bijlage referenties...versie-1.3.pdf. online geraadpleegd op 11 september 2017. société...

53
Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019) Bijlage Referenties Referenties richtlijnen Extra informatiebronnen Aanvullende referenties per hoofdstuk Overzichtstabellen

Upload: others

Post on 19-Jan-2021

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

Bijlage Referenties

Referenties richtlijnen

Extra informatiebronnen

Aanvullende referenties per hoofdstuk

Overzichtstabellen

Page 2: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

Referenties richtlijnen

Academy of Nutrition and Dietetics (2015). Diabetes type 1 and 2 evidence-based nutrition practice guideline.

https://www.andeal.org. Online geraadpleegd op 11 september 2017.

American Diabetes Association. Standards of Medical Care in Diabetes. Diabetes Care 2013;36(Suppl 1):S11-

S66.

American Diabetes Association. 4. Lifestyle management: Standards of Medical Care in Diabetes. Diabetes Care

2018;41(Suppl 1):S38-S50.

Diabetes Canada Clinical Practice Guidelines Expert Committee. Nutrition therapy. Canadian Journal of Diabetes

2018;42:S64-79.

Diabetes UK. Evidence-based nutrition guidelines for the prevention and management of diabetes. Diabetic

Medicine 2013;28:1282-1288.

Diabetes UK (2018). Evidence-based nutrition guidelines for the prevention and management of diabetes.

https://www.diabetes.org.uk/professionals/position-statements-reports/food-nutrition-lifestyle/evidence-based-

nutrition-guidelines-for-the-prevention-and-management-of-diabetes. Online geraadpleegd 23 april 2018.

Nederlandse Diabetes Federatie (2015). NDF Voedingsrichtlijn Diabetes.

http://www.zorgstandaarddiabetes.nl/wp-content/uploads/2015/06/DEF-NDF-Voedingsrichtlijn-Diabetes-2015-

versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017.

Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète de type 2 de

l’adulte. Médecin des maladies Métaboliques 2014;8(Suppl 1):1-76.

Vlaamse Diabetes Vereniging vzw, Commissie Voeding. Voedingsprotocol bij diabetes 2011.

Page 3: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

Extra informatiebronnen

Diabetes Liga www.diabetes.be

HALT2Diabetes www.HALT2Diabetes.be

FINDRISC www.gezondheidskompas.be

Vlaamse Beroepsvereniging voor Diëtisten www.vbvd.be

Vlaamse Diabetescentra voor Kinderen en Adolescenten (VDKA) www.vdka.be

Vlaams Instituut Gezond Leven (VIGL) www.gezondleven.be

Erkende podologen www.podologie.be

www.podonet.be

Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en

Vroedvrouwen

www.nvkvv.be

Vlaamse coeliakievereniging www.coeliakie.be

Rookstopbegeleiding www.tabakstop.be

Plan e-gezondheid www.plan-egezondheid.be

Gezondheidsportaal www.mijngezondheid.belgie.be

Overzicht medische apps www.mhealthbelgium.be

Itsme (app) www.itsme.be

Patiëntenbijsluiters medicatie www.fagg-afmps.be

Informatie medicatie en terugbetalingsvoorwaarden www.bcfi.be

Belgisch Diabetes Register (BDR) www.bdronline.be

Tabellen glycemische index en glycemische lading Atkinson F, Foster-Powell K, Brand-Miller J.

International Tables of Glycemic Index and

Glycemic Load Values. Diabetes Care

2008;31:2281-2283.

Zoetstoffen berekeningstool www.zoetstoffen.eu/doe-de-test /

VIGL basisopleiding gezondheidsbevordering www.gezondleven.be/opleidingen/basisopleiding-

gezonheidspromotie

Zelfdeterminatietheorie http://selfdeterminationtheory.org/theory/

Motivational interviewing https://motivationalinterviewing.org/

Page 4: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

Aanvullende referenties per hoofdstuk

Verantwoording en methodologie

Dekker NH, Habraken H, De Coninck L, Delvaux N, Vlayen J, Cloetens H, Philips H, Goossens M, Henrard G,

Vanhauwaert E, Cordyn S, Leysens G, Van Royen P. Herziening richtlijnen Eerste Lijn: handboek voor partners

betrokken bij de herziening van richtlijnen. EBM Practice Net werkgroep, 2017.

Evert AB, Boucher JL, Cypress M, Dunbar SA, Franz MJ, Mayer-Davis EJ, Nwankwo R, Verdi CL, Urbanski P,

Yancy WS Jr. Nutrition Therapy Recommendations for the Management of Adults With Diabetes. Diabetes Care

2014;37:S120-S143.

Former-Boon M, van Duinen JJ. Evidence-based diëtetiek. Principes en Werkwijze. Houten: Bohn Stafleu van

Loghum, 2012.

Hoge Gezondheidsraad. Voedingsaanbevelingen voor België 2016. HGR 2016:nr 9285. Brussel: Hoge

Gezondheidsraad.

Leibbrandt A, Pensaert L, Scholten H, Verweij M, Turkeli E. Het diëtistisch consult. Amsterdam: Boom, 2016.

Vanhauwaert E, Joossens S, Matthys C. Evidence-based handelen in de dieetpraktijk. Tijdschrift voor Voeding en

Diëtetiek 2014;40:10-14.

van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

Inleiding

American Diabetes Association. Classification and Diagnosis of Diabetes: Standards of Medical Care in Diabetes

2018. Diabetes Care 2018;41(Suppl 1):S13-S27.

International Diabetes Federation (2017). IDF Diabetes Atlas 8th

edition. http://www.diabetesatlas.org/across-the-

globe.html. Online geraadpleegd op 20 september 2018.

Vandenheede H. Sleutelfactoren voor etnische verschillen in type 2 diabetes. Vlaams tijdschrift voor Diabetologie

2011;2:22.

Hoofdstuk 1: Aanmelden

Diabetes Liga vzw. Leven met diabetes type 2: Alles over voeding, bewegen, medicatie, controle … Gent:

Borgerhoff & Lamberigts, 2017.

Diabetes Liga vzw (2018). Zorgsystemen en voorzieningen bij diabetes.

https://www.diabetes.be/sites/default/files/leven_met_diabetes/zorgsystemen_en_voorzieningen_bij_diabetes_20

18.pdf. Online geraadpleegd op 18 september 2018.

Vlaams Instituut Gezond Leven (2018). Bewegen op verwijzing. https://www.gezondleven.be/projecten/bewegen-

op-verwijzing. Online geraadpleegd op 20 september 2018.

Vlaamse Overheid: Agentschap Zorg & Gezondheid (2018). Rookstopbegeleiding. https://www.zorg-en-

gezondheid.be/rookstopbegeleiding. Online geraadpleegd op 20 september 2018.

Page 5: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

Hoofdstuk 2: Diëtistisch onderzoek

Screening en diëtistische anamnese

Leibbrandt A, Pensaert L, Scholten H, Verweij M, Turkeli E. Het diëtistisch consult. Amsterdam: Boom, 2016.

International Classification of Functioning (2017). Classificaties en codelijsten. https://www.nvdietist.nl/ik-ben-

dietist/regelgeving-en-kwaliteitsbeleid/methodisch-handelen/classificaties-en-codelijsten. Online geraadpleegd op

3 september 2018.

Diabetesmedicatie

BCFI (2018). www.bcfi.be. Online geraadpleegd op 25 september 2018.

Davies, MJ, D’Alessio DA, Fradkin J, Kernan WN, Mathieu C, Mingrone G, Rossing P, Tsapas A, Wexler DJ,

Buse JB. Management of Hyperglycaemia in Type 2 Diabetes. A consensus Report by the American Diabetes

Association (ADA) and the European Association fort he Study of Diabetes (EASD). Diabetes Care 2018;41:2669-

2701.

Hoofdstuk 3: Diëtistische diagnose van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

Hoofdstuk 4: Dieetbehandeling

Behandelplan

Alberti KG, Eckel RH, Grundy SM, Zimmet PZ, Cleeman JI, Donato KA, Fruchart JC, James WP, Loria CM, Smith

SC Jr; International Diabetes Federation Task Force on Epidemiology and Prevention; National Heart, Lung, and

Blood Institute; American Heart Association; World Heart Federation; International Atherosclerosis Society;

International Association for the Study of Obesity. Harmonizing the metabolic syndrome: a joint interim statement

of the International Diabetes Federation Task Force on Epidemiology and Prevention; National Heart, Lung, and

Blood Institute; American Heart Association; World Heart Federation; International Atherosclerosis Society; and

International Association for the Study of Obesity. Circulation 2009;120:1640-1645.

American Diabetes Association. Standards of Medical Care in Diabetes 2018: Glycemic targets. Diabetes Care

2018;41(Suppl 1):S55-S64.

Franz MJ, MacLeod J, Evert A, Brown C, Gradwell E, Handu D, Reppert A, Robinson M. Academy of Nutrition

and Dietetics Nutrition Practice Guideline for Type 1 and diabetes type 2 in Adults: Systematic Review of

Evidence for Medical Nutrition Therapy Effectiveness and Recommendations for Integration into the Nutrition

Care Process. Journal of the Academy of Nutrition and Dietetics 2017;117:1659-1679.

Koeck P, Bastiaens H, Benhalima K, Cloetens H, Feyen L, Sunaert P, Van Crombrugge P, Van Pottelbergh I, Van

Leeuwen E, Verhaegen A, Nobels F. Domus Medica Richtlijn voor goede medische praktijkvoering: Diabetes

mellitus type 2. Antwerpen: Domus Medica, 2015.

Moller G, Andersen H, Snorgaard O. A systematic review and meta-analysis of nutrition therapy compared with

dietary advice in patients with type diabetes 2. The American Journal of Clinical Nutrition 2017;106:1394-1400.

Energie

Hoge Gezondheidsraad. Voedingsaanbevelingen voor België 2016. HGR 2016:nr 9285. Brussel: Hoge

Gezondheidsraad.

van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

Page 6: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

Koolhydraten

Academy of Nutrition and Dietetics (AND). Position of the Academy of Nutrition and Dietetics: Use of Nutritive and

Nonnutritive Sweeteners. Journal of the Academy of Nutrition and Dietetics 2012;112:739-758.

American Diabetes Association. Standards of Medical Care in Diabetes 2018: Cardiovascular disease and risk

management. Diabetes Care 2018;41(Suppl 1):S86-S104.

Atkinson F, Foster-Powell K, Brand-Miller J. International Tables of Glycemic Index and Glycemic Load Values.

Diabetes Care 2008;31:2281-2283.

Azadbakht L, Atabak S, Emaillzadeg A. Soy Protein Intake, Cardiorenal Indices, and C-Reactive Protein in Type 2

Diabetes With Nephropathy. Diabetes Care 2008;31:648-654.

Bruyère O, Ahmed SH, Atlan C, Belegaud J, Bortolotti M, Canivenc-Lavier MC, Charrière S, Girardet JP, Houdart

S, Kalonji E, Nadaud P, Rajas F, Slama G, Margaritis I. Review of the nutritional benefits and risks related to

intense sweeteners. Archives of Public Health 2015;73:41.

Carocho, M, Morales P, Ferreira ICFR. Sweeteners as food additives in the XXI century: A review of what is

known, and what is to come. Food and Chemical Toxicology 2017;107:302-317.

De Henauw S, De Preter V, Matthys C, Meulemans A, Vanhauwaert E, Van Landeghem K, Van Loo M.

Handboek voeding: van basisconcepten tot metabolisme. Leuven: Acco, 2017.

Edwards CH, Rossi M, Corpe PC, Butterworth PJ, Ellis PR. The role of sugars and sweeteners in food, diet and

health: Alternatives for the future. Trends in Food Science & Technology 2016;56:158-166.

Esselen M. Essential guide to food additives. London: Royal Society of Chemistry, 2013.

European Union (EU). Commission Directive 2008/100/EC of 28 October 2008 ammending Council Directive

90/496/EEC on nutrition labeling for foodstuffs as regards recommended daily allowances, energy conversion

factors and definitions. Official Journal of the European Union 2008;L285/9 (definition of dietary fibres).

Evert AB, Boucher JL, Cypress M, Dunbar SA, Franz MJ, Mayer-Davis EJ, Nwankwo R, Verdi CL, Urbanski P,

Yancy WS Jr. Nutrition therapy recommendations for the management of adults with diabetes. Diabetes Care

2014;37:S120-S143.

Gardner C, Wylie-Rosett J, Gidding SS, Steffen LM, Johnson RK, Reader D, Lichtenstein AH; American Heart

Association Nutrition Committee of the Council on Nutrition, Physical Activity and

Metabolism, Council on Arteriosclerosis, Thrombosis and Vascular Biology, Council on Cardiovascular Disease in

the Young; American Diabetes Association. Nonnutritive sweeteners: current use and health perspectives: a

scientific statement from the American Heart Association and the American Diabetes Association. Diabetes Care

2012;35:1798-1808.

Grembecka M. Sugar alcohols, their role in the modern world of sweeteners: a review. European Food Research

and Technology 2015;241:1-14.

Hoge Gezondheidsraad. Voedingsaanbevelingen voor België 2016. HGR 2016: nr. 9285. Brussel: Hoge

Gezondheidsraad.

Kind en gezin (2018). Wat is Stevia en is het veilig om te gebruiken? www.kindengezin.be/contact-en-

help/veelgestelde-vragen/voeding. Online geraadpleegd op 17 augustus 2018.

Lanssens M, van Lierop L. Zoetstoffen : wat vind je in de supermarkt anno 2018. Diabetes Info 2018;4:20-23.

Mooradian AD, Smith M, Tokuda M. The role of artificial and natural sweeteners in reducing the consumption of

table sugar: A narrative review. Clinical Nutrition ESPEN 2017;18:1-8.

Neven L. Koolhydraten en suikers: oproep tot gebruik van uniforme terminologie en gezondheidsboodschappen.

Tijdschrift voor Voeding en Diëtetiek 2015;41:4-6.

Olivier B, Serge AH, Catherine A, Jacques B, Murielle B, Marie-Chantal CL, Sybil C, Jean-Philippe G, Sabine H,

Esther K, Perrine N, Fabienne R, Gérard S, Irène M. Review of the nutritional benefits and risks related to intense

sweeteners. Archives of Public Health 2015;73:41.

Page 7: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

Ost C. Koolhydraten. In: Bel S, Tafforeau J (ed.). Voedselconsumptiepeiling 2014-2015. Rapport 4. Brussel: WIV-

ISP, 2016.

Regnat K, Mach RL, Mach-Aigner AR. Erythritol as sweetener – wherefrom and whereto? Applied Microbiology

and Biotechnology 2018;102:587-595.

Romo-Romo A, Aguilar-Salinas CA, Brito-Córdova GX, Gómez Díaz RA, Vilchis Valentín D, Almeda-Valdes P.

Effects of the Non-Nutritive Sweeteners on Glucose Metabolism and Appetite Regulating Hormones: Systematic

Review of Observational Prospective Studies and Clinical Trials. PLOS ONE 2016;11:1-17.

Ruys K, Van Hemelryck N, Van Loco J. Zoetstoffen anno 2017: wat is er op de markt? Diabetes Info 2017;1:16-

19.

Vande Kerckhove K, Vandoorne E, Casteels K. Koolhydraten en insuline: tips en tricks voor een goede

diabetesregeling. Diabetes Info 2016;5:14-17.

Van Loco J, Casteels K, Matthys C. Inname van laagcalorische zoetstoffen bij diabetespatiënten. Vlaams

tijdschrift voor Diabetologie 2016;1:26-29.

van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

Vlaams Instituut Gezond Leven (2018). Koolhydraten en voedingsvezels. www.gezondleven.be. Online

geraadpleegd op 17 augustus 2018.

Vlaams Instituut Gezond Leven (2018). Zoetstoffen. www.gezondleven.be. Online geraadpleegd op 17 augustus

2018.

World Health Organization (WHO, 2018). Guideline: Sugars intake for adults and children 2015.

www.who.int/nutrition. Online geraadpleegd op 17 augustus 2018.

Zoetstoffen (2015). Zoetstoffen algemeen. www.zoetstoffen.eu. Online geraadpleegd op 17 augustus 2018.

Eiwitten

Hoge Gezondheidsraad. Voedingsaanbevelingen voor België 2016. HGR 2016:nr 9285. Brussel: Hoge

Gezondheidsraad.

van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

Vetten

Gylling H, Plat J, Turley S, Ginsberg HN, Ellegard L, Jessup W, Jones PJ, Lütjohann D, Maerz W, Masana L,

Silbernagel G, Staels B, Borén J, Catapano AL, De Backer G, Deanfield J, Descamps OS, Kovanen PT, Riccardi

G, Tokgözoglu L, Chapman MJ; European Atherosclerosis Society Consensus Panel on Phytosterols. Plant

sterols and plant stanols in the management of dyslipidaemia and prevention of cardiovascular disease.

Atherosclerose 2014;232:346-360.

Hoge Gezondheidsraad. De problematiek van de atherogene verzadigde vetzuren en palmolie. HGR 2016:nr

9285. Brussel: Hoge Gezondheidsraad.

Sun Y, Neelakantan N, Wu Y, Wu Y, Lote-Oke R, Pan A, van Dam RM. Palm oil Consumption increases LDL

cholesterol compared with vegetable oils low in Saturated Fat in a MA of clinical trials. Journal of Clinical Nutrition

2015;145:1549-1558.

van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

Wang DD, Hu FB. Dietary Fat and Risk of Cardiovascular Disease: recent controversies and advances. Annual

Review of Nutrition 2017;37:423-446.

Page 8: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

Alcohol

De Henauw S, De Preter V, Matthys C, Meulemans A, Vanhauwaert E, Van Landeghem K, Van Loo M.

Handboek voeding: van basisconcepten tot metabolisme. Leuven: Acco, 2017.

Hoge Gezondheidsraad. Voedingsaanbevelingen voor België 2016. HGR 2016: nr. 9285. Brussel: Hoge

Gezondheidsraad.

BCFI (2018). Patiëntenbijsluiter GlucaGen® Hypokit 1 mg.

https://www.bcfi.be/nl/chapters/21?frag=4531&trade_family=11833. Online geraadpleegd op 23 april 2019.

van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

VDKA (2016). Voeding: een stukje van de diabetespuzzel. http://vdkabe.webhosting.be/wp-

content/uploads/2017/03/voedingsmap-2016.pdf. Online geraadpleegd op 10 november 2018.

Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (2016). Richtlijn voor alcoholgebruik.

https://www.vad.be/assets/richtlijn-voor-alcoholgebruik. Online geraadpleegd op 12 maart 2019.

Vocht

Vlaams Instituut Gezond Leven (2018). Dranken. www.gezondleven.be. Online geraadpleegd op

10 november 2018.

Vitaminen, mineralen en andere stoffen

Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (2018). Cardiovasculair systeem: Middelen inwerkend

op het renine-angiotensinesysteem: ACE-inhibitoren. https://www.bcfi.be/nl/chapters/2?matches=ACE&frag=885.

Online geraadpleegd op 3 juli 2018.

van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

Voedingspatronen

Matthys C, Meulemans A, Mathieu C, Van der Schueren B. Mediterraan dieet in de preventie en behandeling van

diabetes. Vlaams tijdschrift voor Diabetologie 2014;2:25-27.

Nevo Online (2016). Nederlandse voedingsstoffenbestand. https://nevo-online.rivm.nl. Online geraadpleegd op 4

november 2017.

Nubel vzw. Belgische voedingsmiddelentabel (6de editite). Brussel, 2017.

Swaegers H. Vleesvervangers bij de hoofdmaaltijd: Welke producten genieten de voorkeur? (eindwerk).

Hogeschool Gent: Faculteit Mens en Welzijn, 2016.

Turton JL, Raab R, Rooney KB. Low-carbohydrate diets for type 1 diabetes mellitus: A systematic review. PLOS

ONE 2018;13:1-16.

van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

Vlaams Instituut Gezond Leven (2018). 10 tips bij de voedingsdriehoek. www.gezondleven.be. Online

geraadpleegd op 19 maart 2019.

Vlaams Instituut Gezond Leven (2018). Uitgangspunten voedingsdriehoek. www.gezondleven.be. Online

geraadpleegd op 19 maart 2019.

Page 9: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

Diabetes en ziekte

Dros J, Wewerinke A, ter Riet G, van Weert C. Waarde van monofilament bij diagnostiek van perifere

neuropathie: combineer monofilamenttest met andere tests. Nederlands Tijdschrift Geneeskunde

2011;155:A3317.

van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

Diabetes en uit eten gaan/op reis

van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

Diabetes en fysieke activiteit

American Diabetes A. 4. Lifestyle Management. Diabetes Care 2017;40(Suppl 1):S33-S43.

Asaad G, Soria-Contreras DC, Bell RC, Chan CB. Effectiveness of a Lifestyle Intervention in Patients with

diabetes type 2: The Physical Activity and Nutrition for Diabetes in Alberta (PANDA) Trial. Healthcare (Basel,

Switzerland) 2016;4.

Balducci S, Sacchetti M, Haxhi J, Orlando G, D'Errico V, Fallucca S, Menini S, Pugliese G. Physical exercise as

therapy for diabetes type 2 mellitus. Diabetes Metabolism Research and Reviews 2014;30(Suppl 1):13-23.

Bohn B, Herbst A, Pfeifer M, Krakow D, Zimny S, Kopp F, Melmer A, Steinacker JM, Holl RW; DPV Initiative.

Impact of Physical Activity on Glycemic Control and Prevalence of Cardiovascular Risk Factors in Adults With

Type 1 Diabetes: A Cross-sectional Multicenter Study of 18,028 Patients. Diabetes Care 2015;38:1536-1543.

Chimen M, Kennedy A, Nirantharakumar K, Pang TT, Andrews R, Narendran P. What are the health benefits of

physical activity in type 1 diabetes mellitus? A literature review. Diabetologia 2012;55:542-551.

Colberg SR, Sigal RJ, Yardley JE, Riddell MC, Dunstan DW, Dempsey PC, Horton ES, Castorino K, Tate DF.

Physical Activity/Exercise and Diabetes: A Position Statement of the American Diabetes Association. Diabetes

Care 2016;39:2065-2079.

Dyson PA, Twenefour D, Breen C, Duncan A, Elvin E, Goff L, Hill A, Kalsi P, Marsland N, McArdle P, Mellor D,

Oliver L, Watson K. Diabetes UK evidence-based nutrition guidelines for the prevention and management of

diabetes. Diabetic Medicine: a journal of the British Diabetic Association 2018;35:541-547.

Figueira FR, Umpierre D, Cureau FV, Zucatti AT, Dalzochio MB, Leitão CB, Schaan BD. Association between

physical activity advice only or structured exercise training with blood pressure levels in patients with diabetes

type 2: a systematic review and meta-analysis. Sports Medicine (Auckland, NZ) 2014;44:1557-1572.

Hamasaki H. Daily physical activity and diabetes type 2: A review. World Journal of Diabetes 2016;7:243-251.

Kennedy A, Nirantharakumar K, Chimen M, Pang TT, Hemming K, Andrews RC, Narendran P. Does Exercise

Improve Glycaemic Control in Type 1 Diabetes? A Systematic Review and Meta-Analysis. PLOS ONE

2013;8:e58861.

MacMillan F, Kirk A, Mutrie N, Matthews L, Robertson K, Saunders DH. A systematic review of physical activity

and sedentary behavior intervention studies in youth with type 1 diabetes: study characteristics, intervention

design, and efficacy. Pediatric Diabetes 2014;15:175-189.

Michaud I, Henderson M, Legault L, Mathieu ME. Physical activity and sedentary behavior levels in children and

adolescents with type 1 diabetes using insulin pump or injection therapy - The importance of parental activity

profile. Journal of Diabetes and its Complications 2017;31:381-386.

Nguyen T, Obeid J, Walker RG, Krause MP, Hawke TJ, McAssey K, Vandermeulen J, Timmons BW. Fitness and

physical activity in youth with type 1 diabetes mellitus in good or poor glycemic control. Pediatric Diabetes

2015;16:48-57.

Page 10: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

Pivovarov JA, Taplin CE, Riddell MC. Current perspectives on physical activity and exercise for youth with

diabetes. Pediatric Diabetes 2015;16:242-255.

Quirk H, Blake H, Tennyson R, Randell TL, Glazebrook C. Physical activity interventions in children and young

people with Type 1 diabetes mellitus: a systematic review with meta-analysis. Diabetic Medicine: a journal of the

British Diabetic Association 2014;31:1163-1173.

Riddell MC, Gallen IW, Smart CE, Taplin CE, Adolfsson P, Lumb AN, Kowalski A, Rabasa-Lhoret R, McCrimmon

RJ, Hume C, Annan F, Fournier PA, Graham C, Bode B, Galassetti P, Jones TW, Millán IS, Heise T, Peters AL,

Petz A, Laffel LM. Exercise management in type 1 diabetes: a consensus statement. The Lancet Diabetes &

Endocrinology 2017;5:377-390.

Robertson K, Riddell MC, Guinhouya BC, Adolfsson P, Hanas R, International Society for Pediatric and

Adolescent Diabetes. ISPAD Clinical Practice Consensus Guidelines 2014. Exercise in children and adolescents

with diabetes. Pediatric Diabetes 2014;15(Suppl 20):203-223.

van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

Vlaams Instituut Gezond Leven (2018). Gezondheidsaanbevelingen sedentair gedrag en lichaamsbeweging.

www.gezondleven.be. Online geraadpleegd op 19 maart 2019.

Wang C, Guelfi KJ, Yang HX. Exercise and its role in gestational diabetes mellitus. Chronic Diseases and

Translational Medicine 2016;2:208-214.

Minder vaak voorkomende types diabetes

Laugesen E, Østergaard J, Leslie RD. Danish Diabetes Academy Workshop and Workshop Speakers. Latent

autoimmune diabetes of the adult: current knowledge and uncertainty. Diabetic Medicine 2015;32:843-852.

Muylle F. De vele gezichten van diabetes. Diabetes Info 2018;2:20-22.

Naing A, Kenchaiah M, Krishnan B, Mir F, Charnley A, Egan C, Bano G. Maternally inherited diabetes and

deafness (MIDD): diagnosis and management. Journal of Diabetes and Its Complications 2014;28:542-546.

Van Crombrugge P. Soorten diabetes deel 2 : MODY (Maturity Onset Diabetes of the Youth). Diabetes Info

2011;1:14-16.

Van Crombrugge P. MODY: een diabetesvorm over verschillende generaties heen. Diabetes Info 2016;6:18-20.

Diabetes en overgewicht en obesitas

Domus Medica (2015). Richtlijn Diabetes Mellitus Type 2. https://domusmedica.be. Online geraadpleegd 20

augustus 2018.

Lean MEJ, Leslie WS, Barnes AC, Brosnahan N, Thom G, McCombie L, Peters C, Zhyzhneuskaya S, Al-Mrabeh

A, Hollingsworth KG, Rodrigues AM, Rehackova L, Adamson AJ, Sniehotte FF, Mathers JC, Ross HM, Mcllvenna

Y, Stefanetti R, Trenell M, Welsh P, Kean S, Ford I, McConnachie A, Sattar N, Taylor R. Primary care-led weight

management for remission of diabetes type 2 (DiRECT): an open-label, cluster-randomised trial. The Lancet

2017;391:541-551.

van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

Page 11: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

Diabetes en bariatrische chirurgie

BASO (2014 update). Clinical Practice Guidelines for the Metabolic and Nonsurgical Support of the Bariatric

Surgery Patient. https://belgie.easo.org. Online geraadpleegd op 4 augustus 2018.

van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

Diabetes en mucoviscidose

Declercq D, Van Biervliet S, Van Aken S, Robberecht E. Mucoviscidosegerelateerde diabetes mellitus. Tijdschrift

voor Geneeskunde 2014:70(16):874-879.

Moran A, Pillay K, Becker D, Granados A, Hameed S, Acerini CL. ISPAD Clinical Practice Consensus Guidelines

2018: Management of cystic fibrosis-related diabetes in children and adolescents. Pediatric Diabetes

2018;19(Suppl 27):64-74.

Ooi CY, Durie PR. Cystic fibrosis from the gastroenterologist's perspective. Nature Reviews Gastroenterology &

Hepatology 2016;13:175-185.

Turck D, Braegger CP, Colombo C, Declercq D, Morton A, Pancheva R, Wilschanski M. ESPEN-ESPGHAN-

ECFS guidelines on nutrition care for infants, children, and adults with cystic fibrosis. Clinical Nutrition

2016;35:557-577.

Diabetes en coeliakie

Coeliac UK (sd). Coeliac UK. Coeliac disease and type 1 diabetes. www.coeliac.org.uk. Online geraadpleegd op

20 augustus 2018.

De Block C, Lopes dos Santos Santiago G, Van Winckel M, Hiele M. Type 1 diabetes en coeliakie: algemene

screening of niet? Vlaams tijdschrift voor Diabetologie 2017;1:15-17.

Diabetes UK (2018). Evidence-based nutrition guidelines for the prevention and management of diabetes.

https://www.diabetes.org.uk/professionals/position-statements-reports/food-nutrition-lifestyle/evidence-based-

nutrition-guidelines-for-the-prevention-and-management-of-diabetes. Online geraadpleegd 23 april 2018.

Vici G, Belli L, Biondi M, Polzonetti V. Gluten free diet and nutrient deficiencies: A review. Clinical Nutrition

2016;35:1236-1241.

Vlaamse Coeliakievereniging vzw. (VCV, 2016). Wat is Coeliakie? www.coeliakie.be. Online geraadpleegd op 20

augustus 2018.

Diabetes en oncologie

Vogel J, Beijer S, Delsink P, Doornink N, ten Have H, van Lieshout R. Handboek: Voeding bij kanker. de

Tijdstroom, 2016.

Diabetes en zwangerschap

American Diabetes Association. 13. Management of Diabetes in Pregnancy: Standards of Medical Care in

Diabetes. Diabetes Care 2018;41(Suppl 1):S137-S143.

Benhalima K, Mathieu C, Verhaeghe J, Devlieger R. Gestational Diabetes: towards a uniform screening strategy

(thesis dissertation). KU Leuven: Faculteit Geneeskunde, 2018.

Diabetes Liga (2018). Zoetzwanger. https://zoetzwanger.diabetes.be/. Online geraadpleegd op 20 augustus 2018.

van Rooijen GJ, Born MS. Richtlijn 24: Diabetes Mellitus en zwangerschap/Diabetes Gravidarum. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2012.

Eetexpert (2015). Draaiboek voor diëtisten: Aanpak van overgewicht en obesitas bij volwassenen.

www.draaiboeken.eetexpert.be. Online geraadpleegd op 20 augustus 2018.

Page 12: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

Flynn A. Dietary interventions in overweight and obese pregnant women: a systematic review of the content,

delivery and outcomes of randomized controlled trials. Nutrition Reviews 2016;74:312-328.

International Association of Diabetes and Pregnancy Study Groups (IADPSG). Recommendations on the

Diagnosis and Classification of Hyperglycemia in Pregnancy. Diabetes Care 2010;33:676–682.

Jansen A. Increased blood levels of persistent organic pollutants (POP) in obese individuals after weight loss: a

review. Journal of Toxicology and Environmental Health, part B 2017;20:22-37.

Rowan J. Metformine versus Insulin for the Treatment of Gestational Diabetes. New England Journal of Medicine

2008;358:2003-2015.

Universitair Ziekenhuis Leuven: Aanbevolen gewichtstoename tijdens de zwangerschap op basis van de BMI

(2018). www.uzleuven.be/nl/voeding-tijdens-zwangerschap. Online geraadpleegd in augustus 2018.

van Veen-Lievaart ME. Richtlijn 5: Diabetes Mellitus Type 1 en 2 bij volwassenen. Nederland:

Dieetbehandelingsrichtlijnen, 2017.

Verçoza V. Dietary intervention in patients with gestational diabetes mellitus: a systematic review and meta-

analysis of randomized clinical trials on maternal and newborn outcomes. Diabetes Care 2014;37:3345-3355.

Diabetes bij kinderen en adolescenten

International Diabetes Federation (IDF). Diabetes Atlas. Belgium, Brussels: International Diabetes Federation,

2017.

Mayer-Davis EJ, Kahkoska AR, Jefferies C, Dabelea D, Balde N, Gong CX, Aschner P, Craig ME. ISPAD Clinical

Practice Consensus Guidelines 2018: Definition, epidemiology, and classification of diabetes in children and

adolescents. Pediatric Diabetes 2018;19(Suppl 27):7-19.

Smart CE, Annan F, Higgins LA, Jelleryd E, Lopez M, Acerini CL. ISPAD Clinical Practice Consensus Guidelines

2018: Nutritional management in children and adolescents with diabetes. Pediatric Diabetes 2018;19(Suppl

27):136-154.

Zeitler P, Arslanian S, Fu J, Pinhas-Hamiel O, Reinehr T, Tandon N, Urakami T, Wong J, Maahs DM. ISPAD

Clinical Practice Consensus Guidelines 2018: diabetes type 2 mellitus in youth. Pediatric Diabetes 2018;19(Suppl

27):28-46.

Diabetes en ramadan

Fatima M. Diabetes in de ramadan, een maand van bezieling. Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2013;3:75-79.

Hassanein M, Al-Arouj M, Hamdy O, Bebakar WMW, Jabbar A, Al-Madani A, Hanif W, Lessan N, Basit A, Tayeb

K, Omar M, Abdallah K, Al Twaim A, Buyukbese MA, El-Sayed AA, Ben-Nakhi A; International Diabetes

Federation (IDF); in collaboration with the Diabetes and Ramadan (DAR) International Alliance. Diabetes and

ramadan: practical guidelines. Diabetes Research and Clinical Practice 2017;126:303-316.

Page 13: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

Hoofdstuk 6: Motiveren tot gezondheidsgedrag

Armitage CJ, Conner M. Social Cognition Models and Health Behaviour: A structured review. Psychology and

Health 2000;15:173-189.

Bridle C, Riemsma RP, Pattenden J, Sowden AJ, Mather L, Watt IS, Walker A. Systematic review of the

effectiveness of health behavior interventions based on the transtheoretical model. Psychology and Health

2005;20:283-301.

De Ridder D, De Wit J. Self-regulation in health behavior. Londen: John Wiley & Sons Ltd, 2006.

De Vries H, Mudde AN, Leijs I, Charlton A, Vartiainen E, Buijs G, Clemente MP, Storm H, González Navarro A,

Nebot M, Prins T, Kremers S. The European Smoking Prevention Framework Approach (EFSA): an example of

integral prevention. Health Education Research 2003;18:611-626

Deci EL, Ryan RM. Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. New York, NY: Plenum, 1985.

Hettema J, Steele J, Miller WR. Motivational interviewing. Annual Review of Clinical Psychology 2005;1:91-111.

Knight KM, McGowan L, Dickens C, Bundy C. A systematic review of motivational interviewing in physical health

care settings. British Journal of Health Psychology 2006;11:319-332.

Miller WR, Rollnick S. Motiverende gespreksvoering: Een methode om mensen voor te bereiden op verandering.

Ekklesia, 2013.

Prochaska JO, DiClemente CC. The transtheoretical approach: crossing traditional boundaries of therapy.

Homewood, IL: Dow Jones-Irwin, 1984.

Rothman AJ. Toward a theory-based analysis of behavioral maintenance. Health Psychology 2000;19:64-69.

Ryan RM, Deci EL. Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and

well-being. American Psychologist 2000;55:68-78.

Snoek FJ. De inzet van de medisch psycholoog bij de behandeling van diabetes mellitus. Richtlijnen voor

psychologische diagnostiek en behandeling. Sectie Psychologen, 2012.

Webb TL, Sheeran P. Does changing behavioral intentions engender behavior change? A meta-analysis of the

experimental evidence. Psychological Bulletin 2006;132:249-268.

Page 14: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

14

Overzichtstabellen Diëtistisch onderzoek: medische voorgeschiedenis

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014

- algemene gezondheidsstatus; - diabetesvorm; - stadium van chronische nierziekte; - medicatie: cholesterol- en bloedglucoseverlagende medicatie, antihypertensiva, (kruiden)supplementen, over-the-counter medicatie (OTC-medicatie of zelfzorgmedicatie) en alternatieve medicatie; - familiale, medische en gezondheids- (voor)geschiedenis; - medische en chirurgische behandelingen;

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

- medische gegevens; - gegevens van zelfcontrole.

Diëtistisch onderzoek: labogegevens

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014

- bloedglucosecontrole; - lipidenprofiel; - bloeddruk.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Page 15: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

15

Diëtistisch onderzoek: sociale en motivationele gegevens

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 - opleiding en beroep; - sociale situatie; - culturele voorkeur; - gezondheidsvaardigheden en – competenties; - kennis, opvattingen, houding, motivatie, bereidheid en vermogen tot gedragsverandering en eigen-effectiviteit; - fysieke activiteit; - inschatten van de psychologische en sociale situatie (o.a. houding t.o.v. ziekte, verwachtingen naar medische behandeling en resultaten, financiële/ sociale/emotionele middelen en psychiatrische geschiedenis).

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

- relatie tot zorgverleners; - overtuigingen rond gezondheid, ziekte en behandeling; - impact van ziekte op psychosociaal functioneren; - vermogen om te leven met de ziekte; - levenskwaliteit afhankelijk van gevoelens van beperking naar voeding toe; - begrijpen van het complexe fenomeen van eetgedrag met subjectieve, sociale, economische, culturele of gevoelsmatige dimensie is een onderdeel van het diëtistisch plan. Het is belangrijk om specifieke aanknopingspunten te onderscheiden.

Diëtistisch onderzoek: antropometrische gegevens

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 - lichaamslengte; - lichaamsgewicht; - body mass index (BMI); - middelomtrek. Relatief belang van gewichtsbeheersing.

BMI noteren bij elke consultatie. In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Verzamelen van antropometrische gegevens: - lichaamsgewicht; - middelomtrek; - gewichtsevolutie; - variaties in lichaamsgewicht.

Page 16: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

16

Diëtistisch onderzoek: voedingsanamnese

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 - vroegere voedingsbehandelingen en aanbevelingen; - voedingsinname, drank en voedingsstoffen: energie-inname (calorieën), portiegroottes, maaltijd- en snackpatronen, koolhydraten, voedingsvezels, vetten (soort en hoeveelheid), eiwitten, vitaminen, mineralen en alcoholinname; - ervaringen met voeding; - eetomgeving; - toegang tot gezonde voedingsmiddelen; - uit eten gaan.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Het probleem van voedselbeperkingen versterkt door foute of rigide boodschappen moet opgespoord worden. Evaluatie van voedingsinname staat toe om de aanbrengst van bepaalde voedingsmiddelen en voedingsstoffen in te schatten. Afhankelijk van de situatie zijn verschillende methoden mogelijk.

Diëtistische diagnose

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

De diëtistische diagnose is gebouwd op klinisch redeneren. Ze dient als referentie om een gepersonaliseerd voedings- en/of dieetplan op te stellen alsook om een actieplan op te stellen (vooral educatief) en de opvolgindicatoren te bepalen. Een diëtistische diagnose omvat 3 parameters: 1) het nutritioneel probleem; 2) oorzaken of etiologie; 3) signalen of symptomen die kunnen dienen als evaluatieparameters voor de effectiviteit van de diëtistische interventie.

Page 17: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

17

Behandelplan

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 Doelbereik voor bloedglucose- en HbA1c-waarden. (cfr Standards of Medical Care)

Bevorderen en ondersteunen van gezonde eetpatronen, met nadruk op verschillende nutriëntdense voedingsmiddelen in geschikte portiegroottes om: a) een gezond lichaamsgewicht te bereiken en behouden; b) geïndividualiseerde behandeldoelen i.v.m. bloedglucosewaarden, bloeddruk en gunstig lipidenprofiel te bereiken; c) voorkomen of uitstellen van korte- en langetermijncomplicaties van diabetes.

Bepalen van individuele behoefte gebaseerd op persoonlijke en culturele voorkeuren, kennis over gezondheid, toegang tot gezonde voeding, bereidheid en mogelijkheden tot gedragsverandering en barrières tot verandering aan te pakken. Behoud van eetplezier door het geven van niet-beoordelende boodschappen rond voedingskeuzes. Voorzien van praktische tools om gezonde eetpatronen te ontwikkelen eerder dan te focussen op individuele voedingsstoffen of voedingsmiddelen.

Voedingsbehandeling en -begeleiding vormen een integraal deel van de diabetesbehandeling en zelfmanagement. De doelen van de voedingsbehandeling zijn: - het behouden of verbeteren van de levenskwaliteit; - fysiologische en nutritionele gezondheid om korte- en langetermijncomplicaties van diabetes te voorkomen en behandelen, alsook geassocieerde comorbiditeiten en samengaande aandoeningen. Een transculturele benadering tot de voedingsbehandeling die rekening houdt met de culturele achtergrond is belangrijk. De voedingsbehandeling moet geïndividualiseerd zijn, regelmatig geëvalueerd worden, op een intensieve manier versterkt worden en moet zelf-educatie bevatten. Een erkende diëtist, bij voorkeur iemand met expertise in diabetes, moet betrokken worden. De maaltijdplanning moet geïndividualiseerd worden om tegemoet te komen aan de individuele behoeften en wensen, welke rekening houden met leeftijd, cultuur, diabetesvorm, diabetesduur, samengaande medische behandelingen, nutritionele behoeften, leefstijl, economische status, niveau fysieke activiteit, fase van gedragsverandering, capaciteiten, voedingsintoleranties en behandeldoelen.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

- Inname of streven naar volwaardige voeding. - Goede afstemming van voeding met bloedglucoseverlagende medicatie. - Beperken van kortetermijncomplicaties (hypo- en hyperglycemie). - Preventie of uitstel van langetermijncomplicaties zoals hart- en vaatziekten, nefro-, retino- en neuropathie. - Handhaven of normaliseren van een gezond lichaamsgewicht (BMI 18,5-25 kg/m²;

middelomtrek 94 cm bij mannen en 80 cm

bij vrouwen; bij BMI 25 kg/m², gewichtsverlies van 5-15% of verminderen van de buikomvang met 10%; > 70 jaar geldt dit voor een BMI > 30 kg/m

2).

- Handhaven of optimaliseren van de systolische bloeddruk en het lipidenprofiel. - Optimaliseren van de bloedglucosewaarden Streefwaarden voor de behandeling van diabetes type 1: cfr ADA 2013 (Standards of Medical Care) Streefwaarden voor de behandeling van diabetes type 2: Rutten 2013 Nederlandse Huisartsen Genootschap (NHG)

- Doelbereik bloedglucosewaarden: individuele aanpassing op basis van leeftijd, diabetesduur, medische voorgeschiedenis en eventuele andere gezondheidsproblemen. Bij het vaststellen van de HbA1c-streefwaarde spelen leeftijd, intensiteit van de diabetesbehandeling en de diabetesduur een belangrijke rol. Bij kwetsbare ouderen en patiënten met een korte levensverwachting met diabetes staat het voorkomen van symptomatische hypo- en hypoglycemie voorop. Er is geen evidentie dat intensieve bloedglucosecontroles bij deze groep zinvol is.

De doelstellingen naar bloedglucosewaarden moeten geïndividualiseerd worden op elk moment van de behandeling. Een HbA1c-waarde < 7% wordt het vaakst aanbevolen. De patiënt moet geïnformeerd worden over de verschillende mogelijkheden naar voeding en fysieke activiteit om dit doel te kunnen bereiken. De diëtistische doelen zijn gebaseerd op de diëtistische diagnose. Ze worden gedefinieerd in overleg met de patiënt met behulp van de anamnese. De doelen focussen zich op de zelfcontrole en het vermogen tot aanpassing om zo een verhoogd gevoel van eigen-effectiviteit te bekomen. Bij een patiënt met obesitas en diabetes type 2 heeft een matig gewichtsverlies (5-10% van het startgewicht) een positief aangetoond effect op de HbA1c-waarde. De gewichtsdoelstelling, in overleg met de patiënt, moet realistisch, geïndividualiseerd en gedefinieerd zijn door de gewichtsevolutie. Er moet rekening gehouden worden met een eventuele weerstand tegen vermagering veroorzaakt door de ziekte, behandeling, genen of vroegere restrictieve voedingspatronen.

Page 18: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

18

Basisprincipes dieetbehandeling

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 De diëtist moet de voedingsbehandeling individualiseren en evidence-based richtlijnen toepassen in samenspraak met de patiënt. Persoonlijke voorkeuren (traditie, cultuur, religie, gezondheidsovertuigingen, doelen i.v.m. gezondheid en economische achtergrond) en metabole voorkeuren moeten in acht genomen worden bij het aanbevelen van een bepaald voedingspatroon boven een ander. Behandeldoelen moeten gebaseerd zijn op evidence-based richtlijnen, op maat gemaakt van de voorkeuren, voorspellingen en comorbiditeiten van de individuele patiënt.

Alle patiënten moeten een geïndividualiseerde voedingsbehandeling krijgen, bij voorkeur opgesteld door een diëtist met specifieke ervaring/kennis in diabetes.

Zie behandeldoelen Er is geen one-size-fits-all voorschrift om voedingskeuzes te maken en het is even belangrijk dat voedingskeuzes aanvaardbaar en aangenaam zijn terwijl ze ook moeten helpen om behandeldoelen te bereiken en levenskwaliteit te verhogen. Daarom wordt een geïndividualiseerde benadering ondersteund om gezonde voedingskeuzes te promoten.

Centrale rol voor de diëtist: - adviseren en ondersteunen van een gezond voedingspatroon; - in kaart brengen van persoonlijke behoeften o.b.v. huidige voedingspatroon en voorkeuren van de patiënt, inclusief behoud van plezier dat aan eten wordt beleefd; - voedingsbehandeling aangepast aan de wensen en behoeften van de patiënt (budget, religie, cultuur, overtuiging, kennis) rekening houdend met bijzondere situaties zoals werk, ramadan en vakantie; - aanleren van praktische vaardigheden voor een juiste verdeling van de maaltijd(en) en het maken van gezonde keuzes; - opsporen en beslechten van barrières die de afgesproken behandeldoelen in de weg staan.

Zie behandeldoelen

Page 19: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

19

Effectiviteit van een voedingsbehandeling

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014

Een voedingsbehandeling kan de HbA1c-waarde met 0,3-2,0% doen dalen bij diabetes type 2 en met 1,0-1,9% bij diabetes type 1 gedurende de eerste 6 maanden, met ook een optimalisatie van de diabetesbehandeling en verbetering van de levenskwaliteit.

Een voedingsbehandeling geleverd door een erkende diëtist kan een daling van de HbA1c-waarde veroorzaken van 1,0-1,9 % voor diabetes type 1 en 0,3-2% voor patiënten met diabetes type 2. Omdat een voedingsbehandeling bij diabetes kostenbesparend kan werken en de eindpunten kan verbeteren (bv. HbA1c-waarde) moet deze adequaat worden terugbetaald.

Een voedingsbehandeling kan de bloedglucosewaarden verbeteren door de HbA1c-waarde met 1-2% te laten dalen. In combinatie met andere componenten binnen de diabeteszorg kan het klinische en metabole eindpunten verbeteren, resulterend in een verlaagde hospitalisatiegraad.

Het is niet altijd mogelijk om de impact van een voedingsbehandeling te bepalen los van andere componenten binnen de diabeteszorg. Toch hebben bepaalde studies dit geprobeerd. Bij diabetes type 1 resulteerden voedingsbehandelingen in een bijkomende daling van 0,7% van de HbA1c-waarde. Bij nieuw gediagnosticeerde patiënten en bij diabetes type 2 werden dalingen van 0,49-1,9% van de HbA1c-waarde gerapporteerd.

De voedingsbehandeling is een belangrijk onderdeel van de volledige behandeling voor patiënten met diabetes. Patiënten zouden een voedingsbehandeling moeten volgen, gegeven door een diëtist bekend met de principes van de NDF voedingsrichtlijn. Resultaten van randomized controlled trials (RCT’s) en een overzichtsartikel tonen de effectiviteit aan van een voedingsbehandeling voor het verbeteren van de bloedglucoseregeling en risicofactoren voor hart -en vaatziekten. Onderzoek naar de effectiviteit van de voedingsbehandeling laat naast verbeteringen in de HbA1c-waarden ook duidelijke verbeteringen zien voor de levenskwaliteit.

Patiënten met diabetes type 2 hebben nood aan een geïndividualiseerde voedingsbehandeling en deelname aan educatieve acties gegeven door een diëtist in samenspraak met de behandelend arts. De effectiviteit van voedingsaanpassingen, regelmatige fysieke activiteit en gewichtscontrole werd reeds duidelijk aangetoond.

Page 20: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

20

Leefstijlinterventie

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Aanbeveling Er is geen ideale verdeling van koolhydraten, vetten en eiwitten bij patiënten met diabetes. De verdeling van de macronutriënten dient geïndividualiseerd te worden met totale energie-inname en metabole doelen in het achterhoofd. Er zijn meerdere voedingspatronen geschikt voor de behandeling van diabetes en prediabetes. De verdeling van macronutriënten dient gebaseerd te zijn op de voedingsanamnese, voorkeuren en metabole doelen. Houd rekening met persoonlijke voorkeuren (bv. tradities, cultuur, religie) alsook met metabole doelen bij de keuze van een geschikt voedingspatroon. De nadruk dient te liggen op een gezond voedingspatroon dat nutriëntdense voedingsmiddelen bevat met minder focus op de specifieke voedingsstoffen. Er zijn meerdere voedingspatronen geschikt voor de behandeling van diabetes. Het Mediterraan voedingspatroon, DASH-dieet en een plantaardig voedingspatroon zijn voorbeelden van eetpatronen die een bewezen positieve invloed hebben. Maaltijdplanning dient gebaseerd te zijn op persoonlijke voorkeuren, behoeften en doelen. De 'diabetes bord methode' wordt vaak gebruikt als tool bij educatie van maaltijdplanning door het visueel maken van de energie-inname (een kleiner bord gebruiken) en koolhydraten (beperken tot ¼ bord) alsook door de nadruk te leggen op groenten die weinig koolhydraten bevatten.

Intensieve leefstijlinterventie-programma’s die voedingsaanpassingen combineren met verhoogde fysieke activiteit, kunnen bij patiënten met diabetes type 2 verbeteringen geven in gewichtscontrole, fitheid, bloedglucosecontrole en cardiovasculaire risicofactoren.

Voedingsadvies is veranderd van een one-size-fits-all benadering naar een behandeling waar de patiënt centraal staat. De patiënt staat centraal in de behandeling en omvat het inschatten van de mate van gedragsverandering, het aanpassen van de aanbevelingen aan persoonlijke voorkeuren en gezamenlijk beslissingen nemen.

Aanbevelingen Intensieve leefstijlinterventieprogramma's met professionele begeleiding op het gebied van een voedingsbehandeling, fysieke activiteit en gedragsverandering hebben bij de behandeling van overgewicht en obesitas de voorkeur. Indien dit niet mogelijk is, streef dan naar een situatie waarin zoveel mogelijk van de genoemde elementen aan bod komt. Een laag-vet voedingspatroon (gekenmerkt door ruime inname van groenten en fruit, volkoren voedingsmiddelen, mager vlees en magere zuivelproducten. < 30 En% totaal vet en < 10 En% verzadigde vetzuren). Dit wordt geadviseerd als een strategie voor gewichtsverlies of in kader van cardiovasculaire gezondheid. De Look AHEAD trial (energie- en vetbeperkt) liet kleine, maar positieve effecten zien op HbA1c-waarden en cardiovasculaire risicofactoren, maar vond geen preventieve effecten voor cardiovasculaire gebeurtenissen. De totale bewijslast laat geen consistente verbetering zien op bloedglucosewaarden. Een voedingspatroon met weinig vet is alleen gunstig indien het leidt tot energiebeperking en gewichtsverlies. Behandeling overgewicht en obesitas bij patiënten met diabetes type 2 Het is belangrijk in overleg met de patiënt het meest geschikte voedingspatroon te kiezen, waarbij gekeken wordt naar het voedingspatroon dat het dichtst ligt bij wat de patiënt gewoon is en wat het best vol te houden zal zijn. De voedingsadviezen dienen te worden aangepast aan de individuele wensen en behoeften (budget, religie, cultuur, overtuiging, kennis) van de mens met diabetes, waarbij de richtlijnen goede voeding het uitgangspunt vormen. Aandacht voor het volhouden en zo nodig bijsturen van het gekozen voedingspatroon is belangrijk. Met een intensief multidisciplinair levensstijlprogramma kunnen gewichtsverlies, gewichtsbehoud en verbeteringen in HbA1c, bloeddruk en lipiden bereikt worden. Onduidelijk of voordelen door gewichtsverlies of door energiebeperking bereikt worden of door combinatie hiervan.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Page 21: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

21

Doelen van een voedingsbehandeling - Promoten en ondersteunen van een gezond voedingspatroon en voorzien van nutriëntdense voedingsmiddelen in juiste porties, om de algemene gezondheid te verbeteren en het streefgewicht te bekomen en te behouden. - Voldoen aan individuele behoeften, gebaseerd op persoonlijke en culturele voorkeuren, toegang hebben tot gezonde voeding, bereid zijn en de mogelijkheid hebben tot gedragsverandering alsook om obstakels te overwinnen. - Praktische tools aanreiken aan patiënten om een gezonde leefstijl te ontwikkelen, meer dan te focussen op voedingsstoffen of afzonderlijke voedingsmiddelen.

Page 22: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

22

Energie

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In overleg met de patiënt: verdeling van macronutriënten individualiseren (gezonde voeding) met een geschikte energie-inname.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Diabetes type 2 Een matig gewichtsverlies van 5-10% van het initieel lichaamsgewicht kan een aanzienlijke verbetering betekenen in insulinegevoeligheid, bloedglucoseregeling, hypertensie en dyslipidemie. De hoeveelheid calorieën moet een weerspiegeling zijn van de gewichtsdoelen voor patiënten met diabetes en overgewicht/obesitas i.e. om vedere gewichtstoename te voorkomen, om een gezond en lager lichaamsgewicht te bereiken en te behouden op lange termijn of om een nieuwe gewichtstoename te voorkomen.

Aanbeveling bloedglucoseregeling en diabetes type 1 Voor een optimale bloedglucoseregeling dient de focus meer te liggen op de totale energie-inname dan op de bron van energie (verdeling macronutriënten).

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Een stabiel lichaamsgewicht is het resultaat van een evenwicht tussen het energieverbruik gelinkt aan het basismetabolisme, de thermoregulatie, thermoregulatie van de voeding, fysieke activiteit en de energie-aanbreng van de voeding. Het rustmetabolisme staat in voor 60-65% van het totaal energieverbruik. Het houdt rekening met factoren als leeftijd, geslacht en de vetvrije massa. Ongeveer 10% is afkomstig van genetische determinanten. Er wordt geschat dat het metabolisme in rust ongeveer 30 kcal/kg vetvrije massa verbruikt. Berekening energieverbruik Harris & Benedict en Black et al. De 2 formules geven gelijkaardige resultaten, behalve voor patiënten met een lichtaamsgewicht > 80 kg en patiënten > 60 jaar. Voor deze beiden wordt best Black et al. gebruikt. De totale dagelijkse energiebehoefte wordt verkregen door de BMR te vermenigvuldigen met de Physical Acitivty Level (PAL)-waarde (1,375 (sedentair) of 1,5 (actief)). Het niveau van fysieke activiteit is moeilijk te bepalen aangezien dit varieert, afhankelijk van de duur (over de hele dag), de intensiteit en de aard van de fysieke activiteit. Aanbeveling Afhankelijk van het streefgewicht kan de energie-inname verminderd worden met 15-30% van de gewoonlijk ingenomen hoeveelheid. Deze laatste zou, zowel kwantitatief als kwalitatief, voorafgaand geëvalueerd moeten worden. De minste vermindering van ‘energie-inname’, onafhankelijk van gewichtsverlies, kan volstaan om de bloedglucosewaarden te verbeteren.

Page 23: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

23

Energiepercentage koolhydraten

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 Enkel diabetes type 2

Het individualiseren van de samenstelling van macronutriënten binnen het kader van een geschikte energie-inname.

Geen ideale verdeling van koolhydraten, eiwitten en vetten voor patiënten met diabetes. Daarom moet de verdeling van macronutriënten geïndividualiseerd worden. Het doel is om dit samen op te stellen met de patiënt rekening houdend met het huidig voedingspatroon, doelstelling naar totale energie-inname, metabole doelen en voedselvoorkeuren.

Bij patiënten met diabetes, kan de koolhydraatinname tussen 45-60 En% schommelen. De Dietary Reference Intake specifiëren een aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van niet minder dan 130 g/dag voor volwassen vrouwen en mannen opdat er voldoende glucose kan worden aangeleverd voor de hersenen. Er

wordt ook aanbevolen om 45 En% door koolhydraten te leveren om hoge inname van verzadigde vetzuren te vermijden. Bij koolhydraten afkomstig van voedingsmiddelen met een lage glycemische index en een hoog vezelgehalte mag de koolhydraatinname gaan tot 60 En%. Een koolhydraatbeperkt dieet voor patiënten met diabetes type 2 tonen geen consistente verbetering in HbA1c-waarden, lipidenprofiel en bloeddruk. Hoewel er een groter gewichtsverlies gerapporteerd werd na 6 maanden, is er geen verschil na 12 maanden.

Diabetes type 1 Er is geen overtuigende evidentie voor ideale aanbevolen hoeveelheid koolhydraten om een goede bloedglucoseregeling op lange termijn te bekomen. Diabetes type 2 Er is geen reden om een specifieke ideale hoeveelheid van macronutriënten aan te bevelen voor een optimale bloedglucoseregeling. Een gecontroleerde totale energie-inname en de voedingssamenstelling zijn voor gewichtsmanagement van vitaal belang.

Er is geen En% koolhydraten aan te geven dat gunstig is voor alle patiënten met diabetes. Een matige koolhydraatbeperking is een mogelijke optie.

50-55 En% of 45 En% indien meervoudige onverzadigde vetzuren verhoogd worden tot 20 En%.

Page 24: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

24

Vrije suikers, verdeling mono- en disachariden t.o.v. polysachariden

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 Geen excessieve inname van suikers adviseren om te voorkomen dat ze nutriëntdense voedingsmiddelen zullen vervangen om een te hoge energie- en koolhydraatinname te voorkomen. Hogere inname van toegevoegde suikers kan bijdragen tot een hogere energie-inname.

Koolhydraatinname uit groenten, fruit, volle graanproducten, peulvruchten en zuivel, met de nadruk op voedingsmiddelen rijk aan voedingsvezels en een lagere glycemische index, zijn te verkiezen boven andere koolhydraatbronnen, zeker diegene die toegevoegde suikers bevatten. De inname van gesuikerde dranken moet vermeden worden om het het lichaamsgewicht te controleren en het risico op cardiovasculaire aandoeningen en een steatose te vermijden. De inname van voedingsmiddelen met toegevoegde suikers moet zo minimaal mogelijk gehouden worden omdat ze de mogelijkheid hebben om gezondere, meer nutriëntdense voedingskeuzes te verdringen. Bewerkte voedingsmiddelen (laag-vet, geen vet) met grote hoeveelheden bewerkte granen en toegevoegde suikers moeten vermeden worden. Vrije fructose onder natuurlijke vorm kan resulteren in een betere bloedglucoseregeling in vergelijking met een isocalorische inname van sucrose of zetmeel. Het is onwaarschijnlijk dat vrije fructose een negatieve invloed heeft op triglyceriden als de inname < 12 En%.

Toegevoegde suikers (sucrose, high fructose corn syrop, fructose, glucose) mogen deel uitmaken van een gemengde maaltijd tot maximaal 10 En% op voorwaarde dat een adequate bloedglucoseregeling, lipidenprofiel en lichaamsgewicht wordt behouden.

Zoals voor algemene populatie, geldt ook voor patiënten met diabetes dat maximaal 5 En% van vrije suikers mag komen. Er is onvoldoende evidentie dat de inname van fructose binnen normale hoeveelheden negatieve gezondheidseffecten zal hebben.

Hoewel het lastig is om een kwantitatieve aanbeveling te doen voor de maximale hoeveelheid vrije suikers in het voedingspatroon, is een beperking in producten die veel vrije suikers bevatten altijd aan te bevelen.

De energiedichtheid van gesuikerde producten maakt dat deze groep van voedingsmiddelen maximaal 10 En% mogen bedragen. Gesuikerde dranken kunnen een negatief effect hebben op de bloedglucoseregeling en gewichtstoename bevorderen. Indien ze op regelmatige basis worden geconsumeerd, kan het bij sommigen een zeker verlangen naar een zoete smaak onderhouden en de voedselkeuzes beïnvloeden.

Page 25: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

25

Rekenen met koolhydraten bij patiënten met diabetes die behandeld worden met multipel injectiesysteem of insulinepomptherapie

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 Educatie geven aan de patiënt rond het tellen van koolhydraten door de insuline-koolhydraatratio te gebruiken gebaseerd op capaciteiten, voorkeur en behandeldoelen van de patiënt.

Intensieve en blijvende educatie rond het tellen van koolhydraten (en in sommige gevallen eiwitten en vetten) wordt aanbevolen om de bloedglucoseregeling te verbeteren. Educatie rond het gebruik van insuline-koolhydraatratio kan helpen om de insulinedosis van maaltijd tot maaltijd aan te passen en een betere bloedglucoseregeling te bekomen. Patiënten die maaltijden consumeren die meer vet of eiwitten bevatten dan gewoonlijk moeten mogelijk ook de maaltijdinsuline aanpassen om vertraagde postprandiale bloedglucosestijgingen te compenseren.

Consistentie in koolhydraatinname, spreiding van koolhydraten en frequente gespreide maaltijden kan helpen voor een betere bloedglucoseregeling. Patiënten behandeld met een multipel injectiesysteem moeten de insuline aanpassen aan de hoeveelheid koolhydraten in de maaltijd. Dit geeft flexibiliteit in grootte en frequentie van de maaltijd. Educatie over hoe insuline wordt aangepast aan de koolhydraatinhoud van de maaltijd (koolhydraten tellen) moet gegeven worden.

Het aanpassen van de insuline aan de hoeveelheid geconsumeerde koolhydraten voor elke maaltijd is een effectieve strategie om de bloedglucoseregeling te verbeteren.

Het rekenen met koolhydraten is een goede strategie voor het verbeteren van de postprandiale bloedglucosewaarden. De totale hoeveelheid koolhydraten in de voeding en de hoeveelheid insuline die beschikbaar is, zijn de belangrijkste factoren voor de postprandiale bloedglucosewaarden.

Gebruik van zelfcontrole of equivalenten verbetert de bloedglucoseregeling.

Page 26: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

26

Rekenen met koolhydraten bij patiënten met diabetes die behandeld worden met een vaste dosis (meng)insuline of medicatie die de

insulinevrijstelling bevordert

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 Op basis van capaciteiten, voorkeur en behandeldoelen van de patiënt, wordt educatie gegeven aan de patiënt rond koolhydraatinname: - kwaliteit koolhydraatbronnen; - timing koolhydraatinname; - hoeveelheid koolhydraten die worden ingenomen. Hiervoor kunnen verschillende technieken gehanteerd worden: - tellen van koolhydraten; - verdeling van bord; - portiegroottes; - vereenvoudigd maaltijdplan; - voedingsmiddelenlijsten en koolhydraatkeuzes.

Voor patiënten op een dagelijks vast insulineschema, zou de maaltijdplanning een relatief vast patroon van koolhydraatconsumptie moeten benadrukken naar zowel tijd als hoeveelheid.

Consistentie in koolhydraatinname, spreiding van koolhydraten en frequente gespreide maaltijden kan helpen voor een betere bloedglucoseregeling.

Consistentie in de kwantiteit van koolhydraten en glycemische index van dag tot dag zijn gunstig en leiden tot een verbeterde HbA1c -waarde bij patiënten op een vaste insulinedosis of bij een menginsuline. Diabetes type 2 De effectiviteit van het tellen van koolhydraten bij patiënten met diabetes type 2 behandeld met insuline is grotendeels onbekend. Koolhydraten tellen gebaseerd op de insuline-koolhydraatratio blijkt even effectief te zijn dan een simpel algoritme gebaseerd op gemeten bloedglucoseaarden door zelfcontrole. Het controleren van de koolhydraatinname door het gebruik van koolhydraatruilwaarden, -porties of ervarings- gebaseerde inschatting blijft een strategie in het bereiken van een goede bloedglucoseregeling bij patiënten met diabetes type 2.

Het rekenen met koolhydraten is een goede strategie voor het verbeteren van de postprandiale bloedglucosewaarden. De totale hoeveelheid koolhydraten in de voeding en de hoeveelheid insuline die beschikbaar is, zijn de belangrijkste factoren voor de postprandiale bloedglucosewaarden.

Gebruik van zelfcontrole of equivalenten verbetert de bloedglucoseregeling.

Page 27: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

27

Rekenen met koolhydraten bij patiënten met diabetes die behandeld worden met leefstijlaanpassingen of medicatie die de

insulinevrijstelling niet bevorderd

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 Educatie geven rond technieken om de koolhydraatinname te beheren door gebruik te maken van het tellen van koolhydraten, portiegroottes, vereenvoudigd maaltijdplan, voedingsmiddelenlijsten en koolhydraatkeuzes gebaseerd op capaciteiten, voorkeur en behandeldoelen van de patiënt. Een eenvoudig maaltijdplan gebaseerd op een gezonde voeding kan meer geschikt zijn bij patiënten met gezondheidsanalfabetisme of die moeilijkheden hebben met het tellen van koolhydraten.

Een eenvoudigere benadering van maaltijdplanning die portiegroottes en gezonde keuzes benadrukt, is beter geschikt voor sommige oudere patiënten, patiënten met cognitieve dysfunctie, en voor diegene waar zorgen zijn rond gezondheids- of rekenvaardigheden. De aangepaste plate method, welke een aangepaste manier van portiegroottes gebruikt (een kop), kan een effectieve en alternatieve methode zijn om koolhydraten te tellen en zo de bloedglucoseregeling verbeteren.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Diabetes type 2: zie hoger. Het rekenen met koolhydraten is een goede strategie voor het verbeteren van de postprandiale bloedglucosewaarden. De totale hoeveelheid koolhydraten in de voeding en de hoeveelheid insuline die beschikbaar is, zijn de belangrijkste factoren voor de postprandiale bloedglucosewaarden.

Gebruik van zelfcontrole of equivalenten verbetert de bloedglucoseregeling.

Verdelen van koolhydraten over de dag en tussenmaaltijden (aanvullend op tabel: rekenen met koolhydraten)

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 Enkel diabetes type 2

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Bij patiënten op insuline moet de inclusie van snacks als onderdeel van maaltijdplanning geïndividualiseerd worden op basis van de tijd tussen de maaltijden, metabole controle, behandeling en het risico op een hypoglycemie. Het moet afgewogen worden tegenover het potentieel risico van gewichtstoename.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Afhankelijk van type behandeling wordt bekeken of vaste en/of regelmatige koolhydraatverdeling en koolhydraathoudende snacks noodzakelijk zijn.

De ideale verdeling van koolhydraten is 10-20 En% bij het ontbijt, 40-45 En% bij lunch en diner. Indien snacks noodzakelijk zijn, maken ze een onderdeel uit van de maaltijd. Deze verdeling kan verschillend zijn in functie van levensritme, honger en het niveau van fysieke activiteit van de patiënt.

Page 28: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

28

Glycemische index

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 Indien glycemische index of glycemische lading wordt gesuggereerd als een bloedglucoseverlagende techniek, adviseer dan dat het verlagen van glycemische index en glycemische lading wel of geen significant effect kan hebben op de bloedglucoseregeling.

De literatuur rond glycemische index en glycemische lading bij patiënten met diabetes is complex met vaak wisselende resultaten. Vervangen van voedingsmiddelen met een hoge glycemische index door voedingsmiddelen met een lage glycemische index kan de bloedglucoseregeling matig verbeteren. Voedingsmiddelen met een lage glycemische index zijn te verkiezen boven gesuikerde voedingsmiddelen.

Het vervangen van koolhydraten met een hoge glycemische index door koolhydraten met een lage glycemische index in een gemengde maaltijd heeft een klinisch significant voordeel bij patiënten met diabetes voor bloedglucoseregeling, LDL-cholesterol, en verminderen van het cardiovasculair risico.

Diabetes type 1 Verwarring in de literatuur. De huidige NICE begeleiding voor diabetes type 1 beveelt geen laag glycemisch index voedingspatroon aan voor een optimale bloedglucoseregeling. Diabetes type 2 Vervangen van voedingsmiddelen met een hoge glycemische index door voedingsmiddelen met een lage glycemische index, geeft een klinisch klein maar statistisch significant voordeel voor de bloedglucoseregeling. De resultaten kunnen beïnvloed worden door verschillen in vezelinhoud en gewichtsverandering tussen de lage en hoge glycemische index voedingspatronen. Twee grote RCT’s gaven geen verschillen in HbA1c-waarden tussen een laag glycemisch voedingspatroon en een standaardbehandeling.

Het vervangen van voedingsmiddelen met een hoge glycemische index door voedingsmiddelen met een lage glycemische index geeft een kleine verbetering van de bloedglucoseregeling. Uitleg rond glycemische index kan gegeven worden maar uitleg en interpretatie zijn zeer complex. Moeilijk om effecten van de glycemische index te onderscheiden van effecten van voedingsvezels.

Gezien de variabiliteit in de glycemische index lijkt het niet nuttig om een classificatie van voedingsmiddelen te maken op basis van glycemische index. Spreken in functie van snelle en trage koolhydraten is achterhaald. Het wordt niet aanbevolen om koolhydraten op te splitsen op basis van hun biochemische structuur. De aanbreng van koolhydraten moet gezien worden onder een globale kwantitatieve vorm.

Page 29: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

29

Voedingsvezels

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014

Moedig voedingsvezels afkomstig van voedingsmiddelen zoals fruit, groenten, volwaardige granen, peulvruchten aan. De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) bedraagt 21-25 g/dag voor een volwassen man en 30-38 g/dag voor een volwassen vrouw. Door United States Department of Agriculture (USDA) wordt een aanbeveling van 14 g/1000 kcal voorgesteld om wille van algemene gezondheidsvoordelen.

patiënten met diabetes moeten minimaal de algemene aanbevelingen voor vezelinname halen.

Volwassenen met diabetes kunnen streven naar een vezelinname van 30-50 g/dag waarvan 10-20 g/dag oplosbare voedingsvezels om de bloedglucoseregeling te verbeteren en de LDL-cholesterol en het cardiovasculair risico te verlagen.

Diabetes type 1 Het effect van voedingsvezels op de bloedglucoseregeling is onduidelijk. Er is weinig evidentie van randomized controlled trials. Hoge inname van voedingsvezels kan voordelig zijn, maar eerste prioriteit is om de aanbevolen hoeveelheden (30 g/dag) te halen. Diabetes type 2 Voedingsvezels hebben veel positieve gezondheidseffecten maar de invloed op een hyperglycemie is beperkt.

Vanwege de totale gezondheidsvoordelen van voedingsvezels worden ook aan patiënten met diabetes geadviseerd voldoende voedingsvezels te gebruiken (30-40 g/dag). Het gebruik van volkoren graanproducten is niet geassocieerd met een verbetering van de bloedglucosewaarden. Er is geen evidentie dat patiënten met diabetes oplosbare en niet-oplosbare voedingsvezels in een bepaalde verhouding moeten innemen.

Zoals voor algemene populatie, wordt een vezelinname van 25 g/dag aanbevolen om een normale darmfunctie te behouden. Een vezelinname van > 25 g/dag zou voordelig zijn voor gewichtsbehoud en een vermindering van het cardiovasculair risico bij patiënten met diabetes type 2.

Page 30: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

30

Zoetstoffen

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 Educatie geven over extensieve zoetstoffen. Indien deze op een isocalorische wijze gesubstitueerd worden voor andere koolhydraten, zullen ze geen significant effect hebben op de HbA1c-waarde of de insulinespiegels. Een excessieve inname van extensieve zoetstoffen wordt afgeraden om te voorkomen dat ze nutriëntdense voedings-middelen zullen vervangen en om te hoge energie- en koolhydraatinname te voorkomen. Educatie omtrent de inname van intensieve zoetstoffen (bv. aspartaam, stevia en sucralose) binnen de aanbevolen dagelijkse inname (ADI) vooropgesteld door Food and Drug Administration (FDA). Inname binnen de ADI heeft geen significant effect op de bloedglucoseregeling. Het vervangen van voedingsmiddelen en dranken die intensieve zoetstoffen bevatten, kan de totale energie- en koolhydraatinname reduceren. Let op dat andere energie- en koolhydraatbronnen in deze voedingsmiddelen in rekening moeten worden gebracht. Het gebruik van intensieve zoetstoffen heeft de mogelijkheid om de totale energie- en koolhydraatinname te reduceren als ze zoetstoffen met een calorische aanbreng vervangen zonder compensatie van bijkomende calorieën door andere voedingsmiddelen.

Het gebruik van zoetstoffen zonder calorische aanbreng heeft de mogelijkheid om de totale energie- en koolhydraatinname te reduceren als ze zoetstoffen met calorische aanbreng en/of suiker vervangen en niet worden gecompenseerd door bijkomende calorieën van andere voedingsbronnen. Intensieve zoetstoffen zijn in het algemeen veilig om te gebruiken binnen de vooropgestelde ADI-waarden.

De meeste intensieve zoetstoffen waarvoor een ADI-waarde wordt vastgesteld zijn veilig bevonden voor patiënten met diabetes. Beperkte gegevens zijn beschikbaar rond neotaam en thaumatine. Indien intensieve zoetstoffen gebruikt worden als vervanging van extra calorieën uit toegevoegde suikers (vooral gesuikerde dranken), kunnen ze een positief effect hebben op het lichaamsgewicht. Het gebruik van polyolen is zelflimiterend door de verhoogde kans op glycemische index-symptomen. Een inname tot 10 g/dag zou geen nadelige effecten hebben.

Vermijd voedingsmiddelen met het label ‘geschikt voor patiënten met diabetes’, ze zijn vaak energiedens, bevatten gelijkaardige hoeveelheden energie en verzadigde vetzuren als standaardproducten en hebben een laxatief effect indien in grote hoeveelheden geconsumeerd. Verminder de inname van vrije suikers, gesuikerde dranken en toegevoegde fructose of polyolen. Vrije fructose (van nature aanwezig in voedingsmiddelen zoals fruit) is niet schadelijker dan andere vormen van suiker, op voorwaarde dat de inname maximaal 12 En% bedraagt. Intensieve zoetstoffen zijn veilig en kunnen aanbevolen worden.

Intensieve zoetstoffen hebben de mogelijkheid de totale energie-inname te reduceren als deze suiker vervangen en er geen compensatie plaatsvindt met calorieën uit andere voedingsmiddelen. Het gebruik van fructose als zoetmiddel wordt niet specifiek aangeraden.

Rekening houdend met het lage gehalte aan intensieve zoetstoffen (waarvan aspartaam), wordt de ADI-waarde zelden behaald en worden er geen nadelige effecten aangetoond van hun gebruik. Het regelmatige gebruik van fructose als zoetstof bovenop fruit, blijft af te raden om wille van de interactie met het lipidenmetabolisme en de gewichtstoename. Voor de polyolen moet gewaarschuwd worden voor maagdarmproblemen bij een inname van > 30 g/dag. Occasioneel gebruik van light frisdranken wordt toegestaan.

Page 31: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

31

Diabetes type 1 en eiwitten

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden

dagelijks 1-1,5 g/kg LG of 15-20 En% (patiënt zonder CKD) 2018: patiënten met diabetische nefropathie: 0,8 g/kg LG/dag

15-20 En% Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid: 0,8 g/kg LG > 18 jaar. Geen aanpassing nodig van de gebruikelijke inname is 1-1,5 g/kg LG/dag of 15-20 En%. Kwaliteit van de eiwitten blijkt belangrijk: uit onderzoek (gerandomiseerd) blijkt dat vervanging van dierlijke eiwitten door plantaardige eiwitten (voornamelijk soja) zorgen voor een verbetering van albuminuria of proteïnurie, LDL-cholesterol, triglyceriden en CRP tot 4 jaar.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Gemiddeld consumeren patiënten met diabetes 45 En% uit koolhydraten, 36-40 En% uit vetten en 15-19 En% uit eiwitten. Enkele studies hebben het effect bekeken van voedingspatronen met een hoog En% eiwit (28-40 En% eiwit) en een laag En% eiwit (15-19 En% eiwit) op triglyceriden, LDL-cholesterol of totaal cholesterol. Deze studies lieten geen duidelijke verbeteringen zien van een lager En% eiwit op deze metabole parameters. Verschillende factoren beperken de waarde van deze bevindingen: kleine studies en een korte onderzoeksduur.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Diabetes type 2 en eiwitten

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Dagelijks 1-1,5 g/kg LG of 15-20 En% zullen de gezondheid verbeteren bij patiënten zonder CKD. Onderzoek is niet overtuigend om een ideale hoeveelheid eiwitten aan te bevelen om de bloedglucoseregeling te verbeteren of de cardiovasculaire risico’s te verminderen. Daarvoor moeten doelen gebaseerd worden op het huidig voedingspatroon. Sommige onderzoeken tonen een positief resultaat bij het managen van diabetes type 2 met maaltijden hoger in eiwitten (20-30 En%) om verzadiging te verbeteren.

Geen aanpassing nodig van de standaard aanbeveling: 1-1,5 g/kg LG/dag of 15-20 En% per dag.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Gemiddeld consumeren patiënten met diabetes 45 En% uit koolhydraten, 36-40 En% uit vetten en 15-19 En% uit eiwitten. Enkele studies hebben het effect bekeken van voedingspatronen met een hoog En% eiwit (28-40 En% eiwit) en een laag En% eiwit (15-19 En% eiwit) op triglyceriden, LDL-cholesterol of totaal cholesterol. Deze studies lieten geen duidelijke verbeteringen zien van een lager En% eiwit op deze metabole parameters. Verschillende factoren beperken de waarde van deze bevindingen: kleine studies en een korte onderzoeksduur.

‘Niet kwetsbare’ ouderen, van wie de levensverwachting als bevredigend wordt: dezelfde voedings-aanbevelingen in energie en eiwit als jongere patiënten (0,8-1 g/kg LG/dag). Bij 'kwetsbare' of 'zieke' ouderen is het risico op ondervoeding enorm toegenomen, dus de eiwitinname moet worden verhoogd van 1,2 naar 1,6 g/kg LG/dag Ondervoeding: adviseer kleine frequente maaltijden, pas de textuur aan en verrijk met eiwitten. Advies gezonde volwassenen: 0,83 g/kg LG/dag. Een HbA1c-waarde van ≤ 8% is aangewezen.

Page 32: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

32

Nefropathie en diabetes

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 Voor volwassenen met CKD, is een eiwitrestrictie niet nodig. Een inname van 0,7-2,0 g/kg LG/dag had geen significant invloed op de GFR. Het type eiwitten (plantaardig vs. dierlijk) heeft geen significant effect op de GFR.

Bij patiënten met micro- en macroalbuminurie is een verlaging eiwitten niet aanbevolen 4 studies: geen verandering van de GFR en/of albumine uitscheidingssnelheid Twee meta-analyses gaven aan dat een laag-eiwit voedingspatroon geen duidelijke verbetering gaf. Bij macroalbuminurie: meer soja-eiwitten zorgen voor een verbetering van het het cardiovasculair risico, maar niet voor verbetering van proteïnurie.

Bij patiënten met chronische

nierziekte 0,8 g/kg LG. Het verminderen van het eindstadium nierinsufficiëntie en de mortaliteit bij patiënten met diabetes type 1 en het verbeteren van albuminurie en de HbA1c-waarde bij chronische nierziekten. Bij het gebruik van een eiwitarm voedingspatroon moet aandacht gegeven worden aan de mogelijke schade door ondervoeding. Zowel de kwaliteit als kwantiteit van eiwitten moeten geoptimaliseerd worden om te voldoen aan de behoefte aan essentiële aminozuren. Bij hogere inname van plantaardige eiwitbronnen is nauwkeurige controle en opvolging van kalium mogelijk noodzakelijk als de nieraandoening vordert.

De evidentie was niet sterk genoeg om een eiwitrestrictie te rechtvaardigen. Hoewel deze richtlijn aanbeveelt dat sommige patiënten baat kunnen hebben bij een laag-eiwit voedingspatroon, wordt gesuggereerd dat een trial van 6 maanden kan ingelast worden en eventueel verder gezet kan worden.

Verschillende studies hebben het effect van eiwitten bij diabetische nefropathie onderzocht. Twee overzichtsartikelen vonden geen duidelijke voordelen op klaring en albuminecreatinine ratio bij een laag-eiwit voedingspatroon gemeten met eGFR en albumine-excretie. Voor patiënten met diabetische nefropathie kan de inname van soja-eiwitten een verbetering opleveren voor de bloedglucosewaarden en cardiovasculaire risicofactoren vergeleken met een controlevoeding. Ook werden verbeteringen waargenomen voor proteïnurie en creatinine-excretie in vergelijking met de controlevoeding. In het advies op maat kan in overleg gekozen worden voor het gebruik van sojaproducten. Het verdient aanbeveling de mogelijke gevolgen op te volgen met bloedonderzoeken en hier indien nodig actie op te ondernemen. Praktisch advies Diabetes type 1 en nefropathie met een klaring van ≤ 60 ml/min/1,73 m² voorlopig ≤ 0,8 g/kg LG/dag aan te houden. Een verlaging van de eiwitinname zal meestal gepaard gaan met een beperking van verzadigd vet en een lagere energie-inname, wat zal resulteren in gewichtsverlies. Een regelmatige beoordeling van de voedingstoestand is hierbij belangrijk. Een ander effect van een lagere eiwitinname is een lagere fosfaatinname.

Bij CKD stage 4-5: een HbA1c-waarde van ≤ 8% wordt aangeraden. Bij CKD stadium 3: een consumptie van 0,8-1 g/kg LG/dag vertraagt de progressie. Minder eiwitten geven kans op ondervoeding en is bijgevolg niet aangeraden.

Page 33: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

33

Vetten diabetes type 1 (En%)

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Evidentie is niet eenduidig voor een ideale totale hoeveelheid vet voor patiënten met diabetes. Doelen moeten geïndividualiseerd worden. Kwaliteit lijkt belangrijker dan kwantiteit. Acceptabele verdeling van de macronutriënten: totaal vet 20-35 En% met geen getolereerde bovengrens gedefinieerd.

20-35 En% vet. Om het risico op cardiovasculaire aandoeningen te verminderen moeten volwassenen met diabetes transvetzuren vermijden en < 9 En% verzadigde vetzuren consumeren. Deze verzadigde vetzuren moeten vervangen worden door meervoudige onverzadigde vetzuren en in het bijzonder gemengde omega-3/omega-6 vetzuren, enkelvoudig onverzadigde vetzuren van plantaardige oorsprong, volwaardige granen of koolhydraten met een lage glycemische index.

Sterke evidentie dat een verlaging van verzadigde vetzuren door onverzadigde vetzuren (voornamelijk enkelvoudig onverzadigde vetzuren) effectief is in het verlagen van de risico's op cardiovasculaire aandoeningen. Wordt als basis gezien van de huidige aanbevelingen in Europa en USA. De exacte verhoudingen van energie dat vanuit vet zou moeten komen is minder duidelijk. Studies met 35-40 En% onverzadigde vetzuren hebben voordelige effecten op het lipidenprofiel, bloeddruk en lichaamsgewicht (hetzelfde of verbeteren) dan laag-vet voedingspatroon.

Gemiddeld consumeren patiënten met diabetes 45 En% uit koolhydraten, 36-40 En% uit vetten en 15-19 En% uit eiwitten Er is niet genoeg evidentie om een bepaalde hoeveelheid vet te adviseren Vaak wordt 20-35 En% totaal vet als acceptabel aangegeven, zonder duidelijke bovengrens. Deze acceptabele inname voor totaalvet is niet specifiek voor patiënten met diabetes maar gebaseerd op risico op cardiovasculaire gebeurtenissen en risico op obesitas. Bij het opstellen van een individueel behandelplan verdient de soort vet aandacht. Het type vetzuur is belangrijker dan de totale vetinname door de invloed ervan op het risico op cardiovasculaire aandoeningen.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Page 34: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

34

Vetten diabetes type 2 (En%)

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Evidentie is niet eenduidig voor een ideale totale hoeveelheid vet voor patiënten met diabetes. Doelen moeten geïndividualiseerd worden. Kwaliteit lijkt belangrijker dan kwantiteit. Acceptabele verdeling van de macronutriënten: totaal vet 20-35 En% met geen getolereerde bovengrens gedefinieerd.

Zelfde richtlijnen als de algemene populatie, namelijk 20-35 En%.

Leefstijlinterventies die een energiebeperking in acht nemen, een laag-vet voedingspatroon en een verhoogde fysieke activiteit zullen het risico op diabetes type 2 verlagen in de hoogrisico groepen. Deze strategie is de meest gebruikte in onderzoekstudies en hebben de hoogste bewijslast. Een recente grote studie van de USA heeft getoond dat leefstijl- interventies (ook een laag-vet voedingspatroon) resulteren in een significante verlaging van het lichaamsgewicht, de HbA1c-waarde en cardiovasculaire risicofactoren en dit voor 4 jaar. Er blijft sterke evidentie dat een verlaging van verzadigde vetzuren en vervanging door onverzadigde vetzuren effectief is in het verlagen van het risico op cardiovasculaire aandoeningenen dit vormt de basis van de aanbevelingen in Europa en USA. Studies met 35-40 En% onverzadigde vetzuren hebben voordelige effecten op het lipidenprofiel, de bloeddruk en het lichaamsgewicht (hetzelfde of verbeteren) dan een laag-vet voedingspatroon.

Gemiddeld consumeren patiënten met diabetes 45 En% uit koolhydraten, 36-40 En% uit vetten en 15-19 En% uit eiwitten Er is niet genoeg evidentie om een bepaalde hoeveelheid vet te adviseren. Vaak wordt 20-35 En% totaal vet als acceptabel aangegeven, zonder duidelijke bovengrens. Deze acceptabele inname is niet specifiek voor patiënten met diabetes maar gebaseerd op het risico op cardiovasculaire gebeurtenissen en het risico op overgewicht/obesitas. Bij het opstellen van een individueel behandelplan verdient de soort vet aandacht. Het type vetzuur is belangrijker dan de totale vetinname door de invloed ervan op het risico op cardiovasculaire aandoeningen. Voor patiënten met diabetes type 2 en overgewicht/obesitas is het in verband met de energie-inname belangrijk de hoeveelheid vet te beperken. Teveel ectopisch vet (vetopstapeling ter hoogte van de organen) is gerelateerd aan diabetes type 2. Dit laat zien dat de inname van verzadigde vetzuren een negatieve invloed heeft op de lichaamssamenstelling en daarmee op het risico op het ontwikkelen van diabetes type 2. Door gebrek aan overtuigende evidentie voor een optimale hoeveelheid verzadigde vetzuren, worden patiënten met diabetes geadviseerd om de richtlijnen gezonde voeding te volgen wat betreft de vetinname.

Insulineresistentie is het gevolg van een dysregulatie van het vet- en koolhydraatmetabolisme en veranderingen in vet- en vetvrije massa. De voeding moet een normale hoeveelheid koolhydraten en vetten bevatten in relatie tot fysieke activiteit om de insulineresistentie te verbeteren. Bij volwassenen die een energie-inname hebben van 2000 kcal/dag, is maximaal 30-40 En% vet aanbevolen ter preventie van het metabool risico, diabetes type 2 en overgewicht/obesitas. Een vermindering van de vetten tot 35 En% (met meer koolhydraten) geeft een voordeel naar risicovermindering op de vermelde aandoeningen. Bij cardiovasculaire preventie wordt een vetinname van 35-40 En% aanbevolen. Verzadigde vetzuren geven een stijging van de insulineresistentie. De verzadigde vetzuren hebben niet altijd hetzelfde effect op het lichaamsgewicht, maar moeten beperkt worden bij diabetes type 2.

Page 35: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

35

Plantensterolen en -stanolen

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Patiënten met diabetes en dyslipidemie kunnen gematigd de totale cholesterol en LDL-cholesterol verlagen door 1,6-3g plantenstanolen of -sterolen te consumeren uit verrijkte voeding.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Inname van 2-3g/dag plantensterolen of -stanolen kan een verbetering geven van de totale cholesterol en LDL- cholesterol. Het kan aanbevolen worden. Er is weliswaar weinig evidentie in kader van cardiovasculaire eindpunten.

Bij patiënten met diabetes is er veel minder evidentie over de mogelijke voordelen van plantensterolen en -stanolen beschikbaar. Positieve effecten op totaal cholesterol en LDL-cholesterol zijn gevonden in een aantal gerandomiseerde studies bij patiënten met diabetes. De inname van 1,6-3 g/dag plantensterolen kan zorgen voor een kleine afname van het totaal cholesterol en LDL-cholesterol bij patiënten met diabetes of dyslipidemie.

Het consumeren van plantensterolen is geen prioriteit.

Kwaliteit vetten

AND 2015 ADA 2017/2013 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Een mediterrane voeding, rijk aan enkelvoudige onverzadigde vetzuren kunnen bij patiënten met diabetes type 2, de bloedglucose-regeling en cardiovasculaire risicofactoren verbeteren, en daardoor kan het aanbevolen worden als een efficiënt alternatief voor een laag-vet of hoog-koolhydraat voedingspatroon.

Verzadigde vetzuren moeten beperkt worden tot < 7 En% van totale dagelijkse energie-inname en transvetzuren vanuit industriële hydrogenatie moeten tot minimum beperkt worden. Enkelvoudig onverzadigde vetzuren tot 20 En% van totale energie-inname, meervoudig onverzadigde vetzuren 10 En%.

Diabetes type 2 Voedingspatronen die gekarakteriseerd worden door lage inname van verzadigde vetzuren of hoge inname van onverzadigde vetzuren zijn beschermend. Verzadigde vetzuren vervangen door onverzadigde vetzuren heeft een positief effect op de insulinegevoeligheid.

Transvetzuren hebben een ongunstige invloed op de cardiovasculaire risicofactoren en de algemene gezondheid. Wat betreft de hoeveelheid transvetzuren is er weinig evidentie om voor patiënten met diabetes af te wijken van de adviezen voor de algemene populatie. Een grote prospectieve studie liet een dosis-respons relatie zien tussen de inname van transvetzuren en het risico op cardiovasculaire aandoeningen bij vrouwen met diabetes type 2. Er is voldoende evidentie dat een hoge inname van enkelvoudig onverzadigde vetzuren een gunstige invloed heeft op de bloedglucosewaarden en cardiovasculaire risicofactoren. Bij patiënten met diabetes is er weinig evidentie voor een potentiële rol voor omega-6 vetzuren. Meervoudig onverzadigde vetzuren heeft de voorkeur boven verzadigde vetzuren of transvetzuren.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Page 36: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

36

Supplementen omega-3 vetzuren

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Onvoldoende evidentie om omega-3 vetzuren te supplementeren. Zoals bij de algemene populatie wordt een voeding rijk aan omega-3 vetzuren (EPA en DHA) aangeraden. Alfa-linoleenzuur wordt aangeraden bij patiënten met diabetes omwille van hun voordeel naar lipoproteïnen en preventie van cardiovasculaire aandoeningen en voordelen op gezondheidsvlak. De aanbeveling voor de algemene populatie om 2x/week vis te eten (voornamelijk vette vis) is ook geldig voor patiënten met diabetes.

In een prospectieve cohortstudie voor vrouwen met diabetes type 2, is een hogere inname (1-3x/maand) van omega-3 vetzuren van vis geassocieerd met een vermindering van 40% naar cardiovasculaire aandoeningen, vergeleken met een lage inname (< 1x/maand). Patiënten met een inname van vette vis > 5x/week hebben een vermindering van 64% op cardiovasculaire aandoeningen in vergelijking met deze met een lagere inname.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Bij patiënten met diabetes zorgt inname van omega-3 vetzuren in de vorm van supplementen niet voor een verbetering van de bloedglucosewaarden of substantiële verbeteringen van de cardiovasculaire risicofactoren. In de grootste en langste gerandomiseerde studie bij patiënten met diabetes type 2 (Origintrial) zorgde suppletie van 1 g/dag omega-3 vetzuren vergeleken met een placebo, niet voor een afname van cardiovasculaire aandoeningen. Het gebruik van meer voedingsmiddelen rijk aan omega-3 vetzuren, zoals visvetzuren (EPA en DHA) en alfa-linoleenzuur, verlaagt bij patiënten met diabetes de totale cholesterol. Er is geen evidentie voor beschermende effecten van supplementen met omega-3 vetzuren voor de preventie van cardiovasculaire aandoening bij patiënten met diabetes.

De verhouding tussen omega-6 en omega-3 vetzuren moet 5 bedragen.

Cholesterol SFD 2014: De cholesterol uit voeding blijkt slechts weinig impact te hebben op de cholesterol in het bloed. Het is niet nodig een restrictie door te voeren.

Page 37: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

37

Alcohol

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 Wanneer ervoor gekozen wordt om alcohol te drinken, adviseer 1 consumptie per dag bij vrouwen of maximaam 2 consumpties bij mannen. Bij insuline of sulfonylurea: het risico op laattijdige hypoglycemie kan stijgen.

Als patiënten met diabetes kiezen om alcohol te drinken, moet er geadviseerd worden om met mate te drinken (een of minder consumpties per dag voor een vrouw, 2 of minder consumpties voor een man). Alcoholconsumptie brengt patiënten met diabetes in een verhoogd risico op een laattijdige hypoglycemie. Zeker indien insuline gebruikt wordt of bij sulfonylurea. Educatie en bewustmaking van het herkennen en behandelen van een laattijdige hypoglycemie is belangrijk.

Alcoholconsumptie moet gelimiteerd worden tot 2 standaardconsumpties per dag en < 10 consumpties per week voor vrouwen en 3 standaard-consumpties per dan of < 15 consumpties per week voor mannen (richtlijn: 1 standaardconsumptie = 10 g alcohol, 341 ml 5% alcohol bier, 43 ml 40% alcohol sterke dranken, 142 ml 12% alcohol wijn). Bij patiënten met diabetes type 1 kan een matige alcoholconsumptie tijdens het avondmaal of tot 2-3 uur nadien resulteren in een laattijdige hypoglycemie de volgende ochtend of tot 24 uur na de laatste alcoholinname. Dit geldt ook voor patiënten met diabetes type 2 behandeld met sulfonylurea of insuline. Patiënten moeten ook geïnformeerd worden over het risico op gewichtstoename. Preventieve acties zoals extra koolhydraatinname, aanpassen van de insulinedosis en toegenomen zelfcontrole moeten geadviseerd worden.

Alcohol in gematigde hoeveelheid kan veilig geconsumeerd worden bij patiënten met diabetes type 1. Het algemene advies kan ook bij patiënten met diabetes toegepast worden (≤ 14 consumptie-eenheden per week). Studies geven aan dat gematigde alcoholconsumptie de bloedglucoseregeling verbetert en dat het eveneens gelijkaardige voordelen biedt voor patiënten met of zonder diabetes in termen van cardiovasculair risico en mortaliteit. Alcoholconsumptie is geassocieerd is met een verhoogd risico op een laattijdige hypoglycemie in geval insulinetherapie. Een hypoglycemie is een neveneffect van alcohol bij diabetes type 1 en kan al bij een lage dosis alcohol optreden, net zoals het kan optreden tot 12 uur na de consumptie. Het advies omvat de aanpassing van de insulinedosis, extra koolhydraatinname of combinatie van beide. In sommige gevallen is de alcoholconsumptie een contra-indiactie, zoals bij zwangerschap, hypertensie, hypertriglyceridemie, neuropathie en retinopathie.

Volwassen mannen kunnen maximaal 2 standaardglazen per dag consumeren, volwassen vrouwen 1 standaardglas per dag. Alcoholconsumptie heeft zowel positieve als negatieve effecten. Zo verbetert matig alcoholgebruik de insulinegevoeligheid en beschermt het mogelijk tegen cardiovasculaire aandoeningen. Het Trimbos-instituut adviseert om niet elke dag alcohol te drinken om zo te voorkomen dat het een gewoonte wordt. Bij gebruik van sterk zoete alcoholische dranken zoals likeur en advocaat, is het belangrijk om rekening te houden met het energie- en koolhydraatgehalte.

Bij patiënten met diabetes type 2 wordt een alcoholconsumptie van 2 g alcohol/dag niet afgeraden. Flavonoïden zijn in grote hoeveelheden aanwezig in rode wijn en worden gerelateerd aan cardiovasculaire bescherming. Het is belangrijk een rapport met voor- en nadelen voor elke patiënt op te maken.

Page 38: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

38

Vitaminen

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 Er is geen evidentie dat supplementen een voordeel kunnen bieden bij patiënten zonder onderliggende tekorten. Routinematige suppletie met antioxidanten of andere micronutriënten zoals chroom, magnesium en vitamine D of kruiden-supplementen wordt niet geadviseerd

Er is geen evidentie dat suppletie van vitaminen of mineralen voordelen biedt bij patiënten zonder onderliggende tekorten. Routinematige suppletie met antioxidanten zoals vitamine E, vitamine C en caroteen is niet aangeraden omwille van onvoldoende evidentie of werkzaamheid en veiligheid op lange termijn. Er is onvoldoende evidentie om het routinematig gebruik van micronutriënten zoals chroom, magnesium en vitamine D te nemen om de bloedglucose-regeling te verbeteren bij patiënten met diabetes. Er is onvoldoende evidentie om kaneel of andere kruiden te gebruiken voor de behandeling van diabetes.

Routinmatige suppletie met vitaminen wordt niet aanbevolen. Patiënten met diabetes moeten aangemoedigd worden om aan hun voedings-behoeften te voldoen met gezonde voeding. Suppletie met 10 µg (400IU) vitamine D is geadviseerd voor patiënten > 50 jaar. Suppletie met foliumzuur (0,4-1,0 mg) is aanbevolen voor vrouwen met een zwangerschaps-wens. De verdere nood aan supplementen moet op individuele basis bepaald worden.

Er is geen evidentie van voordelen van vitaminen of mineralensuppletie bij patiënten met diabetes (vergeleken met de algemene populatie) voor patiënten die geen onderliggende tekorten hebben. Het gebruik van supplementen of functional foods moet individueel bekeken worden door een erkende diëtist of door de behandelend arts die de veiligheid en de risico's in acht neemt.

Vitamine B12 Behandeling met metformine is geassocieerd met een verhoogd risico op een laag vitamine B12-gehalte in het bloed. In de eerste lijn werd bij patiënten met diabetes type 2 een prevalentie van 22% met een laag vitamine B12-gehalte waargenomen. Aangeraden wordt om bij patiënten die langer dan 3 jaar metformine gebruiken en die klachten hebben die passen bij een vitamine B12-tekort en/of een slechte voedingstoestand, het serumvitamine B12-gehalte en het methylmalaonzuurgehalte te bepalen. Indien hierbij een laag vitamine B12-gehalte in combinatie met een hoog methylmalaonzuur wordt gevonden, kan suppletie worden geadviseerd parenteraal 1 mg/2 maanden of oraal 1 mg/dag. Vitamine D Het advies van de Gezondheidsraad is voor patiënten met diabetes (en voor mensen die diabetes willen voorkomen) gelijk aan het advies voor de algemene populatie. Het gebruik van vitamine D wordt niet aangeraden voor de preventie of behandeling van diabetes. Een vitamine D-deficiëntie komt vaker voor bij patiënten met diabetes en alertheid op een tekort aan vitamine D is gewenst. Vitamine E Een systematisch overzichtsartikel (n=9 studies) naar het effect van supplementen vond geen effecten van vitamine E bij patiënten met diabetes type 2. Vitamine C Er is geen overtuigende evidentie voor gunstige effecten van knoflook, groene thee en vitamine C-suppletie Alfaliponzuur Het is echter niet duidelijk of de effecten van alfa-liponzuur bij diabetische neuropathie klinisch relevant zijn. Het gebruik van alfaliponzuur bij diabetische neuropathie kan niet worden aangeraden. Flavanolen en polyfenolen Mogelijke effecten op verbeteringen van de vaatwand en kleinere bloedvaten kunnen niet onderbouwd worden. Er is geen evidentie dat flavanolen en polyfenolen langetermijncomplicaties van diabetes tegengaan. Het gebruik van deze supplementen kan niet worden aangeraden. Vitamine B Soms blijken supplementen een negatief effect te hebben. Vitamine B-tabletten met 2,5 mg foliumzuur, 25 mg vitamine B6 en 1 mg vitamine B12 per dag gaven bij patiënten met diabetes type 2 en nefropathie een snellere achteruitgang van de eGFR en een hoger cardiovasculair risico.

De aanbevelingen voor micronutriënten voor patiënten met diabetes type 2 zijn hetzelfde als de algemene populatie. Suppletie is niet noodzakelijk, alleen is het belangrijk dat er voldoende wordt ingenomen, voornamelijk vitamine D.

Page 39: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

39

Mineralen

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 Er is geen duidelijke evidentie dat supplementen een voordeel kunnen bieden voor patiënten die geen onderliggende tekorten hebben. Routinematige suppletie met antioxidanten, andere micronutriënten zoals chroom, magnesium, vitamine D en natuurlijke supplementen (zoals kaneel) wordt niet geadviseerd

Er is geen duidelijke evidentie voor suppletie van vitaminen en mineralen bij patiënten met diabetes die geen onderliggende tekorten hebben.

Routinematige suppletie van mineralen wordt niet aanbevolen. Patiënten met diabetes moeten aangemoedigd worden om aan hun voedingsbehoeften te voldoen met gezonde voeding. De verdere nood aan supplementen moet op individuele basis bepaald worden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Natrium Er zijn geen aanwijzingen dat het advies voor patiënten met diabetes afwijkt van het advies dat de Gezondheidsraad voor de algemene populatie adviseert. Het advies om matig te zijn met de inname van natrium is van groot belang omdat de werking van antihypertensiva door overmatige inname van natrium beperkt wordt. Chroom In Nederland is geen aanbeveling voor de inname van chroom geformuleerd, maar voor zover bekend komen tekorten in Nederland niet voor. In de VS is de aanbeveling gebaseerd op de normale inname van chroom in een gezonde voeding, deze aanbeveling bedraagt 35 μg voor mannen en 25 μg voor vrouwen. Er is onvoldoende evidentie dat chroomsuppletie leidt tot een verbetering van de bloedglucoseregeling bij patiënten met diabetes.

De aanbevelingen voor micronutriënten voor patiënten met diabetes type 2 zijn hetzelfde als de algemene populatie. Suppletie is niet noodzakelijk, alleen is het belangrijk dat er voldoende wordt ingenomen, voornamelijk vitamine D. De zoutinname bedraagt 8 g/dag.

Page 40: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

40

Voedingspatronen

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Focus moet liggen op gezonde voedingspatronen met nutriëntdense voedingsmiddelen met minder focus op specifieke nutriënten. Verschillende voedingspatronen zijn aanvaardbaar voor de behandeling van diabetes: het Mediterraan voedingspatroon, DASH-dieet en een plantaardig voedingspatroon zijn voorbeelden van gezonde voedingspatronen die positieve resultaten tonen in onderzoek. Geïndividualiseerde maaltijdplanning moet zich richten op persoonlijke voorkeuren (cultuur, traditie, geloof, economische factoren, gezondheidsopvattingen), behoeften en behandeldoelen.

Verschillende voedingspatronen en specifieke voedingsmiddelen hebben een voordeel getoond bij patiënten met diabetes. Patiënten met diabetes moeten aangemoedigd worden om het voedingspatroon te kiezen dat best bij hun waarden, voorkeuren en behandeldoelen past, zodat ze dit het op lange termijn kunnen volhouden. Een Mediterraan voedingspatroon is gerelateerd aan een positief effect op het cardiovasculair risico en een verbetering van de bloedglucoseregeling. Een DASH-dieet kan de bloedglucoseregeling, bloeddruk, en LDL-cholesterol verbeteren en het cardiovasculaire risico verlagen.

Diabetes type 2 en bloedglucoseregeling Er is weinig evidentie voor een ‘superieuriteit’ van een bepaald voedingspatroon boven de andere voor de langetermijnbehandeling van hyperglycemie bij diabetes type 2. De keuze van het voedingspatroon moet daarom gebaseerd zijn op een aantal factoren zoals algemene nutritionele kwaliteit van het voedingspatroon, voorkeur en aanvaardbaarheid voor de patiënt, evidentie voor mogelijke klinische voordelen en risico op schade. Meta-analyses van RCT’s tonen dat een Mediterraan voedingspatroon de HbA1c-waarde met 0,47% meer kan doen dalen dan een standaardbehandeling of laag-vet voedingspatroon. Een RCT kon aantonen dat het Mediterraan voedingspatroon bij nieuw gediagnosticeerde patiënten met diabetes de nood voor diabetesmedicatie kon uitstellen. Het Mediterraan voedingspatroon is mogelijk niet geschikt voor alle culturen en even gezonde voedingspatronen werden ontwikkeld e.g. New Nordic diet. Er is nog onvoldoende evidentie voor de rol van deze strategieën in het verbeteren van de bloedglucoseregeling. Het Mediterraan voedingspatroon en het DASH-dieet worden aanbevolen om cardiovasculaire risicofactoren en eindpunten te verbeteren voor patiënten met diabetes. Belangrijkste kenmerken zijn: < 6g zout/dag; 2x vette vis/week; meer volle granen, groenten, fruit, noten en peulvruchten. Minder rood en bewerkt vlees, geraffineerde koolhydraten en gesuikerde dranken, vervang verzadigde vetzuren door onverzadigde vetzuren en beperk de inname van transvetzuren, < 14 alcoholconsumpties/week.

Voor de behandeling van diabetes zijn verschillende voedingspatronen bruikbaar. Studies naar het Mediterraan voedingspatroon, het DASH-dieet, het vegetarisch en laag-vet voedingspatroon en koolhydraatbeperkt dieet laten kleine positieve effecten zien. Het Mediterraan voedingspatroon heeft een beschermende werking op cardiovasculaire aandoeningen bij patiënten met diabetes. Het DASH-dieet wordt vaak aanbevolen als een gezond voedingspatroon voor de algemene populatie. Beperkte evidentie is beschikbaar over de effectiviteit bij patiënten met diabetes.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Page 41: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

41

Vegetarisch en plantaardig voedingspatroon

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Verschillende voedingspatronen zijn aanvaardbaar voor de behandeling van diabetes waaronder het vegetarisch en plantaardig voedingspatroon, met positieve resultaten in onderzoek, maar geïndividualiseerde maaltijdplanning moet zich richten op persoonlijke voorkeuren, behoeften en behandeldoelen. Kenmerken van een vegetarisch en plantaardig voedingspatroon die het risico op chronische ziekten zouden kunnen verminderen zijn een lagere inname van verzadigde vetzuren en cholesterol en een verhoogde inname van fruit, groenten, volwaardige granen, noten, sojaproducten, voedingsvezels en fytochemicaliën. 6 vegetarische en plantaardige (laag-vet) studies bij patiënten met diabetes werden nagekeken en de voedingspatronen hadden geen unaniem positief effect op de bloedglucoseregeling of het cardiovasculaire risico behalve bij energierestrictie en gewichtsverlies. Meer onderzoek is nodig rond vegetarische en plantaardige voedingspatronen om de kwaliteit na te gaan, omdat veel studies meer aandacht besteden aan wat niet gegeten wordt dan aan wat wel gegeten wordt.

Een vegetarisch of plantaardig voedingspatroon kan de bloedglucoseregeling, het lichaamsgewicht en het lipidenprofiel (o.a. LDL-cholesterol) verbeteren en het cardiovasculair risico verlagen.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Studies bij patiënten met diabetes type 2 met een plantaardig voedingspatroon met een laag vetgehalte laten in vergelijking met een conventioneel Westers voedingspatroon geen duidelijke verbeteringen zien voor de bloedglucosewaarden, tenzij er sprake is van een energiebeperking en gewichtsverlies. Bij patiënten met diabetes type 2 laat een vegetarisch voedingspatroon verbeteringen zien in insulineresistentie en oxidatieve stress.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Diabetes en drinkvoeding

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Er is onvoldoende evidentie om voor alle patiënten met diabetes waarbij drinkvoeding geïndiceerd is, de voorkeur te geven aan specifieke drinkvoeding boven reguliere drinkvoeding. Op individueel niveau kan specifieke drinkvoeding echter voordelen bieden. De bloedglucoseverlagende medicatie dient afgestemd te worden op de persoonlijke behoefte en uitslagen van de bloedglucosemetingen.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Page 42: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

42

Diabetes en sondevoeding

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Er is onvoldoende evidentie om voor alle patiënten met diabetes waarbij sondevoeding geïndiceerd is, de voorkeur te geven aan specifieke sondevoeding boven reguliere sondevoeding. In situaties waarbij de bloedglucoseverlagende medicatie niet aangepast kan worden op de hogere bloedglucosewaarden die bij standaard sondevoeding kunnen optreden, kan specifieke sondevoeding voor patiënten met diabetes overwogen worden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Diabetes en koorts

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Hyperglycemie komt vaak voor bij gehospitaliseerde patiënten en is een belangrijke parameter van een ongunstige klinische prognose en mortaliteit bij patiënten. Het optimaliseren van de bloedglucoseregeling is van groot belang en is geassocieerd met een beter resultaat bij omstandigheden zoals een toevallig letsel, beroerte en kritieke toestand waar hyperglycemie een slechte prognose voorspelt.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Page 43: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

43

Diabetes en fysieke activiteit

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2013 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 Patiënten met diabetes moeten worden aangemoedigd om 150 minuten/week of meer fysiek actief te zijn, tenzij er een medische contra-indicatie is. Matige aerobe activiteit (50% - 70% maximale hartslag) verspreid over minimaal 3 dagen/week en maximaal 2 dagen zonder fysieke activiteit. Minimaal 1x/week weerstandsoefeningen. Sedentair gedrag verminderen en het neerzitten van > 90 minuten onderbreken. Aanpassen insuline-koolhydraatratio is een individueel aspect. Voldoende controle van de bloedglucosewaarden.

Fysieke activiteit verbetert de bloedglucoseregeling, vermindert het cardiovasculair risico, draagt bij aan gewichtsvermindering en verbetert het welzijn. Kinderen en adolescenten (diabetes type 1, diabetes type 2 of prediabetes): 60 minuten/dag matige tot intensieve aerobe activiteit met 3 dagen/week spier- en botversterkende activiteiten. Het is aanbevolen dat de meeste volwassenen met diabetes minimaal 150 minuten aan matige tot intensieve intensiteit fysiek actief per week, gespreid over minimaal 3 dagen per week en maximaal 2 dagen rust. Minimaal 75 minuten/week zou voldoende kunnen zijn voor fittere en jongere patiënten. Volwassen met diabetes zouden 2-3x/week krachttraining moeten doen. Iedere 30 minuten van zitten zou moeten worden onderbroken, ten voordele van de bloedglucosewaarden, voornamelijk bij diabetes type 2. Ouderen moeten trainen op flexibiliteit en balans, specifiek advies voor yoga en tai chi. Fysieke activiteit maakt onderdeel uit van de behandeling.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Algemene impact van fysieke activiteit op de gezondheid is niet voldoende beschreven bij diabetes type 1. Evidentie over het verbeteren van cardiale en respiratoire fitheid met vermindering van cardiovasculaire aandoeningen en mortaliteit. Er is geen sterke correlatie tussen een verbetering van de diabetesregeling en fysieke activiteit. Er is wel een invloed van fysieke activiteit en het risico op een hypo- en hyperglycemie. Een duidelijke verbetering van het cardiovasculair risico en verbeterde diabetesregeling bij diabetes type 2. Een verbetering van de HbA1c-waarde van 5-8mmol/mol. Zowel aerobe als anaerobe fysieke activiteit tonen voordelen voor de diabetesregeling. Evidentie (op korte termijn) toont aan dat het onderbreken van sedentair gedrag een verbetering geeft van de postprandiale bloedglucosewaarden. Bij sulfonylurea en insuline is er een risico voor hypoglycemieën tot 24 uur na de fysieke activiteit. Voeding en/of insuline moeten worden aangepast in functie van de fysieke activiteit: - geplande fysieke activiteit: verminderen

insuline; - ongeplande inspanning: eventueel extra

koolhydraatinname. Fysieke activiteit mag niet gezien worden als een vorm van behandeling maar moet gezien worden als een uitdaging om de behandeling op aan te passen. De behandeling moet zodanig uitgewerkt worden opdat fysieke activiteit veilig kan worden uitgevoerd.

Fysieke activiteit zorgt voor een toename van de insuline-gevoeligheid, een verbetering van het lipidenprofiel en draagt bij aan het voorkomen of behandelen van overgewicht/obesitas. Aanpassen voeding en/of insuline in functie van de fysieke activiteit. Nadruk leggen op individuele begeleiding. Geen beperkingen indien goede afstemming op de behandeling.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Page 44: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

44

Diabetes en overgewicht en obesitas

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014

Patiënten met een normaal lichaamsgewicht worden gestimuleerd om gezonde voeding te nuttigen met gewichtsbehoud of het voorkomen van gewichts-toename als doel. Patiënten met overgewicht of obesitas worden gestimuleerd om een laag-calorisch gezonde voeding te consumeren met het bekomen van gewichts-verlies, het behoud van gewichtsverlies en het voor-komen van gewichtstoename als doel.

2013 Voor patiënten met diabetes type 2 en overgewicht/obesitas is een vermindering van de energie-inname (met behoud van een gezond voedingspatroon) aanbevolen om gewichtsverlies te bekomen. Beperkt gewichtsverlies kan voordelen geven (verbetering bloedglucosewaarden, bloeddruk en/of lipidenprofiel) bij sommige patiënten met diabetes, zeker in het begin van de diagnose. Om gewichtsverlies te bekomen, worden intensieve leefstijlinterventieprogramma’s (voedingsadviezen, fysieke activiteit en gedragsverandering) met continue begeleiding aanbevolen. Geen optimale verdeling van macronutriënten is vastgesteld om gewichtsverlies te bekomen. In de literatuur wordt geen specifiek schema aanbevolen om gewichtsverlies te bevorderen, maar eerder een spectrum van voedingspatronen die kunnen resulteren in gewichtsverlies. Gewichtsverlies van > 6kg (7-8,5%), regelmatig fysieke activiteit en frequent contact met een diëtist blijken belangrijk voor een consistent voordelig effect van de interventies voor gewichtsverlies. Zorgverleners moeten samenwerken met de patiënt om leefstijlaanpassingen, die gewichtstoename voorkomen of die beperkt, realistisch gewichtsverlies promoten, te integreren. De nadruk van educatie dient te liggen op gedragsverandering dat gewichtsverlies of gewichtsbehoud op lange termijn bevordert met minder focus op de uitkomst van gewichtsverlies.

Gewichtsverlies van 5-10% van het startgewicht kan de insulinegevoeligheid, de bloedglucose-regeling, hypertensie en het lipidenprofiel verbeteren bij patiënten met diabetes type 2. Het behouden van het bekomen gewichtsverlies blijft belangrijk. Een verminderde energie-inname om een gezonder lichaamsgewicht te bereiken en behouden moet een behandel-doel zijn voor patiënten met diabetes en overgewicht/ obesitas. Programma’s voor gewichtsverlies voor patiënten met diabetes kunnen gebruik maken van een plan met gedeeltelijke maaltijdvervanging.

Voor de patiënt met diabetes type 2 met overgewicht/obesitas: - Voor remissie van diabetes type 2, zo snel mogelijk na de diagnose gewichtsverlies van ongeveer 15 kg bekomen. - Voor verbetering van de bloedglucosewaarden en een lager cardiovasculair risico, minimaal 5% gewichtsverlies bekomen via een beperkte energie-inname in combinatie met het verhogen van het energieverbruik. Geef individueel advies omtrent voeding, fysieke activiteit, chirurgie en medicatie zoals aanbevolen bij mensen zonder diabetes. Voor patiënten met diabetes type 2 is een verminderde energie-inname om gewichtsverlies te bekomen het eerste werkpunt bij het geven van voedingsadvies. Gewichtsverlies van minimaal 5% verbetert significant de HbA1c-waarde, totale cholesterol, LDL-cholesterol, HDL-cholesterol, triglyceriden, bloeddruk en insulinegevoeligheid, met effecten van gewichtsverlies op de bloedglucosewaarden of remissie die het meest uitgesproken is in het begin van de diagnose. Het blijft onzeker wat de meest doeltreffende voedingsinterventie is om succesvol gewicht te verliezen. Studies die het effect van gewichtsverlies op diabetes type 2 onderzocht hebben, gebruiken verschillende voedingsinterventies met verschillende samenstellingen in macronutriënten zoals laag-vet voedingspatroon, koolhydraatbeperkt dieet, het Mediterraan voedingspatroon, VLCD (very low calory diet), maaltijdvervangers, commerciële programma's en verhoogde fysieke

Behandeling overgewicht bij patiënten met diabetes type 2 Gewichtsverlies lijkt meest succes te hebben bij de behandeling van diabetes relatief vroeg na de diagnose. Er is overtuigende evidentie dat gewichtsverlies en een lagere energie-inname belangrijke elementen zijn voor verbetering van de HbA1c-waarde bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde diabetes type 2 met overgewicht of obesitas. Bij langer bestaande diabetes type 2 werden wisselende resultaten gevonden van het effect van gewichtsvermindering op bloedglucosewaarden en HbA1c-waarde. Leefstijlinterventies die significante veranderingen veroorzaken in gewicht, lieten ook verbeteringen zien op cardiovasculaire risicofactoren zoals laag HDL-cholesterol, hoog triglyceriden gehalte en hoge bloeddruk. Optimale verhouding macronutriënten om gewichtsverlies te bevorderen is niet bekend. Er zijn diverse voedingspatronen mogelijk die tot een lagere inname van energie kunnen leiden. Gewichtsverlies van > 6 kg, regelmatig bewegen en contact met een diëtist lijken belangrijk te zijn voor langdurig behoud van gewichtsverlies. Het is belangrijk dat zorgverleners samen met patiënten met diabetes werken aan een geïntegreerde aanpak van leefstijlveranderingen om gewichtsverlies te realiseren en dit ook te behouden.

Voor de patiënten met diabetes type 2 en overgewicht/obesitas heeft een gematigd gewichtsverlies (5-10 % van het initieel lichaamsgewicht) al een voordelig effect op de bloedglucose-waarden en HbA1c-waarde. Het overeen-gekomen streef-gewicht moet realistisch en individueel haalbaar zijn. Hierbij moet er rekening worden gehouden met het gewichtsverloop in het verleden. De behandeldoelen dienen gewichts-behoud in de hand te werken op termijn, met een progressief gewichtsverlies van 1-2 kg/maand. Niet alle patiënten reageren op dezelfde manier op gewichtsverlies (genetisch, afhankelijk van de behandeling), maar bij de patiënten met diabetes type 2 met overgewicht/obesitas heeft een gematigd gewichtsverlies (5-10% van het initiële gewicht) een positief effect op de bloedglucosewaarden en de HbA1c-waarde. VLCD’s hebben een

Page 45: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

45

2018 Gewichtsverlies (> 5%) te bereiken via de combinatie van verminderde energie-inname en leefstijlaanpassingen, geeft voordelen voor patiënten met diabetes type 2 met overgewicht/obesitas en ook bij prediabetes. Interventieprogramma’s om dit te bekomen zijn aanbevolen. Er is sterke en consistente evidentie dat beperkt, maar behoudend gewichtsverlies de progressie van prediabetes naar diabetes kan vertragen en voordelig is voor de behandeling van diabetes type 2. Studies met een energiebeperking als interventie resulteren in een vermindering in HbA1c-waarde van 0,3-2,0%, een verbetering in de medicatiedosis en positief effect op levenskwaliteit bij volwassenen met diabetes type 2. Bekomen gewichtsverlies behouden is een uitdaging, maar heeft voordelen op lange termijn. Behoud van gewichtsverlies over 5 jaar is geassocieerd met blijvende verbetering van de HbA1c-waarden en het lipiden-profiel. Gewichtsverlies kan bekomen worden door programma’s met een vermindering van 500-750 kcal op te stellen of programma’s van 1200-1500 kcal/dag voor vrouwen en1500 -1800 kcal/ dag voor mannen te geven, bijgesteld in functie van het startgewicht van de patiënt. Voor veel patiënten met diabetes type 2 en obesitas is > 5% gewichtsverlies nodig voor een verbetering van de bloedglucosewaarden, het lipidenprofiel en bloeddruk. Gewichtsverlies van ≥ 7% dat behouden kan worden, is optimaal. De maaltijdschema's die gebruikt worden om gewichtsverlies te bekomen, kunnen variëren in het voedingsmiddel dat beperkt wordt (vb. vetrijke vs. koolhydraatrijke voedingsmiddelen), maar hun nadruk dient te liggen op

activiteit. Onderzoek wijst uit dat de mate van 'het zich houden aan' het voedingsbehandel-plan resultaten voorspelt i.p.v. de gevolgde voedingsstrategie. Een voedingspatroon dat volgehouden kan worden, heeft meer kans op slagen en dit werd bevestigd door een meta-analyse van RCT's over gewichtsverlies waarin verschillende voedingspatronen werden vergeleken. Laag-vet voedingspatronen zijn de meest gebruikte in studies en hebben hun effectiviteit voor het bekomen van gewichtsverlies bij diabetes type 2 bewezen. Koolhydraatbeperkte diëten zijn eerder controversieel, maar ze zijn veilig en effectief voor gebruik om op korte termijn gewichtsverlies te bekomen. Er is enige bezorgdheid omtrent hun mogelijk negatief effect , vooral wat betreft het cardiovasculair risico, maar er is geen evidentie omtrent schadelijke effecten op korte termijn en lange termijn. De voornaamste werking van koolhydraatbeperkte diëten is vermoedelijk een bekomen energierestrictie via het beperken van koolhydraten. Recent onderzoek toont aan dat het Mediterraan voedingspatroon (hoog in meervoudig onverzadigde vetzuren) eveneens een effectieve aanpak is om gewichtsverlies te bekomen bij diabetes type 2. Systematische reviews van RCT's stellen dat VLCD's doeltreffend zijn voor gewichtsverlies bij diabetes type 2 en resulteert in meer gewichtsverlies na 3-6 maanden in vergelijking met een standaardbehandeling. NICE beveelt niet langer VLCD's aan als standaard-behandeling en stelt voor dat deze maximaal 12 weken aaneensluitend mogen worden toegepast of periodiek met een laag-calorisch voedingspatroon als deel van een bepaalde 'meervoudige' aanpak met medische ondersteuning. Er is goede evidentie dat een behandeling waarin maaltijdvervangers (800-1200

Gezondheidsvoorlichting moet zich meer richten op de ondersteuning van gedragsveranderingen die gericht zijn op gewichtsbehoud. Het Mediterraan voedingspatroon en koolhydraatbeperkt dieet komen het meest in aanmerking voor patiënten met diabetes type 2 en overgewicht/obesitas. Op korte termijn (< 1 jaar) is er relatief overtuigende evidentie dat een koolhydraatbeperkt dieet bij diabetes type 2 met overgewicht/obesitas gunstiger is wat betreft lichaamsgewicht, lipidenprofiel en cardiovasculair risico dan een laag-vet voedingspatroon. Er is onvoldoende evidentie om hetzelfde te concluderen voor effecten op lange termijn. Patiënten met diabetes en overgewicht/obesitas hebben baat bij intensieve leefstijlprogramma's om gewichtsverlies, verbeteringen in de HbA1c-waarde, bloeddruk en lipidenprofiel te bereiken. Een kleine afname in lichaamsgewicht kan al verbeteringen opleveren voor de bloedglucosewaarden, bloeddruk en lipidenprofiel bij patiënten met diabetes, in het bijzonder bij patiënten met recent gediagnosticeerde diabetes. Bij patiënten met recent gediagnosticeerde diabetes en overgewicht/obesitas moet gestreefd worden naar minimaal 5-10% gewichtsvermindering. Bij langer bestaande diabetes kan in overleg met de patiënt de aandacht verschuiven van gewichtsvermindering naar het voorkomen van gewichtstoename.

voordeling effect op de metabole controle op korte termijn, maar ze zijn nadelig op lange termijn.

Page 46: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

46

nutriëntdense voedingsmiddelen (bv. groenten, fruit, magere melkproducten, mager vlees, noten, zaden en volle graanproducten) en op het bekomen van de gewenste caloriebeperking. De keuze van het voedingspatroon dient gebaseerd te zijn op de gezondheidsstatus en de voorkeuren van de patiënt. Een voedingsbehandeling, fysieke activiteit en gedragsverandering, met als doel om 5% gewichtsverlies te bekomen dient te worden geadviseerd aan patiënten met diabetes type 2 met overgewicht/obesitas die bereid zijn om gewichtsverlies na te streven. Zo een interventie dien in hoge intensiteit plaats te vinden (≥ 16 sessies in 6 maand) en dient te focussen op voedingsadviezen, fysieke activiteit en gedragsverandering om een verlies van 500-700 kcal te bekomen. Voedingspatronen dienen geïndividualiseerd te worden gezien de voedingspatronen die dezelfde energie-inname garanderen, maar verschillen in de hoeveelheid eiwitten, vetten en koolhydraten even doeltreffend zijn voor het bekomen van gewichtsverlies. Voor patiënten die het streefgewicht bereikt hebben op korte termijn, dienen langetermijnprogramma's (≥ 1 jaar) te worden opgesteld om gewichtsverlies te kunnen behouden. Deze programma's dienen minimaal maandelijks opgevolgd te worden voor het lichaamsgewicht, het volhouden van een laag-calorisch voedingspatroon en het inschakelen van fysieke activiteit (200-300 minuten/ week) dient te worden aangemoedigd. Om 5% gewichtsverlies te bekomen, kunnen VLCD's en maaltijdvervangers gebruikt worden op korte termijn (3 maanden) voor goed geselecteerde patiënten, gegeven door ervaren zorgverleners en met intensieve begeleiding.

kcal/dag) of volledig voor een periode van 12 maanden (alle maaltijden vervangen) of gedeeltelijk (schema's met maaltijdvervangers) doeltreffend zijn voor gewichtsverlies bij diabetes type 2. Studies waarbij alle maaltijden vervangen werden, rapporteren een gemiddeld gewichts-verlies van ongeveer 15 kg en remissie van diabetes type 2. Meta-analyses van RCT's rapporteren dat maaltijdvervangers meer gewichtsverlies geven op korte termijn dan laag-calorische voedingspatronen. Er is beperkte evidentie voor het gebruik van commerciële voedingspatronen, vooral bij patiënten met diabetes type 2. Tot nu geven RCT's niet meer gewichtsverlies bij het gebruik van periodiek vasten en mindful eten weer in vergelijking met andere benaderingen bij diabetes type 2, maar evidentie is beperkt en verder onderzoek is noodzakelijk. Bloedglucoseregeling en diabetes type 1 Een hogere BMI is geassocieerd met langetermijncomplicaties bij diabetes type 1. Er is geen evidentie van RCT's dat aantoont dat er een directe relatie bestaat tussen lichaamsgewicht en de bloedglucoseregeling bij patiënten met diabetes type 1, alhoewel een hoge HbA1c-waarde geassocieerd is met een langdurige hyperglycemie dat gewichtsverlies teweeg brengt. Er is geen evidentie van RCT's dat gewichtscontrole op zich de bloedglucoseregeling beïnvloedt bij patiënten met diabetes type 1. Onafhankelijk van de bloedglucoseregeling, rekening houdend met een hogere prevalentie van overgewicht/obesitas bij de algemene populatie, bevelen recente richtlijnen van NICE aan om begeleiding bij de aanpak van het lichaamsgewicht aan te bieden aan patiënten met diabetes type 1 wanneer het aangewezen is.

Page 47: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

47

Om bekomen gewichtsverlies te behouden, dienen lange termijn opvolgingsprogramma's te worden voorzien. Bij patiënten met diabetes type 2 met overgewicht/obesitas en onvoldoende controle van de bloedglucosewaarden, bloeddruk, het lipidenprofiel en andere aan overgewicht/obesitas gerelateerde complicaties, kunnen veranderingen in leefstijl die resulteren in beperkt, maar behouden gewichtsverlies, verbetering in de bloeddruk, HbA1c-waarde en triglyceriden teweeg brengen. Meer gewichtsverlies resulteert in grotere voordelen voor de bloeddruk, LDL-cholesterol, HDL-cholesterol en een afname in gebruik van medicatie voor bloedglucosewaarden, bloeddruk en lipidenprofiel. Wanneer gegeven door ervaren zorgverleners, in een medische setting met strikte controle, kunnen korte termijn interventies (3 maanden) van VLCD (< 800 kcal/dag) of gebruik van vervangmaaltijden meer gewichtsverlies (10-15%) op korte termijn teweeg brengen dan intensieve leefstijl- programma's die de typische 5% gewichtsverlies beogen. Gewichtstoename na het volgen van een strikt VLCD is groter dan na een intensief leefstijlprogramma, behalve als een intensief lange termijn opvolgingsprogramma voorzien wordt. Medicatie (goedgekeurd door FDA) voor behandeling van overgewicht/obesitas:

orlistat (Alli® of Xenical

®);

phentermine/topiramate (Qsymia

®);

liraglutide (Saxenda®).

Bloedglucoseregeling en diabetes type 2 Leg nadruk op het behouden van gewichtsverlies van minimaal 5% bij patiënten met overgewicht/obesitas door de energie-inname te verminderen en het energieverbruik te verhogen. Gewichtsverlies kan de metabole stoornissen die gezien worden bij diabetes type 2 omkeren en zou de eerste behandeling moeten zijn. Een recente meta-analyse van RCT's besluit dat gewichtsverlies van ≥ 5% noodzakelijk is om de bloedglucoseregeling significant te verbeteren, het toont 7 mmol/mol (0,6%) vermindering in HbA1c-waarde tot 13 mmol/mol (1,2%) bij een groep nieuw gediagnosticeerde patiënten. Longitudinale cohortstudies tonen aan dat een verandering in BMI een goede voorspeller is voor verandering in de HbA1c-waarde en dat patiënten met diabetes type 2 die gewicht verliezen het behandeldoel omtrent HbA1c-waarde beter bereiken dan patiënten met een stabiel lichaamsgewicht of gewichtstoename. Gewichtsverlies kan ook het gevolg zijn van een slechte bloedglucoseregeling. Gewichtstoename is positief geassocieerd met insulineresistentie en daarom verbetert gewichtsverlies de insulinegevoeligheid en componenten van het metabool syndroom en vermindert het cardiovasculair risico. Intensifiëren van de behandeling resulteert vaak in gewichtstoename. Sulphonylurea en glitazonen zijn geassocieerd met een gewichtstoename van gemiddeld 2-3 kg en gebruik van insuline bij diabetes type 2 is geassocieerd met een gewichtstoename van ongeveer 2 kg over een jaar, alhoewel een kwart van de patiënten een gewichtstoename van minimaal 5 kg ervaren.

Page 48: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

48

Diabetes en bariatrische chirurgie

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Bariatrie is aanbevolen als een behandelingsoptie bij patiënten met diabetes type 2 met een BMI van 30 kg/m² of hoger. Het is een effectievere behandeling dan medicatie in kader van gewichtsverlies, bloedglucosewaarden en cardiovasculair risico. Remissie zien we na heelkunde in 30-62% van de patiënten. Deficiënties van eiwitten, ijzer, calcium, vitamine D en vitamine B12 zijn zichtbaar. Regelmatig voedingsadvies is aanbevolen pre- en postoperatief. Suppletie is aanbevolen, afhankelijk van de chirurgische procedure.

Voor sommige patiënten met diabetes kan een bariatrische ingreep een optie zijn om gewicht te verliezen en te behouden. Bariatrische chirurgie heeft als doel gewichtsverlies door de voedingsinname en de opname van voedingsstoffen te beperken. De meest toegepaste operatie is de gastric bypass. Om in aanmerking te komen voor bariatrische chirurgie moet aan bepaalde voorwaarden voldaan worden. De leeftijdsgrenzen zijn 18-65 jaar, en er moeten meerdere serieuze conventionele dieetpogingen gedaan zijn die niet tot succes hebben geleid. Voor patiënten met diabetes geldt dat de BMI ≥ 35 kg/m² moet zijn.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden

Diabetes en mucoviscidose

ISPAD Guidelines 2014 Australian standards of care for cystic fibrosis‐related diabetes 2013

Cystic fibrosis: diagnosis and management (NICE 2017)

Basis voedingsadvies bij mucoviscidose Verdeling macronutriënten: 35-40 En% vet, 40-45 En% koolhydraten en 20 En% eiwitten. Geen bijzonder advies naar verdeling vetzuren. Behandeling bij voorkeur insuline. Onduidelijkheid diagnostiek.

Basis voedingsadvies (ref EU richtlijnen en Amerikaanse richtlijnen) Opstart insuline verwijzing naar ISPAD richtlijnen 2009. Advies om voedingsmiddelen met een hoge glycemische index te weren.

Te beperkt om te gebruiken

Algemeen komt er naar voor dat de voedingsinname moet gebaseerd zijn op de basis voedingsadviezen bij mucoviscidose. Eventueel kan het gebruik van voedingsmiddelen met een hoge glycemische index worden vermeden. Bij de opstart van insuline wordt hierover niet meer gesproken. Eens er insuline wordt opgestart, wordt er verwezen naar de diabetesrichtlijnen om patiënten educatie te geven hoe de insuline af te stemmen op de koolhydraatinname.

Page 49: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

49

Diabetes en zwangerschap (aanvang)

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Aanbevelingen prenataal:

Vrouwen moeten aangemoedigd worden een goede bloedglucoseregeling te verkrijgen.

Moedig een aangepaste gewichtstoename toe in relatie tot de BMI voor zwangerschap – vanaf BMI 27 kg/m

2.

5 mg foliumzuur tot week 12 van de zwangerschap.

In combinatie met gezonde voeding, moeten vrouwen met diabetes toegang hebben tot een multidisciplinair team zodat individuele voedingsadviezen kunnen besproken worden. Ondanks dat controle van het lichaamsgewicht niet wordt aanbevolen bij The National Institute for Health and Care Excellence (NICE), is er evidentie van de IOM/ADA richtlijnen en bevindingen van het Centre for Maternal and Child Enquiries (CMACE), dat controle en opvolging van het lichaamsgewicht naar gewichtstoename voor de zwangerschap belangrijk zijn. Bij zwangerschapsdiabetes is er evidentie dat voeding met aandacht voor op een lage glycemische index een betere bloedglucoseregeling geeft. Diabetes tijdens de zwangerschap is geassocieerd met een hoger risico op hypertensie en pre-eclampsie. Er is geen evidentie dat supplementen het risico doen dalen.

Een goede bloedglucoseregeling is van groot belang bij vrouwen met diabetes die al voor de zwangerschap bekend is. Er is een lineair verband tussen de HbA1c-waarde tijdens de periode voor de conceptie en de prevalentie van aangeboren afwijkingen. Een slechte bloedglucoseregeling in het 1ste trimester van de zwangerschap leidt tot een hogere incidentie van aangeboren afwijkingen en miskramen.

Een HbA1c-waarde < 6,5% (indien mogelijk) is aangeraden bij het overwegen van een zwangerschap. Tijdens de zwangerschap moet de bloedglucosewaarde gecontroleerd worden via capillaire bloedprikkken. Nuchtere bloedglucosewaarden van 95 mg/dl en postprandiale bloedglucosewaarden van 120 mg/dl zijn aangeraden wanneer er geen sprake is van ernstige hypoglycemieën.

Page 50: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

50

Diabetes en zwangerschap (2e en 3e trimester)

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2013 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In combinatie met gezonde voeding, moeten vrouwen met diabetes toegang hebben tot een multidisciplinair team zodat individuele voedingsadviezen kunnen besproken worden. Ondanks dat controle van het lichaamsgewicht niet wordt aanbevolen bij The National Institute for Health and Care Excellence (NICE), is er evidentie van de IOM/ADA richtlijnen en bevindingen van het Centre for Maternal and Child Enquiries (CMACE), dat controle en opvolging van het lichaamsgewicht naar gewichtstoename voor de zwangerschap belangrijk zijn. Diabetes tijdens de zwangerschap is geassocieerd met een hoger risico op hypertensie en pre-eclampsie. Er is geen evidentie dat supplementen het risico doen dalen. Fysieke activiteit: 30 minuten/dag Vitamine D supplementen: 10 µg/dag

Hoge bloedglucosewaarden later in de zwangerschap (2e en 3e trimester) kunnen leiden tot maternale ketoacidose, teveel vruchtwater, een te sterke groei van de foetus (macrosomie), plotselinge intra-uteriene sterfte en neonatale problemen zoals neonatale hypoglycemie. .

De HbA1c-waarde moet opnieuw geëvalueerd worden tijdens het 2e en 3e trimester van de zwangerschap. Rekening houden met de hemodilutie (verhoging van de vloeistofinhoud in het bloed, waardoor zich relatief minder bloedcellen in het bloed bevinden. synoniem: bloedverdunning) bij de interpretatie van het resultaat. Het is van belang de bloedglucosewaarden pre- en postprandiaal (2u na de maaltijd) te controleren.

Page 51: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

51

Diabetes na de zwangerschap

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2013 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Vrouwen die borstvoeding geven moeten hun insulinedosis verminderen, extra koolhydraten eten, vaker de bloedglucosewaarden controleren en steeds een koolhydraathoudende snack bij hebben in geval van een hypoglycemie.

Vrouwen moeten aangemoedigd worden om realistische doelen op te stellen naar voeding en bloedglucoseregeling, dewelke veilig en verenigbaar zijn met de baby. Vrouwen met een geschiedenis van zwangerschapsdiabetes moeten aangemoedigd worden om een gezonde leefstijl en gewichtscontrole na de bevalling na te streven. Diabetes is geen contra-indicatie voor borstvoeding. Het is in lijn met de aanbevelingen van de World Health Organisation (WHO). Borstvoeding kan een hypoglycemie in de hand werken en vereist meerdere controles van de bloedglucosewaarden, een hogere koolhydraatinname en een lagere insulinedosis. De kennis van de invloed van borstvoeding op de bloedglucosespiegels is beperkt. De beschermende effecten van borstvoeding op het kind en de moeder, zowel in eerste instantie als in termen van vermindering van het risico op chronische ziekten, suggereren dat het, waar mogelijk, moet worden aangemoedigd. Zwangerschapsdiabetes is een sterke voorspelling van zwangerschapsdiabetes bij een volgende zwangerschap en diabetes type 2. Vrouwen moeten geadviseerd worden een gezonde leefstijl en gewichtscontrole te voorzien indien mogelijk na de bevalling.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Zwangerschapsdiabetes

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2013 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

De optimale verhouding tussen de macronutriënten bij zwangerschapsdiabetes is onbekend. De behandeling van zwangerschapsdiabetes bestaat uit voedingsadviezen, eventueel gecombineerd met een insulinebehandeling. In de zwangerschap dient gezorgd te worden voor gezonde voeding met specifieke aandachtspunten, voldoende fysieke activiteit, gewichtstoename en bloedglucosewaarden binnen het doelbereik en een goede groei van de foetus. In de NICE richtlijn wordt geadviseerd indien mogelijk koolhydraten te kiezen met een lage glycemische index, magere eiwitbronnen en enkelvoudig onverzadigde vetzuren.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Page 52: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

52

Diabetes bij kinderen en adolescenten

ISPAD 2014 NICE 2015 ADA 2015 AAP 2013 Koolhydraten minimaal 55 En%, vetten < 35 En%, eiwitten 15-20 En%. Aanpassen insulinedosis aan koolhydraat-inname met eveneens structuur in de maaltijden. Gebruik van de glycemische index.

Diabetes type 1 Algemeen verwijzen naar aanbevelingen gezonde voeding. Afstemmen insuline-koolhydraten. Voeding met een laag glycemische index. Diabetes type 2 Algemeen verwijzen naar aanbevelingen gezonde voeding en guidelines NICE 2015 over aanpak overgewicht/obesitas bij kinderen.

Koolhydraten (39-57 En%), vetten (27-40 En%), eiwitten (0,8-2,0 g/kg LG/dag) (geen verwijzing naar studies bij kinderen). Sterke evidentie om te werken met een insuline-koolhydraatratio onvoldoende onderzoek om een advies rond de vezelinname te formuleren, dus richtlijnen algemene gezonde voeding.

Verwijzen hier naar leefstijlaanpassingen die beschreven staan in de Amerikaanse richtlijnen voor gezonde voeding.

Page 53: Bijlage Referenties...versie-1.3.pdf. Online geraadpleegd op 11 september 2017. Société Francophone du Diabète. Référentiel de bonnes pratiques Nutrition & Diététique: Diabète

Bijlage Referenties © Diabetes Liga vzw, Voedingsprotocol bij diabetes (mei 2019)

53

Ouderen

AND 2015 ADA 2013/2018 CDA 2018 UK 2011/2018 NDF 2015 SFD 2014 In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Aanbevelingen - Bied educatie aan, inclusief voedingsadvies, aan oudere patiënten met diabetes. Leeftijd mag geen belemmering zijn voor het krijgen van educatie. - Voorzie het bepalen van de voedingsstatus en behandelingen onder supervisie van een diëtist. - Pas bij patiënten met dementie en diabetes algemene richtlijnen voor patiënten met diabetes type 2 toe. De voedingsstatus kan in het gedrang komen wanneer de patiënt ouder wordt waarbij fysieke, sociale en psychosociale factoren een rol spelen. Er is enige evidentie dat de een oudere patiënt met diabetes een slechtere voedingstoestand zou hebben dan de iemand zonder diabetes, zowel onder de algemene populatie als in ziekenhuizen. Maar leeftijd mag geen belemmering zijn voor het verkrijgen van gestructureerde educatie en zelfcontrole, gezien educatie bij ouderen doeltreffend gebleken is. Verlies van vetvrije massa kan sneller verlopen bij oudere patiënten met diabetes type 2 dan bij ouderen zonder diabetes type 2. Hierbij is het moeilijk om de behoeften in te vullen gezien vooral de eiwitbehoefte toeneemt alsook sommige vitaminen en mineralen, alhoewel het energieverbruik daalt. Het bepalen van de voedingsstatus en ondersteuning bieden aan patiënten die ondervoed zijn, zou beschikbaar moeten zijn voor alle ouderen met diabetes via geïndividualiseerde voedingsschema's die worden opgesteld door een diëtist. Er is weinig evidentie omtrent de voedingsaanpak voor patiënten met diabetes type 2 en dementie. Er is volop wetenschappelijk onderzoek bezig. Aanbevelingen voor mensen met dementie zonder diabetes zouden moeten worden aangepast met de nadruk op behoud van de voedingsstatus en preventie van ondervoeding.

In deze richtlijn is geen relevante informatie over dit onderwerp teruggevonden.

Het voedingsadvies voor oudere patiënten met diabetes dient rekening te houden met de actuele leeftijd, maar ook met de fysiologische leeftijd, de aanwezigheid van frequente geassocieerde aandoeningen en het niveau van autonomie. Het doel is om ondervoeding en hypoglycemieën te voorkomen. Voor de 'sterkere' ouderen is de aanbeveling voor energie en eiwitten dezelfde als voor 'jongere' patiënten (0,8-1,0 g eiwit/kg LG/dag). Voor 'fragiele' of 'zieke' ouderen, bij wie het risico op ondervoeding sterk is toegenomen, is de eiwitbehoefte verhoogd tot 1,2-1,6 g/kg LG/dag. Voor volwassenen die in een goede gezondheid verkeren, een goede nierfunctie hebben en geen risico op ondervoeding hebben, is de aanbeveling voor eiwitten 0,83 g/kg LG/dag. Voor ouderen vanaf 75 jaar is dit echter 1 g/kg LG/dag (door de veranderde lichaamssamenstelling: toename van vetmassa en afname van spiermassa). De HbA1c-streefwaarde voor fragiele ouderen (kwetsbare oudere met een wankele gezondheid met fysieke of mentale problemen en minder aanpassingsvermogen) is 8%. Matige ondervoeding wordt gedefinieerd als: BMI ≤ 21 kg/m² of gewichtsverlies ≥ 5 % in 1 maand of ≥ 10 % in 6 maanden of albumine < 35 g/l. Ernstige ondervoeding: BMI ≤ 18 kg/m² of ≥ 15 % in 1 maand of 10 % in 6 maanden of albumine van < 30 g/l. In geval van ondervoeding of acute ziektetoestand is de eiwitbehoefte verhoogd: 1,2-1,6 g/kg/d. Het hoofddoel is het vermijden van kortetermijncomplicaties of het vermijden van de ernst van de complicaties die door diabetes veroorzaakt worden (dehydratatie, hyperosmolair coma, hypoglycemie). Preprandiale bloedglucosewaarden tussen 100-200 mg/dl en/of een HbA1c-waarde < 9% is aanbevolen.