat de building block aanpak voor een gedecentraliseerde staat. Somalië

dient dus gefederaliseerd te worden en vrede moet eerst gecreëerd worden op het lokale

niveau alvorens het bereikt kan worden op het nationale niveau. Puntland en Somaliland

worden dan ook herhaaldelijk aangehaald als voorbeelden die baat hebben gehad bij deze

strategie. De zwakheid van deze aanpak is echter dat het in het zuiden van het land de

warlords meer macht geeft. In het zuiden van het land ontbreekt de sterkere bovenlaag van de

clans waardoor het checks and balance systeem, zoals dit in het noorden van het land is, zich

in het zuiden nooit ontwikkelde en warlords zich er de macht konden toe-eigenen.

De gecentraliseerde top down benadering:

Bij het merendeel van alle conferentie tot ‟97 werd er gebruik gemaakt van de

gecentraliseerde top down benadering.242

Vooral de conferenties te Addis Ababa en de

vredesgesprekken te Sodere zijn treffende voorbeelden van deze aanpak. Vaak wordt deze

aanpak geassocieerd met UNOSOM II. De benadering is gecentraliseerd in die zin dat het een

oplossing tracht te vinden voor geheel Somalië. Verder wordt er van een top down benadering

gesproken daar men bij deze aanpak vooral de nadruk legt op de verschillende factieleiders en

warlords als onderhandelingspartners, en minder aandacht besteed aan de civiele samenleving.

241

Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the

Case of Somalia, p. 59- 60. 242

Het hierna volgende is gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 62- 63.

Page 88: CONFLICT EN CHAOS

88

Aanhangers van deze aanpak geloven dat men om, vrede te bereiken, zich moet concentreren

op de warlords en factieleiders daar zij de enige partijen zijn die wegens hun militaire macht

in de mogelijkheid zijn om de vrede in het land te herstellen.

De dynamische benadering:

Deze benadering richt zich in eerste instantie op de warlords om dan te evolueren naar meer

legitieme structuren.243

Mohammed Sahnoun wordt meestal als dé man achter deze strategie

beschouwd. Sahnoun trachte immers de Somalische clanonderhandelingen en het beleid op

het lokale niveau actief te ondersteunen en aan te moedigen maar ging tezelfdertijd eveneens

gesprekken aan met de warlords. Sahnouns strategie hierachter was zoals hij het zelf

verwoorde: “to do what the Somalis always recommended me to do: that is, plucking feathers

one at a time until the eagle ultimately cannot fly”.

De gecentraliseerde bottom up benadering:

Deze aanpak lag in feite aan de basis van de TNG.244

De benadering kan als gecentraliseerd

beschouwd worden in die zin dat men een oplossing trachtte te bieden voor heel Somalië.

Verder kan deze benadering als bottom up aanschouwd worden omdat men zich in eerste

instantie focuste op de civiele samenleving. In tegenstelling tot alle voorgaande gefaalde

pogingen tot vrede was dit het eerste initiatief waarbij men zich niet in de eerste plaats op de

warlords en factieleiders richtte. De voormalige president van Djibouti, Hassan Guled

Aptidon, die toen ook het voorzitterschap van IGAD waarnam, initieerde deze benadering in

1998. Tijdens de onderhandelingen in Djibouti in 2000 werden Somalische clanleiders,

vrouwenorganisaties en Somalische NGO‟s actief aangemoedigd om te participeren.

243

Het hierna volgende is gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 63-

64. 244

Het hierna volgende is gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 64- 65.

Page 89: CONFLICT EN CHAOS

89

8.3. Een evaluatie van de verschillende vredesstrategieën

Geen enkele van bovenvernoemde strategieën bleken succesvol te zijn en te resulteren in een

blijvende vrede en heropbouw van de staat.245

Toch werd er via enkele benaderingen een

lichte vooruitgang geboekt. Hieronder volgt een korte evaluatie van de vier eerder genoemde

strategieën.

De gecentraliseerde top down benadering leverde in geen enkel geval, behalve bij de TFG,

een positief resultaat op. Één van de oorzaken ervan zijn de organisatorische geschillen. Zo

werd de conferentie te Caïro in november/december ‟97 bijvoorbeeld sterk beïnvloed en

bemoeilijkt door de rivaliteit tussen Egypte en Ethiopië. Meestal werd er ook bij deze

gecentraliseerde top down benadering té weinig tijd uitgetrokken voor onderhandeling. De

gecentraliseerde top down benadering legt de legitimiteit bij de warlords waardoor vaak

handen vol geld verloren gingen. Akkoorden werden vaak bereikt maar nooit gerespecteerd.

Aanhangers van deze strategie menen dat men dient te onderhandelen met de personen die de

macht hebben om voor vrede te zorgen. Toch moet men de macht die de meeste warlords

uitoefenen niet overschatten. De macht van de warlords is deels gebaseerd op patrimoniale

relaties met de Somalische clanstructuur en deels op geld. De gebeurtenissen in Somalië op

het einde van de jaren ‟90 tonen aan dat de warlords zwakker werden naarmate hun financiële

inkomsten verminderden. Het warlordisme dient dan ook gezien te worden als een

economisch systeem. Verder hebben de warlords baat bij oorlog en het voortdurende

gewapende conflict waardoor ze vaak als spiolers van de vredesprocessen kunnen gezien

worden. Warlords hebben immers enkel baat bij vrede indien het hun een even grote of meer

macht verzekert dan ze hebben ten tijde van conflict.

Ook de building block aanpak faalde meestal wanneer men warlords in de onderhandelingen

trachtte te betrekken. De warlords wantrouwen de andere warlords, zijn afhankelijk van

financiële steun en het ontbreekt hun bovendien aan de legitimiteit die clanouderen wel

bezitten, waardoor ze fragmentatie binnen hun eigen factie moeilijker kunnen tegengaan. Een

uitzondering hierop was de vorming van Puntland met Abdullahi Yusuf Ahmed als president.

Maar ook in Puntland rezen er problemen wanneer Abdullahi Yusuf Ahmed weigerde afstand

te doen van het presidentschap in 2001. Toch bewijst de building block aanpak bruikbaar te

245

Het hierna volgende is gebaseerd op: Hansen, Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia, p. 65- 71.

Page 90: CONFLICT EN CHAOS

90

zijn wanneer men zich in eerste instantie richt op het gebruik van het Somalische clansysteem

om vrede te creëren en lokale instituties op te bouwen. De traditionele manier van

conflictresolutie (de combinatie van xeer en diya) kan immers een bruikbaar instrument zijn

ter overstijging van de heterogeniteit van vele gebieden, waarbij de communicatie tussen de

verschillende clans vergemakkelijkt wordt en een veiliger klimaat gecreëerd wordt en de

warlords aan macht dienen in te boeten. Tegenhangers van een dergelijke aanpak halen vaak

aan dat de clanstructuur in het zuiden van het land zwakker is dan in het noorden. Maar zelfs

bij de Rahanweyn, die een zeer zwakke clanstructuur kent, zijn lokale clanleiders vaak het

meest succesvol geweest in het beëindigen van conflicten. Toch was het in het noorden van

het land inderdaad makkelijker om van de traditionele bemiddelingsprocedures gebruik te

maken. Zoals hierboven vermeld is de clanstructuur in het noorden inderdaad sterker dan in

het zuiden van Somalië. Dit door de verschillende benadering door de koloniale mogendheden.

Daar waar Groot-Brittannië het clansysteem ondersteunde en het actief gebruikte voor

managementdoeleinden, trachtte Italië het clansysteem te verzwakken door het te veranderen

en te manipuleren. Verder speelde ook de democratische structuur van de SNM een zeer grote

rol bij het ontstaan van Somaliland. Men kan dus moeilijk stellen dat het succes van

Somaliland enkel te wijten is aan de building block benadering, maar er kan wel gewezen

worden op het relatieve succes van de clanleiders in het zuiden van het land ten opzichte van

andere vredespogingen.

De derde aanpak, de dynamische benadering, is moeilijk om te evalueren aangezien Sahnoun,

de belangrijkste man achter deze benadering in oktober ‟92 vervangen werd als V.N. afgezant

voor Somalië. Ook Robert Oakley, die een aanhanger van deze aanpak was, verliet in

maart ‟93 Somalië.

Ook via de laatste strategie, de gecentraliseerde bottom up benadering, werden enkele

successen geboekt. Zo slaagde men er onder andere in om een parlement te produceren. Dit

parlement kende een parlementaire crisis in 2001 en deze werd op een constitutionele correcte

manier opgelost. De eerste minister diende af te treden en deed dit in overeenstemming met

de officiële procedure.

Page 91: CONFLICT EN CHAOS

91

8.4. De obstakels voor vrede en de heropbouw van de staat

Het falen van de vele opeenvolgende vredesconferenties kan toegeschreven worden aan een

combinatie van verschillende factoren.246

Hieronder volgt een overzicht van alle factoren die

hierin een rol spelen:

Negatieve precedenten:

Wegens negatieve ervaringen uit het verleden heerst er bij vele Somaliërs een wantrouwen

voor politieke instellingen en leiderschap. Zo wordt door velen gevreesd dat een restauratie

van een gecentraliseerde regering ervoor zou zorgen dat er opnieuw een roofzuchtige staat

zou ontstaan met aan het hoofd een dictatoriaal regime gelijkend op dit van generaal Siad

Barre. Zo vertelde een Somalische vrouw een onderzoeker het volgende: “How can a victim

of the past simply trust the re-emergence of the very political structure that victimized him or

her in the first place or the leadership of the present warlords still perpetuating violence

against people?”.

De crisis van het leiderschap:

Somalische leiders (voornamelijk factieleiders en warlords) zijn vaak nog steeds niet bereid

om compromissen te sluiten en te zorgen voor consensus. Ze plaatsen hun eigenbelang boven

het publieke belang. Hoewel de civiele samenleving bereid lijkt om de politieke en sociale

verschillen te overbruggen en compromissen te sluiten zodat de vrede in het land kan

terugkeren, blijven vele Somalische leiders vasthouden aan het idee van “me, myself and my

gun”. Deze houding versterkt de bovengenoemde publieke angst voor het ontstaan van een

nieuw dictatoriaal regime.

De politieke manipulatie van de clanidentiteit:

De politieke manipulatie van de clanidentiteit vormt een groot obstakel voor de verzoening in

Somalië. De vorming van een toekomstige regering wordt hierdoor gedistilleerd tot een

simpele optelsom van clanvertegenwoordiging. Andere belangrijke onderwerpen (unitaire of

246

Het hierna volgende is gebaseerd op: Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 22- 24.

Page 92: CONFLICT EN CHAOS

92

federale staatsstructuur, oorlogsmisdaden, onenigheden betreffende landeigendommen, …)

worden dan ook vaak ondergeschikt aan de verdeling van de regeringsposten tussen de

verschillende clanfamilies, clans en subclans.

Gedeeltelijke participatie:

Bij het merendeel van de vredesconferenties waren vooral de gewapende facties, de warlords

en hun aanhangers aanwezig. Clanouderen en -leiders, religieuze leiders en afgevaardigden

van de civiele samenleving kregen vaak slechts een ondergeschikte rol toebedeeld. Hierdoor

ondergraaft men de publieke steun voor de vredesconferenties en kunnen vele

vredesakkoorden enerzijds als onwettig en anderzijds als onafdwingbaar gezien worden.

Onvolledige verzoening:

Bij voorgaande vredesconferenties heeft men steeds verzuimd aan de taak om fundamentele

kwesties noodzakelijk voor verzoening aan te kaarten zoals vergeving, tolerantie en erkenning

van gruweldaden uit het verleden. De fysieke en psychologische trauma‟s ten gevolge van de

burgeroorlog zorgen voor een groot wantrouwen bij vele Somaliërs en velen geloven dan ook

dat de grieven uit het verleden aan bod moeten komen tijdens de verzoeningsconferenties.

Anderen zijn van mening dat deze grieven terzijde moeten gelegd worden in

overeenstemming met het Somalische gezegde “Xusuustaa ma xiriirsho” (“diegene die de

gruweldaden herinnert is niet in staat om de relatie te herstellen”).

Inmenging van buitenaf:

Ook de inmenging van externe actoren hypothekeert vaak de vredesprocessen. Djibouti,

Yemen, Egypte, Libië, Eritrea, Saoedi-Arabië, Italië, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië

en vooral Ethiopië hebben allen reeds op één of ander moment politieke steun, financiële

bijstand of wapens geleverd aan verschillende facties binnen het Somalische conflict. Deze

externe mogendheden kunnen dan ook optreden als spoilers van de vredesprocessen (cfr.

infra). Bovendien werden vele vredesconferenties gekenmerkt en gehypothekeerd door de

rivaliteit van deze mogendheden onderling. Elk van deze mogendheden streeft immers een

Page 93: CONFLICT EN CHAOS

93

eigen agenda na.247

Zo speelde Egypte bijvoorbeeld een actieve rol bij de oprichting en de

ondersteuning van de TNG. Net als Soedan is Egypte van mening dat er een sterk en verenigd

Somalië dient te komen om tegengewicht te bieden aan de invloed van Ethiopië in de Hoorn

van Afrika. Tussen Ethiopië en Egypte heerst er rivaliteit wegens een aanslepend geschil

omtrent de Nijl, de rivaliteit tussen Soedan en Ethiopië is dan weer een gevolg van Ethiopië‟s

inmenging in de burgeroorlog in Soedan.

Ook de golfstaten, voornamelijk Saoedi-Arabië, Qatar, en de Verenigde Arabische Emiraten,

die vroeger allen commerciële banden met Somalië hadden, zijn betrokken bij de situatie in

Somalië. Zo verschaften Saoedi-Arbië, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten

bijvoorbeeld financiële ondersteuning aan Islamitische NGO‟s die humanitaire en sociale

bijstand leverden aan de Somalische bevolking. Eritrea heeft weinig belangen in Somalië

maar is de laatste jaren toch een grotere rol gaan spelen. Reden hiervoor is het grensconflict

tussen Eritrea en Ethiopië. Voor Kenia heeft het conflict in Somalië dan weer wél grote

gevolgen gehad. Zo heeft Kenia sinds 1991 te kampen met een enorme influx van

vluchtelingen uit Somalië en een toename van de illegale wapenhandel langs de grens. In

tegenstelling tot andere landen echter, heeft Kenia‟s bezorgdheid er niet toe geleid dat men

banden aanging met bepaalde groepen binnen het Somalische conflict. Ook bij de oprichting

van de TNG weigerde Kenia partij te kiezen.

Maar de belangrijkste externe actor in Somalië blijft ongetwijfeld Ethiopië. 248

Zo speelde

Ethiopië een grote rol in het mislukken van de TNG, ondersteunde het actief de warlords en

de TFG en zorgde het land ervoor dat de Unie van Islamitische rechtbanken, die in 2006 de

macht in Mogadishu veroverden op de TFG, opnieuw van de macht verdreven werden. De

belangrijkste bedreiging voor Ethiopië zou de opkomst van een separatistische beweging zijn

die voet aan grond krijgt in Ogaden. Het zuiden van Somalië heeft immers lange tijd dienst

gedaan als uitvalsbasis voor groepen die zich verzetten tegen de Ethiopische regering, zoals

het Ogaden National Liberation Front (ONLF) en het Oromo Liberation Front (OLF).249

Verder is ook de opkomst van een Islamitische staat in Somalië, voor Ethiopië

onaanvaardbaar. Tenslotte is ook een stabiele en gecentraliseerde Somalische staat voor

247

Het hierna volgende is gebaseerd op: International Crisis Group. “Somalia: Countering Terrorism in a Failed

State”. International Crisis Group Africa Report. no. 45 (Nairobi/Brussel: ICG, 2002): p. 9- 11. 248

Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Haldén, Somalia: Failed State or Nascent

States-System?, p. 48- 49. 249

International Crisis Group, Somalia: Countering Terrorism in a Failed State, p. 9.

Page 94: CONFLICT EN CHAOS

94

Ethiopië pas aanvaardbaar indien deze Ethiopië ervan kan overtuigen dat men het pan-

Somalische idee afzweert.

Internationaal onbegrip:

De internationale gemeenschap en regionale actoren zijn vaak onwetend of slecht op de

hoogte van de Somalische politieke en sociale dynamiek.250

Hun inspanningen tot

bemiddeling en hulp is dan ook vaak ondeskundig en soms zelfs nadelig voor de situatie.

Bovendien had de internationale gemeenschap vaak de neiging om “quick fix”-oplossingen te

bieden die de nood aan gedetailleerde en uitvoerige dialoog overschaduwde.

Mislukking versterkt mislukking:

Mislukte verzoeningsconferenties leiden vaak tot het heroplaaien van het geweld en de

opkomst van nieuwe factieleiders. Tegelijkertijd hebben de herhaaldelijke mislukkingen voor

een diep cynisme gezorgd aangaande de waarde van de vredesinitiatieven, de toewijding en

beloftes van de politieke leiders en de oprechtheid van de bemiddelaars.

Actoren die de vredesprocessen en heropbouw van de staat tegenwerken:

Voor een aantal actoren zou vrede en de opkomst van een nieuwe Somalische staat een

bedreiging kunnen betekenen voor hun politieke en/of economische belangen.251

Zij kunnen

dan ook gezien worden als spoilers van de vredesprocessen ofte actoren die de huidige

situatie van wetteloosheid, gewapend conflict en afwezigheid van de staat ondersteunen en

zich tegen vrede en staatsheropbouw verzetten. De opkomst van spoilers is eigen aan

vredesprocessen daar het zelden gebeurd dat alle partijen en actoren vrede als voordelig zien.

Bovendien impliceert een onderhandelde vrede vaak verliezers. Met betrekking tot de situatie

in Somalië kunnen we een aantal spoilers onderscheiden.

250

Het hierna volgende is gebaseerd op: Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 22- 24. 251

Het hierna volgende is gebaseerd op: Menkhaus, Governance without Government in Somalia, p. 95- 97 en

Stedman, Stephen John. “Spoiler Problems in Peace Processes”. International Security, 22. no. 2: 5- 53 (1997),

p. 5- 53.

Page 95: CONFLICT EN CHAOS

95

Een eerste categorie is wat Stedman definieert als de “greedy spoilers”. Deze zijn afhankelijk

van de situatie, met name clans, facties, warlords, buitenlandse mogendheden of andere

actoren die het gevoel hebben dat ze niet voldoende vertegenwoordigd zijn of profijt kunnen

halen uit de onderhandelde vrede en de eventueel hieruit voortvloeiende nieuwe regering.

Dergelijke actoren kan men nog inperken en in goede banen sturen mits diplomatie, politieke

onderhandeling en externe druk.

Problematischer echter is een tweede categorie van spoilers die zich verzetten tegen de

processen van staatsheropbouw daar deze een fundamentele bedreiging vormen voor hun

economische en/ of politieke belangen. Deze categorie omvat een hele resem actoren:

warlords die vrezen gemarginaliseerd te worden of zelfs veroordeeld voor oorlogsmisdaden,

zakenlui die geld verdienen aan illegale activiteiten, hele clans die voordeel hebben gehaald

uit gewapende bezetting. Voor zakenlui die baat hebben gehad bij het ineenstorten van de

staat kan een nieuwe centrale regering teveel risico‟s met zich meebrengen zoals hoge

belastingen, corruptie, onteigening en nationalisatie. Onder de clans leeft dan weer vaak de

angst dat een nieuwe centrale regering opnieuw een nauwe coalitie zal zijn van enkele clans

die de staat opnieuw gaan gebruik als instrument om andere clans te onderdrukken. Hoewel

de potentiële voordelen van een nieuwe staat groot zijn, zijn de risico‟s dit dus eveneens.

Page 96: CONFLICT EN CHAOS

96

9. DE OPKOMST VAN ISLAMITISCHE KRACHTEN IN

SOMALIË EN DE UNIE DER ISLAMITISCHE RECHTBANKEN

bron: http://blogs.reuters.com/global/files/2008/11/somali-islamist.jpg

9.1. Islam en Somalië

De oorsprong van de Islam in de Hoorn van Afrika gaat meer dan 1000 jaar terug in de tijd.252

Na de zevende eeuw brachten voornamelijk Arabische (later ook Perzische en Jemenitische)

handelaren en ambachtslieden de Islam naar de Oostafrikaanse kust en stichtten er religieuze

centra in de kuststadjes Zeila, Mogadishu, Baraawe en Merca.253

De nomadische Somali‟s in

het binnenland werden van hieruit zeer geleidelijk geïslamiseerd, een proces dat vooral na de

elfde eeuw op gang kwam. Somaliërs zijn Soennitische moslims die tot de Sha’afi school

behoren en sterk beïnvloed zijn door het Soefisme (een betrekkelijk gematigde vorm van

252

International Crisis Group. “Somalia‟s Islamists”. International Crisis Group Africa Report. no. 100

(Nairobi/Brussel: ICG, 2005): p. 1. 253

Onderdeel 9.1. is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Abbink, Jan. Islam en politiek in de Hoorn van

Afrika. (Leiden: Ambo, 1991): p. 55- 59.

Page 97: CONFLICT EN CHAOS

97

islam).254

Hoewel tegenwoordig vele Somalische clans menen een verwantschapsband met de

Arabische immigranten (en zelfs met de clan van Mohammed) te hebben, is de Islam in

Somalië in demografisch of cultureel opzicht maar weinig gearabiseerd. De religie heeft zich

aangepast aan de Somalische veehoudercultuur, waarin de eigen culturele identiteit altijd een

belangrijke betekenis heeft gehad. Deze identiteit is voornamelijk gebaseerd op het

Somalische clansysteem, gewoonterecht en heiligenverering. De Islam in Somalië werd dus

door de loop der eeuwen “gesomaliseerd”: het verkreeg autoriteit door zijn aanpassing aan

lokale structuren. Verder is de verwevenheid met de lokale heiligenverering één van de meest

kenmerkende aspecten van de Somalische Islam geworden. Na de onafhankelijkheid in 1960

werd de Islam de officiële staatsreligie en werd het Islamitisch nationalisme benadrukt. Na de

staatsgreep van Siad Barre echter werd gepoogd om de Islam ondergeschikt te maken aan de

socialistische staatsideologie.

Moderne politieke Islamitische bewegingen ontwikkelden zich pas op het einde van de

jaren ‟60.255

Somalische studenten die naar het buitenland trokken om te studeren

(voornamelijk diegenen die in Al Azhar in Egypte studeerden) en werkzoekenden, maakten

kennis met de politieke Islam in Egypte, Saoedi-Arabië en andere Arabische landen waar Al

Aqwan al muslimin (het moslimbroederschap) veel steun genoot. Eens terug in Somalië

werden er parallelle bewegingen aan Al aqwan gevormd die de vreedzame transformatie naar

een staat gebaseerd op Islamitische wetgeving (shari’a) tot doel hadden. De overtuigingen

van deze bewegingen zouden tot verzet tegen Barres ideologie van het wetenschappelijk

socialisme leiden en uiteindelijk de repressie van deze bewegingen door het regime. Na de

ineenstorting van de Somalische staat in 1991 kwamen er een breed spectrum aan Islamitische

bewegingen tot ontwikkeling en op de voorgrond in Somalië. Net als elders in de

moslimwereld kunnen deze vormen van islamitisch activisme opgedeeld worden in drie grote

categorieën: missionair activisme, politieke en militante (jihadisme) Islam. Deze drie

onderstaande categorieën zullen in de hieronder volgende onderdelen behandeld worden.256

254

International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 1. 255

Het hierna volgende is gebaseerd op: Le Sage, Andre. “Prospects for Al Itihad and Islamist Radicalism in

Somalia”. Review of African Political Economy, 27. no. 89: 472- 477 (2001), p. 473. 256

International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 1.

Page 98: CONFLICT EN CHAOS

98

9.2. Jihadi Islamisme binnen Somalië

Jihadi Islamisme is een militante vorm van Islamitisch activisme en gaat dus gepaard met

gewelddadige activiteiten “ter verdediging” of uitbreiding van Dar al-Islam ( “het huis der

islam”: het deel van de wereld dat historisch gezien onder islamitisch bestuur stond) en de al-

umma (de geloofsgemeenschap).257

In Somalië is het jihadisme vrij onpopulair en een

minderheidstrend waarvan het succes fluctueerde doorheen de jaren. Na 9/11 is er vanuit het

Westen een vernieuwde aandacht voor Somalië die gekaderd dient te worden in de globale

war on terror. Zo vreest men dat Somalië als safe haven voor terroristen kan fungeren. Een

aantal factoren, zoals het ontbreken van een functionerende centrale regering en

staatsinfrastructuur en de ongecontroleerde grenzen en luchthavens, maken het land hier

immers extra kwetsbaar voor.258

Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste militant

Islamitische stromingen in Somalië:

Al-Itihaad al-Islaami (AIAI):

Tijdens de jaren ‟90 stond jihadisme in Somalië synoniem voor Al-Itihaad al-Islaami

(AIAI).259

Hoewel de oorsprong van de organisatie al teruggaat tot het midden van de

jaren ‟70, treed AIAI voor het eerst als een militante fundamentalistische organisatie op de

voorgrond na het ineenstorten van de staat in 1991.260

AIAI propageert een puriteinse,

traditionele (Salafi) vorm van het islamitische geloof, meer bepaald het Wahhabisme.

Aangezien dit de theologie van Saoedi-Arabië is wordt het Wahhabisme door het merendeel

van de Somaliërs als geïmporteerd eerder dan inheems beschouwd. De organisatie heeft de

creatie van een islamitische staat in Somalië tot doel.

Tijdens de glorietijd van AIAI, in het begin van de jaren ‟90 bezat de organisatie een militie

van meer dan 1000 manschappen.261

Het grootste deel van de financiële steun ontving men

via Islamitische liefdadigheidsinstellingen uit Saoedi-Arabië en de Golfstaten. In de vroege

jaren van de burgeroorlog trachtte Al-Itihaad haar macht uit te breiden door de verovering van

257

International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 3. 258

International Crisis Group, Somalia: Countering Terrorism in a Failed State, p. 11. 259

Ibidem, p. i. 260

Ibidem, p. 16. 261

International Crisis Group. “Counter-Terrorism in Somalia: Losing Hearts and Minds?”. International Crisis

Group Africa Report. no. 95 (Nairobi/Brussel, ICG, 2005): p. 1.

Page 99: CONFLICT EN CHAOS

99

strategische punten in het land.262

Ze slaagden erin om in januari 1991 de haven van Kismayo

te veroveren maar verloren de controle in maart aan Farah Aideed en zijn USC. In ‟92 zou

men enkele strategische punten in Bosaaso verwerven maar dit leidde tot een militaire

confrontatie met het SSDF en de beweging werd uit Bosaaso verdreven. De beweging zou

zich verplaatsen naar de steden Luuq en Delo in de provincie Gedo.

Verder richtte AIAI militaire trainingskampen op die bemand werden door jihadi‟s uit andere

landen, waaronder leden van Al-Qaeda, en was medeplichtig aan verschillende terroristische

aanvallen in Ethiopië midden jaren ‟90. 263

Ethiopië reageerde hier in 1997 op met

vergeldingsacties tegen AIAI‟s basissen waardoor de organisatie op militair en politiek vlak

ontmanteld werd. Enkele van de voormalige leiders van AIAI blijven echter actief en zouden

een ondersteunende rol gespeeld hebben bij de aanslagen in ‟98 op de ambassade te Nairobi.

Veel van wat we denken te weten over Al-Itihaad is echter gebaseerd op geruchten en

speculaties en men weet niet precies hoe het de organisatie is verlopen na Ethiopië‟s

vergeldingsacties.264

Sommigen menen dat AIAI er nooit in geslaagd is van dit Ethiopische

offensief te herstellen en zijn geloofwaardigheid verloor toen het trachtte om enkele posten in

de TNG te verwerven.265

Anderen menen dan weer dat AIAI een sterke politieke factor

binnen Somalië blijft die zijn macht op een indirecte en graduele manier tracht uit te breiden

om overmatige aandacht te vermijden. Zowel voor de ene als voor de andere visie is er echter

geen afdoend bewijs.

Al-Takfir wal-Hijra:

Net als AIAI trad Al-Takfir wal-Hijra, een organisatie waarover slechts zeer weinig bekend is,

voor het eerst op de voorgrond na de ineenstorting van de Somalische staat in 1991.266

Kleine

takfiri-gemeenschappen verschenen toen voor het eerst in Mogadishu, Bosaaso en enkele

andere steden. Deze gemeenschappen waren heel gesloten en vermeden onnodig contact met

andere Somaliërs. Voor zover bekend hebben deze gemeenschappen geen banden met Al-

Itihaad of Al-Qaeda. Midden 2005 echter claimde de Keniaanse media dat de Keniaanse en

Amerikaanse inlichtingendiensten een terroristische coalitie geïdentificeerd hadden die zou

262

Deze alinea is gebaseerd op: Le Sage, Prospects for Al Itihad and Islamist Radicalism in Somalia, p. 3- 4. 263

International Crisis Group, Counter-Terrorism in Somalia: Losing Hearts and Minds?, p. 1. 264

International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 3. 265

International Crisis Group. Somalia: Countering Terrorism in a Failed State, p. 5. 266

Het hierna volgende is gebaseerd op: International Crisis Group. Somalia’s Islamists, p. 12.

Page 100: CONFLICT EN CHAOS

100

bestaan uit Al-Takfir, Al-Qaeda en organisaties uit Irak en onder de leiding zou staan van Abu

Musab al-Zarqawi. Niet alleen is deze berichtgeving zeer ongeloofwaardig, men citeerde

bovendien bronnen die gelieerd konden worden aan de TFG, die de terroristische bedreiging

al meermaals had overdreven om buitenlandse bijstand te verkrijgen. Toch is de verwarring

rond Al-Takfir wal-Hijra begrijpelijk gezien de vaagheid die er heerst rond de leden, doelen

en overtuigingen van de beweging. Het weinige dat er bekend is rond de Somalische takfiris

samen met de extremistische ideologie en het gewelddadige karakter van takfiris elders in de

wereld geven aan dat het nuttig kan zijn om hier verder onderzoek naar te voeren.

Al-Shabaab al-Islaami:

De belangrijkste en meest fundamentalistische militante islamitische beweging in Somalië op

dit moment is ongetwijfeld Al-Shabaab al-Islaami. Deze beweging trad vooral op de

voorgrond nadat de de Unie der Islamitische Rechtbanken, waarvan Al-Shabaab de militante

vleugel had gevormd, in 2006 door Ethiopië verslagen werd. Meer informatie over Al-

Shabaab al-Islaami volgt verder in deze scriptie (cfr. infra).

9.3. Politieke islam in Somalië

In dit onderdeel wordt een kort overzicht gegeven van alle islamitische organisaties binnen

Somalië waarbij politiek primeert boven bekeringsdrang. Deze organisaties trachten in de

eerste plaats via politiek meer macht te verwerven eerder dan door het gebruik van geweld en

organiseren zich dus als politieke partijen.267

Harakat al-Islah:

Naast Al-Itihaad al-Islaami en Al-Shabaab al-Islaami is Harakat al-Islah (de

hervormingsbeweging) waarschijnlijk de meest controversiële islamitische organisatie binnen

Somalië. De visie van Harakat al-Islah steunt immers op die van het moslimbroederschap.

Vele Somaliërs en buitenlandse analisten bekijken al-Islah met wantrouwen en menen zelfs

dat de organisatie geïdentificeerd kan worden met AIAI. Toch zijn de tegenstellingen tussen

267

Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: International Crisis Group. Somalia’s

Islamists, p. 13- 17.

Page 101: CONFLICT EN CHAOS

101

Al-Itihaad en al-Islah groot en hebben beide organisaties elkaar in het verleden al meermaals

publiekelijk bekritiseerd. Vooraanstaande personen binnen al-Islah zijn Ali Sheikh (hoofd van

Mogadishu‟s universiteit), Abdirahman Baadiyo en Ibrahim Dusuqi. Meer dan andere

islamitische organisaties tracht al-Islah goede relaties op te bouwen met Somalië‟s

buurlanden en het westen. In de loop van de jaren ‟90 was al-Islah zeer actief bij humanitaire

activiteiten. Tegenwoordig levert de organisatie een grote bijdrage betreffende onderwijs. Zo

richtte ze het Formal Private Education Network in Somalia (FPENS) op dat, in Mogadishu

alleen al, instaat voor het onderwijs van 120 000 studenten. Al-Islah blijft echter een relatief

kleine organisatie die gedomineerd wordt door hoogopgeleide stedelijke elite.

Ahlu Sunna wal Jama‟a (ASWJ):

Ahlu Sunna wal Jama’a (ASWJ) brengt Somalische Sufileiders samen en tracht tegengewicht

te bieden aan de reformistische islamitische groeperingen. De beweging werd in 1991

opgericht ter verdediging van de “traditionele” Somalische islamitische gebruiken. Tot 2002

bleef de organisatie relatief onbekend. In 2002 begon de organisatie een rol te spelen in de

vredesonderhandelingen te Kenia. De ASWJ verzette zich tijdens deze onderhandelingen

tegen de opname van reformistisch Islamitische bewegingen in de TFG. Dergelijke acties

ondermijnen echter de ASWJ‟s geloofwaardigheid als platvorm ter versterking van het

traditionele Somalische islamitische geloof.

Majma‟ „Ulimadda Islaamka Ee Soomaaliya:

Deze organisatie ontwikkelde zich onmiddellijk na de val van het regime Barre. Op 2

februari ‟91 kwam er een groep van 30 religieuze leiders (Ulama) bijeen om te discussiëren

over hoe het machtsvacuüm diende opgevuld te worden. Ten gevolge hiervan ontwikkelde

zich een militie, Horseed genaamd, met als belangrijkste functie het verschaffen van

veiligheid in bepaalde buurten van de hoofdstad en voor enkele beginnende shari’a

rechtbanken. De factieleiders in de hoofdstad zagen dit initiatief als een bedreiging van hun

eigen macht en maakten er een einde aan. Toch zou dit initiatief als basis dienen voor wat

later de Majma’ werd. Enkele maanden later betekenden de eerste manifestaties van Al-

Itihaad een veel grotere uitdaging voor de macht van Aideed dan de gematigde groep van

islamitische geleerden en sloot hij een alliantie met de Majma’. Ten gevolge hiervan zou de

organisatie zich in tweeën splitsen: de zijde die geen alliantie met Aideed wenste aan te gaan

Page 102: CONFLICT EN CHAOS

102

en de naam Majma’ behield en de zijde die wel een alliantie met hem aanging en de naam

Ahlu Sunna Wal Jama’a kreeg (cfr. supra). Majma’ ‟s ideaal is de oprichting van een regering

in Somalië die regeert in overeenstemming met de Shafi’i school van de shari’a. De

organisatie was betrokken bij verschillende vredesonderhandelingen begin jaren ‟90. Tot 2001

stond Mohamed Ma‟alim Hassan aan het hoofd van de beweging, sindsdien Sheikh Ahmed

Dhi‟isow.

Alliance for the Re-Liberation of Somalia (ARS):

De Alliance for the Re-Liberation of Somalia (ARS) kwam er nadat de Unie der Islamitische

Rechtbanken in 2006 door Ethiopië van de macht verdreven werd ten voordele van de TFG.

De ARS omvat de gematigde leden van de voormalige Unie der Islamitische Rechtbanken

werd opgericht in Eritrea. De huidige president van Somalië, Sheikh Sharif Sheikh Ahmed,

behoord tot de ARS. Ook op deze beweging zal later nog dieper ingegaan worden (cfr. infra).

9.4. Het islamitisch missionair activisme in Somalië en islamitische

liefdadigheidsinstellingen

Naast het militante en politieke islamitische activisme vindt men in post-„91 Somalië ook

enkele organisaties terug die een missionair activisme uitoefenen.268

Dergelijke bewegingen

schuwen het politiek activisme, hebben niet het verwerven van politieke macht maar eerder

het bekeren van moslims naar de volgens hen correcte vorm van Islam tot doel, en beschrijven

hun groepering ook niet als een partij. Dit impliceert evenwel niet dat dergelijke organisaties

geen politieke doelen kunnen hebben, maar men zal deze eerder trachten te bereiken door het

beïnvloeden van de machthebbers. Partijpolitiek, verkiezingen en andere vormen van

politieke actie worden door dergelijke organisaties over het algemeen verworpen ten kostte

van hun missie tot het verkondigen van het geloof en het bekeren (al-da’wa). Goede

voorbeelden van dergelijke missionair activistische organisaties binnen Somalië zijn Salafiyya

Jadiida (de nieuwe Salafi‟s) en Jama’at al-Tabligh.

268

Het hierna volgende is gebaseerd op: International Crisis Group. Somalia’s Islamists, p. 17- 18.

Page 103: CONFLICT EN CHAOS

103

Verder was er in Somalië na het ineenstorten van het regime Barre een enorme uitbreiding

van Islamitische liefdadigheidsinstellingen merkbaar.269

Belangrijke organisaties die

werkzaam zijn in Mogadishu zijn: de Africa Muslims Agency, Red Crescent Society of the

United Arab Emirates (UAE), World Association of Muslim Youth (WAMY), al-Islah Charity,

Muslim World League, International Islamic Relief Organisation (IIRO), Dawa al-Islamiyya,

Al Wafa Charitable Society. Sommige van deze organisaties, zoals de Muslim World League

en het IIRO, kunnen gelinkt worden aan militant islamitische groeperingen, zowel binnen als

buiten Somalië. Het merendeel van deze liefdadigheidsorganisaties heeft evenwel geen

banden met extremistische groeperingen en zijn private NGO‟s die cruciale diensten

verschaffen aan de Somalische bevolking, zoals onderwijs en medische hulp. Sommige

Islamitische liefdadigheidsinstellingen in Somalië gebruiken hun activiteiten als platform voor

bekering, politiek activisme en om de Arabische identiteit te promoten. Vele Somaliërs nemen

dergelijke culturele inmenging echter niet in dank af en zijn hiertegen bestand. Maar vele van

dergelijke organisaties ontbreekt het evenwel aan een parallelle agenda. Zo vindt het grootste

deel van het onderwijs bijvoorbeeld in het Somalisch of het Engels plaats i.p.v. het Arabische

en ligt de nadruk ook niet op religieus onderwijs. Islamitische liefdadigheidsorganisaties

dragen dus in grote mate bij tot het onderwijs en vaak ook tot de verbetering van de positie

van de vrouw in Somalië (vrouwen maken bijvoorbeeld een aanzienlijk deel uit van de

studenten aan Islamitische onderwijsinstellingen).

9.5. Het ontstaan de Unie der Islamitische Rechtbanken

Ongetwijfeld de belangrijkste ontwikkeling in Somalië betreffende de opkomst van

Islamitische krachten is het verschijnen van de Islamitische rechtbanken. 270

De eerste

Islamitische rechtbanken in Somalië komen er kort na de val van het regime Barre in de

vroege jaren ‟90. Deze eerste rechtbanken waren veelal lokale initiatieven met

ordehandhaving tot doel. De eerste Islamitische rechtbank te Mogadishu werd opgericht in

1993 in het Madinadistrict door voormalige leden van al-Ansar as-Sunna, een splinterfactie

van al-Itihaad.271

In ‟94 richtte Sheikh Ali Dheere, die banden had met AIAI, verschillende

rechtbanken op in het noorden van Magodishu, die er draconische straffen op nahielden (zoals

269

Ibidem, p. 22- 23. 270

Swart, Gerrie. “Somalia: A Failed State Governed by a Failed Government?”. African Renaissance, 3. no. 5:

84- 92 (2006): p. 85. 271

International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 19-20.

Page 104: CONFLICT EN CHAOS

104

amputatie van ledematen). Dheere was een lid van de Abgal en zijn rechtbanken hadden dan

ook enkel jurisdictie onder de Abgal. Publieke oppositie maakte snel een einde aan deze

xudud (de meest strenge islamitische straffen), maar de effectiviteit van deze rechtbanken en

het veiligere klimaat in het noorden van Mogadishu bleef niet onopgemerkt.

Langzaamaan begonnen ook andere clans hun eigen shari’a rechtbanken op te richten en was

er een aanzienlijke stijging van de veiligheid merkbaar. Deze lokale rechtbanken gingen dus

dienst doen als substituut voor het weggevallen juridische systeem.272

Daar dit veiliger

klimaat vooral voor de zakenlui zeer bevorderlijk was ontvingen vele rechtbanken algauw hun

steun. Militieleden die oorspronkelijk voor de warlords hadden gevochten werden door de

zakenlui betaald om zich te verbinden aan de rechtbanken en zo had algauw elke rechtbank

zijn eigen militie. Daar waar deze militieleden in het verleden dus een factor van onveiligheid

waren deden ze nu dienst ter handhaving van de orde. Deze islamitische rechtbanken waren

zeer heterogeen, en omvatten een hele waaier aan religieuze tradities en politieke

opvattingen.273

Een doorsnee shari’a rechtbank in Somalië was opgebouwd uit drie

belangrijke elementen: een shura of raad die bestond uit belangrijke clan-, politieke- en

religieuze leiders en zakenlui van de eigen clan; een voorzitter die door de shura verkozen

werd en de aanvoerder van de militie.

Daar elke rechtbank slechts jurisdictie had over de leden van zijn eigen (sub)clan, werd het

algauw duidelijk dat in een omvangrijke en heterogene stad als Mogadishu een zekere graad

van coördinatie tussen de rechtbanken noodzakelijk was.274

Begin 2000 werd er dan ook door

enkele leiders het initiatief genomen om de Shari’a Implementation Council te vormen.

Sheikh Ali Dheere zou als voorzitter van de organisatie gekozen worden en Hassan Dahir

Aweys als ondervoorzitter.

In 2004 wanneer de TFG gecreëerd werd in Kenia werd er in Mogadishu een nieuwe

overkoepelende structuur gecreëerd voor de rechtbanken: the Supreme Council of Sharia

Courts of Somalia.275

Sheikh Sharif Sheikh Ahmed, een gematigde islamist (aanhanger van

het Soefisme) zou de voorzitter van deze Unie der Islamitische Rechtbanken (UIR) worden en

272

Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 10. (26/07/09):

http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 273

International Crisis Group. “Can the Somali Crisis Be Contained?”. International Crisis Group Africa Report.

no. 116 (Nairobi/Brussel, ICG, 2006), p. 9. 274

International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 20. 275

Swart, Somalia: A Failed State Governed by a Failed Government?, p. 85.

Page 105: CONFLICT EN CHAOS

105

Hassan Dahir Aweys zou fungeren als ondervoorzitter.276

Verschillende rechtbanken leverden

milities en technicals aan de unie waardoor de UIR een militie van zo‟n 400 man bezat. De

UIR dient gezien te worden als een losse coalitie van individuen en groepen wiens religieuze

en politieke visie zeer gevarieerd was.277

Zo omvatte de UIR leden en groeperingen met een

zeer progressieve visie die er democratische waarden op nahielden maar evengoed militante

jihadi‟s. Ook wanneer we naar de top van de UIR kijken blijkt de verscheidenheid: Sheikh

Sharif Sheikh Ahmed is een aanhanger van het Soefisme terwijl Hassan Dahir Aweys er een

Salafistische wereldvisie op nahoudt. Ook Aden Hashi Farah „Ayro, die later

verantwoordelijk zou worden gesteld voor de moord op onder andere vier buitenlandse

hulpverleners in Somaliland, speelde een grote rol binnen het UIR als zijnde het kopstuk van

de militante Al-Shabaab vleugel van de organisatie. 278

9.6. De oprichting van de Alliance for Restoration of Peace and Counter-

Terrorism (ARPCT) en de overwinning van de islamitische rechtbanken

Initieel gaf de UIR kennis bereid te zijn om samen te werken met de TFG. De TFG echter, die

nauw verbonden was met Ethiopië, beschuldigde de UIR ervan een islamitische terroristische

groepering te zijn.279

Ook in de Verenigde Staten heerste er reeds lange tijd de vrees dat

Somalië zou fungeren als safe haven voor terroristen en de V.S. besloot te gaan samenwerken

met de warlords uit Mogadishu die de Alliance for Restoration of Peace and Counter-

Terrorism (ARPCT) vormden.280

De taak van de ARPCT bestond erin om vermeende

internationale terroristen op te sporen die zich in Mogadishu zouden bevinden en waaraan de

UIR volgens de Verenigde Staten onderdak zou verschaffen. Algauw braken de eerste

gewapende confrontaties tussen de islamitische milities en de ARPCT los en evolueerden

deze naar een regelrechte oorlog tussen de UIR en de warlords.281

De maanden die hierop

volgden, van februari tot juni 2006, wonnen de islamitische milities bijna elke slag. Begin juni

had de UIR de hele hoofdstad veroverd en had het grootste deel van de ARPCT zich

276

International Crisis Group, Can the Somali Crisis Be Contained?, p. 9. 277

International Crisis Group. “Can the Somali Crisis be Contained”. Review of African Political Economy, 33.

no. 110: 753- 758 (2006): 753. 278

International Crisis Group, Somalia’s Islamists, p. 11. 279

Samatar, Abdi Ismail. “Ethiopian Invasion of Somalia, US Warlordism & AU Shame”. Review of African

Political Economu, 43. no. 111: 155- 164 (2007): 157. 280

Samatar, The Miracle of Mogadishu, p. 581- 582. 281

Menkaus, Ken. “The Crisis in Somalia: Tragedy in Five Acts”. African Affairs, 106. no. 422: 357- 390

(2007), p. 369.

Page 106: CONFLICT EN CHAOS

106

overgegeven en aangesloten bij de UIR. De leiders van de ARPCT zagen zich genoodzaakt te

vluchten naar Ethiopië en Kenia. Voor het eerst in 16 jaar stond de gehele hoofdstad onder de

heerschappij van slechts één groepering en de UIR breidde algauw haar macht uit doorheen

het grootste deel van Zuid-Somalië. De TFG daarentegen controleerde enkel de stad Baidoa

en omliggende gebieden. Bovendien was deze controle voornamelijk het resultaat van de

militaire bescherming die de TFG genoot van Ethiopië. Deze machtsovername in Somalië

door de UIR was exact het tegengestelde van wat de Verenigde Staten had trachten te

bereiken met haar aanzet tot de vorming van de ARPCT.

bron: http://www.ethanzuckerman.com/blog/wp-content/somalia2.jpg

Page 107: CONFLICT EN CHAOS

107

9.7. De invasie van Ethiopië

Met de machtsovername van de UIR in het grootste deel van het land was er een aanzienlijke

verbetering van de veiligheidssituatie merkbaar.282

De UIR slaagde erin een groot deel van de

milities te ontwapenen, wegversperringen te ontmantelen en de haven en luchthaven van

Mogadishu te heropenen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de UIR, die Mogadishu

bevrijd had van de terreur van de warlords, enorm gesteund werd door de Somalische

bevolking. Geen enkele andere beweging was er sinds 1990 in geslaagd om zovele Somaliërs

te mobiliseren en verenigen.283

Wat betreft de implementatie van de shari’a en samenwerking met de TFG stuurde de UIR

tegenstrijdige berichten de wereld in.284

Soms leek het alsof de UIR bereid was de macht te

delen en samen te werken met de TFG, op andere momenten dan weer niet. Ook bij de TFG

vond men dergelijke dubbelzinnige houding terug. Belangrijk twistpunt tussen beide partijen

was de positie van de buitenlandse, en voornamelijk Ethiopische, troepen op Somalisch

grondgebied. De UIR was steeds enorm tegen hun aanwezigheid gekant geweest terwijl de

TFG dan weer eiste dat de troepen in Somalië zouden blijven. Sommige elementen binnen de

UIR verklaarden zelfs de jihad tegen wat zij als een clandestiene Ethiopische militaire

interventie zagen. Bovendien onderhield de UIR een goede relatie met Eritrea (die de UIR

zelfs ten minste tot vijf keer toe van wapens zou voorzien285

) en ondersteunde ze de Ogaden

National Liberation Front (ONLF) en de Oromo Liberation Front (OLF).286

Uiteindelijk zouden de UIR en de TFG vredesgesprekken aangaan te Khartoum, Soedan, maar

deze zouden falen daar men niet bereid was de macht te delen.287

Vele personen, zowel

binnen de UIR als binnen de TFG, vonden het sluiten van een compromis te riskant en

bedreigend voor hun eigen positie. Bovendien was Ethiopië, de voornaamste bondgenoot van

282

Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 16. (26/07/09):

http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 283

Menkaus, The Crisis in Somalia: Tragedy in Five Acts, p. 371. 284

Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 16. (26/07/09):

http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 285

Prunier, Gerard. “A World of Conflict Since 9/11: The CIA Coup in Somalia”. Review of African Political

Economy, 33. no. 110: 749- 752 (2006), p. 751. 286

Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009, p. 16. (26/07/09):

http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict.pdf 287

Het hierna volgende is gebaseerd op: International Crisis Group. “Somalia: To Move Beyond the Failed

State”. International Crisis Group Africa Report no. 147 (Nairobi/Brussel, ICG, 2008): p. 33.

Page 108: CONFLICT EN CHAOS

108

de TFG, sterk gekant tegen voorstellen waarbij de UIR de macht zou verwerven over Somalië.

Ook binnen de UIR werd het delen van de macht als een bedreiging gezien, voornamelijk dan

door de meer radicale vleugel van de beweging. Indien er een compromis gesloten werd zou

dit immers een coalitie tussen de meer gematigde Islamieten en de TFG betekenen waardoor

de radicalen aan macht zouden moeten inboeten. De hardliners binnen de UIR ondermijnden

actief de vredesgesprekken en deden er alles aan om de reeds gespannen relatie met Ethiopië

nog te verslechteren. De gematigde Islamieten binnen het UIR slaagden er niet in om de meer

radicale vleugel te controleren die een steeds onafhankelijkere koers gingen varen en voor een

radicaliseren van de gehele UIR zou zorgen.288

Dit alles zou culmineren in een desastreuze

confrontatie met Ethiopië.

Tegen het einde van 2006 was het duidelijk dat een confrontatie tussen de UIR en Ethiopië er

zat aan te komen.289

Ook in de Verenigde Staten rezen er stemmen dat de UIR gecontroleerd

werd door Al-Qaeda en dat de toplaag van de UIR extremistisch was en bestond uit terroristen.

Dergelijke uitspraken overdreven het radicalisme van de UIR en onheilspellender,

transformeerden wat in oorsprong een regionaal conflict was geweest naar iets globaal. Op 6

december 2006 zou de V.N. Veiligheidsraad resolutie 1725 goedkeuren die de TFG vrijstelde

van het wapenembargo en het pad zou effenen naar een regionale interventiemacht in

Somalië.290

Deze resolutie was er gekomen op initiatief van de Verenigde Staten en vele

Somaliërs zagen deze resolutie dan ook als een poging tot het bewapenen van de TFG en het

legitiem maken van een Ethiopische interventie in Somalië.

Na enkele korte schermutselingen zou de oorlog tussen de UIR en Ethiopië op 24 december

2006 losbarsten.291

Het zou Ethiopië zijn die een offensief lanceerde en tegelijkertijd UIR

posities in Centraal-Somalië (in Galguduud en Mudug), te Beled Weyn (in de provincie

Hiraan) en in de provincie Bay in de omgeving van Baidoa aanviel. Ethiopië‟s campagne

tegen de UIR zou zo‟n 700 000 Somalische burgers op de vlucht doen slagen.292

De UIR, die

geen partij was voor het beter getrainde en uitgeruste Ethiopische troepen, verloor zo‟n 1000

288

Menkaus, The Crisis in Somalia, p. 370. 289

International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 34. 290

Prendergast, John. “15 Years After Black Hawk Down: Somalia‟s Chance?”. ENOUGH Strategy Paper. no.

18 (Washington: Centre for American Progress, 2008): p. 8. 291

Menkaus, The Crisis in Somalia, p. 380. 292

Menkhaus, Ken. “Somalia and the principle of propertionality”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace

Institute, Januari 2008, p. 1.

Page 109: CONFLICT EN CHAOS

109

militieleden en trok zich terug in Mogadishu.293

Daar zou de unie tot ieders verbazing

ontbonden worden en vluchtte men richting Kismayo en de Keniaanse grens.294

Over de reden

tot het ontbinden van de UIR bestaan verschillende theorieën. De UIR zelf claimde dat ze de

unie ontbonden om Mogadishu te beschermen voor een destructieve oorlog met Ethiopië. In

Mogadishu had de UIR echter een grote kans om via een guerrillaoorlog een overwinning te

behalen op de Ethiopische troepen. Een andere mogelijke uitleg voor de ontbinding van de

unie zou kunnen zijn dat de hardliners van de beweging steeds meer tegenstand kregen van de

meer gematigde Islamieten alsook van clanleiders en zakenlui. Het was immers door de

provocatie en houding van deze radicale islamieten dat de unie nu in een oorlog met Ethiopië

verwikkeld was. Een andere of bijkomende verklaring zou ook kunnen zijn dat de unie het

vertrouwen en steun van vele strijders verloor na de zware verliezen die het al had geleden, en

zich dus genoodzaakt zag de unie te ontbinden.

293

Prendergast, 15 Years After Black Hawk Down: Somalia’s Chance?, p. 9. 294

Menkaus, Ken. “The Crisis in Somalia: Tragedy in Five Acts”. African Affairs, 106. no. 422(2007): 381- 383.

Page 110: CONFLICT EN CHAOS

110

10. SOMALIË NA DE INVASIE VAN ETHIOPIË EN DE

GEVOLGEN VAN TWEE DECENNIA GEWAPEND CONFLICT,

WETTELOOSHEID EN AFWEZIGHEID VAN DE STAAT

10.1. De Alliance for Re-liberation of Somalia (ARS)

Na de ontbinding van de UIR bevond Somalië zich ongeveer in dezelfde positie als voor de

opkomst van de unie. De TFG die zich eindelijk in Mogadishu had gevestigd bleef zwak en

genoot weinig steun van de bevolking en het machtsvacuüm in het zuiden van het land werd

opnieuw tegen sneltempo opgevuld door dezelfde warlords en factieleiders waarvan de UIR

Somalië had bevrijd.295

Na de nederlaag van de UIR kunnen we de voormalige leden opdelen

in twee grote groepen.296

Een meerderheid van de voormalige leden vestigde zich in Asmara,

Eritrea, onder leiderschap van Sheik Sharif Sheikh Ahmed. Hier sloten ze een alliantie met

Hassan Sheikh Aden, voormalige voorzitter van het parlement, en de “vrije parlementariërs”

die in januari 2007 door Yusuf werden afgezet wegens hun verzet tegen de Ethiopische

interventie. Op 14 september 2007 zou deze groep een oppositiecoalitie vormen: de Alliance

for Re-liberation of Somalia (ARS). Het ARS was een brede coalitie van voormalige

Islamieten, UIR leden en voormalige TFG parlementariërs. Vooraanstaande personen binnen

de organisatie waren Sheikh Sharif Sheikh Ahmed, voormalig ondervoorzitter van de UIR

Hassan Dahir Aweys, Sharif Hassan Sheikh Aden en de voormalige vice eerste minister van

de TFG Hussein Mohamed Farrah.

10.2. Al-Shabaab al-Islaami

Naast deze meerderheid van Islamieten die zich naar Asmara begeven hadden en daar de ARS

hadden gevormd bleef de militante vleugel van de voormalige UIR, Al-Shabaab al-Islaami,

in het zuiden van Somalië een guerrillaoorlog voeren tegen de TFG en de Ethiopische

troepen.297

In maart 2007 zou ook de Afrikaanse Unie (AU) troepen sturen naar Somalië en

295

International Crisis Group. “Somalia: The Tough Part Is Ahead”. Africa Briefing no. 45. (Nairobi/Brussel,

ICG, 26 januari 2007), p. 1. 296

International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 10. 297

Ibidem, loc. cit.

Page 111: CONFLICT EN CHAOS

111

ook deze werden onmiddellijk hevig onder vuur genomen door Al-Shabaab.298

Prominente

leden van de beweging zijn Aden Hashi Ayro, Hassan Turki en Mukhtar Robow.299

Deze

radicale islamieten voelden zich verraden door de ARS en de relatie tussen beide

groeperingen was zelfs zo slecht dat Al-Shabaab Salah Ali Saleh “Nebhan” (die door de CIA

gezocht werd) vermoordde toen hij zich bij het ARS wou voegen.300

Het eerste doelwit van

Al-Shabaab was Mogadishu dat nu onder de controle van de TFG en de Ethiopische troepen

stond.301

Tussen februari en juni 2007 voerden ze er, gesteund door een groot deel van de

Habr Gidir, guerrillaraids uit onder leiding van Mukhtar Robow en Aden Hashi Ayro. Zowel

Ethiopië als de TFG meenden dat Al-Shabaab de steun ontving van bepaalde clans en

begonnen bepaalde buurten van de stad (voornamelijk in het noorden) te viseren.302

Men ging

dergelijke buurten bombarderen met vele burgerslachtoffers tot gevolg. Bovendien maakte

men minstens één keer gebruik van witte fosfor. Bepaalde clans werden dus actief geviseerd

en aangevallen waarbij geen onderscheid werd gemaakt tussen burgers en militaire doelwitten.

Een groot deel van de bevolking ontvluchtte Mogadishu. Voor diegenen die achterbleven

werd het nog erger. De troepen van de TFG verkrachtten, plunderden en vermoordden.

Duizenden mensen werden zomaar gearresteerd en pas vrijgelaten als hun familie losgeld

betaalde. De strijders van Al-Shabaab waren echter niet veel beter. “Collaborateurs” werden

vermoord voor “misdaden” als het praten met Ethiopische troepen of het verkopen van

frisdrank aan troepen van de TFG.

Vervolgens trokken Robow en Turki naar het zuiden en ook Ayro werd aangeraden om

Mogadishu te verlaten aangezien zijn aanwezigheid de aandacht van de Verenigde Staten

trok.303

De strijd in Mogadishu werd grotendeels overgelaten aan de milities van de Habr

Gidir. In juli 2007 verspreidden de opstandelingen zich in Banadir, Shabelle Hoose, Shabelle

Dhexe en rond de Jubavallei. En tussen oktober en december leidde Ayro operaties in Hiraan

en Galguduud. Op het einde van 2007 en in het begin van 2008 verhoogde de druk op de

Ethiopische troepen en de troepen van de TFG, voornamelijk in Shabelle, Bay, Bakool en

rond de Jubavallei. Vanaf maart 2007 werden de Ethiopische troepen bijna dagelijks

aangevallen en vanaf augustus escaleerde het geweld enorm. Ethiopië zou tanks en zwaar

298

First African Union Peacekeepers Encounter Mortar Fire. (25/07/09)

http://www.pbs.org/newshour/updates/africa/jan-june07/somalia_03-06.html 299

International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 10. 300

Prunier, Gerard. Armed Movements in Sudan, Chad, CAR, Somalia, Eritrea and Ethiopia. (Berlijn: Center for

International Peace Operations, 2008), p. 10. 301

International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 12. 302

Prendergast, 15 Years After Black Hawk Down: Somalia’s Chance?, p. 9. 303

International Crisis Group, Somalia: To Move Beyond the Failed State, p. 12.

Page 112: CONFLICT EN CHAOS

112

artilleriegeschut inzetten in Mogadishu wat leidde tot een massale exodus, de ergste uit de

geschiedenis van de stad. Meer dan 400 000 mensen zouden naar de 200

vluchtelingenkampen buiten de stad vluchten. Ayro kwam op 1 mei 2008 door bomaanslagen

om het leven maar de opgang van Al-Shabaab zou er niet door gehinderd worden. Al-Shabaab

al-Islaami zou er tegen eind 2008 in geslaagd zijn om opnieuw het grootste deel van Zuid-

Somalië te heroveren.304

10.3. De vredesconferenties te Djibouti en Sheikh Sharif Sheikh Ahmed als

nieuwe president

Op 9 mei 2008 zouden er nieuwe vredesgesprekken van start gaan te Djibouti. Dit nieuwe

vredesinitiatief kwam er op vraag van de Verenigde Naties.305

Het doel van deze conferentie

was een alliantie te onderhandelen die in staat was de situatie in het land te stabiliseren en de

radicale en militante Islamieten te marginaliseren. De conferentie werd echter al snel

ondermijnd door het uiteenvallen van zowel de ARS als de TFG en de snelle opgang van Al-

Shabaab in het land. Op het moment dat het duidelijk werd dat Sheikh Sharif Sheikh Ahmed

deel wou nemen aan deze vredesconferentie die door Ahmedou Ould-Abdallah, afgevaardigde

van de Verenigde Naties, geleid werd zou de ARS zich opsplitsen langs ideologische lijnen.306

Hassan Dahir Aweys, begon steeds meer aanhang te winnen onder de leden van het ARS die

tegen de onderhandelingen gekant waren en ging een onafhankelijke koers varen. De ARS

zou zich tegen juli opgesplitst hebben in het ARS-Asmara (ARS-A) dat geleid werd door

Aweys en het ARS-Djibouti (ARS-D) onder leiding van Sheikh Sharif. De ARS-A zou niet

deelnemen aan de vredesconferentie te Djibouti en de ARS-D en TFG die wel gesprekken

aangingen, en er uiteindelijk in zouden slagen om een gezamenlijke regering te vormen,

controleerden zeer weinig territorium. Verder zou ook het TFG in twee kampen uiteenvallen:

diegenen die zich achter eerste minister Nur “Adde” Hassan Hussein zouden scharen en voor

onderhandelingen met het ARS-D waren en diegenen die zich achter president Abdullahi

Yusuf Ahmed schaarden en minder voor de onderhandelingen te vinden waren.307

Yusuf zou

304

BBC. Country profile: Somalia (25/07/09)

http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/country_profiles/1072592.stm 305

Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: International Crisis Group, Somalia: To

Move Beyond the Failed State, p. 1- 24.

307

Shirwa, Abdullahi Mohamed. “Somalia: Challenges and opportunities for building peace in Somalia. An

insider‟s perspective on examples for local and international efforts”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace

Institute, november 2008, p. 2.

Page 113: CONFLICT EN CHAOS

113

de vredesconferenties verschillende keren ondermijnen daar hij dit initiatief als een strategie

zag om hem uit zijn positie te ontzetten.

De eerste bijeenkomst te Djibouti:

De eerste bijeenkomst te Djibouti, die van start ging op 9 mei 2008, zou een week duren. De

sfeer op de bijeenkomst was uiterst gespannen waarbij de gedeputeerden van beide partijen

elkaar nauwelijks wouden ontmoeten. Procedureel geruzie en de angst onder de ARS-D dat

haar deelname aan de conferentie de indruk zou geven dat ze de legitimiteit van de TFG

erkende deden de vredesgesprekken bijna ontsporen. De TFG moest haar gebruikelijke

retoriek van grondwettelijke legitimiteit inperken en haar pogingen tot het verwerven van

vetorecht stopzetten. De ARS-D werd door de diplomaten dan weer overtuigd om zich

flexibeler op te stellen wat betreft het vertrek van de Ethiopische troepen.

De tweede bijeenkomst te Djibouti:

De tweede onderhandelingsronde te Djibouti kwam er op 1 juni. Opnieuw zou de ARS-D

eisen dat er duidelijke afspraken zouden komen wat betreft de terugtrekking van de

Ethiopische troepen. Na acht dagen onderhandelen zou er uiteindelijk een akkoord

ondertekend worden dat elf punten zou omvatten (zie bijlage). In dit akkoord formuleerde

beide partijen een staakt het vuren en kwam men overeen dat er binnen de 120 dagen een

multinationale vredesmacht zou komen. De vage verwoording waarbij het vertrek van de

Ethiopische troepen er zou komen na de komst van deze multinationale vredesmacht zorgde

echter voor veel kritiek op het akkoord. Verder waren de verwachtingen rond het akkoord

laag daar de ARS-D, wegens zijn beperkte militaire rol, niet in staat geacht werd voor een

staakt-het-vuren te kunnen zorgen en ook de plaatsing van een multinationale vredesmacht in

Somalië binnen de 120 dagen te ambitieus leek.

De derde bijeenkomst te Djibouti:

De derde bijeenkomst te Djibouti zou slechts twee dagen duren, met name 25 en 26 oktober.

Er zou een document ondertekend worden aangaande de implementatie van het staakt-het-

vuren en een verklaring van politieke doelstellingen. Er werd beslist om een gezamenlijke

troepenmacht in onder andere Mogadishu te plaatsen vanaf 10 november. Deze troepenmacht

Page 114: CONFLICT EN CHAOS

114

zou 1000 manschappen tellen die getraind en uitgerust zouden worden door de internationale

gemeenschap. Verder werd er een gefaseerde Ethiopische terugtrekking tegen 21 november

overeengekomen.

De vierde bijeenkomst te Djibouti:

De vierde bijeenkomst tussen het ARS-D en de TFG ging van start op 22 november 2008.

Deze conferentie leidde tot de ondertekening van een ambitieus akkoord tot delen van de

macht. Het akkoord voorzag in een regering van nationale eenheid die opgebouwd zou zijn uit

zowel leden van de ARS-D als leden van de TFG en een parlement dat 550 leden zou tellen:

200 zetels zouden voorbehouden zijn voor leden van het ARS-D en 75 voor groepen uit de

civiele samenleving. Vooral dit omvangrijke parlement was zeer omstreden. Naast de

logistieke en financiële last dat het zou meebrengen voor het reeds verarmde Somalië, zou het

ook politieke implicaties hebben. Onder andere Yusuf zou hierdoor immers sterk aan macht

moeten inboeten. Yusuf weigerde dan ook mee te werken aan het akkoord.308

Verder werd er

op deze bijeenkomst beslist dat de TFG vanaf augustus 2009 nog twee jaar aan de macht zou

blijven.

Het aftreden van Abdullahi Yusuf Ahmed:

Op 29 december 2008 zou Abdullahi Yusuf Ahmed, wegens de aanhoudende onenigheid

tussen hem en eerste minister Nur “Adde” Hassan Hussein, aftreden als president.309

Voor

zijn aftreden had hij nog getracht om Nur af te zetten als eerste minister maar hij werd hierin

niet gesteund door de rest van het parlement. Het aftreden van Yusuf als president betekende

een obstakel minder voor het vredesproces en de samenwerking tussen de TFG en ARS-D.

Yusuf trok zich terug in zijn geboorteregio, het semi-autonome Puntland en Nur “Adde”

Hassan Hussein zou het presidentschap waarnemen tot er een nieuwe president verkozen werd.

308

BBC. SOMALIA: Power-sharing deal reached in Djibouti as TFG split widens (02/08/09)

http://www.irinnews.org/report.aspx?ReportId=81675 309

BBC. Somalia’s president quits office (02/08/09)

http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/7802622.stm

Page 115: CONFLICT EN CHAOS

115

De vijfde bijeenkomst te Djibouti:

Op 31 januari werd Sheikh Sharif Sheikh Ahmed te Djibouti verkozen als nieuwe president

van de TFG.310

Zoals op de vorige conferentie beslist was zou het parlement van 275

opgevoerd worden naar 550 waarbij 200 zetels voorbehouden werden voor leden van het

ARS-D en 75 voor groepen uit de civiele samenleving.311

De Ethiopische troepen hadden

tegen 25 januari allen Somalië verlaten en terwijl duizenden Somalische politici in Djibouti

bijeenkwamen en een nieuwe regering verkozen werd zou Al-Shabaab erin slagen om Baidoa

te veroveren. Op 14 februari zou Omar Abdirashid Ali Sharmarke door Sharif aangeduid

worden als nieuwe eerste minister van de TFG.312

Wanneer de TFG terugkeerde naar

Mogadishu braken er opnieuw gevechten uit tussen troepen van de TFG en AU en

Islamitische groeperingen.313

10.4. Recente ontwikkelingen

Afscheidingen binnen Al-Shabaab zelf en de vorming van nieuwe islamitische groeperingen

hebben de laatste maanden geleid tot spanningen en confrontaties tussen deze verschillende

islamitische groeperingen.314

Sinds het uiteenvallen van de UIR is er dus ook bij de

Islamitische krachten in steeds grotere mate sprake van fragmentatie. Één van de nieuwe

splintergroeperingen die zich gevormd heeft in centraal-Somalië is Jalalaqsi. Deze groepering

werd gevormd in het gelijknamige dorpje in de provincie Hiraan in augustus 2008. De

beweging meende het zowel oneens te zijn met de vredesonderhandelingen in Djibouti als met

de gewelddadige tactieken van Al-Shabaab. Deze nieuwe beweging wordt geleid door Sheikh

Abdulqadir Ali Omar.

Een andere splintergroep die is ontstaan staat bekend als Khalid Ibn Walid. Deze groepering

werd gevormd op het einde van 2007 in de Jubavallei als onderdeel van Al-Shabaab en staat

onder leiding van Sheikh Mustafa Ali Anood.

310

“Somalia: The Sheik Sharif show”. Africa Confidential, 50. no. 4: 10 (2009): p. 10. 311

“While Djibouti talks continue, Baidoa seized”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, januari 2009,

p. 9. (27/07/09): http://www.life-peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_of_Africa_Bulletin/HAB0901.pdf 312

“Somalia: The Sheik Sharif show”. Africa Confidential, 50. no. 4 (2009): p. 10. 313

““Unity Government” and parliament return, fresh fighting in Mogadishu. Horn of Africa Bulletin. Life &

Peace Institute, februari 2009, p. 8- 9. (27/07/09): http://www.life-

peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_Of_Africa_Bulletin/HAB0902.pdf 314

Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: International Crisis Group, Somalia: To

Move Beyond the Failed State, p. 13- 14.

Page 116: CONFLICT EN CHAOS

116

De belangrijkste nieuwe factie die zich gevormd heeft is echter Hisbul islam (“Islamitische

Partij”) en overkoepelt vier andere groeperingen: het ARS-A van Sheikh Hassan Dahir Aweys,

Jabhatul Islamiya (“Islamitisch Front”), Mu’Askar Ras en Anole.315

Hisbul islam heeft zich

gevormd in februari 2009 als verzet tegen de nieuwe regering. Samen met Al-Shabaab is

Hisbul islam de laatste maanden de grootste oppositiemacht van de nieuwe regering geworden.

Bovendien onderneemt Sheikh Hassan Dahir Aweys nu pogingen om zijn Hisbul islam te

verenigen met Al-Shabaab.316

De troepen van de TFG en de AU hebben nog maar weinig

invloed buiten de hoofdstad en de TFG vraagt de internationale gemeenschap haastig om

bijstand tegen de islamitische groeperingen.

10.5. De gevolgen van twee decennia gewapend conflict, afwezigheid van de

staat en wetteloosheid

Schending van de mensenrechten:

Het jarenlange aanslepende gewapende conflict, de wetteloosheid en de afwezigheid van de

staat hebben een zware tol geëist. Één van de meest opvallende gevolgen is dan ook de

enorme schendingen van de mensenrechten in het land. Geschat wordt dat de aanslepende

crisis reeds het leven heeft gekost aan minstens 300 000 mensen.317

Doorheen het conflict

hebben zogoed als alle facties en partijen zich schuldig gemaakt aan schendingen van de

internationale humanitaire wet.318

De internationale humanitaire wet legt partijen in een

gewapend conflict de wettelijke verplichting op om burgers alsook groepen die geen deel

uitmaken van het conflict te sparen van geweld en te beschermen. Het vereist een humane

behandeling van zowel burgers als gevangen genomen strijders en verbiedt moord,

verminking, marteling, seksueel geweld en plundering. Doorheen het conflict in Somalië

werden echter hele clans geviseerd waarbij men geen onderscheid maakte tussen burgers en

315

““Unity Government” and parliament return, fresh fighting in Mogadishu. Horn of Africa Bulletin. Life &

Peace Institute, februari 2009, p. 9. (27/07/09): http://www.life-

peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_Of_Africa_Bulletin/HAB0902.pdf 316

The Long War Journal. Somalia’s Shabaab, Hizbul Islam seeks merger. (28/07/09)

http://www.longwarjournal.org/cgi-bin/mt-search.cgi 317

“Modern Conflicts Database: Alternative Estimates for Death Tolls”. Political Economy Research Institute.

University of Massachusetts Amherst, p. 5. (28/07/09).

http://www.peri.umass.edu/fileadmin/pdf/dpe/modern_conflicts/death_tolls.pdf 318

Human Rights Watch. “So Much to Fear”. War Crimes and the Devastation of Somalia. (New York: Human

Rights Watch, december 2008), p. 26- 29.

Page 117: CONFLICT EN CHAOS

117

strijders. Verder werden de minderheden en zwakkere clans vaak het zwaarst getroffen door

het aanslepende gewapende conflict en de wetteloosheid die er in Somalië heerst. Ook

seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes is, vooral in het zuiden, een groot probleem.319

Een groot deel van de jonge mannen heeft de traditionele normen en waarden verloren.

Mishandeling en verkrachting van vrouwen komt dan ook geregeld voor, voornamelijk door

militieleden.

Migratie:

Het aanslepende conflict heeft ertoe geleid dat vele Somaliërs doorheen de jaren op de vlucht

zijn geslagen. Enerzijds is er sprake van een exodus richting buurlanden en het Westen en

anderzijds zijn vele Somaliërs naar andere regio‟s en gebieden binnen Somalië gevlucht. In

1991 en 1992 sloegen zo‟n 3 miljoen mensen, bijna de helft van de bevolking, op de vlucht.320

Volgens het V.N. vluchtelingenagentschap (UNHCR) leefden er in januari 2007 nog steeds

450 000 Somalische vluchtelingen in het buitenland, waarvan 315 000 in de buurlanden: 9

000 in Djibouti, 16 400 in Ethiopië, 194 000 in Kenia en 95 000 in Yemen. Intern waren er

zo‟n 400 000 vluchtelingen waarvan de meesten zich rond Mogadishu bevonden (250 000)

maar ook zo‟n 70 000 in Puntland en 40 000 in Somaliland. Bovendien is de situatie sindsien

opnieuw erger geworden. Daar waar Mogadishu in 2006 nog 1,2 miljoen inwoners telde zijn

er opnieuw 870 000 van op de vlucht geslagen.321

In het noordoosten van Kania is er opnieuw

een massale influx van Somalische vluchtelingen in het Dabaab-vluchtelingencomplex.322

Hoewel de grens met Kenia officieel gesloten blijft zijn er in het vluchtelingenkamp sinds

januari 2009 maar liefst 39 000 vluchtelingen bijgekomen. Vluchtelingenkampen zitten dan

ook vaak overvol. Daar waar het Dabaab-complex (dat 3 kampen omvat) bijvoorbeeld

voorzien is op de accommodatie van 90 000 vluchtelingen, verblijven er momenteel 286 000.

319

Algemeen ambtsbericht Somalië. Den Haag, 27 november 2007, p. 59. (28/07/09):

http://parlis.nl/pdf/bijlagen/BLG9634.pdf 320

UNHCR. Somalia Situation, Supplementary Appeal: Protection and Assistance to Somali IDPs and Refugees

in Somalia, Kenya, Ethiopia, Yemen and Djibouti. 2007- 2008, p. 1. (29/07/09): http://www.unhcr.org/cgi-

bin/texis/vtx/search?page=search&docid=46a4a1b82&query=somalia 321

Human Right Watch, So Much to Fear, p. 19. 322

UNHCR. Somalia displacement update. (29/07/09)

http://www.unhcr.org/4a65a4566.html

Page 119: CONFLICT EN CHAOS

119

Bron: pfd UNCHR

Sociale kost:

Het merendeel van de Somalische jeugd heeft geen herinnering meer aan een functionerende

regering of ordehandhaving in hun land.323

Traditionele waarden en normen hebben de laatste

twintig jaar dan ook enorm aan belang ingeboet. In tegenstelling tot de periode voor de

burgeroorlog is er nu helemaal geen stigma meer verbonden aan lidmaatschap van milities,

druggebruik (voornamelijk khat is een zeer populaire drug in Somalië) en criminele

activiteiten. De sociale en psychologische kosten van twee decennia conflict zijn onmeetbaar.

323

Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Somalia: Path to Recovery, Building a

Sustainable Peace, p. 44.

Page 120: CONFLICT EN CHAOS

120

Economie:

Ten gevolge van de burgeroorlog en het ontbreken van een effectieve centrale overheid is

Somalië één van de minst ontwikkelde landen ter wereld.324

Somalië is sinds ‟91 in een

neerwaartse economische spiraal terecht gekomen. Alle sectoren in het land draaien op

minimumcapaciteit.325

De economie is grotendeels gebaseerd op landbouw en veeteeldt.

Samen nemen zij ongeveer 40% van het BNP en 65% van de exporten voor hun rekening.

Ook het transitverkeer via de havens van Somalië (Bosaaso, Mogadishu en Kismayo) en

Somaliland (Berbera) vormt een zeer belangrijke inkomstenbron. Daarnaast is de

dienstensector (telecom, financiële transacties) sterk gegroei de laatste jaren en hebben

particuliere initiatieven van uit het buitenland teruggekeerde Somaliërs gezorgd voor een

heropleving van de economie. Maar ondanks dit alles blijven de Somalische burgers in hoge

mate afhankelijk van het geld dat zij van familieleden uit het buitenland ontvangen. Deze

inkomsten worden geraamd op $825 miljoen per jaar. Sinds de ineenstorting van de

Somalische staat is er een dollarisatie van de Somalische prijzen opgetreden.326

Somalië kent amper een formeel economisch beleid, anders dan het heffen van belastingen.327

In Somaliland worden er belastingen geïnd en worden er in de havenplaats Berbera in- en

uitvoerrechten betaald. In de rest van het land wordt aan lokale administraties belastingen

betaald. Zowel Westerse als Arabische landen verlenen hulp aan Somalië. Somaliland en

Puntland ontvangen wederopbouwhulp, veelal via particuliere- en VN-kanalen. In het zuiden

wordt er noodhulp verleend.

Milieu:

Ook het milieu is gronding aangetast door de situatie in het land.328

Voor het uitbreken van de

burgeroorlog zorgde de overheid voor maatregelen om woestijnvorming en bodemerosie

tegen te gaan, en werd de bebossing en houtskoolproductie nauwlettend in het oog gehouden.

Met het wegvallen van de staat is er ook een einde gekomen aan dergelijke maatregelen ter

324

Algemeen ambtsbericht Somalië. Den Haag, 27 november 2007, p. 28- 29. (28/07/09):

http://parlis.nl/pdf/bijlagen/BLG9634.pdf 325

Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 72. 326

Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 65. 327

Algemeen ambtsbericht Somalië. Den Haag, 27 november 2007, p. 28- 29. (28/07/09):

http://parlis.nl/pdf/bijlagen/BLG9634.pdf 328

Het hierna volgende is, tenzij anders aangegeven, gebaseerd op: Somalia: Path to Recovery, Building a

Sustainable Peace, p. 73- 79.

Page 121: CONFLICT EN CHAOS

121

bescherming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen. Hoewel de productie van

houtskool voor vele mensen werkgelegenheid biedt brengt ze Somalië grote schade toe

wegens het het ongecontroleerd kappen van alle boomsoorten.329

Een andere groot probleem

waarmee Somalië te kampen heeft is illegale en overmatige visserij alsook vervuiling van

land en water. Zo wordt er industrieel en toxisch afval gedumpt zowel in zee als op land. Er

zou zelfs sprake zijn van dumping van nucleair afval op Somalische bodem. Het dumpen van

dergelijk afval zou onder andere te wijten zijn aan de Italiaanse maffia maar ook andere

landen beginnen misbruik te maken van Somaliës staatloosheid om er hun afval te gaan lozen.

Verder is de toegang tot drinkbaar water voor de meerderheid van de Somalische bevolking

een probleem.330

Het jarenlange conflict waarbij vele bronnen, al dan niet bewust, verwoest

werden en de vervuiling hebben het probleem enkel groter gemaakt. Tenslotte zijn ook vele

diersoorten in Somalië met uitsterven bedreigd.

Kidnapping en piraterij:

In dit klimaat van wetteloosheid, gewapend conflict en armoede zijn velen op zoek gegaan

naar manieren om snel rijk te worden. Financieel gewin is meestal dan ook de voornaamste

drijfveer achter kidnapping en piraterij binnen Somalië. Vooral de laatste jaren is er een

enorme stijging merkbaar van gevallen van kidnapping en piraterij. Doorheen 2008 en 2009

werden tot nu toe 49 hulpverleners vermoord en nog veel meer werden er gekidnapt.331

Vooral de piraterij, die sinds 2005 enorm is toegenomen, komt de laatste maanden uitgebreid

in de media.332

De golf van Aden is een van de gevaarlijkste wateren ter wereld geworden. In

2008 zijn er zo‟n 140 pogingen geweest tot en minstens 39 effectieve kapingen geweest.333

Somalische piraten zijn over het algemeen jonge mannen (tussen late tienerjaren en begin 30)

en worden gerucruteerd onder de slecht opgeleide en werkloze mannen.334

Deze piraten zijn

meestal uitgerust met automatische geweren (AK-47), RPG‟s en een assortiment aan lichtere

wapens. We kunnen drie categorieën piraten identificeren: militiestrijders, jongeren die snel

naar veel geld op zoek zijn om plannen zoals een huwelijk of emigratie te financieren en

329

Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace, p. 72. 330

Path to Recovery, Building a Sustainable Peace. Mogadishu: Centre for Research and Dialogue. 2004, p. 69. 331

Menkhaus, Ken, Prendergast, John en Colin Thomas-Jensen. “Beyond Piracy: Next Steps to Stabilize

Somalia”. EUNOUGH. (Washington: Centre for American Progress, mei 2009), p. 1. 332

Gilpin, Raymond. Counting the Costs of Somali Piracy. (Washington: United States Institute for Peace, 22

juni 2009) p. 2. 333

Oil Companies International Marine Forum. Piracy – The East Africa/ Somali Situation, Practical Measures

to Avoid, Deter or Delay Piracy Attacks. (Edinburgh: Witherby Seamanship International Ltd, 2009): p.1. 334

Gilpin, Raymond, Counting the Costs of Somali Piracy, p. 6.

Page 122: CONFLICT EN CHAOS

122

lokale vissers. Deze vissers die vaak niet opkunnen tegen de internationale illegale visserij in

Somalische wateren worden gerecruteerd om hun vaardigheden bij het navigeren. De piraten

opereren meestal in groepen van vier tot zes personen en voor de organisatie, en verschaffing

van boten en wapens wordt voorzien door een handvol bazen. De Europese Unie kondigde

recentelijk aan het plan te hebben opgevat om Somalische veileigheidstroepen te trainen die

de piraterij moeten bestrijden.335

335

BBC. EU to train Somali piracy force.

http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/8171922.stm

Page 123: CONFLICT EN CHAOS

123

11. CONCLUSIE

Zoals we kunnen zien is het conflict in Somalië lang niet meer hetzelfde als bij de aanvang

ervan begin jaren ‟90. Er zijn dan ook onnoemelijk veel factoren die ertoe hebben bijgedragen

dat Somalië in haar huidige situatie verzeild geraakt is.

Allereerst kunnen we stellen dat het verval van de Somalische staat het resultaat was van

zowel interne als externe factoren. De belangrijkste interne oorzaak van het staatsverval was

ongetwijfeld het bad leadership van Siad Barre en zijn dictatoriale regime. Hierbij dienen we

te denken aan Barres gevoerde economische politiek, de oorlog om Ogaden die voor een

massale influx van vluchtelingen zorgde maar vooral aan Barres clanpolitiek waarbij leden

van zijn eigen clan ten kostte van de andere clans werden beloond. Later wanneer

verschillende clans zich begonnen te verzetten tegen zijn regime zou hij het verzet bovendien

proberen te neutraliseren door de zogenaamde “loyale clans” te bewapenen en hen aan te

moedigen om de rebellerende clans te bestrijden. Hiermee legde Siad Barre de basis voor

latere clanconflicten en wraakacties.

Naast het bad leadership van Siad Barre is er echter ook nog een belangrijke externe factor

die ongetwijfeld heeft bijgedragen aan het Somalische staatsverval, zijnde het einde van de

Koude Oorlog. Door haar strategische ligging verkreeg Somalië tijdens de Koude Oorlog

enorme militaire hulp, vooreest van de Sovjetunie en later van de Verenigde Staten. Het was

mede dankzij deze hulp dat het regime van Siad Barre in staat was om Somalië te voorzien

van enorme hoeveelheden wapens en een waar militair repressieapparaat uit te bouwen. De

harde repressie in Somalië zorgde ervoor dat de Somalische verzetsbewegingen steeds meer

steun van de bevolking verwierven en de grote hoeveelheid wapens die in het land aanwezig

waren werden aangewend in de machtsstrijd die na de val van het regime losbarstte. Met het

einde van de Koude Oorlog kwam er ook abrupt een einde aan de jarenlange steun die het

regime had gekregen en was men niet langer instaat weerstand te bieden tegen het steeds

groter wordende verzet. Met Barres halsstarrige weigering om af te treden verdween ook de

laatste mogelijkheid tot vreedzame machtstransitie en zou het ineenstorten van de Somalische

staat in januari ‟91 een feit worden.

Page 124: CONFLICT EN CHAOS

124

Ondanks dat alle verzetsbewegingen dezelfde doelstelling hadden gehad, namelijk het

aftreden van Siad Barre, en in het verleden zelfs hadden samengewerkt, zou men er niet in

slagen een nieuwe regering te vormen. De val van Siad Barre bracht de desintegratie van

Somalië in een stroomversnelling en dit om verschillende redenen. Ten eerste hadden de

verzetsbewegingen maar één gemeenschappelijke doelstelling gehad en nu die verwezenlijkt

was kwamen de tegenstellingen opnieuw aan de oppervlakte. Ten tweede trachtte de Hawiye,

die tot een paar maanden voor de val van het regime van Siad Barre zogoed als geen rol had

gespeeld in de strijd, zich onmiddellijk de macht toe te eigenen. Ten derde zou de Hawiye

zich opsplitsen in twee facties waarvan één gebaseerd op de Abgalclan en één op de Habr

Gidir. Ali Mahdi, die aan het hoofd stond van de factie van de Abgal, zou zichzelf uitroepen

tot interim-president van Somalië en hiermee in conflict raken met generaal Farah Aideed,

leider van de Habr Gidir. Onmiddellijk na de val van Barre barstte er dus een ware

machtsstrijd los in Somalië. Aan deze machtstrijd leek geen einde te komen daar geen enkele

factie machtig genoeg bleek om de macht in Somalië over te nemen.

Een belangrijke vraag die gesteld kan worden is in hoeverre de wortels van het conflict in de

periode voor 1991 alsook in de Somalische clanstructuur liggen. We kunnen besluiten dat

zeer vele aspecten van voor 1991 het conflict mee bepaald hebben. Het belangrijkste is Siad

Barres beleid en de manier waarop hij de clans tegen elkaar uitspeelde. Maar we kunnen het

conflict en de evolutie ervan zelfs terugvoeren naar aspecten uit de koloniale periode. Zo

bijvoorbeeld de verdeling van het gebied dat door Somaliërs bewoond werd onder vijf

verschillende mogendheden. Bij de onafhankelijkheid werden Groot-Brittanniës kolonie en

deze van Italië haastig opnieuw samengevoegd tot een unie. Onder andere het ongenoegen

van de Isaaq uit het noorden met deze unie zou er dan ook in ‟91 toe leiden dat Somaliland

zich unilateraal onafhankelijk verklaarde. Maar ook het beleid van de kolonisator heeft zo zijn

gevolgen gehad op bijvoorbeeld de Somalische clanstructuur. Verder kunnen we ook

bijvoorbeeld Ethiopiës houding ten opzichte van het conflict deels terugvoeren naar de oorlog

om Ogaden.

De vraag in hoeverre de wortels van het hedendaagse conflict in de Somalische clanstructuur

liggen is complexer. Zoals is gebleken uit de scriptie speelt de clanstructuur in zowat alle

aspecten van het Somalische leven alsook van het conflict een zeer grote rol. Met het

verdwijnen van een functionerende staat waren het voornamelijk de clans en hun leiders die

functies als het verschaffen van veiligheid en conflictresolutie ging overnemen. Langs de

Page 125: CONFLICT EN CHAOS

125

andere kant vormden de clanmilities grote tijd de grootste gewapende groep binnen het

Somalische conflict. We kunnen echter stellen dat niet het bestaan en het belang van de

Somalische clanstructuur tot het aanslepende conflict heeft geleid maar eerder de

instrumentalisatie en manipulatie ervan. Deze manipulatie nam reeds een aanvang onder Siad

Barre, en in het zuiden zelfs reeds tijdens de koloniale periode. Na het ineenstorten van de

staat in 1991 waren het voornamelijk de warlords en clanleiders die verschillen tussen

clanfamilies, clans en subclans gingen manipuleren en aanwenden voor politieke en

economische doeleinden.

Sinds enige jaren speelt naast de clanstructuur echter ook religie een steeds grotere rol in het

conflict. Maar dit is niet de enige nieuwe ontwikkeling die men in het conflict kan opmerken.

We kunnen stellen dat het conflict op verschillende manieren is getransformeerd en veranderd

sinds de aanvang ervan begin jaren ‟90. Wat aanvankelijk begon als een conflict waarbij de

bevolking zich tegen het heersende regime verzette evolueerde naar een conflict tussen de

verschillende facties onderling. De drang naar veiligheid, orde en vrede weerspiegelde zich in

de opkomst en het succes van de Islamitische Rechtbanken. Hieraan zou echter een einde

gemaakt worden door de Ethiopische interventie in 2006 waarna er een fragmentatie van de

Islamitische groeperingen merkbaar was. Net als het conflict zelf is ook de aandacht van de

internationale gemeenschap voor Somalië doorheen de tijd sterk veranderd. Bij de val van het

regime Barre werd het Somalische conflict in het Westen niet als prioritair aanschouwd. Pas

wanneer Somalië ten gevolge van het conflict getroffen werd door een massale hongersnood

zou het land in het Westen in de aandacht komen. Er werd door de V.N. Veiligheidsraad

besloten tot een humanitaire interventie maar deze zou geen groot succes blijken te zijn en in

mineur eindigen. Met het wegtrekken van de Westerse troepenmacht uit het land ebde in het

Westen ook de aandacht voor het land weg. Sinds 9/11 komt Somalië echter opnieuw

ruimschoots in de aandacht zij het deze keer om een totaal andere reden. Deze hernieuwde

belangstelling voor Somalië vanuit het Westen dient immers gekaderd te worden in de global

war on terror. Velen vrezen immers dat Somalië kan fungeren als safe haven voor terroristen

of terroristische organisaties.

Het conflict in het zuiden van het land is echter ook op nog andere manieren veranderd. Zo

was er vanaf 1999 een verminderde invloed van de warlords merkbaar. Verder was er ook een

veranderde aard, duur en intensiteit van de confrontaties merkbaar. Daar waar de gewapende

confrontaties tussen 1988 en 1992 zeer destructief en wijdverspreid waren zijn deze na het

Page 126: CONFLICT EN CHAOS

126

vertrek van de UNOSOM-interventie veel lokaler, korter en eisten ze een minder grote tol. Zo

zagen we een evolutie van de conflicten naar een lager niveau van de clanstructuur. Daar

begin jaren ‟90 de conflicten voornamelijk uitgevochten werden tussen de verschillende clans

en clanfamilies spelen de conflicten zich in de post-UNOSOM periode voornamelijk af tussen

subclans. Geleidelijk aan zagen we ook de opkomst van de shari’a rechtbanken en de Unie

der Islamitische Rechtbanken die (gebaseerd op de shari’a wetgeving) de veiligheid en

ordehandhaving in het zuiden van het land wensten te verbeteren. Hoewel ze er inderdaad in

slaagde de veiligheid in het zuiden aanzienlijk te verbeteren kreeg de radicale vleugel van de

beweging steeds meer macht en zou Ethiopië uiteindelijk een einde maken aan hun

heerschappij. Het feit dat de gematigde Islamieten er niet in slaagden de radicalere elementen

van de unie onder controle te kan houden kan dan ook gezien worden als een gemiste kans.

Met de verdrijving van de macht van de Unie der Islamitische Rechtbanken is er een nieuwe

fase in het conflict ingeluid. Eerder dan door de clans wordt de strijd nu meer en meer

gevoerd door de Islamitische krachten binnen Somalië. Tenslotte dient ook nog gewezen te

worden op het verschillende verloop van het conflict in het noorden en in het zuiden van

Somalië. In het noorden van het land kwam er in 1991 een einde aan het conflict met de

oprichting van Somaliland. In het noordoosten van Somalië zou in 1998 het autonome

Puntland opgericht worden.

Uit het voorgaande blijkt eveneens dat er betreffende Somalië sinds het midden van de

jaren ‟90 zeker en vast en zeker niet meer gesproken kan worden van “a total vacuum of

authority” zoals Rotberg het formuleerde. Allerhande alternatieve vormen zowel van bestuur

als ordehandhaving hebben sindsdien de kop opgestoken. Deze kunnen onderverdeeld worden

in vier niveau‟s: transregionaal, regionaal, op het niveau van het district en op het lokale

niveau. Op het nationale niveau echter hebben de talrijke vredespogingen nog maar weinig

vruchten afgeworpen. Het wordt afwachten of de nieuwe president, Sheikh Sharif Sheikh

Ahmed en de TFG de Islamitische krachten in het land onder controle zullen kunnen houden

en of ze de steun van de bevolking verkrijgen. Het falen van de vele vredesconferenties die

Somalië sinds ‟91 heeft gekend kan toegeschreven worden aan een combinatie van een hele

resem factoren. Zo heerst er onder de Somalische bevolking een groot wantrouwen voor

politieke instellingen en leiderschap en cynisme ten opzichte van een zoveelste vredespoging.

Verder vormen ook de warlords en factieleiders alsook van de buitenlandse mogendheden

vaak obstakels voor vrede daar ze in de eerste plaats hun eigen positie wensen te verdedigen

eerder dan compromissen te sluiten en als spoilers kunnen optreden.

Page 127: CONFLICT EN CHAOS

127

Afsluitend kunnen we stellen dat er een hele evolutie is voorafgegaan aan het ineenstorten van

de Somalische staat alsook aan de huidige situatie. Geen enkele partij bleek na de val van Siad

Barre sterk genoeg om de macht over te nemen en het conflict kreeg een eigen dynamiek

waarbij er een steeds grotere fragmentatie merkbaar was en conflicten zich meer en meer op

het lokale niveau gingen afspelen. Wat begon in als een strijd tegen het dictatoriale regime

eindigde in een strijd tussen verschillende Somalische partijen en groeperingen onderling, die

elk hetzelfde doel voor ogen hebben: politieke macht. Twee belangrijke identiteiten die het

conflict mee vorm geven zijn de Somalische clanstructuur en de religie. Hoewel de

clanstructuur het Somalische conflict steeds in grote mate heeft bepaald lijkt de strijd zich nu

meer en meer te organiseren langs religieuze breuklijnen. Ondanks alles mogen we echter niet

blind blijven voor de positieve ontwikkelingen sinds „91 zoals het ontstaan en de oprichting

van Somaliland en Puntland, twee regio‟s binnen Somalië waar er ondanks alles een relatief

vreedzaam klimaat heerst.

Page 128: CONFLICT EN CHAOS

128

LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN

Facties:

SAMO: Somali African Muki Organization

SDA: Somali Democratic Alliance

SDM: Somali Democratic Movement

SNA: Somali National Alliance

SNDU: Somali National Democratic Union

SNF: Somali National Front

SNM: Somali National Movement

SNU: Somali National Union

SPM: Somali Patriotic Movement

SSDF: Somali Salvation Democratic Front

SSNM: Southern Somali National Movement

USC: United Somali Congress

USF: United Somali Front

USP: United Somali Party

Islamitische groeperingen:

AIAI: Al-Itihaad al-Islaami

ARS: Alliance for the Re-Liberation of Somalia

ARS-A: Alliance for Re-Liberation of Somalia-Asmara

ARS-D: Alliance for Re-Liberation of Somalia-Djibouti

ASWJ: Ahlu Sunna wal Jama’a

IIRO: International Islamic Relief Organisation

UAE: Red Crscent Society of the United Arab Emirates

UIR: Unie der Islamitische Rechtbanken

WAMY: World Association of Muslim Youth

Page 129: CONFLICT EN CHAOS

129

Andere:

ADC: Agricultural Development Corporation

ARPCT: Alliance for Restoration of Peace and Counter-Terrorism

AU: Afrikaanse Unie

BMA: British Military Administration

FPENS: Formal Private Education Network in Somalia

ICRC: Internationale Comité van het Rode Kruis

IGAD: Inter-Governmental Authority for Development

JSP: Jubba Sugar Project

MIP: Mugambo Irrigation Project

OAU: Organization of African Unity

OLF: Oromo Liberation Front

ONLF: Ogaden National Liberation Front

PBU: Patriotica Beneficence Union

QRF: Quick Reaction Force

SRC: Supreme Revolutionary Council

SRRS: Somali Reconciliation and Restoration Council

SRSP: Somalia Revolutionary Socialist Party

SYL: Somali Youth League

TFG: Transitional Federal Government

TFR: Task Force Ranger

TNC: Transitional National Council

TNG: Transitional National Government

UNITAF: United Task Force on Somalia

UNOSOM: United Nations Operation in Somalia

Page 130: CONFLICT EN CHAOS

130

BIBLIOGRAFIE

Primair bronnenmateriaal:

Africa Watch. Somalia, no mercy in Mogadishu: The Human Cost of the Conflict & The

Struggle for Relief. New York: Africa Watch, juli 1992.

Africa Watch. Somalia: A Government at War With Its Own People, Testimonies About the

Killings and the Conflict in the North. Washington: The Africa Watch Committee, januari

1990.

Gilpin, Raymond. Counting the Costs of Somali Piracy. Washington: United States Institute

for Peace, 22 juni 2009.

Human Rights Watch. “So Much to Fear”. War Crimes and the Devastation of Somalia.

.New York: Human Rights Watch, december 2008.

International Crisis Group. “Biting the Somali Bullet”. ICG Africa Report no. 79.

Nairobi/Brussel: ICG, 4 mei 2004.

International Crisis Group. “Can the Somali Crisis Be Contained?”. International Crisis

Group Africa Report. no. 116. Nairobi/Brussel, ICG, 2006.

International Crisis Group. “Counter-Terrorism in Somalia: Losing Hearts and Minds?”.

International Crisis Group Africa Report. no. 95. Nairobi/Brussel, ICG, 2005.

International Crisis Group. “Somalia: Continuation of War by Other Means”. International

Crisis Group Africa Report no. 88. Nairobi/Brussel: ICG 2004.

International Crisis Group. “Somalia: Countering Terrorism in a Failed State”. International

Crisis Group Africa Report no. 45. Nairobi/Brussel: ICG, 2002.

International Crisis Group. “Somalia‟s Islamists”. International Crisis Group Africa Report.

no. 100. Nairobi/Brussel: ICG, 2005.

International Crisis Group. “Somalia: The Tough Part Is Ahead”. Africa Briefing no. 45.

Nairobi/Brussel, ICG, 26 januari 2007.

International Crisis Group. “Somalia: To Move Beyond the Failed State”. International Crisis

Group Africa Report no. 147. Nairobi/Brussel, ICG, 2008.

International Crisis Group. “Somaliland: Democratisation and its Discontents”. International

Crisis Group Africa Report no. 66. Nairobi/Brussel: ICG, 28 juli 2003.

Oil Companies International Marine Forum. Piracy – The East Africa/ Somali Situation,

Practical Measures to Avoid, Deter or Delay Piracy Attacks. (Edinburgh: Witherby

Seamanship International Ltd, 2009.

Page 131: CONFLICT EN CHAOS

131

Somalia: Path to Recovery, Building a Sustainable Peace. Mogadishu: Centre for Research

and Dialogue. 2004.

Artsen Zonder Grenzen. AZG ongerust over humanitaire actie in bepaalde gebieden.

(20/02/09): http://www.msf-azg.be/nl/main-menu/actueel/nieuws/nieuws-

detail/table/1186.html

Møller, Bjørn. The Somali Conflict, the Role of External Actors. DIIS report, 2009. (26/07/09).

Raadpleegbaar op:

http://www.diis.dk/graphics/Publications/Reports2009/DIIS_report_2009_03_Somali_conflict

.pdf

Schwoebel, Mary Hope. Greater Horn of Africa Peace Building Project, case studie seven:

Impact Evaluation of the War-Torn Societies Project: Somaliland. Management Systems

International, maart 2002, p. 6. (02/05/09). raadpleegbaar op:

http://pdf.usaid.gov/pdf_docs/PNACY571.pdf

The United Nations in Somalia. Somalia History. (18/04/09):

http://www.unsomalia.net/infocenter/history.htm

UNHCR. Somalia displacement update. (29/07/09)

http://www.unhcr.org/4a65a4566.html

UNHCR. Somalia Situation, Supplementary Appeal: Protection and Assistance to Somali

IDPs and Refugees in Somalia, Kenya, Ethiopia, Yemen and Djibouti. 2007- 2008, p. 1.

(29/07/09): http://www.unhcr.org/cgi-

bin/texis/vtx/search?page=search&docid=46a4a1b82&query=somalia

UN-OCHA. A Study on Minority Groups in Somalia, p. 4. (25/02/09). Raadpleegbaar op:

http://www.internal-

displacement.org/8025708F004CE90B/(httpDocuments)/76E68B26463E184E802570B70059

F73A/$file/MinoritiesSomaliaUNCU+OCHAJul02draft.pdf.

World Bank report. Conflict in Somalia: Drivers and Dynamics. Washington DC, januari

2005 (01/08/09). Raadpleegbaar op:

http://siteresources.worldbank.org/INTSOMALIA/Resources/conflictinsomalia.pdf

Primaire literatuur:

“Controverse over presidentschap Aydid”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek

van het hedendaagse wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1995: 629.

“Verzoeningsgesprekken in Djibouti”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van

het hedendaagse wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1991: 624

Page 132: CONFLICT EN CHAOS

132

“Vredesakkoord getekend. Uitvoering in impasse. UNOSOM II. Verdere ontwikkelingen

maart-juni 1994”. Keesings Historisch Archief, geïllustreerd dagboek van het hedendaagse

wereldgebeuren. Amsterdam: Keesings systemen b.v., 1994: 650

Menkhaus, Ken. “Somalia and the principle of propertionality”. Horn of Africa Bulletin. Life

& Peace Institute, Januari 2008.

Menkhaus, Ken, Prendergast, John en Colin Thomas-Jensen. “Beyond Piracy: Next Steps to

Stabilize Somalia”. EUNOUGH. Washington: Centre for American Progress, mei 2009.

Prendergast, John. “15 Years After Black Hawk Down: Somalia‟s Chance?”. ENOUGH

Strategy Paper. no. 18. Washington: Centre for American Progress, 2008.

Shirwa, Abdullahi Mohamed. “Somalia: Challenges and opportunities for building peace in

Somalia. An insider‟s perspective on examples for local and international efforts”. Horn of

Africa Bulletin. Life & Peace Institute, november 2008.

“Somalia: The Sheik Sharif show”. Africa Confidential, 50. no. 4 (2009): 10

Algemeen ambtsbericht Somalië. Den Haag, 27 november 2007, p. 59. (28/07/09):

http://parlis.nl/pdf/bijlagen/BLG9634.pdf

BBC. Country profile: Somalia. (25/07/09):

http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/country_profiles/1072592.stm

BBC. EU to train Somali piracy force.

http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/8171922.stm

BBC. SOMALIA: Power-sharing deal reached in Djibouti as TFG split widens (02/08/09)

http://www.irinnews.org/report.aspx?ReportId=81675

BBC. Somalia’s president quits office (02/08/09)

http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/7802622.stm

First African Union Peacekeepers Encounter Mortar Fire. (25/07/09)

http://www.pbs.org/newshour/updates/africa/jan-june07/somalia_03-06.html

Ibrahim, Mohammed Hassan en Ulf Terlinden. “Making Peace, Rebuilding Institutions:

Somaliland – A Success Story?”. Somalia, Current Conflicts and New Chances for Peace

Building, 6. (2008) p. 55- 56. (10/07/09). raadpleegbaar op:

http://www.boell.de/downloads/publications/Somalia-engl-i.pdf

Somalia Opposition Movements (18/04/09):

http://www.photius.com/countries/somalia/government/somalia_government_opposition_mov

ements.html

“Puntland: New president elected”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace Institute, Januari

2009, p. 8. (29/07/09). Raadpleegbaar op: http://www.life-

peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_of_Africa_Bulletin/HAB0901.pdf

Page 133: CONFLICT EN CHAOS

133

The Long War Journal. Somalia’s Shabaab, Hizbul Islam seeks merger. (28/07/09)

http://www.longwarjournal.org/cgi-bin/mt-search.cgi

““Unity Government” and parliament return, fresh fighting in Mogadishu. Horn of Africa

Bulletin. Life & Peace Institute, februari 2009, p. 8- 9. (27/07/09). Raadpleegbaar op:

http://www.life-peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_Of_Africa_Bulletin/HAB0902.pdf

“While Djibouti talks continue, Baidoa seized”. Horn of Africa Bulletin. Life & Peace

Institute, januari 2009, p. 9. (29/07/09): http://www.life-

peace.org/sajt/filer/pdf/Horn_of_Africa_Bulletin/HAB0901.pdf

Secundaire literatuur:

Abbink, Jan. Islam en politiek in de Hoorn van Afrika. Leiden: Ambo, 1991.

Abbink, Jon, Mirjam, de Bruijn, en Klaas Walraven. Rethinking resistance: Revolt and

Violence in African History. Leiden: Brill, 2003.

Abdullahi, Mohamed Diriye. Culture and customs of Somalia. Londen: Greenwood press,

2001.

Abdullahi Osman en Issaka Souaré. Somalia at the Crossroads. Challenges and perspectives

on reconstituting a Failed State. Londen: Adonis & Abbey Publishers, 2007.

Abokor Adan Yusuf, Bradbury Mark en Haroon Ahmed Yusuf. “Somaliland: Choosing

Politics over Violence”. Review of African Political Economy, 30. no. 97 (2003): pp. 455- 478.

Ahmed, Ismail en Reginald Herbold Green. “The heritage of war and state-collapse in

Somalia and Somaliland: local-level effects, external interventions and reconstruction”. Third

World Quarterly, 20. no. 1 (1999): p. 113- 127.

Ajulu, Che. “The reasons for failures in the reunification of Somalia”. Africa Insight, 34. no. 1

(2004): 76- 80.

Art, Robert en Patrick Cronin. The United States and Coercive Diplomacy. Washington:

United States Institute of Peace Press, 2003.

Bradbury, Mark. Becoming Somaliland. Oxford: James Currey, 2008.

Bradbury, Mark en Stig Jarle Hansen. “Somaliland: A New Democracy in the Horn of Africa”.

Review of African Political Economy, 34. no. 113 (2007): 461- 476.

Benjamin, Thomas, ed. Encyclopedia of Western Colonialism since 1450, 3. New

York/Londen: Thomson Gale, 2007, p. 404.

Page 134: CONFLICT EN CHAOS

134

Bose, Meenekshi en Rosanna Perotti. From Cold War to New World Order: the Foreign

Policy of George H.W. Bush. Westport: Greenwood Press, 2002.

Brons, Maria. Society, Security, Sovereignity and State: Somalia. From Statelessness to

Statelessness? Groningen: Haasbeek, 2001.

Buur, L. en H.M. Kyed. State Recognition and Democratisation in Sub-Saharan Africa: A

New Dawn for Traditional Authorities? New York: Palgrave, 2007.

Chabal, Patrick en Jean-Pascal Daloz. Africa Works : Disoreder as Political Instrument.

Oxford: James Currey, 1999.

Chopra, Jarat. Peace-maintenance: the evolution of international political authority. Londen:

Routledge, 1999.

Cogen, Marc. Handboek internationaal recht. Mechelen: Kluwer, 1996.

Cornwell, Richard. “Somalia: Fourteenth time lucky?”. ISS Paper. no.87(2004).

Cousens, Elizabeth, Kumar, Chetan en Karin Wermester. Peacebuilding as Politics:

Cultivating Peace in Fragil Societies. Londen Lynne Rienner Publishers, 2001.

Dew, Andrea en Richard Schultz. Insurgents, Terrorists and Militias: the Warriors of

Contemporary Combat. New York: Columbia University Press, 2006.

Durch, William. UN Peacekeeping, American Politics, and the Uncivil Wars of the 1990s.

Londen: Palgrave Macmillan, 1996.

Gilkens, Patrick. “Briefing: Somalia”. African Affairs, 98. no. 393 (1999): pp. 571- 577.

Gurdon, Charles, ed. “The Horn of Africa”. The SOAS/GRC Geopolitics Series, 3. Londen:

UCL Press, 1994.

Hagmann, Tobias en Markus Höhne. “Failed State or Failed Debate? Multiple Somali

Political Orders within and beyond the Nation State”. Politorbis, no. 42 (2007): 20- 26.

Hansen, Stig. “Warlords and Peace Strategies: the Case of Somalia”. The Journal of Conflict

Studies, 13. no. 2 (2003): p. 57- 78.

Haldén, Peter. Somalia: Failed State or Nascent States-System? FOI Somalia Papers, no. 1,

2008

Hirsch, John en Robert Oakley. Somalia and Operation Restore Hope. Reflections on

Peacemaking and Peacekeeping. Washington: Institute of Peace Press, 1995.

Höhne, Markus. “Mimesis and Mimicry in Dynamics of State and Identity Formation in

Northern Somalia”. Africa, 79. no. 2 (2009): 252- 281.

Höhne, Markus. “Political identity, emerging state structures and conflict in northern

Somalia”. Journal of Modern African Studies, 44. no. 3 (2006): p. 397- 414.

Page 135: CONFLICT EN CHAOS

135

Hussein, Adam. “Somalia: Militarism, Warlordism or Democracy”. Review of African

Political Economy. No. 54 (1992): 11- 26.

International Crisis Group. “Can the Somali Crisis be Contained”. Review of African Political

Economy, 33. no; 110 (2006): 753- 758.

Jakobsen, Peter Vigo. “National Interest, Humanitarianism or CNN: What Triggers UN Peace

Enforcement after the Cold War?”. Journal of Peace Research, 33. no. 2 (1996): 205- 215.

Jütersonke, Olivier en Keith Krause. “Seeking out the State: Fragile States and International

Governance”. Politorbis, no. 42 (2007): 5- 12.

Kaplan, Seth. “The Remarkable Story of Somaliland”. Journal of Democracy, 19. no. 3

(2008): 143- 157.

Kumsa, Alemayehu. “Political conflict in contemporary somalia”. Viva Africa. 2007

Le Sage, Andre. “Prospects for Al Itihad and Islamist Radicalism in Somalia”. Review of

African Political Economy, 27. no. 89 (2001): 472- 477.

Lewis. A Modern History of the Somali, Revisited, Updated & Expanded. Oxford: James

Currey, 2002.

Lewis, Ioan Myrddin. Understanding Somalia and Somaliland: culture, history, society.

Londen: Hurst & co, 2008.

Makinda, Samuel. Seeking Peace from Chaos: Humanitarian Intevention in Somalia. Londen:

Lynne Rienner Publishers, 1993.

Menkhaus, Ken. “Governance without Government in Somalia, Spoilers, State Building, and

the Politics of Coping”. International Security, 31. no. 3 (2006-2007): 74- 106.

Menkhaus, Ken. “State Collapse in Somalia: Second Thoughts”. Review of African Political

Economy, 30. no. 97 (2003): 405- 422.

Menkaus, Ken. “The Crisis in Somalia: Tragedy in Five Acts”. African Affairs, 106. no.

422(2007): 357- 390.

Menkhaus, Ken. “Vicious Circles and the Security Development Nexus in Somalia”. Conflict,

Security and Development 4, no. 2 (2004): 149- 165.

Minahan, James. Encyclopedia of the stateless nations. Ethnic and national groups around

the world. Deel 2, Londen: Greenwood Press, 2002.

Minahan, James. Encyclopedia of the stateless nations. Ethnic and national groups around

the world. Deel 3, Londen: Greenwood Press, 2002.

Mazowiecki, Tadeusz en Andrzej Sitkowski. UN Peacekeeping: Myth and Reality. Londen:

Praeger Security International, 2006.

Page 136: CONFLICT EN CHAOS

136

Mohamoud, Abdullah. State collapse and post-conflict development in Africa. The case of

Somalia (1960- 2001). Rotterdam: Thela Thesis, 2002.

Mukhtar, Mohamed Haji. “Historical Dictionary of Somalia”. African Historical Dictionary

Series, no. 87. Oxford: The Scarecrow Press, 2003.

Philipp, Christiane, Von Bogdandy, Armin en Rudiger Wolfrum. Max Planck Yearbook of

United Nations Law, 9. Leiden: Brill Academic Publishers, 2005.

Polmans, Linda. De crisis karavaan, achter de schermen van de noodhulpindustrie.

Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2008.

Prendergast, John. “When The Troops Go Home: Somalia after the Intervention”. Review of

African Political Economy, 22. no. 64 (1995): 268- 273.

Prunier, Gerard. Armed Movements in Sudan, Chad, CAR, Somalia, Eritrea and Ethiopia.

(Berlijn: Center for International Peace Operations, 2008),

Prunier, Gerard. “A World of Conflict Since 9/11: The CIA Coup in Somalia”. Review of

African Political Economy, 33. no. 110 (2006): 749- 752.

Prunier, Gérard. “Somalia: civil war, intervention and withdrawal”. Refugee Survey Quarterly,

15. no. 1. (1996): 35- 85.

Ramsbotham, Oliver en Tom Woodhouse. Encyclopedia of International Peacekeeping

Operations. Oxford: ABC-Clio, 1999.

Rost, ed. Grote Winkler Prins encyclopedie. deel 21, Turnhout: Brepols nv, 1993.

Ryan, Stephen. The United Nations and International Politics. New York: St. Martin‟s Press,

2000

Sahnoun, Mohamed. Somalia, the Missed Opportunities. Washington: United States Institute

of Peace, 1994.

Samatar, Abdi Ismail. “Ethiopian Invasion of Somalia, US Warlordism & AU Shame”.

Review of African Political Economu, 43. no. 111 (2007): 155- 164.

Samatar, Abdi Ismail. “The Miracle of Mogadishu”. Review of African Political Economy, 33.

no; 109 (2006): 581- 587.

Samatar, Ahmed. The Somali Challenge: from Catastrophe to Renewal. Boulder: Lynne

Rienner Publisher, 1994.

Seybolt, Taylor. Humanitarian Military Intervention, the Conditions for Succes and Failure.

Stockholm: International Peace Research Institute, 2007.

Simanowitz, Stefan. “Democracy comes of Age in Somaliland”. Contemporary Review, 287.

no. 1679 (2005): 335- 339.

Page 137: CONFLICT EN CHAOS

137

Stedman, Stephen John. “Spoiler Problems in Peace Processes”. International Security, 22. no.

2 (1997): 5- 53.

Swart, Gerrie. “Somalia: A Failed State Governed by a Failed Government?”. African

Renaissance, 3. no. 5 (2006): p. 84- 92.

Tareke, Gebru. “Tha Ethiopia-Somalia war of 1977 Revisited”. International Journal of

African Historical Studies, 33. no. 3(2000): 635- 667.

Teutsch, Friederike. “Collapsing expectations: national identity en disintegration of the state

in Somalia”. Occasional papers, no. 78. Edinburgh: Centre of African Studies, 1999.

Tripodi, Paolo. “Back to the Horn: Italian Administration and Somalia‟s Troubled

Independence”. The International Journal of African Historical Studies, 32. no. 2-3(1999):

359- 380.

Tripodi, Paolo. The Colonial Legacy in Somalia: Rome and Mogadishu from Colonial

Administration to Operation Restore Hope. New York: St. Martin‟s Press, 1999.

Von Hippel, Karin. Democracy by force: U.S. intervention in the post-Cold War world.

Cambridge: Cambridge University Press, 2000.

Woodward, Peter. “Somalia and Sudan: A Tale of Two Peace Processes”. The Round Table,

93. no. 375 (2004) 469- 481.

Woodward, Peter. US Foreign Policy and the Horn of Africa. Hampshire: Ashgate, 2006.

Zartman, William, ed. Collapsed States: The Disintegration and Restoration of Legitimate

Authority. Londen: Lynne Rienner Publishers, 1995.

“Modern Conflicts Database: Alternative Estimates for Death Tolls”. Political Economy

Research Institute. University of Massachusetts Amherst, p. 5. (28/07/09).

http://www.peri.umass.edu/fileadmin/pdf/dpe/modern_conflicts/death_tolls.pdf

Renders, Marleen. Traditionele leiders en instellingen, en de bouw van de Moslim Republiek

Somaliland. (10/07/09) http://www.polresearch.org/somaliland/indexNL.htm

Page 138: CONFLICT EN CHAOS

138

Bijlagen

Page 139: CONFLICT EN CHAOS

139

Resolutie 733 V.N. Veiligheidsraad:

Page 140: CONFLICT EN CHAOS

140

Page 141: CONFLICT EN CHAOS

141

Resolutie 751 V.N. Veiligheidsraad:

Page 142: CONFLICT EN CHAOS

142

Page 143: CONFLICT EN CHAOS

143

Resolutie 794 V.N. Veiligheidsraad:

Page 144: CONFLICT EN CHAOS

144

Page 145: CONFLICT EN CHAOS

145

Page 146: CONFLICT EN CHAOS

146

Page 147: CONFLICT EN CHAOS

147

Resolutie 814 V.N. Veiligheidsraad:

Page 148: CONFLICT EN CHAOS

148

Page 149: CONFLICT EN CHAOS

149

Page 150: CONFLICT EN CHAOS

150

Page 151: CONFLICT EN CHAOS

151

Page 152: CONFLICT EN CHAOS

152

Page 153: CONFLICT EN CHAOS

153

Resolutie 837 V.N. Veiligheidsraad:

Page 154: CONFLICT EN CHAOS

154

Page 155: CONFLICT EN CHAOS

155

Page 156: CONFLICT EN CHAOS

156

Resolutie 1725 V.N. Veiligheidsraad:

Page 157: CONFLICT EN CHAOS

157

Page 158: CONFLICT EN CHAOS

158

Page 159: CONFLICT EN CHAOS

159

Akkoord te Djibouti 9 juni 2008 tussen ARS-D en TFG:

THE TRANSITIONAL FEDERAL GOVERNMENT OF SOMALIA (TFG)

And

THE ALLIANCE FOR THE RE-LIBERATION OF SOMALIA (ARS)

1. The Transitional Federal Government (TFG) of Somalia and the Alliance for

Re-liberation of Somalia (ARS) attending a meeting from 31 May to 9 June

2008 in Djibouti, facilitated by the UN. They are hereafter referred to as "the

Parties".

2. The Parties gave their respective analyses of the 18 year old crisis and made

proposals aimed at restoring trust, confidence and at ending the conflict. Their

discussion led to the present Agreement.

3. The primary requirement of this Agreement is to: ensure the cessation of all

armed confrontation and a political settlement for a durable peace; promote a

peaceful environment; avoid a security vacuum; facilitate the protection of the

population and the unhindered delivery of humanitarian assistance and call for

the convening of a reconstruction and development conference.

4. The Parties noted that:

a. Over the past eighteen years, Somalia has suffered massive human losses,

insecurity and vast destruction of its physical infrastructure and other vital

public investments. A whole generation of young people and adults has

been sacrificed or denied education and development;

b. The human and humanitarian situation is continuously deteriorating. At

the same time, the country‟s international image and standing have been

seriously undermined;

c. This tragic situation, and the fact that eighteen years of war and conflict

have brought neither durable peace nor stability and inspired by patriotic

and religious examples of compromise.

5. Decided to:

a. Reaffirm the dignity, sovereignty and the territorial integrity of Somalia;

b. Take courageous measures to finally bring this situation to an end and

resolve the crisis through peaceful means.

Page 160: CONFLICT EN CHAOS

160

6. Agreed on:

a. The termination of all acts of armed confrontation by the Alliance for the

Re-liberation of Somalia (ARS) and its allies and by the Transitional

Federal Government (TFG) and its allies;

b. The cessation of armed confrontation shall come into force thirty (30)

days from the signing of this agreement throughout the national territory;

c. The cessation of armed confrontation is approved for an initial period of

ninety (90) days, renewable.

7. The Parties agreed from the date of coming into effect of this Agreement:

a. To request the United Nations, consistent with UN Security Council

Resolution 1814 and within a period of one hundred and twenty (120) days,

to authorize and deploy an international stabilization force from countries

that are friends of Somalia excluding neighboring states;

b. Within a period of 120 days of the signing of this agreement the TFG

will act in accordance with the decision that has already been taken by the

Ethiopian Government to withdraw its troops from Somalia after the

deployment of a sufficient number of UN Forces;

c. The ARS shall, through a solemn public statement, cease and condemn

all acts of armed violence in Somalia and dissociate itself from any armed

groups or individuals that do not adhere to the terms of this Agreement.

8. To ensure the effective implementation of this Agreement, the Parties agree to:

a. Undertake all necessary measures to ensure unhindered humanitarian

access and assistance to affected populations;

b. Refrain from declarations and actions inconsistent with the peaceful

spirit of this Agreement;

c. Establish a Joint Security Committee to follow up the implementation of

security arrangements within fifteen (15) days of the signing of this

Agreement. The composition and mandate of this Committee, chaired by

the UN, shall be adopted within the same period.

9. A High Level Committee, chaired by the UN, should be established within

fifteen (15) days of the signing of this Agreement to follow up on issues

Page 161: CONFLICT EN CHAOS

161

relating to the political cooperation between the Parties and concerns over

justice and reconciliation. These issues will be discussed at a conference to be

organized by 30 July 2008.

10. The Parties will work with all other relevant Somali stakeholders to ensure the

full and effective implementation of this agreement.

11. The Parties call on the international community to help provide the adequate

resources for the implementation and follow-up of this Agreement. The

Parties also consider it a priority to convene within the next six (6) months an

international conference aimed at addressing Somalia‟s Reconstruction and

Development.

Djibouti

9 June 2008

Transitional Federal Government Alliance for Re-Liberation of

Somalia

United Nations

Bron:

http://www.hiiraan.com/news2/2008/Jun/agreement_between_transitional_federal_governament_and_the_a

llaince_for_re_liberation_of_somalia.aspx

Page 162: CONFLICT EN CHAOS

162

Kaart van de Hoorn van Afrika:

bron: http://www.un.org/Depts/Cartographic/map/profile/horne.pdf

Page 163: CONFLICT EN CHAOS

163

Beknopt overzicht van de Somalische clanstructuur:

bron: Dagne, Ted. Somalia: Current Conditions and Prospects for a Lasting Peace. Congressional

Research Service, 18 februari 2009.

Page 164: CONFLICT EN CHAOS

164

Overzicht van de samenstelling van de UIR:

bron: Dagne, Ted. Somalia: Current Conditions and Prospects for a Lasting Peace. Congressional

Research Service, 18 februari 2009.

Page 165: CONFLICT EN CHAOS

165

Overzicht van de vroegere samenstelling van de TFG:

bron: Dagne, Ted. Somalia: Current Conditions and Prospects for a Lasting Peace. Congressional

Research Service, 18 februari 2009.

Page 166: CONFLICT EN CHAOS

166

Overzicht samenstelling ARS voor de splitsing:

bron: Dagne, Ted. Somalia: Current Conditions and Prospects for a Lasting Peace. Congressional

Research Service, 18 februari 2009.

Page 167: CONFLICT EN CHAOS

167

Evolutie Piraterij:

bron: http://unitedcats.files.wordpress.com/2008/11/somali_pirate_attacks.png

bron: http://3.bp.blogspot.com/_E-

QOnTGFX_o/SeDG7PlIXRI/AAAAAAAAHDk/q4WbId3PgU4/s400/Pirate-Pattern-Early-2008.jpg

Page 168: CONFLICT EN CHAOS

168

Migratie vanuit Somalië:

bron: Kleist, Nauja. Nomads, sailors and refugee. A century of Somali migration.Succex Migration

Working Paper no. 23. Succex Centre of Migration Research.

bron, Nauja. Nomads, sailors and refugee. A century of Somali migration.Succex Migration Working Paper

no. 23. Succex Centre of Migration Research.