anton de kom universiteit van suriname · anton de kom universiteit van suriname faculty of...

107
Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht opleiden en beoordelen bij de Certificaatopleiding Economie van de Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (SOOS) Thesis ter verkrijging van de graad van Master in Education ‘Innoveren en implementeren’ Querlyn L. Hidalgo Juli 2015 Opleiding: Educatieve Master Innoveren en implementeren Begeleiders: Dr. W. Miedema en Dr. U. de Jong

Upload: others

Post on 24-Jan-2021

9 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht

Anton de Kom Universiteit van Suriname

Faculty of Graduate Studies IO

Assessment van competenties

Een aanzet tot het competentiegericht opleiden en beoordelen bij

de Certificaatopleiding Economie van de Stichting Opleidingen en

Onderzoek in Suriname (SOOS)

Thesis ter verkrijging van de graad van Master in Education lsquoInnoveren en implementerenrsquo

Querlyn L Hidalgo

Juli 2015

Opleiding Educatieve Master Innoveren en implementeren

Begeleiders Dr W Miedema en Dr U de Jong

Anton de Kom Universiteit van Suriname

Faculty of Graduate Studies IO

Assessment van competenties

Een aanzet tot het competentiegericht opleiden en beoordelen bij

de Certificaatopleiding Economie van de Stichting Opleidingen en

Onderzoek in Suriname (SOOS)

Thesis ter verkrijging van de graad van Master in Education lsquoInnoveren en implementerenrsquo

Querlyn L Hidalgo

Juli 2015

Opleiding Educatieve Master Innoveren en implementeren

Begeleiders Dr W Miedema en Dr U de Jong

Masterthesis 2

Voorwoord

Een hart voor onderwijs Dat is de wijze waarop ik mezelf zie In 1999 begon ik als

deeltijddocent op het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) en gedurende 2002 tot en

met 2011 heb ik daar als voltijd docent gewerkt Voor mijn voltijdse betrekking bij het IOL

was ik staffunctionaris bij de Centrale Bank van Suriname Mijn stap naar het onderwijs was

toen een heel bewuste keuze geweest en het nu mogen afronden van een masterstudie in

education zie ik dan ook als een beloning voor mijn jarenlange bijdrage aan het onderwijs

In 2002 heb ik de Stichting Opleidingen en Onderzoek (SOOS) opgericht Naast mijn voltijd-

se betrekking op het IOL was de SOOS de plek waar ik kon experimenteren met onderwijs-

gerelateerde zaken Veel trainingen die ik verzorgd heb een aantal onderwijsondersteunende

projecten die ik mede uitgevoerd heb en twee hbo-opleidingen die ik mede heb mogen

ontwikkelen en implementeren zijn enkele resultaten die geboekt zijn bij de SOOS Het

afronden van de educatiemaster lsquoinnoveren en implementerenrsquo met een SOOS-onderwerp is

dan ook een bewuste keuze geweest Als voorzitter van het bestuur zal ik mij dan ook

inzetten dat de onderzoeksvoorstellen uit deze thesis geiumlmplementeerd worden bij de SOOS

Deze thesis zou niet mogelijk zijn geweest zonder de optimale ondersteuning van de SOOS

familie Ik bedank dan ook het bestuur die mij alle ruimte heeft gegeven om deze thesis af te

ronden Ook de toenmalige algemeen directeur J Johns-Christopher de opleidingsmanager

van de COE I Ramdin de kwaliteitsmedewerker V Rambharos en alle docenten die hun

bijdrage hieraan hebben geleverd bedank ik van harte Ook een bijzonder woord van dank

aan mijn hoofdbegeleider dr W Miedema en mijn co-begeleider dr U de Jong Ook bedank

ik I Oudkerk-Pool die mij het materiaal voor de assessorentraining ter beschikking heeft

gesteld Tenslotte bedank ik mijn echtgenoot en mijn kinderen voor hun ondersteuning en

hun begrip tijdens mijn gehele studie in het bijzonder tijdens deze laatste fase van afronding

Een grote drijfsfeer om deze thesis af te ronden in de beschikbare tijd is de inspiratie geweest

die ik van de Here heb mogen ontvangen Ik draag deze thesis dan ook volledig aan Hem op

10 juli 2015

Querlyn L Hidalgo

Masterthesis 3

Inhoud

Samenvatting 5

1 Inleiding 6

2 Korte weergave analyseonderzoek 9

21 Onderzoeksvraag en -opzet 9

211 Analyse bestaand materiaal 9

222 Interviews 10

22 Korte weergave onderzoeksresultaten 11

221 Bestaand materiaal 11

222 Interviews opleidingsmanager en algemeen directeur 15

223 Onderzoeksresultaten interviews COE docenten 16

23 Conclusies analyse onderzoek 18

24 Verantwoording interventie voorstel 19

3 Theoretisch kader met conceptueel model 20

31 Het begrip competentie 20

32 Assessment 21

321 Doeleinden van assessment 21

322 Beoordelingsmomenten 22

323 Kwaliteitscriteria voor assessments 23

33 Het portfolio 25

34 Assessment beoordeling 28

35 De assessor 29

351 Gedragsindicatoren van een assessor 29

352 Methodieken 30

36 Conceptueel model en interventieonderzoeksvoorstel 31

361 Verantwoording conceptueel model 31

362 Interventieonderzoeksvoorstel 32

4 Interventie 33

41 Globaal ontwerp 33

42 Blokjeschema 33

43 Gedetailleerd ontwerp 34

431 Het informeren van docenten 34

432 Assessorentraining 34

Masterthesis 4

433 Gerichte oefening van de docenten onderling 36

434 Brainstormen van docenten 37

44 Programma van eisen 37

5 Onderzoeksopzet 38

51 Centrale vraag en deelvragen 38

52 Onderzoekstype 39

521 Actieonderzoek 39

522 Effectonderzoek 40

53 Populatie 41

54 Dataverzameling en onderzoeksinstrumenten 41

541 Toename kennisniveau docenten 41

542 Toename ontwikkelingsniveau competenties assessor bij docenten 41

543 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments 42

55 Validiteit en betrouwbaarheid 43

551 Validiteit 43

552 Betrouwbaarheid 44

6 Resultaten van het onderzoek 45

61 Het effect van het product 45

611 Informeren van docenten 45

612 Assessorentraining 46

613 Aangepast competentieprofiel 54

62 Het effect van het proces 58

7 Conclusies aanbevelingen en discussie 59

71 Conclusies 59

72 Aanbevelingen 61

73 Discussie 62

8 Implementatie plan 64

81 Implementatietheorie 64

82 Stakeholders 65

83 Sociaal kapitaal en capacity building 65

84 Stappenplan 66

Lijst van geraadpleegde bronnen 67

Bijlagenoverzicht 71

Masterthesis 5

Samenvatting

De Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (SOOS) heeft twee hbo-opleidingen

namelijk de marketing en managementopleiding (MeM) en de Certificaatopleiding Economie

(COE) In tegenstelling tot de COE komen bij de MeM wel praktijkopdrachten simulaties en

stages voor Dit is de directe aanleiding geweest om tijdens een analyseonderzoek na te gaan

in welke mate de toetsvormen bij de COE aansluiten bij het competentiegerichte karakter van

de opleiding De conclusie uit dit onderzoek is geweest dat de toetsvormen geen competenties

toetsen maar geiumlsoleerde kennis en vaardigheden Uitgaande hiervan is een interventieon-

derzoek gedaan met als centrale probleemstelling lsquokunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOSrsquo

Uit het literatuuronderzoek is naar voren gekomen dat een assessor een portfolio dient te

beoordelen uitgaande van de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van

de bewijzen en de relatie tussen de bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscriteria

Ook dient een assessor een criteriumgericht interview af te nemen waarbij de START-

techniek LSD-techniek en turbo-vragen gehanteerd worden Middels een actieonderzoek is

nagegaan als het mogelijk is om een toename in het ontwikkelingsniveau van de

competenties van de docent als assessor te weeg te brengen Het meten van de toename is

gekwalificeerd als een effectonderzoek

Bij de docenten is er een toename geweest in het kennisniveau over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waarbij het gemiddeld toetscijfer bij het tweede meetmoment is ge-

stegen van 44 naar 62 Zowel tijdens het eerste als het tweede meetmoment zijn er turbo-

vragen gesteld zijn de vraak-criteria gehanteerd en is de LSD-techniek gedemonstreerd

Verder is er tijdens het eerste moment niet gelet op de relatie tussen de bewijzen beroeps-

handelingen en beoordelingscriteria terwijl dat wel het geval is geweest bij het tweede

meetmoment Ook is geconstateerd dat bij het eerste meetmoment de taakfase van de

START-techniek niet aan de orde is geweest terwijl bij het tweede meetmoment alle fasen

van deze techniek aan de orde zijn geweest Verder is tijdens het eerste meetmoment geen

feedback gegeven terwijl dat wel gedaan is tijdens het tweede meetmoment met het in acht

nemen van de feedbackregels en de focus op de inhoud van het portfolio Uitgaande van deze

resultaten kan als conclusie van het interventieonderzoek worden gesteld dat gerichte training

en oefening een bijdrage kunnen leveren aan de competenties als assessor van de docenten

Als aanbevelingen worden gedaan het verder informeren van de docenten over het implemen-

tatieplan het organiseren van vervolgworkshops het instellen van een focusgroep en het

doen van analyseonderzoek voor het verder in kaart brengen van de te ontwikkelen compe-

tenties bij de studenten en het instellen van een community of learners De verbeterpunten die

tijdens de discussie naar voren zijn gekomen hebben betrekking op de ecologische validiteit

de vergelijkbaarheid van de resultaten van de voor- en nameting de controle van de ontwik-

kelde instrumenten en de afstemming met de observatoren tijdens het interventieonderzoek

Masterthesis 6

1 Inleiding

De Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (SOOS) is opgericht op 25 april 2002

en is in april 2003 begonnen met haar bedrijfsactiviteiten De visie van de SOOS is om het

innovatieve instituut te zijn dat met nationaal en internationaal geaccepteerde kwalitatief

goede onderwijsproducten en een betrokken team de Surinaamse markt waarin opleidingen

worden aangeboden overneemt De SOOS heeft als missie om een Surinaams kwaliteits-

waarborgend instituut te zijn dat burgers vormt om optimaal te functioneren in de

maatschappij door marktgericht en klantgericht op maat ontwikkelde onderwijsproducten aan

te bieden waarbij gebruik wordt gemaakt van proactieve innovatieve en integere

medewerkers (Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname [SOOS] 2013a)

Uit het bedrijfsprofiel van de SOOS (2013a) is af te leiden dat de diensten van de SOOS

worden onderscheiden in enerzijds projecten die met name bestaan uit het ontwikkelen en het

verzorgen van trainingen in opdracht van bedrijven organisaties en de overheid en anderzijds

opleidingen In het kader van dit onderzoek staan de opleidingen centraal waarop hieronder

kort wordt ingegaan

In 2008 is de wet voor het instellen van een Nationaal Orgaan Voor Accreditatie (NOVA) in

werking getreden waarna in 2009 het kwartierteam Interim NOVA is ingesteld Dit kwartier-

team is ertoe overgegaan om opleidingen vallende onder het hoger onderwijs een erkenning

van bestaan te verlenen mits deze voldeden aan de daartoe gestelde eisen De SOOS heeft in

juli 2010 de erkenning van bestaan verkregen voor de Marketing en Managementopleiding

(MeM) en in oktober 2010 voor de Certificaatopleiding Economie (COE) In oktober 2010 is

de SOOS gestart met de MeM die opleidt tot (assistent) marketingmanager en in maart 2011

met de COE die opleidt tot financieel analist

In juni 2011 is de Accreditatieraad ingesteld onder wiens toezicht de accreditatiekaders in

samenspraak met de hoger onderwijsinstituten zijn samengesteld De publicatie heeft plaats-

gevonden in het staatsblad van de Republiek Suriname op 26 maart en 2 april 2013 Met deze

publicatie is de weg opengesteld voor de hoger onderwijsinstituten om de accreditatie aan te

vragen In de accreditatiekaders van NOVA (Nationaal Orgaan voor Accreditatie [NOVA]

2012) is aangegeven dat de opleiding dient aan te tonen dat er een systeem van beoordeling

en toetsing is waarmee wordt nagegaan of de individuele student ook inderdaad over de

beoogde eindkwalificaties beschikt In tabel 11 zijn de toetsvormen die bij de verschillende

modules van de SOOS worden gehanteerd voor de MeM opleiding en de COE weergegeven

Tabel 11 Overzicht van het aantal modules per toetsvorm bij de MeM en de COE

Toetsvorm MeM COE

Schriftelijk tentamen 17 16

Schriftelijke (groeps)opdracht 16 18

(Groeps)presentatie 3 3

Mondelinge toets 5 1

Rollenspel 2

Masterthesis 7

Toetsvorm MeM COE

Onderlinge beoordeling 2 1

Praktijkopdracht 4

Poster 1

Briefnotulen 2

Discussiedebat 2

Portfolio 11 6

Project 4 5

Reflectie 10

Simulatie 2

Stage 1

Werkverslag 1

Persoonlijk beroepsmatig handelen 2 1

Scriptie 1 1

Totaal 85 53

(SOOS 2013b 2013c)

Uit tabel 11 blijkt dat er bij de MeM een veel grotere variatie aan toetsvormen verspreid over

de verschillende modules is dan bij de COE Daarnaast zijn er bij de MeM in tegenstelling

tot de COE ook toetsvormen als praktijkopdrachten simulatie en stage opgenomen die de

relatie met de beroepspraktijk betreffen Aangezien door NOVA (2012) duidelijk wordt ge-

steld dat hbo-opleidingen dienen aan te tonen dat de studenten daadwerkelijk kunnen functio-

neren in het beroep waarvoor zij worden opgeleid is het gemis van deze toetsvormen bij de

COE dan ook de aanleiding geweest voor een analyseonderzoek waarbij is nagegaan of en

hoe de toetsvormen bij de COE mogelijkerwijs dan wel aansluiten op de beoogde

eindkwalificaties

De beoogde eindkwalificaties zijn bij de SOOS weergegeven in het competentieprofiel van

de opleiding De competenties van de opleidingen van de SOOS worden verdeeld in alge-

mene competenties en de beroepsgerichte competenties De algemene competenties gelden

voor alle hbo-opleidingen van de SOOS terwijl de beroepsgerichte competenties afgestemd

zijn op het beroep waarvoor een hbo-opleiding opleidt De algemene competenties zijn

onderverdeeld in vier categorieeumln en de beroepsgerichte competenties in twee categorieeumln In

schema 11 zijn de zes categorieeumln van de competenties van de COE weergegeven

Schema 11 Algemene en beroepsgerichte competenties van de COE

Algemene competenties

1 Interpersoonlijke competentie

Een financieel analist die interpersoonlijk competent is schept een cooumlperatieve en open sfeer is

een rolmodel en brengt een open communicatie tot stand

2 Organisatorische competentie

Een financieel analist die organisatorisch competent is zorgt voor een ordelijke en doelmatige

werkplek en stemt de werkzaamheden op elkaar af

4 Competentie in het reflecteren

Een financieel analist die competent is in het reflecteren neemt initiatief om op de hoogte te

blijven van ontwikkelingen in het beroep en werkt samen met collegae om zijn handelen

Masterthesis 8

systematisch te kunnen verbeteren

Beroepsgerichte competenties

5 Vakspecifieke competentie

Een financieel analist die vakcompetent is verzamelt verwerkt en analyseert financieumlle

administratieve en economische gegevens aan de hand waarvan het management wordt

geadviseerd

6 Beroepsspecifieke competentie

Een financieel analist die beroepscompetent is kan volwaardig en zelfstandig functioneren

(Overgenomen van SOOS 2013d)

Uitgaande van hetgeen hierboven is beschreven heeft tijdens het analyseonderzoek de

volgende probleemstelling centraal gestaan in welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleiding

Het analyseonderzoek heeft als doel gehad om in kaart te brengen hoe de beoogde

competenties van de COE getoetst worden om op basis hiervan een interventie te doen die

moet bijdrage dat bij de COE inderdaad een systeem van toetsen wordt ingevoerd waarmee

de beoogde eindkwalificaties bij de studenten wordt gerealiseerd

Dit onderzoek is in twee delen uitgevoerd Het eerste deel betreft een analyseonderzoek

waarin de bovenstaande centrale vraag is onderzocht De resultaten van dit analyseonderzoek

zijn beschreven in hoofdstuk 2 Uitgaande van de conclusies van het analyseonderzoek heeft

vervolgens een interventieonderzoek plaatsgehad Het theoretisch kader van dit

interventieonderzoek is opgenomen in hoofdstuk 3 terwijl de beschrijving van de interventie

met het bijbehorende programma van eisen in hoofdstuk 4 is opgenomen De centrale

vraagstelling van het interventieonderzoek en de wijze waarop het interventieonderzoek is

uitgevoerd zijn beschreven in hoofdstuk 5 gevolgd door de onderzoeksresultaten in

hoofdstuk 6 De conclusies naar de effectiviteit van de gepleegde interventie de daaraan

gekoppelde aanbevelingen en de discussie met betrekking tot het verloop van de interventie

en het onderzoek zijn opgenomen in hoofdstuk 7 Deze thesis wordt tenslotte afgesloten met

het implementatieplan in hoofdstuk 8

Masterthesis 9

2 Korte weergave analyseonderzoek

In dit hoofdstuk wordt er een korte weergave gegeven van het analyseonderzoek In 21 wordt

ingegaan op de vraagstelling en onderzoeksopzet in 22 worden de resultaten van het

analyseonderzoek kort beschreven in 23 worden de conclusies van het onderzoek

beschreven en in 24 wordt de keuze voor de interventie verantwoord

21 Onderzoeksvraag en -opzet

De onderzoeksvraag van het analyseonderzoek luidt als volgt ldquoIn welke mate sluiten de

toetsvormen van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo In het

kader van dit onderzoek is een competentie gedefinieerd als een samenhangend geheel van

kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich met het oog op de toekomstige

uit te voeren beroepstaken door middel van concrete handelingen in de beroepscontext

gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere competenties ontwikkelt In het

theoretisch kader in hoofdstuk 3 wordt hier verder op ingegaan Om de onderzoeksvraag te

beantwoorden is er kwalitatief explorerend onderzoek gedaan waarbij bestaand materiaal is

geanalyseerd en interviews zijn afgenomen verwerkt en geanalyseerd De algemeen

directeur de opleidingsmanager en dertien COE docenten zijn hierbij geiumlnterviewd

211 Analyse bestaand materiaal

In november - december 2013 zijn de studiegids en het lesmateriaal van de zevenendertig

modules van de COE geanalyseerd Hierbij is er een inhoudsanalyse gedaan waarbij de

leerdoelen en de toetsvormen per module zijn verzameld In bijlage 2 is het

onderzoeksinstrument opgenomen dat gebruikt is om de benodigde informatie uit de

studiegids en het lesmateriaal te verzamelen

Om de geldigheid van de onderzoeksresultaten te kunnen garanderen zijn de

onderzoeksresultaten via email verstuurd naar de docenten zodat zij aanvullingen op enof

correcties konden plegen aan de geiumldentificeerde toetsvormen Deze controle was

noodzakelijk omdat de toetsvormen die aan de hand van de studiegids waren geiumldentificeerd

bij een vijftal modules verschilden van de toetsvormen die aan de hand van het bestaand

materiaal waren geiumldentificeerd De resultaten die zijn geanalyseerd zijn die na de controle

van de resultaten door de docenten

Bij de data-analyse zijn de prestatie-indicatoren uit het competentieprofiel als labels gebruikt

Hierbij is aan de hand van de leerstofaanduiding in het leerdoel nagegaan welk leerdoel

overeenkomt met welke prestatie-indicator Drie van de 154 leerdoelen konden aan de hand

van de leerstofaanduiding niet geplaatst worden bij een prestatie-indicator Deze drie

leerdoelen zijn buiten beschouwing gelaten bij de verdere analyse Naast het leerdoel is de

module waarop het leerdoel betrekking heeft ook gelijk opgenomen in dit overzicht Het

resultaat van deze fase is een overzicht geweest waaruit aan de hand van de leerdoelen is af

Masterthesis 10

te leiden welke competenties in casu prestatie-indicatoren in welke modules getoetst

worden

In de tweede fase van de analyse zijn in hetzelfde overzicht als hierboven genoemd de

toetsvormen naast een leerdoel ingevuld Bij deze fase bleek dat in drie gevallen aan de hand

van de omschrijving van de toetsvorm niet af te leiden was als de prestatie-indicator

daadwerkelijk getoetst werd Hierbij was het noodzakelijk om weer aanvullende data te

verzamelen uit het lesmateriaal waarbij met name de opdrachten en de beoordelingstabellen

de benodigd aanvullende data hebben opgeleverd Uit deze analysefase zijn uiteindelijk zes

overzichten voor elke competentiecategorie (interpersoonlijk organisatorisch samenwerken

reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) eacuteeacuten voortgekomen waarin per prestatie-

indicator de leerdoelen met bijbehorende toetsvorm en de betreffende module zijn

opgenomen Deze overzichten zijn voor de verkorte weergave samengevat in paragraaf 221

schema 21 waarin per competentiecategorie de toetsvormen zijn weergegeven

222 Interviews

In december 2013 zijn er interviews gehouden met de relevante actoren namelijk de

opleidingsmanager COE de algemeen directeur en dertien COE docenten

Het interview met de opleidingsmanager en de algemeen directeur heeft vooral gefocust op

hun visie op het totaal overzicht aan toetsvormen zoals verkregen uit de analyse van het

bestaand materiaal Met de interviews met de docenten is beoogd om inzicht te krijgen over

hoe de docenten denken over het competentiegericht opleiden en toetsen bij de COE De

gehanteerde interviewvragenlijsten zijn opgenomen in bijlage 3 (algemeen directeur en

opleidingsmanager) en bijlage 4 (docenten)

Interview opleidingsmanager en algemeen directeur

De interviews met de opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn schriftelijk

afgenomen waarbij de geiumlnterviewden hun antwoorden in een speciaal daarvoor bestemd

antwoordenblad hebben ingevuld (zie bijlage 3) Schriftelijke interviews hebben als voordeel

dat de respondenten het kunnen invullen op een tijdstip dat hen het beste uitkomt en dat die

daarbij kunnen nadenken over de antwoorden (Baarda De Goede amp Teunissen 2009) Dit

voordeel was in dit geval doorslaggevend voor de keuze om het interview schriftelijk af te

nemen aangezien het competentieprofiel van de COE uit zes hoofdcompetenties bestaat die

verdeeld zijn in 23 sub-competenties met in totaal 81 prestatie-indicatoren

De eerste stap bij de data-analyse is het labelen geweest Hierbij is eerst het interview van de

opleidingsmanager gelabeld waarbij er negentien labels zijn gevormd waarvan enkele zowel

in positieve als in negatieve zin voorkomen Bij het labelen is vooral naar de inhoud van de

antwoorden gekeken Het doel van het interview was vooral om een beeld te krijgen van de

visie van de opleidingsmanager en de algemeen directeur op de mate waarin de toetsvormen

aansluiten op de competenties hetgeen centraal heeft gestaan in dit analyseonderzoek De

labels zijn zodanig gekozen dat de redenen waarom de functionarissen van mening zijn dat

een bepaalde prestatie-indicator al dan niet getoetst wordt in de verschillende modules van de

Masterthesis 11

opleiding tot uiting komen De bij het interview van de opleidingsmanager geiumldentificeerde

labels zijn ook te gebruiken geweest bij de data van de algemeen directeur

De labels zijn opgenomen in bijlage 5 Bij het labelen is er voor gekozen om de fragmenten

die betrekking hadden op de mening van de opleidingsmanager en de algemeen directeur

over de huidige wijze waarop er getoetst wordt bij de COE duidelijk te onderscheiden van de

verbetervoorstellen die deze functionarissen hebben aangedragen over de toetsing Hiervoor

is gekozen zodat bij het definieumlren van de uiteindelijke themarsquos mee kan worden genomen of

een bepaalde label niet alleen iets zegt over de wijze van toetsing maar ook over de wijze

van verbetering Uiteindelijk zijn de twee groepen van labels wel samengevoegd en vervol-

gens geordend waarbij de labels met een gemeenschappelijk kenmerk bij elkaar zijn geplaatst

onder een bepaald thema Uiteindelijk zijn er hieruit zeven themarsquos als resultaat

voortgekomen waarop verder in paragraaf 222 onderzoeksresultaten wordt ingegaan

Interviews docenten

De interviews met de docenten zijn mondeling afgenomen waarbij gebruik is gemaakt van

een taperecorder en een logboek Aan alle COE docenten is gevraagd om een interview van

af te nemen waarbij eacuteeacuten docent niet heeft kunnen deelnemen aan het onderzoek In totaal zijn

er dertien docenten geiumlnterviewd De dataverwerking is begonnen met het uitschrijven van de

interviews vervolgens zijn deze uitgeschreven teksten verdeeld in relevante tekstfragmenten

waarbij elk fragment gelabeld is Vervolgens zijn de dertien gelabelde overzichten van

tekstfragmenten horizontaal geanalyseerd Hiermee wordt bedoeld dat uit elke tekst naar

kernbegrippen is gezocht die inzicht geven over

1 De omschrijving die een docent geeft over het competentiebegrip

2 De wijze waarop een docent aandacht heeft voor de competentieontwikkeling van de

student

3 De wijze waarop een docent meent een bepaalde competentie te toetsen

4 De mogelijke ondersteuning die een docent kan geven aan een meer

competentiegerichte toetsing bij de COE

Het resultaat van de hierboven beschreven analyse is verkort weergegeven in schema 24 en

schema 25

22 Korte weergave onderzoeksresultaten

De onderzoeksresultaten worden weergegeven voor het bestaand materiaal en de afgenomen

interviews

221 Bestaand materiaal

In schema 21 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing van de

algemene competenties bij de COE plaatsvindt De algemene competenties zijn de interper-

soonlijke competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken en

de competenties in het reflecteren In onderstaand schema zijn de toetsvormen die in de

Masterthesis 12

praktijksituaties plaatsvinden in het rood aangegeven en de toetsvormen die een simulatie van

de praktijksituatie zijn in het blauw

Schema 21 Huidige toetsing algemene competenties COE

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

11 De student gaat op

een rechtvaardige

manier om met

mensen

Reflectieverslag

Portfolio

21 De student gaat

methodisch te werk

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Projectplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Schriftelijk

tentamen

Projectverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Word verslag

Powerpoint-

presentatie

Internettoets

Computerboek-

houdentoets

SPSS codeboek

31 De student

functioneert als vol-

waardig groepslid

Reflectieverslag

Portfolio

Onderlinge beoor-

deling groepsleden

Vergaderingen

41 De student reflecteert

op het persoonlijk

functioneren

Persoonlijk

ontwikkelingsplan

Reflectieverslag

Portfolio

12 De student communi-

ceert schriftelijk

mondeling en non-

verbaal

Brieven en notulen

Rapportagetechnie

ken

Reflectieverslag

Portfolio

Presentatie

Gesprekken

Vergaderingen

Vragenronde

22 De student brengt

structuur aan in het

werk

Presentatie

Individuele tijds-

verantwoording

Afstudeerplan

Persoonlijk be-

roepsmatig han-

delen (afstuderen)

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

Afstudeerplan

Onderzoeksrapport

32 De student onder-

houdt contacten na-

mens de organisatie

op een verantwoor-

delijke en zorgvul-

dige wijze

Reflectieverslag

Portfolio

42 De student reflecteert

op de eigen kennis-

ontwikkeling

Reflectieverslag

Portfolio

Afstudeerscriptie

Presentatie

13 De student gebruikt

relevante informatie

Onderzoeksrapport

Afstudeerscriptie

Reflectieverslag

Portfolio

SPSS codeboek

23 De student contro-

leert activiteiten op

voortgang

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

43 De student reflecteert

op het persoonlijk

handelen in de

beroepscontext

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 13

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

14 De student werkt

voor een probleem-

situatie bruikbare

oplossingen uit

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Reflectieverslag

Portfolio

15 De student demon-

streert verantwoorde

gedragspatronen

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 21 blijkt dat elke algemene competentie bij de COE middels een reflectieverslag

en portfolio getoetst wordt Deze toetsing is (pas) in de afstudeerfase van de opleiding

waarbij de studenten tijdens het afstudeeronderzoek (in bovenstaand schema aangeduid als

afstudeerscriptie) bewijzen verzamelen die hun competentieniveau dienen aan te tonen Deze

bewijzen worden geplaatst in een portfolio terwijl de beschrijving in het reflectieverslag

geschiedt Tijdens de afstudeerscriptie vindt er dus een daadwerkelijke toetsing in de prak-

tijksituatie plaats aangezien er een praktijkonderzoek wordt gedaan De afstudeerscriptie het

reflectieverslag en het portfolio zijn in bovenstaand schema in het rood opgenomen

Verder blijkt uit schema 21 ook dat alleen bij de competenties 12 en 31 er een simulatieop-

dracht is als toetsvorm Deze simulatieopdrachten zijn in het blauw aangegeven Bij de overi-

ge toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van competenties

In schema 22 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing bij de

COE plaatsvindt van de beroepsgerichte competenties De beroepsgerichte competenties

omvatten de vakspecifieke en de beroepsspecifieke competenties Naast de in schema 22

opgenomen toetsvormen kan de toetsing van de vakspecifieke competenties ook

plaatsvinden indien de student een afstudeeronderwerp heeft die op een bepaalde competentie

betrekking heeft De toetsvormen zijn dan afstudeerscriptie reflectieverslag en portfolio Ook

is het mogelijk dat de toetsing van deze vakcompetenties middels een verslag van de

uitgevoerde werkzaamheden plaatsvindt als blijkt dat de student werkzaamheden uitoefent

waarbij een bepaalde competentie gedemonstreerd kan worden

Schema 22 Huidige toetsing beroepsgerichte competenties COE

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

51 De student levert administratieve informatie ten

behoeve van de bedrijfsvoering

Cases

Praktijkopdracht

Reflectieverslag

Computerboekhouden opdracht simulatie

Schriftelijk tentamen

61 De student kan consistent en effectief omgaan met

detailinformatie

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 14

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

52 De student richt een organisatie in en bestuurt

deze

Marketingplan

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

Presentatie

62 De student houdt zich aan de normen waarden en

omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

Reflectieverslag

Portfolio

53 De student verwerkt en analyseert economische

gegevens

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

Reflectieverslag

Portfolio

54 De student brengt de financieumlle problematiek in

kaart

Schriftelijk tentamen

Projectverslag

Cases

Verslag

Reflectieverslag

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft

benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

Reflectieverslag

Portfolio

65 De student bewaakt de voortgang van processen

taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt

de eigen werkzaam- en verantwoordelijkheden

Reflectieverslag

Portfolio

66 De student doet onderzoek

Schriftelijk tentamen

Onderzoeksplan

Onderzoeksrapport

Afstudeerplan

Afstudeerscriptie

SPSS codeboek

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 22 blijkt dat elke vakcompetentie middels een reflectieverslag getoetst wordt Dit

reflectieverslag is in de hoofdfase van de opleiding en wordt geschreven aan de hand van de

praktijksituatie Op alle beroepsspecifieke competenties wordt twee keer gereflecteerd de

eerste keer bij het verslag dat geschreven wordt op de uitgevoerde werkzaamheden in de

praktijk en de tweede keer bij de afstudeerscriptie Deze reflecties vinden (pas) plaats in de

afstudeerfase van de opleiding De portfolio die ook bij elke beroepsspecifieke competentie

is genoemd heeft net als bij de algemene competenties ook betrekking op de afstudeerfase

Bij de overige toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van

competenties

Samenvattend kan worden aangegeven dat met uitzondering van de afstudeerscriptie (en het

daarbij behorend reflectieverslag en portfolio) en het werkverslag er geen toetsing van de

competenties in de beroepspraktijk plaatsvindt bij de COE De meeste toetsvormen zijn

gericht op de toetsing van afzonderlijke vaardigheden en niet van competenties

Masterthesis 15

222 Interviews opleidingsmanager en algemeen directeur

Zoals aangegeven in paragraaf 221 hebben de opleidingsmanager en de algemeen directeur

hun zienswijze gegeven op de wijze waarop de toetsing van de competenties momenteel

plaatsvinden bij de COE Na analyse van deze interviews is gebleken dat deze twee func-

tionarissen opmerkingen hebben gemaakt over de moduleopzet en het competentieprofiel

Hierop wordt hieronder nader ingegaan

Moduleopzet

De opleidingsmanager en de algemeen directeur vinden ten aanzien van de moduleopzet het

belangrijk dat

een competentie op verschillende niveaus getoetst wordt Dit is met name het geval bij de

vakspecifieke competenties waarbij het als positief wordt ervaren dat de toetsing

verspreid is over de verschillende niveaus van weten weten hoe tonen en doen

een competentie in verschillende modules getoetst wordt Indien een competentie in

meerdere modules wordt getoetst is dat als positief aangeduid en indien het in weinig

modules voorkomt is dat als een verbeterpunt aangegeven

de toetswijze geschikt moet zijn om een competentie(niveau) te toetsen Met name

reflectie als toetsvorm is hierbij als zeer positief ervaren

de soort module ook de toetsing van de competentieontwikkeling mogelijk maakt In het

verlengde van het bovenstaande zijn ook hier de reflectiemodules als positief ervaren

de toetsing niet alleen aan het eind van een module of van de opleiding maar ook eerder

plaatsvindt Dit geldt met name voor de beroepsspecifieke competenties die met name in

de modules in de afstudeerfase getoetst worden

concrete onderwijsactiviteiten dienen te worden vastgesteld Hoewel dit aspect maar bij

twee fragmenten is voorgekomen is het wel belangrijk om het mee te nemen De

onderwijsactiviteiten vormen namelijk de brug tussen de toetsvormen en de leerdoelen

Het competentieprofiel

De opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn van mening dat de wijze waarop het

niveau van de competentieontwikkeling wordt getoetst ook beiumlnvloedt wordt door het

competentieprofiel en met name door de formulering van de competentie enof de prestatie-

indicatoren De competentie die hierbij is genoemd is 32 lsquode student onderhoudt contacten

namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige wijzersquo die in het

competentieprofiel is opgenomen onder de categorie samenwerken Gemeend wordt dat deze

competentie niet zo zeer hoort bij samenwerken maar meer bij netwerken

Op basis van het bovenstaande zijn er ten aanzien van de moduleopzet en het competentie-

profiel zeven themarsquos afgeleid die zijn weergegeven in schema 23 Hierbij geven de cijfers

tussenhaakjes aan hoe vaak een bepaald fragment is voorgekomen en een + of ndash geeft aan als

dit fragment de toetsing ondersteunt of niet

Masterthesis 16

Schema 23 Kernthemarsquos interview opleidingsmanager en algemeen directeur

Moduleopzet Competentieprofiel

Competentieniveau (26 + 1 ndash) Competentie (1 + 2 ndash)

Aantal modules (17 + 11 ndash) Prestatie-indicatoren (5 ndash)

Toetswijze (20 + 11 ndash)

Modulesoort (8 + 2 ndash)

Toetsmoment (3 + 8 ndash)

Samenvattend kan worden aangegeven dat de opleidingsmanager en de algemeen directeur

het goed zouden vinden als de competenties op verschillende niveaus (weten weten hoe

tonen doen) getoetst worden Ook blijkt dat de toetsing bij de COE module gebonden gericht

is hetgeen blijkt uit het aantal modules dat genoemd is waarin de competenties al dan niet

getoetst worden Verder blijkt dat de interviews de conclusie uit de analyse van het bestaand

materiaal (zie paragraaf 221) namelijk dat de toetsing van de competenties niet verspreid

over de gehele opleiding plaatsvindt maar vooral aan het eind van de opleiding onder-

bouwen Ook is in de interviews aangegeven dat de formulering van de competenties en de

prestatie-indicatoren de toetsing van de competentie ook kan bemoeilijken

223 Onderzoeksresultaten interviews COE docenten

De docenten legden in de interviews de nadruk op de wijze waarop zij bijdragen tot het

competentiegericht opleiden en toetsen In deze verkorte weergave van de resultaten uit het

analyseonderzoek wordt ingegaan op de manier hoe de docenten

1 het competentiebegrip omschrijven

2 de studenten ondersteunen in het ontwikkelen van hun competenties

3 bijdragen aan het competentiegericht toetsen bij de COE

In schema 24 is opgenomen hoe de COE docenten het competentiebegrip omschrijven Het

getal tussen haakjes geeft aan hoeveel docenten een bepaalde omschrijving hebben gegeven

van het begrip competentie

Schema 24 Omschrijving competentiebegrip door COE docenten

Een competentie is een combinatie van vier aspecten Een persoon is competent als die kennis heeft vaardigheden daarin

ontwikkeld gemotiveerd is om die vaardigheden te demonstreren en ook over een aantal kenmerken

beschikt die ondersteunend zijn naar die vaardigheden En als de persoon deze vier aspecten

gecombineerd kan toepassen is hij competent (1)

een vaardigheid om het geleerde zelfstandig in de praktijk uit te kunnen voeren (1)

kennis en vaardigheden (1)

kennis kunde en mogelijkheden (1)

een vaardigheid (6)

kennis kunnen gebruiken in de praktijk (1)

een vaardigheid waarvan je kennis hebt en die je kan gebruiken op het moment dat je het nodig hebt

Deze aangeleerde vaardigheid in combinatie met persoonlijkheid vormt dan een competentie (1)

een vaardigheid kennis en het gedrag van de persoon (1)

Masterthesis 17

Uit schema 24 blijkt dat de COE docenten allemaal het begrip vaardigheid relateren aan een

competentie Hierbij wordt een vaardigheid als synoniem gezien voor een competentie of

gecombineerd met begrippen als kennis mogelijkheden enof persoonskenmerken waarbij de

rol van de praktijk door twee docenten expliciet is genoemd

Tijdens de interviews hebben de docenten eerst aangegeven op welke wijze ze eraan

bijdragen dat de studenten hun competenties ontwikkelen Hierbij is het competentieprofiel

dat is opgenomen in bijlage 1 het uitgangspunt geweest waarbij elke competentie apart is

besproken Vervolgens is het competentieprofiel weer per competentie besproken waarbij de

docenten nu konden aangeven of zij inderdaad deze competentie toetsen en zo ja hoe zij dat

doen Het resultaat hiervan is samengevat weergegeven in schema 25 De cijfers

tussenhaakjes geven aan hoe vaak een bepaald aspect is genoemd

Schema 25 bijdrage COE docenten aan de ontwikkeling en de toetsing van de competenties

Ondersteuning competentieontwikkeling Toetsing van competenties

Schriftelijke opdrachten (133) Schriftelijke opdrachten (111)

Schriftelijk tentamen (1) Zelfevaluatie (8)

Tijdens colleges (19) Peerevaluatie (6)

Mondelinge opdrachten (5) Schriftelijk tentamen (20)

Voorgeschreven instructies (8) Mondelinge opdrachten (19)

Houding student (16) Feedback (9)

Module-inhoud (2) Portfolio (2)

Geen toetsing (43)

Uit schema 25 blijkt dat de docenten met name door middel van opdrachten een bijdrage

leveren aan de ontwikkeling van alle zes categorieeumln van competenties (interpersoonlijk

organisatorisch samenwerken reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) Hierbij wordt

er een onderscheid gemaakt in schriftelijke (verslagen brieven scripties opdrachten en

dergelijke) en mondelinge (presentaties vragenrondes en gesprekken) opdrachten Het

groepswerk is vooral genoemd bij de competenties in het samenwerken De interactie tijdens

de colleges zoals het geven van praktijkvoorbeelden en het bespreken van praktijksituaties

zien de docenten ook als een manier om met name de competenties in het reflecteren en de

beroepsspecifieke competenties van de studenten te ontwikkelen Met de houding van de

student worden aspecten bedoeld als prioriteiten stellen en het houden aan afspraken De

module-inhoud is genoemd bij de modules competent leidinggeven (in relatie tot de

interpersoonlijke competenties) en bestuurlijke informatievoorziening (in relatie tot de

organisatorische competenties aangezien de bestuurlijke processen op voortgang

gecontroleerd dienen te worden)

De docenten toetsen voornamelijk middels schriftelijke opdrachten de competenties Het

schriftelijk tentamen wordt met name gezien als toetsvorm voor de vakspecifieke

competenties Zelfevaluatie is met name bij de interpersoonlijke en de reflectiecompetenties

genoemd terwijl peerevaluatie vooral bij de competenties in het samenwerken is genoemd

Het geven van feedback tijdens de colleges worden bij alle zes competentiecategorieeumln

genoemd als toetsmoment van de competenties Tenslotte kan ook worden gesteld dat bij alle

Masterthesis 18

zes competentiecategorieeumln docenten hebben opgemerkt dat ze wel een bijdrage leveren aan

de ontwikkeling van de competenties van de studenten maar die niet toetsen

Samenvattend kan worden gesteld dat de docenten met name geiumlsoleerde kennis en

vaardigheden toetsen Dit blijkt vooral uit de toetsvormen die zij hanteren waarbij met name

de schriftelijke vaardigheden getoetst worden Ook blijkt dat de docenten zich tijdens de

interviews wel bewust van zijn geworden dat er geen competenties getoetst worden

23 Conclusies analyse onderzoek

Uit het analyseonderzoek met als onderzoeksvraag ldquoIn welke mate sluiten de toetsvormen

van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo kan geconcludeerd

worden dat de toetsvormen van de COE opleiding niet aansluiten op het competentiegerichte

karakter van de opleiding

Ter onderbouwing van deze conclusie kan gesteld worden dat

1 De term assessment centraal staat bij een competentiegerichte opleiding waarmee de

toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden bedoeld wordt (Wouda amp Snoek 2003)

Tijdens het analyseonderzoek is de term assessment noch bij de analyse van het bestaand

materiaal noch bij de interviews met de algemeen directeur de opleidingsmanager en de

docenten genoemd Daarnaast is een met assessment bedoelde praktijk ook niet in andere

bewoordingen genoemd

2 In het verlengde van het bovenstaande kan gesteld worden dat bij de toetsing van

competenties de beroepspraktijk centraal staat Bij de COE wordt alleen bij het verslag

over de werkzaamheden op de werkplek de afstudeerscriptie en de reflectiemodules een

relatie gelegd met de beroepsomgeving

3 Met uitzondering van het portfolio alle toetsvormen die bij de COE gebruikt worden (zie

ook schema 21) gericht zijn op het toetsen van de mate waarin de student geleerd heeft

Bij een competentiegerichte opleiding gaat het echter om assessment tijdens het leren

(ldquoassessment for learningrdquo) en niet om assessment van het leren (ldquoassessement of

learningrdquo) (Lorna 2003) Het portfolio wordt alleen bij de reflectiemodules gebruikt in de

opleiding

4 Uit de analyse van het lesmateriaal is gebleken dat de toetsvormen zijn afgestemd op de

leerdoelen van een specifieke module en niet op de competenties die zijn opgenomen in

het competentieprofiel Roelofs en Visser (2011) geven aan de toetsing binnen

afzonderlijke vakgebieden een indicatie is voor het toetsen van losse elementen (zoals

opgedeelde kennis vaardigheden attitudes) en dat het toetsen van competenties plaats

vindt in specifieke praktijksituaties (bij specifieke competenties) of gevarieerde

taaksituaties (bij algemene competenties)

Masterthesis 19

5 Uit de interviews met de algemeen directeur en de opleidingsmanager is naar voren

gekomen dat de modules van de opleiding zodanig zijn opgezet dat daarmee kennis en

vaardigheden worden aangeleerd en geen competenties worden ontwikkeld Met

uitzondering van de afstudeerscriptie en de reflectiemodules richten alle modules zich op

weten en kunnen Een competentie is echter een integratie van kennis vaardigheden

houdingen en eigenschappen (Smeijsters amp Sporken 2004 Spencer ampSpencer zoals

geciteerd in Zwaal amp Eringa 2006 Taylor 2003 Wouda amp Snoek 2003)

6 Het competentiebegrip als integratief geheel van kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen is niet bekend onder de COE docenten Ook de rol van de beroepspraktijk

die een voorwaarde is voor het ontwikkelen van competenties (Van Merrieumlnboer Van

Der Klink amp Hendriks 2002 Roelofs amp Visser 2011) is niet als indicator gebruikt bij de

COE docenten bij het aangeven van de mate waarin ze een bijdrage leveren aan het

ontwikkelen van de competenties van de studenten

24 Verantwoording interventie voorstel

Uitgaande van de conclusies uit het analyseonderzoek is besloten om de interventie te doen

onder de COE docenten (inclusief de algemeen directeur en de opleidingsmanager) waarbij

gerealiseerd moet worden dat de docenten bekend raken met

1 assessment binnen een competentiegerichte opleiding

2 het portfolio als instrument bij assessment

3 de wijze waarop competenties als integratief geheel van kennis vaardigheden

houding en eigenschappen binnen de beroepspraktijk ontwikkeld dienen te worden

Op basis hiervan is besloten om als interventieonderzoek na te gaan of oefening en training

kunnen bijdragen aan de competenties als assessor van de COE docenten Tijdens dit

interventietraject zullen de docenten dan zelf een portfolio bijhouden waarin zij bewijzen

competent te zijn als assessor op basis van de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor (Oudkerk-Pool 2013a) Ook zullen de docenten als assessor optreden waarbij ze

elkaars portfoliorsquos beoordelen en op basis daarvan een assessmentgesprek voeren

Voor de SOOS betekent dit interventietraject niet alleen dat de docenten bewust zijn

geworden van competentiegericht opleiden en beoordelen maar dat ook zelf ervaren hebben

Daarnaast kan de SOOS deze docenten ook inzetten als assessor bij zowel de COE als de

MeM opleiding

Masterthesis 20

3 Theoretisch kader met conceptueel model

In deze thesis staat het competentiegericht opleiden en beoordelen centraal Het theoretisch

kader vangt dan ook aan met een beschouwing van het competentiebegrip in 31 Bij het

competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment van de studenten centraal

hetgeen besproken wordt in 32 Vervolgens wordt in 33 ingegaan op de rol van het portfolio

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen In paragraaf 34 wordt ingegaan op de rol

van de assessor Het theoretisch kader wordt afgesloten met het conceptueel model en het

globaal interventieonderzoeksvoorstel in 35

31 Het begrip competentie

Er zijn verschillende omschrijvingen van het begrip competentie Een competentie wordt

beschreven als bekwaam handelen dat zichtbaar wordt in gedrag of resultaten van dat gedrag

in beroepsituaties op een bepaald niveau (Geerding amp Jongepier in Smeijsters amp Sporken

2004) Wouda en Snoek (2003) zien een competentie als het vermogen om op basis van

aanwezige kennis vaardigheden en houdingen adequaat te handelen in complexe

beroepssituaties en het vermogen om keuzes en beslissingen die tijdens dat handelen gemaakt

worden te kunnen verantwoorden en er op te kunnen reflecteren Spencer en Spencer (in

Zwaal amp Eringa 2006) zien een competentie als een onderliggend kenmerk van een individu

dat oorzakelijk gekoppeld is aan welomlijnde werkprestaties Uitgaande van deze

verschillende omschrijvingen kan worden afgeleid dat het definieumlren van het begrip

competenties niet eenvoudig is hetgeen ook gesteld wordt door Korthagen (2004) Luken

(2006) Straetmans en Sanders (2001) en Zwaal en Eringa (2006)

Van Merrieumlnboer Van Der Klink en Hendriks (2002) hebben elf definities van het begrip

competentie met elkaar vergeleken en hebben vervolgens op basis van die vergelijking de

volgende zes gemeenschappelijke kenmerken geiumldentificeerd

1 Competenties zijn contextgebonden

2 Competenties zijn een integratie van vaardigheden kennis attituden eigenschappen

en inzichten

3 Competenties zijn veranderlijk in de tijd

4 Competenties zijn verbonden met taken en activiteiten

5 Leer- en ontwikkelingsprocessen zijn voorwaardelijk voor competentieverwerving

6 Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Uitgaande van bovenstaande kenmerken hebben Van Merrieumlnboer et al (2002) drie dimen-

sies afgeleid die gezamenlijk in de definitie van een competentie dienen te zijn opgenomen en

drie dimensies die niet noodzakelijk geacht worden maar wel relevant zijn voor de

onderwijsdoelen Deze dimensies zijn in schema 31 weergegeven

Masterthesis 21

Schema 31 Noodzakelijke en relevante dimensies van het competentiebegrip

Noodzakelijke dimensies Relevante dimensies

1 Specificiteit 4 Handelingsgerichtheid

Het verwerven toepassen en verder

ontwikkelen van competenties vindt

plaats in contexten

Voor de ontwikkeling en toetsing van een compe-

tentie is probleemoplossend handelen voorwaardelijk

waarbij er sprake dient te zijn van situaties die het

mogelijk maken de competentie te ontwikkelen en

deze competentieontwikkeling te demonstreren

2 Integrativiteit 5 Leerbaarheid

Een competentie is een samenhan-

gend geheel van kennis vaardig-

heden houdingen en eigenschappen

Een competentie is niet in eacuteeacuten keer overdraagbaar

maar vergt inspanning en tijd om het te ontwikkelen

3 Duurzaamheid 6 Onderlinge afhankelijkheid

Er is sprake van een zekere

duurzaamheid waarbij de

onderwijsdoelen tamelijk constant

blijven (de invulling daarvan in

leerdoelen verandert wel steeds)

Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Deze relatie kan voorwaardelijk zijn zoals leer-

competenties voorwaardelijk zijn voor andere com-

petenties of relevant zijn voor onderwijsdoeleinden

Op basis van de dimensies Van Merrieumlnboer et al (2002) kan in het kader van dit onderzoek

de volgende omschrijving gegeven worden van het begrip competentie Een competentie is

een samenhangend geheel van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich

met het oog op de toekomstige uit te voeren beroepstaken door middel van concrete

handelingen in de beroepscontext gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere

competenties ontwikkelt

Uit deze paragraaf is gebleken dat de beroepscontext bij het ontwikkelen van de competentie

een belangrijke rol heeft Ook is gebleken dat bij het ontwikkelen van competenties sprake

dient te zijn van integratie van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen die

gedurende een bepaalde periode en in relatie tot elkaar aangeleerd dienen te worden Om dit

te kunnen realiseren is er een bepaalde manier van toetsen nodig Zowel Shepard et al

(2005) Wouda en Snoek (2003) als Alexander (2006) noemen in dit kader assessment als een

manier om competenties bij studenten te beoordelen Hierop wordt in de volgende paragraaf

ingegaan

32 Assessment

Bij het competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment centraal In deze

paragraaf wordt eerst ingegaan op de doeleinden van assessment (321) vervolgens wordt

ingegaan op de momenten waarop een assessment wordt afgenomen (322) gevolgd door de

kwaliteitscriteria waaraan een assessment dient te voldoen (323)

321 Doeleinden van assessment

Lorna (2003) maakt een onderscheid in assessment van (ldquoofrdquo) het leren voor (ldquoforrdquo) het leren

en tijdens (ldquoasrdquo) het leren Bij assessment van het leren wordt getoetst in welke mate de

student heeft geleerd Tentamens examens repetities en dergelijke zijn voorbeelden van deze

Masterthesis 22

wijze van assessment Bij assessment voor het leren wordt tussentijds nagegaan in welke

mate de student de leerdoelen heeft bereikt met als doel alsnog bij te stellen indien nodig Bij

assessment tijdens het leren staat de student centraal De rol van de student is niet alleen

vanwege de bijdrage die geleverd wordt aan het assessment en het leerproces maar meer nog

als de link tussen het assessment en het leerproces De student kan namelijk uitgaande van

zijn eigen beginsituatie zijn eigen leerproces monitoren

Op basis van de mate waarin de drie vormen van assessment plaatsvinden kan dan een

onderscheid gemaakt worden in een meer traditionele toetssituatie en de competentiegerichte

Bij de meer traditionele toetssituatie staat assessment van het leren centraal (zie linker pira-

mide in figuur 31) terwijl de focus bij competentiegericht opleiden zou moeten schuiven

naar assessment tijdens het leren (zie rechter piramide in figuur 31)

Figuur 31 Traditionele assessment piramide vs competentiegerichte assessmentpiramide

(aangepast van Lorna 2003)

Shepard et al (2005) maken een onderscheid in formatieve en summatieve assessment

waarbij formatieve assessment plaatsvindt tijdens het leerproces met als doel om het

onderwijzen of het leren te verbeteren en summatieve assessment plaatsvindt aan het eind van

het leerproces met als doel om de mate waarin de student geleerd heeft te beoordelen

Soortgelijke indeling in formatief en summatief wordt ook gemaakt door Alexander (2006)

waarbij formatief als doel heeft om het leerproces te monitoren zodat er eventueel bijstelling

kan plaatsvinden en summatief als doel heeft het beoordelen van het geleerde Deze indeling

in formatieve en summatieve assessment is vergelijkbaar met de eerder beschreven vormen

van assessment van Lorna (2003) waarbij formatieve assessment overeenkomt met

assessment voor en tijdens het leren en summatieve assessment met assessment van het leren

322 Beoordelingsmomenten

De toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden wordt assessment genoemd (Wouda amp Snoek

2003) Assessments kunnen op verschillende momenten in de opleiding plaatsvinden Een

intake-assessment bepaalt of de student voldoet aan de bekwaamheid die nodig is om

toegelaten te worden tot een bepaalde opleiding In een eindassessment wordt bepaald of de

student voldoet aan de startbekwaamheidseisen Naast de intake- en eindassessment zijn er

ook tussenassessments mogelijk om te bepalen of een student door kan gaan naar een

volgende fase van de opleiding Voor de hand liggende momenten voor tussenassessments

zijn de overgang van jaar 1 naar jaar 2 de afsluiting van de propedeusefase en de overgang

van jaar 3 naar jaar 4 naar de afstudeerfase (Wouda amp Snoek 2003)

Masterthesis 23

323 Kwaliteitscriteria voor assessments

Van Petegem en Vanhoof (2002) onderscheiden de kwaliteitscriteria bij assessments in

doelmatigheids- en billijkheidseisen Een assessment is doelmatig als het geschikt is voor het

doel waarvoor het is gemaakt en het is billijk als elke deelnemer aan het assessment dezelfde

behandeling krijgt

1 Doelmatigheid

Een doelmatig assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Validiteit

Een assessment is valide als het inderdaad datgene meet dat het zou moeten meten Dit

kan bereikt worden door het assessment in een zo authentiek mogelijke context te laten

plaatsvinden waarbij de verschillende doelen in het assessment verwerkt dienen te zijn

b Betrouwbaarheid

Een assessment is betrouwbaar als bij herhaling onder dezelfde condities dezelfde

resultaten weer worden gevonden Dit kan bereikt worden door de opdracht eenduidig te

formuleren en voldoende aspecten in de opdracht te verwerken dat het een goede

afspiegeling is van de leerinhoud Ook is het belangrijk dat verschillende beoordelaars op

een objectieve manier het assessment beoordelen

c Efficieumlntie

Bij efficieumlntie gaat het om een aantal praktische zaken zoals tijds- en kosteninvestering

2 Billijkheid

Een billijk assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Objectiviteit

Een assessment is objectief als elke student een gelijke kans heeft om hun prestaties te

demonstreren zonder dat niet relevante individuele kenmerken van zullen zijn op de

beoordeling Elke student krijgt dus dezelfde kans

b Doorzichtigheid

Een assessment is doorzichtig als elke student alle informatie krijgt die nodig is om te

zorgen voor een optimale voorbereiding en adequate uitvoering van de opdracht

c Normering

De eis van normering benadrukt dat men de beslissingen die genomen worden op basis

van het assessment inhoudelijk moet kunnen rechtvaardigen Hiertoe dragen vooral

beoordelingscriteria bij

Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat een assessment valide en betrouwbaar moet zijn

dat de opzet en uitslag door de betrokkenen geaccepteerd moeten worden en dat het

assessment uitvoerbaar zijn Op deze vier kwaliteitscriteria wordt hieronder ingegaan

1 Validiteit

Een valide assessment meet daadwerkelijk datgene dat gemeten moet worden Bij

competentiegerichte beoordeling gaat het dus om het lsquometenrsquo van competentie effectief

Masterthesis 24

gedrag kunnen tonen in (complexe) beroepssituaties Omdat het om verschillende

competenties gaat zal een valide assessment ook bestaan uit een mix van

assessmentonderdelen waarbij alle te beoordelen competenties bij voorkeur bij twee

instrumenten aan de orde komen

2 Betrouwbaarheid

Een betrouwbaar assessment geeft de zekerheid dat iemand die door het assessment heen

komt inderdaad competent is De uitslag van het assessment is niet afhankelijk van

toevallige factoren zoals de persoon van de assessor Betrouwbaarheid is het beste te

realiseren aan de hand van heldere en eenduidige beoordelingscriteria Bij een assessment

gaat het echter om de vraag of de student in onverwachte complexe situaties effectief kan

handelen waardoor het werken met eenduidige criteria wordt bemoeilijkt Het gaat

immers om een interpretatie van de context en van de betekenis die in die context

gegeven wordt aan lsquoeffectief handelenrsquo De betrouwbaarheid kan bij een assessment

worden gerealiseerd door met meerdere (getrainde) assessoren te werken Hierdoor

ontstaat een zekere mate van intersubjectiviteit waardoor het oordeel niet alleen is

gebaseerd op een individuele mening Ook kunnen hierdoor verschillende perspectieven

in het beoordelingsproces worden meegenomen aangezien de verschillende assessoren

elk hun eigen expertisegebied kunnen hebben

3 Acceptatie

Een acceptabel assessment houdt in dat alle betrokkenen het assessment waardevol en

rechtvaardig vinden Voor de student is het van belang dat die het juiste beeld van

zichzelf kan laten zien door zelf te kunnen bepalen welke producten en bewijsmaterialen

tijdens het assessment worden ingebracht

4 Uitvoerbaarheid

Een assessment moet uitvoerbaar zijn waarbij de vraag hoe de relatie van het assessment

is met andere beoordelingsmomenten en ndashinstrumenten belangrijk is Bij het introduceren

van assessments dient nagegaan te worden op welke wijze en in welke mate assessments

de traditionele vormen van toetsing kunnen vervangen of daarmee kunnen worden

geiumlntegreerd Het traditionele curriculum is opgebouwd uit een groot aantal modulen die

afzonderlijk afgerond worden met tentamens opdrachten en dergelijke

Uit de kwaliteitseisen zoals beschreven door Van Petegem en Vanhoof (2002) enerzijds en

Wouda en Snoek (2003) anderzijds kan afgeleid worden dat het assessment

1 doelgericht dient te zijn en plaats dient te vinden in authentieke situaties hetgeen voor

de validiteit belangrijk is

2 beoordeelt dient te worden door meerdere beoordelaars hetgeen vooral bijdraagt aan

de betrouwbaarheid

3 beoordeelt dient te worden aan de hand van beoordelingscriteria hetgeen vooral

bijdraagt aan de betrouwbaarheid doorzichtigheid en normering

4 de student de gelegenheid dient te geven om het juiste beeld van zichzelf te laten zien

hetgeen bijdraagt aan de acceptatieobjectiviteit

Masterthesis 25

Een portfolio is bij uitstek geschikt om het assessment doelgericht te laten plaatsvinden en in

authentieke situaties te beoordelen Ook krijgt de student middels een portfolio de

gelegenheid om het juiste beeld van zichzelf te laten zien Hetgeen hier gesteld is wordt

onderbouwd in de volgende paragraaf (33) Ook zal in de volgende paragraaf worden

ingegaan op de beoordeling van het portfolio aan de hand van beoordelingscriteria

Ten aanzien van de kwaliteitseis met betrekking tot de efficieumlntie geeft Alexander (2005) aan

dat het gebruik van portfoliorsquos tijdconsumerend is Dit kan worden opvangen door zo

georganiseerd mogelijk te werken Dit geldt zowel voor de leraar als de student Daarnaast

kunnen het vooraf aan de studenten geven van de beoordelingscriteria en voorbeelden van

goede portfoliorsquos er ook toe bijdragen dat er tijd bespaard kan worden

33 Het portfolio

Het begrip portfolio is afkomstig uit de wereld van kunst en architectuur waar men afbeel-

dingen recensies krantenknipsels en dergelijke over het eigen werk in mappen (portfoliorsquos)

verzamelt (Driessen amp Van Tartwijk 2006) Een portfolio wordt in het onderwijs gezien als

een doelgerichte verzameling van geleverd werk door een student op basis waarvan bepaalde

kennis vaardigheden en lsquoabilitiesrsquo aangetoond worden (Arter amp Spandel Baker amp OrsquoNeil

zoals geciteerd in Alexander 2005) Het expliciet noemen van de combinatie kennis

vaardigheden en mogelijkheden geeft aan dat het portfolio bij uitstek geschikt is voor een

competentiegerichte opleiding Alexander (2005) noemt in dit kader ook een groeiportfolio

waaruit de ontwikkeling van de studenten gedurende een bepaalde periode blijkt

Ook Van Petegem en Vanhoof (2002) geven aan dat het gebruik van een portfolio inhoudt dat

de student in een verzamelmap informatie over zijn persoonlijke prestaties en ervaringen

aanlegt die een beeld schept over zijn mogelijkheden en groei Verder stellen zij dat het

belangrijk is dat de student zelf een selectie maakt uit de producten die hij in een bepaalde

periode gecreeumlerd heeft en die selectie verantwoord Uit het portfolio dient de student ook een

systematische reflectie te laten zien op het eigen leerproces

Waar Van Petegem en Vanhoof (2003) stellen dat de student zelf een selectie dient te maken

uit de producten geeft Alexander (2005) ook de rol van hun leraar hierbij aan Volgens

Alexander zijn de studenten wel vrij om hun producten die ze in hun portfolio doen zelf uit

te kiezen maar zij zullen samen met hun leraar nagaan als die producten overeenkomen met

de doelstellingen van het assessment

Naast de producten en zelfreflecties die Van Petegem en Vanhoof (2003) noemen geven

Wouda en Snoek (2003) ook video-opnames van concrete situaties waarmee de student zijn

gedrag in kenmerkende beroepssituaties toont voorbeelden van vakinhoudelijke deskun-

digheid oordelen van anderen (bijvoorbeeld in de vorm van 360ordm feedback van begeleiders

op de werkplek of de opleiding opdrachtgevers collegarsquos en medestudenten) als mogelijke

Masterthesis 26

bewijsstukken Uit deze omschrijving van Wouda en Snoek blijkt ook weer de geschiktheid

van het gebruik van een portfolio voor een competentiegerichte opleiding aangezien de

beroepssituatie centraal staat

De bewijzen die in het portfolio opgenomen worden dienen te voldoen aan de volgende eisen

(Joosten-ten Brinke et al 2009)

authentiek het moet duidelijk zijn dat het bewijs door de kandidaat is gemaakt of

betrekking heeft op de kandidaat

relevant het bewijs moet gerelateerd zijn aan de competentie die beoordeeld wordt

voldoende niveau het bewijs dient aan te tonen dat het verwacht competentieniveau

inderdaad is bereikt

actueel het bewijs dient nog steeds actualiteitswaarde te hebben

kwantitatief het bewijs moet van voldoende volume zijn onderbouwd met voldoende

ervaring(stijd)

gevarieerd de bewijzen dienen veelzijdig te zijn

Wouda en Snoek (2003) geven aan dat studenten in het portfolio een verbinding dienen te

maken tussen de in het portfolio opgenomen bewijzen en de competentie die ze daarmee

willen aantonen Hierbij kunnen de studenten uitgaan van een (specifiek) bewijs naar de

(abstracte) competentie of van de meer (abstracte) competentie naar een (specifiek) bewijs

Beide mogelijkheden worden in onderstaande figuur geiumlllustreerd

Figuur 32 Portfolio-begeleidingsmodel (aangepast van Wouda amp Snoek 2003 p 33)

Een student die uitgaat van een specifiek bewijs (de linkercirkel) gebruikt het portfolio als

instrument om te abstraheren naar het niveau van competentie (de rechtercirkel) en te ver-

algemeniseren naar situaties waarin die competentie kan worden ingezet (de middencirkel)

Deze studenten komen meestal niet verder dan het beschrijven van concrete situaties die zij

hebben meegemaakt waardoor het portfolio hen moet helpen om te kunnen achterhalen

welke competentie aan die situatie gerelateerd is zodat zij die kunnen benoemen Een student

die uitgaat van de abstracte competentie (de rechtercirkel) gebruikt het portfolio als

bewijs

Masterthesis 27

instrument om te concretiseren door het beschrijven van concrete situaties (de middencirkel)

en daar geschikt bewijsmateriaal (de linkercirkel) bij te zoeken Deze studenten kunnen juist

goed algemene zaken over zich zelf te herkennen en te benoemen vandaar dat zij uitgaan van

de algemene competentie Het portfolio helpt hen dan om de leeractiviteiten die zij uitvoeren

in een concrete situatie te beschrijven en daar geschikt bewijsmateriaal voor te zoeken

Driesen en Tartwijk (2006) verklaren de hierboven beschreven ondersteuning die het

portfolio geeft doordat de student in een portfolio systematisch beschrijft en zichtbaar maakt

op welke wijze taken werden gepland uitgevoerd en geeumlvalueerd Dit doet de student vooral

door te reflecteren op het eigen leren en dat van anderen Ook Lorna (2003) geeft aan dat een

effectieve assessment van studenten eist dat zij zichzelf reflectieve vragen stellen en zelf

leerstrategieeumln gebruiken om zich verder te ontwikkelen waarbij zij hun leervorderingen zelf

bijhouden in een portfolio Bij het reflecteren kan de student het spiraalmodel gebruiken dat

is weergegeven in figuur 33

Figuur 33 Spiraalmodel van reflectie (Korthagen 2002 p2)

Wanneer een student een portfolio samenstelt zal die systematisch terugblikken op het eigen

handelen (fase 2) Hierbij wordt dat handelen geeumlvalueerd en geanalyseerd waardoor de

student zich bewust wordt van essentieumlle aspecten die zich tijdens dat handelen hebben

voorgedaan (fase 3) Dit geeft vervolgens inzicht in de mate waarin de student al over de

gevraagde competenties beschikt Ook biedt dit handvatten voor het ontwikkelen van

alternatieven (fase 4) Doordat het portfolio inzichtelijk maakt hoe bepaalde taken werden

uitgevoerd zal de student worden gestimuleerd om de uitvoering van deze taken ook

daadwerkelijk ter hand te nemen (fase 5 en 1) waarop wederom teruggeblikt zal worden en

de reflectiecyclus verder vervolgd kan worden (Driesen amp Tartwijk 2006)

Studenten dienen feedback te krijgen waarbij gebruik kan worden gemaakt van self-

assessment (de student beoordeelt zichzelf) en peer-assessment (medestudenten beoordelen

elkaar) (Wouda amp Snoek 2003) Bij het geven van feedback is het belangrijk dat gepraat

wordt vanuit de ik-vorm concrete gedragsvoorbeelden worden gegeven de positieve en de

verbeterpunten worden weergegeven en dat gevraagd wordt als de geleverde kritiek

herkenbaar is

Masterthesis 28

34 Assessment beoordeling

Sheperd et al (2005) stellen dat bij een assessment het belangrijk is om vast te stellen wat de

student aan het eind moet kunnen en op welke wijze dat gerealiseerd kan worden Verder

stellen zij ook dat dit vereist dat er heldere beoordelingscriteria vastgesteld dienen te worden

waardoor het mogelijk wordt dat zowel de beoordelaar als de student kunnen vaststellen als

een bepaald concept is begrepen Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat het bij de

beoordeling van competenties gaat om het beoordelen van de mate waarin de student in staat

is om zijn gedrag en handelen te verantwoorden en er op te reflecteren Om dit te kunnen

realiseren dienen assessments aan de hand van heldere criteria te geschieden die

geformuleerd zijn in de vorm van (waarneembare) gedragsindicatoren voor het handelen in

praktijksituaties

Alexander (2005) geeft aan dat een lsquorubricrsquo hierna te noemen rubriek gebruikt kan worden

om de beoordelingscriteria te specificeren waarbij een onderscheid wordt gemaakt in een

analytische en een holistische rubriek In een analytische rubriek worden eerst de

beoordelingscriteria gespecificeerd waarna vervolgens per criterium een afzonderlijke score

wordt toegekend voor de mate waarin aan dat criterium is voldaan Op basis van deze

afzonderlijke scores kan er tenslotte een overall score worden vastgesteld Een holistische

rubriek bekijkt de verschillende criteria gezamenlijk waardoor elke gegeven score meerdere

factoren omvat

Van Petegem en Vanhoof (2002) maken een onderscheid in criteria standaarden en

rubrieken Criteria zijn de voorwaarden waaraan de studentenprestaties dienen te voldoen om

als succesvol bestempeld te kunnen worden (Wiggings in Van Petegem en Vanhoof 2002)

Een standaard wordt geconcretiseerd aan de hand van criteria waarbij wordt aangegeven

welke criteria van belang zijn bij het beoordelen van studentenprestaties Deze criteria

moeten dan zodanig uitgewerkt worden dat het mogelijk wordt om een geobserveerd gedrag

in een prestatieniveau onder te brengen Een standaard geeft dus in principe aan hoe goed een

prestatie moet zijn om een bepaalde beoordeling te verdienen Wiggens (in Van Petegem en

Vanhoof 2002) omschrijft een rubriek als een geschreven geheel van richtlijnen dat het

mogelijk maakt om studentenprestaties van verschillende kwaliteiten te onderscheiden In een

rubriek wordt dus hetgeen waarnaar men moet kijken bij elk kwaliteitsniveau beschreven

Zowel uit Alexander (2005) als uit Van Petegem en Vanhoof (2002) blijkt dus dat voor het

beoordelen van portfoliorsquos een rubriek ontwikkeld dient te worden met daarin beschreven

criteria en standaarden Van Petegem en Vanhoof geven net als Alexander ook aan dat deze

rubriek analytisch of holistisch kan zijn

Uit hetgeen in de voorgaande paragrafen is beschreven kan worden afgeleid dat van

docenten in een competentiegerichte opleiding en met name van docenten die belast zijn met

het afnemen van assessments van de studenten bepaalde kwaliteiten worden verwacht

hierop wordt in de volgende paragraaf ingegaan

Masterthesis 29

35 De assessor

Degene die een assessment afneemt wordt een assessor genoemd In deze paragraaf wordt

ingegaan op de gedragsindicatoren die een assessor dient te demonstreren (351) en de

methodieken die daarbij gebruikt kunnen worden (352)

351 Gedragsindicatoren van een assessor

Van Dinther (2009) geeft aan dat binnen het competentiegericht hoger beroepsonderwijs een

assessor op basis van zijn oordeel onderbouwde uitspraken doet over het niveau van

competentieontwikkeling van een student Uitgaande hiervan dient een assessor behalve over

inhoudelijke kennis ook over de competenties analyseren beoordelen en communiceren te

beschikken Deze zijn uitgewerkt in schema 32

Schema 32 Competenties en gedragsindicatoren van een assessor

Competenties Gedragsindicatoren

Analyseren 1 Informatie structureren en hoofd- en bijzaken scheiden

2 Verbanden leggen tussen verschillende soorten informatie

3 Gebruiken van meerdere informatiebronnen en deze op waarde inschatten

Beoordelen 4 Zich een mening vormen door het afwegen van gegevens

5 Relateren van informatie en bewijzen aan de competentie(criteria)

6 Betrekken van verschillende alternatieven bij de oordeelsvorming

7 Rekening houden met onzekere of tegenstrijdige informatie

8 Het oordeel onderbouwen

Communiceren 9 Op het juiste moment toepassen van vraag- en gesprekstechnieken in het

gesprek met de student

10 Betrekken van de medeassessor in de beeld- en oordeelsvorming

11 Het eindoordeel op een overtuigende en constructieve manier overbrengen

12 Ontwikkelingsgerichte feedback geven

13 Het schrijven van een heldere gestructureerde rapportage

(Van Dinther 2009)

Geheel overeenkomstig Van Dinther (2009) geven Van Berkel Van Dinther Oudkerk Pool

en Speetjes (2008) ook aan dat een assessor over de competenties analyseren communiceren

en beoordelen dient te beschikken waarbij de gedragsindicatoren betrekking hebben op de

gehanteerde structuur in het gesprek de gehanteerde vraag- en gesprekstechnieken de

beoordeling van de relevantie van de aangeleverde bewijzen de wijze waarop feedback

wordt gegeven en de wijze waarop het oordeel wordt onderbouwd en doorgegeven aan de

student

Van Berkel et al (2008) stellen verder dat een assessor als kerntaak heeft het vaststellen van

het competentieniveau van de student met als deeltaken

1 Beoordelen van een portfolio enof performance

2 Voeren van een criterium gericht interview

3 Komen tot een onderbouwd eindoordeel

4 Vastleggen van het onderbouwd eindoordeel in een rapportage

Masterthesis 30

5 Geven van ontwikkelingsgerichte feedback

Deze deeltaken worden ook genoemd door Oudkerk Pool (2013) die aangeeft dat een asses-

sor eerst beoordeelt of een portfolio van een kandidaat voldoet om het assessmentgesprek in

te kunnen gaan Naar aanleiding van de portfoliobeoordeling voert de assessor een criterium-

gericht interview om het competentieniveau van de student te bepalen en daarbij indien

nodig ontwikkelingsgerichte feedback geeft Tenslotte legt de assessor de bevindingen en het

eindoordeel vast op daarvoor bestemde formulieren ten behoeve van de eindrapportage

Op de methodieken die de assessor kan gebruiken bij de uitvoering van deze taken wordt in

de volgende subparagraaf ingegaan

352 Methodieken

In paragraaf 331 is ten aanzien van de portfoliobeoordeling al aangegeven dat rekening

gehouden dient te worden met specifieke criteria (variatie relevant actueel authentiek en

kwantiteit) en dat er een relatie dient te zijn tussen de geleverde bewijzen en de competenties

die daarmee aangetoond worden in specifieke beroepssituaties Het geven van ontwikkelings-

gerichte feedback kan vergeleken worden met de in paragraaf 321 beschreven formatieve

assessment Uitgaande hiervan zal in deze subparagraaf alleen nog ingegaan worden op de

gesprekstechnieken die de assessor kan gebruiken bij het criteriumgerichte interview

Een assessor neemt tijdens het assessment een criteriumgericht interview af waarbij

onduidelijkheden met betrekking tot de in het portfolio opgenomen bewijsvoering verder

worden onderzocht en vragen die voortkomen uit de bestudering van het portfolio worden

gesteld Hierbij kan de assessor gebruik maken van de START-methodiek de LSD en

TURBO-vragen (Oudkerk Pool 2013)

De START-methodiek

Start staat voor situatie taak actie resultaat en transfer Hierbij wordt begonnen met een

startvraag waarbij de student een situatie dient te beschrijven (situatie) Vervolgens dient

de student aan te geven wat de opdracht was of hetgeen verwacht werd (taak) vervolgens

dient de student te verwoorden wat hij precies gedaan heeft of hetgeen gebeurd is (actie)

daarna dient de student aan te geven wat het effect was of hoe het is afgelopen (resultaat)

en tenslotte dient de student dan aan te geven hoe het een ander keer aanpakt zou kunnen

worden (transfer) (Oudkerk Pool 2013)

Hierop aanvullend geven Joosten-ten Brinke et al (2009) aan dat tijdens het

criteriumgerichte interview de STARRT methodiek gebruikt kan worden waarbij wordt

nagegaan in welke situatie de student aan een competentie gewerkt heeft welke taken

daarbij zijn uitgevoerd welke acties daaruit gevolgd zijn en met welk resultaat Deze

fasen komen dus overeen met hetgeen beschreven is door Oudkerk Pool (2013) De

transferfase zoals Oudkerk Pool die beschrijft is bij de STARRT gesplitst in reflectie en

transfer waarbij de student eerst dient terug te blikken op de beschreven situatie alvorens

die te vertalen naar een nieuwe situatie

Masterthesis 31

De LSD-methodiek

LSD staat voor luisteren samenvatten en doorvragen toe Als de assessor naast het

luisteren ook het gesprek samenvat geeft het een bepaalde structuur aan het gesprek en

geeft het de student een beeld of de assessor hetgeen hij gezegd heeft juist gehoord heeft

(Oudkerk Pool 2013)

TURBO-vragen

TURBO-vragen kunnen worden toegepast als er nog weinig tijd over is en er toch nog

wat informatie verkregen moet worden van de student De vragen kunnen dan betrekking

hebben op een vergelijking een rangorde een mening van anderen of een verdieping van

de situatie (Oudkerk Pool 2013)

36 Conceptueel model en interventieonderzoeksvoorstel

In de vorige paragrafen is ingegaan op het begrip competentie de rol van het assessment in

een competentiegerichte opleiding het portfolio de assessmentbeoordeling en de assessor

Uit dit beschreven theoretisch kader is een conceptueel model afgeleid (361) waarna

vervolgens uitgaande hiervan een interventieonderzoeksvoorstel is geformuleerd (362)

361 Verantwoording conceptueel model

Uitgaande van de centrale probleemstelling ldquoin welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo is in de voorgaande

paragrafen gebleken dat bij het competentiegericht opleiden en beoordelen het begrip

assessment centraal staat Dit assessment dient op verschillende momenten te gebeuren en

aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen Vandaar dat de in paragraaf 322 besproken

beoordelingsmomenten (tussen- en eindassessment) en de in paragraaf 323 besproken

kwaliteitseisen in het conceptueel model bij het centrale begrip assessment geplaatst worden

Uit paragraaf 33 is gebleken dat het portfolio bij het assessment gebruikt wordt om vast te

stellen als de student daadwerkelijk over de vereiste competenties beschikt waardoor het

portfolio ook bij het centrale begrip assessment geplaatst wordt

Het tweede centrale begrip is de assessor aangezien die het assessment afneemt De assessor

dient te voldoen aan bepaalde gedragsindicatoren en heeft verschillende methodieken die

gebruikt kunnen worden tijdens het assessment Deze gedragsindicatoren en methodieken

worden als bijbehorende begrippen geplaatst bij het centrale begrip assessor

Een assessment dient afgenomen te worden op basis van heldere criteria waaruit duidelijk

blijkt aan welke voorwaarden de student dient te voldoen Geheel conform de omschrijving

van het begrip assessment dient het gedrag dat bij de student geobserveerd wordt gerelateerd

te zijn aan de toekomstige beroepssituatie van de student Uitgaande hiervan wordt het begrip

criteria als derde centrale begrip opgenomen in het conceptueel model

Masterthesis 32

Samenvattend kan aan de hand van de bovenstaande gesteld worden dat voor het

competentiegericht opleiden en beoordelen er assessoren dienen te zijn die aan de hand van

criteria assessments van de studenten afnemen Dit is weergegeven in het conceptueel model

in figuur 34

Figuur 34 Conceptueel model

362 Interventieonderzoeksvoorstel

Uitgaande van het in figuur 34 weergegeven conceptueel model zijn als

interventieonderzoek docenten van de SOOS getraind tot assessor waarbij van bestaande

studentenportfoliorsquos gebruik is gemaakt Naast deze training is er ook een workshop

gehouden met als doel om het bestaand competentieprofiel van de COE te splitsen naar het

vereist bekwaamheidsniveau aan het eind van de propedeusefase de hoofdfase en de

afstudeerfase (startbekwaam) Indien de docenten getraind zijn tot assessor kunnen deze

assessoren ingezet worden bij het competentiegericht opleiden en beoordelen door aan het

eind van de propedeusefase de hoofdfase en de opleiding op basis van het portfolio van de

studenten een assessment af te nemen

Assessment

bull Beoordelingsmomenten

bull Kwaliteitseisen

bull Portfolio

Competentiegericht opleiden en beoordelen

Assessor

bull Gedragsindicatoren

bull methodieken

Criteria

bull Helder

bull Relatie met de beroepspraktijk

Masterthesis 33

4 Interventie

In dit hoofdstuk wordt de uitgevoerde interventie beschreven Deze interventie dient ter

oplossing van het probleem dat in het analyseonderzoek is gebleken namelijk dat bij de COE

opleiding er geen sprake is van competentiegericht opleiden en beoordelen maar van het

toetsen van kennis en vaardigheden (zie ook hoofdstuk 2) In 41 wordt de interventie globaal

beschreven vervolgens wordt in 42 middels een blokjesschema de relatie tussen het ontwerp

en het beoogde effect weergegeven waarna in 43 het ontwerp gedetailleerd wordt

beschreven Tenslotte wordt het programma van eisen van het ontwerp in 44 beschreven

41 Globaal ontwerp

Het globaal ontwerp bestaat uit drie onderdelen

1 Het eerste onderdeel betreft het informeren van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen Hiervoor is er een reader samengesteld

waarin theorie over het competentiegericht opleiden en beoordelen is verwerkt en is er

een informatiebijeenkomst gehouden met de docenten

2 Het tweede onderdeel is de assessorentraining bestaande uit drie bijeenkomsten

Tijdens de eerste bijeenkomst hebben de docenten aan de hand van studentenmate-

riaal geoefend in het voeren van het assessmentgesprekken Tijdens de tweede

bijeenkomst hebben de docenten wederom aan de hand van studentenmateriaal

geoefend in het beoordelen van studentenportfoliorsquos Tussen de tweede en de derde

bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend waarbij de gedragsindicatoren

van een getrainde assessor als uitgangspunt zijn gebruikt Gedurende deze periode

hebben zij op hun beurt tevens een portfolio bijgehouden waarin zij bewijzen hebben

aangeleverd waarmee zij hebben aangetoond in welke mate zij aan de acht

gedragsindicatoren van een getrainde assessor voldoen Tijdens de derde bijeenkomst

hebben de docenten van elkaar een assessment afgenomen op basis van het

ingeleverde portfolio Op basis van deze assessments is dan een uitspraak gedaan als

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de

assessorencompetenties van de docenten De docenten die deze training hebben

doorlopen hebben een certificaat ontvangen dat is uitgegeven door de SOOS

3 Het derde onderdeel is een workshop met als doel om de gedragsindicatoren in het

huidig competentieprofiel van de COE te splitsen naar tussen- en eindniveaus waarbij

tevens rekening mee wordt gehouden dat deze gedragsindicatoren helder zijn gefor-

muleerd en gerelateerd zijn aan de beroepsomgeving van de afgestudeerde student

42 Blokjeschema

De onderzoeksvraag waarmee aangetoond wordt dat het ontwerp inderdaad leidt tot

verbetering luidt als volgt kan gerichte training en oefening bijdragen aan de competenties

als assessor van de docenten van de SOOS

Masterthesis 34

Schema 41 Blokjesschema

Uitgaande van het in figuur 41 weergegeven blokjesschema wordt het ontwerp in de

volgende paragraaf gedetailleerd beschreven

43 Gedetailleerd ontwerp

Het ontwerp omvat de volgende aspecten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

(431)

2 Een assessorentraining voor de docenten (432)

3 Gerichte oefening van de docenten onderling (433)

4 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments (434)

431 Het informeren van docenten

Om de docenten te informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen is er een

gelijknamige reader opgesteld voor alle COE docenten De inhoudsopgave van deze reader is

opgenomen in bijlage 6 Ook is er een informatiebijeenkomst geweest waarvan de doelen

zijn opgenomen in schema 41

Schema 41 Doelen informatiebijeenkomst

Doelen presentatie

1 Nagaan wat docenten weten over competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Docenten informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen

3 Docenten informeren over de resultaten van een analyse van de huidige toetsing binnen de COE

4 Docenten enthousiast maken om een bijdrage te leveren aan een voorstel over de wijze waarop

wij competentiegericht kunnen opleiden en beoordelen bij de SOOS

432 Assessorentraining

Voor de assessorentraining is het trainingmateriaal assessoren ldquoVerkrijg alle beschikbare

informatie en maak de juiste beoordelingrdquo van Oudkerk-Pool gebruikt De handleiding is in

extenso gebruikt terwijl de powerpointslides deels zijn aangepast met als doel om de inhoud

Leidt tot Het ontwerp namelijk

een reader over competentiegericht

opleiden en beoordelen

een assessorentraining voor de

docenten

gerichte training en oefening van de

docenten in het aanleren van de

competenties van een assessor

een workshop voor docenten om het

huidig competentieprofiel van de

COE aan te passen

Het beoogde effect namelijk

toename van kennis in brede zin over het

competentiegericht opleiden en

beoordelen

verbetering van de competenties van een

assessor bij de docenten

aanpassing van het competentieprofiel

van de COE op basis waarvan er tussen-

en eindassessments van de studenten

kunnen worden afgenomen

Masterthesis 35

van de slides te laten aansluiten bij de praktijksituatie van de SOOS Tijdens deze training

zijn de gedragsindicatoren van een getrainde assessor als uitgangspunt gebruikt Deze

gedragsindicatoren zijn weergegeven in schema 42

Schema 42 gedragsindicatoren getrainde assessor

Gedragsindicatoren getrainde assessor

1 Brengt structuur aan in het assessmentgesprek

2 Creeumlert een sfeer waarin de kandidaat volledig tot zijn recht kan komen

3 Past verschillende vraag- en gesprekstechnieken op het juiste moment toe

4 Relateert ervaringen werkwijze en bewijzen die de kandidaat inbrengt aan relevante

competentiecriteria

5 Herkent producten als bruikbaar bewijs

6 Komt tot een onderbouwd eindoordeel en brengt dit op overtuigende en constructieve wijze over

7 Geeft ontwikkelingsgerichte feedback

8 Legt het oordeel op toegankelijke wijze vast in een rapportage

9 Gaat adequaat en klantgericht om met eventuele bezwaren tegen het eindoordeel

Uitgaande van de gedragsindicatoren die zijn weergegeven in schema 42 is de

assessorentraining erop gericht om docenten te trainen in

a het afnemen van een criteriumgericht interview

b het beoordelen van portfoliorsquos

Bijeenkomst 1

Tijdens de eerste bijeenkomst die erop gericht is om docenten te trainen in het afnemen van

een criteriumgericht interview hebben de docenten met studentenmateriaal geoefend Voor

het oefenen zijn er groepen van vier gevormd bestaande uit

Twee docenten die de rol van assessorenkoppel hebben

Een docent die de rol van student heeft

Een docent die de rol van begeleider heeft

Een docent die de rol van observator heeft

Tijdens deze bijeenkomst is er geoefend in het criteriumgericht interview waarbij de

instructies voor de voorbereiding van het gesprek zijn opgenomen in schema 43

Schema 43 instructies ter voorbereiding van de oefening gesprekstechnieken

Assessorenkoppel Kandidaat en begeleider Observator

Welke onderdelen van het

portfolio willen we aan de orde

stellen tijdens het gesprek

Welke vragen stellen we

hierbij (STARTTurbo)

Hoe stellen we de kandidaat op

zijn haar gemak

Hoe verdelen we de taken

(vragen stellen aantekeningen

maken)

Welke onderdelen van

het portfolio roepen

vragen op

Kan ik situaties

beschrijven om

startcompetenties te

bewijzen (START)

Krijgt kandidaat voldoende

gelegenheid om competenties te

etaleren

Gaan de assessoren minstens eacuteeacuten

keer uit het START-principe

(concreet uitvragen) LSD Turbo-

principe

Hebben de assessoren een beter

beeld gekregen van de compe-

tenties als gevolg van het gesprek

Masterthesis 36

Bijeenkomst 2

Tijdens de tweede bijeenkomst die erop gericht is om de docenten te trainen in het

beoordelen van portfoliorsquos zijn concrete studentenportfoliorsquos beoordeeld De opdracht is

opgenomen in schema 44

Schema 44 Instructies opdracht portfoliobeoordeling

Oefening portfoliobeoordeling

1 Elke groep beoordeelt twee competenties uit het portfolio (interpersoonlijk organisatorisch of

samenwerken) en vult het oordeel in op het beoordelingsformulier (40 minuten)

2 Zelf- en peerevaluatie (zie observatieformulier)

Doe een zelfevaluatie van de wakkermethodiek (ad 1)

Geef feedback aan ldquostudentrdquo peergroep observeert (ad 5)

Peerevaluatie van de beoordeling (ad 2 tm 4)

433 Gerichte oefening van de docenten onderling

Tussen de tweede en de derde bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend in het

aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde assessor waarbij bewijzen zijn

verzameld die de mate waarin zij de gedragsindicatoren van een getrainde assessor hebben

kunnen aanleren aantonen Het resultaat van de opdracht is opgenomen in een portfolio op

basis waarvan er een peerassessment is afgenomen de derde bijeenkomst De instructie voor

dit peerassessment zijn opgenomen in schema 45

Schema 45 Instructies peerassessment

Instructies peerassessment

Het assessment wordt in drie rondes gedaan

1 In de eerste ronde beoordeelt u het portfolio volgens de VRAAK-criteria en de beoordelings-

driehoek Hiervoor gebruikt u het formulier ldquorapportage eindassessmentrdquo en vult u de onderdelen

1 en 2 in Tijdens deze eerste ronde bereidt u tevens het assessmentgesprek (criterium gericht

interview) voor (60 minuten)

2 In de tweede ronde voert u het assessmentgesprek (30 minuten)

3 In de derde ronde formuleert u wederom op het formulier ldquorapportage eindassessment (laatste

bladzijde) het eindoordeel (15 minuten)

Het peerassessment geschiedt in drie subgroepen van elk drie docenten De eerste 60 minuten voert

elke docent individueel de eerste ronde zoals hierboven beschreven uit Vervolgens wordt het eerste

assessmentgesprek afgenomen waarbij de docent die niet deelneemt aan het assessmentgesprek

observeert volgens het formulier ldquoobservatie assessmentgesprekrdquo Na het assessmentgesprek rondt de

assessor het assessment af middels het invullen van het eindoordeel conform de derde ronde zoals

hierboven omschreven Terwijl de assessor dit invult gaat de observator na als het

observatieformulier volledig en juist is ingevuld De docent die het assessment ondergaan heeft vult

op dit moment een ervaringsformulier in

Na de eerste assessmentronde worden de rollen omgekeerd totdat elke docent een assessment heeft

afgenomen van een collega-docent

Masterthesis 37

434 Brainstormen van docenten

Tijdens een workshop hebben de docenten brainstormsessies gevoerd met als doel om het

competentieprofiel aan de hand van de kenmerken van de criteria te splitsen naar twee

tussenniveaus (eind propedeuse- en hoofdfase) en eacuteeacuten eindniveaus (eind afstudeerfase)

Tijdens deze workshop is er in groepen gewerkt waarbij de groepen een keuze hebben

mogen maken om te werken aan algemene (gelden voor beide hbo opleidingen) of

beroepsgerichte competenties (gelden voor een specifieke opleiding) Het resultaat is

geschreven op flappen waarna de docenten tijdens een stille wand discussie onderling

feedback hebben gegeven op het resultaat door hun feedbackpunten te noteren op een apart

blaadje Na de stille wand discussie is de gegeven feedback door de verschillende groepen

verwerkt in het uiteindelijk resultaat

44 Programma van eisen

Het doel van de interventie is om een bijdrage te kunnen leveren aan het ontwikkelen en

implementeren van het competentiegericht opleiden en beoordelen bij de COE Om dit doel

te realiseren is het programma van eisen geformuleerd voor het product en het proces

Uit het theoretisch kader is gebleken dat het assessment en de assessor een centrale plaats

innemen bij het competentiegericht opleiden en beoordelen waarbij de assessor op basis van

criteria het assessment afneemt Uitgaande hiervan worden de volgende eisen gesteld aan het

product

1 de docenten dienen de portfoliorsquos te beoordelen aan de hand van specifieke criteria

(variatie relevant actueel authentiek en kwantiteit) waarbij tevens de relatie tussen de

geleverde bewijzen en de competenties die daarmee aangetoond worden in specifieke

beroepssituaties wordt beoordeeld

2 de docenten dienen gesprekstechnieken te demonstreren tijdens een criteriumgericht

interview

3 De criteria in het competentieprofiel dienen helder geformuleerd te zijn gespecificeerd te

zijn in tussen- en eindniveaus en gerelateerd te zijn aan de beroepsomgeving van de

afgestudeerde

Aan het proces worden de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep

Het voeren van reguliere gesprekken met de leidinggevenden

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlag

Het mogelijk maken dat het resultaat van het onderzoek buiten het afgebakend

onderzoeksgebied gebruikt kan worden

Het informeren van alle overige betrokken

De wijze waarop de in dit hoofdstuk beschreven interventie is uitgevoerd wordt in het

volgende hoofdstuk beschreven

Masterthesis 38

5 Onderzoeksopzet

De wijze waarop de interventie is uitgevoerd wordt in dit hoofdstuk beschreven In 51 wordt

ingegaan op de centrale vraag en bijbehorende deelvragen Ook het variabelenschema wordt

in 51 weergegeven Vervolgens wordt in 52 ingegaan op het onderzoekstype in 53 op de

dataverzameling en bijbehorende onderzoeksinstrumenten en in 54 op de validiteit en de

betrouwbaarheid

51 Centrale vraag en deelvragen

De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docenten

als assessor waar te nemen

3 Op basis van welke gedragsindicatoren kunnen de tussen- en eindassessments van de

COE studenten afgenomen te worden

Uitgaande van bovenstaande deelvragen worden de centrale begrippen als volgt

geoperationaliseerd

Schema 51 Variabelenschema interventieonderzoek

Begrip Dimensie Indicatoren

Kennisniveau Kennis De docent

kent het begrippen competentie

kent de kenmerken van een assessment

kent de rol van een portfolio bij het competentiegericht opleiden

en beoordelen

Competenties

assessor

Portfolio

beoordelen

De docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en

kwantiteit van de bewijzen

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in

beroepssituaties en de competenties

Criteriumge-

richt interview

De docent

luistert actief vraagt door vat samen (LSD)

vraagt de kandidaat naar de situatie waaruit een bewijs is

voortgekomen wat de taak precies was in die situatie welke

actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was

en wat een volgend keer anders gedaan zou worden (START)

hanteert turbo vragen

past feedbackregels toe

baseert de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of

het criteriumgericht interview

Masterthesis 39

Begrip Dimensie Indicatoren

Criteria Voorwaarden

aan studenten-

prestaties

De docent

formuleert meetbare gedragsindicatoren op het niveau van de

propedeuse hoofd- en afstudeerfase waaruit de groei van het

competentieniveau van de student blijkt

relateert de gedragsindicatoren aan de beroepspraktijk

52 Onderzoekstype

Tijdens de interventie zijn er twee onderzoekstypen gebruikt namelijk actieonderzoek (521)

en effectonderzoek (522)

521 Actieonderzoek

Ponte (2010) definieert actieonderzoek als ldquoeen geheel van activiteiten van docenten die

met behulp van technieken en strategieeumln van sociaalwetenschappelijk onderzoek

reflecteren op hun handelen en de situatie waarin dit handelen plaatsvindt en

op basis van de zo verkregen inzichten hun handelen of de situatie waarin dat

handelen plaatsvindt systematisch proberen te verbeterenrdquo (p 20-21)

In de hierboven weergegeven beschrijving van actieonderzoek worden de docenten expliciet

genoemd Ponte (2010) onderscheidt vijf fasen bij actieonderzoek die in figuur 51 zijn

weergegeven

Figuur 51 fasen van actieonderzoek (Overgenomen van Ponte 2010 p 48)

De eerste fase is het formuleren van het algemeen idee waarin centraal staat het identificeren

van problemen waaraan docenten willen gaan werken In het begin kan het algemeen idee een

vage notie zijn over wat er aan de hand is en daarom is een verdere verkenning van concrete

gegevens met betrekking tot het probleem vaak noodzakelijk Bij deze tweede fase gaat het

om de beschrijving en de analyse van de te veranderen situatie De verkenning kan aanleiding

Masterthesis 40

zijn om het algemeen idee over het probleem bij te stellen Als docenten zich nader hebben

geiumlnformeerd over het probleem kan in de derde fase een algemeen plan worden opgesteld

dat kan bestaan uit een voorgenomen reeks kleine verbeteracties of uit eacuteeacuten verbeteractie

welke uitgewerkt wordt in een reeks uit te voeren stappen Dan volgt als vierde fase het

daadwerkelijk plannen uitvoeren en evalueren van de verbeteracties Docenten analyseren de

oorzaak van het al of niet succesvol verlopen van de eerste verbeteractie en op basis hiervan

plannen zij de volgende actie Zo nodig kan de evaluatie leiden tot het bijstellen van het

algemeen plan of zelfs het algemeen idee De aangegeven fasen worden herhaald tot docenten

tevreden zijn over de verkregen resultaten Het onderzoek wordt tenslotte afgesloten met een

casestudy waarin de docenten reflecteren op hun actieonderzoek (Ponte 2010)

De centrale probleemstelling die bij dit actieonderzoek centraal staat is dat er een toename

wenselijk is in het ontwikkelingsniveau van de competenties de docent als een assessor Dit is

dus het algemeen idee Tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training heeft de

verkenning van dit probleem plaatsgehad waarbij met name de gedragsindicatoren die horen

bij de competenties van een getrainde assessor zijn besproken Hierna zijn de docenten

gestart met de uitvoering van het plan waarbij er in groepen van twee of drie is geoefend met

als doel om de competenties van een getrainde assessor aan te leren Van deze oefeningen

zijn de data verzameld Vanwege de beperkte tijd (eacuteeacuten maand) is er twee keer een analyse

geweest van de oefeningen en het resultaat daarvan De data van deze analysefase zijn

verzameld in leerrapporten (zie ook paragraaf 542) Elke docent heeft als casestudy een

portfolio bijgehouden met daarin de bewijzen en reflecties waaruit het ontwikkelingsniveau

van zijn of haar competenties als assessor blijkt De resultaten van dit actieonderzoek zijn

beschreven in paragraaf 61

522 Effectonderzoek

Naast actieonderzoek is er ook sprake van een effectonderzoek en wel bij de eerste en de

tweede deelvraag In een effectonderzoek is er sprake van een onafhankelijke variabele die

gemanipuleerd wordt en een afhankelijke variabele waarop de onafhankelijke variabele

invloed uitoefent (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag waarbij is nagegaan of er een

toename is waar te nemen in het kennisniveau van de COE docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de afhankelijke variabele het kennisniveau van

de docenten terwijl de onafhankelijke variabelen de informatiebijeenkomst en de reader zijn

geweest De wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 541 terwijl het

resultaat hiervan is beschreven in paragraaf 611

Bij de tweede deelvraag waarbij is nagegaan of er een verbetering in het ontwikkelingsni-

veau van de competenties als assessor bij de COE docenten is waar te nemen is de

afhankelijke variabele het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docent als

assessor en de onafhankelijke variabele de oefeningen die de docenten hebben gedaan De

wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 542 terwijl het resultaat

hiervan is beschreven in paragraaf 612

Masterthesis 41

53 Populatie

De populatie wordt gevormd door alle docenten van de SOOS De gehele populatie is

benaderd om de eerste docentenbijeenkomst bij te wonen Tijdens deze eerste docenten-

bijeenkomst is vervolgens nagegaan welke docenten bereid zijn om te participeren aan het

interventieonderzoek In totaal hebben van de drieeumlntwintig docenten negen meegedaan aan

de training en acht aan de workshop In de ontstane steekproef zaten naast de twee

opleidingsmanagers drie docenten die vanaf het begin van de opleidingen aan de SOOS zijn

verbonden twee docenten die halverwege het bestaan van de opleidingen zijn aangetrokken

door de SOOS en twee docenten die dat studiejaar voor het eerst waren aangetrokken Ook

kan over de ontstane steekproef worden opgemerkt dat zes docenten uit het onderwijsveld

afkomstig zijn en drie uit het beroepenveld Ten aanzien van de duur waarop de docenten in

dienst zijn bij de SOOS is de ontstane steekproef wel representatief Ten aanzien van

achtergrond van de docenten is de ontstane steekproef niet representatief aangezien 57 van

de SOOS-docenten uit het toekomstig beroepenveld van de studenten afkomstig is

54 Dataverzameling en onderzoeksinstrumenten

De gegevens zijn in juli - augustus 2014 verzameld De wijze waarop de data zijn verzameld

en de hierbij gebruikte onderzoeksinstrumenten worden hieronder per deelvraag beschreven

541 Toename kennisniveau docenten

De eerste deelvraag luidt als volgt is er een toename in het kennisniveau van de docenten

over het competentiegericht opleiden en beoordelen waar te nemen Om deze vraag te

kunnen beantwoorden is er een toets ontwikkeld die is opgenomen in bijlage 7 Deze toets is

op twee verschillende momenten afgenomen Aan de hand van de toetsresultaten op deze

twee verschillende momenten is vastgesteld als het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is toegenomen In de toets zijn er vijf

meerkeuzevragen opgenomen die betrekking hadden op het competentiebegrip het begrip

assessment het assessment in een competentiegerichte opleiding het portfolio en de

kwaliteitscriteria van een assessment

542 Toename ontwikkelingsniveau competenties assessor bij docenten

De tweede deelvraag luidt is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties

als assessor bij de docenten waar te nemen Om deze vraag te kunnen beantwoorden is

gebruik gemaakt van een rubriek die door Oudkerk Pool (2013) is ontwikkeld Deze rubriek

die is opgenomen in bijlage 8 is de basis geweest voor de oefeningen die tijdens de asses-

sorentraining zijn gedaan de oefeningen die de docenten onderling hebben uitgevoerd na

eerste twee trainingsbijeenkomsten en de eindopdracht waarmee de training is afgerond Op

de training is al uitvoerig ingegaan in paragraaf 43 bij de gedetailleerde beschrijving van het

ontwerp Ook zijn alle gebruikte instrumenten om de benodigde data voor het beantwoorden

van deze tweede deelvraag te verzamelen afgeleid van dezelfde rubriek uit bijlage 8

Masterthesis 42

Zoals aangegeven in schema 51 zijn voor het beantwoorden van deze tweede deelvraag

indicatoren met betrekking tot het beoordelen van het portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

Bovengenoemde indicatoren zijn twee keer gemeten Het eerste meetmoment is geweest

tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training namelijk 4 en 11 juli 2014 Tijdens de

eerste trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het afnemen van een

criteriumgericht interview Van deze oefeningen zijn er video-opnames gemaakt die aan de

hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie bijlage 9) zijn beoordeeld Tijdens

de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het beoordelen van het

portfolio De data van deze oefeningen zijn verzameld met behulp van het formulier

rapportage eindassessment dat is opgenomen in bijlage 10

Na de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten een eindopdracht gehad conform

welke zij hebben geoefend in groepen van twee of drie in het ontwikkelen van de

competenties van assessor De oefenperiode was eacuteeacuten maand Aan het eind hiervan heeft elke

docent een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van hun

competenties onderbouwen De volledige beschrijving van deze eindopdracht is opgenomen

in bijlage 11 De data van deze oefeningen zijn verzameld middels het leerrapport dat is

opgenomen in bijlage 12 Geheel volgens de opzet van actieonderzoek (zie ook paragraaf

51) hebben de docenten aan de hand van deze leerrapporten twee keer teruggeblikt op de

wijze waarop zij deze competenties ontwikkelen

Het tweede meetmoment is tijdens de derde en tevens laatste trainingsbijeenkomst op vrijdag

8 augustus 2014 geweest Zoals eerder aangegeven heeft elke docent aan het eind van de

oefenperiode een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van

een getrainde assessor aantonen Elke docent heeft tijdens deze laatste trainingsbijeenkomst

de rol van assessor vervuld en daarbij van een collega-docent het portfolio beoordeeld en een

criteriumgericht interview afgenomen De docenten hebben hun bevindingen over de

portfoliobeoordeling genoteerd op het formulier rapportage eindassessment (zie bijlage 10)

Aan de hand van deze resultaten is inzicht verkregen in het ontwikkelingsniveau van de

docent met betrekking tot de portfoliobeoordeling terwijl inzicht in het ontwikkelingsniveau

met betrekking tot het criteriumgericht interview en het geven van ontwikkelingsgerichte

feedback verkregen is aan de hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie

bijlage 9) De gebruikte instrumenten tijdens het tweede meetmoment zijn dus dezelfde

instrumenten als die tijdens het eerste meetmoment zijn gebruikt

543 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

De derde deelvraag luidt als volgt op basis van welke criteria kunnen de tussen- en

eindassessments van de COE studenten afgenomen te worden Uit schema 51 blijkt dat de

criteria die nodig zijn voor de tussen- en eindassessments helder dienen zijn geformuleerd en

gerelateerd dienen te zijn aan de beroepspraktijk van de student Ook blijkt dat de momenten

van de tussen en eindassessments aan het eind van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

zijn De gegevens hieromtrent zijn verzameld tijdens een workshop waarbij het huidig

Masterthesis 43

competentieprofiel dat is opgenomen in bijlage 1 als instrument is gebruikt In het huidig

competentieprofiel is alleen het eindniveau opgenomen dat verwacht wordt van de

afgestudeerde student Uitgaande hiervan hebben docenten tijdens groepsgesprekken een

voorstel geformuleerd over een mogelijke indeling van de competenties in tussen- en

eindniveaus waarbij rekening gehouden wordt met de beroepspraktijk van de student Baarda

et al (2009) geven aan dat een groepsgesprek de voorkeur geniet indien het doel is het

genereren van ideeeumln In dit geval hebben de docenten ideeeumln gegenereerd voor een

mogelijke indeling van het vereist competentieniveau van de studenten aan het eind van de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase Baarda et al geven verder aan dat het voordeel van

groepsgesprekken is dat de reacties van de deelnemers meestal inspirerend werken waarbij

andere deelnemers vaak op nieuwe gedachten worden gebracht Hierdoor kan het

groepsgesprek het karakter van een brainstormsessie krijgen hetgeen in dit kader het geval is

geweest De brainstormsessies zijn geweest tijdens een workshop op 16 augustus 2014 Het

resultaat van deze brainstormsessies hebben de docenten op flappen geschreven aan de hand

waarvan de onderzoeksresultaten zijn verwerkt in paragraaf 613

55 Validiteit en betrouwbaarheid

In deze paragraaf worden de validiteit (551) en de betrouwbaarheid (552) van het

onderzoek verantwoord

551 Validiteit

Van validiteit is er sprake indien de onderzoeksbevindingen een goede weergave vormen van

datgene wat zich feitelijk in de praktijk afspeelt (Baarda De Goede amp Teunissen 2009)

Baarda (2014) maakt hierbij het onderscheid in instrumentele en ecologische validiteit

Instrumentele validiteit

De instrumentele validiteit is de mate waarin datgene dat gemeten moet worden

daadwerkelijk ook gemeten wordt Hierbij spelen de onderzoeksinstrumenten dus een

belangrijke rol Hetgeen gemeten dient te worden is weergegeven in de deelvragen in

paragraaf 51 terwijl de centrale begrippen uit deze deelvragen zijn geoperationaliseerd in

schema 51 in concrete indicatoren Zoals aangegeven in schema 51 zijn er drie centrale

begrippen namelijk kennisniveau competenties assessor en criteria Hieronder wordt voor

elk van deze centrale begrippen aangegeven hoe de indicatoren verwerkt zijn in het

gehanteerde onderzoeksinstrument

De indicatoren met betrekking tot het centrale begrip kennisniveau zijn gemeten aan de hand

van een toets met daarin vijf meerkeuzevragen (zie bijlage 7) waarbij

a Vraag 1 en 2 betrekking hebben op respectievelijk het begrip competentie en het

begrip assessment en meten dus de kennis van de docent hierover (eerste indicator)

b Vraag 3 betrekking heeft op de competentiegerichte assessmentpiramide vraag 4 op

het portfolio en vraag 5 op de kwaliteitseisen van assessment Deze vragen meten dus

Masterthesis 44

de kennis van de docent over de wijze waarop een assessment in een

competentiegerichte opleiding plaatsvindt (tweede indicator)

De indicatoren met betrekking tot de competenties van de assessor komen zijn opgenomen in

de rubriek die als basis is gebruikt bij het verzamelen van de gegevens (zie bijlage 8) Zoals

reeds beschreven in paragraaf 542 is deze rubriek als uitgangspunt gebruikt bij de

ontwikkelde instrumenten

De indicatoren met betrekking tot de criteria op basis waarvan tussen- en eindassessments

van de studenten afgenomen dienen te worden zijn verwerkt in de volgende centrale vraag

die de docenten moesten beantwoorden tijdens een groepsgesprek wat moet de student

kunnen aan het eind van de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase

Ecologische validiteit

De ecologische validiteit geeft de geldigheid van de onderzoeksresultaten in de dagelijkse

praktijk aan (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag zijn de onderzoeksdata rechtstreeks van

de docenten verzameld door de toets Bij de tweede deelvraag zijn de onderzoeksgegevens

bij het eerste meetmoment rechtstreeks bij de docenten die op dat moment de rol van asses-

sor vervulden verzameld middels de observatie Bij het tweede meetmoment zijn de gege-

vens via de bevindingen van een observator verzameld Bij het tweede meetmoment heeft de

ecologische validiteit dus moeten inboeten aangezien de observator een andere interpretatie

gegeven kan hebben aan hetgeen heeft plaatsgehad dan wanneer de data rechtstreeks van de

docent was verkregen Bij de derde deelvraag zijn de gegevens rechtstreeks van de docenten

verkregen nadat die op flappen waren geschreven Ook bij de derde deelvraag heeft de

ecologische validiteit moeten inboeten aangezien hetgeen geschreven is op de flappen niet

noodzakelijkerwijs hetgeen hoeft te zijn dat is besproken tijdens het groepsgesprek

552 Betrouwbaarheid

Baarda et al (2009) die betrouwbaarheid beschrijven als de mate waarin metingen onafhan-

kelijk zijn van toeval geven de volgende richtlijnen om de betrouwbaarheid te verhogen

1 Het vooraf uitschrijven van mogelijke vooroordelen waardoor subjectieve ervaringen en

overwegingen voorkomen kunnen worden

2 De onderzoeksverslagen en interpretaties te laten nalezen door collegarsquos (peer-

debriefing)

3 De dataverzameling na enige tijd nog eens bekijken en analyseren

4 Het zo snel mogelijk aantekeningen maken van de observaties of gesprekken die ter

plekke niet vastgelegd kunnen worden

Tijdens het interventieonderzoek is gebruik gemaakt van de tweede richtlijn waarbij de

kwaliteitsmedewerker van de SOOS de onderzoeksresultaten heeft nagelezen Uit deze peer-

debriefing is er eacuteeacuten inhoudelijke opmerking voortgekomen waarbij gesteld is dat niet is

aangeven als het effect dat op het kennisniveau heeft plaatsgehad positief of negatief is

geweest Deze opmerking is verwerkt in het resultaat in hoofdstuk 6

Masterthesis 45

6 Resultaten van het onderzoek

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het interventieonderzoek gepresenteerd In

paragraaf 61 worden ingegaan op het effect van het product terwijl in paragraaf 62 wordt

ingegaan op het effect van het proces

61 Het effect van het product

Zoals aangegeven in hoofdstuk 4 omvat het product de volgende activiteiten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Een assessorentraining waarbij de docenten

a worden getraind in de technieken die nodig zijn om portfoliorsquos te beoordelen en een

criteriumgericht interview af te nemen

b met elkaar oefenen in het aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor

3 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments

Deze drie activiteiten worden in de volgende subparagrafen beschreven

611 Informeren van docenten

Zoals beschreven in paragraaf 431 is er een reader samengesteld over het

competentiegericht opleiden en beoordelen (zie ook de inhoudsopgave in bijlage 6) Deze

reader is ongeveer twee weken voorafgaand aan de informatiebijeenkomst gestuurd naar de

docenten De informatiebijeenkomst is geweest op zondag 15 juni 2014 Aan het begin van

deze informatiebijeenkomst is de toets (zie ook paragraaf 541) afgenomen om een indicatie

te hebben over het kennisniveau van de docenten voorafgaand aan het interventietraject Deze

zelfde toets is vervolgens weer afgenomen onder de docenten aan het begin van de eerste

trainingsbijeenkomst op vrijdag 4 juli 2014 27 dagen na het eerste meetmoment De

resultaten van deze toets zijn opgenomen in tabel 61 De toets bestond uit vijf meerkeuze-

vragen Voor elke vraag die goed was beantwoord kon een docent twee punten scoren

Tabel 61 Gemiddeld toetscijfer docenten kennisniveau

Gemiddeld cijfer meetmoment 1 Gemiddeld cijfer meetmoment 2

44 62

Uit tabel 61 blijkt dat het gemiddeld toetsresultaat tijdens het eerste meetmoment 44 is

geweest Twee toetsvragen (zie bijlage 7) zijn door alle respondenten fout beantwoord

namelijk de vraag over de competentiegerichte assessmentpiramide en de vraag over hetgeen

noodzakelijk is als een student een ontwikkelingsportfolio maakt Bij de vraag over de

assessmentpiramide hebben de docenten dus niet kunnen herkennen dat bij assessment van

competenties assessment tijdens het leren (ldquoassessment as learningrdquo) de basis vormt gevolgd

door assessment voor het leren (ldquoassessment for learningrdquo) en tenslotte assessment van het

Masterthesis 46

leren (ldquoassessment of learningrdquo) Bij de vraag over het ontwikkelingsportfolio hebben de

docenten niet kunnen herkennen dat een student niet maar eacuteeacuten informatiebron als bewijs kan

gebruiken

Het gemiddeld toetsresultaat is tijdens het tweede meetmoment 62 geweest Uit de analyse

van deze toetsresultaten is in tegenstelling tot het eerste meetmoment niet gebleken dat er

specifieke onderdelen zijn waarbij de docenten een informatiegap hebben De fouten varieumlren

namelijk per docent

Uitgaande van het gemiddeld cijfer van de twee verschillende meetmomenten respectievelijk

44 en 62 kan gesteld worden dat de reader over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de informatiebijeenkomst een positief effect hebben gehad op het kennisniveau

van de docenten over het competentiegericht opleiden en beoordelen

612 Assessorentraining

De doelen van de assessorentraining zijn geweest om de docenten

a te trainen in de competenties van een assessor

b met elkaar te laten oefenen bij het aanleren van de gedragsindicatoren van een

getrainde assessor

In schema 51 zijn de indicatoren die bij de competenties van een assessor van belang zijn

weergegeven Voor de overzichtelijkheid worden die weer hier opgenomen

1 Portfolio beoordelen waarbij de docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen

(tijdens het onderzoek afgekort vraak-criteria)

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en

de competenties (tijdens het onderzoek genoemd beoordelingsdriehoek)

2 Criteriumgericht interview afnemen waarbij de docent

actief luistert doorvraagt samenvat (LSD)

de kandidaat vraagt naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak

precies was in die situatie welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van

die actie was en wat een volgend keer anders gedaan zou kunnen worden (START)

turbo vragen hanteert

feedbackregels toepast

de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of het criteriumgericht

interview baseert

Zoals eerder beschreven (zie ook paragraaf 432 en 542) zijn er bij de assessorentraining

twee meetmomenten geweest waarbij het eerste meetmoment is geweest tijdens de eerste

twee trainingsbijeenkomsten en het tweede meetmoment tijdens de derde trainingsbijeen-

komst ongeveer eacuteeacuten maand na het eerste meetmoment Gedurende deze twee meetmomenten

hebben de docenten onderling geoefend

Masterthesis 47

Om het geheel overzichtelijk te houden worden de resultaten bij dit onderdeel weergegeven

voor de twee hierboven genoemde aspecten (beoordelen portfolio en criteriumgericht

interview afnemen)

Beoordelen van het portfolio

Bij het beoordelen van het portfolio hebben de docenten tijdens het eerste meetmoment

vrijdag 11 juli 2014 in vier groepen gewerkt waarbij studentenportfoliorsquos beoordeeld

moesten worden Bij het beoordelen van de studentenportfoliorsquos hebben de docenten gelet op

de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen (vraak-criteria)

en de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en de

competenties (beoordelingsdriehoek) Het resultaat van dit groepswerk is onderling door de

groepen zelf beoordeeld Het tweede meetmoment heeft plaatsgehad op vrijdag 8 augustus

2014 Hierbij waren er acht van de negen docenten aanwezig waarbij twee docenten een

gezamenlijk portfolio hebben ingeleverd Ook hier hebben de docenten onderling de

beoordeling gedaan

Vraak-criteria

In schema 61 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven met betrekking tot

de vraak-criteria Tijdens het eerste meetmoment zijn er van vier groepen resultaten en tijdens

het tweede meetmoment zijn er van zes individuele docenten en eacuteeacuten duo-groep resultaten

Tussen het eerste en het tweede meetmoment zijn er 29 dagen

Schema 61 Portfoliobeoordeling vraak-criteria

Meetmoment 1 Meetmoment 2 1 Poging om de variatie te

brengen terwijl de andere

criteria niet zijn meegenomen

2 Alleen de variatie en de

relevantie zijn toegelicht

3 De actualiteitswaarde is niet

genoemd de overige criteria

in onvoldoende mate

4 De variatie is onvoldoende

uitgewerkt de kwantiteit is

niet aan de orde gekomen De

overige criteria zijn wel

genoemd

1 De bewijsstukken zijn echt en actueel (27 juli 28 juli en 2

augustus) Er zijn maar van twee indicatoren bewijzen

waarvan maar van eacuteeacuten er meerdere bewijzen zijn

2 Er zijn geen bewijzen als zodanig in het portfolio

opgenomen

3 Alle indicatoren zijn aan de hand van eacuteeacuten feedbackrapport

bewezen

4 De beoordeling is gedaan aan de hand van een casus en niet

van de indicatoren van een assessor

5 De vraak-criteria zijn voldoende toegepast

6 De vraak-criteria zijn onvoldoende toegepast

7 Uit de beschrijving van de werkwijze en de opsomming van

de bevindingen blijkt de variatie relevantie en de actualiteit

De authenticiteit en de kwantiteit zijn niet gebleken

Zoals in het begin van deze paragraaf aangegeven dient een assessor bij het beoordelen van

een portfolio uit te gaan van de vraak-criteria Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het

beoordelen van het portfolio zowel bij het eerste meetmoment als bij het tweede meetmoment

uit zijn gegaan van de vraak-criteria

Tussen de twee meetmomenten hebben de docenten onderling geoefend in het hanteren van

de vraak-criteria bij het beoordelen van een portfolio Tijdens het oefenen hebben de

Masterthesis 48

docenten middels een leerrapport twee keer gereflecteerd op de mate waarop zij conform de

vraak-criteria een portfolio beoordelen waarbij de sterke punten en de verbeterpunten

hiervan genoteerd zijn De resultaten van alle docenten zijn weergegeven in schema 62

Schema 62 Oefenresultaten vraak-criteria

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen toegepast (3) Alle onderdelen toegepast

Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde

Ervaring kunnen opdoen met de vraak-techniek Het beoordelen van de bewijsstukken met de vraak-

techniek (2)

Verbeterpunten

Actualiteit kon beter Actualiteit kon beter

Kwantiteit Kwantiteit

Relevantie (2) Relevantie

Juiste afbakening maken Juiste afbakening maken

Uit schema 62 blijkt dat net als bij het eerste en het tweede meetmoment de docenten bij het

oefenen bij de portfoliobeoordeling ook rekening gehouden hebben met de vraak-criteria Uit

schema 62 blijkt ook dat het maken van een juiste afbakening tussen de criteria als een

verbeterpunt is aangemerkt

Uitgaande van hetgeen hierboven gesteld is kan worden aangegeven dat de docenten vanaf

het eerste meetmoment de vraak-criteria hebben gehanteerd bij het beoordelen van

portfoliorsquos

Beoordelingsdriehoek

In schema 63 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven van de

beoordelingsdriehoek Voor het beoordelen van een portfolio op basis van de

beoordelingsdriehoek dient de docent na te gaan als de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria aan elkaar zijn gerelateerd

Schema 63 Portfoliobeoordeling beoordelingsdriehoek

Meetmoment 1 Meetmoment 2

1 Er zijn zowel bewijzen als beroepshandelingen

2 De bewijzen zijn wel beoordeeld maar de beroepshandelingen en de

beoordelingscriteria zijn niet meegenomen

3 Er is per competentie beoordeeld maar de beoordelingsdriehoek is niet

gebleken

4 De prestatie-indicatoren en het bewijsmateriaal zijn wel gebruikt maar

de beroepshandelingen (de context) niet

Bij geen enkele

indicator is er een

relatie gelegd met

het bewijs en de

beroepscontext (7)

Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het eerste meetmoment zich met name gefocust

hebben op de onderdelen (bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscriteria) van de

beoordelingsdriehoek en niet zozeer op de relatie daartussen Bij het tweede meetmoment is

Masterthesis 49

deze relatie wel meegenomen In welke mate het onderling oefenen tussen de twee

meetmomenten hiertoe heeft bijgedragen is weergegeven in schema 64

Schema 64 Oefenresultaten beoordelingsdriehoek

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Bewijzen Bewijzen

Gebruik van de competenties Gebruik van de competenties

Ervaring kunnen opdoen met beoordelingsdriehoek

Verbeterpunten

Bewust toepassen Bewust toepassen

Toepassen Toepassen (2)

Uit schema 64 blijkt dat het uitgaan van de bewijzen en de competenties en het opdoen van

ervaring met de beoordelingsdriehoek een bijdrage hebben geleverd dat tijdens het tweede

meetmoment wel op de relatie tussen de bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscri-

teria is gelet Ook heeft het (bewust) toepassen van de beoordelingsdriehoek hieraan

bijgedragen

Criteriumgericht interview

Bij het criteriumgericht interview is de focus geweest op de START (situatie taak actie

resultaat en transfer) LSD (luisteren samenvatten en doorvragen) en turbo-vragen en het

geven van feedback Tijdens het eerste meetmoment zijn drie duo-groepen gevormd en eacuteeacuten

groep van drie docenten In totaal dus vier groepen Van deze vier groepen hebben twee het

criteriumgericht interview voorbereid vanuit de rol van de student en twee vanuit de rol als

assessor waardoor uit het eerste meetmoment van twee criteriumgerichte interviews resul-

taten zijn verzameld Tijdens het tweede meetmoment zijn net als bij de portfoliobeoorde-

ling van zeven interviews resultaten verzameld De vragen die bij de START- en de TURBO

technieken gesteld konden worden en de feedbackregels zijn opgenomen in bijlage 13

START

In schema 65 zijn de resultaten van de START-techniek (situatie taak actie resultaat en

transfer) opgenomen voor de twee meetmomenten

Schema 65 Criteriumgericht interview START

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- De spanningen zijn er nog

- Wat gebeurde er precies

- Wie waren er allemaal bij betrokken

- Wat was het daadwerkelijk probleem (2)

- Wat heb je precies gesignaleerd

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- Goed (2)

- Praatstelt vragen over de samenstelling van het

portfolio

- Behandelt de cases die de kandidaten hebben

opgenomen in hun portfolio

- Ja gevraagd over de situaties als assessor

- Gevraagd over de situatie van het portfolio

- Voldoende

- Wel

Masterthesis 50

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de T-fase (taak)

De docent gaat in op de T-fase (taak)

- Niet (2)

- Goed

- Praat over de taak die is uitgevoerd tijdens het

afnemen van het assessment

- Ja heeft vragen gesteld over taak als assessor

- Heeft weinig vragen daarover gesteld de

kandidaat is zelf erop ingegaan

- Voldoende

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Wat heb je precies gedaan

- Ik begrijp dat een van de acties is geweesthellip

- Heb je naar eigen inzicht de actie ondernomen

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Niet (2)

- Vraagt wat precies is gedaan hoe het

assessment is gevoerd

- Gevraagd naar het gevoel in de rollen

- Voldoende

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Welk deel is nog niet opgelost en welk deel

wel

- Er is niet vermeld dat de oplossing is gekomen

- Waren de medewerkers er mee eens dat de

oplossing is gekomen

- Ik heb niet het idee dat er een oplossing is

gekomen

- Hoe heb je het verder opgelost

- Is het resultaat wel aanwezig

- Hoe ben je eigenlijk aan die oplossing

gekomen

- Ben je tevreden over het resultaat

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Goed (2)

- Het resultaat is het portfolio en stelt daar

vragen over Vraagt ook hoe ze het hebben

ervaren

- Onvoldoende (2)

- Matig

- Niet

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Stel dat het probleem zich weer voordoet

- Ga je een ander keer dezelfde oplossingen

gebruiken

- Is die situatie al een keer voorgekomen en hoe

ben je toen ermee omgegaan

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Goed (2)

- Vraagt als de opdracht op dezelfde manier of

anders zou worden gedaan als het opnieuw zou

moeten worden uitgevoerd

- Onvoldoende (2)

- Voldoende

- Wel

Bij het hanteren van de gesprekstechniek START dient aan de kandidaat gevraagd te worden

naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak precies was in die situatie

welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was en wat een volgend

keer anders gedaan zou kunnen worden Uitgaande van hetgeen is weergegeven in schema

65 kan ten aanzien van de START worden afgeleid dat er ten opzichte van het eerste

meetmoment waarbij de taak-fase niet was voorgekomen er een toename in het

ontwikkelingsniveau van de START techniek is waar te nemen Bij het tweede meetmoment

zijn namelijk alle vijf fasen van de START-techniek voorgekomen

De mate waarin het onderling oefenen van de docenten tussen de tweemeetmomenten een

bijdrage aan deze toename in het ontwikkelingsniveau heeft geleverd is opgenomen in

schema 66 Ook hier worden de resultaten voor de twee leerrapporten opgenomen waarbij

een onderscheid wordt gemaakt in de sterke punten en de verbeterpunten

Masterthesis 51

Schema 66 Oefenresultaten START

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen redelijk toegepast (4) Alle onderdelen redelijk toegepast (2)

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan

bod

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan bod

Situatie Taak en Actie kwamen aan bod Situatie Taak en Actie kwamen aan bod

Ervaring kunnen opdoen met Start

Verbeterpunten

Alle elementen van de Start procedure aan de

orde laten komen

Alle elementen van de Start procedure aan de orde

laten komen

Oefenen met R-T Oefenen met R-T

Slechts eacuteeacuten situatie besproken Slechts eacuteeacuten situatie besproken

Meer focussen op transfer

Beter onderscheid tussen Transfer en Turbo

Uit schema 66 blijkt dat tijdens het oefenen alle fasen van de START aan de orde zijn

geweest waardoor het oefenen tussen de twee meetmomenten een positief effect heeft gehad

op de ontwikkeling van de START-techniek bij de docenten

LSD

In schema 67 zijn de resultaten van de LSD-techniek (luisteren samenvatten en doorvragen)

opgenomen voor het eerste en het tweede meetmoment

Schema 67 Criteriumgericht interview LSD

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent luistert actief

- Bevestigend knikken (2)

- Bevestigende antwoorden (2)

- Oogcontact (2)

De docent luistert actief

- Ja en kan daardoor ook doorvragen

- Zeer actief en brengt het gesprek terug naar het

begin

- Ja stelt tussendoor vragen

- Speelt in op hetgeen de kandidaat zegt en kan

verdere vragen stellen

- Redelijk (2)

- Luistert aandachtig en kan daardoor ook ingaan

op hetgeen de kandidaat zegt

- Weinig geluisterd Meer gepraat en gevraagd

De docent vraagt door

- Er is ergens toch nog iets dat moet gebeuren

- Wat was het daadwerkelijk probleem

- Wat kan er dan voor die persoon nog

gebeuren

- Waarin uitte deze spanning zich

- Wat vindt u zelf

De docent vraagt door

- Goed

- Goed waardoor onduidelijkheden konden

worden weggenomen

- Af en toe

- Door middel van doorvragen probeert ze

meerdere antwoorden de juiste informatie te

krijgen

- Onvoldoende (2)

- Doorvragen bijvoorbeeld bij het gedeelte over

de vaststelling van de actualiteiten

- Vraagt redelijk goed door

Masterthesis 52

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent vat samen

- Je hebt dus gesignaleerd dathellip

- Dus eigenlijk heb jehellip

De docent vat samen

- Goed

- Goed aan het eind een heldere samenvatting

- Ja vat het traject van de totstandkoming van het

portfolio en de belemmeringen (tekort aan tijd)

samen

- Kort samengevat wat ze hebben gedaan bij het

eerste gesprek en gaat van daaruit verder met het

gesprek Vat ook samen op verschillende

manieren en vraagt dan verder

- Niet tijdens de vragenronde wel aan het eind

- Redelijk goed

- Ja Bijvoorbeeld na het antwoord van de

kandidaat over kwantiteit

- Heeft wel samengevat

Bij het toepassen van de LSD-techniek gaat het erom dat de docent actief luistert doorvraagt

en samenvat Uit schema 67 blijkt dat zowel bij het eerste als bij het tweede meetmoment

alle drie aspecten zijn voortgekomen Hoewel niet zichtbaar in het schema is het wel zo dat

de resultaten van het eerste meetmoment bij het onderdeel samenvatten van eacuteeacuten van de twee

interviews afkomstig zijn Bij eacuteeacuten groep is er tijdens het eerste meetmoment niet samengevat

Uitgaande hiervan kan dan gesteld worden dat bij het tweede meetmoment er een positief

effect heeft plaatsgehad aangezien alle docenten daar samengevat hebben De mate waarin

het oefenen van de docenten hieraan heeft bijgedragen is weergegeven in schema 68

Schema 68 Oefenresultaten LSD

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Luisteren en doorvragen (3) Luisteren en doorvragen (3)

Luisteren doorvragen en samenvatten (2) Luisteren doorvragen en samenvatten

Luisteren

Verbeterpunten

Samenvatten (3) Samenvatten (2)

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Met LSD naar andere situatiesacties

overstappen

Met LSD naar andere situatiesacties overstappen

Student meer ruimte geven uit te praten

Zoals blijkt uit schema 68 zijn ook tijdens het oefenen met name het luisteren en doorvragen

van de LSD-techniek gedemonstreerd Uit beide leerrapporten blijkt dat het samenvatten als

een verbeterpunt was aangegeven De resultaten van het tweede meetmoment in schema 67

geven wel aan dat alle docenten hebben samengevat tijdens het interview

Turbovragen

Bij het gebruik van de turbovragen gaat het erom dat de docenten die vragen (zie bijlage 13)

dienen te stellen tijdens het interview Ten aanzien van de turbovragen kan gesteld worden

dat er tijdens het eerste meetmoment eacuteeacuten turbovraag is gesteld namelijk lsquoStel dat het pro-

Masterthesis 53

bleem zich weer voordoetrsquo (in schema 65 is deze vraag in het rood aangegeven) Tijdens het

tweede meetmoment is dit onderdeel niet in het observatieformulier opgenomen waardoor er

geen onderzoeksresultaten ten aanzien hiervan zijn voor dit tweede meetmoment Tijdens het

oefenen hebben de docenten wel hierop gefocust De resultaten hiervan zijn in schema 69

weergegeven

Schema 69 Oefenresultaten turbovragen

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

lsquoStel datrsquo situatie (3) Inderdaad de student gebracht naar een lsquostel datrsquo

situatie

Het formuleren van de vragen tijdens het

gesprek

Alle vier vormen van Turbo gebruikt

Kwam in combinatie met de transfer aan de orde

Verbeterpunten

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen (2)

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Turbo beter kunnen onderscheiden van transfer Het formuleren van de vragen tijdens het gesprek

Ten aanzien van de turbovragen blijkt uit schema 69 dat van de verschillende soorten

turbovragen die er zijn de lsquostel datrsquo het meest gebruikt wordt door de docenten bij deze

gesprekstechniek Ook tijdens het eerste meetmoment was dit het geval Zoals blijkt uit het

resultaat van het tweede leerrapport hierboven is er wel eacuteeacuten observatie van alle vier vormen

van de turbo genoteerd hetgeen ten opzichte van het eerste meetmoment een verbetering is

Feedback geven

Naast de START-techniek LSD en turbovragen is het geven van feedback ook onderdeel

van het criteriumgericht interview Bij het geven van feedback dienen de docenten

feedbackregels (zie bijlage 13) te hanteren en de feedback te richten op concrete voorbeelden

uit het portfolio of het criteriumgericht interview Tijdens het eerste meetmoment hebben de

docenten geen feedback gegeven maar met name vragen gesteld (actief) geluisterd en

hoewel in ietwat mindere mate zoals eerder beschreven samengevat De resultaten van het

feedback geven zijn voor het oefenen weergegeven in schema 610

Schema 610 Oefenresultaten voor het geven van feedback

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Eerst de positieve punten aangegeven Eerst de positieve punten aangegeven

Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven

Suggesties meegegeven Suggesties meegegeven

Verbeterpunten

Feedbackregels toepassen (2) Feedbackregels toepassen

Bij gesprek met student ook feedback geven (2) Bij gesprek met student ook feedback geven (2)

Masterthesis 54

Uit schema 610 blijkt dat tijdens het oefenen niet altijd feedback is gegeven en dat de

feedbackregels ook niet altijd zijn toegepast De feedbackregels lsquoeerst de positieve punten

aangevenrsquo lsquozoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gevenrsquo en lsquosuggesties meegevenrsquo zijn

geiumldentificeerd als sterkte Tijdens het tweede meetmoment is er wel feedback gegeven

welke is weergegeven in schema 611

Schema 611 Criteriumgericht interview Feedback geven tweede meetmoment

Tweede meetmoment

Geeft aan dat ze afgeweken zijn van de opdracht maar dat ze het hebben uitgelegd waarom ze het

hebben gedaan

Geeft wel aan wat ze hebben gedaan

Voldoende tot uiting gekomen

De feedback was helder

Zegt ldquowat ik heel goed vindrdquo

Geeft aan waar informatie gehaald kan worden

Geeft ten aanzien van de bewijsstukken aan dat er harde bewijzen ingeleverd moeten worden

Geeft aan hoe toe te passen in de praktijk

Ten opzichte van het eerste meetmoment waarbij de docenten toen geen feedback hebben

gegeven is er bij het tweede meetmoment een toename in ontwikkelingsniveau gemeten De

feedback was positief vanuit lsquoikrsquo en ook met suggesties hetgeen aangeeft dat de

feedbackregels zijn gehanteerd Ook is ingegaan op de inhoud van het portfolio en het

criteriumgericht interview hetgeen blijkt uit de feedback op de bewijsstukken en de wijze

waarop in de praktijk gewerkt kan worden

613 Aangepast competentieprofiel

Het derde onderdeel van het ontwerp is geweest dat de docenten zich tijdens een workshop

hebben gebogen over het huidig competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments Zoals aangegeven in schema 51 zijn de

indicatoren om het competentieprofiel aan te passen ten behoeve van de tussen- en

eindassessment gedragsindicatoren op het niveau van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

Daarnaast dient er een duidelijke relatie te zijn met de beroepspraktijk Het huidig competen-

tieprofiel (zie ook bijlage 1) bestaat uit de volgende zes hoofdcategorieeumln interpersoonlijke

competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken competen-

ties in het reflecteren vakspecifieke competenties en beroepsspecifieke competenties Het

resultaat van deze workshop is een volledig nieuw competentieprofiel geweest die is

opgenomen in bijlage 14 Hieronder wordt het resultaat per hoofdcategorie beschreven

Interpersoonlijke competenties

Uit de gedragsindicatoren van de interpersoonlijke competenties blijkt dat er bij de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase een opbouwend niveau van complexiteit is waarbij die

van de afstudeerfase zich demonstreren op de werkplek Bij lsquode student gaat op een

rechtvaardige manier om met mensenrsquo blijk de opbouw van complexiteit tussen de

propedeuse- en de hoofdfase uit het handelen ten opzichte van medestudenten en docenten

(propedeusefase) en het handelen in een gesimuleerde beroepscontext (hoofdfase) Bij lsquoDe

Masterthesis 55

student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaalrsquo blijkt de opbouw in

complexiteit uit het onder begeleiding (propedeusefase) en zonder begeleiding (hoofdfase)

communiceren Bij de overige gedragsindicatoren blijkt de opbouw in complexiteit uit het

werkwoord en wel benoemen identificeren en bekend zijn (propedeusefase) om

respectievelijk gebruiken demonstreren en handelen (hoofdfase)

Organisatorische competentie

Ook bij de organisatorische competenties is er een mate van complexiteit in de drie niveaus

van gedragsindicatoren Bij de gedragsindicator lsquode student gaat methodisch te werkrsquo is het

niveau van de afstudeerfase binnen de organisatie terwijl het onderscheid tussen de

propedeuse en de hoofdfase bij 211 gemaakt wordt in de handeling en bij 212 in het

werkwoord Bij 211 gaat het in de propedeuse fase om het algemeen effectief gebruiken van

hulpmiddelen terwijl het in de hoofdfase gaat om het gebruiken van hulpmiddelen voor een

bepaald resultaat Bij de indicator lsquode student brengt structuur aan in het werkrsquo wordt het

onderscheid gemaakt in de handeling beginnende bij prioriteiten stellen gevolgd door

werkplan opstellen en tenslotte werk planmatig inrichten Bij de indicator lsquode student

controleert activiteiten op voortgangrsquo wordt het onderscheid gemaakt in het werkwoord

beginnende bij monitoren gevolgd door evalueren en tenslotte door bijstellen

Competenties in het samenwerken

Bij de verdeling van de gedragsindicatoren van de competenties in het samenwerken over de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase komt de relatie met de beroepspraktijk niet expliciet tot

uiting Bij de gedragsindicator ldquode student functioneert als een volwaardig groepslidrdquo wordt

er bij 311 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij het kennen van het teambelang en

de sociale vaardigheden centraal staat in de propedeusefase het leveren van een effectieve

bijdrage aan een groepstaak centraal staat in de hoofdfase en in de afstudeerfase het toepassen

van de sociale vaardigheden in teamverband centraal staat Bij 312 wordt het onderscheid

gemaakt in het leveren van een bijdrage aan de groepstaak het verantwoordelijk zijn van de

eigen geleverde bijdrage en het verantwoordelijk zijn voor groepsbeslissingen Bij 313

wordt het onderscheid gemaakt door de werkwoorden kennen demonstreren en komen tot

(doen) Bij de gedragsindicator ldquode student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve

van de uit te voeren werkzaamhedenrdquo wordt er bij 321 geen onderscheid gemaakt tussen de

propedeuse en de hoofdfase Naar de afstudeerfase wordt er een inhoudelijk onderscheid

gemaakt waarbij het accent wordt verschoven van het leveren van een bijdrage naar het

nemen van initiatieven in overleg met de groep Bij 322 wordt het onderscheid gemaakt

tussen de propedeuse en de hoofdfase door de toevoeging lsquoen staat open voor feedbackrsquo bij

de hoofdfase terwijl het onderscheid met de afstudeerfase inhoudelijk is waarbij het accent

verschuift van het demonstreren naar het onderhouden van de contacten

Competenties in het reflecteren

De eerste twee gedragsindicatoren van de competenties in het reflecteren zijn in de

afstudeerfase gericht op de beroepscontext Bij de gedragsindicator lsquode student reflecteert op

het persoonlijk functionerenrsquo ligt het onderscheid in het werkwoord waarbij in de

propedeusefase het om het benoemen gaat en in de hoofdfase om het terugblikken Bij de

Masterthesis 56

gedragsindicator lsquode student reflecteert op de eigen kennisontwikkelingrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase bij 421 gemaakt in het werkwoord en bij

422 in de handelingen Bij 421 gaat het om respectievelijk verslaan en vergelijken terwijl

het bij 422 gaat om het halen van informatie bij anderen respectievelijk in het beroep

De derde gedragsindicator lsquode student reflecteert op het persoonlijk handelen in de

beroepscontextrsquo staat de beroepscontext zowel in de propedeuse- als in de hoofd- als in de

afstudeerfase centraal Het onderscheid in complexiteit wordt hier gemaakt in het werkwoord

Bij 431 is het werkwoord in de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase respectievelijk

vertellen terugblikken en ontwikkelen en bij 432 benoemen terugblikken en verbeteren

Vakspecifieke competenties

Bij alle vakspecifieke competenties wordt bij de afstudeerfase het onderscheid gemaakt door

de beroepscontext Het onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase wordt gemaakt

door zowel de inhoud als het werkwoord als de plaats waar de indicator gemeten wordt Zo

wordt bij de gedragsindicator lsquode student levert administratieve informatie ten behoeve van

de bedrijfsvoeringrsquo bij 511 het onderscheid gemaakt door de werkwoorden toetsen en

bijdragen en bij 512 door de werkwoorden uitwerken en analyseren

Bij de gedragsindicator lsquode student richt een organisatie in en bestuurt dezersquo wordt bij 521

het onderscheid gemaakt door het onder begeleiding en zelfstandig werken van de student

Bij 522 ligt het onderscheid in het werkwoord (formuleren en implementeren) Daarnaast

wordt in de hoofdfase gewerkt met projecten of simulaties Bij 523 is er zowel een inhoude-

lijk onderscheid als een onderscheid in werkwoord waarbij in de propedeusefase het onder-

scheiden van de organisatiestelsels en ndashtypen centraal staan en in de hoofdfase het inrichten

van de personele en de organieke structuur Bij 524 en 525 wordt het onderscheid ook

gemaakt door het werkwoord Bij 524 gaat het om kennen en meten in de propedeusefase en

om analyseren en concluderen in de hoofdfase Bij 525 gaat het om het weten hoe leiding te

geven in de propedeusefase en het daadwerkelijk leiding geven in projecten of simulaties in

de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student verwerkt en analyseert economische gegevensrsquo wordt er

bij 533 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij er in de propedeusefase economische

vraagstukken worden opgelost en in de hoofdfase geiumlntegreerde economische vraagstukken in

concrete situaties Bij de overige indicatoren wordt het onderscheid door het werkwoord

gemaakt en wel beheersen en gebruiken in projecten of simulaties (531) kennen en op de

hoogte blijven (532) en beheersen van kennis en schrijven van beleidsnotarsquos (534)

Bij de gedragsindicator lsquode student brengt de financieumlle problematiek in kaartrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase bij 541 en 542 gemaakt door de

werkwoorden samenstellen en analyseren Bij 543 544 545 en 546 is er een inhoudelijk

onderscheid namelijk integrale kostprijsberekening en verschillende kostprijsberekeningen

financieumlle calculaties maken en beleidsbeslissingen maken op basis van financieumlle calculaties

investerings- en financieringsproblemen identificeren en antwoorden voor deze problemen

Masterthesis 57

formuleren en onderscheiden van de rechtsvormen en relateren van de vraagstukken aan de

rechtsvorm

Beroepsspecifieke competenties

Ook bij de beroepsspecifieke competenties staat de werkplek centraal in de afstudeerfase

Daarnaast worden bij de gedragsindicatoren lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo lsquode student bepaalt doelen

en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo en

lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo ook de collegarsquos betrokken bij

de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student gaat consistent en effectief om met (detail)informatiersquo

wordt het onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase gemaakt door de inhoud Bij

611 gaat het in de propedeusefase om het selecteren van informatie om taken uit te voeren

en in de hoofdfase om het controleren als geselecteerde informatie consistent is gebruikt bij

het uitvoeren van taken Bij 612 om het in kaart brengen van informatie en het effectief

gebruiken van informatie Bij 613 om het uitvoeren van instructies en het foutloos uitwerken

van instructies

Bij de gedragsindicator lsquode student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die

gelden voor de functie en de cultuur waarin men werktrsquo wordt het onderscheid gemaakt door

het werkwoord namelijk het kennen van gedragsnormen en het toepassen van de

gedragsnormen bij het eigen handelen

Bij de gedragsindicator lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar

voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo wordt bij 631 en 632 een

onderscheid gemaakt in werkwoord namelijk kennen en rekening houden met (631) en

verbeteren en waarborgen (632) Bij 633 is er een inhoudelijk onderscheid waarbij in de

propedeusefase naar eigen inzichten wordt geeumlvalueerd en in de hoofdfase samen met

collegarsquos wordt geeumlvalueerd

Bij de gedragsindicator lsquode student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties

tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo wordt er tussen de propedeuse- en de

hoofdfase een inhoudelijk onderscheid gemaakt door het samenwerken in de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten

van medewerkers en bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo gaat het

om de eigen werkzaamheden in de propedeuse fase de eigen werkzaamheden bij groepstaken

in de hoofdfase en de eigen werkzaamheden en die van de medewerkers in de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student doet onderzoekrsquo wordt het onderscheid gemaakt door een

eenvoudig onderzoek een kwalitatief en kwantitatief onderzoek en een complex praktijkon-

derzoek Bij deze twee gedragsindicatoren wordt er een inhoudelijk onderscheid gemaakt

Masterthesis 58

Samengevat kan gesteld worden dat wel bij alle gedragsindicatoren een onderscheid is

gemaakt naar propedeuse- hoofd- en afstudeerfase maar dat de relatie met de

beroepspraktijk niet bij alle indicatoren blijkt Bij de interpersoonlijke competenties de

competenties in het reflecteren de vakspecifieke competenties en de beroepsspecifieke

competenties blijkt de relatie wel maar bij de organisatorische competenties en de

competenties in het samenwerken blijkt deze relatie niet

62 Het effect van het proces

Zoals aangegeven in paragraaf 44 zijn aan het proces de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep Er is een introductiebijeenkomst

geweest om draagvlak te creeumlren onder de docenten Deze informatie bijeenkomst heeft

niet het gewenste resultaat opgeleverd Er waren maar zes docenten aanwezig op de

informatiebijeenkomst waarvan vier bereid waren om deel te nemen aan de interventie

Hierdoor is er wederom een uitnodiging gestuurd naar alle docenten om hen te

interesseren om deel te nemen aan de interventie Op die uitnodiging zijn er in totaal

negen docenten ingegaan waarvan twee ook al tijdens de informatiebijeenkomst hun

medewerking toegezegd hadden

Het voeren van reguliere gesprekken met leidinggevenden Beide opleidingsmanagers

hebben deelgenomen aan de interventie en waren als zodanig betrokken bij het geheel

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlak en het mogelijk maken dat het resultaat

van het onderzoek buiten het afgebakend onderzoeksgebied gebruikt kan worden Alle

docenten hebben een uitnodiging gehad om te participeren bij de interventie Hoewel het

onderzoek zich richt op de COE zijn de docenten van de Marketing en Managementop-

leiding (MeM) ook betrokken bij dit interventieonderzoek waardoor met dit onderzoek

tevens een aanzet wordt gegeven om de assessments te kunnen introduceren bij de MeM

opleiding Zowel docenten van de COE als van de MeM hebben de training gevolgd Ook

is er een volledig competentieprofiel van de MeM dat is ingedeeld naar de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase

Het informeren van alle overigen betrokken Tijdens de diploma- en certificaatuitreiking

van 26 oktober 2014 zijn de certificaten overhandigd aan de deelnemers van de

assessorentraining Hiervan is er verslag gedaan in de SOOS-nieuwsbrief van november

2014 Het artikel is opgenomen in bijlage 15

Masterthesis 59

7 Conclusies aanbevelingen en discussie

In dit onderzoek stond de volgende vraag centraal kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor bij de

docenten waar te nemen

3 Op basis van welke criteria kunnen de tussen- en eindassessments van de COE

studenten afgenomen te worden

71 Conclusies

1 Ten aanzien van de toename van het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de conclusie dat de aan de docenten

verstrekte reader met daarin theoretische aspecten over het competentiegericht opleiden

en beoordelen en een informatiebijeenkomst ertoe heeft geleid dat het kennisniveau is

toegenomen Voorafgaand aan de informatiebijeenkomst is het kennisniveau van de

docenten gemeten aan de hand van een toets waarbij het gemiddeld cijfer 44 is geweest

Na de informatiebijeenkomst is er een tweede meetmoment geweest waarbij het

gemiddeld cijfer 62 is geweest

2 Ten aanzien van de toename van het ontwikkelingsniveau van de competenties als

assessor bij de docenten kan geconcludeerd worden dat

Uit het onderzoek is gebleken dat de competenties van een assessor zich vooral

demonstreren bij het beoordelen van een portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

In dit onderzoek daadwerkelijk is gefocust op de competenties van een assessor Bij

een competentie staat centraal dat de kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen op een geiumlntegreerde wijze gedemonstreerd dienen te worden in de

beroepspraktijk De beroepspraktijk is in dit onderzoek de SOOS geweest waar de

docenten aan de hand van bestaande studentenportfoliorsquos getraind zijn en geoefend

hebben om een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor

te weeg te brengen De integratie van de kennis vaardigheden houding en

eigenschappen is blijkt uit de kennis die de docenten hebben opgedaan over het

beoordelen van een portfolio en het afnemen van een criteriumgericht interview op

basis waarvan zij vaardigheden zijn gaan ontwikkelen door onderling met elkaar te

oefenen aan de hand van studentenportfoliorsquos

Bij het beoordelen van het portfolio is er een toename in het ontwikkelingsniveau van

de competentie te zien bij de docenten hetgeen vooral is gebleken bij het hanteren van

Masterthesis 60

de beoordelingsdriehoek waarbij tijdens het eerste meetmoment de docenten de

beoordeling afzonderlijk voor de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria hebben gedaan en tijdens het tweede meetmoment de beoordeling

vooral vanuit de relatie tussen deze drie componenten hebben gedaan De vraak-

criteria zijn bij beide meetmomenten gehanteerd

Hoewel alle docenten in de rol van assessor rekening hebben gehouden met de

beoordelingsdriehoek heeft geen enkele docent bij het samenstellen van de eigen

portfolio deze relatie tot uiting gebracht

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen aandacht besteed aan de taakfase tijdens de START-

methodiek (situatie- taak- actie- resultaat- transferfase) en deels aan het

samenvatten tijdens de LSD-methodiek (luisteren samenvatten en doorvragen)

Tijdens het tweede meetmoment zijn alle onderdelen aan de orde geweest hetgeen

een toename van het ontwikkelingsniveau weergeeft in deze twee methodieken

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen feedback gegeven Bij het tweede meetmoment hebben de

docenten dat wel gedaan Hoewel dit op zich al een toename van het

ontwikkelingsniveau weergeeft kan ook ten aanzien van de kwaliteit van de gegeven

feedback gesteld worden dat de feedbackregels in acht zijn genomen en dat de

docenten uit zijn gegaan van de bewijzen die in het portfolio zijn opgenomen

3 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

Assessments dienen aan de hand van criteria te geschieden die geformuleerd zijn in de

vorm van heldere gedragsindicatoren In alle voorgestelde gedragsindicatoren zijn er

concrete meetbare werkwoorden en een inhoudelijk aspect opgenomen die het

verwacht gedrag van de studenten aangegeven

Bij het formuleren van de criteria dient de relatie met de beroepspraktijk tot uiting te

worden gebracht Deze relatie is bij vier van de zes competentiecategorieeumln

weergegeven

Naar aanleiding van het bovenstaande kan gesteld worden dat gerichte training en oefeningen

daadwerkelijk hebben bijdragen aan de competenties van assessor bij de SOOS docenten

Verder kan geconcludeerd worden dat uitgaande van de conclusies van het analyseonder-

zoek met dit interventieonderzoek een belangrijke aanzet is gegeven tot de implementatie

van het competentiegericht opleiden en beoordelen Ter onderbouwing van deze conclusie

worden de volgende opmerkingen gemaakt

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de term assessment dat centraal staat

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen niet in de studiegids en het

lesmateriaal voorkwam en ook niet genoemd is tijdens de afgenomen interviews

Momenteel beschikken alle docenten over een reader waarin de theoretische aspecten

Masterthesis 61

rond het competentiegericht opleiden en beoordelen zijn opgenomen Daarnaast zijn

negen docenten getraind om assessments af te nemen van studenten

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de docenten het competentiebegrip niet

konden definieumlren Ook is gebleken dat de docenten de rol van de beroepspraktijk niet

als een doorslaggevende factor hebben geiumldentificeerd bij het aangeven van de mate

waarin zij een bijdrage leverden aan het ontwikkelen van de competenties bij de

studenten Uit het interventieonderzoek is gebleken dat het kennisniveau over het

competentiegericht opleiden en beoordelen verhoogd is bij meer dan de helft van de

docenten

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat in het huidig competentieprofiel alleen

criteria zijn ontwikkeld die aangeven wat de studenten moeten kunnen aan het eind

van de opleiding Als resultaat van het interventieonderzoek is er een

competentieprofiel waarmee het mogelijk is om aan het eind van de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase het competentieniveau van de studenten te beoordelen

72 Aanbevelingen

Naar aanleiding van bovenstaande conclusies kunnen de volgende aanbevelingen gedaan

worden

Het implementeren van het aangepaste competentieprofiel en het inzetten van de

getrainde assessoren op de drie assessmentmomenten

Het houden van een informatiebijeenkomst voor de docenten die hebben deelgenomen

aan de interventie Tijdens deze informatiebijeenkomst worden de docenten geiumlnformeerd

over de resultaten van het interventieonderzoek en wordt het implementatieplan

gepresenteerd Het is ook aan te bevelen om aan het begin van de informatiebijeenkomst

een derde meetmoment te doen van het kennisniveau over het competentiegericht

opleiden en beoordelen Op basis hiervan kan namelijk worden ingeschat als er behoefte

is aan een herhaling van de theoretische aspecten van het competentiegericht opleiden en

beoordelen alvorens de assessoren zullen starten met de afname van de assessments

Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat Hiermee wordt beoogd om de gap die ten aanzien

hiervan geconstateerd is bij het samenstellen van de portfoliorsquos weg te werken

Het organiseren van een workshop onder de docenten van de SOOS waarbij er verder

gewerkt wordt aan het competentieprofiel met als doel om bij alle competenties de relatie

met de beroepspraktijk tot uiting te brengen

Het instellen van een focusgroep waarin personen uit de bedrijven waar de COE

studenten werkzaam zijn participeren met als doel om na te gaan als het voorgesteld

competentieprofiel aansluit bij de beroepsomgeving van de studenten

Masterthesis 62

Het doen van een analyseonderzoek naar de leeractiviteiten die de studenten tijdens de

verschillende modules uitvoeren met als doel na te gaan als er aanpassingen nodig zijn in

de didactische aanpakken die momenteel worden gehanteerd De didactische aanpakken

die gehanteerd worden moeten namelijk studentenactiviteiten stimuleren die het mogelijk

maken dat de studenten hun competenties kunnen ontwikkelen

Het instellen van een community of learners waarbij de getrainde docenten elkaar kunnen

ondersteunen bij de implementatie van de assessment bij de hbo-opleidingen Aangezien

de community of learners buiten beschouwing is gelaten bij dit onderzoek is het aan te

bevelen dat er een interventieonderzoek hieraan gekoppeld wordt waarbij ongeveer

dezelfde opzet als bij dit onderzoek gebruikt wordt Hiermee wordt bedoeld dat docenten

ook eerst geiumlnformeerd worden over de achtergronden van een community of learners

waarna zij getraind kunnen worden om te functioneren binnen een community of learners

Vervolgens worden workshops georganiseerd met brainstormsessies over de randvoor-

waarden die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten

Tijdens het interventieonderzoek is er een aanvang gemaakt met het ontwikkelen van een

website die gebruikt zou worden om alle producten die tijdens de onderzoeksperiode

ontwikkeld zouden worden ter beschikking te stellen voor de deelnemende docenten

Echter is het in de onderzoeksperiode niet gelukt om deze website af te ronden en te

publiceren onder de deelnemende docenten Aanbevolen wordt om deze website alsnog te

maken zodat de getrainde docenten de website als een medium kunnen gebruiken in hun

rol als assessor De (niet afgemaakte) website is beschikbaar via

httpssitesgooglecomakromosoetonetassessoren-traininghome

73 Discussie

Tijdens de interventie en het onderzoek zijn er zowel sterke punten als verbeterpunten

geconstateerd Alvorens hierop in te gaan wordt eerst ingegaan op het generatief vermogen

van het onderzoek

Generatief vermogen van het onderzoek

Er hebben negen docenten geparticipeerd aan de training waarbij geconstateerd is dat

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de competenties als

assessor De negen docenten zijn geselecteerd op basis van bereidheid waarbij elke docent

die wilde participeren aan de training mocht participeren Van deze negen docenten hadden

twee ervaring in het beoordelen van portfoliorsquos Daarnaast waren deze negen docenten

afkomstig uit verschillende disciplines waarvan eacuteeacuten rechten heeft gestudeerd vier economie

eacuteeacuten Nederlands twee management en eacuteeacuten pedagogiek Ook het aantal jaren ervaring in het

geven van onderwijs bij een hbo-instelling varieert tussen eacuteeacuten jaar en meer dan tien jaren

Uitgaande hiervan kan gesteld worden dat het mogelijk is om van alle docenten die

verbonden zijn aan beroepsgerichte instellingen middels gerichte training en oefening een

bijdrage te leveren aan hun competenties als assessor

Masterthesis 63

Sterke punten en verbeterpunten

Als sterke punten kunnen genoemd worden

1 Het onderzoek heeft inzicht gegeven in de wijze waarop de docenten zich zelf zien bij de

modules die zij geven en hun bereidheid om een bijdrage te leveren aan het

implementeren van assessments

2 Het resultaat van de interventie namelijk negen getrainde assessoren is voor de SOOS

van grote toegevoegde waarde voor het accreditatieproces Hiermee toont de SOOS

namelijk aan dat het kader aanwezig is om na te gaan of de individuele student ook

inderdaad over de beoogde eindkwalificaties beschikt

3 Het bewust worden van de docenten die betrokken zijn geweest bij het onderzoek en de

interventie Bij het analyseonderzoek is op eacuteeacuten na van alle COE docenten een interview

afgenomen waarbij de docenten bewust zijn geworden dat de huidige toetsvormen niet

aansluiten bij het competentiegericht opleiden en beoordelen

4 Het leerrendement van de onderzoeker over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de mogelijkheid om deze kennis te delen binnen de SOOS

Als verbeterpunten kunnen genoemd worden

1 De ecologische validiteit heeft moeten inboeten bij het tweede meetmoment bij de

assessorentraining aangezien de data niet rechtstreeks van de respondenten is verzameld

maar via de observanten Dit had opgevangen kunnen worden door video-opnames te

maken De data van deze video-opnames had dan vergeleken kunnen worden met die van

de observanten Een soortgelijke constatering is te maken bij het resultaat van de indeling

van het huidig competentieprofiel naar tussen- en eindniveaus Hierbij is namelijk

uitgegaan van hetgeen geschreven is op de flappen en niet van de gevoerde gesprekken

In dit geval hadden geluidsopnames gemaakt kunnen worden waarbij die data vergeleken

kon worden met data op de flappen

2 De wijze waarop de voor- en nameting bij de assessorentraining zijn gedaan Bij de

voormeting zijn namelijk de resultaten van twee groepen verwerkt en bij de nameting van

zeven individuele docenten Aangezien het om kwalitatieve data gaat is het niet mogelijk

om met een gemiddelde te werken waardoor de waarde van de conclusie met betrekking

tot de vergelijking tussen de voor- en nameting afneemt

3 Tijdens het interventieonderzoek heeft er geen controle van de ontwikkelde instrumenten

plaatsgevonden waarbij nagegaan is als alle indicatoren daadwerkelijk zijn opgenomen

Hierdoor is het onderdeel turbovragen niet meegenomen bij het meten van het effect van

de oefeningen

4 Tijdens het interventieonderzoek is er geen afstemming geweest met de observatoren om

na te gaan als hun rapportages wel in de nodige informatie resulteerden om de benodigde

resultaten te kunnen analyseren Hierdoor is zowel bij de eerste als bij de tweede meeting

tijdens de assessorentraining geen inzicht verkregen in de mate waarin de gedragsindica-

toren daadwerkelijk zijn gedemonstreerd bij de docenten die op dat moment de rol van

assessor hadden Hierdoor heeft de waarde van de conclusie moeten inboeten omdat het

oordeel gebaseerd is op de interpretatie van de observator en niet van de onderzoeker

Masterthesis 64

8 Implementatie plan

In dit implementatieplan wordt uitgaande van een gekozen implementatietheorie strategieeumln

uitgewerkt die het mogelijk maken om de resultaten van het interventieonderzoek te

implementeren

81 Implementatietheorie

Gekozen is voor de ontwikkelaanpak Deze aanpak wordt gebruikt als de problematiek nog

niet helder is er meerdere perspectieven zijn om de problemen op te lossen en de koers van

de verandering nog niet duidelijk is De ontwikkelaanpak start met een analyse van

problemen en oplossingsrichtingen door alle betrokkenen Hierbij worden de veranderingen

geleidelijk gerealiseerd en de medewerkers zijn betrokken bij alle fasen van verandering

(Boonstra 2005)

Er moet een specifieke vernieuwing worden geiumlmplementeerd waarbij de assessoren

assessments van de studenten zullen afnemen Het interventieonderzoek heeft geresulteerd in

negen getrainde assessoren en een competentieprofiel waarin de gedragsindicatoren van de

studenten gespecificeerd zijn naar tussen- en eindniveaus Zo op het eerste gezicht ziet het

ernaar uit dat de randvoorwaarden om assessments te implementeren aanwezig zijn Echter is

de problematiek niet helder en is de koers van de verandering ook nog niet duidelijk

Vragen die onder meer gesteld kunnen worden zijn

1 Kunnen de assessments naast de bestaande toetsvormen ingevoerd worden vanaf de

aanvang van de opleiding of dienen bestaande toetsvormen te worden vervangen door de

assessments Uitgaande van de resultaten van het analyseonderzoek waaruit is gebleken

dat de meeste toetsvormen zich richten op het toetsen van kennis en vaardigheden en niet

op competenties is het verwachtbaar dat assessments bestaande toetsvormen zullen

vervangen

2 Zijn de didactische aanpakken die momenteel binnen de verschillende modules

gehanteerd worden erop gericht dat er activiteiten bij de studenten gestimuleerd worden

die hen de gelegenheid geven om competenties te ontwikkelen Dit vereist een nieuw

analyseonderzoek zoals in het voorgaande hoofdstuk ook al is aanbevolen aangezien zal

er een volledige analyse van de bestaande toetsvormen moeten plaatsvinden alvorens de

assessments ingevoerd kunnen worden

3 Hoe zullen de niet getrainde docenten bewust gemaakt worden dat elke docent een

bijdrage dient te leveren aan de ontwikkeling van de competenties van de studenten Uit

het analyse onderzoek is gebleken dat de meeste docenten vooral vakinhoudelijke

docenten zijn die meer gefocust zijn op het overbrengen van de kennis enof het aanleren

van de vaardigheden met betrekking tot hun vak op de ontwikkeling van de competenties

van de studenten

Masterthesis 65

Uitgaande van de hierboven gegeven voorbeelden blijkt dus dat er wel een degelijke

probleemanalyse nodig is op basis waarvan oplossingen voorgedragen kunnen worden die

vervolgens gefaseerd geiumlmplementeerd kunnen worden Hierbij dienen alle stakeholders

betrokken te zijn hetgeen in de volgende paragraaf wordt beschreven

82 Stakeholders

Het is belangrijk dat alle stakeholders actief worden betrokken bij de implementatie Als

stakeholders worden geiumldentificeerd de (getrainde) docenten en de directie

De directie zal een belangrijke rol spelen bij het implementatietraject en met name om de

docenten te leiden tot bereidheid om deel te nemen aan de veranderingen die zullen

plaatsvinden en die bereidheid te behouden Hierbij wordt gedacht aan

1 Het vooraf tijdig informeren van de veranderingen die zullen plaatsvinden Hierbij

worden de docenten vooraf aangegeven waarom het belangrijk is dat de verschillende

veranderingen dienen plaats te vinden en welke acties hierbij ondernomen zullen

worden

2 Tijdens het implementatietraject regelmatig informatie verstrekken over de acties die

zijn ondernomen en de resultaten die hieruit zijn voortgekomen

3 Het faciliteren van de docenten door middelen vrij te maken om hen te trainen en hen

te laten participeren in de community of learners Vooral het laatste dient niet

onderschat te worden De docenten zijn namelijk allemaal deeltijdse docenten

waarvan hun vergoeding afhankelijk is van het aantal gegeven college-uren Inden de

docenten nu in een community of learners dienen te participeren zullen zij daar tijd

voor vrij dienen te maken Hierbij is het wenselijk dat zij vergoed worden hiervoor

83 Sociaal kapitaal en capacity building

Hargreaves (2013) geeft aan dat met sociaal kapitaal bedoeld wordt de mate waarin de

kwantiteit en de kwaliteit van interacties en sociale relaties onder mensen effect hebben op

hun toegang tot kennis en informatie hun verwachtingen hun verplichtingen en hun

vertrouwen en in welke mate zij blijven vasthouden aan dezelfde normen en gedragspatronen

Hierbij noemt Hargreaves (2014) professionele leergemeenschappen als mogelijk om het

sociaal kapitaal binnen een onderwijsinstelling optimaal te kunnen gebruiken Dit idee sluit

aan bij de eerder gedane aanbeveling voor het instellen van een community of learners

waarbij de docenten elkaar niet alleen kunnen ondersteunen bij het implementeren van de

assessments maar ook van elkaar kunnen leren

Masterthesis 66

84 Stappenplan

Uitgaande van de in het vorig hoofdstuk gedane aanbevelingen en hetgeen in de voorgaande

paragrafen is opgenomen wordt het volgend stappenplan voorgesteld

1 Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat

2 Het houden van een tweede workshop om het competentieprofiel verder te reviewen

waarbij vooral de rol van de beroepspraktijk bij de competentieontwikkeling

meegenomen wordt

3 Onderdeel A

De getrainde docenten worden enthousiast gemaakt om te participeren in een community

of learners Hierbij worden zij eerst geiumlnformeerd over de achtergronden van een

community of learners vervolgens worden zij getraind om te kunnen functioneren binnen

een community of learners en tenslotte zullen zij brainstormen over de randvoorwaarden

die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten De rol

van de directie is hierbij van belang en met name in het kader van het verstrekken van het

faciliteren van deze community of learners

3 Onderdeel B

Het benaderen van personen uit de beroepsomgeving van de huidige studenten om te

participeren in een focusgroep waarbij nagegaan wordt als het competentieprofiel aanluit

bij de beroepsomgeving waarin de COE studenten werken Uit dit onderzoek hiervan

dient er een competentieprofiel voort te komen dat een goed beeld geeft van het geen

verwacht wordt van de pas afgestudeerde

4 Het doen van een analyseonderzoek waarbij het huidig curriculum van de COE getoetst

wordt aan het competentieprofiel Deze brainstormsessies dienen te resulteren in een

aangepast curriculum dat het mogelijk maakt dat studenten daadwerkelijk die

leeractiviteiten zullen uitvoeren die het mogelijk maken dat zij de gedragsindicatoren

zoals beschreven in het competentieprofiel kunnen ontwikkelen

5 Het aanvangen met de assessments in de competentiegerichte opleiding door de getrainde

assessoren

De stappen 3 onderdeel A en onderdeel B zullen simultaan aanvangen

Masterthesis 67

Lijst van geraadpleegde bronnen

Alexander P (2006) Psychology in Learning and instruction New Jersey Pearson

Baarda D (2014) Dit is onderzoek Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek

Groningen Nederland Noordhoff

Baarda D De Goede M amp Teunissen J (2009) Basisboek kwalitatief onderzoek

Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek Groningen

Nederland Noordhoff

Boonstra J (2005) Besturen van organisaties vanuit een paradoxaal perspectief Accounting

1 4-11 Geraadpleegd op httpwwwjaapboonstranlwp-

contentuploads201301Besturen-vanuit-paradoxaal-perspectief1pdf

De Ronde M (zj) Emotiedobbelstenen instrument voor ontmoeting en reflectie

Geraadpleegd op

httpchenl~mediaAcademie20Mens20en20OrganisatieLectoraatMichiel20de

20Ronde20-20publicatiesDe20Luistercoach20-

20Spelvormen20bij20de20emotiedobbelsteentjespdf

Driesen E amp Van Tartwijk J (2006) Toetsen met portfoliorsquos In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 175-188) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Hargreaves A (2013) Professional capital and the future of teaching In Seddon T amp Levon

J (2013) Educators professionalism and politics global transmission national spaces

and professional projects (pp 290-307) Geraadpleegd op

httpbooksgooglenlbookshl=nlamplr=ampid=rZJbBAAAQBAJampoi=fndamppg=PA290ampdq=

relatedHfMPWxsoybQJscholargooglecomampots=_3p5Xe34piampsig=PVgZuZ3xTH0h9f

4G8uBW9et43j4v=onepageampqampf=false

Hargreaves A (2014) Professional capital transforming teaching in every school

Geraadpleegd op

httpimteckatananofiles241369387009Professional_Capital_Transforming_Teachi

ng_in_Every_Schoolpdf

Joosten-ten Brinke D De Craene B Lemmen K Van Den Boomen J Slangen M amp

Voncken J (2009) Erkenning Verworven Competenties Geraadpleegd op

httpdspaceounlbitstream182020001EVCisbn9789079447237pdf

Masterthesis 68

Korthagen F (2002) Niveaus in reflectie naar maatwerk in begeleiding VELON Tijdschrift

voor Lerarenopleiders 23(1) 29-38 Geraadpleegd op

httpwwwarteveldehogeschoolbestudielichtsitesdefaultfilesfilesReflectieopdracht

20Artikel20Niveaus20in20reflectie(1)pdf

Korthagen F (2004) Zin en onzin van competentiegericht opleiden VELON Tijdschrift voor

Lerarenopleiders 25(1) 13-23 Geraadpleegd op httpwwwvelonnlkennisbank

rubriekrubriek_itemtzin_en_onzin_van_competentiegericht_opleiden

Lorna E (2003) Assessment of Learning for Learning and as Learning Geraadpleegd op

httpwwwaacuorgmeetingsilddocumentsSymonetteMakeAssessmentWorkEarlAsse

ssmentForOfAsLearning2003pdf

Luken T (2006) Hoe meetbaar zijn competenties Dilemma en uitweg bij het werkbaar

maken van het competentiebegrip Handboek Effectief Opleiden (pp 89-108)

Geraadpleegd op httphomeplanetnl~tlukenZijnCompetentiesMeetbaarHEOpdf

Nationaal Orgaan voor Accreditatie (2012) Accreditatiekaders hoger beroepsonderwijs met

toelichting Zp

Oudkerk Pool I (2013) Expertiseontwikkeling en professionalisering van de Assessor

Ontwikkeling van een rubriek voor assessorenkwaliteit Criteriumgericht Beoordelen

Amsterdam Nederland Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding Hogeschool van

Amsterdam

Ponte P (2010) Onderwijs van eigen makelij Procesboek actieonderzoek in scholen en

opleidingen Den Haag Nederland Boom Lemma Uitgevers

Roelofs E amp Visser J (2011) De inhoud van toetsen In Stichting Cito Instituut voor

Toetsontwikkeling (Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op

httpwwwutwentenlelanhuidige_studentenOLCnotulen201205-

2012Toetsen20op20schoolpdf

Sanders P (2011) Het doel van toetsen In Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling

(Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op httpwwwutwentenlelan

huidige_studentenOLCnotulen201205-2012Toetsen20op20schoolpdf

Shepard L Hammerness K Darling-Hammond L Rust F with Baratz Snowden J

Gordon E Gutierrez C amp Pacheco A (2005) Assessment In Darling-Hammond L

amp Bransford J (Ed) Preparing teachers for a changing world What teachers should

learn and be able to do (pp 275-326) San Fransisco CA Jossey-Bass

Masterthesis 69

Smeijsters H amp Sporken S (2004) Van Taak Tot Competentie lsquoLeren lerenrsquo voor het

hoger beroepsonderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombookshl=enamplr=lang_nl

|lang_enampid=3_wb4uHyNlcCampoi=fndamppg=PA9ampdq=Van+taak+tot+competentieampots=-

3vz-

HCqWIampsig=YGo1jtM7qtz2xM0wagfM1QusQl8v=onepageampq=Van20taak20tot

20competentieampf=false

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Bedrijfsprofiel Paramaribo

Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2016

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2014 Vierjarige

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2012-2013 Marketing

en Managementopleiding Paramaribo Suriname Auteur

Straetmans G amp Sanders P (2001) Beoordelen van competenties van docenten

Geraadpleegd op httpwwwrcecnlpublicatiesoverige20publicatiesEPSbrochure5_

Beoordelenpdf

Taylor E (2003) Competenties in het voortgezet onderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombooksid=SkGXAzEx4hACamppg=PA13ampdq=Competentie+defin

itieamphl=nlampsa=Xampei=UlevUc_aB9jk4APJv4DABgampved=0CDMQ6AEwAQv=onepage

ampq=Competentie20definitieampf=false

Van Berkel A Van Dinther M Oudkerk Pool I amp Speetjes J (2008) Certificeren van

assessoren in het hbo Waarom en hoe OnderwijsInnovatie 2 17-15 Geraadpleegd op

httpwwwounlDocsTijdschriftOIOI_Juni_2008pdf

Van Dinther M (2009) Assessor in het hbo een vak apart Geraadpleegd op

httpfontyssurfsharekitnl8080getsmpid25849DS1

Van Merrieumlnboer J Van Der Klink M amp Hendriks M (2002) Competenties van

complicaties tot compromis Over schuifjes en begrenzers Geraadpleegd op

httpwwwonderwijsraadnlpublicatieszoekenitem259page=2ampsort=ampformkey=ffc29

40fed1b34bcb53b6200e25b6727fzoekform

Masterthesis 70

Van Petegem P amp Vanhoof J (2002) Evaluatie op de testbank Een handboek voor het

ontwikkelen van alternatieve evaluatievormen Mechelen Belgieuml Wolters Plantyn

Wouda S amp Snoek M (2003) Competentiegericht leren en begeleiden

Competentiegericht bewijzen en beoordelen Geraadpleegd op

httpwwwlerowebnldocsleroepslot docuassessmentpdf

Zwaal W amp Eringa K (2006) Toetsen van competenties In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 277-291) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Masterthesis 71

Bijlagenoverzicht

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE 72

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling bestaand materiaal 75

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en algemeen directeur 79

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten 85

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en algemeen directeur 87

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader 88

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten 89

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie 90

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek 92

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment 94

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining 96

Bijlage 12 Leerrapport 99

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en feedbackregels 101

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel 102

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief 106

Masterthesis 72

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE (Overgenomen van SOOS 2013d p15-21)

Het eerste cijfer in het competentieprofiel duidt op de subcategorie het tweede cijfer duidt op een

competentie van die betreffende subcategorie en het derde cijfer duidt op een prestatie-indicator van

die betreffende competentie Er zijn in totaal 23 competenties verdeeld over de zes subcategorieeumln

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Masterthesis 73

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Masterthesis 74

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 75

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling

bestaand materiaal

Leerdoelen Toetsvorm Modules

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

Masterthesis 76

Leerdoelen Toetsvorm Modules

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige

wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de administratieve

processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

Masterthesis 77

Leerdoelen Toetsvorm Modules

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

Masterthesis 78

Leerdoelen Toetsvorm Modules

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt de

eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 79

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en

algemeen directeur

Achtergrond

In het kader mijn masteropleiding moet ik een probleem dat zich voordoet in de opleiding

analyseren Ik heb hierbij gekozen voor een analyse van de wijze waarop de toetsing van de

competenties bij de driejarige COE plaatsvindt Het resultaat is bekend en te zien in het

totaaloverzicht van de toetsing van de competenties van de COE (zie bijlage)

Als vervolg op dit onderzoek wordt er een interventieonderzoek gedaan Uit deze interventie

dienen er concrete voorstellen te worden gedaan om het geanalyseerd probleem op te lossen

Om enige richting te krijgen van de wijze waarop deze interventie kan worden gedaan is het

noodzakelijk om de relevante actoren te benaderen om hun zienswijze op het totaaloverzicht

van de toetsing van de competenties te geven Als relevante actoren zijn de

opleidingsmanager van de COE en de algemeen directeur geiumldentificeerd U ontvangt deze

vragenlijst omdat u eacuteeacuten van deze functionarissen bent

Instructies

In het overzicht in de bijlage is af te lezen op welk niveau een bepaalde competentie in casus

een prestatie-indicator in een bepaalde module getoetst wordt Voor de overzichtelijkheid

zijn de verschillende modules met een afkorting in het overzicht weergegeven Onder het

overzicht is de volledige modulenaam per fase opgenomen Bij het beantwoorden van de

vragen is het goed om ook te weten dat de eerste fase van de opleiding de fase financieel

analist als persoon is en de laatste fase de fase startbekwaam financieel analist De marketing

algemene economie bedrijfseconomie en bedrijfsadministratiefase worden in afwisselende

volgorde aangeboden

Het verzoek is om het aangehecht totaaloverzicht uit te printen te bestuderen en vervolgens

per competentie uw onderbouwde mening te geven en ook een voorstel te doen over hoe de

toetsing van de competentiecategorie verbeterd kan worden Hiervoor kan het

antwoordenblad op de volgende bladzijde gebruikt worden In totaal zijn er 23 competenties

verdeeld over zes categorieeumln Elke categorie is op een nieuwe bladzijde opgenomen

Tot slot doe ik een beroep op u om het totaaloverzicht van de toetsen kritisch te bekijken en

uw denkwijze begrijpelijk en onderbouw te verwoorden Ik dank u bij voorbaat voor het

invullen van de twee onderstaande vragen

Vragen

1 Wat vindt u van de wijze waarop de competenties getoetst worden bij de COE en

waarom stel je dat Graag de onderbouwde bevindingen per competentie noteren in

de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad op de volgende bladzijde

Masterthesis 80

2 Bij welke competenties zou de toetswijze verbeterd moeten worden en hoe zou deze

verbetering kunnen plaatsvinden Graag de competenties die volgens u verbeterd

moeten worden duidelijk noemen en de voorstellen voor verbetering onder de

competentiecategorie noteren in de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad

op de volgende bladzijde

Antwoordenblad

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

Onderbouwde mening

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

Onderbouwde mening

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

Onderbouwde mening

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

Onderbouwde mening

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 81

2 Organisatorische competenties

24 De student gaat methodisch te werk

241 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

242 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

Onderbouwde mening

25 De student brengt structuur aan in het werk

251 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

252 De student richt het werk planmatig in

Onderbouwde mening

26 De student controleert activiteiten op voortgang

261 De student bewaakt de uitvoering van een plan

262 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

263 De student treedt regulerend en ordenend op

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 2

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

3 Competenties in het samenwerken

33 De student functioneert als volwaardig groepslid

331 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

332 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

333 De student stelt teambelang boven eigen belang

334 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

Onderbouwde mening

34 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

341 De student verwisselt informatie met stakeholders

342 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

343 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

344 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 82

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

Onderbouwde mening

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

Onderbouwde mening

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

Onderbouwde mening

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

Onderbouwde mening

Masterthesis 83

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

Onderbouwde mening

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 5

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Onderbouwde mening

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

Onderbouwde mening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

Onderbouwde mening

Masterthesis 84

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

Onderbouwde mening

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

Onderbouwde mening

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Onderbouwde mening

De competenties die volgens u verbeterd moeten worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 6

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 85

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten

Achtergrond

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat bij de verschillende modules de toetsing met name

gericht is op kennis en vaardigheden en niet zo zeer op de competenties Het doel van dit

interview is tweeledig In eerste instantie wordt nagegaan wat de docenten van de COE weten

over het toetsen van competenties en ten tweede wordt hiermee ingeschat in hoeverre de

docenten bereid zijn om een bijdrage te leveren aan de competentieontwikkeling van de

student in plaats van te focussen op het toetsen van de specifieke kennis en vaardigheden die

horen bij de verschillende modules Alle docenten van de COE worden dus geiumlnterviewd

Informatie over de geiumlnterviewde (vooraf in te vullen aan de hand van het resultaat van het

analyseonderzoek)

Naam docent

Module(s) en bijbehorende toetsvorm(en)

Inleiding bij het interview

De docent welkom heten en kort vertellen over het onderzoek dat ik aan het uitvoeren

ben

Het overzicht van module(s) en de bijbehorende toetsvormen van de betreffende docent

kort bespreken

Uitleggen hoe dit onderzoek past in het beleid van COE welke steun er is en dat het doel

van dit interview ook is om meer steun van docenten te verwerven

vragen

1 Hoe zou je het begrip competentie omschrijven

2 Ben je bekend met het competentieprofiel van de COE

Waar heb je het competentieprofiel gezien

Ken je het beroep waarvoor onze studenten worden opgeleid1

3 Aan welke competentie(s) uit het competentieprofiel levert (leveren) de module(s) die jij

geeft een bijdrage

1 Na deze vraag wordt het competentieprofiel van de COE overhandigd

Masterthesis 86

4 Hoe denk je over de mate waarin deze competentie(s) wordt(worden) getoetst met de

toetsvorm(en) die we nu gebruiken

5 Ben je bekend met het begrip formatieve toetsing

Indien nodig info geven en dan vragen of en waar gebruikt

6 Ben je bekend met de volgende toetsvormen

Portfoliorsquos Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Stages Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Praktijkopdrachten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Simulaties Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Logboeken Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Projecten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

7 Ben je bereid om bovengenoemde toetsvormen bij jouw module(s) te gebruiken

8 Heb je behoefte aan trainingcoachingsamenwerken met collegarsquos in

Formatieve toetsing

Portfoliorsquos

Stages

Simulaties

Logboeken

Projecten

9 Nog een aanvullende opmerking of vraag

Masterthesis 87

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en

algemeen directeur

Labels met betrekking tot de mening van de functionarissen

1 Via reflectiemodulen

2 Toetsvormen

3 Meerdere modulen

4 Doen

5 Formulering prestatie-indicatoren

6 Verschillende niveaus

7 Tijdstip toetsing

8 Tonen en doen

9 Weten en weten hoe

10 Soorten modules

Labels met betrekking tot de verbetervoorstellen gedaan door de functionarissen

11 Formulering prestatie-indicatoren

12 Verschillende niveaus

13 Toetsvormen

14 Aanvulling Prestatie-indicatoren

15 Soort module

16 Tijdstip toetsing

17 Aantal prestatie-indicatoren

18 Onderwijsactiviteiten

19 Doen

Masterthesis 88

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader

Algemeen 3

1 Het begrip competentie 4

2 Doeleinden van assessment 4

3 Portfolio 8

31 De rol van het portfolio 8

32 Inhoud van het portfolio 8

33 De rol van feedback tijdens het portfolioproces 10

4 Assessment 12

41 Beoordelingsmomenten 12

42 Kwaliteitscriteria voor assessments 13

421 Validiteit 13

422 Betrouwbaarheid 14

423 Acceptatie 15

424 Uitvoerbaarheid 15

Literatuurlijst 17

Masterthesis 89

As

FOR

OF

FOR

AS

OF

FOR

OF

AS

OF

FOR

AS

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten

Omcirkel het juiste antwoord

(de juiste antwoorden zijn onderstreept)

1 Welke van onderstaande alternatieven is GEEN kenmerk van een competentie

A Competenties zijn contextgebonden

B Competenties zijn veranderlijk in de tijd

C Competenties zijn in eacuteeacuten keer te ontwikkelen

D Competenties staan in relatie tot elkaar

2 Wat wordt bedoeld met assessment

A Beoordelen van kennis en vaardigheden

B Beoordelen van competenties

C Beoordelen als de student startbekwaam is

D Beoordelen als de student geschikt is om een bepaalde opleiding te volgen

3 Welke figuur geeft de competentiegerichte assessmentpiramide weer

A B

Assessment Learning Assessment Learning

C D

Assessment Learning Assessment Learning

4 Wat hoort er NIET bij

Voor het maken van een ontwikkelingsportfolio is het noodzakelijk dat de student

A reflecteert op zijn sterke en zwakke punten

B tenminste eacuteeacuten informatiebron als bewijs gebruikt

C zich kwetsbaar openstelt

D verschillende aspecten van het persoonlijk functioneren demonstreert

5 Voor welk kwaliteitscriterium is het werken met meerdere assessoren belangrijk

A Validiteit

B Betrouwbaarheid

C Acceptatie

D Uitvoerbaarheid

======================0000000======================

Masterthesis 90

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

1 Relatie

opbouwen

kennismaken

de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak

voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen

te stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te vol-

doen worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om

te begrijpen waar de assessor

naar op zoek is

het gewenste niveau en de

criteria globaal en algemeen

worden getoetst

de student niet precies weet waar

de assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte)

van het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk

toepast om een indruk te krijgen van

het competentie- en hbo niveau van

de student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust

op verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende infor-

matie over zijn kunnen krijgt en

de assessor onvoldoende infor-

matie heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de

student overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar

kan aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan

ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo

LSD)

actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het

gesprek probeert te houden

bekend is met methodieken als

START en Turbo en die regelmatig

toepast om door te vragen op het

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de

student zelden of niet en de tijd

wordt voor een groot deel gevuld

met het bespreken van zaken die

al in het portfolio stonden of die

irrelevant zijn voor de

beoordeling

de student weet onvoldoende

Masterthesis 91

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

bekend is met de rol van examina-

torbeoordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod

laat komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

over zijn beheersingsniveau en

over de kennis of vaardigheden

attitudes die bij het compe-

tentieniveau horen en die nog

ontbreken

4 Relatie

bewijsstukken

beroepshan-

delingen en

beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen

mee te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdrie-

hoek waarin bewijzen beroepshande-

lingen en beoordelingscriteria structu-

reel met elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en

de beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van

de student op bruikbaarheid te

toetsen

5 Beoordelingstech

niek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van

de matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observe-

ren registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit

het portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze

over het oordeel en onderbouwing

informeert

de assessor toont een eenduidige

en transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed

kan toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld

aan concrete voorbeelden uit het

portfolio of CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke compe-

tenties en bijbehorend hbo-

niveau zijn aangetoond welke

niet of gedeeltelijk

7 Vastleggen

oordeel bevindingen toegankelijk vastlegt op

het daarvoor bestemde rapportage-

format

de wijze waarop het oordeel tot stand

is gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoor-

deelde competenties en hbo-

niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien

van toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van

bezwaar kan vinden en welke

stappen te nemen

(Oudkerk-Pool 2013)

Masterthesis 92

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek

De assessor

1 Relatie opbouwen kennismaken

11 stelt de student op zijn gemak

12 heeft een uitnodigende houding

13 Is alert op de aanwezigheid van eventuele weerstanden angst of onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

2 Gespreksstructuur

a Opening

21 legt het doel van het gesprek uit

22 bespreekt de procedure van het assessment

23 geeft de kandidaat de ruimte om vragen te stellen

24 deelt de inhoudelijke bevindingen over het portfolio met de kandidaat

b Midden

25 houd zich aan de structuur van het gesprek

26 geeft aan wanneer het vraaggedeelte (middengedeelte) van het CGI start

27 heeft zicht op het competentieniveau van de kandidaat

c Eind

28 geeft een onderbouwd oordeel

29 geeft de termijn waarbinnen de kandidaat de rapportage ontvangt en - indien van toepassing -

hoe die bezwaar kan aantekenen aan

210 geeft de vervolgprocedure aan

d Overall

211 Ontdekt in het middenaan het eind helemaal niet welke informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen

212 Het competentieniveau van de assessor is grondigglobaal getoetst

3 Houding

31 Demonstreert vooral de rol van een beoordelaarbegeleider

32 Benoemt het handelen van de kandidaat in termen van de gedragsindicatoren van de assessor

4 Gesprekstechnieken

a LSD

41 Luistert actief

42 Vraagt door

Masterthesis 93

De assessor

43 Vat samen

b Regie van het gesprek

44 Probeert dmv vragensamenvattingenonderbrekingen de regie in het gesprek te houden

45 Geeft de kandidaat weinigveel

ruimte voor uitweidingen

46 Onderbreekt de kandidaat zeldenmeestal

indien die teveel uitweidt

47 Vult de tijd voornamelijk met het bespreken van zaken die welniet in het porfolio staat

48 Bespreekt voornamelijk zaken die relevantirrelevant voor de beoordeling zijn

c START

49 Gaat in op de S-fase (situatie)

410 Gaat in op de T-fase (taak)

411 Gaat in op de A-fase (actie)

412 Gaat in op de R-fase (resultaat)

413 Gaat in op de T-fase (transfer)

5 Feedbackregels

51 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

52 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt

53 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

54 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

55 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

6 Omgaan met bezwaren

61 Hoort bezwaren aan

62 Vertelt waar de procedure van bezwaar opgevraagd kan worden

Doorhalen wat niet is geobserveerd

Bij de opleidingsdirecteur

Masterthesis 94

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment

Naam docent

Datum assessment 8 augustus 2014

Naam assessor

Assessmentniveau Getraind

Onderdeel 1 VRAAK-criteria

Item Oordeel Toelichting

1 De geleverde

bewijzen zijn

gevarieerd

2 De geleverde

bewijzen zijn

relevant

3 De geleverde

bewijzen zijn

authentiek

4 De geleverde

bewijzen zijn

actueel

5 Er zijn

voldoende

bewijzen per

gedragsindi-

cator

oordeel O (onvoldoende) of V (voldoende)

Masterthesis 95

Onderdeel 2 Beoordelingsdriehoek

Relatie met bewijs blijkt uit Relatie met beroepspraktijk blijkt uit

1 Relatie opbouwen kennismaken onvoldoendevoldoende

2 Gespreksstructuur

a Opening onvoldoendevoldoende

b Midden onvoldoendevoldoende

c Eind onvoldoendevoldoende

3 Gesprekstechniek

a START onvoldoendevoldoende

b TURBO onvoldoendevoldoende

c LSD onvoldoendevoldoende

4 Relatie bewijsstukken beroepshandelingen en beoordelingscriteria onvoldoendevoldoende

5 Beoordelingstechniek onvoldoendevoldoende

6 Feedback geven onvoldoendevoldoende

7 Vastleggen oordeel onvoldoendevoldoende

8 Omgaan met bezwaren (indien van toepassing) onvoldoendevoldoende

Eindoordeel (onvoldoende voldoende) ________________________________________

Handtekening Assessor

Masterthesis 96

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining

De eindopdracht is om te bewijzen dat u over de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor bezit Deze gedragsindicatoren zijn in onderstaand schema opgenomen Voor een

beter begrip van de onderstaande gedragsindicatoren wordt verwezen naar het deelnemers

materiaal van de assessorentraining waarin naast de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor ook die van een ongetrainde assessor en een expert zijn opgenomen

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

1 Relatie opbouwen

kennismaken de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen te

stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te voldoen

worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om te

begrijpen waar de assessor naar op

zoek is

het gewenste niveau en de criteria

globaal en algemeen worden

getoetst

de student niet precies weet waar de

assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte) van

het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk toepast

om een indruk te krijgen van het

competentie- en hbo niveau van de

student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust op

verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende informatie

over zijn kunnen krijgt en de

assessor onvoldoende informatie

heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de student

overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar kan

aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo LSD) actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het gesprek

probeert te houden

bekend is met methodieken als START

en Turbo en die regelmatig toepast om

door te vragen op het

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de student

zelden of niet en de tijd wordt voor

een groot deel gevuld met het

bespreken van zaken die al in het

portfolio stonden of die irrelevant

zijn voor de beoordeling

Masterthesis 97

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

bekend is met de rol van examinatorbe-

oordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod laat

komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

de student weet onvoldoende over

zijn beheersingsniveau en over de

kennis of vaardigheden attitudes

die bij het competentieniveau horen

en die nog ontbreken

4 Relatie bewijsstuk-

ken beroepshan-

delingen en beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen mee

te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdriehoek

waarin bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria structureel met

elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en de

beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van de

student op bruikbaarheid te toetsen

5 Beoordelingstechniek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van de

matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observeren

registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit het

portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze over

het oordeel en onderbouwing informeert

de assessor toont een eenduidige en

transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed kan

toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld aan

concrete voorbeelden uit het portfolio of

CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke competenties

en bijbehorend hbo-niveau zijn

aangetoond welke niet of

gedeeltelijk

7 Vastleggen oordeel2 bevindingen toegankelijk vastlegt op het

daarvoor bestemde rapportageformat

de wijze waarop het oordeel tot stand is

gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoordeelde

competenties en hbo-niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien van

toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden3

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van bezwaar

kan vinden en welke stappen te

nemen

Om de eindopdracht te maken mag gebruik gemaakt worden van de portfoliorsquos van de

afgestudeerde studenten van de SOOS Deze portfoliorsquos kunnen na afstemming met de

2 Het format om het oordeel vast te leggen is opgenomen in bijlage 1

3 De procedure is te vinden in het examenreglement

Masterthesis 98

opleidingsdirecteur in bruikleen worden gegeven om te oefenen Aangezien er niet zo veel

portfoliorsquos zijn is het verzoek om zoveel als mogelijk bij de SOOS te oefenen zodat de

portfoliorsquos niet meegenomen hoeven te worden

Het oefenen geschiedt samen met een mededeelnemer in de drie duogroepen en de ene

triogroep die tijdens de training zijn gevormd Het is de bedoeling dat elk groepslid eerst

individueel het portfolio beoordeelt waarna de assessmentgesprekken geoefend worden

Tijdens de assessmentgesprekken neemt elke deelnemer de rol van assessor en van student

aan

Aangezien tijdens het oefenen bewijzen voor het portfolio verzameld dienen te worden en die

bewijzen ook dienen te voldoen aan de VRAAK-criteria is het aan te bevelen niet met maar

eacuteeacuten studentportfolio te oefenen Hierdoor zal dan ook meer dan eacuteeacuten keer de rol van assessor

(en student) worden aangenomen

Aangezien deze training een onderzoek betreft dient er ook data verzameld te worden over

de wijze waarop de beoordeling van het portfolio is geschied Hiervoor is het noodzakelijk

dat elke deelnemer bij elke oefening ook een leerrapport schrijft conform het format dat is

opgenomen in bijlage 2 Het leerrapport dient gelijk na de oefening ingevuld te worden Het

is hierbij aan te bevelen dat de deelnemers die samen hebben geoefend elkaar helpen om het

leerrapport in te vullen De leerrapporten worden per email (querlynkromosoetonet)

ingeleverd en wel uiterlijk vrijdag 8 augustus

Het eindportfolio met daarin de bewijzen wordt ingeleverd op maandag 4 augustus 2014

Het assessment zal plaatsvinden op vrijdag 8 augustus 2014 Het assessment is een

peerassessment waarbij elke deelnemer een portfolio van een mededeelnemer krijgt om te

beoordelen Op vrijdag 8 augustus zal elke deelnemer dus de competenties van een assessor

demonstreren De beoordeling hiervan geschiedt conform dezelfde gedragsindicatoren die

zijn opgenomen in het schema op bladzijde 1-3 van dit document

De training is met goed gevolg afgerond indien

1 op maandag 4 augustus een portfolio wordt ingeleverd

2 uiterlijk vrijdag 8 augustus tenminste twee leerrapporten per email worden ingeleverd

3 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt ondergaan van een mededeelnemer op

basis van het eigen ingeleverde portfolio

4 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt afgenomen van een mededeelnemer op

basis van het ingeleverde portfolio van die mededeelnemer (de deelnemer heeft dus de

rol van assessor)

Masterthesis 99

Bijlage 12 Leerrapport

Criterium Vraag Antwoord

Relatie

opbouwen

Wat ging goed tijdens het opbouwen van de

relatie

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het opbouwen van de relatie

Structuur

assessment-

gesprek

(opening

midden en

eind)

Wat ging goed ten aanzien van de opening

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de opening het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het midden

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het midden van het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het eind van

het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het eind van het assessmentgesprek

Vraag- en

gespreks-

technieken

(START

turbo en

LSD)

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van START

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van START

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van turbo

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van turbo

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van LSD

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van LSD

Beoordelen

(WAKKER

Vraak en be-

oordelings-

driehoek)

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de WAKKER-methodiek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de WAKKER-methodiek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de vraaktechniek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de vraaktechniek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de beoordelingsdriehoek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de beoordelingsdriehoek

Masterthesis 100

Criterium Vraag Antwoord

Eindoordeel Wat ging goed tijdens het formuleren van het

eindoordeel

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het formuleren van het eindoordeel

Feedback-

regels

Wat ging goed tijdens het hanteren van de

feedbackregels

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het hanteren van de feedbackregels

Masterthesis 101

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en

feedbackregels

START-vragen

Wat was de situatie wat vond er plaats

wat was het probleem wie waren er betrokken

Wat was je rolfunctietaak wat was je opdrachtdoel

Wat deed je wat zei je welke techniek heb je gehanteerd

Wat gebeurde er wat was het resultaat hoe werd er gereageerd

Wat hebt je ervan geleerd zou je het weer zo doen

Kan je een vergelijkbare situatie noemen hoe zou je het een volgende keer

aanpakken (eventueel) Hoe zou je dit binnen de opleiding aanpakken

TURBO-vragen

1 Vergelijking Als je jezelf vergelijkt met je collegarsquos wie vind je dan het beste in het

analyseren van incidenten

2 Rangorde Op welke plaats zou jezelf staan als je een rangorde moet aanbrengen

mbthellip

3 Mening van anderen Wat vinden je collegarsquos van jouw manier van samenwerken En

op welke manier ga je met collegiale feedback om Waaruit wordt dat zichtbaar

4 ldquoStel dat vraagrdquo hier beschrijft de assessor de situatie en geeft de student aan wat

hijzij in dat geval zou doen

Feedbackregels

1 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

2 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt spreek daaruit vanuit jezelf (in

lsquoik zinnenrsquo)

3 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

4 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

5 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

Masterthesis 102

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

1 Interpersoonlijke competentie

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 Handelt eerlijk en oprecht ten

opzichte van medestudenten

en de docenten

Handelt in een gesimuleerde

beroepscontext objectief

Handelt objectief op de

werkplek

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

112 Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar onder

begeleiding

Schrijft en uit zich taalkun-

dig juist en verstaanbaar

zonder begeleiding

Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar op de

werkplek

13 De student gebruikt relevante informatie

113 Benoemt kernzaken Gebruikt de relevante

informatie bij het nemen van

beslissingen

Gebruikt de relevante informa-

tie bij het nemen van beslissin-

gen middels een praktijk-

opdracht binnen de organisatie

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

114 Identificeert problemen Demonstreert capabel te zijn

bij het oplossen van

problemen

Demonstreert capabel te zijn bij

het oplossen van problemen

middels een praktijkopdracht

binnen de organisatie

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

115 Is bekend met de gangbare

normen en waarden

Handelt conform de normen

en waarden

Stimuleert gewenst gedrag op

de werkplek

2 Organisatorische competentie

21 De student gaat methodisch te werk

211 Gebruikt hulpmiddelen

effectief

Gebruikt hulpmiddelen om

een bepaald resultaat te

bereiken

Gebruikt hulpmiddelen om een

bepaald resultaat te bereiken

binnen de organisatie

212 Is bekend met verschillende

werkwijzen

Hanteert een adequate

werkwijze om een bepaald

resultaat te bereiken

Hanteert een adequate werkwij-

ze om een bepaald resultaat te

bereiken binnen de organisatie

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 Stelt prioriteiten en past

timemanagement toe

Stelt een werkplan op Richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 Monitoort het werkplan Evalueert het werkplan Stelt het werkplan bij

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 Stelt teambelang boven eigen

belang kent en past sociale

vaardigheden toe

demonstreert sociale

vaardigheden

Levert een effectieve

bijdrage aan een groepstaak

Past de sociale vaardigheden

toe in teamverband

312 Levert een effectieve bijdrage

aan een groepstaak ter

beoordeling van de groep

Is verantwoordelijkheid voor

de te leveren bijdragen aan

een groepstaak

Is verantwoordelijk voor

groepsbeslissingen

313 Kent verschillende

samenwerkingsvormen

Demonstreert samenwer-

kingsvormen enof methoden

Komt middels samenwerkings-

vormen enof ndashmethoden tot

groepsbeslissingen

32 De student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve van de uit te voeren

werkzaamheden

Masterthesis 103

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

321 Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Neemt initiatieven in overleg

met de groep

322 Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

en staat open voor feedback

Onderhoudt contacten op een

verantwoordelijke wijze

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 Benoemt eigen sterkten en

zwakten

Blikt terug op zwakten om

die te verbeteren en sterkten

om die te ontwikkelen

Verbetert zwakten en ontwik-

kelt sterkten in de praktijk

412 Benoemt persoonlijke

kwaliteiten

Blikt terug op persoonlijke

kwaliteiten om die te

ontwikkelen

Ontwikkelt doelgericht

persoonlijke kwaliteiten in de

praktijk

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 Verslaat actuele

ontwikkelingen uit de

beroepscontext aan anderen

Vergelijkt actuele

ontwikkelingen uit de eigen

beroepscontext met die van

anderen

Benoemt tenminste eacuteeacuten nieuwe

ontwikkeling in de

beroepscontext

422 Formuleert leervragen om aan

informatie te komen over

actuele ontwikkelingen bij

anderen

Formuleert leervragen om

aan informatie te komen

over actuele ontwikkelingen

in het beroep

Beschrijft het proces van de

actuele ontwikkeling in de

beroepscontext

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 Vertelt over het eigen

handelen in de beroepscontext

Blikt terug op het eigen han-

delen in de beroepscontext

en verbetert die

Ontwikkelt het eigen handelen

in de beroepscontext verder

432 Benoemt de eigen zwakten en

sterkten in de beroepscontext

Blikt terug op de eigen

zwakten en sterkten in de be-

roepscontext en verbetert die

Verbetert de eigen zwakten en

ontwikkelt de eigen sterkten in

de beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 Toetst een administratie op

betrouwbaarheid

volledigheid en tijdige

vastlegging

Draagt bij aan een adequate

inrichting van de

administratie en

administratieve processen

Draagt bij aan een

betrouwbare volledige en

tijdige vastlegging van de

bedrijfsadministratie in de

beroepscontext

512 Werkt financieumlle

administratieve problemen uit

Analyseert cases over

financieumlle administratieve

problemen

Adviseert bij financieumlle

administratieve problemen in

de beroepscontext

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 Analyseert de interne en

externe omgeving van een

organisatie onder begeleiding

Analyseert de interne en de

externe omgeving van een

organisatie zelfstandig

Analyseert de interne en

externe omgeving in de

beroepscontext

522 Formuleert organisatiedoelen

en strategieeumln

Implementeert organisa-

tiedoelen en strategieeumln in

projecten en simulaties

Analyseert organisatiedoelen

en strategieeumln in de

beroepscontext

523 Onderscheidt de verschillende

organisatiestelsels en ndashtypen

Richt de personele en

organieke structuur van een

organisatie in

Brengt adviezen uit met betrek-

king tot de personele en

organieke structuur in de

beroepscontext

Masterthesis 104

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

524 Kent en meet zowel de finan-

cieumlle als de niet financieumlle

prestaties van een organisatie

Analyseert en trekt conclu-

sies op basis van financieumlle

en niet financieumlle prestaties

Brengt adviezen uit op basis

van onderbouwde analyses in

de beroepscontext

525 Onderscheidt de verschillende

leiderschapsstijlen en weet op

welke manier competent

leiding gegeven kan worden

Geeft op een competente

wijze leiding in simulaties of

projecten

Geeft op een competente wijze

leiding in de beroepscontext

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 Beheerst economische

theorieeumln

Gebruikt economische

theorieeumln in simulaties of

projecten

Gebruikt economische

theorieeumln in de beroepscontext

532 Kent de economische ontwik-

kelingen die van invloed kun-

nen zijn op een organisatie

Blijft op de hoogte van

economische ontwikkelingen

Speelt in op de economische

ontwikkelingen in de

beroepscontext

533 Lost economische

vraagstukken op

Lost geiumlntegreerde

economische vraagstukken

in een concrete situatie op

Lost economische vraagstuk-

ken in de beroepscontext op en

adviseert daarbij

534 Beheerst de basiskennis over

micro- en macro-economische

vraagstukken

Schrijft beleidsnotarsquos over

micro- en macro-

economische vraagstukken

Draagt oplossingsmodellen aan

over micro- en macro-econo-

mische vraagstukken uit de

beroepscontext

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 Stelt plannen begrotingen en

budgetten samen

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten in

projecten of simulaties

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten uit de

beroepscontext

542 Stelt onderdelen van een

jaarrekening samen

Analyseert jaarrekeningen Stelt een jaarrekening in de

beroepscontext samen en

analyseert deze

543 Maakt een integrale

kostprijsberekening

Maakt kostprijsberekeningen

volgens verschillende

methoden

Maakt kostprijsberekeningen in

de beroepscontext

544 Maakt financieumlle calculaties Formuleert aan de hand van

financieumlle calculaties

beleidsbeslissingen

Adviseert over te nemen

beleidsbeslissingen op basis

van financieumlle calculaties

545 Identificeert investerings- en

financieringsproblemen

Formuleert passende

antwoorden op investerings-

en financieringsproblemen

Formuleert passende antwoor-

den op investerings- en finan-

cieringsproblemen uit de

beroepscontext

546 Onderscheidt de verschillende

rechtsvormen

Relateert (financieumlle)

vraagstukken aan de

rechtsvorm

Relateert (financieumlle) vraag-

stukken uit de beroepscontext

aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student gaat consistent en effectief om met (detail)informatie

611 Selecteert informatie om

taken correct uit te voeren

Controleert als de

geselecteerde informatie

consistent is gebruikt bij de

uitvoering van taken

Is kritisch en alert bij het ge-

bruiken van (detail)informatie

in de beroepsuitoefening

612 Brengt (detail)informatie in

kaart

Gebruikt (detail)informatie

effectief

Gebruikt (detail)informatie

effectief bij analyses in de

beroepsuitoefening

613 Voert instructies uit Werkt instructies foutloos uit Voert instructies foutloos en

consistent uit bij de

beroepsuitoefening

Masterthesis 105

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

62 De student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en de cultuur waarin men werkt

621 Kent voldoende normen

waarden en omgangsregels

die gelden voor de functie en

de cultuur waarin men werkt

Past de normen waarden en

omgangsregels toe tijdens

het eigen handelen

Past de normen waarden en

omgangsregels toe binnen de

beroepsuitoefening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 Kent kwaliteitsnormen van

organisaties

Houdt rekening met de

kwaliteitsnormen bij de

uitoefening van opdrachten

Houdt voortdurend rekening

met de kwaliteitsnormen bij de

beroepsuitoefening

632 Verbetert de kwaliteit van het

eigen werk

Waarborgt de kwaliteit van

het eigen werk

Waarborgt continu de kwaliteit

van het eigen werk zoals de

organisatie dat voorschrijft

633 Evalueert en verbetert

voorgeschreven instructies

naar eigen inzichten

Evalueert samen met

collegarsquos voorgeschreven

instructies

Beoordeelt ontvangen feedback

van collegarsquos over de kwaliteit

van het werk op bruikbaarheid

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te bereiken

641 Formuleert doelen met

betrekking tot de eigen

werkzaamheden en stelt

daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de eigen werk-

zaamheden bij groepstaken

en stelt daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de uit te voeren

werkzaamheden op de

werkplek en stelt daarbij

prioriteiten

642 Maakt actieplannen om een

bepaald doel te bereiken en

geeft aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen

worden

Maakt samen met anderen

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke

middelen die gerealiseerd

zullen worden

Maakt samen met collegarsquos

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen worden

643 Formuleert doelen en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert doelen voor

groepstaken en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert samen met colle-

garsquos doelen voor groepstaken

en een stappenplan hoe deze te

realiseren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden

Bewaakt de uitvoering van

de eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden bij

groepstaken

Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden en die

van de medewerkers

66 De student doet onderzoek

661 Past basisonderzoeks-

technieken toe in een

eenvoudig onderzoek

Voert een kwalitatief en

kwantitatief onderzoek

volledig uit en rapporteert

daarover

Voert een complex

praktijkonderzoek volledig uit

en rapporteert daarover

Masterthesis 106

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief

Training assessoren

Een goede planning is het halve werk Deze slagzin heeft ook vanaf de oprichting van de

SOOS centraal gestaan bij de bedrijfsvoering Succesvolle innovatieve bedrijven hebben een

open bedrijfscultuur met nieuwsgierige en leergierige medewerkers Ze zijn niet naar binnen

gericht maar kijken om zich heen In het kader van professionalisering bij de SOOS heeft

mw drs Q Hidalgo in de maanden juni juli en augustus 2014 een training assessoren

ontwikkeld en verzorgd met als doel middels gerichte training oefening en feedback bij te

dragen aan de competenties van de assessordocent van de COE De volgende docenten van

de SOOS hebben de training succesvol gevolgd Mw Adams Mw Bhaggoe Mw Dankerlui

Mw Lunes Mw Pocorni Mw Ramdin Mw Rosario Mw Rotsburg en Dhr Telgt Op de

foto overhandigt de voorzitter van het bestuur van de SOOS mw Irene Van Dijk-Hankers

het certificaat aan mw Rotsburg De trainer Querlyn Hidalgo kijkt toe

Page 2: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht

Anton de Kom Universiteit van Suriname

Faculty of Graduate Studies IO

Assessment van competenties

Een aanzet tot het competentiegericht opleiden en beoordelen bij

de Certificaatopleiding Economie van de Stichting Opleidingen en

Onderzoek in Suriname (SOOS)

Thesis ter verkrijging van de graad van Master in Education lsquoInnoveren en implementerenrsquo

Querlyn L Hidalgo

Juli 2015

Opleiding Educatieve Master Innoveren en implementeren

Begeleiders Dr W Miedema en Dr U de Jong

Masterthesis 2

Voorwoord

Een hart voor onderwijs Dat is de wijze waarop ik mezelf zie In 1999 begon ik als

deeltijddocent op het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) en gedurende 2002 tot en

met 2011 heb ik daar als voltijd docent gewerkt Voor mijn voltijdse betrekking bij het IOL

was ik staffunctionaris bij de Centrale Bank van Suriname Mijn stap naar het onderwijs was

toen een heel bewuste keuze geweest en het nu mogen afronden van een masterstudie in

education zie ik dan ook als een beloning voor mijn jarenlange bijdrage aan het onderwijs

In 2002 heb ik de Stichting Opleidingen en Onderzoek (SOOS) opgericht Naast mijn voltijd-

se betrekking op het IOL was de SOOS de plek waar ik kon experimenteren met onderwijs-

gerelateerde zaken Veel trainingen die ik verzorgd heb een aantal onderwijsondersteunende

projecten die ik mede uitgevoerd heb en twee hbo-opleidingen die ik mede heb mogen

ontwikkelen en implementeren zijn enkele resultaten die geboekt zijn bij de SOOS Het

afronden van de educatiemaster lsquoinnoveren en implementerenrsquo met een SOOS-onderwerp is

dan ook een bewuste keuze geweest Als voorzitter van het bestuur zal ik mij dan ook

inzetten dat de onderzoeksvoorstellen uit deze thesis geiumlmplementeerd worden bij de SOOS

Deze thesis zou niet mogelijk zijn geweest zonder de optimale ondersteuning van de SOOS

familie Ik bedank dan ook het bestuur die mij alle ruimte heeft gegeven om deze thesis af te

ronden Ook de toenmalige algemeen directeur J Johns-Christopher de opleidingsmanager

van de COE I Ramdin de kwaliteitsmedewerker V Rambharos en alle docenten die hun

bijdrage hieraan hebben geleverd bedank ik van harte Ook een bijzonder woord van dank

aan mijn hoofdbegeleider dr W Miedema en mijn co-begeleider dr U de Jong Ook bedank

ik I Oudkerk-Pool die mij het materiaal voor de assessorentraining ter beschikking heeft

gesteld Tenslotte bedank ik mijn echtgenoot en mijn kinderen voor hun ondersteuning en

hun begrip tijdens mijn gehele studie in het bijzonder tijdens deze laatste fase van afronding

Een grote drijfsfeer om deze thesis af te ronden in de beschikbare tijd is de inspiratie geweest

die ik van de Here heb mogen ontvangen Ik draag deze thesis dan ook volledig aan Hem op

10 juli 2015

Querlyn L Hidalgo

Masterthesis 3

Inhoud

Samenvatting 5

1 Inleiding 6

2 Korte weergave analyseonderzoek 9

21 Onderzoeksvraag en -opzet 9

211 Analyse bestaand materiaal 9

222 Interviews 10

22 Korte weergave onderzoeksresultaten 11

221 Bestaand materiaal 11

222 Interviews opleidingsmanager en algemeen directeur 15

223 Onderzoeksresultaten interviews COE docenten 16

23 Conclusies analyse onderzoek 18

24 Verantwoording interventie voorstel 19

3 Theoretisch kader met conceptueel model 20

31 Het begrip competentie 20

32 Assessment 21

321 Doeleinden van assessment 21

322 Beoordelingsmomenten 22

323 Kwaliteitscriteria voor assessments 23

33 Het portfolio 25

34 Assessment beoordeling 28

35 De assessor 29

351 Gedragsindicatoren van een assessor 29

352 Methodieken 30

36 Conceptueel model en interventieonderzoeksvoorstel 31

361 Verantwoording conceptueel model 31

362 Interventieonderzoeksvoorstel 32

4 Interventie 33

41 Globaal ontwerp 33

42 Blokjeschema 33

43 Gedetailleerd ontwerp 34

431 Het informeren van docenten 34

432 Assessorentraining 34

Masterthesis 4

433 Gerichte oefening van de docenten onderling 36

434 Brainstormen van docenten 37

44 Programma van eisen 37

5 Onderzoeksopzet 38

51 Centrale vraag en deelvragen 38

52 Onderzoekstype 39

521 Actieonderzoek 39

522 Effectonderzoek 40

53 Populatie 41

54 Dataverzameling en onderzoeksinstrumenten 41

541 Toename kennisniveau docenten 41

542 Toename ontwikkelingsniveau competenties assessor bij docenten 41

543 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments 42

55 Validiteit en betrouwbaarheid 43

551 Validiteit 43

552 Betrouwbaarheid 44

6 Resultaten van het onderzoek 45

61 Het effect van het product 45

611 Informeren van docenten 45

612 Assessorentraining 46

613 Aangepast competentieprofiel 54

62 Het effect van het proces 58

7 Conclusies aanbevelingen en discussie 59

71 Conclusies 59

72 Aanbevelingen 61

73 Discussie 62

8 Implementatie plan 64

81 Implementatietheorie 64

82 Stakeholders 65

83 Sociaal kapitaal en capacity building 65

84 Stappenplan 66

Lijst van geraadpleegde bronnen 67

Bijlagenoverzicht 71

Masterthesis 5

Samenvatting

De Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (SOOS) heeft twee hbo-opleidingen

namelijk de marketing en managementopleiding (MeM) en de Certificaatopleiding Economie

(COE) In tegenstelling tot de COE komen bij de MeM wel praktijkopdrachten simulaties en

stages voor Dit is de directe aanleiding geweest om tijdens een analyseonderzoek na te gaan

in welke mate de toetsvormen bij de COE aansluiten bij het competentiegerichte karakter van

de opleiding De conclusie uit dit onderzoek is geweest dat de toetsvormen geen competenties

toetsen maar geiumlsoleerde kennis en vaardigheden Uitgaande hiervan is een interventieon-

derzoek gedaan met als centrale probleemstelling lsquokunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOSrsquo

Uit het literatuuronderzoek is naar voren gekomen dat een assessor een portfolio dient te

beoordelen uitgaande van de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van

de bewijzen en de relatie tussen de bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscriteria

Ook dient een assessor een criteriumgericht interview af te nemen waarbij de START-

techniek LSD-techniek en turbo-vragen gehanteerd worden Middels een actieonderzoek is

nagegaan als het mogelijk is om een toename in het ontwikkelingsniveau van de

competenties van de docent als assessor te weeg te brengen Het meten van de toename is

gekwalificeerd als een effectonderzoek

Bij de docenten is er een toename geweest in het kennisniveau over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waarbij het gemiddeld toetscijfer bij het tweede meetmoment is ge-

stegen van 44 naar 62 Zowel tijdens het eerste als het tweede meetmoment zijn er turbo-

vragen gesteld zijn de vraak-criteria gehanteerd en is de LSD-techniek gedemonstreerd

Verder is er tijdens het eerste moment niet gelet op de relatie tussen de bewijzen beroeps-

handelingen en beoordelingscriteria terwijl dat wel het geval is geweest bij het tweede

meetmoment Ook is geconstateerd dat bij het eerste meetmoment de taakfase van de

START-techniek niet aan de orde is geweest terwijl bij het tweede meetmoment alle fasen

van deze techniek aan de orde zijn geweest Verder is tijdens het eerste meetmoment geen

feedback gegeven terwijl dat wel gedaan is tijdens het tweede meetmoment met het in acht

nemen van de feedbackregels en de focus op de inhoud van het portfolio Uitgaande van deze

resultaten kan als conclusie van het interventieonderzoek worden gesteld dat gerichte training

en oefening een bijdrage kunnen leveren aan de competenties als assessor van de docenten

Als aanbevelingen worden gedaan het verder informeren van de docenten over het implemen-

tatieplan het organiseren van vervolgworkshops het instellen van een focusgroep en het

doen van analyseonderzoek voor het verder in kaart brengen van de te ontwikkelen compe-

tenties bij de studenten en het instellen van een community of learners De verbeterpunten die

tijdens de discussie naar voren zijn gekomen hebben betrekking op de ecologische validiteit

de vergelijkbaarheid van de resultaten van de voor- en nameting de controle van de ontwik-

kelde instrumenten en de afstemming met de observatoren tijdens het interventieonderzoek

Masterthesis 6

1 Inleiding

De Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (SOOS) is opgericht op 25 april 2002

en is in april 2003 begonnen met haar bedrijfsactiviteiten De visie van de SOOS is om het

innovatieve instituut te zijn dat met nationaal en internationaal geaccepteerde kwalitatief

goede onderwijsproducten en een betrokken team de Surinaamse markt waarin opleidingen

worden aangeboden overneemt De SOOS heeft als missie om een Surinaams kwaliteits-

waarborgend instituut te zijn dat burgers vormt om optimaal te functioneren in de

maatschappij door marktgericht en klantgericht op maat ontwikkelde onderwijsproducten aan

te bieden waarbij gebruik wordt gemaakt van proactieve innovatieve en integere

medewerkers (Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname [SOOS] 2013a)

Uit het bedrijfsprofiel van de SOOS (2013a) is af te leiden dat de diensten van de SOOS

worden onderscheiden in enerzijds projecten die met name bestaan uit het ontwikkelen en het

verzorgen van trainingen in opdracht van bedrijven organisaties en de overheid en anderzijds

opleidingen In het kader van dit onderzoek staan de opleidingen centraal waarop hieronder

kort wordt ingegaan

In 2008 is de wet voor het instellen van een Nationaal Orgaan Voor Accreditatie (NOVA) in

werking getreden waarna in 2009 het kwartierteam Interim NOVA is ingesteld Dit kwartier-

team is ertoe overgegaan om opleidingen vallende onder het hoger onderwijs een erkenning

van bestaan te verlenen mits deze voldeden aan de daartoe gestelde eisen De SOOS heeft in

juli 2010 de erkenning van bestaan verkregen voor de Marketing en Managementopleiding

(MeM) en in oktober 2010 voor de Certificaatopleiding Economie (COE) In oktober 2010 is

de SOOS gestart met de MeM die opleidt tot (assistent) marketingmanager en in maart 2011

met de COE die opleidt tot financieel analist

In juni 2011 is de Accreditatieraad ingesteld onder wiens toezicht de accreditatiekaders in

samenspraak met de hoger onderwijsinstituten zijn samengesteld De publicatie heeft plaats-

gevonden in het staatsblad van de Republiek Suriname op 26 maart en 2 april 2013 Met deze

publicatie is de weg opengesteld voor de hoger onderwijsinstituten om de accreditatie aan te

vragen In de accreditatiekaders van NOVA (Nationaal Orgaan voor Accreditatie [NOVA]

2012) is aangegeven dat de opleiding dient aan te tonen dat er een systeem van beoordeling

en toetsing is waarmee wordt nagegaan of de individuele student ook inderdaad over de

beoogde eindkwalificaties beschikt In tabel 11 zijn de toetsvormen die bij de verschillende

modules van de SOOS worden gehanteerd voor de MeM opleiding en de COE weergegeven

Tabel 11 Overzicht van het aantal modules per toetsvorm bij de MeM en de COE

Toetsvorm MeM COE

Schriftelijk tentamen 17 16

Schriftelijke (groeps)opdracht 16 18

(Groeps)presentatie 3 3

Mondelinge toets 5 1

Rollenspel 2

Masterthesis 7

Toetsvorm MeM COE

Onderlinge beoordeling 2 1

Praktijkopdracht 4

Poster 1

Briefnotulen 2

Discussiedebat 2

Portfolio 11 6

Project 4 5

Reflectie 10

Simulatie 2

Stage 1

Werkverslag 1

Persoonlijk beroepsmatig handelen 2 1

Scriptie 1 1

Totaal 85 53

(SOOS 2013b 2013c)

Uit tabel 11 blijkt dat er bij de MeM een veel grotere variatie aan toetsvormen verspreid over

de verschillende modules is dan bij de COE Daarnaast zijn er bij de MeM in tegenstelling

tot de COE ook toetsvormen als praktijkopdrachten simulatie en stage opgenomen die de

relatie met de beroepspraktijk betreffen Aangezien door NOVA (2012) duidelijk wordt ge-

steld dat hbo-opleidingen dienen aan te tonen dat de studenten daadwerkelijk kunnen functio-

neren in het beroep waarvoor zij worden opgeleid is het gemis van deze toetsvormen bij de

COE dan ook de aanleiding geweest voor een analyseonderzoek waarbij is nagegaan of en

hoe de toetsvormen bij de COE mogelijkerwijs dan wel aansluiten op de beoogde

eindkwalificaties

De beoogde eindkwalificaties zijn bij de SOOS weergegeven in het competentieprofiel van

de opleiding De competenties van de opleidingen van de SOOS worden verdeeld in alge-

mene competenties en de beroepsgerichte competenties De algemene competenties gelden

voor alle hbo-opleidingen van de SOOS terwijl de beroepsgerichte competenties afgestemd

zijn op het beroep waarvoor een hbo-opleiding opleidt De algemene competenties zijn

onderverdeeld in vier categorieeumln en de beroepsgerichte competenties in twee categorieeumln In

schema 11 zijn de zes categorieeumln van de competenties van de COE weergegeven

Schema 11 Algemene en beroepsgerichte competenties van de COE

Algemene competenties

1 Interpersoonlijke competentie

Een financieel analist die interpersoonlijk competent is schept een cooumlperatieve en open sfeer is

een rolmodel en brengt een open communicatie tot stand

2 Organisatorische competentie

Een financieel analist die organisatorisch competent is zorgt voor een ordelijke en doelmatige

werkplek en stemt de werkzaamheden op elkaar af

4 Competentie in het reflecteren

Een financieel analist die competent is in het reflecteren neemt initiatief om op de hoogte te

blijven van ontwikkelingen in het beroep en werkt samen met collegae om zijn handelen

Masterthesis 8

systematisch te kunnen verbeteren

Beroepsgerichte competenties

5 Vakspecifieke competentie

Een financieel analist die vakcompetent is verzamelt verwerkt en analyseert financieumlle

administratieve en economische gegevens aan de hand waarvan het management wordt

geadviseerd

6 Beroepsspecifieke competentie

Een financieel analist die beroepscompetent is kan volwaardig en zelfstandig functioneren

(Overgenomen van SOOS 2013d)

Uitgaande van hetgeen hierboven is beschreven heeft tijdens het analyseonderzoek de

volgende probleemstelling centraal gestaan in welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleiding

Het analyseonderzoek heeft als doel gehad om in kaart te brengen hoe de beoogde

competenties van de COE getoetst worden om op basis hiervan een interventie te doen die

moet bijdrage dat bij de COE inderdaad een systeem van toetsen wordt ingevoerd waarmee

de beoogde eindkwalificaties bij de studenten wordt gerealiseerd

Dit onderzoek is in twee delen uitgevoerd Het eerste deel betreft een analyseonderzoek

waarin de bovenstaande centrale vraag is onderzocht De resultaten van dit analyseonderzoek

zijn beschreven in hoofdstuk 2 Uitgaande van de conclusies van het analyseonderzoek heeft

vervolgens een interventieonderzoek plaatsgehad Het theoretisch kader van dit

interventieonderzoek is opgenomen in hoofdstuk 3 terwijl de beschrijving van de interventie

met het bijbehorende programma van eisen in hoofdstuk 4 is opgenomen De centrale

vraagstelling van het interventieonderzoek en de wijze waarop het interventieonderzoek is

uitgevoerd zijn beschreven in hoofdstuk 5 gevolgd door de onderzoeksresultaten in

hoofdstuk 6 De conclusies naar de effectiviteit van de gepleegde interventie de daaraan

gekoppelde aanbevelingen en de discussie met betrekking tot het verloop van de interventie

en het onderzoek zijn opgenomen in hoofdstuk 7 Deze thesis wordt tenslotte afgesloten met

het implementatieplan in hoofdstuk 8

Masterthesis 9

2 Korte weergave analyseonderzoek

In dit hoofdstuk wordt er een korte weergave gegeven van het analyseonderzoek In 21 wordt

ingegaan op de vraagstelling en onderzoeksopzet in 22 worden de resultaten van het

analyseonderzoek kort beschreven in 23 worden de conclusies van het onderzoek

beschreven en in 24 wordt de keuze voor de interventie verantwoord

21 Onderzoeksvraag en -opzet

De onderzoeksvraag van het analyseonderzoek luidt als volgt ldquoIn welke mate sluiten de

toetsvormen van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo In het

kader van dit onderzoek is een competentie gedefinieerd als een samenhangend geheel van

kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich met het oog op de toekomstige

uit te voeren beroepstaken door middel van concrete handelingen in de beroepscontext

gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere competenties ontwikkelt In het

theoretisch kader in hoofdstuk 3 wordt hier verder op ingegaan Om de onderzoeksvraag te

beantwoorden is er kwalitatief explorerend onderzoek gedaan waarbij bestaand materiaal is

geanalyseerd en interviews zijn afgenomen verwerkt en geanalyseerd De algemeen

directeur de opleidingsmanager en dertien COE docenten zijn hierbij geiumlnterviewd

211 Analyse bestaand materiaal

In november - december 2013 zijn de studiegids en het lesmateriaal van de zevenendertig

modules van de COE geanalyseerd Hierbij is er een inhoudsanalyse gedaan waarbij de

leerdoelen en de toetsvormen per module zijn verzameld In bijlage 2 is het

onderzoeksinstrument opgenomen dat gebruikt is om de benodigde informatie uit de

studiegids en het lesmateriaal te verzamelen

Om de geldigheid van de onderzoeksresultaten te kunnen garanderen zijn de

onderzoeksresultaten via email verstuurd naar de docenten zodat zij aanvullingen op enof

correcties konden plegen aan de geiumldentificeerde toetsvormen Deze controle was

noodzakelijk omdat de toetsvormen die aan de hand van de studiegids waren geiumldentificeerd

bij een vijftal modules verschilden van de toetsvormen die aan de hand van het bestaand

materiaal waren geiumldentificeerd De resultaten die zijn geanalyseerd zijn die na de controle

van de resultaten door de docenten

Bij de data-analyse zijn de prestatie-indicatoren uit het competentieprofiel als labels gebruikt

Hierbij is aan de hand van de leerstofaanduiding in het leerdoel nagegaan welk leerdoel

overeenkomt met welke prestatie-indicator Drie van de 154 leerdoelen konden aan de hand

van de leerstofaanduiding niet geplaatst worden bij een prestatie-indicator Deze drie

leerdoelen zijn buiten beschouwing gelaten bij de verdere analyse Naast het leerdoel is de

module waarop het leerdoel betrekking heeft ook gelijk opgenomen in dit overzicht Het

resultaat van deze fase is een overzicht geweest waaruit aan de hand van de leerdoelen is af

Masterthesis 10

te leiden welke competenties in casu prestatie-indicatoren in welke modules getoetst

worden

In de tweede fase van de analyse zijn in hetzelfde overzicht als hierboven genoemd de

toetsvormen naast een leerdoel ingevuld Bij deze fase bleek dat in drie gevallen aan de hand

van de omschrijving van de toetsvorm niet af te leiden was als de prestatie-indicator

daadwerkelijk getoetst werd Hierbij was het noodzakelijk om weer aanvullende data te

verzamelen uit het lesmateriaal waarbij met name de opdrachten en de beoordelingstabellen

de benodigd aanvullende data hebben opgeleverd Uit deze analysefase zijn uiteindelijk zes

overzichten voor elke competentiecategorie (interpersoonlijk organisatorisch samenwerken

reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) eacuteeacuten voortgekomen waarin per prestatie-

indicator de leerdoelen met bijbehorende toetsvorm en de betreffende module zijn

opgenomen Deze overzichten zijn voor de verkorte weergave samengevat in paragraaf 221

schema 21 waarin per competentiecategorie de toetsvormen zijn weergegeven

222 Interviews

In december 2013 zijn er interviews gehouden met de relevante actoren namelijk de

opleidingsmanager COE de algemeen directeur en dertien COE docenten

Het interview met de opleidingsmanager en de algemeen directeur heeft vooral gefocust op

hun visie op het totaal overzicht aan toetsvormen zoals verkregen uit de analyse van het

bestaand materiaal Met de interviews met de docenten is beoogd om inzicht te krijgen over

hoe de docenten denken over het competentiegericht opleiden en toetsen bij de COE De

gehanteerde interviewvragenlijsten zijn opgenomen in bijlage 3 (algemeen directeur en

opleidingsmanager) en bijlage 4 (docenten)

Interview opleidingsmanager en algemeen directeur

De interviews met de opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn schriftelijk

afgenomen waarbij de geiumlnterviewden hun antwoorden in een speciaal daarvoor bestemd

antwoordenblad hebben ingevuld (zie bijlage 3) Schriftelijke interviews hebben als voordeel

dat de respondenten het kunnen invullen op een tijdstip dat hen het beste uitkomt en dat die

daarbij kunnen nadenken over de antwoorden (Baarda De Goede amp Teunissen 2009) Dit

voordeel was in dit geval doorslaggevend voor de keuze om het interview schriftelijk af te

nemen aangezien het competentieprofiel van de COE uit zes hoofdcompetenties bestaat die

verdeeld zijn in 23 sub-competenties met in totaal 81 prestatie-indicatoren

De eerste stap bij de data-analyse is het labelen geweest Hierbij is eerst het interview van de

opleidingsmanager gelabeld waarbij er negentien labels zijn gevormd waarvan enkele zowel

in positieve als in negatieve zin voorkomen Bij het labelen is vooral naar de inhoud van de

antwoorden gekeken Het doel van het interview was vooral om een beeld te krijgen van de

visie van de opleidingsmanager en de algemeen directeur op de mate waarin de toetsvormen

aansluiten op de competenties hetgeen centraal heeft gestaan in dit analyseonderzoek De

labels zijn zodanig gekozen dat de redenen waarom de functionarissen van mening zijn dat

een bepaalde prestatie-indicator al dan niet getoetst wordt in de verschillende modules van de

Masterthesis 11

opleiding tot uiting komen De bij het interview van de opleidingsmanager geiumldentificeerde

labels zijn ook te gebruiken geweest bij de data van de algemeen directeur

De labels zijn opgenomen in bijlage 5 Bij het labelen is er voor gekozen om de fragmenten

die betrekking hadden op de mening van de opleidingsmanager en de algemeen directeur

over de huidige wijze waarop er getoetst wordt bij de COE duidelijk te onderscheiden van de

verbetervoorstellen die deze functionarissen hebben aangedragen over de toetsing Hiervoor

is gekozen zodat bij het definieumlren van de uiteindelijke themarsquos mee kan worden genomen of

een bepaalde label niet alleen iets zegt over de wijze van toetsing maar ook over de wijze

van verbetering Uiteindelijk zijn de twee groepen van labels wel samengevoegd en vervol-

gens geordend waarbij de labels met een gemeenschappelijk kenmerk bij elkaar zijn geplaatst

onder een bepaald thema Uiteindelijk zijn er hieruit zeven themarsquos als resultaat

voortgekomen waarop verder in paragraaf 222 onderzoeksresultaten wordt ingegaan

Interviews docenten

De interviews met de docenten zijn mondeling afgenomen waarbij gebruik is gemaakt van

een taperecorder en een logboek Aan alle COE docenten is gevraagd om een interview van

af te nemen waarbij eacuteeacuten docent niet heeft kunnen deelnemen aan het onderzoek In totaal zijn

er dertien docenten geiumlnterviewd De dataverwerking is begonnen met het uitschrijven van de

interviews vervolgens zijn deze uitgeschreven teksten verdeeld in relevante tekstfragmenten

waarbij elk fragment gelabeld is Vervolgens zijn de dertien gelabelde overzichten van

tekstfragmenten horizontaal geanalyseerd Hiermee wordt bedoeld dat uit elke tekst naar

kernbegrippen is gezocht die inzicht geven over

1 De omschrijving die een docent geeft over het competentiebegrip

2 De wijze waarop een docent aandacht heeft voor de competentieontwikkeling van de

student

3 De wijze waarop een docent meent een bepaalde competentie te toetsen

4 De mogelijke ondersteuning die een docent kan geven aan een meer

competentiegerichte toetsing bij de COE

Het resultaat van de hierboven beschreven analyse is verkort weergegeven in schema 24 en

schema 25

22 Korte weergave onderzoeksresultaten

De onderzoeksresultaten worden weergegeven voor het bestaand materiaal en de afgenomen

interviews

221 Bestaand materiaal

In schema 21 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing van de

algemene competenties bij de COE plaatsvindt De algemene competenties zijn de interper-

soonlijke competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken en

de competenties in het reflecteren In onderstaand schema zijn de toetsvormen die in de

Masterthesis 12

praktijksituaties plaatsvinden in het rood aangegeven en de toetsvormen die een simulatie van

de praktijksituatie zijn in het blauw

Schema 21 Huidige toetsing algemene competenties COE

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

11 De student gaat op

een rechtvaardige

manier om met

mensen

Reflectieverslag

Portfolio

21 De student gaat

methodisch te werk

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Projectplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Schriftelijk

tentamen

Projectverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Word verslag

Powerpoint-

presentatie

Internettoets

Computerboek-

houdentoets

SPSS codeboek

31 De student

functioneert als vol-

waardig groepslid

Reflectieverslag

Portfolio

Onderlinge beoor-

deling groepsleden

Vergaderingen

41 De student reflecteert

op het persoonlijk

functioneren

Persoonlijk

ontwikkelingsplan

Reflectieverslag

Portfolio

12 De student communi-

ceert schriftelijk

mondeling en non-

verbaal

Brieven en notulen

Rapportagetechnie

ken

Reflectieverslag

Portfolio

Presentatie

Gesprekken

Vergaderingen

Vragenronde

22 De student brengt

structuur aan in het

werk

Presentatie

Individuele tijds-

verantwoording

Afstudeerplan

Persoonlijk be-

roepsmatig han-

delen (afstuderen)

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

Afstudeerplan

Onderzoeksrapport

32 De student onder-

houdt contacten na-

mens de organisatie

op een verantwoor-

delijke en zorgvul-

dige wijze

Reflectieverslag

Portfolio

42 De student reflecteert

op de eigen kennis-

ontwikkeling

Reflectieverslag

Portfolio

Afstudeerscriptie

Presentatie

13 De student gebruikt

relevante informatie

Onderzoeksrapport

Afstudeerscriptie

Reflectieverslag

Portfolio

SPSS codeboek

23 De student contro-

leert activiteiten op

voortgang

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

43 De student reflecteert

op het persoonlijk

handelen in de

beroepscontext

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 13

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

14 De student werkt

voor een probleem-

situatie bruikbare

oplossingen uit

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Reflectieverslag

Portfolio

15 De student demon-

streert verantwoorde

gedragspatronen

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 21 blijkt dat elke algemene competentie bij de COE middels een reflectieverslag

en portfolio getoetst wordt Deze toetsing is (pas) in de afstudeerfase van de opleiding

waarbij de studenten tijdens het afstudeeronderzoek (in bovenstaand schema aangeduid als

afstudeerscriptie) bewijzen verzamelen die hun competentieniveau dienen aan te tonen Deze

bewijzen worden geplaatst in een portfolio terwijl de beschrijving in het reflectieverslag

geschiedt Tijdens de afstudeerscriptie vindt er dus een daadwerkelijke toetsing in de prak-

tijksituatie plaats aangezien er een praktijkonderzoek wordt gedaan De afstudeerscriptie het

reflectieverslag en het portfolio zijn in bovenstaand schema in het rood opgenomen

Verder blijkt uit schema 21 ook dat alleen bij de competenties 12 en 31 er een simulatieop-

dracht is als toetsvorm Deze simulatieopdrachten zijn in het blauw aangegeven Bij de overi-

ge toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van competenties

In schema 22 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing bij de

COE plaatsvindt van de beroepsgerichte competenties De beroepsgerichte competenties

omvatten de vakspecifieke en de beroepsspecifieke competenties Naast de in schema 22

opgenomen toetsvormen kan de toetsing van de vakspecifieke competenties ook

plaatsvinden indien de student een afstudeeronderwerp heeft die op een bepaalde competentie

betrekking heeft De toetsvormen zijn dan afstudeerscriptie reflectieverslag en portfolio Ook

is het mogelijk dat de toetsing van deze vakcompetenties middels een verslag van de

uitgevoerde werkzaamheden plaatsvindt als blijkt dat de student werkzaamheden uitoefent

waarbij een bepaalde competentie gedemonstreerd kan worden

Schema 22 Huidige toetsing beroepsgerichte competenties COE

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

51 De student levert administratieve informatie ten

behoeve van de bedrijfsvoering

Cases

Praktijkopdracht

Reflectieverslag

Computerboekhouden opdracht simulatie

Schriftelijk tentamen

61 De student kan consistent en effectief omgaan met

detailinformatie

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 14

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

52 De student richt een organisatie in en bestuurt

deze

Marketingplan

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

Presentatie

62 De student houdt zich aan de normen waarden en

omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

Reflectieverslag

Portfolio

53 De student verwerkt en analyseert economische

gegevens

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

Reflectieverslag

Portfolio

54 De student brengt de financieumlle problematiek in

kaart

Schriftelijk tentamen

Projectverslag

Cases

Verslag

Reflectieverslag

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft

benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

Reflectieverslag

Portfolio

65 De student bewaakt de voortgang van processen

taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt

de eigen werkzaam- en verantwoordelijkheden

Reflectieverslag

Portfolio

66 De student doet onderzoek

Schriftelijk tentamen

Onderzoeksplan

Onderzoeksrapport

Afstudeerplan

Afstudeerscriptie

SPSS codeboek

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 22 blijkt dat elke vakcompetentie middels een reflectieverslag getoetst wordt Dit

reflectieverslag is in de hoofdfase van de opleiding en wordt geschreven aan de hand van de

praktijksituatie Op alle beroepsspecifieke competenties wordt twee keer gereflecteerd de

eerste keer bij het verslag dat geschreven wordt op de uitgevoerde werkzaamheden in de

praktijk en de tweede keer bij de afstudeerscriptie Deze reflecties vinden (pas) plaats in de

afstudeerfase van de opleiding De portfolio die ook bij elke beroepsspecifieke competentie

is genoemd heeft net als bij de algemene competenties ook betrekking op de afstudeerfase

Bij de overige toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van

competenties

Samenvattend kan worden aangegeven dat met uitzondering van de afstudeerscriptie (en het

daarbij behorend reflectieverslag en portfolio) en het werkverslag er geen toetsing van de

competenties in de beroepspraktijk plaatsvindt bij de COE De meeste toetsvormen zijn

gericht op de toetsing van afzonderlijke vaardigheden en niet van competenties

Masterthesis 15

222 Interviews opleidingsmanager en algemeen directeur

Zoals aangegeven in paragraaf 221 hebben de opleidingsmanager en de algemeen directeur

hun zienswijze gegeven op de wijze waarop de toetsing van de competenties momenteel

plaatsvinden bij de COE Na analyse van deze interviews is gebleken dat deze twee func-

tionarissen opmerkingen hebben gemaakt over de moduleopzet en het competentieprofiel

Hierop wordt hieronder nader ingegaan

Moduleopzet

De opleidingsmanager en de algemeen directeur vinden ten aanzien van de moduleopzet het

belangrijk dat

een competentie op verschillende niveaus getoetst wordt Dit is met name het geval bij de

vakspecifieke competenties waarbij het als positief wordt ervaren dat de toetsing

verspreid is over de verschillende niveaus van weten weten hoe tonen en doen

een competentie in verschillende modules getoetst wordt Indien een competentie in

meerdere modules wordt getoetst is dat als positief aangeduid en indien het in weinig

modules voorkomt is dat als een verbeterpunt aangegeven

de toetswijze geschikt moet zijn om een competentie(niveau) te toetsen Met name

reflectie als toetsvorm is hierbij als zeer positief ervaren

de soort module ook de toetsing van de competentieontwikkeling mogelijk maakt In het

verlengde van het bovenstaande zijn ook hier de reflectiemodules als positief ervaren

de toetsing niet alleen aan het eind van een module of van de opleiding maar ook eerder

plaatsvindt Dit geldt met name voor de beroepsspecifieke competenties die met name in

de modules in de afstudeerfase getoetst worden

concrete onderwijsactiviteiten dienen te worden vastgesteld Hoewel dit aspect maar bij

twee fragmenten is voorgekomen is het wel belangrijk om het mee te nemen De

onderwijsactiviteiten vormen namelijk de brug tussen de toetsvormen en de leerdoelen

Het competentieprofiel

De opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn van mening dat de wijze waarop het

niveau van de competentieontwikkeling wordt getoetst ook beiumlnvloedt wordt door het

competentieprofiel en met name door de formulering van de competentie enof de prestatie-

indicatoren De competentie die hierbij is genoemd is 32 lsquode student onderhoudt contacten

namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige wijzersquo die in het

competentieprofiel is opgenomen onder de categorie samenwerken Gemeend wordt dat deze

competentie niet zo zeer hoort bij samenwerken maar meer bij netwerken

Op basis van het bovenstaande zijn er ten aanzien van de moduleopzet en het competentie-

profiel zeven themarsquos afgeleid die zijn weergegeven in schema 23 Hierbij geven de cijfers

tussenhaakjes aan hoe vaak een bepaald fragment is voorgekomen en een + of ndash geeft aan als

dit fragment de toetsing ondersteunt of niet

Masterthesis 16

Schema 23 Kernthemarsquos interview opleidingsmanager en algemeen directeur

Moduleopzet Competentieprofiel

Competentieniveau (26 + 1 ndash) Competentie (1 + 2 ndash)

Aantal modules (17 + 11 ndash) Prestatie-indicatoren (5 ndash)

Toetswijze (20 + 11 ndash)

Modulesoort (8 + 2 ndash)

Toetsmoment (3 + 8 ndash)

Samenvattend kan worden aangegeven dat de opleidingsmanager en de algemeen directeur

het goed zouden vinden als de competenties op verschillende niveaus (weten weten hoe

tonen doen) getoetst worden Ook blijkt dat de toetsing bij de COE module gebonden gericht

is hetgeen blijkt uit het aantal modules dat genoemd is waarin de competenties al dan niet

getoetst worden Verder blijkt dat de interviews de conclusie uit de analyse van het bestaand

materiaal (zie paragraaf 221) namelijk dat de toetsing van de competenties niet verspreid

over de gehele opleiding plaatsvindt maar vooral aan het eind van de opleiding onder-

bouwen Ook is in de interviews aangegeven dat de formulering van de competenties en de

prestatie-indicatoren de toetsing van de competentie ook kan bemoeilijken

223 Onderzoeksresultaten interviews COE docenten

De docenten legden in de interviews de nadruk op de wijze waarop zij bijdragen tot het

competentiegericht opleiden en toetsen In deze verkorte weergave van de resultaten uit het

analyseonderzoek wordt ingegaan op de manier hoe de docenten

1 het competentiebegrip omschrijven

2 de studenten ondersteunen in het ontwikkelen van hun competenties

3 bijdragen aan het competentiegericht toetsen bij de COE

In schema 24 is opgenomen hoe de COE docenten het competentiebegrip omschrijven Het

getal tussen haakjes geeft aan hoeveel docenten een bepaalde omschrijving hebben gegeven

van het begrip competentie

Schema 24 Omschrijving competentiebegrip door COE docenten

Een competentie is een combinatie van vier aspecten Een persoon is competent als die kennis heeft vaardigheden daarin

ontwikkeld gemotiveerd is om die vaardigheden te demonstreren en ook over een aantal kenmerken

beschikt die ondersteunend zijn naar die vaardigheden En als de persoon deze vier aspecten

gecombineerd kan toepassen is hij competent (1)

een vaardigheid om het geleerde zelfstandig in de praktijk uit te kunnen voeren (1)

kennis en vaardigheden (1)

kennis kunde en mogelijkheden (1)

een vaardigheid (6)

kennis kunnen gebruiken in de praktijk (1)

een vaardigheid waarvan je kennis hebt en die je kan gebruiken op het moment dat je het nodig hebt

Deze aangeleerde vaardigheid in combinatie met persoonlijkheid vormt dan een competentie (1)

een vaardigheid kennis en het gedrag van de persoon (1)

Masterthesis 17

Uit schema 24 blijkt dat de COE docenten allemaal het begrip vaardigheid relateren aan een

competentie Hierbij wordt een vaardigheid als synoniem gezien voor een competentie of

gecombineerd met begrippen als kennis mogelijkheden enof persoonskenmerken waarbij de

rol van de praktijk door twee docenten expliciet is genoemd

Tijdens de interviews hebben de docenten eerst aangegeven op welke wijze ze eraan

bijdragen dat de studenten hun competenties ontwikkelen Hierbij is het competentieprofiel

dat is opgenomen in bijlage 1 het uitgangspunt geweest waarbij elke competentie apart is

besproken Vervolgens is het competentieprofiel weer per competentie besproken waarbij de

docenten nu konden aangeven of zij inderdaad deze competentie toetsen en zo ja hoe zij dat

doen Het resultaat hiervan is samengevat weergegeven in schema 25 De cijfers

tussenhaakjes geven aan hoe vaak een bepaald aspect is genoemd

Schema 25 bijdrage COE docenten aan de ontwikkeling en de toetsing van de competenties

Ondersteuning competentieontwikkeling Toetsing van competenties

Schriftelijke opdrachten (133) Schriftelijke opdrachten (111)

Schriftelijk tentamen (1) Zelfevaluatie (8)

Tijdens colleges (19) Peerevaluatie (6)

Mondelinge opdrachten (5) Schriftelijk tentamen (20)

Voorgeschreven instructies (8) Mondelinge opdrachten (19)

Houding student (16) Feedback (9)

Module-inhoud (2) Portfolio (2)

Geen toetsing (43)

Uit schema 25 blijkt dat de docenten met name door middel van opdrachten een bijdrage

leveren aan de ontwikkeling van alle zes categorieeumln van competenties (interpersoonlijk

organisatorisch samenwerken reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) Hierbij wordt

er een onderscheid gemaakt in schriftelijke (verslagen brieven scripties opdrachten en

dergelijke) en mondelinge (presentaties vragenrondes en gesprekken) opdrachten Het

groepswerk is vooral genoemd bij de competenties in het samenwerken De interactie tijdens

de colleges zoals het geven van praktijkvoorbeelden en het bespreken van praktijksituaties

zien de docenten ook als een manier om met name de competenties in het reflecteren en de

beroepsspecifieke competenties van de studenten te ontwikkelen Met de houding van de

student worden aspecten bedoeld als prioriteiten stellen en het houden aan afspraken De

module-inhoud is genoemd bij de modules competent leidinggeven (in relatie tot de

interpersoonlijke competenties) en bestuurlijke informatievoorziening (in relatie tot de

organisatorische competenties aangezien de bestuurlijke processen op voortgang

gecontroleerd dienen te worden)

De docenten toetsen voornamelijk middels schriftelijke opdrachten de competenties Het

schriftelijk tentamen wordt met name gezien als toetsvorm voor de vakspecifieke

competenties Zelfevaluatie is met name bij de interpersoonlijke en de reflectiecompetenties

genoemd terwijl peerevaluatie vooral bij de competenties in het samenwerken is genoemd

Het geven van feedback tijdens de colleges worden bij alle zes competentiecategorieeumln

genoemd als toetsmoment van de competenties Tenslotte kan ook worden gesteld dat bij alle

Masterthesis 18

zes competentiecategorieeumln docenten hebben opgemerkt dat ze wel een bijdrage leveren aan

de ontwikkeling van de competenties van de studenten maar die niet toetsen

Samenvattend kan worden gesteld dat de docenten met name geiumlsoleerde kennis en

vaardigheden toetsen Dit blijkt vooral uit de toetsvormen die zij hanteren waarbij met name

de schriftelijke vaardigheden getoetst worden Ook blijkt dat de docenten zich tijdens de

interviews wel bewust van zijn geworden dat er geen competenties getoetst worden

23 Conclusies analyse onderzoek

Uit het analyseonderzoek met als onderzoeksvraag ldquoIn welke mate sluiten de toetsvormen

van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo kan geconcludeerd

worden dat de toetsvormen van de COE opleiding niet aansluiten op het competentiegerichte

karakter van de opleiding

Ter onderbouwing van deze conclusie kan gesteld worden dat

1 De term assessment centraal staat bij een competentiegerichte opleiding waarmee de

toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden bedoeld wordt (Wouda amp Snoek 2003)

Tijdens het analyseonderzoek is de term assessment noch bij de analyse van het bestaand

materiaal noch bij de interviews met de algemeen directeur de opleidingsmanager en de

docenten genoemd Daarnaast is een met assessment bedoelde praktijk ook niet in andere

bewoordingen genoemd

2 In het verlengde van het bovenstaande kan gesteld worden dat bij de toetsing van

competenties de beroepspraktijk centraal staat Bij de COE wordt alleen bij het verslag

over de werkzaamheden op de werkplek de afstudeerscriptie en de reflectiemodules een

relatie gelegd met de beroepsomgeving

3 Met uitzondering van het portfolio alle toetsvormen die bij de COE gebruikt worden (zie

ook schema 21) gericht zijn op het toetsen van de mate waarin de student geleerd heeft

Bij een competentiegerichte opleiding gaat het echter om assessment tijdens het leren

(ldquoassessment for learningrdquo) en niet om assessment van het leren (ldquoassessement of

learningrdquo) (Lorna 2003) Het portfolio wordt alleen bij de reflectiemodules gebruikt in de

opleiding

4 Uit de analyse van het lesmateriaal is gebleken dat de toetsvormen zijn afgestemd op de

leerdoelen van een specifieke module en niet op de competenties die zijn opgenomen in

het competentieprofiel Roelofs en Visser (2011) geven aan de toetsing binnen

afzonderlijke vakgebieden een indicatie is voor het toetsen van losse elementen (zoals

opgedeelde kennis vaardigheden attitudes) en dat het toetsen van competenties plaats

vindt in specifieke praktijksituaties (bij specifieke competenties) of gevarieerde

taaksituaties (bij algemene competenties)

Masterthesis 19

5 Uit de interviews met de algemeen directeur en de opleidingsmanager is naar voren

gekomen dat de modules van de opleiding zodanig zijn opgezet dat daarmee kennis en

vaardigheden worden aangeleerd en geen competenties worden ontwikkeld Met

uitzondering van de afstudeerscriptie en de reflectiemodules richten alle modules zich op

weten en kunnen Een competentie is echter een integratie van kennis vaardigheden

houdingen en eigenschappen (Smeijsters amp Sporken 2004 Spencer ampSpencer zoals

geciteerd in Zwaal amp Eringa 2006 Taylor 2003 Wouda amp Snoek 2003)

6 Het competentiebegrip als integratief geheel van kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen is niet bekend onder de COE docenten Ook de rol van de beroepspraktijk

die een voorwaarde is voor het ontwikkelen van competenties (Van Merrieumlnboer Van

Der Klink amp Hendriks 2002 Roelofs amp Visser 2011) is niet als indicator gebruikt bij de

COE docenten bij het aangeven van de mate waarin ze een bijdrage leveren aan het

ontwikkelen van de competenties van de studenten

24 Verantwoording interventie voorstel

Uitgaande van de conclusies uit het analyseonderzoek is besloten om de interventie te doen

onder de COE docenten (inclusief de algemeen directeur en de opleidingsmanager) waarbij

gerealiseerd moet worden dat de docenten bekend raken met

1 assessment binnen een competentiegerichte opleiding

2 het portfolio als instrument bij assessment

3 de wijze waarop competenties als integratief geheel van kennis vaardigheden

houding en eigenschappen binnen de beroepspraktijk ontwikkeld dienen te worden

Op basis hiervan is besloten om als interventieonderzoek na te gaan of oefening en training

kunnen bijdragen aan de competenties als assessor van de COE docenten Tijdens dit

interventietraject zullen de docenten dan zelf een portfolio bijhouden waarin zij bewijzen

competent te zijn als assessor op basis van de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor (Oudkerk-Pool 2013a) Ook zullen de docenten als assessor optreden waarbij ze

elkaars portfoliorsquos beoordelen en op basis daarvan een assessmentgesprek voeren

Voor de SOOS betekent dit interventietraject niet alleen dat de docenten bewust zijn

geworden van competentiegericht opleiden en beoordelen maar dat ook zelf ervaren hebben

Daarnaast kan de SOOS deze docenten ook inzetten als assessor bij zowel de COE als de

MeM opleiding

Masterthesis 20

3 Theoretisch kader met conceptueel model

In deze thesis staat het competentiegericht opleiden en beoordelen centraal Het theoretisch

kader vangt dan ook aan met een beschouwing van het competentiebegrip in 31 Bij het

competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment van de studenten centraal

hetgeen besproken wordt in 32 Vervolgens wordt in 33 ingegaan op de rol van het portfolio

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen In paragraaf 34 wordt ingegaan op de rol

van de assessor Het theoretisch kader wordt afgesloten met het conceptueel model en het

globaal interventieonderzoeksvoorstel in 35

31 Het begrip competentie

Er zijn verschillende omschrijvingen van het begrip competentie Een competentie wordt

beschreven als bekwaam handelen dat zichtbaar wordt in gedrag of resultaten van dat gedrag

in beroepsituaties op een bepaald niveau (Geerding amp Jongepier in Smeijsters amp Sporken

2004) Wouda en Snoek (2003) zien een competentie als het vermogen om op basis van

aanwezige kennis vaardigheden en houdingen adequaat te handelen in complexe

beroepssituaties en het vermogen om keuzes en beslissingen die tijdens dat handelen gemaakt

worden te kunnen verantwoorden en er op te kunnen reflecteren Spencer en Spencer (in

Zwaal amp Eringa 2006) zien een competentie als een onderliggend kenmerk van een individu

dat oorzakelijk gekoppeld is aan welomlijnde werkprestaties Uitgaande van deze

verschillende omschrijvingen kan worden afgeleid dat het definieumlren van het begrip

competenties niet eenvoudig is hetgeen ook gesteld wordt door Korthagen (2004) Luken

(2006) Straetmans en Sanders (2001) en Zwaal en Eringa (2006)

Van Merrieumlnboer Van Der Klink en Hendriks (2002) hebben elf definities van het begrip

competentie met elkaar vergeleken en hebben vervolgens op basis van die vergelijking de

volgende zes gemeenschappelijke kenmerken geiumldentificeerd

1 Competenties zijn contextgebonden

2 Competenties zijn een integratie van vaardigheden kennis attituden eigenschappen

en inzichten

3 Competenties zijn veranderlijk in de tijd

4 Competenties zijn verbonden met taken en activiteiten

5 Leer- en ontwikkelingsprocessen zijn voorwaardelijk voor competentieverwerving

6 Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Uitgaande van bovenstaande kenmerken hebben Van Merrieumlnboer et al (2002) drie dimen-

sies afgeleid die gezamenlijk in de definitie van een competentie dienen te zijn opgenomen en

drie dimensies die niet noodzakelijk geacht worden maar wel relevant zijn voor de

onderwijsdoelen Deze dimensies zijn in schema 31 weergegeven

Masterthesis 21

Schema 31 Noodzakelijke en relevante dimensies van het competentiebegrip

Noodzakelijke dimensies Relevante dimensies

1 Specificiteit 4 Handelingsgerichtheid

Het verwerven toepassen en verder

ontwikkelen van competenties vindt

plaats in contexten

Voor de ontwikkeling en toetsing van een compe-

tentie is probleemoplossend handelen voorwaardelijk

waarbij er sprake dient te zijn van situaties die het

mogelijk maken de competentie te ontwikkelen en

deze competentieontwikkeling te demonstreren

2 Integrativiteit 5 Leerbaarheid

Een competentie is een samenhan-

gend geheel van kennis vaardig-

heden houdingen en eigenschappen

Een competentie is niet in eacuteeacuten keer overdraagbaar

maar vergt inspanning en tijd om het te ontwikkelen

3 Duurzaamheid 6 Onderlinge afhankelijkheid

Er is sprake van een zekere

duurzaamheid waarbij de

onderwijsdoelen tamelijk constant

blijven (de invulling daarvan in

leerdoelen verandert wel steeds)

Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Deze relatie kan voorwaardelijk zijn zoals leer-

competenties voorwaardelijk zijn voor andere com-

petenties of relevant zijn voor onderwijsdoeleinden

Op basis van de dimensies Van Merrieumlnboer et al (2002) kan in het kader van dit onderzoek

de volgende omschrijving gegeven worden van het begrip competentie Een competentie is

een samenhangend geheel van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich

met het oog op de toekomstige uit te voeren beroepstaken door middel van concrete

handelingen in de beroepscontext gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere

competenties ontwikkelt

Uit deze paragraaf is gebleken dat de beroepscontext bij het ontwikkelen van de competentie

een belangrijke rol heeft Ook is gebleken dat bij het ontwikkelen van competenties sprake

dient te zijn van integratie van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen die

gedurende een bepaalde periode en in relatie tot elkaar aangeleerd dienen te worden Om dit

te kunnen realiseren is er een bepaalde manier van toetsen nodig Zowel Shepard et al

(2005) Wouda en Snoek (2003) als Alexander (2006) noemen in dit kader assessment als een

manier om competenties bij studenten te beoordelen Hierop wordt in de volgende paragraaf

ingegaan

32 Assessment

Bij het competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment centraal In deze

paragraaf wordt eerst ingegaan op de doeleinden van assessment (321) vervolgens wordt

ingegaan op de momenten waarop een assessment wordt afgenomen (322) gevolgd door de

kwaliteitscriteria waaraan een assessment dient te voldoen (323)

321 Doeleinden van assessment

Lorna (2003) maakt een onderscheid in assessment van (ldquoofrdquo) het leren voor (ldquoforrdquo) het leren

en tijdens (ldquoasrdquo) het leren Bij assessment van het leren wordt getoetst in welke mate de

student heeft geleerd Tentamens examens repetities en dergelijke zijn voorbeelden van deze

Masterthesis 22

wijze van assessment Bij assessment voor het leren wordt tussentijds nagegaan in welke

mate de student de leerdoelen heeft bereikt met als doel alsnog bij te stellen indien nodig Bij

assessment tijdens het leren staat de student centraal De rol van de student is niet alleen

vanwege de bijdrage die geleverd wordt aan het assessment en het leerproces maar meer nog

als de link tussen het assessment en het leerproces De student kan namelijk uitgaande van

zijn eigen beginsituatie zijn eigen leerproces monitoren

Op basis van de mate waarin de drie vormen van assessment plaatsvinden kan dan een

onderscheid gemaakt worden in een meer traditionele toetssituatie en de competentiegerichte

Bij de meer traditionele toetssituatie staat assessment van het leren centraal (zie linker pira-

mide in figuur 31) terwijl de focus bij competentiegericht opleiden zou moeten schuiven

naar assessment tijdens het leren (zie rechter piramide in figuur 31)

Figuur 31 Traditionele assessment piramide vs competentiegerichte assessmentpiramide

(aangepast van Lorna 2003)

Shepard et al (2005) maken een onderscheid in formatieve en summatieve assessment

waarbij formatieve assessment plaatsvindt tijdens het leerproces met als doel om het

onderwijzen of het leren te verbeteren en summatieve assessment plaatsvindt aan het eind van

het leerproces met als doel om de mate waarin de student geleerd heeft te beoordelen

Soortgelijke indeling in formatief en summatief wordt ook gemaakt door Alexander (2006)

waarbij formatief als doel heeft om het leerproces te monitoren zodat er eventueel bijstelling

kan plaatsvinden en summatief als doel heeft het beoordelen van het geleerde Deze indeling

in formatieve en summatieve assessment is vergelijkbaar met de eerder beschreven vormen

van assessment van Lorna (2003) waarbij formatieve assessment overeenkomt met

assessment voor en tijdens het leren en summatieve assessment met assessment van het leren

322 Beoordelingsmomenten

De toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden wordt assessment genoemd (Wouda amp Snoek

2003) Assessments kunnen op verschillende momenten in de opleiding plaatsvinden Een

intake-assessment bepaalt of de student voldoet aan de bekwaamheid die nodig is om

toegelaten te worden tot een bepaalde opleiding In een eindassessment wordt bepaald of de

student voldoet aan de startbekwaamheidseisen Naast de intake- en eindassessment zijn er

ook tussenassessments mogelijk om te bepalen of een student door kan gaan naar een

volgende fase van de opleiding Voor de hand liggende momenten voor tussenassessments

zijn de overgang van jaar 1 naar jaar 2 de afsluiting van de propedeusefase en de overgang

van jaar 3 naar jaar 4 naar de afstudeerfase (Wouda amp Snoek 2003)

Masterthesis 23

323 Kwaliteitscriteria voor assessments

Van Petegem en Vanhoof (2002) onderscheiden de kwaliteitscriteria bij assessments in

doelmatigheids- en billijkheidseisen Een assessment is doelmatig als het geschikt is voor het

doel waarvoor het is gemaakt en het is billijk als elke deelnemer aan het assessment dezelfde

behandeling krijgt

1 Doelmatigheid

Een doelmatig assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Validiteit

Een assessment is valide als het inderdaad datgene meet dat het zou moeten meten Dit

kan bereikt worden door het assessment in een zo authentiek mogelijke context te laten

plaatsvinden waarbij de verschillende doelen in het assessment verwerkt dienen te zijn

b Betrouwbaarheid

Een assessment is betrouwbaar als bij herhaling onder dezelfde condities dezelfde

resultaten weer worden gevonden Dit kan bereikt worden door de opdracht eenduidig te

formuleren en voldoende aspecten in de opdracht te verwerken dat het een goede

afspiegeling is van de leerinhoud Ook is het belangrijk dat verschillende beoordelaars op

een objectieve manier het assessment beoordelen

c Efficieumlntie

Bij efficieumlntie gaat het om een aantal praktische zaken zoals tijds- en kosteninvestering

2 Billijkheid

Een billijk assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Objectiviteit

Een assessment is objectief als elke student een gelijke kans heeft om hun prestaties te

demonstreren zonder dat niet relevante individuele kenmerken van zullen zijn op de

beoordeling Elke student krijgt dus dezelfde kans

b Doorzichtigheid

Een assessment is doorzichtig als elke student alle informatie krijgt die nodig is om te

zorgen voor een optimale voorbereiding en adequate uitvoering van de opdracht

c Normering

De eis van normering benadrukt dat men de beslissingen die genomen worden op basis

van het assessment inhoudelijk moet kunnen rechtvaardigen Hiertoe dragen vooral

beoordelingscriteria bij

Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat een assessment valide en betrouwbaar moet zijn

dat de opzet en uitslag door de betrokkenen geaccepteerd moeten worden en dat het

assessment uitvoerbaar zijn Op deze vier kwaliteitscriteria wordt hieronder ingegaan

1 Validiteit

Een valide assessment meet daadwerkelijk datgene dat gemeten moet worden Bij

competentiegerichte beoordeling gaat het dus om het lsquometenrsquo van competentie effectief

Masterthesis 24

gedrag kunnen tonen in (complexe) beroepssituaties Omdat het om verschillende

competenties gaat zal een valide assessment ook bestaan uit een mix van

assessmentonderdelen waarbij alle te beoordelen competenties bij voorkeur bij twee

instrumenten aan de orde komen

2 Betrouwbaarheid

Een betrouwbaar assessment geeft de zekerheid dat iemand die door het assessment heen

komt inderdaad competent is De uitslag van het assessment is niet afhankelijk van

toevallige factoren zoals de persoon van de assessor Betrouwbaarheid is het beste te

realiseren aan de hand van heldere en eenduidige beoordelingscriteria Bij een assessment

gaat het echter om de vraag of de student in onverwachte complexe situaties effectief kan

handelen waardoor het werken met eenduidige criteria wordt bemoeilijkt Het gaat

immers om een interpretatie van de context en van de betekenis die in die context

gegeven wordt aan lsquoeffectief handelenrsquo De betrouwbaarheid kan bij een assessment

worden gerealiseerd door met meerdere (getrainde) assessoren te werken Hierdoor

ontstaat een zekere mate van intersubjectiviteit waardoor het oordeel niet alleen is

gebaseerd op een individuele mening Ook kunnen hierdoor verschillende perspectieven

in het beoordelingsproces worden meegenomen aangezien de verschillende assessoren

elk hun eigen expertisegebied kunnen hebben

3 Acceptatie

Een acceptabel assessment houdt in dat alle betrokkenen het assessment waardevol en

rechtvaardig vinden Voor de student is het van belang dat die het juiste beeld van

zichzelf kan laten zien door zelf te kunnen bepalen welke producten en bewijsmaterialen

tijdens het assessment worden ingebracht

4 Uitvoerbaarheid

Een assessment moet uitvoerbaar zijn waarbij de vraag hoe de relatie van het assessment

is met andere beoordelingsmomenten en ndashinstrumenten belangrijk is Bij het introduceren

van assessments dient nagegaan te worden op welke wijze en in welke mate assessments

de traditionele vormen van toetsing kunnen vervangen of daarmee kunnen worden

geiumlntegreerd Het traditionele curriculum is opgebouwd uit een groot aantal modulen die

afzonderlijk afgerond worden met tentamens opdrachten en dergelijke

Uit de kwaliteitseisen zoals beschreven door Van Petegem en Vanhoof (2002) enerzijds en

Wouda en Snoek (2003) anderzijds kan afgeleid worden dat het assessment

1 doelgericht dient te zijn en plaats dient te vinden in authentieke situaties hetgeen voor

de validiteit belangrijk is

2 beoordeelt dient te worden door meerdere beoordelaars hetgeen vooral bijdraagt aan

de betrouwbaarheid

3 beoordeelt dient te worden aan de hand van beoordelingscriteria hetgeen vooral

bijdraagt aan de betrouwbaarheid doorzichtigheid en normering

4 de student de gelegenheid dient te geven om het juiste beeld van zichzelf te laten zien

hetgeen bijdraagt aan de acceptatieobjectiviteit

Masterthesis 25

Een portfolio is bij uitstek geschikt om het assessment doelgericht te laten plaatsvinden en in

authentieke situaties te beoordelen Ook krijgt de student middels een portfolio de

gelegenheid om het juiste beeld van zichzelf te laten zien Hetgeen hier gesteld is wordt

onderbouwd in de volgende paragraaf (33) Ook zal in de volgende paragraaf worden

ingegaan op de beoordeling van het portfolio aan de hand van beoordelingscriteria

Ten aanzien van de kwaliteitseis met betrekking tot de efficieumlntie geeft Alexander (2005) aan

dat het gebruik van portfoliorsquos tijdconsumerend is Dit kan worden opvangen door zo

georganiseerd mogelijk te werken Dit geldt zowel voor de leraar als de student Daarnaast

kunnen het vooraf aan de studenten geven van de beoordelingscriteria en voorbeelden van

goede portfoliorsquos er ook toe bijdragen dat er tijd bespaard kan worden

33 Het portfolio

Het begrip portfolio is afkomstig uit de wereld van kunst en architectuur waar men afbeel-

dingen recensies krantenknipsels en dergelijke over het eigen werk in mappen (portfoliorsquos)

verzamelt (Driessen amp Van Tartwijk 2006) Een portfolio wordt in het onderwijs gezien als

een doelgerichte verzameling van geleverd werk door een student op basis waarvan bepaalde

kennis vaardigheden en lsquoabilitiesrsquo aangetoond worden (Arter amp Spandel Baker amp OrsquoNeil

zoals geciteerd in Alexander 2005) Het expliciet noemen van de combinatie kennis

vaardigheden en mogelijkheden geeft aan dat het portfolio bij uitstek geschikt is voor een

competentiegerichte opleiding Alexander (2005) noemt in dit kader ook een groeiportfolio

waaruit de ontwikkeling van de studenten gedurende een bepaalde periode blijkt

Ook Van Petegem en Vanhoof (2002) geven aan dat het gebruik van een portfolio inhoudt dat

de student in een verzamelmap informatie over zijn persoonlijke prestaties en ervaringen

aanlegt die een beeld schept over zijn mogelijkheden en groei Verder stellen zij dat het

belangrijk is dat de student zelf een selectie maakt uit de producten die hij in een bepaalde

periode gecreeumlerd heeft en die selectie verantwoord Uit het portfolio dient de student ook een

systematische reflectie te laten zien op het eigen leerproces

Waar Van Petegem en Vanhoof (2003) stellen dat de student zelf een selectie dient te maken

uit de producten geeft Alexander (2005) ook de rol van hun leraar hierbij aan Volgens

Alexander zijn de studenten wel vrij om hun producten die ze in hun portfolio doen zelf uit

te kiezen maar zij zullen samen met hun leraar nagaan als die producten overeenkomen met

de doelstellingen van het assessment

Naast de producten en zelfreflecties die Van Petegem en Vanhoof (2003) noemen geven

Wouda en Snoek (2003) ook video-opnames van concrete situaties waarmee de student zijn

gedrag in kenmerkende beroepssituaties toont voorbeelden van vakinhoudelijke deskun-

digheid oordelen van anderen (bijvoorbeeld in de vorm van 360ordm feedback van begeleiders

op de werkplek of de opleiding opdrachtgevers collegarsquos en medestudenten) als mogelijke

Masterthesis 26

bewijsstukken Uit deze omschrijving van Wouda en Snoek blijkt ook weer de geschiktheid

van het gebruik van een portfolio voor een competentiegerichte opleiding aangezien de

beroepssituatie centraal staat

De bewijzen die in het portfolio opgenomen worden dienen te voldoen aan de volgende eisen

(Joosten-ten Brinke et al 2009)

authentiek het moet duidelijk zijn dat het bewijs door de kandidaat is gemaakt of

betrekking heeft op de kandidaat

relevant het bewijs moet gerelateerd zijn aan de competentie die beoordeeld wordt

voldoende niveau het bewijs dient aan te tonen dat het verwacht competentieniveau

inderdaad is bereikt

actueel het bewijs dient nog steeds actualiteitswaarde te hebben

kwantitatief het bewijs moet van voldoende volume zijn onderbouwd met voldoende

ervaring(stijd)

gevarieerd de bewijzen dienen veelzijdig te zijn

Wouda en Snoek (2003) geven aan dat studenten in het portfolio een verbinding dienen te

maken tussen de in het portfolio opgenomen bewijzen en de competentie die ze daarmee

willen aantonen Hierbij kunnen de studenten uitgaan van een (specifiek) bewijs naar de

(abstracte) competentie of van de meer (abstracte) competentie naar een (specifiek) bewijs

Beide mogelijkheden worden in onderstaande figuur geiumlllustreerd

Figuur 32 Portfolio-begeleidingsmodel (aangepast van Wouda amp Snoek 2003 p 33)

Een student die uitgaat van een specifiek bewijs (de linkercirkel) gebruikt het portfolio als

instrument om te abstraheren naar het niveau van competentie (de rechtercirkel) en te ver-

algemeniseren naar situaties waarin die competentie kan worden ingezet (de middencirkel)

Deze studenten komen meestal niet verder dan het beschrijven van concrete situaties die zij

hebben meegemaakt waardoor het portfolio hen moet helpen om te kunnen achterhalen

welke competentie aan die situatie gerelateerd is zodat zij die kunnen benoemen Een student

die uitgaat van de abstracte competentie (de rechtercirkel) gebruikt het portfolio als

bewijs

Masterthesis 27

instrument om te concretiseren door het beschrijven van concrete situaties (de middencirkel)

en daar geschikt bewijsmateriaal (de linkercirkel) bij te zoeken Deze studenten kunnen juist

goed algemene zaken over zich zelf te herkennen en te benoemen vandaar dat zij uitgaan van

de algemene competentie Het portfolio helpt hen dan om de leeractiviteiten die zij uitvoeren

in een concrete situatie te beschrijven en daar geschikt bewijsmateriaal voor te zoeken

Driesen en Tartwijk (2006) verklaren de hierboven beschreven ondersteuning die het

portfolio geeft doordat de student in een portfolio systematisch beschrijft en zichtbaar maakt

op welke wijze taken werden gepland uitgevoerd en geeumlvalueerd Dit doet de student vooral

door te reflecteren op het eigen leren en dat van anderen Ook Lorna (2003) geeft aan dat een

effectieve assessment van studenten eist dat zij zichzelf reflectieve vragen stellen en zelf

leerstrategieeumln gebruiken om zich verder te ontwikkelen waarbij zij hun leervorderingen zelf

bijhouden in een portfolio Bij het reflecteren kan de student het spiraalmodel gebruiken dat

is weergegeven in figuur 33

Figuur 33 Spiraalmodel van reflectie (Korthagen 2002 p2)

Wanneer een student een portfolio samenstelt zal die systematisch terugblikken op het eigen

handelen (fase 2) Hierbij wordt dat handelen geeumlvalueerd en geanalyseerd waardoor de

student zich bewust wordt van essentieumlle aspecten die zich tijdens dat handelen hebben

voorgedaan (fase 3) Dit geeft vervolgens inzicht in de mate waarin de student al over de

gevraagde competenties beschikt Ook biedt dit handvatten voor het ontwikkelen van

alternatieven (fase 4) Doordat het portfolio inzichtelijk maakt hoe bepaalde taken werden

uitgevoerd zal de student worden gestimuleerd om de uitvoering van deze taken ook

daadwerkelijk ter hand te nemen (fase 5 en 1) waarop wederom teruggeblikt zal worden en

de reflectiecyclus verder vervolgd kan worden (Driesen amp Tartwijk 2006)

Studenten dienen feedback te krijgen waarbij gebruik kan worden gemaakt van self-

assessment (de student beoordeelt zichzelf) en peer-assessment (medestudenten beoordelen

elkaar) (Wouda amp Snoek 2003) Bij het geven van feedback is het belangrijk dat gepraat

wordt vanuit de ik-vorm concrete gedragsvoorbeelden worden gegeven de positieve en de

verbeterpunten worden weergegeven en dat gevraagd wordt als de geleverde kritiek

herkenbaar is

Masterthesis 28

34 Assessment beoordeling

Sheperd et al (2005) stellen dat bij een assessment het belangrijk is om vast te stellen wat de

student aan het eind moet kunnen en op welke wijze dat gerealiseerd kan worden Verder

stellen zij ook dat dit vereist dat er heldere beoordelingscriteria vastgesteld dienen te worden

waardoor het mogelijk wordt dat zowel de beoordelaar als de student kunnen vaststellen als

een bepaald concept is begrepen Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat het bij de

beoordeling van competenties gaat om het beoordelen van de mate waarin de student in staat

is om zijn gedrag en handelen te verantwoorden en er op te reflecteren Om dit te kunnen

realiseren dienen assessments aan de hand van heldere criteria te geschieden die

geformuleerd zijn in de vorm van (waarneembare) gedragsindicatoren voor het handelen in

praktijksituaties

Alexander (2005) geeft aan dat een lsquorubricrsquo hierna te noemen rubriek gebruikt kan worden

om de beoordelingscriteria te specificeren waarbij een onderscheid wordt gemaakt in een

analytische en een holistische rubriek In een analytische rubriek worden eerst de

beoordelingscriteria gespecificeerd waarna vervolgens per criterium een afzonderlijke score

wordt toegekend voor de mate waarin aan dat criterium is voldaan Op basis van deze

afzonderlijke scores kan er tenslotte een overall score worden vastgesteld Een holistische

rubriek bekijkt de verschillende criteria gezamenlijk waardoor elke gegeven score meerdere

factoren omvat

Van Petegem en Vanhoof (2002) maken een onderscheid in criteria standaarden en

rubrieken Criteria zijn de voorwaarden waaraan de studentenprestaties dienen te voldoen om

als succesvol bestempeld te kunnen worden (Wiggings in Van Petegem en Vanhoof 2002)

Een standaard wordt geconcretiseerd aan de hand van criteria waarbij wordt aangegeven

welke criteria van belang zijn bij het beoordelen van studentenprestaties Deze criteria

moeten dan zodanig uitgewerkt worden dat het mogelijk wordt om een geobserveerd gedrag

in een prestatieniveau onder te brengen Een standaard geeft dus in principe aan hoe goed een

prestatie moet zijn om een bepaalde beoordeling te verdienen Wiggens (in Van Petegem en

Vanhoof 2002) omschrijft een rubriek als een geschreven geheel van richtlijnen dat het

mogelijk maakt om studentenprestaties van verschillende kwaliteiten te onderscheiden In een

rubriek wordt dus hetgeen waarnaar men moet kijken bij elk kwaliteitsniveau beschreven

Zowel uit Alexander (2005) als uit Van Petegem en Vanhoof (2002) blijkt dus dat voor het

beoordelen van portfoliorsquos een rubriek ontwikkeld dient te worden met daarin beschreven

criteria en standaarden Van Petegem en Vanhoof geven net als Alexander ook aan dat deze

rubriek analytisch of holistisch kan zijn

Uit hetgeen in de voorgaande paragrafen is beschreven kan worden afgeleid dat van

docenten in een competentiegerichte opleiding en met name van docenten die belast zijn met

het afnemen van assessments van de studenten bepaalde kwaliteiten worden verwacht

hierop wordt in de volgende paragraaf ingegaan

Masterthesis 29

35 De assessor

Degene die een assessment afneemt wordt een assessor genoemd In deze paragraaf wordt

ingegaan op de gedragsindicatoren die een assessor dient te demonstreren (351) en de

methodieken die daarbij gebruikt kunnen worden (352)

351 Gedragsindicatoren van een assessor

Van Dinther (2009) geeft aan dat binnen het competentiegericht hoger beroepsonderwijs een

assessor op basis van zijn oordeel onderbouwde uitspraken doet over het niveau van

competentieontwikkeling van een student Uitgaande hiervan dient een assessor behalve over

inhoudelijke kennis ook over de competenties analyseren beoordelen en communiceren te

beschikken Deze zijn uitgewerkt in schema 32

Schema 32 Competenties en gedragsindicatoren van een assessor

Competenties Gedragsindicatoren

Analyseren 1 Informatie structureren en hoofd- en bijzaken scheiden

2 Verbanden leggen tussen verschillende soorten informatie

3 Gebruiken van meerdere informatiebronnen en deze op waarde inschatten

Beoordelen 4 Zich een mening vormen door het afwegen van gegevens

5 Relateren van informatie en bewijzen aan de competentie(criteria)

6 Betrekken van verschillende alternatieven bij de oordeelsvorming

7 Rekening houden met onzekere of tegenstrijdige informatie

8 Het oordeel onderbouwen

Communiceren 9 Op het juiste moment toepassen van vraag- en gesprekstechnieken in het

gesprek met de student

10 Betrekken van de medeassessor in de beeld- en oordeelsvorming

11 Het eindoordeel op een overtuigende en constructieve manier overbrengen

12 Ontwikkelingsgerichte feedback geven

13 Het schrijven van een heldere gestructureerde rapportage

(Van Dinther 2009)

Geheel overeenkomstig Van Dinther (2009) geven Van Berkel Van Dinther Oudkerk Pool

en Speetjes (2008) ook aan dat een assessor over de competenties analyseren communiceren

en beoordelen dient te beschikken waarbij de gedragsindicatoren betrekking hebben op de

gehanteerde structuur in het gesprek de gehanteerde vraag- en gesprekstechnieken de

beoordeling van de relevantie van de aangeleverde bewijzen de wijze waarop feedback

wordt gegeven en de wijze waarop het oordeel wordt onderbouwd en doorgegeven aan de

student

Van Berkel et al (2008) stellen verder dat een assessor als kerntaak heeft het vaststellen van

het competentieniveau van de student met als deeltaken

1 Beoordelen van een portfolio enof performance

2 Voeren van een criterium gericht interview

3 Komen tot een onderbouwd eindoordeel

4 Vastleggen van het onderbouwd eindoordeel in een rapportage

Masterthesis 30

5 Geven van ontwikkelingsgerichte feedback

Deze deeltaken worden ook genoemd door Oudkerk Pool (2013) die aangeeft dat een asses-

sor eerst beoordeelt of een portfolio van een kandidaat voldoet om het assessmentgesprek in

te kunnen gaan Naar aanleiding van de portfoliobeoordeling voert de assessor een criterium-

gericht interview om het competentieniveau van de student te bepalen en daarbij indien

nodig ontwikkelingsgerichte feedback geeft Tenslotte legt de assessor de bevindingen en het

eindoordeel vast op daarvoor bestemde formulieren ten behoeve van de eindrapportage

Op de methodieken die de assessor kan gebruiken bij de uitvoering van deze taken wordt in

de volgende subparagraaf ingegaan

352 Methodieken

In paragraaf 331 is ten aanzien van de portfoliobeoordeling al aangegeven dat rekening

gehouden dient te worden met specifieke criteria (variatie relevant actueel authentiek en

kwantiteit) en dat er een relatie dient te zijn tussen de geleverde bewijzen en de competenties

die daarmee aangetoond worden in specifieke beroepssituaties Het geven van ontwikkelings-

gerichte feedback kan vergeleken worden met de in paragraaf 321 beschreven formatieve

assessment Uitgaande hiervan zal in deze subparagraaf alleen nog ingegaan worden op de

gesprekstechnieken die de assessor kan gebruiken bij het criteriumgerichte interview

Een assessor neemt tijdens het assessment een criteriumgericht interview af waarbij

onduidelijkheden met betrekking tot de in het portfolio opgenomen bewijsvoering verder

worden onderzocht en vragen die voortkomen uit de bestudering van het portfolio worden

gesteld Hierbij kan de assessor gebruik maken van de START-methodiek de LSD en

TURBO-vragen (Oudkerk Pool 2013)

De START-methodiek

Start staat voor situatie taak actie resultaat en transfer Hierbij wordt begonnen met een

startvraag waarbij de student een situatie dient te beschrijven (situatie) Vervolgens dient

de student aan te geven wat de opdracht was of hetgeen verwacht werd (taak) vervolgens

dient de student te verwoorden wat hij precies gedaan heeft of hetgeen gebeurd is (actie)

daarna dient de student aan te geven wat het effect was of hoe het is afgelopen (resultaat)

en tenslotte dient de student dan aan te geven hoe het een ander keer aanpakt zou kunnen

worden (transfer) (Oudkerk Pool 2013)

Hierop aanvullend geven Joosten-ten Brinke et al (2009) aan dat tijdens het

criteriumgerichte interview de STARRT methodiek gebruikt kan worden waarbij wordt

nagegaan in welke situatie de student aan een competentie gewerkt heeft welke taken

daarbij zijn uitgevoerd welke acties daaruit gevolgd zijn en met welk resultaat Deze

fasen komen dus overeen met hetgeen beschreven is door Oudkerk Pool (2013) De

transferfase zoals Oudkerk Pool die beschrijft is bij de STARRT gesplitst in reflectie en

transfer waarbij de student eerst dient terug te blikken op de beschreven situatie alvorens

die te vertalen naar een nieuwe situatie

Masterthesis 31

De LSD-methodiek

LSD staat voor luisteren samenvatten en doorvragen toe Als de assessor naast het

luisteren ook het gesprek samenvat geeft het een bepaalde structuur aan het gesprek en

geeft het de student een beeld of de assessor hetgeen hij gezegd heeft juist gehoord heeft

(Oudkerk Pool 2013)

TURBO-vragen

TURBO-vragen kunnen worden toegepast als er nog weinig tijd over is en er toch nog

wat informatie verkregen moet worden van de student De vragen kunnen dan betrekking

hebben op een vergelijking een rangorde een mening van anderen of een verdieping van

de situatie (Oudkerk Pool 2013)

36 Conceptueel model en interventieonderzoeksvoorstel

In de vorige paragrafen is ingegaan op het begrip competentie de rol van het assessment in

een competentiegerichte opleiding het portfolio de assessmentbeoordeling en de assessor

Uit dit beschreven theoretisch kader is een conceptueel model afgeleid (361) waarna

vervolgens uitgaande hiervan een interventieonderzoeksvoorstel is geformuleerd (362)

361 Verantwoording conceptueel model

Uitgaande van de centrale probleemstelling ldquoin welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo is in de voorgaande

paragrafen gebleken dat bij het competentiegericht opleiden en beoordelen het begrip

assessment centraal staat Dit assessment dient op verschillende momenten te gebeuren en

aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen Vandaar dat de in paragraaf 322 besproken

beoordelingsmomenten (tussen- en eindassessment) en de in paragraaf 323 besproken

kwaliteitseisen in het conceptueel model bij het centrale begrip assessment geplaatst worden

Uit paragraaf 33 is gebleken dat het portfolio bij het assessment gebruikt wordt om vast te

stellen als de student daadwerkelijk over de vereiste competenties beschikt waardoor het

portfolio ook bij het centrale begrip assessment geplaatst wordt

Het tweede centrale begrip is de assessor aangezien die het assessment afneemt De assessor

dient te voldoen aan bepaalde gedragsindicatoren en heeft verschillende methodieken die

gebruikt kunnen worden tijdens het assessment Deze gedragsindicatoren en methodieken

worden als bijbehorende begrippen geplaatst bij het centrale begrip assessor

Een assessment dient afgenomen te worden op basis van heldere criteria waaruit duidelijk

blijkt aan welke voorwaarden de student dient te voldoen Geheel conform de omschrijving

van het begrip assessment dient het gedrag dat bij de student geobserveerd wordt gerelateerd

te zijn aan de toekomstige beroepssituatie van de student Uitgaande hiervan wordt het begrip

criteria als derde centrale begrip opgenomen in het conceptueel model

Masterthesis 32

Samenvattend kan aan de hand van de bovenstaande gesteld worden dat voor het

competentiegericht opleiden en beoordelen er assessoren dienen te zijn die aan de hand van

criteria assessments van de studenten afnemen Dit is weergegeven in het conceptueel model

in figuur 34

Figuur 34 Conceptueel model

362 Interventieonderzoeksvoorstel

Uitgaande van het in figuur 34 weergegeven conceptueel model zijn als

interventieonderzoek docenten van de SOOS getraind tot assessor waarbij van bestaande

studentenportfoliorsquos gebruik is gemaakt Naast deze training is er ook een workshop

gehouden met als doel om het bestaand competentieprofiel van de COE te splitsen naar het

vereist bekwaamheidsniveau aan het eind van de propedeusefase de hoofdfase en de

afstudeerfase (startbekwaam) Indien de docenten getraind zijn tot assessor kunnen deze

assessoren ingezet worden bij het competentiegericht opleiden en beoordelen door aan het

eind van de propedeusefase de hoofdfase en de opleiding op basis van het portfolio van de

studenten een assessment af te nemen

Assessment

bull Beoordelingsmomenten

bull Kwaliteitseisen

bull Portfolio

Competentiegericht opleiden en beoordelen

Assessor

bull Gedragsindicatoren

bull methodieken

Criteria

bull Helder

bull Relatie met de beroepspraktijk

Masterthesis 33

4 Interventie

In dit hoofdstuk wordt de uitgevoerde interventie beschreven Deze interventie dient ter

oplossing van het probleem dat in het analyseonderzoek is gebleken namelijk dat bij de COE

opleiding er geen sprake is van competentiegericht opleiden en beoordelen maar van het

toetsen van kennis en vaardigheden (zie ook hoofdstuk 2) In 41 wordt de interventie globaal

beschreven vervolgens wordt in 42 middels een blokjesschema de relatie tussen het ontwerp

en het beoogde effect weergegeven waarna in 43 het ontwerp gedetailleerd wordt

beschreven Tenslotte wordt het programma van eisen van het ontwerp in 44 beschreven

41 Globaal ontwerp

Het globaal ontwerp bestaat uit drie onderdelen

1 Het eerste onderdeel betreft het informeren van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen Hiervoor is er een reader samengesteld

waarin theorie over het competentiegericht opleiden en beoordelen is verwerkt en is er

een informatiebijeenkomst gehouden met de docenten

2 Het tweede onderdeel is de assessorentraining bestaande uit drie bijeenkomsten

Tijdens de eerste bijeenkomst hebben de docenten aan de hand van studentenmate-

riaal geoefend in het voeren van het assessmentgesprekken Tijdens de tweede

bijeenkomst hebben de docenten wederom aan de hand van studentenmateriaal

geoefend in het beoordelen van studentenportfoliorsquos Tussen de tweede en de derde

bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend waarbij de gedragsindicatoren

van een getrainde assessor als uitgangspunt zijn gebruikt Gedurende deze periode

hebben zij op hun beurt tevens een portfolio bijgehouden waarin zij bewijzen hebben

aangeleverd waarmee zij hebben aangetoond in welke mate zij aan de acht

gedragsindicatoren van een getrainde assessor voldoen Tijdens de derde bijeenkomst

hebben de docenten van elkaar een assessment afgenomen op basis van het

ingeleverde portfolio Op basis van deze assessments is dan een uitspraak gedaan als

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de

assessorencompetenties van de docenten De docenten die deze training hebben

doorlopen hebben een certificaat ontvangen dat is uitgegeven door de SOOS

3 Het derde onderdeel is een workshop met als doel om de gedragsindicatoren in het

huidig competentieprofiel van de COE te splitsen naar tussen- en eindniveaus waarbij

tevens rekening mee wordt gehouden dat deze gedragsindicatoren helder zijn gefor-

muleerd en gerelateerd zijn aan de beroepsomgeving van de afgestudeerde student

42 Blokjeschema

De onderzoeksvraag waarmee aangetoond wordt dat het ontwerp inderdaad leidt tot

verbetering luidt als volgt kan gerichte training en oefening bijdragen aan de competenties

als assessor van de docenten van de SOOS

Masterthesis 34

Schema 41 Blokjesschema

Uitgaande van het in figuur 41 weergegeven blokjesschema wordt het ontwerp in de

volgende paragraaf gedetailleerd beschreven

43 Gedetailleerd ontwerp

Het ontwerp omvat de volgende aspecten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

(431)

2 Een assessorentraining voor de docenten (432)

3 Gerichte oefening van de docenten onderling (433)

4 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments (434)

431 Het informeren van docenten

Om de docenten te informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen is er een

gelijknamige reader opgesteld voor alle COE docenten De inhoudsopgave van deze reader is

opgenomen in bijlage 6 Ook is er een informatiebijeenkomst geweest waarvan de doelen

zijn opgenomen in schema 41

Schema 41 Doelen informatiebijeenkomst

Doelen presentatie

1 Nagaan wat docenten weten over competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Docenten informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen

3 Docenten informeren over de resultaten van een analyse van de huidige toetsing binnen de COE

4 Docenten enthousiast maken om een bijdrage te leveren aan een voorstel over de wijze waarop

wij competentiegericht kunnen opleiden en beoordelen bij de SOOS

432 Assessorentraining

Voor de assessorentraining is het trainingmateriaal assessoren ldquoVerkrijg alle beschikbare

informatie en maak de juiste beoordelingrdquo van Oudkerk-Pool gebruikt De handleiding is in

extenso gebruikt terwijl de powerpointslides deels zijn aangepast met als doel om de inhoud

Leidt tot Het ontwerp namelijk

een reader over competentiegericht

opleiden en beoordelen

een assessorentraining voor de

docenten

gerichte training en oefening van de

docenten in het aanleren van de

competenties van een assessor

een workshop voor docenten om het

huidig competentieprofiel van de

COE aan te passen

Het beoogde effect namelijk

toename van kennis in brede zin over het

competentiegericht opleiden en

beoordelen

verbetering van de competenties van een

assessor bij de docenten

aanpassing van het competentieprofiel

van de COE op basis waarvan er tussen-

en eindassessments van de studenten

kunnen worden afgenomen

Masterthesis 35

van de slides te laten aansluiten bij de praktijksituatie van de SOOS Tijdens deze training

zijn de gedragsindicatoren van een getrainde assessor als uitgangspunt gebruikt Deze

gedragsindicatoren zijn weergegeven in schema 42

Schema 42 gedragsindicatoren getrainde assessor

Gedragsindicatoren getrainde assessor

1 Brengt structuur aan in het assessmentgesprek

2 Creeumlert een sfeer waarin de kandidaat volledig tot zijn recht kan komen

3 Past verschillende vraag- en gesprekstechnieken op het juiste moment toe

4 Relateert ervaringen werkwijze en bewijzen die de kandidaat inbrengt aan relevante

competentiecriteria

5 Herkent producten als bruikbaar bewijs

6 Komt tot een onderbouwd eindoordeel en brengt dit op overtuigende en constructieve wijze over

7 Geeft ontwikkelingsgerichte feedback

8 Legt het oordeel op toegankelijke wijze vast in een rapportage

9 Gaat adequaat en klantgericht om met eventuele bezwaren tegen het eindoordeel

Uitgaande van de gedragsindicatoren die zijn weergegeven in schema 42 is de

assessorentraining erop gericht om docenten te trainen in

a het afnemen van een criteriumgericht interview

b het beoordelen van portfoliorsquos

Bijeenkomst 1

Tijdens de eerste bijeenkomst die erop gericht is om docenten te trainen in het afnemen van

een criteriumgericht interview hebben de docenten met studentenmateriaal geoefend Voor

het oefenen zijn er groepen van vier gevormd bestaande uit

Twee docenten die de rol van assessorenkoppel hebben

Een docent die de rol van student heeft

Een docent die de rol van begeleider heeft

Een docent die de rol van observator heeft

Tijdens deze bijeenkomst is er geoefend in het criteriumgericht interview waarbij de

instructies voor de voorbereiding van het gesprek zijn opgenomen in schema 43

Schema 43 instructies ter voorbereiding van de oefening gesprekstechnieken

Assessorenkoppel Kandidaat en begeleider Observator

Welke onderdelen van het

portfolio willen we aan de orde

stellen tijdens het gesprek

Welke vragen stellen we

hierbij (STARTTurbo)

Hoe stellen we de kandidaat op

zijn haar gemak

Hoe verdelen we de taken

(vragen stellen aantekeningen

maken)

Welke onderdelen van

het portfolio roepen

vragen op

Kan ik situaties

beschrijven om

startcompetenties te

bewijzen (START)

Krijgt kandidaat voldoende

gelegenheid om competenties te

etaleren

Gaan de assessoren minstens eacuteeacuten

keer uit het START-principe

(concreet uitvragen) LSD Turbo-

principe

Hebben de assessoren een beter

beeld gekregen van de compe-

tenties als gevolg van het gesprek

Masterthesis 36

Bijeenkomst 2

Tijdens de tweede bijeenkomst die erop gericht is om de docenten te trainen in het

beoordelen van portfoliorsquos zijn concrete studentenportfoliorsquos beoordeeld De opdracht is

opgenomen in schema 44

Schema 44 Instructies opdracht portfoliobeoordeling

Oefening portfoliobeoordeling

1 Elke groep beoordeelt twee competenties uit het portfolio (interpersoonlijk organisatorisch of

samenwerken) en vult het oordeel in op het beoordelingsformulier (40 minuten)

2 Zelf- en peerevaluatie (zie observatieformulier)

Doe een zelfevaluatie van de wakkermethodiek (ad 1)

Geef feedback aan ldquostudentrdquo peergroep observeert (ad 5)

Peerevaluatie van de beoordeling (ad 2 tm 4)

433 Gerichte oefening van de docenten onderling

Tussen de tweede en de derde bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend in het

aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde assessor waarbij bewijzen zijn

verzameld die de mate waarin zij de gedragsindicatoren van een getrainde assessor hebben

kunnen aanleren aantonen Het resultaat van de opdracht is opgenomen in een portfolio op

basis waarvan er een peerassessment is afgenomen de derde bijeenkomst De instructie voor

dit peerassessment zijn opgenomen in schema 45

Schema 45 Instructies peerassessment

Instructies peerassessment

Het assessment wordt in drie rondes gedaan

1 In de eerste ronde beoordeelt u het portfolio volgens de VRAAK-criteria en de beoordelings-

driehoek Hiervoor gebruikt u het formulier ldquorapportage eindassessmentrdquo en vult u de onderdelen

1 en 2 in Tijdens deze eerste ronde bereidt u tevens het assessmentgesprek (criterium gericht

interview) voor (60 minuten)

2 In de tweede ronde voert u het assessmentgesprek (30 minuten)

3 In de derde ronde formuleert u wederom op het formulier ldquorapportage eindassessment (laatste

bladzijde) het eindoordeel (15 minuten)

Het peerassessment geschiedt in drie subgroepen van elk drie docenten De eerste 60 minuten voert

elke docent individueel de eerste ronde zoals hierboven beschreven uit Vervolgens wordt het eerste

assessmentgesprek afgenomen waarbij de docent die niet deelneemt aan het assessmentgesprek

observeert volgens het formulier ldquoobservatie assessmentgesprekrdquo Na het assessmentgesprek rondt de

assessor het assessment af middels het invullen van het eindoordeel conform de derde ronde zoals

hierboven omschreven Terwijl de assessor dit invult gaat de observator na als het

observatieformulier volledig en juist is ingevuld De docent die het assessment ondergaan heeft vult

op dit moment een ervaringsformulier in

Na de eerste assessmentronde worden de rollen omgekeerd totdat elke docent een assessment heeft

afgenomen van een collega-docent

Masterthesis 37

434 Brainstormen van docenten

Tijdens een workshop hebben de docenten brainstormsessies gevoerd met als doel om het

competentieprofiel aan de hand van de kenmerken van de criteria te splitsen naar twee

tussenniveaus (eind propedeuse- en hoofdfase) en eacuteeacuten eindniveaus (eind afstudeerfase)

Tijdens deze workshop is er in groepen gewerkt waarbij de groepen een keuze hebben

mogen maken om te werken aan algemene (gelden voor beide hbo opleidingen) of

beroepsgerichte competenties (gelden voor een specifieke opleiding) Het resultaat is

geschreven op flappen waarna de docenten tijdens een stille wand discussie onderling

feedback hebben gegeven op het resultaat door hun feedbackpunten te noteren op een apart

blaadje Na de stille wand discussie is de gegeven feedback door de verschillende groepen

verwerkt in het uiteindelijk resultaat

44 Programma van eisen

Het doel van de interventie is om een bijdrage te kunnen leveren aan het ontwikkelen en

implementeren van het competentiegericht opleiden en beoordelen bij de COE Om dit doel

te realiseren is het programma van eisen geformuleerd voor het product en het proces

Uit het theoretisch kader is gebleken dat het assessment en de assessor een centrale plaats

innemen bij het competentiegericht opleiden en beoordelen waarbij de assessor op basis van

criteria het assessment afneemt Uitgaande hiervan worden de volgende eisen gesteld aan het

product

1 de docenten dienen de portfoliorsquos te beoordelen aan de hand van specifieke criteria

(variatie relevant actueel authentiek en kwantiteit) waarbij tevens de relatie tussen de

geleverde bewijzen en de competenties die daarmee aangetoond worden in specifieke

beroepssituaties wordt beoordeeld

2 de docenten dienen gesprekstechnieken te demonstreren tijdens een criteriumgericht

interview

3 De criteria in het competentieprofiel dienen helder geformuleerd te zijn gespecificeerd te

zijn in tussen- en eindniveaus en gerelateerd te zijn aan de beroepsomgeving van de

afgestudeerde

Aan het proces worden de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep

Het voeren van reguliere gesprekken met de leidinggevenden

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlag

Het mogelijk maken dat het resultaat van het onderzoek buiten het afgebakend

onderzoeksgebied gebruikt kan worden

Het informeren van alle overige betrokken

De wijze waarop de in dit hoofdstuk beschreven interventie is uitgevoerd wordt in het

volgende hoofdstuk beschreven

Masterthesis 38

5 Onderzoeksopzet

De wijze waarop de interventie is uitgevoerd wordt in dit hoofdstuk beschreven In 51 wordt

ingegaan op de centrale vraag en bijbehorende deelvragen Ook het variabelenschema wordt

in 51 weergegeven Vervolgens wordt in 52 ingegaan op het onderzoekstype in 53 op de

dataverzameling en bijbehorende onderzoeksinstrumenten en in 54 op de validiteit en de

betrouwbaarheid

51 Centrale vraag en deelvragen

De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docenten

als assessor waar te nemen

3 Op basis van welke gedragsindicatoren kunnen de tussen- en eindassessments van de

COE studenten afgenomen te worden

Uitgaande van bovenstaande deelvragen worden de centrale begrippen als volgt

geoperationaliseerd

Schema 51 Variabelenschema interventieonderzoek

Begrip Dimensie Indicatoren

Kennisniveau Kennis De docent

kent het begrippen competentie

kent de kenmerken van een assessment

kent de rol van een portfolio bij het competentiegericht opleiden

en beoordelen

Competenties

assessor

Portfolio

beoordelen

De docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en

kwantiteit van de bewijzen

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in

beroepssituaties en de competenties

Criteriumge-

richt interview

De docent

luistert actief vraagt door vat samen (LSD)

vraagt de kandidaat naar de situatie waaruit een bewijs is

voortgekomen wat de taak precies was in die situatie welke

actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was

en wat een volgend keer anders gedaan zou worden (START)

hanteert turbo vragen

past feedbackregels toe

baseert de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of

het criteriumgericht interview

Masterthesis 39

Begrip Dimensie Indicatoren

Criteria Voorwaarden

aan studenten-

prestaties

De docent

formuleert meetbare gedragsindicatoren op het niveau van de

propedeuse hoofd- en afstudeerfase waaruit de groei van het

competentieniveau van de student blijkt

relateert de gedragsindicatoren aan de beroepspraktijk

52 Onderzoekstype

Tijdens de interventie zijn er twee onderzoekstypen gebruikt namelijk actieonderzoek (521)

en effectonderzoek (522)

521 Actieonderzoek

Ponte (2010) definieert actieonderzoek als ldquoeen geheel van activiteiten van docenten die

met behulp van technieken en strategieeumln van sociaalwetenschappelijk onderzoek

reflecteren op hun handelen en de situatie waarin dit handelen plaatsvindt en

op basis van de zo verkregen inzichten hun handelen of de situatie waarin dat

handelen plaatsvindt systematisch proberen te verbeterenrdquo (p 20-21)

In de hierboven weergegeven beschrijving van actieonderzoek worden de docenten expliciet

genoemd Ponte (2010) onderscheidt vijf fasen bij actieonderzoek die in figuur 51 zijn

weergegeven

Figuur 51 fasen van actieonderzoek (Overgenomen van Ponte 2010 p 48)

De eerste fase is het formuleren van het algemeen idee waarin centraal staat het identificeren

van problemen waaraan docenten willen gaan werken In het begin kan het algemeen idee een

vage notie zijn over wat er aan de hand is en daarom is een verdere verkenning van concrete

gegevens met betrekking tot het probleem vaak noodzakelijk Bij deze tweede fase gaat het

om de beschrijving en de analyse van de te veranderen situatie De verkenning kan aanleiding

Masterthesis 40

zijn om het algemeen idee over het probleem bij te stellen Als docenten zich nader hebben

geiumlnformeerd over het probleem kan in de derde fase een algemeen plan worden opgesteld

dat kan bestaan uit een voorgenomen reeks kleine verbeteracties of uit eacuteeacuten verbeteractie

welke uitgewerkt wordt in een reeks uit te voeren stappen Dan volgt als vierde fase het

daadwerkelijk plannen uitvoeren en evalueren van de verbeteracties Docenten analyseren de

oorzaak van het al of niet succesvol verlopen van de eerste verbeteractie en op basis hiervan

plannen zij de volgende actie Zo nodig kan de evaluatie leiden tot het bijstellen van het

algemeen plan of zelfs het algemeen idee De aangegeven fasen worden herhaald tot docenten

tevreden zijn over de verkregen resultaten Het onderzoek wordt tenslotte afgesloten met een

casestudy waarin de docenten reflecteren op hun actieonderzoek (Ponte 2010)

De centrale probleemstelling die bij dit actieonderzoek centraal staat is dat er een toename

wenselijk is in het ontwikkelingsniveau van de competenties de docent als een assessor Dit is

dus het algemeen idee Tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training heeft de

verkenning van dit probleem plaatsgehad waarbij met name de gedragsindicatoren die horen

bij de competenties van een getrainde assessor zijn besproken Hierna zijn de docenten

gestart met de uitvoering van het plan waarbij er in groepen van twee of drie is geoefend met

als doel om de competenties van een getrainde assessor aan te leren Van deze oefeningen

zijn de data verzameld Vanwege de beperkte tijd (eacuteeacuten maand) is er twee keer een analyse

geweest van de oefeningen en het resultaat daarvan De data van deze analysefase zijn

verzameld in leerrapporten (zie ook paragraaf 542) Elke docent heeft als casestudy een

portfolio bijgehouden met daarin de bewijzen en reflecties waaruit het ontwikkelingsniveau

van zijn of haar competenties als assessor blijkt De resultaten van dit actieonderzoek zijn

beschreven in paragraaf 61

522 Effectonderzoek

Naast actieonderzoek is er ook sprake van een effectonderzoek en wel bij de eerste en de

tweede deelvraag In een effectonderzoek is er sprake van een onafhankelijke variabele die

gemanipuleerd wordt en een afhankelijke variabele waarop de onafhankelijke variabele

invloed uitoefent (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag waarbij is nagegaan of er een

toename is waar te nemen in het kennisniveau van de COE docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de afhankelijke variabele het kennisniveau van

de docenten terwijl de onafhankelijke variabelen de informatiebijeenkomst en de reader zijn

geweest De wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 541 terwijl het

resultaat hiervan is beschreven in paragraaf 611

Bij de tweede deelvraag waarbij is nagegaan of er een verbetering in het ontwikkelingsni-

veau van de competenties als assessor bij de COE docenten is waar te nemen is de

afhankelijke variabele het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docent als

assessor en de onafhankelijke variabele de oefeningen die de docenten hebben gedaan De

wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 542 terwijl het resultaat

hiervan is beschreven in paragraaf 612

Masterthesis 41

53 Populatie

De populatie wordt gevormd door alle docenten van de SOOS De gehele populatie is

benaderd om de eerste docentenbijeenkomst bij te wonen Tijdens deze eerste docenten-

bijeenkomst is vervolgens nagegaan welke docenten bereid zijn om te participeren aan het

interventieonderzoek In totaal hebben van de drieeumlntwintig docenten negen meegedaan aan

de training en acht aan de workshop In de ontstane steekproef zaten naast de twee

opleidingsmanagers drie docenten die vanaf het begin van de opleidingen aan de SOOS zijn

verbonden twee docenten die halverwege het bestaan van de opleidingen zijn aangetrokken

door de SOOS en twee docenten die dat studiejaar voor het eerst waren aangetrokken Ook

kan over de ontstane steekproef worden opgemerkt dat zes docenten uit het onderwijsveld

afkomstig zijn en drie uit het beroepenveld Ten aanzien van de duur waarop de docenten in

dienst zijn bij de SOOS is de ontstane steekproef wel representatief Ten aanzien van

achtergrond van de docenten is de ontstane steekproef niet representatief aangezien 57 van

de SOOS-docenten uit het toekomstig beroepenveld van de studenten afkomstig is

54 Dataverzameling en onderzoeksinstrumenten

De gegevens zijn in juli - augustus 2014 verzameld De wijze waarop de data zijn verzameld

en de hierbij gebruikte onderzoeksinstrumenten worden hieronder per deelvraag beschreven

541 Toename kennisniveau docenten

De eerste deelvraag luidt als volgt is er een toename in het kennisniveau van de docenten

over het competentiegericht opleiden en beoordelen waar te nemen Om deze vraag te

kunnen beantwoorden is er een toets ontwikkeld die is opgenomen in bijlage 7 Deze toets is

op twee verschillende momenten afgenomen Aan de hand van de toetsresultaten op deze

twee verschillende momenten is vastgesteld als het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is toegenomen In de toets zijn er vijf

meerkeuzevragen opgenomen die betrekking hadden op het competentiebegrip het begrip

assessment het assessment in een competentiegerichte opleiding het portfolio en de

kwaliteitscriteria van een assessment

542 Toename ontwikkelingsniveau competenties assessor bij docenten

De tweede deelvraag luidt is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties

als assessor bij de docenten waar te nemen Om deze vraag te kunnen beantwoorden is

gebruik gemaakt van een rubriek die door Oudkerk Pool (2013) is ontwikkeld Deze rubriek

die is opgenomen in bijlage 8 is de basis geweest voor de oefeningen die tijdens de asses-

sorentraining zijn gedaan de oefeningen die de docenten onderling hebben uitgevoerd na

eerste twee trainingsbijeenkomsten en de eindopdracht waarmee de training is afgerond Op

de training is al uitvoerig ingegaan in paragraaf 43 bij de gedetailleerde beschrijving van het

ontwerp Ook zijn alle gebruikte instrumenten om de benodigde data voor het beantwoorden

van deze tweede deelvraag te verzamelen afgeleid van dezelfde rubriek uit bijlage 8

Masterthesis 42

Zoals aangegeven in schema 51 zijn voor het beantwoorden van deze tweede deelvraag

indicatoren met betrekking tot het beoordelen van het portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

Bovengenoemde indicatoren zijn twee keer gemeten Het eerste meetmoment is geweest

tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training namelijk 4 en 11 juli 2014 Tijdens de

eerste trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het afnemen van een

criteriumgericht interview Van deze oefeningen zijn er video-opnames gemaakt die aan de

hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie bijlage 9) zijn beoordeeld Tijdens

de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het beoordelen van het

portfolio De data van deze oefeningen zijn verzameld met behulp van het formulier

rapportage eindassessment dat is opgenomen in bijlage 10

Na de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten een eindopdracht gehad conform

welke zij hebben geoefend in groepen van twee of drie in het ontwikkelen van de

competenties van assessor De oefenperiode was eacuteeacuten maand Aan het eind hiervan heeft elke

docent een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van hun

competenties onderbouwen De volledige beschrijving van deze eindopdracht is opgenomen

in bijlage 11 De data van deze oefeningen zijn verzameld middels het leerrapport dat is

opgenomen in bijlage 12 Geheel volgens de opzet van actieonderzoek (zie ook paragraaf

51) hebben de docenten aan de hand van deze leerrapporten twee keer teruggeblikt op de

wijze waarop zij deze competenties ontwikkelen

Het tweede meetmoment is tijdens de derde en tevens laatste trainingsbijeenkomst op vrijdag

8 augustus 2014 geweest Zoals eerder aangegeven heeft elke docent aan het eind van de

oefenperiode een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van

een getrainde assessor aantonen Elke docent heeft tijdens deze laatste trainingsbijeenkomst

de rol van assessor vervuld en daarbij van een collega-docent het portfolio beoordeeld en een

criteriumgericht interview afgenomen De docenten hebben hun bevindingen over de

portfoliobeoordeling genoteerd op het formulier rapportage eindassessment (zie bijlage 10)

Aan de hand van deze resultaten is inzicht verkregen in het ontwikkelingsniveau van de

docent met betrekking tot de portfoliobeoordeling terwijl inzicht in het ontwikkelingsniveau

met betrekking tot het criteriumgericht interview en het geven van ontwikkelingsgerichte

feedback verkregen is aan de hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie

bijlage 9) De gebruikte instrumenten tijdens het tweede meetmoment zijn dus dezelfde

instrumenten als die tijdens het eerste meetmoment zijn gebruikt

543 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

De derde deelvraag luidt als volgt op basis van welke criteria kunnen de tussen- en

eindassessments van de COE studenten afgenomen te worden Uit schema 51 blijkt dat de

criteria die nodig zijn voor de tussen- en eindassessments helder dienen zijn geformuleerd en

gerelateerd dienen te zijn aan de beroepspraktijk van de student Ook blijkt dat de momenten

van de tussen en eindassessments aan het eind van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

zijn De gegevens hieromtrent zijn verzameld tijdens een workshop waarbij het huidig

Masterthesis 43

competentieprofiel dat is opgenomen in bijlage 1 als instrument is gebruikt In het huidig

competentieprofiel is alleen het eindniveau opgenomen dat verwacht wordt van de

afgestudeerde student Uitgaande hiervan hebben docenten tijdens groepsgesprekken een

voorstel geformuleerd over een mogelijke indeling van de competenties in tussen- en

eindniveaus waarbij rekening gehouden wordt met de beroepspraktijk van de student Baarda

et al (2009) geven aan dat een groepsgesprek de voorkeur geniet indien het doel is het

genereren van ideeeumln In dit geval hebben de docenten ideeeumln gegenereerd voor een

mogelijke indeling van het vereist competentieniveau van de studenten aan het eind van de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase Baarda et al geven verder aan dat het voordeel van

groepsgesprekken is dat de reacties van de deelnemers meestal inspirerend werken waarbij

andere deelnemers vaak op nieuwe gedachten worden gebracht Hierdoor kan het

groepsgesprek het karakter van een brainstormsessie krijgen hetgeen in dit kader het geval is

geweest De brainstormsessies zijn geweest tijdens een workshop op 16 augustus 2014 Het

resultaat van deze brainstormsessies hebben de docenten op flappen geschreven aan de hand

waarvan de onderzoeksresultaten zijn verwerkt in paragraaf 613

55 Validiteit en betrouwbaarheid

In deze paragraaf worden de validiteit (551) en de betrouwbaarheid (552) van het

onderzoek verantwoord

551 Validiteit

Van validiteit is er sprake indien de onderzoeksbevindingen een goede weergave vormen van

datgene wat zich feitelijk in de praktijk afspeelt (Baarda De Goede amp Teunissen 2009)

Baarda (2014) maakt hierbij het onderscheid in instrumentele en ecologische validiteit

Instrumentele validiteit

De instrumentele validiteit is de mate waarin datgene dat gemeten moet worden

daadwerkelijk ook gemeten wordt Hierbij spelen de onderzoeksinstrumenten dus een

belangrijke rol Hetgeen gemeten dient te worden is weergegeven in de deelvragen in

paragraaf 51 terwijl de centrale begrippen uit deze deelvragen zijn geoperationaliseerd in

schema 51 in concrete indicatoren Zoals aangegeven in schema 51 zijn er drie centrale

begrippen namelijk kennisniveau competenties assessor en criteria Hieronder wordt voor

elk van deze centrale begrippen aangegeven hoe de indicatoren verwerkt zijn in het

gehanteerde onderzoeksinstrument

De indicatoren met betrekking tot het centrale begrip kennisniveau zijn gemeten aan de hand

van een toets met daarin vijf meerkeuzevragen (zie bijlage 7) waarbij

a Vraag 1 en 2 betrekking hebben op respectievelijk het begrip competentie en het

begrip assessment en meten dus de kennis van de docent hierover (eerste indicator)

b Vraag 3 betrekking heeft op de competentiegerichte assessmentpiramide vraag 4 op

het portfolio en vraag 5 op de kwaliteitseisen van assessment Deze vragen meten dus

Masterthesis 44

de kennis van de docent over de wijze waarop een assessment in een

competentiegerichte opleiding plaatsvindt (tweede indicator)

De indicatoren met betrekking tot de competenties van de assessor komen zijn opgenomen in

de rubriek die als basis is gebruikt bij het verzamelen van de gegevens (zie bijlage 8) Zoals

reeds beschreven in paragraaf 542 is deze rubriek als uitgangspunt gebruikt bij de

ontwikkelde instrumenten

De indicatoren met betrekking tot de criteria op basis waarvan tussen- en eindassessments

van de studenten afgenomen dienen te worden zijn verwerkt in de volgende centrale vraag

die de docenten moesten beantwoorden tijdens een groepsgesprek wat moet de student

kunnen aan het eind van de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase

Ecologische validiteit

De ecologische validiteit geeft de geldigheid van de onderzoeksresultaten in de dagelijkse

praktijk aan (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag zijn de onderzoeksdata rechtstreeks van

de docenten verzameld door de toets Bij de tweede deelvraag zijn de onderzoeksgegevens

bij het eerste meetmoment rechtstreeks bij de docenten die op dat moment de rol van asses-

sor vervulden verzameld middels de observatie Bij het tweede meetmoment zijn de gege-

vens via de bevindingen van een observator verzameld Bij het tweede meetmoment heeft de

ecologische validiteit dus moeten inboeten aangezien de observator een andere interpretatie

gegeven kan hebben aan hetgeen heeft plaatsgehad dan wanneer de data rechtstreeks van de

docent was verkregen Bij de derde deelvraag zijn de gegevens rechtstreeks van de docenten

verkregen nadat die op flappen waren geschreven Ook bij de derde deelvraag heeft de

ecologische validiteit moeten inboeten aangezien hetgeen geschreven is op de flappen niet

noodzakelijkerwijs hetgeen hoeft te zijn dat is besproken tijdens het groepsgesprek

552 Betrouwbaarheid

Baarda et al (2009) die betrouwbaarheid beschrijven als de mate waarin metingen onafhan-

kelijk zijn van toeval geven de volgende richtlijnen om de betrouwbaarheid te verhogen

1 Het vooraf uitschrijven van mogelijke vooroordelen waardoor subjectieve ervaringen en

overwegingen voorkomen kunnen worden

2 De onderzoeksverslagen en interpretaties te laten nalezen door collegarsquos (peer-

debriefing)

3 De dataverzameling na enige tijd nog eens bekijken en analyseren

4 Het zo snel mogelijk aantekeningen maken van de observaties of gesprekken die ter

plekke niet vastgelegd kunnen worden

Tijdens het interventieonderzoek is gebruik gemaakt van de tweede richtlijn waarbij de

kwaliteitsmedewerker van de SOOS de onderzoeksresultaten heeft nagelezen Uit deze peer-

debriefing is er eacuteeacuten inhoudelijke opmerking voortgekomen waarbij gesteld is dat niet is

aangeven als het effect dat op het kennisniveau heeft plaatsgehad positief of negatief is

geweest Deze opmerking is verwerkt in het resultaat in hoofdstuk 6

Masterthesis 45

6 Resultaten van het onderzoek

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het interventieonderzoek gepresenteerd In

paragraaf 61 worden ingegaan op het effect van het product terwijl in paragraaf 62 wordt

ingegaan op het effect van het proces

61 Het effect van het product

Zoals aangegeven in hoofdstuk 4 omvat het product de volgende activiteiten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Een assessorentraining waarbij de docenten

a worden getraind in de technieken die nodig zijn om portfoliorsquos te beoordelen en een

criteriumgericht interview af te nemen

b met elkaar oefenen in het aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor

3 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments

Deze drie activiteiten worden in de volgende subparagrafen beschreven

611 Informeren van docenten

Zoals beschreven in paragraaf 431 is er een reader samengesteld over het

competentiegericht opleiden en beoordelen (zie ook de inhoudsopgave in bijlage 6) Deze

reader is ongeveer twee weken voorafgaand aan de informatiebijeenkomst gestuurd naar de

docenten De informatiebijeenkomst is geweest op zondag 15 juni 2014 Aan het begin van

deze informatiebijeenkomst is de toets (zie ook paragraaf 541) afgenomen om een indicatie

te hebben over het kennisniveau van de docenten voorafgaand aan het interventietraject Deze

zelfde toets is vervolgens weer afgenomen onder de docenten aan het begin van de eerste

trainingsbijeenkomst op vrijdag 4 juli 2014 27 dagen na het eerste meetmoment De

resultaten van deze toets zijn opgenomen in tabel 61 De toets bestond uit vijf meerkeuze-

vragen Voor elke vraag die goed was beantwoord kon een docent twee punten scoren

Tabel 61 Gemiddeld toetscijfer docenten kennisniveau

Gemiddeld cijfer meetmoment 1 Gemiddeld cijfer meetmoment 2

44 62

Uit tabel 61 blijkt dat het gemiddeld toetsresultaat tijdens het eerste meetmoment 44 is

geweest Twee toetsvragen (zie bijlage 7) zijn door alle respondenten fout beantwoord

namelijk de vraag over de competentiegerichte assessmentpiramide en de vraag over hetgeen

noodzakelijk is als een student een ontwikkelingsportfolio maakt Bij de vraag over de

assessmentpiramide hebben de docenten dus niet kunnen herkennen dat bij assessment van

competenties assessment tijdens het leren (ldquoassessment as learningrdquo) de basis vormt gevolgd

door assessment voor het leren (ldquoassessment for learningrdquo) en tenslotte assessment van het

Masterthesis 46

leren (ldquoassessment of learningrdquo) Bij de vraag over het ontwikkelingsportfolio hebben de

docenten niet kunnen herkennen dat een student niet maar eacuteeacuten informatiebron als bewijs kan

gebruiken

Het gemiddeld toetsresultaat is tijdens het tweede meetmoment 62 geweest Uit de analyse

van deze toetsresultaten is in tegenstelling tot het eerste meetmoment niet gebleken dat er

specifieke onderdelen zijn waarbij de docenten een informatiegap hebben De fouten varieumlren

namelijk per docent

Uitgaande van het gemiddeld cijfer van de twee verschillende meetmomenten respectievelijk

44 en 62 kan gesteld worden dat de reader over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de informatiebijeenkomst een positief effect hebben gehad op het kennisniveau

van de docenten over het competentiegericht opleiden en beoordelen

612 Assessorentraining

De doelen van de assessorentraining zijn geweest om de docenten

a te trainen in de competenties van een assessor

b met elkaar te laten oefenen bij het aanleren van de gedragsindicatoren van een

getrainde assessor

In schema 51 zijn de indicatoren die bij de competenties van een assessor van belang zijn

weergegeven Voor de overzichtelijkheid worden die weer hier opgenomen

1 Portfolio beoordelen waarbij de docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen

(tijdens het onderzoek afgekort vraak-criteria)

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en

de competenties (tijdens het onderzoek genoemd beoordelingsdriehoek)

2 Criteriumgericht interview afnemen waarbij de docent

actief luistert doorvraagt samenvat (LSD)

de kandidaat vraagt naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak

precies was in die situatie welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van

die actie was en wat een volgend keer anders gedaan zou kunnen worden (START)

turbo vragen hanteert

feedbackregels toepast

de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of het criteriumgericht

interview baseert

Zoals eerder beschreven (zie ook paragraaf 432 en 542) zijn er bij de assessorentraining

twee meetmomenten geweest waarbij het eerste meetmoment is geweest tijdens de eerste

twee trainingsbijeenkomsten en het tweede meetmoment tijdens de derde trainingsbijeen-

komst ongeveer eacuteeacuten maand na het eerste meetmoment Gedurende deze twee meetmomenten

hebben de docenten onderling geoefend

Masterthesis 47

Om het geheel overzichtelijk te houden worden de resultaten bij dit onderdeel weergegeven

voor de twee hierboven genoemde aspecten (beoordelen portfolio en criteriumgericht

interview afnemen)

Beoordelen van het portfolio

Bij het beoordelen van het portfolio hebben de docenten tijdens het eerste meetmoment

vrijdag 11 juli 2014 in vier groepen gewerkt waarbij studentenportfoliorsquos beoordeeld

moesten worden Bij het beoordelen van de studentenportfoliorsquos hebben de docenten gelet op

de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen (vraak-criteria)

en de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en de

competenties (beoordelingsdriehoek) Het resultaat van dit groepswerk is onderling door de

groepen zelf beoordeeld Het tweede meetmoment heeft plaatsgehad op vrijdag 8 augustus

2014 Hierbij waren er acht van de negen docenten aanwezig waarbij twee docenten een

gezamenlijk portfolio hebben ingeleverd Ook hier hebben de docenten onderling de

beoordeling gedaan

Vraak-criteria

In schema 61 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven met betrekking tot

de vraak-criteria Tijdens het eerste meetmoment zijn er van vier groepen resultaten en tijdens

het tweede meetmoment zijn er van zes individuele docenten en eacuteeacuten duo-groep resultaten

Tussen het eerste en het tweede meetmoment zijn er 29 dagen

Schema 61 Portfoliobeoordeling vraak-criteria

Meetmoment 1 Meetmoment 2 1 Poging om de variatie te

brengen terwijl de andere

criteria niet zijn meegenomen

2 Alleen de variatie en de

relevantie zijn toegelicht

3 De actualiteitswaarde is niet

genoemd de overige criteria

in onvoldoende mate

4 De variatie is onvoldoende

uitgewerkt de kwantiteit is

niet aan de orde gekomen De

overige criteria zijn wel

genoemd

1 De bewijsstukken zijn echt en actueel (27 juli 28 juli en 2

augustus) Er zijn maar van twee indicatoren bewijzen

waarvan maar van eacuteeacuten er meerdere bewijzen zijn

2 Er zijn geen bewijzen als zodanig in het portfolio

opgenomen

3 Alle indicatoren zijn aan de hand van eacuteeacuten feedbackrapport

bewezen

4 De beoordeling is gedaan aan de hand van een casus en niet

van de indicatoren van een assessor

5 De vraak-criteria zijn voldoende toegepast

6 De vraak-criteria zijn onvoldoende toegepast

7 Uit de beschrijving van de werkwijze en de opsomming van

de bevindingen blijkt de variatie relevantie en de actualiteit

De authenticiteit en de kwantiteit zijn niet gebleken

Zoals in het begin van deze paragraaf aangegeven dient een assessor bij het beoordelen van

een portfolio uit te gaan van de vraak-criteria Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het

beoordelen van het portfolio zowel bij het eerste meetmoment als bij het tweede meetmoment

uit zijn gegaan van de vraak-criteria

Tussen de twee meetmomenten hebben de docenten onderling geoefend in het hanteren van

de vraak-criteria bij het beoordelen van een portfolio Tijdens het oefenen hebben de

Masterthesis 48

docenten middels een leerrapport twee keer gereflecteerd op de mate waarop zij conform de

vraak-criteria een portfolio beoordelen waarbij de sterke punten en de verbeterpunten

hiervan genoteerd zijn De resultaten van alle docenten zijn weergegeven in schema 62

Schema 62 Oefenresultaten vraak-criteria

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen toegepast (3) Alle onderdelen toegepast

Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde

Ervaring kunnen opdoen met de vraak-techniek Het beoordelen van de bewijsstukken met de vraak-

techniek (2)

Verbeterpunten

Actualiteit kon beter Actualiteit kon beter

Kwantiteit Kwantiteit

Relevantie (2) Relevantie

Juiste afbakening maken Juiste afbakening maken

Uit schema 62 blijkt dat net als bij het eerste en het tweede meetmoment de docenten bij het

oefenen bij de portfoliobeoordeling ook rekening gehouden hebben met de vraak-criteria Uit

schema 62 blijkt ook dat het maken van een juiste afbakening tussen de criteria als een

verbeterpunt is aangemerkt

Uitgaande van hetgeen hierboven gesteld is kan worden aangegeven dat de docenten vanaf

het eerste meetmoment de vraak-criteria hebben gehanteerd bij het beoordelen van

portfoliorsquos

Beoordelingsdriehoek

In schema 63 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven van de

beoordelingsdriehoek Voor het beoordelen van een portfolio op basis van de

beoordelingsdriehoek dient de docent na te gaan als de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria aan elkaar zijn gerelateerd

Schema 63 Portfoliobeoordeling beoordelingsdriehoek

Meetmoment 1 Meetmoment 2

1 Er zijn zowel bewijzen als beroepshandelingen

2 De bewijzen zijn wel beoordeeld maar de beroepshandelingen en de

beoordelingscriteria zijn niet meegenomen

3 Er is per competentie beoordeeld maar de beoordelingsdriehoek is niet

gebleken

4 De prestatie-indicatoren en het bewijsmateriaal zijn wel gebruikt maar

de beroepshandelingen (de context) niet

Bij geen enkele

indicator is er een

relatie gelegd met

het bewijs en de

beroepscontext (7)

Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het eerste meetmoment zich met name gefocust

hebben op de onderdelen (bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscriteria) van de

beoordelingsdriehoek en niet zozeer op de relatie daartussen Bij het tweede meetmoment is

Masterthesis 49

deze relatie wel meegenomen In welke mate het onderling oefenen tussen de twee

meetmomenten hiertoe heeft bijgedragen is weergegeven in schema 64

Schema 64 Oefenresultaten beoordelingsdriehoek

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Bewijzen Bewijzen

Gebruik van de competenties Gebruik van de competenties

Ervaring kunnen opdoen met beoordelingsdriehoek

Verbeterpunten

Bewust toepassen Bewust toepassen

Toepassen Toepassen (2)

Uit schema 64 blijkt dat het uitgaan van de bewijzen en de competenties en het opdoen van

ervaring met de beoordelingsdriehoek een bijdrage hebben geleverd dat tijdens het tweede

meetmoment wel op de relatie tussen de bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscri-

teria is gelet Ook heeft het (bewust) toepassen van de beoordelingsdriehoek hieraan

bijgedragen

Criteriumgericht interview

Bij het criteriumgericht interview is de focus geweest op de START (situatie taak actie

resultaat en transfer) LSD (luisteren samenvatten en doorvragen) en turbo-vragen en het

geven van feedback Tijdens het eerste meetmoment zijn drie duo-groepen gevormd en eacuteeacuten

groep van drie docenten In totaal dus vier groepen Van deze vier groepen hebben twee het

criteriumgericht interview voorbereid vanuit de rol van de student en twee vanuit de rol als

assessor waardoor uit het eerste meetmoment van twee criteriumgerichte interviews resul-

taten zijn verzameld Tijdens het tweede meetmoment zijn net als bij de portfoliobeoorde-

ling van zeven interviews resultaten verzameld De vragen die bij de START- en de TURBO

technieken gesteld konden worden en de feedbackregels zijn opgenomen in bijlage 13

START

In schema 65 zijn de resultaten van de START-techniek (situatie taak actie resultaat en

transfer) opgenomen voor de twee meetmomenten

Schema 65 Criteriumgericht interview START

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- De spanningen zijn er nog

- Wat gebeurde er precies

- Wie waren er allemaal bij betrokken

- Wat was het daadwerkelijk probleem (2)

- Wat heb je precies gesignaleerd

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- Goed (2)

- Praatstelt vragen over de samenstelling van het

portfolio

- Behandelt de cases die de kandidaten hebben

opgenomen in hun portfolio

- Ja gevraagd over de situaties als assessor

- Gevraagd over de situatie van het portfolio

- Voldoende

- Wel

Masterthesis 50

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de T-fase (taak)

De docent gaat in op de T-fase (taak)

- Niet (2)

- Goed

- Praat over de taak die is uitgevoerd tijdens het

afnemen van het assessment

- Ja heeft vragen gesteld over taak als assessor

- Heeft weinig vragen daarover gesteld de

kandidaat is zelf erop ingegaan

- Voldoende

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Wat heb je precies gedaan

- Ik begrijp dat een van de acties is geweesthellip

- Heb je naar eigen inzicht de actie ondernomen

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Niet (2)

- Vraagt wat precies is gedaan hoe het

assessment is gevoerd

- Gevraagd naar het gevoel in de rollen

- Voldoende

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Welk deel is nog niet opgelost en welk deel

wel

- Er is niet vermeld dat de oplossing is gekomen

- Waren de medewerkers er mee eens dat de

oplossing is gekomen

- Ik heb niet het idee dat er een oplossing is

gekomen

- Hoe heb je het verder opgelost

- Is het resultaat wel aanwezig

- Hoe ben je eigenlijk aan die oplossing

gekomen

- Ben je tevreden over het resultaat

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Goed (2)

- Het resultaat is het portfolio en stelt daar

vragen over Vraagt ook hoe ze het hebben

ervaren

- Onvoldoende (2)

- Matig

- Niet

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Stel dat het probleem zich weer voordoet

- Ga je een ander keer dezelfde oplossingen

gebruiken

- Is die situatie al een keer voorgekomen en hoe

ben je toen ermee omgegaan

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Goed (2)

- Vraagt als de opdracht op dezelfde manier of

anders zou worden gedaan als het opnieuw zou

moeten worden uitgevoerd

- Onvoldoende (2)

- Voldoende

- Wel

Bij het hanteren van de gesprekstechniek START dient aan de kandidaat gevraagd te worden

naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak precies was in die situatie

welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was en wat een volgend

keer anders gedaan zou kunnen worden Uitgaande van hetgeen is weergegeven in schema

65 kan ten aanzien van de START worden afgeleid dat er ten opzichte van het eerste

meetmoment waarbij de taak-fase niet was voorgekomen er een toename in het

ontwikkelingsniveau van de START techniek is waar te nemen Bij het tweede meetmoment

zijn namelijk alle vijf fasen van de START-techniek voorgekomen

De mate waarin het onderling oefenen van de docenten tussen de tweemeetmomenten een

bijdrage aan deze toename in het ontwikkelingsniveau heeft geleverd is opgenomen in

schema 66 Ook hier worden de resultaten voor de twee leerrapporten opgenomen waarbij

een onderscheid wordt gemaakt in de sterke punten en de verbeterpunten

Masterthesis 51

Schema 66 Oefenresultaten START

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen redelijk toegepast (4) Alle onderdelen redelijk toegepast (2)

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan

bod

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan bod

Situatie Taak en Actie kwamen aan bod Situatie Taak en Actie kwamen aan bod

Ervaring kunnen opdoen met Start

Verbeterpunten

Alle elementen van de Start procedure aan de

orde laten komen

Alle elementen van de Start procedure aan de orde

laten komen

Oefenen met R-T Oefenen met R-T

Slechts eacuteeacuten situatie besproken Slechts eacuteeacuten situatie besproken

Meer focussen op transfer

Beter onderscheid tussen Transfer en Turbo

Uit schema 66 blijkt dat tijdens het oefenen alle fasen van de START aan de orde zijn

geweest waardoor het oefenen tussen de twee meetmomenten een positief effect heeft gehad

op de ontwikkeling van de START-techniek bij de docenten

LSD

In schema 67 zijn de resultaten van de LSD-techniek (luisteren samenvatten en doorvragen)

opgenomen voor het eerste en het tweede meetmoment

Schema 67 Criteriumgericht interview LSD

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent luistert actief

- Bevestigend knikken (2)

- Bevestigende antwoorden (2)

- Oogcontact (2)

De docent luistert actief

- Ja en kan daardoor ook doorvragen

- Zeer actief en brengt het gesprek terug naar het

begin

- Ja stelt tussendoor vragen

- Speelt in op hetgeen de kandidaat zegt en kan

verdere vragen stellen

- Redelijk (2)

- Luistert aandachtig en kan daardoor ook ingaan

op hetgeen de kandidaat zegt

- Weinig geluisterd Meer gepraat en gevraagd

De docent vraagt door

- Er is ergens toch nog iets dat moet gebeuren

- Wat was het daadwerkelijk probleem

- Wat kan er dan voor die persoon nog

gebeuren

- Waarin uitte deze spanning zich

- Wat vindt u zelf

De docent vraagt door

- Goed

- Goed waardoor onduidelijkheden konden

worden weggenomen

- Af en toe

- Door middel van doorvragen probeert ze

meerdere antwoorden de juiste informatie te

krijgen

- Onvoldoende (2)

- Doorvragen bijvoorbeeld bij het gedeelte over

de vaststelling van de actualiteiten

- Vraagt redelijk goed door

Masterthesis 52

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent vat samen

- Je hebt dus gesignaleerd dathellip

- Dus eigenlijk heb jehellip

De docent vat samen

- Goed

- Goed aan het eind een heldere samenvatting

- Ja vat het traject van de totstandkoming van het

portfolio en de belemmeringen (tekort aan tijd)

samen

- Kort samengevat wat ze hebben gedaan bij het

eerste gesprek en gaat van daaruit verder met het

gesprek Vat ook samen op verschillende

manieren en vraagt dan verder

- Niet tijdens de vragenronde wel aan het eind

- Redelijk goed

- Ja Bijvoorbeeld na het antwoord van de

kandidaat over kwantiteit

- Heeft wel samengevat

Bij het toepassen van de LSD-techniek gaat het erom dat de docent actief luistert doorvraagt

en samenvat Uit schema 67 blijkt dat zowel bij het eerste als bij het tweede meetmoment

alle drie aspecten zijn voortgekomen Hoewel niet zichtbaar in het schema is het wel zo dat

de resultaten van het eerste meetmoment bij het onderdeel samenvatten van eacuteeacuten van de twee

interviews afkomstig zijn Bij eacuteeacuten groep is er tijdens het eerste meetmoment niet samengevat

Uitgaande hiervan kan dan gesteld worden dat bij het tweede meetmoment er een positief

effect heeft plaatsgehad aangezien alle docenten daar samengevat hebben De mate waarin

het oefenen van de docenten hieraan heeft bijgedragen is weergegeven in schema 68

Schema 68 Oefenresultaten LSD

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Luisteren en doorvragen (3) Luisteren en doorvragen (3)

Luisteren doorvragen en samenvatten (2) Luisteren doorvragen en samenvatten

Luisteren

Verbeterpunten

Samenvatten (3) Samenvatten (2)

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Met LSD naar andere situatiesacties

overstappen

Met LSD naar andere situatiesacties overstappen

Student meer ruimte geven uit te praten

Zoals blijkt uit schema 68 zijn ook tijdens het oefenen met name het luisteren en doorvragen

van de LSD-techniek gedemonstreerd Uit beide leerrapporten blijkt dat het samenvatten als

een verbeterpunt was aangegeven De resultaten van het tweede meetmoment in schema 67

geven wel aan dat alle docenten hebben samengevat tijdens het interview

Turbovragen

Bij het gebruik van de turbovragen gaat het erom dat de docenten die vragen (zie bijlage 13)

dienen te stellen tijdens het interview Ten aanzien van de turbovragen kan gesteld worden

dat er tijdens het eerste meetmoment eacuteeacuten turbovraag is gesteld namelijk lsquoStel dat het pro-

Masterthesis 53

bleem zich weer voordoetrsquo (in schema 65 is deze vraag in het rood aangegeven) Tijdens het

tweede meetmoment is dit onderdeel niet in het observatieformulier opgenomen waardoor er

geen onderzoeksresultaten ten aanzien hiervan zijn voor dit tweede meetmoment Tijdens het

oefenen hebben de docenten wel hierop gefocust De resultaten hiervan zijn in schema 69

weergegeven

Schema 69 Oefenresultaten turbovragen

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

lsquoStel datrsquo situatie (3) Inderdaad de student gebracht naar een lsquostel datrsquo

situatie

Het formuleren van de vragen tijdens het

gesprek

Alle vier vormen van Turbo gebruikt

Kwam in combinatie met de transfer aan de orde

Verbeterpunten

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen (2)

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Turbo beter kunnen onderscheiden van transfer Het formuleren van de vragen tijdens het gesprek

Ten aanzien van de turbovragen blijkt uit schema 69 dat van de verschillende soorten

turbovragen die er zijn de lsquostel datrsquo het meest gebruikt wordt door de docenten bij deze

gesprekstechniek Ook tijdens het eerste meetmoment was dit het geval Zoals blijkt uit het

resultaat van het tweede leerrapport hierboven is er wel eacuteeacuten observatie van alle vier vormen

van de turbo genoteerd hetgeen ten opzichte van het eerste meetmoment een verbetering is

Feedback geven

Naast de START-techniek LSD en turbovragen is het geven van feedback ook onderdeel

van het criteriumgericht interview Bij het geven van feedback dienen de docenten

feedbackregels (zie bijlage 13) te hanteren en de feedback te richten op concrete voorbeelden

uit het portfolio of het criteriumgericht interview Tijdens het eerste meetmoment hebben de

docenten geen feedback gegeven maar met name vragen gesteld (actief) geluisterd en

hoewel in ietwat mindere mate zoals eerder beschreven samengevat De resultaten van het

feedback geven zijn voor het oefenen weergegeven in schema 610

Schema 610 Oefenresultaten voor het geven van feedback

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Eerst de positieve punten aangegeven Eerst de positieve punten aangegeven

Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven

Suggesties meegegeven Suggesties meegegeven

Verbeterpunten

Feedbackregels toepassen (2) Feedbackregels toepassen

Bij gesprek met student ook feedback geven (2) Bij gesprek met student ook feedback geven (2)

Masterthesis 54

Uit schema 610 blijkt dat tijdens het oefenen niet altijd feedback is gegeven en dat de

feedbackregels ook niet altijd zijn toegepast De feedbackregels lsquoeerst de positieve punten

aangevenrsquo lsquozoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gevenrsquo en lsquosuggesties meegevenrsquo zijn

geiumldentificeerd als sterkte Tijdens het tweede meetmoment is er wel feedback gegeven

welke is weergegeven in schema 611

Schema 611 Criteriumgericht interview Feedback geven tweede meetmoment

Tweede meetmoment

Geeft aan dat ze afgeweken zijn van de opdracht maar dat ze het hebben uitgelegd waarom ze het

hebben gedaan

Geeft wel aan wat ze hebben gedaan

Voldoende tot uiting gekomen

De feedback was helder

Zegt ldquowat ik heel goed vindrdquo

Geeft aan waar informatie gehaald kan worden

Geeft ten aanzien van de bewijsstukken aan dat er harde bewijzen ingeleverd moeten worden

Geeft aan hoe toe te passen in de praktijk

Ten opzichte van het eerste meetmoment waarbij de docenten toen geen feedback hebben

gegeven is er bij het tweede meetmoment een toename in ontwikkelingsniveau gemeten De

feedback was positief vanuit lsquoikrsquo en ook met suggesties hetgeen aangeeft dat de

feedbackregels zijn gehanteerd Ook is ingegaan op de inhoud van het portfolio en het

criteriumgericht interview hetgeen blijkt uit de feedback op de bewijsstukken en de wijze

waarop in de praktijk gewerkt kan worden

613 Aangepast competentieprofiel

Het derde onderdeel van het ontwerp is geweest dat de docenten zich tijdens een workshop

hebben gebogen over het huidig competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments Zoals aangegeven in schema 51 zijn de

indicatoren om het competentieprofiel aan te passen ten behoeve van de tussen- en

eindassessment gedragsindicatoren op het niveau van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

Daarnaast dient er een duidelijke relatie te zijn met de beroepspraktijk Het huidig competen-

tieprofiel (zie ook bijlage 1) bestaat uit de volgende zes hoofdcategorieeumln interpersoonlijke

competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken competen-

ties in het reflecteren vakspecifieke competenties en beroepsspecifieke competenties Het

resultaat van deze workshop is een volledig nieuw competentieprofiel geweest die is

opgenomen in bijlage 14 Hieronder wordt het resultaat per hoofdcategorie beschreven

Interpersoonlijke competenties

Uit de gedragsindicatoren van de interpersoonlijke competenties blijkt dat er bij de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase een opbouwend niveau van complexiteit is waarbij die

van de afstudeerfase zich demonstreren op de werkplek Bij lsquode student gaat op een

rechtvaardige manier om met mensenrsquo blijk de opbouw van complexiteit tussen de

propedeuse- en de hoofdfase uit het handelen ten opzichte van medestudenten en docenten

(propedeusefase) en het handelen in een gesimuleerde beroepscontext (hoofdfase) Bij lsquoDe

Masterthesis 55

student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaalrsquo blijkt de opbouw in

complexiteit uit het onder begeleiding (propedeusefase) en zonder begeleiding (hoofdfase)

communiceren Bij de overige gedragsindicatoren blijkt de opbouw in complexiteit uit het

werkwoord en wel benoemen identificeren en bekend zijn (propedeusefase) om

respectievelijk gebruiken demonstreren en handelen (hoofdfase)

Organisatorische competentie

Ook bij de organisatorische competenties is er een mate van complexiteit in de drie niveaus

van gedragsindicatoren Bij de gedragsindicator lsquode student gaat methodisch te werkrsquo is het

niveau van de afstudeerfase binnen de organisatie terwijl het onderscheid tussen de

propedeuse en de hoofdfase bij 211 gemaakt wordt in de handeling en bij 212 in het

werkwoord Bij 211 gaat het in de propedeuse fase om het algemeen effectief gebruiken van

hulpmiddelen terwijl het in de hoofdfase gaat om het gebruiken van hulpmiddelen voor een

bepaald resultaat Bij de indicator lsquode student brengt structuur aan in het werkrsquo wordt het

onderscheid gemaakt in de handeling beginnende bij prioriteiten stellen gevolgd door

werkplan opstellen en tenslotte werk planmatig inrichten Bij de indicator lsquode student

controleert activiteiten op voortgangrsquo wordt het onderscheid gemaakt in het werkwoord

beginnende bij monitoren gevolgd door evalueren en tenslotte door bijstellen

Competenties in het samenwerken

Bij de verdeling van de gedragsindicatoren van de competenties in het samenwerken over de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase komt de relatie met de beroepspraktijk niet expliciet tot

uiting Bij de gedragsindicator ldquode student functioneert als een volwaardig groepslidrdquo wordt

er bij 311 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij het kennen van het teambelang en

de sociale vaardigheden centraal staat in de propedeusefase het leveren van een effectieve

bijdrage aan een groepstaak centraal staat in de hoofdfase en in de afstudeerfase het toepassen

van de sociale vaardigheden in teamverband centraal staat Bij 312 wordt het onderscheid

gemaakt in het leveren van een bijdrage aan de groepstaak het verantwoordelijk zijn van de

eigen geleverde bijdrage en het verantwoordelijk zijn voor groepsbeslissingen Bij 313

wordt het onderscheid gemaakt door de werkwoorden kennen demonstreren en komen tot

(doen) Bij de gedragsindicator ldquode student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve

van de uit te voeren werkzaamhedenrdquo wordt er bij 321 geen onderscheid gemaakt tussen de

propedeuse en de hoofdfase Naar de afstudeerfase wordt er een inhoudelijk onderscheid

gemaakt waarbij het accent wordt verschoven van het leveren van een bijdrage naar het

nemen van initiatieven in overleg met de groep Bij 322 wordt het onderscheid gemaakt

tussen de propedeuse en de hoofdfase door de toevoeging lsquoen staat open voor feedbackrsquo bij

de hoofdfase terwijl het onderscheid met de afstudeerfase inhoudelijk is waarbij het accent

verschuift van het demonstreren naar het onderhouden van de contacten

Competenties in het reflecteren

De eerste twee gedragsindicatoren van de competenties in het reflecteren zijn in de

afstudeerfase gericht op de beroepscontext Bij de gedragsindicator lsquode student reflecteert op

het persoonlijk functionerenrsquo ligt het onderscheid in het werkwoord waarbij in de

propedeusefase het om het benoemen gaat en in de hoofdfase om het terugblikken Bij de

Masterthesis 56

gedragsindicator lsquode student reflecteert op de eigen kennisontwikkelingrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase bij 421 gemaakt in het werkwoord en bij

422 in de handelingen Bij 421 gaat het om respectievelijk verslaan en vergelijken terwijl

het bij 422 gaat om het halen van informatie bij anderen respectievelijk in het beroep

De derde gedragsindicator lsquode student reflecteert op het persoonlijk handelen in de

beroepscontextrsquo staat de beroepscontext zowel in de propedeuse- als in de hoofd- als in de

afstudeerfase centraal Het onderscheid in complexiteit wordt hier gemaakt in het werkwoord

Bij 431 is het werkwoord in de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase respectievelijk

vertellen terugblikken en ontwikkelen en bij 432 benoemen terugblikken en verbeteren

Vakspecifieke competenties

Bij alle vakspecifieke competenties wordt bij de afstudeerfase het onderscheid gemaakt door

de beroepscontext Het onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase wordt gemaakt

door zowel de inhoud als het werkwoord als de plaats waar de indicator gemeten wordt Zo

wordt bij de gedragsindicator lsquode student levert administratieve informatie ten behoeve van

de bedrijfsvoeringrsquo bij 511 het onderscheid gemaakt door de werkwoorden toetsen en

bijdragen en bij 512 door de werkwoorden uitwerken en analyseren

Bij de gedragsindicator lsquode student richt een organisatie in en bestuurt dezersquo wordt bij 521

het onderscheid gemaakt door het onder begeleiding en zelfstandig werken van de student

Bij 522 ligt het onderscheid in het werkwoord (formuleren en implementeren) Daarnaast

wordt in de hoofdfase gewerkt met projecten of simulaties Bij 523 is er zowel een inhoude-

lijk onderscheid als een onderscheid in werkwoord waarbij in de propedeusefase het onder-

scheiden van de organisatiestelsels en ndashtypen centraal staan en in de hoofdfase het inrichten

van de personele en de organieke structuur Bij 524 en 525 wordt het onderscheid ook

gemaakt door het werkwoord Bij 524 gaat het om kennen en meten in de propedeusefase en

om analyseren en concluderen in de hoofdfase Bij 525 gaat het om het weten hoe leiding te

geven in de propedeusefase en het daadwerkelijk leiding geven in projecten of simulaties in

de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student verwerkt en analyseert economische gegevensrsquo wordt er

bij 533 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij er in de propedeusefase economische

vraagstukken worden opgelost en in de hoofdfase geiumlntegreerde economische vraagstukken in

concrete situaties Bij de overige indicatoren wordt het onderscheid door het werkwoord

gemaakt en wel beheersen en gebruiken in projecten of simulaties (531) kennen en op de

hoogte blijven (532) en beheersen van kennis en schrijven van beleidsnotarsquos (534)

Bij de gedragsindicator lsquode student brengt de financieumlle problematiek in kaartrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase bij 541 en 542 gemaakt door de

werkwoorden samenstellen en analyseren Bij 543 544 545 en 546 is er een inhoudelijk

onderscheid namelijk integrale kostprijsberekening en verschillende kostprijsberekeningen

financieumlle calculaties maken en beleidsbeslissingen maken op basis van financieumlle calculaties

investerings- en financieringsproblemen identificeren en antwoorden voor deze problemen

Masterthesis 57

formuleren en onderscheiden van de rechtsvormen en relateren van de vraagstukken aan de

rechtsvorm

Beroepsspecifieke competenties

Ook bij de beroepsspecifieke competenties staat de werkplek centraal in de afstudeerfase

Daarnaast worden bij de gedragsindicatoren lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo lsquode student bepaalt doelen

en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo en

lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo ook de collegarsquos betrokken bij

de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student gaat consistent en effectief om met (detail)informatiersquo

wordt het onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase gemaakt door de inhoud Bij

611 gaat het in de propedeusefase om het selecteren van informatie om taken uit te voeren

en in de hoofdfase om het controleren als geselecteerde informatie consistent is gebruikt bij

het uitvoeren van taken Bij 612 om het in kaart brengen van informatie en het effectief

gebruiken van informatie Bij 613 om het uitvoeren van instructies en het foutloos uitwerken

van instructies

Bij de gedragsindicator lsquode student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die

gelden voor de functie en de cultuur waarin men werktrsquo wordt het onderscheid gemaakt door

het werkwoord namelijk het kennen van gedragsnormen en het toepassen van de

gedragsnormen bij het eigen handelen

Bij de gedragsindicator lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar

voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo wordt bij 631 en 632 een

onderscheid gemaakt in werkwoord namelijk kennen en rekening houden met (631) en

verbeteren en waarborgen (632) Bij 633 is er een inhoudelijk onderscheid waarbij in de

propedeusefase naar eigen inzichten wordt geeumlvalueerd en in de hoofdfase samen met

collegarsquos wordt geeumlvalueerd

Bij de gedragsindicator lsquode student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties

tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo wordt er tussen de propedeuse- en de

hoofdfase een inhoudelijk onderscheid gemaakt door het samenwerken in de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten

van medewerkers en bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo gaat het

om de eigen werkzaamheden in de propedeuse fase de eigen werkzaamheden bij groepstaken

in de hoofdfase en de eigen werkzaamheden en die van de medewerkers in de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student doet onderzoekrsquo wordt het onderscheid gemaakt door een

eenvoudig onderzoek een kwalitatief en kwantitatief onderzoek en een complex praktijkon-

derzoek Bij deze twee gedragsindicatoren wordt er een inhoudelijk onderscheid gemaakt

Masterthesis 58

Samengevat kan gesteld worden dat wel bij alle gedragsindicatoren een onderscheid is

gemaakt naar propedeuse- hoofd- en afstudeerfase maar dat de relatie met de

beroepspraktijk niet bij alle indicatoren blijkt Bij de interpersoonlijke competenties de

competenties in het reflecteren de vakspecifieke competenties en de beroepsspecifieke

competenties blijkt de relatie wel maar bij de organisatorische competenties en de

competenties in het samenwerken blijkt deze relatie niet

62 Het effect van het proces

Zoals aangegeven in paragraaf 44 zijn aan het proces de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep Er is een introductiebijeenkomst

geweest om draagvlak te creeumlren onder de docenten Deze informatie bijeenkomst heeft

niet het gewenste resultaat opgeleverd Er waren maar zes docenten aanwezig op de

informatiebijeenkomst waarvan vier bereid waren om deel te nemen aan de interventie

Hierdoor is er wederom een uitnodiging gestuurd naar alle docenten om hen te

interesseren om deel te nemen aan de interventie Op die uitnodiging zijn er in totaal

negen docenten ingegaan waarvan twee ook al tijdens de informatiebijeenkomst hun

medewerking toegezegd hadden

Het voeren van reguliere gesprekken met leidinggevenden Beide opleidingsmanagers

hebben deelgenomen aan de interventie en waren als zodanig betrokken bij het geheel

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlak en het mogelijk maken dat het resultaat

van het onderzoek buiten het afgebakend onderzoeksgebied gebruikt kan worden Alle

docenten hebben een uitnodiging gehad om te participeren bij de interventie Hoewel het

onderzoek zich richt op de COE zijn de docenten van de Marketing en Managementop-

leiding (MeM) ook betrokken bij dit interventieonderzoek waardoor met dit onderzoek

tevens een aanzet wordt gegeven om de assessments te kunnen introduceren bij de MeM

opleiding Zowel docenten van de COE als van de MeM hebben de training gevolgd Ook

is er een volledig competentieprofiel van de MeM dat is ingedeeld naar de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase

Het informeren van alle overigen betrokken Tijdens de diploma- en certificaatuitreiking

van 26 oktober 2014 zijn de certificaten overhandigd aan de deelnemers van de

assessorentraining Hiervan is er verslag gedaan in de SOOS-nieuwsbrief van november

2014 Het artikel is opgenomen in bijlage 15

Masterthesis 59

7 Conclusies aanbevelingen en discussie

In dit onderzoek stond de volgende vraag centraal kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor bij de

docenten waar te nemen

3 Op basis van welke criteria kunnen de tussen- en eindassessments van de COE

studenten afgenomen te worden

71 Conclusies

1 Ten aanzien van de toename van het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de conclusie dat de aan de docenten

verstrekte reader met daarin theoretische aspecten over het competentiegericht opleiden

en beoordelen en een informatiebijeenkomst ertoe heeft geleid dat het kennisniveau is

toegenomen Voorafgaand aan de informatiebijeenkomst is het kennisniveau van de

docenten gemeten aan de hand van een toets waarbij het gemiddeld cijfer 44 is geweest

Na de informatiebijeenkomst is er een tweede meetmoment geweest waarbij het

gemiddeld cijfer 62 is geweest

2 Ten aanzien van de toename van het ontwikkelingsniveau van de competenties als

assessor bij de docenten kan geconcludeerd worden dat

Uit het onderzoek is gebleken dat de competenties van een assessor zich vooral

demonstreren bij het beoordelen van een portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

In dit onderzoek daadwerkelijk is gefocust op de competenties van een assessor Bij

een competentie staat centraal dat de kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen op een geiumlntegreerde wijze gedemonstreerd dienen te worden in de

beroepspraktijk De beroepspraktijk is in dit onderzoek de SOOS geweest waar de

docenten aan de hand van bestaande studentenportfoliorsquos getraind zijn en geoefend

hebben om een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor

te weeg te brengen De integratie van de kennis vaardigheden houding en

eigenschappen is blijkt uit de kennis die de docenten hebben opgedaan over het

beoordelen van een portfolio en het afnemen van een criteriumgericht interview op

basis waarvan zij vaardigheden zijn gaan ontwikkelen door onderling met elkaar te

oefenen aan de hand van studentenportfoliorsquos

Bij het beoordelen van het portfolio is er een toename in het ontwikkelingsniveau van

de competentie te zien bij de docenten hetgeen vooral is gebleken bij het hanteren van

Masterthesis 60

de beoordelingsdriehoek waarbij tijdens het eerste meetmoment de docenten de

beoordeling afzonderlijk voor de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria hebben gedaan en tijdens het tweede meetmoment de beoordeling

vooral vanuit de relatie tussen deze drie componenten hebben gedaan De vraak-

criteria zijn bij beide meetmomenten gehanteerd

Hoewel alle docenten in de rol van assessor rekening hebben gehouden met de

beoordelingsdriehoek heeft geen enkele docent bij het samenstellen van de eigen

portfolio deze relatie tot uiting gebracht

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen aandacht besteed aan de taakfase tijdens de START-

methodiek (situatie- taak- actie- resultaat- transferfase) en deels aan het

samenvatten tijdens de LSD-methodiek (luisteren samenvatten en doorvragen)

Tijdens het tweede meetmoment zijn alle onderdelen aan de orde geweest hetgeen

een toename van het ontwikkelingsniveau weergeeft in deze twee methodieken

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen feedback gegeven Bij het tweede meetmoment hebben de

docenten dat wel gedaan Hoewel dit op zich al een toename van het

ontwikkelingsniveau weergeeft kan ook ten aanzien van de kwaliteit van de gegeven

feedback gesteld worden dat de feedbackregels in acht zijn genomen en dat de

docenten uit zijn gegaan van de bewijzen die in het portfolio zijn opgenomen

3 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

Assessments dienen aan de hand van criteria te geschieden die geformuleerd zijn in de

vorm van heldere gedragsindicatoren In alle voorgestelde gedragsindicatoren zijn er

concrete meetbare werkwoorden en een inhoudelijk aspect opgenomen die het

verwacht gedrag van de studenten aangegeven

Bij het formuleren van de criteria dient de relatie met de beroepspraktijk tot uiting te

worden gebracht Deze relatie is bij vier van de zes competentiecategorieeumln

weergegeven

Naar aanleiding van het bovenstaande kan gesteld worden dat gerichte training en oefeningen

daadwerkelijk hebben bijdragen aan de competenties van assessor bij de SOOS docenten

Verder kan geconcludeerd worden dat uitgaande van de conclusies van het analyseonder-

zoek met dit interventieonderzoek een belangrijke aanzet is gegeven tot de implementatie

van het competentiegericht opleiden en beoordelen Ter onderbouwing van deze conclusie

worden de volgende opmerkingen gemaakt

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de term assessment dat centraal staat

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen niet in de studiegids en het

lesmateriaal voorkwam en ook niet genoemd is tijdens de afgenomen interviews

Momenteel beschikken alle docenten over een reader waarin de theoretische aspecten

Masterthesis 61

rond het competentiegericht opleiden en beoordelen zijn opgenomen Daarnaast zijn

negen docenten getraind om assessments af te nemen van studenten

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de docenten het competentiebegrip niet

konden definieumlren Ook is gebleken dat de docenten de rol van de beroepspraktijk niet

als een doorslaggevende factor hebben geiumldentificeerd bij het aangeven van de mate

waarin zij een bijdrage leverden aan het ontwikkelen van de competenties bij de

studenten Uit het interventieonderzoek is gebleken dat het kennisniveau over het

competentiegericht opleiden en beoordelen verhoogd is bij meer dan de helft van de

docenten

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat in het huidig competentieprofiel alleen

criteria zijn ontwikkeld die aangeven wat de studenten moeten kunnen aan het eind

van de opleiding Als resultaat van het interventieonderzoek is er een

competentieprofiel waarmee het mogelijk is om aan het eind van de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase het competentieniveau van de studenten te beoordelen

72 Aanbevelingen

Naar aanleiding van bovenstaande conclusies kunnen de volgende aanbevelingen gedaan

worden

Het implementeren van het aangepaste competentieprofiel en het inzetten van de

getrainde assessoren op de drie assessmentmomenten

Het houden van een informatiebijeenkomst voor de docenten die hebben deelgenomen

aan de interventie Tijdens deze informatiebijeenkomst worden de docenten geiumlnformeerd

over de resultaten van het interventieonderzoek en wordt het implementatieplan

gepresenteerd Het is ook aan te bevelen om aan het begin van de informatiebijeenkomst

een derde meetmoment te doen van het kennisniveau over het competentiegericht

opleiden en beoordelen Op basis hiervan kan namelijk worden ingeschat als er behoefte

is aan een herhaling van de theoretische aspecten van het competentiegericht opleiden en

beoordelen alvorens de assessoren zullen starten met de afname van de assessments

Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat Hiermee wordt beoogd om de gap die ten aanzien

hiervan geconstateerd is bij het samenstellen van de portfoliorsquos weg te werken

Het organiseren van een workshop onder de docenten van de SOOS waarbij er verder

gewerkt wordt aan het competentieprofiel met als doel om bij alle competenties de relatie

met de beroepspraktijk tot uiting te brengen

Het instellen van een focusgroep waarin personen uit de bedrijven waar de COE

studenten werkzaam zijn participeren met als doel om na te gaan als het voorgesteld

competentieprofiel aansluit bij de beroepsomgeving van de studenten

Masterthesis 62

Het doen van een analyseonderzoek naar de leeractiviteiten die de studenten tijdens de

verschillende modules uitvoeren met als doel na te gaan als er aanpassingen nodig zijn in

de didactische aanpakken die momenteel worden gehanteerd De didactische aanpakken

die gehanteerd worden moeten namelijk studentenactiviteiten stimuleren die het mogelijk

maken dat de studenten hun competenties kunnen ontwikkelen

Het instellen van een community of learners waarbij de getrainde docenten elkaar kunnen

ondersteunen bij de implementatie van de assessment bij de hbo-opleidingen Aangezien

de community of learners buiten beschouwing is gelaten bij dit onderzoek is het aan te

bevelen dat er een interventieonderzoek hieraan gekoppeld wordt waarbij ongeveer

dezelfde opzet als bij dit onderzoek gebruikt wordt Hiermee wordt bedoeld dat docenten

ook eerst geiumlnformeerd worden over de achtergronden van een community of learners

waarna zij getraind kunnen worden om te functioneren binnen een community of learners

Vervolgens worden workshops georganiseerd met brainstormsessies over de randvoor-

waarden die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten

Tijdens het interventieonderzoek is er een aanvang gemaakt met het ontwikkelen van een

website die gebruikt zou worden om alle producten die tijdens de onderzoeksperiode

ontwikkeld zouden worden ter beschikking te stellen voor de deelnemende docenten

Echter is het in de onderzoeksperiode niet gelukt om deze website af te ronden en te

publiceren onder de deelnemende docenten Aanbevolen wordt om deze website alsnog te

maken zodat de getrainde docenten de website als een medium kunnen gebruiken in hun

rol als assessor De (niet afgemaakte) website is beschikbaar via

httpssitesgooglecomakromosoetonetassessoren-traininghome

73 Discussie

Tijdens de interventie en het onderzoek zijn er zowel sterke punten als verbeterpunten

geconstateerd Alvorens hierop in te gaan wordt eerst ingegaan op het generatief vermogen

van het onderzoek

Generatief vermogen van het onderzoek

Er hebben negen docenten geparticipeerd aan de training waarbij geconstateerd is dat

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de competenties als

assessor De negen docenten zijn geselecteerd op basis van bereidheid waarbij elke docent

die wilde participeren aan de training mocht participeren Van deze negen docenten hadden

twee ervaring in het beoordelen van portfoliorsquos Daarnaast waren deze negen docenten

afkomstig uit verschillende disciplines waarvan eacuteeacuten rechten heeft gestudeerd vier economie

eacuteeacuten Nederlands twee management en eacuteeacuten pedagogiek Ook het aantal jaren ervaring in het

geven van onderwijs bij een hbo-instelling varieert tussen eacuteeacuten jaar en meer dan tien jaren

Uitgaande hiervan kan gesteld worden dat het mogelijk is om van alle docenten die

verbonden zijn aan beroepsgerichte instellingen middels gerichte training en oefening een

bijdrage te leveren aan hun competenties als assessor

Masterthesis 63

Sterke punten en verbeterpunten

Als sterke punten kunnen genoemd worden

1 Het onderzoek heeft inzicht gegeven in de wijze waarop de docenten zich zelf zien bij de

modules die zij geven en hun bereidheid om een bijdrage te leveren aan het

implementeren van assessments

2 Het resultaat van de interventie namelijk negen getrainde assessoren is voor de SOOS

van grote toegevoegde waarde voor het accreditatieproces Hiermee toont de SOOS

namelijk aan dat het kader aanwezig is om na te gaan of de individuele student ook

inderdaad over de beoogde eindkwalificaties beschikt

3 Het bewust worden van de docenten die betrokken zijn geweest bij het onderzoek en de

interventie Bij het analyseonderzoek is op eacuteeacuten na van alle COE docenten een interview

afgenomen waarbij de docenten bewust zijn geworden dat de huidige toetsvormen niet

aansluiten bij het competentiegericht opleiden en beoordelen

4 Het leerrendement van de onderzoeker over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de mogelijkheid om deze kennis te delen binnen de SOOS

Als verbeterpunten kunnen genoemd worden

1 De ecologische validiteit heeft moeten inboeten bij het tweede meetmoment bij de

assessorentraining aangezien de data niet rechtstreeks van de respondenten is verzameld

maar via de observanten Dit had opgevangen kunnen worden door video-opnames te

maken De data van deze video-opnames had dan vergeleken kunnen worden met die van

de observanten Een soortgelijke constatering is te maken bij het resultaat van de indeling

van het huidig competentieprofiel naar tussen- en eindniveaus Hierbij is namelijk

uitgegaan van hetgeen geschreven is op de flappen en niet van de gevoerde gesprekken

In dit geval hadden geluidsopnames gemaakt kunnen worden waarbij die data vergeleken

kon worden met data op de flappen

2 De wijze waarop de voor- en nameting bij de assessorentraining zijn gedaan Bij de

voormeting zijn namelijk de resultaten van twee groepen verwerkt en bij de nameting van

zeven individuele docenten Aangezien het om kwalitatieve data gaat is het niet mogelijk

om met een gemiddelde te werken waardoor de waarde van de conclusie met betrekking

tot de vergelijking tussen de voor- en nameting afneemt

3 Tijdens het interventieonderzoek heeft er geen controle van de ontwikkelde instrumenten

plaatsgevonden waarbij nagegaan is als alle indicatoren daadwerkelijk zijn opgenomen

Hierdoor is het onderdeel turbovragen niet meegenomen bij het meten van het effect van

de oefeningen

4 Tijdens het interventieonderzoek is er geen afstemming geweest met de observatoren om

na te gaan als hun rapportages wel in de nodige informatie resulteerden om de benodigde

resultaten te kunnen analyseren Hierdoor is zowel bij de eerste als bij de tweede meeting

tijdens de assessorentraining geen inzicht verkregen in de mate waarin de gedragsindica-

toren daadwerkelijk zijn gedemonstreerd bij de docenten die op dat moment de rol van

assessor hadden Hierdoor heeft de waarde van de conclusie moeten inboeten omdat het

oordeel gebaseerd is op de interpretatie van de observator en niet van de onderzoeker

Masterthesis 64

8 Implementatie plan

In dit implementatieplan wordt uitgaande van een gekozen implementatietheorie strategieeumln

uitgewerkt die het mogelijk maken om de resultaten van het interventieonderzoek te

implementeren

81 Implementatietheorie

Gekozen is voor de ontwikkelaanpak Deze aanpak wordt gebruikt als de problematiek nog

niet helder is er meerdere perspectieven zijn om de problemen op te lossen en de koers van

de verandering nog niet duidelijk is De ontwikkelaanpak start met een analyse van

problemen en oplossingsrichtingen door alle betrokkenen Hierbij worden de veranderingen

geleidelijk gerealiseerd en de medewerkers zijn betrokken bij alle fasen van verandering

(Boonstra 2005)

Er moet een specifieke vernieuwing worden geiumlmplementeerd waarbij de assessoren

assessments van de studenten zullen afnemen Het interventieonderzoek heeft geresulteerd in

negen getrainde assessoren en een competentieprofiel waarin de gedragsindicatoren van de

studenten gespecificeerd zijn naar tussen- en eindniveaus Zo op het eerste gezicht ziet het

ernaar uit dat de randvoorwaarden om assessments te implementeren aanwezig zijn Echter is

de problematiek niet helder en is de koers van de verandering ook nog niet duidelijk

Vragen die onder meer gesteld kunnen worden zijn

1 Kunnen de assessments naast de bestaande toetsvormen ingevoerd worden vanaf de

aanvang van de opleiding of dienen bestaande toetsvormen te worden vervangen door de

assessments Uitgaande van de resultaten van het analyseonderzoek waaruit is gebleken

dat de meeste toetsvormen zich richten op het toetsen van kennis en vaardigheden en niet

op competenties is het verwachtbaar dat assessments bestaande toetsvormen zullen

vervangen

2 Zijn de didactische aanpakken die momenteel binnen de verschillende modules

gehanteerd worden erop gericht dat er activiteiten bij de studenten gestimuleerd worden

die hen de gelegenheid geven om competenties te ontwikkelen Dit vereist een nieuw

analyseonderzoek zoals in het voorgaande hoofdstuk ook al is aanbevolen aangezien zal

er een volledige analyse van de bestaande toetsvormen moeten plaatsvinden alvorens de

assessments ingevoerd kunnen worden

3 Hoe zullen de niet getrainde docenten bewust gemaakt worden dat elke docent een

bijdrage dient te leveren aan de ontwikkeling van de competenties van de studenten Uit

het analyse onderzoek is gebleken dat de meeste docenten vooral vakinhoudelijke

docenten zijn die meer gefocust zijn op het overbrengen van de kennis enof het aanleren

van de vaardigheden met betrekking tot hun vak op de ontwikkeling van de competenties

van de studenten

Masterthesis 65

Uitgaande van de hierboven gegeven voorbeelden blijkt dus dat er wel een degelijke

probleemanalyse nodig is op basis waarvan oplossingen voorgedragen kunnen worden die

vervolgens gefaseerd geiumlmplementeerd kunnen worden Hierbij dienen alle stakeholders

betrokken te zijn hetgeen in de volgende paragraaf wordt beschreven

82 Stakeholders

Het is belangrijk dat alle stakeholders actief worden betrokken bij de implementatie Als

stakeholders worden geiumldentificeerd de (getrainde) docenten en de directie

De directie zal een belangrijke rol spelen bij het implementatietraject en met name om de

docenten te leiden tot bereidheid om deel te nemen aan de veranderingen die zullen

plaatsvinden en die bereidheid te behouden Hierbij wordt gedacht aan

1 Het vooraf tijdig informeren van de veranderingen die zullen plaatsvinden Hierbij

worden de docenten vooraf aangegeven waarom het belangrijk is dat de verschillende

veranderingen dienen plaats te vinden en welke acties hierbij ondernomen zullen

worden

2 Tijdens het implementatietraject regelmatig informatie verstrekken over de acties die

zijn ondernomen en de resultaten die hieruit zijn voortgekomen

3 Het faciliteren van de docenten door middelen vrij te maken om hen te trainen en hen

te laten participeren in de community of learners Vooral het laatste dient niet

onderschat te worden De docenten zijn namelijk allemaal deeltijdse docenten

waarvan hun vergoeding afhankelijk is van het aantal gegeven college-uren Inden de

docenten nu in een community of learners dienen te participeren zullen zij daar tijd

voor vrij dienen te maken Hierbij is het wenselijk dat zij vergoed worden hiervoor

83 Sociaal kapitaal en capacity building

Hargreaves (2013) geeft aan dat met sociaal kapitaal bedoeld wordt de mate waarin de

kwantiteit en de kwaliteit van interacties en sociale relaties onder mensen effect hebben op

hun toegang tot kennis en informatie hun verwachtingen hun verplichtingen en hun

vertrouwen en in welke mate zij blijven vasthouden aan dezelfde normen en gedragspatronen

Hierbij noemt Hargreaves (2014) professionele leergemeenschappen als mogelijk om het

sociaal kapitaal binnen een onderwijsinstelling optimaal te kunnen gebruiken Dit idee sluit

aan bij de eerder gedane aanbeveling voor het instellen van een community of learners

waarbij de docenten elkaar niet alleen kunnen ondersteunen bij het implementeren van de

assessments maar ook van elkaar kunnen leren

Masterthesis 66

84 Stappenplan

Uitgaande van de in het vorig hoofdstuk gedane aanbevelingen en hetgeen in de voorgaande

paragrafen is opgenomen wordt het volgend stappenplan voorgesteld

1 Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat

2 Het houden van een tweede workshop om het competentieprofiel verder te reviewen

waarbij vooral de rol van de beroepspraktijk bij de competentieontwikkeling

meegenomen wordt

3 Onderdeel A

De getrainde docenten worden enthousiast gemaakt om te participeren in een community

of learners Hierbij worden zij eerst geiumlnformeerd over de achtergronden van een

community of learners vervolgens worden zij getraind om te kunnen functioneren binnen

een community of learners en tenslotte zullen zij brainstormen over de randvoorwaarden

die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten De rol

van de directie is hierbij van belang en met name in het kader van het verstrekken van het

faciliteren van deze community of learners

3 Onderdeel B

Het benaderen van personen uit de beroepsomgeving van de huidige studenten om te

participeren in een focusgroep waarbij nagegaan wordt als het competentieprofiel aanluit

bij de beroepsomgeving waarin de COE studenten werken Uit dit onderzoek hiervan

dient er een competentieprofiel voort te komen dat een goed beeld geeft van het geen

verwacht wordt van de pas afgestudeerde

4 Het doen van een analyseonderzoek waarbij het huidig curriculum van de COE getoetst

wordt aan het competentieprofiel Deze brainstormsessies dienen te resulteren in een

aangepast curriculum dat het mogelijk maakt dat studenten daadwerkelijk die

leeractiviteiten zullen uitvoeren die het mogelijk maken dat zij de gedragsindicatoren

zoals beschreven in het competentieprofiel kunnen ontwikkelen

5 Het aanvangen met de assessments in de competentiegerichte opleiding door de getrainde

assessoren

De stappen 3 onderdeel A en onderdeel B zullen simultaan aanvangen

Masterthesis 67

Lijst van geraadpleegde bronnen

Alexander P (2006) Psychology in Learning and instruction New Jersey Pearson

Baarda D (2014) Dit is onderzoek Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek

Groningen Nederland Noordhoff

Baarda D De Goede M amp Teunissen J (2009) Basisboek kwalitatief onderzoek

Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek Groningen

Nederland Noordhoff

Boonstra J (2005) Besturen van organisaties vanuit een paradoxaal perspectief Accounting

1 4-11 Geraadpleegd op httpwwwjaapboonstranlwp-

contentuploads201301Besturen-vanuit-paradoxaal-perspectief1pdf

De Ronde M (zj) Emotiedobbelstenen instrument voor ontmoeting en reflectie

Geraadpleegd op

httpchenl~mediaAcademie20Mens20en20OrganisatieLectoraatMichiel20de

20Ronde20-20publicatiesDe20Luistercoach20-

20Spelvormen20bij20de20emotiedobbelsteentjespdf

Driesen E amp Van Tartwijk J (2006) Toetsen met portfoliorsquos In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 175-188) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Hargreaves A (2013) Professional capital and the future of teaching In Seddon T amp Levon

J (2013) Educators professionalism and politics global transmission national spaces

and professional projects (pp 290-307) Geraadpleegd op

httpbooksgooglenlbookshl=nlamplr=ampid=rZJbBAAAQBAJampoi=fndamppg=PA290ampdq=

relatedHfMPWxsoybQJscholargooglecomampots=_3p5Xe34piampsig=PVgZuZ3xTH0h9f

4G8uBW9et43j4v=onepageampqampf=false

Hargreaves A (2014) Professional capital transforming teaching in every school

Geraadpleegd op

httpimteckatananofiles241369387009Professional_Capital_Transforming_Teachi

ng_in_Every_Schoolpdf

Joosten-ten Brinke D De Craene B Lemmen K Van Den Boomen J Slangen M amp

Voncken J (2009) Erkenning Verworven Competenties Geraadpleegd op

httpdspaceounlbitstream182020001EVCisbn9789079447237pdf

Masterthesis 68

Korthagen F (2002) Niveaus in reflectie naar maatwerk in begeleiding VELON Tijdschrift

voor Lerarenopleiders 23(1) 29-38 Geraadpleegd op

httpwwwarteveldehogeschoolbestudielichtsitesdefaultfilesfilesReflectieopdracht

20Artikel20Niveaus20in20reflectie(1)pdf

Korthagen F (2004) Zin en onzin van competentiegericht opleiden VELON Tijdschrift voor

Lerarenopleiders 25(1) 13-23 Geraadpleegd op httpwwwvelonnlkennisbank

rubriekrubriek_itemtzin_en_onzin_van_competentiegericht_opleiden

Lorna E (2003) Assessment of Learning for Learning and as Learning Geraadpleegd op

httpwwwaacuorgmeetingsilddocumentsSymonetteMakeAssessmentWorkEarlAsse

ssmentForOfAsLearning2003pdf

Luken T (2006) Hoe meetbaar zijn competenties Dilemma en uitweg bij het werkbaar

maken van het competentiebegrip Handboek Effectief Opleiden (pp 89-108)

Geraadpleegd op httphomeplanetnl~tlukenZijnCompetentiesMeetbaarHEOpdf

Nationaal Orgaan voor Accreditatie (2012) Accreditatiekaders hoger beroepsonderwijs met

toelichting Zp

Oudkerk Pool I (2013) Expertiseontwikkeling en professionalisering van de Assessor

Ontwikkeling van een rubriek voor assessorenkwaliteit Criteriumgericht Beoordelen

Amsterdam Nederland Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding Hogeschool van

Amsterdam

Ponte P (2010) Onderwijs van eigen makelij Procesboek actieonderzoek in scholen en

opleidingen Den Haag Nederland Boom Lemma Uitgevers

Roelofs E amp Visser J (2011) De inhoud van toetsen In Stichting Cito Instituut voor

Toetsontwikkeling (Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op

httpwwwutwentenlelanhuidige_studentenOLCnotulen201205-

2012Toetsen20op20schoolpdf

Sanders P (2011) Het doel van toetsen In Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling

(Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op httpwwwutwentenlelan

huidige_studentenOLCnotulen201205-2012Toetsen20op20schoolpdf

Shepard L Hammerness K Darling-Hammond L Rust F with Baratz Snowden J

Gordon E Gutierrez C amp Pacheco A (2005) Assessment In Darling-Hammond L

amp Bransford J (Ed) Preparing teachers for a changing world What teachers should

learn and be able to do (pp 275-326) San Fransisco CA Jossey-Bass

Masterthesis 69

Smeijsters H amp Sporken S (2004) Van Taak Tot Competentie lsquoLeren lerenrsquo voor het

hoger beroepsonderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombookshl=enamplr=lang_nl

|lang_enampid=3_wb4uHyNlcCampoi=fndamppg=PA9ampdq=Van+taak+tot+competentieampots=-

3vz-

HCqWIampsig=YGo1jtM7qtz2xM0wagfM1QusQl8v=onepageampq=Van20taak20tot

20competentieampf=false

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Bedrijfsprofiel Paramaribo

Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2016

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2014 Vierjarige

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2012-2013 Marketing

en Managementopleiding Paramaribo Suriname Auteur

Straetmans G amp Sanders P (2001) Beoordelen van competenties van docenten

Geraadpleegd op httpwwwrcecnlpublicatiesoverige20publicatiesEPSbrochure5_

Beoordelenpdf

Taylor E (2003) Competenties in het voortgezet onderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombooksid=SkGXAzEx4hACamppg=PA13ampdq=Competentie+defin

itieamphl=nlampsa=Xampei=UlevUc_aB9jk4APJv4DABgampved=0CDMQ6AEwAQv=onepage

ampq=Competentie20definitieampf=false

Van Berkel A Van Dinther M Oudkerk Pool I amp Speetjes J (2008) Certificeren van

assessoren in het hbo Waarom en hoe OnderwijsInnovatie 2 17-15 Geraadpleegd op

httpwwwounlDocsTijdschriftOIOI_Juni_2008pdf

Van Dinther M (2009) Assessor in het hbo een vak apart Geraadpleegd op

httpfontyssurfsharekitnl8080getsmpid25849DS1

Van Merrieumlnboer J Van Der Klink M amp Hendriks M (2002) Competenties van

complicaties tot compromis Over schuifjes en begrenzers Geraadpleegd op

httpwwwonderwijsraadnlpublicatieszoekenitem259page=2ampsort=ampformkey=ffc29

40fed1b34bcb53b6200e25b6727fzoekform

Masterthesis 70

Van Petegem P amp Vanhoof J (2002) Evaluatie op de testbank Een handboek voor het

ontwikkelen van alternatieve evaluatievormen Mechelen Belgieuml Wolters Plantyn

Wouda S amp Snoek M (2003) Competentiegericht leren en begeleiden

Competentiegericht bewijzen en beoordelen Geraadpleegd op

httpwwwlerowebnldocsleroepslot docuassessmentpdf

Zwaal W amp Eringa K (2006) Toetsen van competenties In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 277-291) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Masterthesis 71

Bijlagenoverzicht

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE 72

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling bestaand materiaal 75

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en algemeen directeur 79

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten 85

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en algemeen directeur 87

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader 88

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten 89

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie 90

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek 92

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment 94

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining 96

Bijlage 12 Leerrapport 99

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en feedbackregels 101

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel 102

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief 106

Masterthesis 72

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE (Overgenomen van SOOS 2013d p15-21)

Het eerste cijfer in het competentieprofiel duidt op de subcategorie het tweede cijfer duidt op een

competentie van die betreffende subcategorie en het derde cijfer duidt op een prestatie-indicator van

die betreffende competentie Er zijn in totaal 23 competenties verdeeld over de zes subcategorieeumln

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Masterthesis 73

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Masterthesis 74

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 75

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling

bestaand materiaal

Leerdoelen Toetsvorm Modules

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

Masterthesis 76

Leerdoelen Toetsvorm Modules

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige

wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de administratieve

processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

Masterthesis 77

Leerdoelen Toetsvorm Modules

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

Masterthesis 78

Leerdoelen Toetsvorm Modules

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt de

eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 79

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en

algemeen directeur

Achtergrond

In het kader mijn masteropleiding moet ik een probleem dat zich voordoet in de opleiding

analyseren Ik heb hierbij gekozen voor een analyse van de wijze waarop de toetsing van de

competenties bij de driejarige COE plaatsvindt Het resultaat is bekend en te zien in het

totaaloverzicht van de toetsing van de competenties van de COE (zie bijlage)

Als vervolg op dit onderzoek wordt er een interventieonderzoek gedaan Uit deze interventie

dienen er concrete voorstellen te worden gedaan om het geanalyseerd probleem op te lossen

Om enige richting te krijgen van de wijze waarop deze interventie kan worden gedaan is het

noodzakelijk om de relevante actoren te benaderen om hun zienswijze op het totaaloverzicht

van de toetsing van de competenties te geven Als relevante actoren zijn de

opleidingsmanager van de COE en de algemeen directeur geiumldentificeerd U ontvangt deze

vragenlijst omdat u eacuteeacuten van deze functionarissen bent

Instructies

In het overzicht in de bijlage is af te lezen op welk niveau een bepaalde competentie in casus

een prestatie-indicator in een bepaalde module getoetst wordt Voor de overzichtelijkheid

zijn de verschillende modules met een afkorting in het overzicht weergegeven Onder het

overzicht is de volledige modulenaam per fase opgenomen Bij het beantwoorden van de

vragen is het goed om ook te weten dat de eerste fase van de opleiding de fase financieel

analist als persoon is en de laatste fase de fase startbekwaam financieel analist De marketing

algemene economie bedrijfseconomie en bedrijfsadministratiefase worden in afwisselende

volgorde aangeboden

Het verzoek is om het aangehecht totaaloverzicht uit te printen te bestuderen en vervolgens

per competentie uw onderbouwde mening te geven en ook een voorstel te doen over hoe de

toetsing van de competentiecategorie verbeterd kan worden Hiervoor kan het

antwoordenblad op de volgende bladzijde gebruikt worden In totaal zijn er 23 competenties

verdeeld over zes categorieeumln Elke categorie is op een nieuwe bladzijde opgenomen

Tot slot doe ik een beroep op u om het totaaloverzicht van de toetsen kritisch te bekijken en

uw denkwijze begrijpelijk en onderbouw te verwoorden Ik dank u bij voorbaat voor het

invullen van de twee onderstaande vragen

Vragen

1 Wat vindt u van de wijze waarop de competenties getoetst worden bij de COE en

waarom stel je dat Graag de onderbouwde bevindingen per competentie noteren in

de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad op de volgende bladzijde

Masterthesis 80

2 Bij welke competenties zou de toetswijze verbeterd moeten worden en hoe zou deze

verbetering kunnen plaatsvinden Graag de competenties die volgens u verbeterd

moeten worden duidelijk noemen en de voorstellen voor verbetering onder de

competentiecategorie noteren in de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad

op de volgende bladzijde

Antwoordenblad

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

Onderbouwde mening

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

Onderbouwde mening

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

Onderbouwde mening

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

Onderbouwde mening

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 81

2 Organisatorische competenties

24 De student gaat methodisch te werk

241 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

242 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

Onderbouwde mening

25 De student brengt structuur aan in het werk

251 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

252 De student richt het werk planmatig in

Onderbouwde mening

26 De student controleert activiteiten op voortgang

261 De student bewaakt de uitvoering van een plan

262 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

263 De student treedt regulerend en ordenend op

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 2

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

3 Competenties in het samenwerken

33 De student functioneert als volwaardig groepslid

331 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

332 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

333 De student stelt teambelang boven eigen belang

334 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

Onderbouwde mening

34 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

341 De student verwisselt informatie met stakeholders

342 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

343 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

344 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 82

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

Onderbouwde mening

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

Onderbouwde mening

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

Onderbouwde mening

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

Onderbouwde mening

Masterthesis 83

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

Onderbouwde mening

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 5

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Onderbouwde mening

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

Onderbouwde mening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

Onderbouwde mening

Masterthesis 84

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

Onderbouwde mening

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

Onderbouwde mening

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Onderbouwde mening

De competenties die volgens u verbeterd moeten worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 6

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 85

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten

Achtergrond

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat bij de verschillende modules de toetsing met name

gericht is op kennis en vaardigheden en niet zo zeer op de competenties Het doel van dit

interview is tweeledig In eerste instantie wordt nagegaan wat de docenten van de COE weten

over het toetsen van competenties en ten tweede wordt hiermee ingeschat in hoeverre de

docenten bereid zijn om een bijdrage te leveren aan de competentieontwikkeling van de

student in plaats van te focussen op het toetsen van de specifieke kennis en vaardigheden die

horen bij de verschillende modules Alle docenten van de COE worden dus geiumlnterviewd

Informatie over de geiumlnterviewde (vooraf in te vullen aan de hand van het resultaat van het

analyseonderzoek)

Naam docent

Module(s) en bijbehorende toetsvorm(en)

Inleiding bij het interview

De docent welkom heten en kort vertellen over het onderzoek dat ik aan het uitvoeren

ben

Het overzicht van module(s) en de bijbehorende toetsvormen van de betreffende docent

kort bespreken

Uitleggen hoe dit onderzoek past in het beleid van COE welke steun er is en dat het doel

van dit interview ook is om meer steun van docenten te verwerven

vragen

1 Hoe zou je het begrip competentie omschrijven

2 Ben je bekend met het competentieprofiel van de COE

Waar heb je het competentieprofiel gezien

Ken je het beroep waarvoor onze studenten worden opgeleid1

3 Aan welke competentie(s) uit het competentieprofiel levert (leveren) de module(s) die jij

geeft een bijdrage

1 Na deze vraag wordt het competentieprofiel van de COE overhandigd

Masterthesis 86

4 Hoe denk je over de mate waarin deze competentie(s) wordt(worden) getoetst met de

toetsvorm(en) die we nu gebruiken

5 Ben je bekend met het begrip formatieve toetsing

Indien nodig info geven en dan vragen of en waar gebruikt

6 Ben je bekend met de volgende toetsvormen

Portfoliorsquos Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Stages Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Praktijkopdrachten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Simulaties Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Logboeken Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Projecten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

7 Ben je bereid om bovengenoemde toetsvormen bij jouw module(s) te gebruiken

8 Heb je behoefte aan trainingcoachingsamenwerken met collegarsquos in

Formatieve toetsing

Portfoliorsquos

Stages

Simulaties

Logboeken

Projecten

9 Nog een aanvullende opmerking of vraag

Masterthesis 87

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en

algemeen directeur

Labels met betrekking tot de mening van de functionarissen

1 Via reflectiemodulen

2 Toetsvormen

3 Meerdere modulen

4 Doen

5 Formulering prestatie-indicatoren

6 Verschillende niveaus

7 Tijdstip toetsing

8 Tonen en doen

9 Weten en weten hoe

10 Soorten modules

Labels met betrekking tot de verbetervoorstellen gedaan door de functionarissen

11 Formulering prestatie-indicatoren

12 Verschillende niveaus

13 Toetsvormen

14 Aanvulling Prestatie-indicatoren

15 Soort module

16 Tijdstip toetsing

17 Aantal prestatie-indicatoren

18 Onderwijsactiviteiten

19 Doen

Masterthesis 88

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader

Algemeen 3

1 Het begrip competentie 4

2 Doeleinden van assessment 4

3 Portfolio 8

31 De rol van het portfolio 8

32 Inhoud van het portfolio 8

33 De rol van feedback tijdens het portfolioproces 10

4 Assessment 12

41 Beoordelingsmomenten 12

42 Kwaliteitscriteria voor assessments 13

421 Validiteit 13

422 Betrouwbaarheid 14

423 Acceptatie 15

424 Uitvoerbaarheid 15

Literatuurlijst 17

Masterthesis 89

As

FOR

OF

FOR

AS

OF

FOR

OF

AS

OF

FOR

AS

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten

Omcirkel het juiste antwoord

(de juiste antwoorden zijn onderstreept)

1 Welke van onderstaande alternatieven is GEEN kenmerk van een competentie

A Competenties zijn contextgebonden

B Competenties zijn veranderlijk in de tijd

C Competenties zijn in eacuteeacuten keer te ontwikkelen

D Competenties staan in relatie tot elkaar

2 Wat wordt bedoeld met assessment

A Beoordelen van kennis en vaardigheden

B Beoordelen van competenties

C Beoordelen als de student startbekwaam is

D Beoordelen als de student geschikt is om een bepaalde opleiding te volgen

3 Welke figuur geeft de competentiegerichte assessmentpiramide weer

A B

Assessment Learning Assessment Learning

C D

Assessment Learning Assessment Learning

4 Wat hoort er NIET bij

Voor het maken van een ontwikkelingsportfolio is het noodzakelijk dat de student

A reflecteert op zijn sterke en zwakke punten

B tenminste eacuteeacuten informatiebron als bewijs gebruikt

C zich kwetsbaar openstelt

D verschillende aspecten van het persoonlijk functioneren demonstreert

5 Voor welk kwaliteitscriterium is het werken met meerdere assessoren belangrijk

A Validiteit

B Betrouwbaarheid

C Acceptatie

D Uitvoerbaarheid

======================0000000======================

Masterthesis 90

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

1 Relatie

opbouwen

kennismaken

de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak

voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen

te stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te vol-

doen worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om

te begrijpen waar de assessor

naar op zoek is

het gewenste niveau en de

criteria globaal en algemeen

worden getoetst

de student niet precies weet waar

de assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte)

van het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk

toepast om een indruk te krijgen van

het competentie- en hbo niveau van

de student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust

op verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende infor-

matie over zijn kunnen krijgt en

de assessor onvoldoende infor-

matie heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de

student overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar

kan aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan

ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo

LSD)

actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het

gesprek probeert te houden

bekend is met methodieken als

START en Turbo en die regelmatig

toepast om door te vragen op het

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de

student zelden of niet en de tijd

wordt voor een groot deel gevuld

met het bespreken van zaken die

al in het portfolio stonden of die

irrelevant zijn voor de

beoordeling

de student weet onvoldoende

Masterthesis 91

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

bekend is met de rol van examina-

torbeoordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod

laat komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

over zijn beheersingsniveau en

over de kennis of vaardigheden

attitudes die bij het compe-

tentieniveau horen en die nog

ontbreken

4 Relatie

bewijsstukken

beroepshan-

delingen en

beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen

mee te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdrie-

hoek waarin bewijzen beroepshande-

lingen en beoordelingscriteria structu-

reel met elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en

de beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van

de student op bruikbaarheid te

toetsen

5 Beoordelingstech

niek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van

de matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observe-

ren registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit

het portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze

over het oordeel en onderbouwing

informeert

de assessor toont een eenduidige

en transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed

kan toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld

aan concrete voorbeelden uit het

portfolio of CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke compe-

tenties en bijbehorend hbo-

niveau zijn aangetoond welke

niet of gedeeltelijk

7 Vastleggen

oordeel bevindingen toegankelijk vastlegt op

het daarvoor bestemde rapportage-

format

de wijze waarop het oordeel tot stand

is gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoor-

deelde competenties en hbo-

niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien

van toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van

bezwaar kan vinden en welke

stappen te nemen

(Oudkerk-Pool 2013)

Masterthesis 92

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek

De assessor

1 Relatie opbouwen kennismaken

11 stelt de student op zijn gemak

12 heeft een uitnodigende houding

13 Is alert op de aanwezigheid van eventuele weerstanden angst of onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

2 Gespreksstructuur

a Opening

21 legt het doel van het gesprek uit

22 bespreekt de procedure van het assessment

23 geeft de kandidaat de ruimte om vragen te stellen

24 deelt de inhoudelijke bevindingen over het portfolio met de kandidaat

b Midden

25 houd zich aan de structuur van het gesprek

26 geeft aan wanneer het vraaggedeelte (middengedeelte) van het CGI start

27 heeft zicht op het competentieniveau van de kandidaat

c Eind

28 geeft een onderbouwd oordeel

29 geeft de termijn waarbinnen de kandidaat de rapportage ontvangt en - indien van toepassing -

hoe die bezwaar kan aantekenen aan

210 geeft de vervolgprocedure aan

d Overall

211 Ontdekt in het middenaan het eind helemaal niet welke informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen

212 Het competentieniveau van de assessor is grondigglobaal getoetst

3 Houding

31 Demonstreert vooral de rol van een beoordelaarbegeleider

32 Benoemt het handelen van de kandidaat in termen van de gedragsindicatoren van de assessor

4 Gesprekstechnieken

a LSD

41 Luistert actief

42 Vraagt door

Masterthesis 93

De assessor

43 Vat samen

b Regie van het gesprek

44 Probeert dmv vragensamenvattingenonderbrekingen de regie in het gesprek te houden

45 Geeft de kandidaat weinigveel

ruimte voor uitweidingen

46 Onderbreekt de kandidaat zeldenmeestal

indien die teveel uitweidt

47 Vult de tijd voornamelijk met het bespreken van zaken die welniet in het porfolio staat

48 Bespreekt voornamelijk zaken die relevantirrelevant voor de beoordeling zijn

c START

49 Gaat in op de S-fase (situatie)

410 Gaat in op de T-fase (taak)

411 Gaat in op de A-fase (actie)

412 Gaat in op de R-fase (resultaat)

413 Gaat in op de T-fase (transfer)

5 Feedbackregels

51 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

52 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt

53 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

54 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

55 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

6 Omgaan met bezwaren

61 Hoort bezwaren aan

62 Vertelt waar de procedure van bezwaar opgevraagd kan worden

Doorhalen wat niet is geobserveerd

Bij de opleidingsdirecteur

Masterthesis 94

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment

Naam docent

Datum assessment 8 augustus 2014

Naam assessor

Assessmentniveau Getraind

Onderdeel 1 VRAAK-criteria

Item Oordeel Toelichting

1 De geleverde

bewijzen zijn

gevarieerd

2 De geleverde

bewijzen zijn

relevant

3 De geleverde

bewijzen zijn

authentiek

4 De geleverde

bewijzen zijn

actueel

5 Er zijn

voldoende

bewijzen per

gedragsindi-

cator

oordeel O (onvoldoende) of V (voldoende)

Masterthesis 95

Onderdeel 2 Beoordelingsdriehoek

Relatie met bewijs blijkt uit Relatie met beroepspraktijk blijkt uit

1 Relatie opbouwen kennismaken onvoldoendevoldoende

2 Gespreksstructuur

a Opening onvoldoendevoldoende

b Midden onvoldoendevoldoende

c Eind onvoldoendevoldoende

3 Gesprekstechniek

a START onvoldoendevoldoende

b TURBO onvoldoendevoldoende

c LSD onvoldoendevoldoende

4 Relatie bewijsstukken beroepshandelingen en beoordelingscriteria onvoldoendevoldoende

5 Beoordelingstechniek onvoldoendevoldoende

6 Feedback geven onvoldoendevoldoende

7 Vastleggen oordeel onvoldoendevoldoende

8 Omgaan met bezwaren (indien van toepassing) onvoldoendevoldoende

Eindoordeel (onvoldoende voldoende) ________________________________________

Handtekening Assessor

Masterthesis 96

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining

De eindopdracht is om te bewijzen dat u over de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor bezit Deze gedragsindicatoren zijn in onderstaand schema opgenomen Voor een

beter begrip van de onderstaande gedragsindicatoren wordt verwezen naar het deelnemers

materiaal van de assessorentraining waarin naast de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor ook die van een ongetrainde assessor en een expert zijn opgenomen

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

1 Relatie opbouwen

kennismaken de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen te

stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te voldoen

worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om te

begrijpen waar de assessor naar op

zoek is

het gewenste niveau en de criteria

globaal en algemeen worden

getoetst

de student niet precies weet waar de

assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte) van

het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk toepast

om een indruk te krijgen van het

competentie- en hbo niveau van de

student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust op

verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende informatie

over zijn kunnen krijgt en de

assessor onvoldoende informatie

heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de student

overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar kan

aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo LSD) actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het gesprek

probeert te houden

bekend is met methodieken als START

en Turbo en die regelmatig toepast om

door te vragen op het

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de student

zelden of niet en de tijd wordt voor

een groot deel gevuld met het

bespreken van zaken die al in het

portfolio stonden of die irrelevant

zijn voor de beoordeling

Masterthesis 97

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

bekend is met de rol van examinatorbe-

oordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod laat

komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

de student weet onvoldoende over

zijn beheersingsniveau en over de

kennis of vaardigheden attitudes

die bij het competentieniveau horen

en die nog ontbreken

4 Relatie bewijsstuk-

ken beroepshan-

delingen en beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen mee

te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdriehoek

waarin bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria structureel met

elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en de

beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van de

student op bruikbaarheid te toetsen

5 Beoordelingstechniek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van de

matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observeren

registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit het

portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze over

het oordeel en onderbouwing informeert

de assessor toont een eenduidige en

transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed kan

toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld aan

concrete voorbeelden uit het portfolio of

CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke competenties

en bijbehorend hbo-niveau zijn

aangetoond welke niet of

gedeeltelijk

7 Vastleggen oordeel2 bevindingen toegankelijk vastlegt op het

daarvoor bestemde rapportageformat

de wijze waarop het oordeel tot stand is

gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoordeelde

competenties en hbo-niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien van

toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden3

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van bezwaar

kan vinden en welke stappen te

nemen

Om de eindopdracht te maken mag gebruik gemaakt worden van de portfoliorsquos van de

afgestudeerde studenten van de SOOS Deze portfoliorsquos kunnen na afstemming met de

2 Het format om het oordeel vast te leggen is opgenomen in bijlage 1

3 De procedure is te vinden in het examenreglement

Masterthesis 98

opleidingsdirecteur in bruikleen worden gegeven om te oefenen Aangezien er niet zo veel

portfoliorsquos zijn is het verzoek om zoveel als mogelijk bij de SOOS te oefenen zodat de

portfoliorsquos niet meegenomen hoeven te worden

Het oefenen geschiedt samen met een mededeelnemer in de drie duogroepen en de ene

triogroep die tijdens de training zijn gevormd Het is de bedoeling dat elk groepslid eerst

individueel het portfolio beoordeelt waarna de assessmentgesprekken geoefend worden

Tijdens de assessmentgesprekken neemt elke deelnemer de rol van assessor en van student

aan

Aangezien tijdens het oefenen bewijzen voor het portfolio verzameld dienen te worden en die

bewijzen ook dienen te voldoen aan de VRAAK-criteria is het aan te bevelen niet met maar

eacuteeacuten studentportfolio te oefenen Hierdoor zal dan ook meer dan eacuteeacuten keer de rol van assessor

(en student) worden aangenomen

Aangezien deze training een onderzoek betreft dient er ook data verzameld te worden over

de wijze waarop de beoordeling van het portfolio is geschied Hiervoor is het noodzakelijk

dat elke deelnemer bij elke oefening ook een leerrapport schrijft conform het format dat is

opgenomen in bijlage 2 Het leerrapport dient gelijk na de oefening ingevuld te worden Het

is hierbij aan te bevelen dat de deelnemers die samen hebben geoefend elkaar helpen om het

leerrapport in te vullen De leerrapporten worden per email (querlynkromosoetonet)

ingeleverd en wel uiterlijk vrijdag 8 augustus

Het eindportfolio met daarin de bewijzen wordt ingeleverd op maandag 4 augustus 2014

Het assessment zal plaatsvinden op vrijdag 8 augustus 2014 Het assessment is een

peerassessment waarbij elke deelnemer een portfolio van een mededeelnemer krijgt om te

beoordelen Op vrijdag 8 augustus zal elke deelnemer dus de competenties van een assessor

demonstreren De beoordeling hiervan geschiedt conform dezelfde gedragsindicatoren die

zijn opgenomen in het schema op bladzijde 1-3 van dit document

De training is met goed gevolg afgerond indien

1 op maandag 4 augustus een portfolio wordt ingeleverd

2 uiterlijk vrijdag 8 augustus tenminste twee leerrapporten per email worden ingeleverd

3 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt ondergaan van een mededeelnemer op

basis van het eigen ingeleverde portfolio

4 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt afgenomen van een mededeelnemer op

basis van het ingeleverde portfolio van die mededeelnemer (de deelnemer heeft dus de

rol van assessor)

Masterthesis 99

Bijlage 12 Leerrapport

Criterium Vraag Antwoord

Relatie

opbouwen

Wat ging goed tijdens het opbouwen van de

relatie

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het opbouwen van de relatie

Structuur

assessment-

gesprek

(opening

midden en

eind)

Wat ging goed ten aanzien van de opening

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de opening het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het midden

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het midden van het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het eind van

het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het eind van het assessmentgesprek

Vraag- en

gespreks-

technieken

(START

turbo en

LSD)

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van START

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van START

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van turbo

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van turbo

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van LSD

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van LSD

Beoordelen

(WAKKER

Vraak en be-

oordelings-

driehoek)

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de WAKKER-methodiek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de WAKKER-methodiek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de vraaktechniek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de vraaktechniek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de beoordelingsdriehoek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de beoordelingsdriehoek

Masterthesis 100

Criterium Vraag Antwoord

Eindoordeel Wat ging goed tijdens het formuleren van het

eindoordeel

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het formuleren van het eindoordeel

Feedback-

regels

Wat ging goed tijdens het hanteren van de

feedbackregels

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het hanteren van de feedbackregels

Masterthesis 101

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en

feedbackregels

START-vragen

Wat was de situatie wat vond er plaats

wat was het probleem wie waren er betrokken

Wat was je rolfunctietaak wat was je opdrachtdoel

Wat deed je wat zei je welke techniek heb je gehanteerd

Wat gebeurde er wat was het resultaat hoe werd er gereageerd

Wat hebt je ervan geleerd zou je het weer zo doen

Kan je een vergelijkbare situatie noemen hoe zou je het een volgende keer

aanpakken (eventueel) Hoe zou je dit binnen de opleiding aanpakken

TURBO-vragen

1 Vergelijking Als je jezelf vergelijkt met je collegarsquos wie vind je dan het beste in het

analyseren van incidenten

2 Rangorde Op welke plaats zou jezelf staan als je een rangorde moet aanbrengen

mbthellip

3 Mening van anderen Wat vinden je collegarsquos van jouw manier van samenwerken En

op welke manier ga je met collegiale feedback om Waaruit wordt dat zichtbaar

4 ldquoStel dat vraagrdquo hier beschrijft de assessor de situatie en geeft de student aan wat

hijzij in dat geval zou doen

Feedbackregels

1 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

2 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt spreek daaruit vanuit jezelf (in

lsquoik zinnenrsquo)

3 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

4 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

5 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

Masterthesis 102

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

1 Interpersoonlijke competentie

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 Handelt eerlijk en oprecht ten

opzichte van medestudenten

en de docenten

Handelt in een gesimuleerde

beroepscontext objectief

Handelt objectief op de

werkplek

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

112 Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar onder

begeleiding

Schrijft en uit zich taalkun-

dig juist en verstaanbaar

zonder begeleiding

Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar op de

werkplek

13 De student gebruikt relevante informatie

113 Benoemt kernzaken Gebruikt de relevante

informatie bij het nemen van

beslissingen

Gebruikt de relevante informa-

tie bij het nemen van beslissin-

gen middels een praktijk-

opdracht binnen de organisatie

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

114 Identificeert problemen Demonstreert capabel te zijn

bij het oplossen van

problemen

Demonstreert capabel te zijn bij

het oplossen van problemen

middels een praktijkopdracht

binnen de organisatie

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

115 Is bekend met de gangbare

normen en waarden

Handelt conform de normen

en waarden

Stimuleert gewenst gedrag op

de werkplek

2 Organisatorische competentie

21 De student gaat methodisch te werk

211 Gebruikt hulpmiddelen

effectief

Gebruikt hulpmiddelen om

een bepaald resultaat te

bereiken

Gebruikt hulpmiddelen om een

bepaald resultaat te bereiken

binnen de organisatie

212 Is bekend met verschillende

werkwijzen

Hanteert een adequate

werkwijze om een bepaald

resultaat te bereiken

Hanteert een adequate werkwij-

ze om een bepaald resultaat te

bereiken binnen de organisatie

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 Stelt prioriteiten en past

timemanagement toe

Stelt een werkplan op Richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 Monitoort het werkplan Evalueert het werkplan Stelt het werkplan bij

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 Stelt teambelang boven eigen

belang kent en past sociale

vaardigheden toe

demonstreert sociale

vaardigheden

Levert een effectieve

bijdrage aan een groepstaak

Past de sociale vaardigheden

toe in teamverband

312 Levert een effectieve bijdrage

aan een groepstaak ter

beoordeling van de groep

Is verantwoordelijkheid voor

de te leveren bijdragen aan

een groepstaak

Is verantwoordelijk voor

groepsbeslissingen

313 Kent verschillende

samenwerkingsvormen

Demonstreert samenwer-

kingsvormen enof methoden

Komt middels samenwerkings-

vormen enof ndashmethoden tot

groepsbeslissingen

32 De student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve van de uit te voeren

werkzaamheden

Masterthesis 103

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

321 Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Neemt initiatieven in overleg

met de groep

322 Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

en staat open voor feedback

Onderhoudt contacten op een

verantwoordelijke wijze

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 Benoemt eigen sterkten en

zwakten

Blikt terug op zwakten om

die te verbeteren en sterkten

om die te ontwikkelen

Verbetert zwakten en ontwik-

kelt sterkten in de praktijk

412 Benoemt persoonlijke

kwaliteiten

Blikt terug op persoonlijke

kwaliteiten om die te

ontwikkelen

Ontwikkelt doelgericht

persoonlijke kwaliteiten in de

praktijk

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 Verslaat actuele

ontwikkelingen uit de

beroepscontext aan anderen

Vergelijkt actuele

ontwikkelingen uit de eigen

beroepscontext met die van

anderen

Benoemt tenminste eacuteeacuten nieuwe

ontwikkeling in de

beroepscontext

422 Formuleert leervragen om aan

informatie te komen over

actuele ontwikkelingen bij

anderen

Formuleert leervragen om

aan informatie te komen

over actuele ontwikkelingen

in het beroep

Beschrijft het proces van de

actuele ontwikkeling in de

beroepscontext

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 Vertelt over het eigen

handelen in de beroepscontext

Blikt terug op het eigen han-

delen in de beroepscontext

en verbetert die

Ontwikkelt het eigen handelen

in de beroepscontext verder

432 Benoemt de eigen zwakten en

sterkten in de beroepscontext

Blikt terug op de eigen

zwakten en sterkten in de be-

roepscontext en verbetert die

Verbetert de eigen zwakten en

ontwikkelt de eigen sterkten in

de beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 Toetst een administratie op

betrouwbaarheid

volledigheid en tijdige

vastlegging

Draagt bij aan een adequate

inrichting van de

administratie en

administratieve processen

Draagt bij aan een

betrouwbare volledige en

tijdige vastlegging van de

bedrijfsadministratie in de

beroepscontext

512 Werkt financieumlle

administratieve problemen uit

Analyseert cases over

financieumlle administratieve

problemen

Adviseert bij financieumlle

administratieve problemen in

de beroepscontext

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 Analyseert de interne en

externe omgeving van een

organisatie onder begeleiding

Analyseert de interne en de

externe omgeving van een

organisatie zelfstandig

Analyseert de interne en

externe omgeving in de

beroepscontext

522 Formuleert organisatiedoelen

en strategieeumln

Implementeert organisa-

tiedoelen en strategieeumln in

projecten en simulaties

Analyseert organisatiedoelen

en strategieeumln in de

beroepscontext

523 Onderscheidt de verschillende

organisatiestelsels en ndashtypen

Richt de personele en

organieke structuur van een

organisatie in

Brengt adviezen uit met betrek-

king tot de personele en

organieke structuur in de

beroepscontext

Masterthesis 104

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

524 Kent en meet zowel de finan-

cieumlle als de niet financieumlle

prestaties van een organisatie

Analyseert en trekt conclu-

sies op basis van financieumlle

en niet financieumlle prestaties

Brengt adviezen uit op basis

van onderbouwde analyses in

de beroepscontext

525 Onderscheidt de verschillende

leiderschapsstijlen en weet op

welke manier competent

leiding gegeven kan worden

Geeft op een competente

wijze leiding in simulaties of

projecten

Geeft op een competente wijze

leiding in de beroepscontext

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 Beheerst economische

theorieeumln

Gebruikt economische

theorieeumln in simulaties of

projecten

Gebruikt economische

theorieeumln in de beroepscontext

532 Kent de economische ontwik-

kelingen die van invloed kun-

nen zijn op een organisatie

Blijft op de hoogte van

economische ontwikkelingen

Speelt in op de economische

ontwikkelingen in de

beroepscontext

533 Lost economische

vraagstukken op

Lost geiumlntegreerde

economische vraagstukken

in een concrete situatie op

Lost economische vraagstuk-

ken in de beroepscontext op en

adviseert daarbij

534 Beheerst de basiskennis over

micro- en macro-economische

vraagstukken

Schrijft beleidsnotarsquos over

micro- en macro-

economische vraagstukken

Draagt oplossingsmodellen aan

over micro- en macro-econo-

mische vraagstukken uit de

beroepscontext

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 Stelt plannen begrotingen en

budgetten samen

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten in

projecten of simulaties

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten uit de

beroepscontext

542 Stelt onderdelen van een

jaarrekening samen

Analyseert jaarrekeningen Stelt een jaarrekening in de

beroepscontext samen en

analyseert deze

543 Maakt een integrale

kostprijsberekening

Maakt kostprijsberekeningen

volgens verschillende

methoden

Maakt kostprijsberekeningen in

de beroepscontext

544 Maakt financieumlle calculaties Formuleert aan de hand van

financieumlle calculaties

beleidsbeslissingen

Adviseert over te nemen

beleidsbeslissingen op basis

van financieumlle calculaties

545 Identificeert investerings- en

financieringsproblemen

Formuleert passende

antwoorden op investerings-

en financieringsproblemen

Formuleert passende antwoor-

den op investerings- en finan-

cieringsproblemen uit de

beroepscontext

546 Onderscheidt de verschillende

rechtsvormen

Relateert (financieumlle)

vraagstukken aan de

rechtsvorm

Relateert (financieumlle) vraag-

stukken uit de beroepscontext

aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student gaat consistent en effectief om met (detail)informatie

611 Selecteert informatie om

taken correct uit te voeren

Controleert als de

geselecteerde informatie

consistent is gebruikt bij de

uitvoering van taken

Is kritisch en alert bij het ge-

bruiken van (detail)informatie

in de beroepsuitoefening

612 Brengt (detail)informatie in

kaart

Gebruikt (detail)informatie

effectief

Gebruikt (detail)informatie

effectief bij analyses in de

beroepsuitoefening

613 Voert instructies uit Werkt instructies foutloos uit Voert instructies foutloos en

consistent uit bij de

beroepsuitoefening

Masterthesis 105

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

62 De student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en de cultuur waarin men werkt

621 Kent voldoende normen

waarden en omgangsregels

die gelden voor de functie en

de cultuur waarin men werkt

Past de normen waarden en

omgangsregels toe tijdens

het eigen handelen

Past de normen waarden en

omgangsregels toe binnen de

beroepsuitoefening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 Kent kwaliteitsnormen van

organisaties

Houdt rekening met de

kwaliteitsnormen bij de

uitoefening van opdrachten

Houdt voortdurend rekening

met de kwaliteitsnormen bij de

beroepsuitoefening

632 Verbetert de kwaliteit van het

eigen werk

Waarborgt de kwaliteit van

het eigen werk

Waarborgt continu de kwaliteit

van het eigen werk zoals de

organisatie dat voorschrijft

633 Evalueert en verbetert

voorgeschreven instructies

naar eigen inzichten

Evalueert samen met

collegarsquos voorgeschreven

instructies

Beoordeelt ontvangen feedback

van collegarsquos over de kwaliteit

van het werk op bruikbaarheid

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te bereiken

641 Formuleert doelen met

betrekking tot de eigen

werkzaamheden en stelt

daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de eigen werk-

zaamheden bij groepstaken

en stelt daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de uit te voeren

werkzaamheden op de

werkplek en stelt daarbij

prioriteiten

642 Maakt actieplannen om een

bepaald doel te bereiken en

geeft aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen

worden

Maakt samen met anderen

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke

middelen die gerealiseerd

zullen worden

Maakt samen met collegarsquos

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen worden

643 Formuleert doelen en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert doelen voor

groepstaken en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert samen met colle-

garsquos doelen voor groepstaken

en een stappenplan hoe deze te

realiseren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden

Bewaakt de uitvoering van

de eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden bij

groepstaken

Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden en die

van de medewerkers

66 De student doet onderzoek

661 Past basisonderzoeks-

technieken toe in een

eenvoudig onderzoek

Voert een kwalitatief en

kwantitatief onderzoek

volledig uit en rapporteert

daarover

Voert een complex

praktijkonderzoek volledig uit

en rapporteert daarover

Masterthesis 106

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief

Training assessoren

Een goede planning is het halve werk Deze slagzin heeft ook vanaf de oprichting van de

SOOS centraal gestaan bij de bedrijfsvoering Succesvolle innovatieve bedrijven hebben een

open bedrijfscultuur met nieuwsgierige en leergierige medewerkers Ze zijn niet naar binnen

gericht maar kijken om zich heen In het kader van professionalisering bij de SOOS heeft

mw drs Q Hidalgo in de maanden juni juli en augustus 2014 een training assessoren

ontwikkeld en verzorgd met als doel middels gerichte training oefening en feedback bij te

dragen aan de competenties van de assessordocent van de COE De volgende docenten van

de SOOS hebben de training succesvol gevolgd Mw Adams Mw Bhaggoe Mw Dankerlui

Mw Lunes Mw Pocorni Mw Ramdin Mw Rosario Mw Rotsburg en Dhr Telgt Op de

foto overhandigt de voorzitter van het bestuur van de SOOS mw Irene Van Dijk-Hankers

het certificaat aan mw Rotsburg De trainer Querlyn Hidalgo kijkt toe

Page 3: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht

Masterthesis 2

Voorwoord

Een hart voor onderwijs Dat is de wijze waarop ik mezelf zie In 1999 begon ik als

deeltijddocent op het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) en gedurende 2002 tot en

met 2011 heb ik daar als voltijd docent gewerkt Voor mijn voltijdse betrekking bij het IOL

was ik staffunctionaris bij de Centrale Bank van Suriname Mijn stap naar het onderwijs was

toen een heel bewuste keuze geweest en het nu mogen afronden van een masterstudie in

education zie ik dan ook als een beloning voor mijn jarenlange bijdrage aan het onderwijs

In 2002 heb ik de Stichting Opleidingen en Onderzoek (SOOS) opgericht Naast mijn voltijd-

se betrekking op het IOL was de SOOS de plek waar ik kon experimenteren met onderwijs-

gerelateerde zaken Veel trainingen die ik verzorgd heb een aantal onderwijsondersteunende

projecten die ik mede uitgevoerd heb en twee hbo-opleidingen die ik mede heb mogen

ontwikkelen en implementeren zijn enkele resultaten die geboekt zijn bij de SOOS Het

afronden van de educatiemaster lsquoinnoveren en implementerenrsquo met een SOOS-onderwerp is

dan ook een bewuste keuze geweest Als voorzitter van het bestuur zal ik mij dan ook

inzetten dat de onderzoeksvoorstellen uit deze thesis geiumlmplementeerd worden bij de SOOS

Deze thesis zou niet mogelijk zijn geweest zonder de optimale ondersteuning van de SOOS

familie Ik bedank dan ook het bestuur die mij alle ruimte heeft gegeven om deze thesis af te

ronden Ook de toenmalige algemeen directeur J Johns-Christopher de opleidingsmanager

van de COE I Ramdin de kwaliteitsmedewerker V Rambharos en alle docenten die hun

bijdrage hieraan hebben geleverd bedank ik van harte Ook een bijzonder woord van dank

aan mijn hoofdbegeleider dr W Miedema en mijn co-begeleider dr U de Jong Ook bedank

ik I Oudkerk-Pool die mij het materiaal voor de assessorentraining ter beschikking heeft

gesteld Tenslotte bedank ik mijn echtgenoot en mijn kinderen voor hun ondersteuning en

hun begrip tijdens mijn gehele studie in het bijzonder tijdens deze laatste fase van afronding

Een grote drijfsfeer om deze thesis af te ronden in de beschikbare tijd is de inspiratie geweest

die ik van de Here heb mogen ontvangen Ik draag deze thesis dan ook volledig aan Hem op

10 juli 2015

Querlyn L Hidalgo

Masterthesis 3

Inhoud

Samenvatting 5

1 Inleiding 6

2 Korte weergave analyseonderzoek 9

21 Onderzoeksvraag en -opzet 9

211 Analyse bestaand materiaal 9

222 Interviews 10

22 Korte weergave onderzoeksresultaten 11

221 Bestaand materiaal 11

222 Interviews opleidingsmanager en algemeen directeur 15

223 Onderzoeksresultaten interviews COE docenten 16

23 Conclusies analyse onderzoek 18

24 Verantwoording interventie voorstel 19

3 Theoretisch kader met conceptueel model 20

31 Het begrip competentie 20

32 Assessment 21

321 Doeleinden van assessment 21

322 Beoordelingsmomenten 22

323 Kwaliteitscriteria voor assessments 23

33 Het portfolio 25

34 Assessment beoordeling 28

35 De assessor 29

351 Gedragsindicatoren van een assessor 29

352 Methodieken 30

36 Conceptueel model en interventieonderzoeksvoorstel 31

361 Verantwoording conceptueel model 31

362 Interventieonderzoeksvoorstel 32

4 Interventie 33

41 Globaal ontwerp 33

42 Blokjeschema 33

43 Gedetailleerd ontwerp 34

431 Het informeren van docenten 34

432 Assessorentraining 34

Masterthesis 4

433 Gerichte oefening van de docenten onderling 36

434 Brainstormen van docenten 37

44 Programma van eisen 37

5 Onderzoeksopzet 38

51 Centrale vraag en deelvragen 38

52 Onderzoekstype 39

521 Actieonderzoek 39

522 Effectonderzoek 40

53 Populatie 41

54 Dataverzameling en onderzoeksinstrumenten 41

541 Toename kennisniveau docenten 41

542 Toename ontwikkelingsniveau competenties assessor bij docenten 41

543 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments 42

55 Validiteit en betrouwbaarheid 43

551 Validiteit 43

552 Betrouwbaarheid 44

6 Resultaten van het onderzoek 45

61 Het effect van het product 45

611 Informeren van docenten 45

612 Assessorentraining 46

613 Aangepast competentieprofiel 54

62 Het effect van het proces 58

7 Conclusies aanbevelingen en discussie 59

71 Conclusies 59

72 Aanbevelingen 61

73 Discussie 62

8 Implementatie plan 64

81 Implementatietheorie 64

82 Stakeholders 65

83 Sociaal kapitaal en capacity building 65

84 Stappenplan 66

Lijst van geraadpleegde bronnen 67

Bijlagenoverzicht 71

Masterthesis 5

Samenvatting

De Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (SOOS) heeft twee hbo-opleidingen

namelijk de marketing en managementopleiding (MeM) en de Certificaatopleiding Economie

(COE) In tegenstelling tot de COE komen bij de MeM wel praktijkopdrachten simulaties en

stages voor Dit is de directe aanleiding geweest om tijdens een analyseonderzoek na te gaan

in welke mate de toetsvormen bij de COE aansluiten bij het competentiegerichte karakter van

de opleiding De conclusie uit dit onderzoek is geweest dat de toetsvormen geen competenties

toetsen maar geiumlsoleerde kennis en vaardigheden Uitgaande hiervan is een interventieon-

derzoek gedaan met als centrale probleemstelling lsquokunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOSrsquo

Uit het literatuuronderzoek is naar voren gekomen dat een assessor een portfolio dient te

beoordelen uitgaande van de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van

de bewijzen en de relatie tussen de bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscriteria

Ook dient een assessor een criteriumgericht interview af te nemen waarbij de START-

techniek LSD-techniek en turbo-vragen gehanteerd worden Middels een actieonderzoek is

nagegaan als het mogelijk is om een toename in het ontwikkelingsniveau van de

competenties van de docent als assessor te weeg te brengen Het meten van de toename is

gekwalificeerd als een effectonderzoek

Bij de docenten is er een toename geweest in het kennisniveau over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waarbij het gemiddeld toetscijfer bij het tweede meetmoment is ge-

stegen van 44 naar 62 Zowel tijdens het eerste als het tweede meetmoment zijn er turbo-

vragen gesteld zijn de vraak-criteria gehanteerd en is de LSD-techniek gedemonstreerd

Verder is er tijdens het eerste moment niet gelet op de relatie tussen de bewijzen beroeps-

handelingen en beoordelingscriteria terwijl dat wel het geval is geweest bij het tweede

meetmoment Ook is geconstateerd dat bij het eerste meetmoment de taakfase van de

START-techniek niet aan de orde is geweest terwijl bij het tweede meetmoment alle fasen

van deze techniek aan de orde zijn geweest Verder is tijdens het eerste meetmoment geen

feedback gegeven terwijl dat wel gedaan is tijdens het tweede meetmoment met het in acht

nemen van de feedbackregels en de focus op de inhoud van het portfolio Uitgaande van deze

resultaten kan als conclusie van het interventieonderzoek worden gesteld dat gerichte training

en oefening een bijdrage kunnen leveren aan de competenties als assessor van de docenten

Als aanbevelingen worden gedaan het verder informeren van de docenten over het implemen-

tatieplan het organiseren van vervolgworkshops het instellen van een focusgroep en het

doen van analyseonderzoek voor het verder in kaart brengen van de te ontwikkelen compe-

tenties bij de studenten en het instellen van een community of learners De verbeterpunten die

tijdens de discussie naar voren zijn gekomen hebben betrekking op de ecologische validiteit

de vergelijkbaarheid van de resultaten van de voor- en nameting de controle van de ontwik-

kelde instrumenten en de afstemming met de observatoren tijdens het interventieonderzoek

Masterthesis 6

1 Inleiding

De Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (SOOS) is opgericht op 25 april 2002

en is in april 2003 begonnen met haar bedrijfsactiviteiten De visie van de SOOS is om het

innovatieve instituut te zijn dat met nationaal en internationaal geaccepteerde kwalitatief

goede onderwijsproducten en een betrokken team de Surinaamse markt waarin opleidingen

worden aangeboden overneemt De SOOS heeft als missie om een Surinaams kwaliteits-

waarborgend instituut te zijn dat burgers vormt om optimaal te functioneren in de

maatschappij door marktgericht en klantgericht op maat ontwikkelde onderwijsproducten aan

te bieden waarbij gebruik wordt gemaakt van proactieve innovatieve en integere

medewerkers (Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname [SOOS] 2013a)

Uit het bedrijfsprofiel van de SOOS (2013a) is af te leiden dat de diensten van de SOOS

worden onderscheiden in enerzijds projecten die met name bestaan uit het ontwikkelen en het

verzorgen van trainingen in opdracht van bedrijven organisaties en de overheid en anderzijds

opleidingen In het kader van dit onderzoek staan de opleidingen centraal waarop hieronder

kort wordt ingegaan

In 2008 is de wet voor het instellen van een Nationaal Orgaan Voor Accreditatie (NOVA) in

werking getreden waarna in 2009 het kwartierteam Interim NOVA is ingesteld Dit kwartier-

team is ertoe overgegaan om opleidingen vallende onder het hoger onderwijs een erkenning

van bestaan te verlenen mits deze voldeden aan de daartoe gestelde eisen De SOOS heeft in

juli 2010 de erkenning van bestaan verkregen voor de Marketing en Managementopleiding

(MeM) en in oktober 2010 voor de Certificaatopleiding Economie (COE) In oktober 2010 is

de SOOS gestart met de MeM die opleidt tot (assistent) marketingmanager en in maart 2011

met de COE die opleidt tot financieel analist

In juni 2011 is de Accreditatieraad ingesteld onder wiens toezicht de accreditatiekaders in

samenspraak met de hoger onderwijsinstituten zijn samengesteld De publicatie heeft plaats-

gevonden in het staatsblad van de Republiek Suriname op 26 maart en 2 april 2013 Met deze

publicatie is de weg opengesteld voor de hoger onderwijsinstituten om de accreditatie aan te

vragen In de accreditatiekaders van NOVA (Nationaal Orgaan voor Accreditatie [NOVA]

2012) is aangegeven dat de opleiding dient aan te tonen dat er een systeem van beoordeling

en toetsing is waarmee wordt nagegaan of de individuele student ook inderdaad over de

beoogde eindkwalificaties beschikt In tabel 11 zijn de toetsvormen die bij de verschillende

modules van de SOOS worden gehanteerd voor de MeM opleiding en de COE weergegeven

Tabel 11 Overzicht van het aantal modules per toetsvorm bij de MeM en de COE

Toetsvorm MeM COE

Schriftelijk tentamen 17 16

Schriftelijke (groeps)opdracht 16 18

(Groeps)presentatie 3 3

Mondelinge toets 5 1

Rollenspel 2

Masterthesis 7

Toetsvorm MeM COE

Onderlinge beoordeling 2 1

Praktijkopdracht 4

Poster 1

Briefnotulen 2

Discussiedebat 2

Portfolio 11 6

Project 4 5

Reflectie 10

Simulatie 2

Stage 1

Werkverslag 1

Persoonlijk beroepsmatig handelen 2 1

Scriptie 1 1

Totaal 85 53

(SOOS 2013b 2013c)

Uit tabel 11 blijkt dat er bij de MeM een veel grotere variatie aan toetsvormen verspreid over

de verschillende modules is dan bij de COE Daarnaast zijn er bij de MeM in tegenstelling

tot de COE ook toetsvormen als praktijkopdrachten simulatie en stage opgenomen die de

relatie met de beroepspraktijk betreffen Aangezien door NOVA (2012) duidelijk wordt ge-

steld dat hbo-opleidingen dienen aan te tonen dat de studenten daadwerkelijk kunnen functio-

neren in het beroep waarvoor zij worden opgeleid is het gemis van deze toetsvormen bij de

COE dan ook de aanleiding geweest voor een analyseonderzoek waarbij is nagegaan of en

hoe de toetsvormen bij de COE mogelijkerwijs dan wel aansluiten op de beoogde

eindkwalificaties

De beoogde eindkwalificaties zijn bij de SOOS weergegeven in het competentieprofiel van

de opleiding De competenties van de opleidingen van de SOOS worden verdeeld in alge-

mene competenties en de beroepsgerichte competenties De algemene competenties gelden

voor alle hbo-opleidingen van de SOOS terwijl de beroepsgerichte competenties afgestemd

zijn op het beroep waarvoor een hbo-opleiding opleidt De algemene competenties zijn

onderverdeeld in vier categorieeumln en de beroepsgerichte competenties in twee categorieeumln In

schema 11 zijn de zes categorieeumln van de competenties van de COE weergegeven

Schema 11 Algemene en beroepsgerichte competenties van de COE

Algemene competenties

1 Interpersoonlijke competentie

Een financieel analist die interpersoonlijk competent is schept een cooumlperatieve en open sfeer is

een rolmodel en brengt een open communicatie tot stand

2 Organisatorische competentie

Een financieel analist die organisatorisch competent is zorgt voor een ordelijke en doelmatige

werkplek en stemt de werkzaamheden op elkaar af

4 Competentie in het reflecteren

Een financieel analist die competent is in het reflecteren neemt initiatief om op de hoogte te

blijven van ontwikkelingen in het beroep en werkt samen met collegae om zijn handelen

Masterthesis 8

systematisch te kunnen verbeteren

Beroepsgerichte competenties

5 Vakspecifieke competentie

Een financieel analist die vakcompetent is verzamelt verwerkt en analyseert financieumlle

administratieve en economische gegevens aan de hand waarvan het management wordt

geadviseerd

6 Beroepsspecifieke competentie

Een financieel analist die beroepscompetent is kan volwaardig en zelfstandig functioneren

(Overgenomen van SOOS 2013d)

Uitgaande van hetgeen hierboven is beschreven heeft tijdens het analyseonderzoek de

volgende probleemstelling centraal gestaan in welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleiding

Het analyseonderzoek heeft als doel gehad om in kaart te brengen hoe de beoogde

competenties van de COE getoetst worden om op basis hiervan een interventie te doen die

moet bijdrage dat bij de COE inderdaad een systeem van toetsen wordt ingevoerd waarmee

de beoogde eindkwalificaties bij de studenten wordt gerealiseerd

Dit onderzoek is in twee delen uitgevoerd Het eerste deel betreft een analyseonderzoek

waarin de bovenstaande centrale vraag is onderzocht De resultaten van dit analyseonderzoek

zijn beschreven in hoofdstuk 2 Uitgaande van de conclusies van het analyseonderzoek heeft

vervolgens een interventieonderzoek plaatsgehad Het theoretisch kader van dit

interventieonderzoek is opgenomen in hoofdstuk 3 terwijl de beschrijving van de interventie

met het bijbehorende programma van eisen in hoofdstuk 4 is opgenomen De centrale

vraagstelling van het interventieonderzoek en de wijze waarop het interventieonderzoek is

uitgevoerd zijn beschreven in hoofdstuk 5 gevolgd door de onderzoeksresultaten in

hoofdstuk 6 De conclusies naar de effectiviteit van de gepleegde interventie de daaraan

gekoppelde aanbevelingen en de discussie met betrekking tot het verloop van de interventie

en het onderzoek zijn opgenomen in hoofdstuk 7 Deze thesis wordt tenslotte afgesloten met

het implementatieplan in hoofdstuk 8

Masterthesis 9

2 Korte weergave analyseonderzoek

In dit hoofdstuk wordt er een korte weergave gegeven van het analyseonderzoek In 21 wordt

ingegaan op de vraagstelling en onderzoeksopzet in 22 worden de resultaten van het

analyseonderzoek kort beschreven in 23 worden de conclusies van het onderzoek

beschreven en in 24 wordt de keuze voor de interventie verantwoord

21 Onderzoeksvraag en -opzet

De onderzoeksvraag van het analyseonderzoek luidt als volgt ldquoIn welke mate sluiten de

toetsvormen van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo In het

kader van dit onderzoek is een competentie gedefinieerd als een samenhangend geheel van

kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich met het oog op de toekomstige

uit te voeren beroepstaken door middel van concrete handelingen in de beroepscontext

gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere competenties ontwikkelt In het

theoretisch kader in hoofdstuk 3 wordt hier verder op ingegaan Om de onderzoeksvraag te

beantwoorden is er kwalitatief explorerend onderzoek gedaan waarbij bestaand materiaal is

geanalyseerd en interviews zijn afgenomen verwerkt en geanalyseerd De algemeen

directeur de opleidingsmanager en dertien COE docenten zijn hierbij geiumlnterviewd

211 Analyse bestaand materiaal

In november - december 2013 zijn de studiegids en het lesmateriaal van de zevenendertig

modules van de COE geanalyseerd Hierbij is er een inhoudsanalyse gedaan waarbij de

leerdoelen en de toetsvormen per module zijn verzameld In bijlage 2 is het

onderzoeksinstrument opgenomen dat gebruikt is om de benodigde informatie uit de

studiegids en het lesmateriaal te verzamelen

Om de geldigheid van de onderzoeksresultaten te kunnen garanderen zijn de

onderzoeksresultaten via email verstuurd naar de docenten zodat zij aanvullingen op enof

correcties konden plegen aan de geiumldentificeerde toetsvormen Deze controle was

noodzakelijk omdat de toetsvormen die aan de hand van de studiegids waren geiumldentificeerd

bij een vijftal modules verschilden van de toetsvormen die aan de hand van het bestaand

materiaal waren geiumldentificeerd De resultaten die zijn geanalyseerd zijn die na de controle

van de resultaten door de docenten

Bij de data-analyse zijn de prestatie-indicatoren uit het competentieprofiel als labels gebruikt

Hierbij is aan de hand van de leerstofaanduiding in het leerdoel nagegaan welk leerdoel

overeenkomt met welke prestatie-indicator Drie van de 154 leerdoelen konden aan de hand

van de leerstofaanduiding niet geplaatst worden bij een prestatie-indicator Deze drie

leerdoelen zijn buiten beschouwing gelaten bij de verdere analyse Naast het leerdoel is de

module waarop het leerdoel betrekking heeft ook gelijk opgenomen in dit overzicht Het

resultaat van deze fase is een overzicht geweest waaruit aan de hand van de leerdoelen is af

Masterthesis 10

te leiden welke competenties in casu prestatie-indicatoren in welke modules getoetst

worden

In de tweede fase van de analyse zijn in hetzelfde overzicht als hierboven genoemd de

toetsvormen naast een leerdoel ingevuld Bij deze fase bleek dat in drie gevallen aan de hand

van de omschrijving van de toetsvorm niet af te leiden was als de prestatie-indicator

daadwerkelijk getoetst werd Hierbij was het noodzakelijk om weer aanvullende data te

verzamelen uit het lesmateriaal waarbij met name de opdrachten en de beoordelingstabellen

de benodigd aanvullende data hebben opgeleverd Uit deze analysefase zijn uiteindelijk zes

overzichten voor elke competentiecategorie (interpersoonlijk organisatorisch samenwerken

reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) eacuteeacuten voortgekomen waarin per prestatie-

indicator de leerdoelen met bijbehorende toetsvorm en de betreffende module zijn

opgenomen Deze overzichten zijn voor de verkorte weergave samengevat in paragraaf 221

schema 21 waarin per competentiecategorie de toetsvormen zijn weergegeven

222 Interviews

In december 2013 zijn er interviews gehouden met de relevante actoren namelijk de

opleidingsmanager COE de algemeen directeur en dertien COE docenten

Het interview met de opleidingsmanager en de algemeen directeur heeft vooral gefocust op

hun visie op het totaal overzicht aan toetsvormen zoals verkregen uit de analyse van het

bestaand materiaal Met de interviews met de docenten is beoogd om inzicht te krijgen over

hoe de docenten denken over het competentiegericht opleiden en toetsen bij de COE De

gehanteerde interviewvragenlijsten zijn opgenomen in bijlage 3 (algemeen directeur en

opleidingsmanager) en bijlage 4 (docenten)

Interview opleidingsmanager en algemeen directeur

De interviews met de opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn schriftelijk

afgenomen waarbij de geiumlnterviewden hun antwoorden in een speciaal daarvoor bestemd

antwoordenblad hebben ingevuld (zie bijlage 3) Schriftelijke interviews hebben als voordeel

dat de respondenten het kunnen invullen op een tijdstip dat hen het beste uitkomt en dat die

daarbij kunnen nadenken over de antwoorden (Baarda De Goede amp Teunissen 2009) Dit

voordeel was in dit geval doorslaggevend voor de keuze om het interview schriftelijk af te

nemen aangezien het competentieprofiel van de COE uit zes hoofdcompetenties bestaat die

verdeeld zijn in 23 sub-competenties met in totaal 81 prestatie-indicatoren

De eerste stap bij de data-analyse is het labelen geweest Hierbij is eerst het interview van de

opleidingsmanager gelabeld waarbij er negentien labels zijn gevormd waarvan enkele zowel

in positieve als in negatieve zin voorkomen Bij het labelen is vooral naar de inhoud van de

antwoorden gekeken Het doel van het interview was vooral om een beeld te krijgen van de

visie van de opleidingsmanager en de algemeen directeur op de mate waarin de toetsvormen

aansluiten op de competenties hetgeen centraal heeft gestaan in dit analyseonderzoek De

labels zijn zodanig gekozen dat de redenen waarom de functionarissen van mening zijn dat

een bepaalde prestatie-indicator al dan niet getoetst wordt in de verschillende modules van de

Masterthesis 11

opleiding tot uiting komen De bij het interview van de opleidingsmanager geiumldentificeerde

labels zijn ook te gebruiken geweest bij de data van de algemeen directeur

De labels zijn opgenomen in bijlage 5 Bij het labelen is er voor gekozen om de fragmenten

die betrekking hadden op de mening van de opleidingsmanager en de algemeen directeur

over de huidige wijze waarop er getoetst wordt bij de COE duidelijk te onderscheiden van de

verbetervoorstellen die deze functionarissen hebben aangedragen over de toetsing Hiervoor

is gekozen zodat bij het definieumlren van de uiteindelijke themarsquos mee kan worden genomen of

een bepaalde label niet alleen iets zegt over de wijze van toetsing maar ook over de wijze

van verbetering Uiteindelijk zijn de twee groepen van labels wel samengevoegd en vervol-

gens geordend waarbij de labels met een gemeenschappelijk kenmerk bij elkaar zijn geplaatst

onder een bepaald thema Uiteindelijk zijn er hieruit zeven themarsquos als resultaat

voortgekomen waarop verder in paragraaf 222 onderzoeksresultaten wordt ingegaan

Interviews docenten

De interviews met de docenten zijn mondeling afgenomen waarbij gebruik is gemaakt van

een taperecorder en een logboek Aan alle COE docenten is gevraagd om een interview van

af te nemen waarbij eacuteeacuten docent niet heeft kunnen deelnemen aan het onderzoek In totaal zijn

er dertien docenten geiumlnterviewd De dataverwerking is begonnen met het uitschrijven van de

interviews vervolgens zijn deze uitgeschreven teksten verdeeld in relevante tekstfragmenten

waarbij elk fragment gelabeld is Vervolgens zijn de dertien gelabelde overzichten van

tekstfragmenten horizontaal geanalyseerd Hiermee wordt bedoeld dat uit elke tekst naar

kernbegrippen is gezocht die inzicht geven over

1 De omschrijving die een docent geeft over het competentiebegrip

2 De wijze waarop een docent aandacht heeft voor de competentieontwikkeling van de

student

3 De wijze waarop een docent meent een bepaalde competentie te toetsen

4 De mogelijke ondersteuning die een docent kan geven aan een meer

competentiegerichte toetsing bij de COE

Het resultaat van de hierboven beschreven analyse is verkort weergegeven in schema 24 en

schema 25

22 Korte weergave onderzoeksresultaten

De onderzoeksresultaten worden weergegeven voor het bestaand materiaal en de afgenomen

interviews

221 Bestaand materiaal

In schema 21 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing van de

algemene competenties bij de COE plaatsvindt De algemene competenties zijn de interper-

soonlijke competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken en

de competenties in het reflecteren In onderstaand schema zijn de toetsvormen die in de

Masterthesis 12

praktijksituaties plaatsvinden in het rood aangegeven en de toetsvormen die een simulatie van

de praktijksituatie zijn in het blauw

Schema 21 Huidige toetsing algemene competenties COE

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

11 De student gaat op

een rechtvaardige

manier om met

mensen

Reflectieverslag

Portfolio

21 De student gaat

methodisch te werk

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Projectplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Schriftelijk

tentamen

Projectverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Word verslag

Powerpoint-

presentatie

Internettoets

Computerboek-

houdentoets

SPSS codeboek

31 De student

functioneert als vol-

waardig groepslid

Reflectieverslag

Portfolio

Onderlinge beoor-

deling groepsleden

Vergaderingen

41 De student reflecteert

op het persoonlijk

functioneren

Persoonlijk

ontwikkelingsplan

Reflectieverslag

Portfolio

12 De student communi-

ceert schriftelijk

mondeling en non-

verbaal

Brieven en notulen

Rapportagetechnie

ken

Reflectieverslag

Portfolio

Presentatie

Gesprekken

Vergaderingen

Vragenronde

22 De student brengt

structuur aan in het

werk

Presentatie

Individuele tijds-

verantwoording

Afstudeerplan

Persoonlijk be-

roepsmatig han-

delen (afstuderen)

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

Afstudeerplan

Onderzoeksrapport

32 De student onder-

houdt contacten na-

mens de organisatie

op een verantwoor-

delijke en zorgvul-

dige wijze

Reflectieverslag

Portfolio

42 De student reflecteert

op de eigen kennis-

ontwikkeling

Reflectieverslag

Portfolio

Afstudeerscriptie

Presentatie

13 De student gebruikt

relevante informatie

Onderzoeksrapport

Afstudeerscriptie

Reflectieverslag

Portfolio

SPSS codeboek

23 De student contro-

leert activiteiten op

voortgang

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

43 De student reflecteert

op het persoonlijk

handelen in de

beroepscontext

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 13

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

14 De student werkt

voor een probleem-

situatie bruikbare

oplossingen uit

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Reflectieverslag

Portfolio

15 De student demon-

streert verantwoorde

gedragspatronen

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 21 blijkt dat elke algemene competentie bij de COE middels een reflectieverslag

en portfolio getoetst wordt Deze toetsing is (pas) in de afstudeerfase van de opleiding

waarbij de studenten tijdens het afstudeeronderzoek (in bovenstaand schema aangeduid als

afstudeerscriptie) bewijzen verzamelen die hun competentieniveau dienen aan te tonen Deze

bewijzen worden geplaatst in een portfolio terwijl de beschrijving in het reflectieverslag

geschiedt Tijdens de afstudeerscriptie vindt er dus een daadwerkelijke toetsing in de prak-

tijksituatie plaats aangezien er een praktijkonderzoek wordt gedaan De afstudeerscriptie het

reflectieverslag en het portfolio zijn in bovenstaand schema in het rood opgenomen

Verder blijkt uit schema 21 ook dat alleen bij de competenties 12 en 31 er een simulatieop-

dracht is als toetsvorm Deze simulatieopdrachten zijn in het blauw aangegeven Bij de overi-

ge toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van competenties

In schema 22 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing bij de

COE plaatsvindt van de beroepsgerichte competenties De beroepsgerichte competenties

omvatten de vakspecifieke en de beroepsspecifieke competenties Naast de in schema 22

opgenomen toetsvormen kan de toetsing van de vakspecifieke competenties ook

plaatsvinden indien de student een afstudeeronderwerp heeft die op een bepaalde competentie

betrekking heeft De toetsvormen zijn dan afstudeerscriptie reflectieverslag en portfolio Ook

is het mogelijk dat de toetsing van deze vakcompetenties middels een verslag van de

uitgevoerde werkzaamheden plaatsvindt als blijkt dat de student werkzaamheden uitoefent

waarbij een bepaalde competentie gedemonstreerd kan worden

Schema 22 Huidige toetsing beroepsgerichte competenties COE

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

51 De student levert administratieve informatie ten

behoeve van de bedrijfsvoering

Cases

Praktijkopdracht

Reflectieverslag

Computerboekhouden opdracht simulatie

Schriftelijk tentamen

61 De student kan consistent en effectief omgaan met

detailinformatie

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 14

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

52 De student richt een organisatie in en bestuurt

deze

Marketingplan

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

Presentatie

62 De student houdt zich aan de normen waarden en

omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

Reflectieverslag

Portfolio

53 De student verwerkt en analyseert economische

gegevens

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

Reflectieverslag

Portfolio

54 De student brengt de financieumlle problematiek in

kaart

Schriftelijk tentamen

Projectverslag

Cases

Verslag

Reflectieverslag

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft

benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

Reflectieverslag

Portfolio

65 De student bewaakt de voortgang van processen

taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt

de eigen werkzaam- en verantwoordelijkheden

Reflectieverslag

Portfolio

66 De student doet onderzoek

Schriftelijk tentamen

Onderzoeksplan

Onderzoeksrapport

Afstudeerplan

Afstudeerscriptie

SPSS codeboek

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 22 blijkt dat elke vakcompetentie middels een reflectieverslag getoetst wordt Dit

reflectieverslag is in de hoofdfase van de opleiding en wordt geschreven aan de hand van de

praktijksituatie Op alle beroepsspecifieke competenties wordt twee keer gereflecteerd de

eerste keer bij het verslag dat geschreven wordt op de uitgevoerde werkzaamheden in de

praktijk en de tweede keer bij de afstudeerscriptie Deze reflecties vinden (pas) plaats in de

afstudeerfase van de opleiding De portfolio die ook bij elke beroepsspecifieke competentie

is genoemd heeft net als bij de algemene competenties ook betrekking op de afstudeerfase

Bij de overige toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van

competenties

Samenvattend kan worden aangegeven dat met uitzondering van de afstudeerscriptie (en het

daarbij behorend reflectieverslag en portfolio) en het werkverslag er geen toetsing van de

competenties in de beroepspraktijk plaatsvindt bij de COE De meeste toetsvormen zijn

gericht op de toetsing van afzonderlijke vaardigheden en niet van competenties

Masterthesis 15

222 Interviews opleidingsmanager en algemeen directeur

Zoals aangegeven in paragraaf 221 hebben de opleidingsmanager en de algemeen directeur

hun zienswijze gegeven op de wijze waarop de toetsing van de competenties momenteel

plaatsvinden bij de COE Na analyse van deze interviews is gebleken dat deze twee func-

tionarissen opmerkingen hebben gemaakt over de moduleopzet en het competentieprofiel

Hierop wordt hieronder nader ingegaan

Moduleopzet

De opleidingsmanager en de algemeen directeur vinden ten aanzien van de moduleopzet het

belangrijk dat

een competentie op verschillende niveaus getoetst wordt Dit is met name het geval bij de

vakspecifieke competenties waarbij het als positief wordt ervaren dat de toetsing

verspreid is over de verschillende niveaus van weten weten hoe tonen en doen

een competentie in verschillende modules getoetst wordt Indien een competentie in

meerdere modules wordt getoetst is dat als positief aangeduid en indien het in weinig

modules voorkomt is dat als een verbeterpunt aangegeven

de toetswijze geschikt moet zijn om een competentie(niveau) te toetsen Met name

reflectie als toetsvorm is hierbij als zeer positief ervaren

de soort module ook de toetsing van de competentieontwikkeling mogelijk maakt In het

verlengde van het bovenstaande zijn ook hier de reflectiemodules als positief ervaren

de toetsing niet alleen aan het eind van een module of van de opleiding maar ook eerder

plaatsvindt Dit geldt met name voor de beroepsspecifieke competenties die met name in

de modules in de afstudeerfase getoetst worden

concrete onderwijsactiviteiten dienen te worden vastgesteld Hoewel dit aspect maar bij

twee fragmenten is voorgekomen is het wel belangrijk om het mee te nemen De

onderwijsactiviteiten vormen namelijk de brug tussen de toetsvormen en de leerdoelen

Het competentieprofiel

De opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn van mening dat de wijze waarop het

niveau van de competentieontwikkeling wordt getoetst ook beiumlnvloedt wordt door het

competentieprofiel en met name door de formulering van de competentie enof de prestatie-

indicatoren De competentie die hierbij is genoemd is 32 lsquode student onderhoudt contacten

namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige wijzersquo die in het

competentieprofiel is opgenomen onder de categorie samenwerken Gemeend wordt dat deze

competentie niet zo zeer hoort bij samenwerken maar meer bij netwerken

Op basis van het bovenstaande zijn er ten aanzien van de moduleopzet en het competentie-

profiel zeven themarsquos afgeleid die zijn weergegeven in schema 23 Hierbij geven de cijfers

tussenhaakjes aan hoe vaak een bepaald fragment is voorgekomen en een + of ndash geeft aan als

dit fragment de toetsing ondersteunt of niet

Masterthesis 16

Schema 23 Kernthemarsquos interview opleidingsmanager en algemeen directeur

Moduleopzet Competentieprofiel

Competentieniveau (26 + 1 ndash) Competentie (1 + 2 ndash)

Aantal modules (17 + 11 ndash) Prestatie-indicatoren (5 ndash)

Toetswijze (20 + 11 ndash)

Modulesoort (8 + 2 ndash)

Toetsmoment (3 + 8 ndash)

Samenvattend kan worden aangegeven dat de opleidingsmanager en de algemeen directeur

het goed zouden vinden als de competenties op verschillende niveaus (weten weten hoe

tonen doen) getoetst worden Ook blijkt dat de toetsing bij de COE module gebonden gericht

is hetgeen blijkt uit het aantal modules dat genoemd is waarin de competenties al dan niet

getoetst worden Verder blijkt dat de interviews de conclusie uit de analyse van het bestaand

materiaal (zie paragraaf 221) namelijk dat de toetsing van de competenties niet verspreid

over de gehele opleiding plaatsvindt maar vooral aan het eind van de opleiding onder-

bouwen Ook is in de interviews aangegeven dat de formulering van de competenties en de

prestatie-indicatoren de toetsing van de competentie ook kan bemoeilijken

223 Onderzoeksresultaten interviews COE docenten

De docenten legden in de interviews de nadruk op de wijze waarop zij bijdragen tot het

competentiegericht opleiden en toetsen In deze verkorte weergave van de resultaten uit het

analyseonderzoek wordt ingegaan op de manier hoe de docenten

1 het competentiebegrip omschrijven

2 de studenten ondersteunen in het ontwikkelen van hun competenties

3 bijdragen aan het competentiegericht toetsen bij de COE

In schema 24 is opgenomen hoe de COE docenten het competentiebegrip omschrijven Het

getal tussen haakjes geeft aan hoeveel docenten een bepaalde omschrijving hebben gegeven

van het begrip competentie

Schema 24 Omschrijving competentiebegrip door COE docenten

Een competentie is een combinatie van vier aspecten Een persoon is competent als die kennis heeft vaardigheden daarin

ontwikkeld gemotiveerd is om die vaardigheden te demonstreren en ook over een aantal kenmerken

beschikt die ondersteunend zijn naar die vaardigheden En als de persoon deze vier aspecten

gecombineerd kan toepassen is hij competent (1)

een vaardigheid om het geleerde zelfstandig in de praktijk uit te kunnen voeren (1)

kennis en vaardigheden (1)

kennis kunde en mogelijkheden (1)

een vaardigheid (6)

kennis kunnen gebruiken in de praktijk (1)

een vaardigheid waarvan je kennis hebt en die je kan gebruiken op het moment dat je het nodig hebt

Deze aangeleerde vaardigheid in combinatie met persoonlijkheid vormt dan een competentie (1)

een vaardigheid kennis en het gedrag van de persoon (1)

Masterthesis 17

Uit schema 24 blijkt dat de COE docenten allemaal het begrip vaardigheid relateren aan een

competentie Hierbij wordt een vaardigheid als synoniem gezien voor een competentie of

gecombineerd met begrippen als kennis mogelijkheden enof persoonskenmerken waarbij de

rol van de praktijk door twee docenten expliciet is genoemd

Tijdens de interviews hebben de docenten eerst aangegeven op welke wijze ze eraan

bijdragen dat de studenten hun competenties ontwikkelen Hierbij is het competentieprofiel

dat is opgenomen in bijlage 1 het uitgangspunt geweest waarbij elke competentie apart is

besproken Vervolgens is het competentieprofiel weer per competentie besproken waarbij de

docenten nu konden aangeven of zij inderdaad deze competentie toetsen en zo ja hoe zij dat

doen Het resultaat hiervan is samengevat weergegeven in schema 25 De cijfers

tussenhaakjes geven aan hoe vaak een bepaald aspect is genoemd

Schema 25 bijdrage COE docenten aan de ontwikkeling en de toetsing van de competenties

Ondersteuning competentieontwikkeling Toetsing van competenties

Schriftelijke opdrachten (133) Schriftelijke opdrachten (111)

Schriftelijk tentamen (1) Zelfevaluatie (8)

Tijdens colleges (19) Peerevaluatie (6)

Mondelinge opdrachten (5) Schriftelijk tentamen (20)

Voorgeschreven instructies (8) Mondelinge opdrachten (19)

Houding student (16) Feedback (9)

Module-inhoud (2) Portfolio (2)

Geen toetsing (43)

Uit schema 25 blijkt dat de docenten met name door middel van opdrachten een bijdrage

leveren aan de ontwikkeling van alle zes categorieeumln van competenties (interpersoonlijk

organisatorisch samenwerken reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) Hierbij wordt

er een onderscheid gemaakt in schriftelijke (verslagen brieven scripties opdrachten en

dergelijke) en mondelinge (presentaties vragenrondes en gesprekken) opdrachten Het

groepswerk is vooral genoemd bij de competenties in het samenwerken De interactie tijdens

de colleges zoals het geven van praktijkvoorbeelden en het bespreken van praktijksituaties

zien de docenten ook als een manier om met name de competenties in het reflecteren en de

beroepsspecifieke competenties van de studenten te ontwikkelen Met de houding van de

student worden aspecten bedoeld als prioriteiten stellen en het houden aan afspraken De

module-inhoud is genoemd bij de modules competent leidinggeven (in relatie tot de

interpersoonlijke competenties) en bestuurlijke informatievoorziening (in relatie tot de

organisatorische competenties aangezien de bestuurlijke processen op voortgang

gecontroleerd dienen te worden)

De docenten toetsen voornamelijk middels schriftelijke opdrachten de competenties Het

schriftelijk tentamen wordt met name gezien als toetsvorm voor de vakspecifieke

competenties Zelfevaluatie is met name bij de interpersoonlijke en de reflectiecompetenties

genoemd terwijl peerevaluatie vooral bij de competenties in het samenwerken is genoemd

Het geven van feedback tijdens de colleges worden bij alle zes competentiecategorieeumln

genoemd als toetsmoment van de competenties Tenslotte kan ook worden gesteld dat bij alle

Masterthesis 18

zes competentiecategorieeumln docenten hebben opgemerkt dat ze wel een bijdrage leveren aan

de ontwikkeling van de competenties van de studenten maar die niet toetsen

Samenvattend kan worden gesteld dat de docenten met name geiumlsoleerde kennis en

vaardigheden toetsen Dit blijkt vooral uit de toetsvormen die zij hanteren waarbij met name

de schriftelijke vaardigheden getoetst worden Ook blijkt dat de docenten zich tijdens de

interviews wel bewust van zijn geworden dat er geen competenties getoetst worden

23 Conclusies analyse onderzoek

Uit het analyseonderzoek met als onderzoeksvraag ldquoIn welke mate sluiten de toetsvormen

van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo kan geconcludeerd

worden dat de toetsvormen van de COE opleiding niet aansluiten op het competentiegerichte

karakter van de opleiding

Ter onderbouwing van deze conclusie kan gesteld worden dat

1 De term assessment centraal staat bij een competentiegerichte opleiding waarmee de

toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden bedoeld wordt (Wouda amp Snoek 2003)

Tijdens het analyseonderzoek is de term assessment noch bij de analyse van het bestaand

materiaal noch bij de interviews met de algemeen directeur de opleidingsmanager en de

docenten genoemd Daarnaast is een met assessment bedoelde praktijk ook niet in andere

bewoordingen genoemd

2 In het verlengde van het bovenstaande kan gesteld worden dat bij de toetsing van

competenties de beroepspraktijk centraal staat Bij de COE wordt alleen bij het verslag

over de werkzaamheden op de werkplek de afstudeerscriptie en de reflectiemodules een

relatie gelegd met de beroepsomgeving

3 Met uitzondering van het portfolio alle toetsvormen die bij de COE gebruikt worden (zie

ook schema 21) gericht zijn op het toetsen van de mate waarin de student geleerd heeft

Bij een competentiegerichte opleiding gaat het echter om assessment tijdens het leren

(ldquoassessment for learningrdquo) en niet om assessment van het leren (ldquoassessement of

learningrdquo) (Lorna 2003) Het portfolio wordt alleen bij de reflectiemodules gebruikt in de

opleiding

4 Uit de analyse van het lesmateriaal is gebleken dat de toetsvormen zijn afgestemd op de

leerdoelen van een specifieke module en niet op de competenties die zijn opgenomen in

het competentieprofiel Roelofs en Visser (2011) geven aan de toetsing binnen

afzonderlijke vakgebieden een indicatie is voor het toetsen van losse elementen (zoals

opgedeelde kennis vaardigheden attitudes) en dat het toetsen van competenties plaats

vindt in specifieke praktijksituaties (bij specifieke competenties) of gevarieerde

taaksituaties (bij algemene competenties)

Masterthesis 19

5 Uit de interviews met de algemeen directeur en de opleidingsmanager is naar voren

gekomen dat de modules van de opleiding zodanig zijn opgezet dat daarmee kennis en

vaardigheden worden aangeleerd en geen competenties worden ontwikkeld Met

uitzondering van de afstudeerscriptie en de reflectiemodules richten alle modules zich op

weten en kunnen Een competentie is echter een integratie van kennis vaardigheden

houdingen en eigenschappen (Smeijsters amp Sporken 2004 Spencer ampSpencer zoals

geciteerd in Zwaal amp Eringa 2006 Taylor 2003 Wouda amp Snoek 2003)

6 Het competentiebegrip als integratief geheel van kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen is niet bekend onder de COE docenten Ook de rol van de beroepspraktijk

die een voorwaarde is voor het ontwikkelen van competenties (Van Merrieumlnboer Van

Der Klink amp Hendriks 2002 Roelofs amp Visser 2011) is niet als indicator gebruikt bij de

COE docenten bij het aangeven van de mate waarin ze een bijdrage leveren aan het

ontwikkelen van de competenties van de studenten

24 Verantwoording interventie voorstel

Uitgaande van de conclusies uit het analyseonderzoek is besloten om de interventie te doen

onder de COE docenten (inclusief de algemeen directeur en de opleidingsmanager) waarbij

gerealiseerd moet worden dat de docenten bekend raken met

1 assessment binnen een competentiegerichte opleiding

2 het portfolio als instrument bij assessment

3 de wijze waarop competenties als integratief geheel van kennis vaardigheden

houding en eigenschappen binnen de beroepspraktijk ontwikkeld dienen te worden

Op basis hiervan is besloten om als interventieonderzoek na te gaan of oefening en training

kunnen bijdragen aan de competenties als assessor van de COE docenten Tijdens dit

interventietraject zullen de docenten dan zelf een portfolio bijhouden waarin zij bewijzen

competent te zijn als assessor op basis van de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor (Oudkerk-Pool 2013a) Ook zullen de docenten als assessor optreden waarbij ze

elkaars portfoliorsquos beoordelen en op basis daarvan een assessmentgesprek voeren

Voor de SOOS betekent dit interventietraject niet alleen dat de docenten bewust zijn

geworden van competentiegericht opleiden en beoordelen maar dat ook zelf ervaren hebben

Daarnaast kan de SOOS deze docenten ook inzetten als assessor bij zowel de COE als de

MeM opleiding

Masterthesis 20

3 Theoretisch kader met conceptueel model

In deze thesis staat het competentiegericht opleiden en beoordelen centraal Het theoretisch

kader vangt dan ook aan met een beschouwing van het competentiebegrip in 31 Bij het

competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment van de studenten centraal

hetgeen besproken wordt in 32 Vervolgens wordt in 33 ingegaan op de rol van het portfolio

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen In paragraaf 34 wordt ingegaan op de rol

van de assessor Het theoretisch kader wordt afgesloten met het conceptueel model en het

globaal interventieonderzoeksvoorstel in 35

31 Het begrip competentie

Er zijn verschillende omschrijvingen van het begrip competentie Een competentie wordt

beschreven als bekwaam handelen dat zichtbaar wordt in gedrag of resultaten van dat gedrag

in beroepsituaties op een bepaald niveau (Geerding amp Jongepier in Smeijsters amp Sporken

2004) Wouda en Snoek (2003) zien een competentie als het vermogen om op basis van

aanwezige kennis vaardigheden en houdingen adequaat te handelen in complexe

beroepssituaties en het vermogen om keuzes en beslissingen die tijdens dat handelen gemaakt

worden te kunnen verantwoorden en er op te kunnen reflecteren Spencer en Spencer (in

Zwaal amp Eringa 2006) zien een competentie als een onderliggend kenmerk van een individu

dat oorzakelijk gekoppeld is aan welomlijnde werkprestaties Uitgaande van deze

verschillende omschrijvingen kan worden afgeleid dat het definieumlren van het begrip

competenties niet eenvoudig is hetgeen ook gesteld wordt door Korthagen (2004) Luken

(2006) Straetmans en Sanders (2001) en Zwaal en Eringa (2006)

Van Merrieumlnboer Van Der Klink en Hendriks (2002) hebben elf definities van het begrip

competentie met elkaar vergeleken en hebben vervolgens op basis van die vergelijking de

volgende zes gemeenschappelijke kenmerken geiumldentificeerd

1 Competenties zijn contextgebonden

2 Competenties zijn een integratie van vaardigheden kennis attituden eigenschappen

en inzichten

3 Competenties zijn veranderlijk in de tijd

4 Competenties zijn verbonden met taken en activiteiten

5 Leer- en ontwikkelingsprocessen zijn voorwaardelijk voor competentieverwerving

6 Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Uitgaande van bovenstaande kenmerken hebben Van Merrieumlnboer et al (2002) drie dimen-

sies afgeleid die gezamenlijk in de definitie van een competentie dienen te zijn opgenomen en

drie dimensies die niet noodzakelijk geacht worden maar wel relevant zijn voor de

onderwijsdoelen Deze dimensies zijn in schema 31 weergegeven

Masterthesis 21

Schema 31 Noodzakelijke en relevante dimensies van het competentiebegrip

Noodzakelijke dimensies Relevante dimensies

1 Specificiteit 4 Handelingsgerichtheid

Het verwerven toepassen en verder

ontwikkelen van competenties vindt

plaats in contexten

Voor de ontwikkeling en toetsing van een compe-

tentie is probleemoplossend handelen voorwaardelijk

waarbij er sprake dient te zijn van situaties die het

mogelijk maken de competentie te ontwikkelen en

deze competentieontwikkeling te demonstreren

2 Integrativiteit 5 Leerbaarheid

Een competentie is een samenhan-

gend geheel van kennis vaardig-

heden houdingen en eigenschappen

Een competentie is niet in eacuteeacuten keer overdraagbaar

maar vergt inspanning en tijd om het te ontwikkelen

3 Duurzaamheid 6 Onderlinge afhankelijkheid

Er is sprake van een zekere

duurzaamheid waarbij de

onderwijsdoelen tamelijk constant

blijven (de invulling daarvan in

leerdoelen verandert wel steeds)

Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Deze relatie kan voorwaardelijk zijn zoals leer-

competenties voorwaardelijk zijn voor andere com-

petenties of relevant zijn voor onderwijsdoeleinden

Op basis van de dimensies Van Merrieumlnboer et al (2002) kan in het kader van dit onderzoek

de volgende omschrijving gegeven worden van het begrip competentie Een competentie is

een samenhangend geheel van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich

met het oog op de toekomstige uit te voeren beroepstaken door middel van concrete

handelingen in de beroepscontext gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere

competenties ontwikkelt

Uit deze paragraaf is gebleken dat de beroepscontext bij het ontwikkelen van de competentie

een belangrijke rol heeft Ook is gebleken dat bij het ontwikkelen van competenties sprake

dient te zijn van integratie van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen die

gedurende een bepaalde periode en in relatie tot elkaar aangeleerd dienen te worden Om dit

te kunnen realiseren is er een bepaalde manier van toetsen nodig Zowel Shepard et al

(2005) Wouda en Snoek (2003) als Alexander (2006) noemen in dit kader assessment als een

manier om competenties bij studenten te beoordelen Hierop wordt in de volgende paragraaf

ingegaan

32 Assessment

Bij het competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment centraal In deze

paragraaf wordt eerst ingegaan op de doeleinden van assessment (321) vervolgens wordt

ingegaan op de momenten waarop een assessment wordt afgenomen (322) gevolgd door de

kwaliteitscriteria waaraan een assessment dient te voldoen (323)

321 Doeleinden van assessment

Lorna (2003) maakt een onderscheid in assessment van (ldquoofrdquo) het leren voor (ldquoforrdquo) het leren

en tijdens (ldquoasrdquo) het leren Bij assessment van het leren wordt getoetst in welke mate de

student heeft geleerd Tentamens examens repetities en dergelijke zijn voorbeelden van deze

Masterthesis 22

wijze van assessment Bij assessment voor het leren wordt tussentijds nagegaan in welke

mate de student de leerdoelen heeft bereikt met als doel alsnog bij te stellen indien nodig Bij

assessment tijdens het leren staat de student centraal De rol van de student is niet alleen

vanwege de bijdrage die geleverd wordt aan het assessment en het leerproces maar meer nog

als de link tussen het assessment en het leerproces De student kan namelijk uitgaande van

zijn eigen beginsituatie zijn eigen leerproces monitoren

Op basis van de mate waarin de drie vormen van assessment plaatsvinden kan dan een

onderscheid gemaakt worden in een meer traditionele toetssituatie en de competentiegerichte

Bij de meer traditionele toetssituatie staat assessment van het leren centraal (zie linker pira-

mide in figuur 31) terwijl de focus bij competentiegericht opleiden zou moeten schuiven

naar assessment tijdens het leren (zie rechter piramide in figuur 31)

Figuur 31 Traditionele assessment piramide vs competentiegerichte assessmentpiramide

(aangepast van Lorna 2003)

Shepard et al (2005) maken een onderscheid in formatieve en summatieve assessment

waarbij formatieve assessment plaatsvindt tijdens het leerproces met als doel om het

onderwijzen of het leren te verbeteren en summatieve assessment plaatsvindt aan het eind van

het leerproces met als doel om de mate waarin de student geleerd heeft te beoordelen

Soortgelijke indeling in formatief en summatief wordt ook gemaakt door Alexander (2006)

waarbij formatief als doel heeft om het leerproces te monitoren zodat er eventueel bijstelling

kan plaatsvinden en summatief als doel heeft het beoordelen van het geleerde Deze indeling

in formatieve en summatieve assessment is vergelijkbaar met de eerder beschreven vormen

van assessment van Lorna (2003) waarbij formatieve assessment overeenkomt met

assessment voor en tijdens het leren en summatieve assessment met assessment van het leren

322 Beoordelingsmomenten

De toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden wordt assessment genoemd (Wouda amp Snoek

2003) Assessments kunnen op verschillende momenten in de opleiding plaatsvinden Een

intake-assessment bepaalt of de student voldoet aan de bekwaamheid die nodig is om

toegelaten te worden tot een bepaalde opleiding In een eindassessment wordt bepaald of de

student voldoet aan de startbekwaamheidseisen Naast de intake- en eindassessment zijn er

ook tussenassessments mogelijk om te bepalen of een student door kan gaan naar een

volgende fase van de opleiding Voor de hand liggende momenten voor tussenassessments

zijn de overgang van jaar 1 naar jaar 2 de afsluiting van de propedeusefase en de overgang

van jaar 3 naar jaar 4 naar de afstudeerfase (Wouda amp Snoek 2003)

Masterthesis 23

323 Kwaliteitscriteria voor assessments

Van Petegem en Vanhoof (2002) onderscheiden de kwaliteitscriteria bij assessments in

doelmatigheids- en billijkheidseisen Een assessment is doelmatig als het geschikt is voor het

doel waarvoor het is gemaakt en het is billijk als elke deelnemer aan het assessment dezelfde

behandeling krijgt

1 Doelmatigheid

Een doelmatig assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Validiteit

Een assessment is valide als het inderdaad datgene meet dat het zou moeten meten Dit

kan bereikt worden door het assessment in een zo authentiek mogelijke context te laten

plaatsvinden waarbij de verschillende doelen in het assessment verwerkt dienen te zijn

b Betrouwbaarheid

Een assessment is betrouwbaar als bij herhaling onder dezelfde condities dezelfde

resultaten weer worden gevonden Dit kan bereikt worden door de opdracht eenduidig te

formuleren en voldoende aspecten in de opdracht te verwerken dat het een goede

afspiegeling is van de leerinhoud Ook is het belangrijk dat verschillende beoordelaars op

een objectieve manier het assessment beoordelen

c Efficieumlntie

Bij efficieumlntie gaat het om een aantal praktische zaken zoals tijds- en kosteninvestering

2 Billijkheid

Een billijk assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Objectiviteit

Een assessment is objectief als elke student een gelijke kans heeft om hun prestaties te

demonstreren zonder dat niet relevante individuele kenmerken van zullen zijn op de

beoordeling Elke student krijgt dus dezelfde kans

b Doorzichtigheid

Een assessment is doorzichtig als elke student alle informatie krijgt die nodig is om te

zorgen voor een optimale voorbereiding en adequate uitvoering van de opdracht

c Normering

De eis van normering benadrukt dat men de beslissingen die genomen worden op basis

van het assessment inhoudelijk moet kunnen rechtvaardigen Hiertoe dragen vooral

beoordelingscriteria bij

Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat een assessment valide en betrouwbaar moet zijn

dat de opzet en uitslag door de betrokkenen geaccepteerd moeten worden en dat het

assessment uitvoerbaar zijn Op deze vier kwaliteitscriteria wordt hieronder ingegaan

1 Validiteit

Een valide assessment meet daadwerkelijk datgene dat gemeten moet worden Bij

competentiegerichte beoordeling gaat het dus om het lsquometenrsquo van competentie effectief

Masterthesis 24

gedrag kunnen tonen in (complexe) beroepssituaties Omdat het om verschillende

competenties gaat zal een valide assessment ook bestaan uit een mix van

assessmentonderdelen waarbij alle te beoordelen competenties bij voorkeur bij twee

instrumenten aan de orde komen

2 Betrouwbaarheid

Een betrouwbaar assessment geeft de zekerheid dat iemand die door het assessment heen

komt inderdaad competent is De uitslag van het assessment is niet afhankelijk van

toevallige factoren zoals de persoon van de assessor Betrouwbaarheid is het beste te

realiseren aan de hand van heldere en eenduidige beoordelingscriteria Bij een assessment

gaat het echter om de vraag of de student in onverwachte complexe situaties effectief kan

handelen waardoor het werken met eenduidige criteria wordt bemoeilijkt Het gaat

immers om een interpretatie van de context en van de betekenis die in die context

gegeven wordt aan lsquoeffectief handelenrsquo De betrouwbaarheid kan bij een assessment

worden gerealiseerd door met meerdere (getrainde) assessoren te werken Hierdoor

ontstaat een zekere mate van intersubjectiviteit waardoor het oordeel niet alleen is

gebaseerd op een individuele mening Ook kunnen hierdoor verschillende perspectieven

in het beoordelingsproces worden meegenomen aangezien de verschillende assessoren

elk hun eigen expertisegebied kunnen hebben

3 Acceptatie

Een acceptabel assessment houdt in dat alle betrokkenen het assessment waardevol en

rechtvaardig vinden Voor de student is het van belang dat die het juiste beeld van

zichzelf kan laten zien door zelf te kunnen bepalen welke producten en bewijsmaterialen

tijdens het assessment worden ingebracht

4 Uitvoerbaarheid

Een assessment moet uitvoerbaar zijn waarbij de vraag hoe de relatie van het assessment

is met andere beoordelingsmomenten en ndashinstrumenten belangrijk is Bij het introduceren

van assessments dient nagegaan te worden op welke wijze en in welke mate assessments

de traditionele vormen van toetsing kunnen vervangen of daarmee kunnen worden

geiumlntegreerd Het traditionele curriculum is opgebouwd uit een groot aantal modulen die

afzonderlijk afgerond worden met tentamens opdrachten en dergelijke

Uit de kwaliteitseisen zoals beschreven door Van Petegem en Vanhoof (2002) enerzijds en

Wouda en Snoek (2003) anderzijds kan afgeleid worden dat het assessment

1 doelgericht dient te zijn en plaats dient te vinden in authentieke situaties hetgeen voor

de validiteit belangrijk is

2 beoordeelt dient te worden door meerdere beoordelaars hetgeen vooral bijdraagt aan

de betrouwbaarheid

3 beoordeelt dient te worden aan de hand van beoordelingscriteria hetgeen vooral

bijdraagt aan de betrouwbaarheid doorzichtigheid en normering

4 de student de gelegenheid dient te geven om het juiste beeld van zichzelf te laten zien

hetgeen bijdraagt aan de acceptatieobjectiviteit

Masterthesis 25

Een portfolio is bij uitstek geschikt om het assessment doelgericht te laten plaatsvinden en in

authentieke situaties te beoordelen Ook krijgt de student middels een portfolio de

gelegenheid om het juiste beeld van zichzelf te laten zien Hetgeen hier gesteld is wordt

onderbouwd in de volgende paragraaf (33) Ook zal in de volgende paragraaf worden

ingegaan op de beoordeling van het portfolio aan de hand van beoordelingscriteria

Ten aanzien van de kwaliteitseis met betrekking tot de efficieumlntie geeft Alexander (2005) aan

dat het gebruik van portfoliorsquos tijdconsumerend is Dit kan worden opvangen door zo

georganiseerd mogelijk te werken Dit geldt zowel voor de leraar als de student Daarnaast

kunnen het vooraf aan de studenten geven van de beoordelingscriteria en voorbeelden van

goede portfoliorsquos er ook toe bijdragen dat er tijd bespaard kan worden

33 Het portfolio

Het begrip portfolio is afkomstig uit de wereld van kunst en architectuur waar men afbeel-

dingen recensies krantenknipsels en dergelijke over het eigen werk in mappen (portfoliorsquos)

verzamelt (Driessen amp Van Tartwijk 2006) Een portfolio wordt in het onderwijs gezien als

een doelgerichte verzameling van geleverd werk door een student op basis waarvan bepaalde

kennis vaardigheden en lsquoabilitiesrsquo aangetoond worden (Arter amp Spandel Baker amp OrsquoNeil

zoals geciteerd in Alexander 2005) Het expliciet noemen van de combinatie kennis

vaardigheden en mogelijkheden geeft aan dat het portfolio bij uitstek geschikt is voor een

competentiegerichte opleiding Alexander (2005) noemt in dit kader ook een groeiportfolio

waaruit de ontwikkeling van de studenten gedurende een bepaalde periode blijkt

Ook Van Petegem en Vanhoof (2002) geven aan dat het gebruik van een portfolio inhoudt dat

de student in een verzamelmap informatie over zijn persoonlijke prestaties en ervaringen

aanlegt die een beeld schept over zijn mogelijkheden en groei Verder stellen zij dat het

belangrijk is dat de student zelf een selectie maakt uit de producten die hij in een bepaalde

periode gecreeumlerd heeft en die selectie verantwoord Uit het portfolio dient de student ook een

systematische reflectie te laten zien op het eigen leerproces

Waar Van Petegem en Vanhoof (2003) stellen dat de student zelf een selectie dient te maken

uit de producten geeft Alexander (2005) ook de rol van hun leraar hierbij aan Volgens

Alexander zijn de studenten wel vrij om hun producten die ze in hun portfolio doen zelf uit

te kiezen maar zij zullen samen met hun leraar nagaan als die producten overeenkomen met

de doelstellingen van het assessment

Naast de producten en zelfreflecties die Van Petegem en Vanhoof (2003) noemen geven

Wouda en Snoek (2003) ook video-opnames van concrete situaties waarmee de student zijn

gedrag in kenmerkende beroepssituaties toont voorbeelden van vakinhoudelijke deskun-

digheid oordelen van anderen (bijvoorbeeld in de vorm van 360ordm feedback van begeleiders

op de werkplek of de opleiding opdrachtgevers collegarsquos en medestudenten) als mogelijke

Masterthesis 26

bewijsstukken Uit deze omschrijving van Wouda en Snoek blijkt ook weer de geschiktheid

van het gebruik van een portfolio voor een competentiegerichte opleiding aangezien de

beroepssituatie centraal staat

De bewijzen die in het portfolio opgenomen worden dienen te voldoen aan de volgende eisen

(Joosten-ten Brinke et al 2009)

authentiek het moet duidelijk zijn dat het bewijs door de kandidaat is gemaakt of

betrekking heeft op de kandidaat

relevant het bewijs moet gerelateerd zijn aan de competentie die beoordeeld wordt

voldoende niveau het bewijs dient aan te tonen dat het verwacht competentieniveau

inderdaad is bereikt

actueel het bewijs dient nog steeds actualiteitswaarde te hebben

kwantitatief het bewijs moet van voldoende volume zijn onderbouwd met voldoende

ervaring(stijd)

gevarieerd de bewijzen dienen veelzijdig te zijn

Wouda en Snoek (2003) geven aan dat studenten in het portfolio een verbinding dienen te

maken tussen de in het portfolio opgenomen bewijzen en de competentie die ze daarmee

willen aantonen Hierbij kunnen de studenten uitgaan van een (specifiek) bewijs naar de

(abstracte) competentie of van de meer (abstracte) competentie naar een (specifiek) bewijs

Beide mogelijkheden worden in onderstaande figuur geiumlllustreerd

Figuur 32 Portfolio-begeleidingsmodel (aangepast van Wouda amp Snoek 2003 p 33)

Een student die uitgaat van een specifiek bewijs (de linkercirkel) gebruikt het portfolio als

instrument om te abstraheren naar het niveau van competentie (de rechtercirkel) en te ver-

algemeniseren naar situaties waarin die competentie kan worden ingezet (de middencirkel)

Deze studenten komen meestal niet verder dan het beschrijven van concrete situaties die zij

hebben meegemaakt waardoor het portfolio hen moet helpen om te kunnen achterhalen

welke competentie aan die situatie gerelateerd is zodat zij die kunnen benoemen Een student

die uitgaat van de abstracte competentie (de rechtercirkel) gebruikt het portfolio als

bewijs

Masterthesis 27

instrument om te concretiseren door het beschrijven van concrete situaties (de middencirkel)

en daar geschikt bewijsmateriaal (de linkercirkel) bij te zoeken Deze studenten kunnen juist

goed algemene zaken over zich zelf te herkennen en te benoemen vandaar dat zij uitgaan van

de algemene competentie Het portfolio helpt hen dan om de leeractiviteiten die zij uitvoeren

in een concrete situatie te beschrijven en daar geschikt bewijsmateriaal voor te zoeken

Driesen en Tartwijk (2006) verklaren de hierboven beschreven ondersteuning die het

portfolio geeft doordat de student in een portfolio systematisch beschrijft en zichtbaar maakt

op welke wijze taken werden gepland uitgevoerd en geeumlvalueerd Dit doet de student vooral

door te reflecteren op het eigen leren en dat van anderen Ook Lorna (2003) geeft aan dat een

effectieve assessment van studenten eist dat zij zichzelf reflectieve vragen stellen en zelf

leerstrategieeumln gebruiken om zich verder te ontwikkelen waarbij zij hun leervorderingen zelf

bijhouden in een portfolio Bij het reflecteren kan de student het spiraalmodel gebruiken dat

is weergegeven in figuur 33

Figuur 33 Spiraalmodel van reflectie (Korthagen 2002 p2)

Wanneer een student een portfolio samenstelt zal die systematisch terugblikken op het eigen

handelen (fase 2) Hierbij wordt dat handelen geeumlvalueerd en geanalyseerd waardoor de

student zich bewust wordt van essentieumlle aspecten die zich tijdens dat handelen hebben

voorgedaan (fase 3) Dit geeft vervolgens inzicht in de mate waarin de student al over de

gevraagde competenties beschikt Ook biedt dit handvatten voor het ontwikkelen van

alternatieven (fase 4) Doordat het portfolio inzichtelijk maakt hoe bepaalde taken werden

uitgevoerd zal de student worden gestimuleerd om de uitvoering van deze taken ook

daadwerkelijk ter hand te nemen (fase 5 en 1) waarop wederom teruggeblikt zal worden en

de reflectiecyclus verder vervolgd kan worden (Driesen amp Tartwijk 2006)

Studenten dienen feedback te krijgen waarbij gebruik kan worden gemaakt van self-

assessment (de student beoordeelt zichzelf) en peer-assessment (medestudenten beoordelen

elkaar) (Wouda amp Snoek 2003) Bij het geven van feedback is het belangrijk dat gepraat

wordt vanuit de ik-vorm concrete gedragsvoorbeelden worden gegeven de positieve en de

verbeterpunten worden weergegeven en dat gevraagd wordt als de geleverde kritiek

herkenbaar is

Masterthesis 28

34 Assessment beoordeling

Sheperd et al (2005) stellen dat bij een assessment het belangrijk is om vast te stellen wat de

student aan het eind moet kunnen en op welke wijze dat gerealiseerd kan worden Verder

stellen zij ook dat dit vereist dat er heldere beoordelingscriteria vastgesteld dienen te worden

waardoor het mogelijk wordt dat zowel de beoordelaar als de student kunnen vaststellen als

een bepaald concept is begrepen Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat het bij de

beoordeling van competenties gaat om het beoordelen van de mate waarin de student in staat

is om zijn gedrag en handelen te verantwoorden en er op te reflecteren Om dit te kunnen

realiseren dienen assessments aan de hand van heldere criteria te geschieden die

geformuleerd zijn in de vorm van (waarneembare) gedragsindicatoren voor het handelen in

praktijksituaties

Alexander (2005) geeft aan dat een lsquorubricrsquo hierna te noemen rubriek gebruikt kan worden

om de beoordelingscriteria te specificeren waarbij een onderscheid wordt gemaakt in een

analytische en een holistische rubriek In een analytische rubriek worden eerst de

beoordelingscriteria gespecificeerd waarna vervolgens per criterium een afzonderlijke score

wordt toegekend voor de mate waarin aan dat criterium is voldaan Op basis van deze

afzonderlijke scores kan er tenslotte een overall score worden vastgesteld Een holistische

rubriek bekijkt de verschillende criteria gezamenlijk waardoor elke gegeven score meerdere

factoren omvat

Van Petegem en Vanhoof (2002) maken een onderscheid in criteria standaarden en

rubrieken Criteria zijn de voorwaarden waaraan de studentenprestaties dienen te voldoen om

als succesvol bestempeld te kunnen worden (Wiggings in Van Petegem en Vanhoof 2002)

Een standaard wordt geconcretiseerd aan de hand van criteria waarbij wordt aangegeven

welke criteria van belang zijn bij het beoordelen van studentenprestaties Deze criteria

moeten dan zodanig uitgewerkt worden dat het mogelijk wordt om een geobserveerd gedrag

in een prestatieniveau onder te brengen Een standaard geeft dus in principe aan hoe goed een

prestatie moet zijn om een bepaalde beoordeling te verdienen Wiggens (in Van Petegem en

Vanhoof 2002) omschrijft een rubriek als een geschreven geheel van richtlijnen dat het

mogelijk maakt om studentenprestaties van verschillende kwaliteiten te onderscheiden In een

rubriek wordt dus hetgeen waarnaar men moet kijken bij elk kwaliteitsniveau beschreven

Zowel uit Alexander (2005) als uit Van Petegem en Vanhoof (2002) blijkt dus dat voor het

beoordelen van portfoliorsquos een rubriek ontwikkeld dient te worden met daarin beschreven

criteria en standaarden Van Petegem en Vanhoof geven net als Alexander ook aan dat deze

rubriek analytisch of holistisch kan zijn

Uit hetgeen in de voorgaande paragrafen is beschreven kan worden afgeleid dat van

docenten in een competentiegerichte opleiding en met name van docenten die belast zijn met

het afnemen van assessments van de studenten bepaalde kwaliteiten worden verwacht

hierop wordt in de volgende paragraaf ingegaan

Masterthesis 29

35 De assessor

Degene die een assessment afneemt wordt een assessor genoemd In deze paragraaf wordt

ingegaan op de gedragsindicatoren die een assessor dient te demonstreren (351) en de

methodieken die daarbij gebruikt kunnen worden (352)

351 Gedragsindicatoren van een assessor

Van Dinther (2009) geeft aan dat binnen het competentiegericht hoger beroepsonderwijs een

assessor op basis van zijn oordeel onderbouwde uitspraken doet over het niveau van

competentieontwikkeling van een student Uitgaande hiervan dient een assessor behalve over

inhoudelijke kennis ook over de competenties analyseren beoordelen en communiceren te

beschikken Deze zijn uitgewerkt in schema 32

Schema 32 Competenties en gedragsindicatoren van een assessor

Competenties Gedragsindicatoren

Analyseren 1 Informatie structureren en hoofd- en bijzaken scheiden

2 Verbanden leggen tussen verschillende soorten informatie

3 Gebruiken van meerdere informatiebronnen en deze op waarde inschatten

Beoordelen 4 Zich een mening vormen door het afwegen van gegevens

5 Relateren van informatie en bewijzen aan de competentie(criteria)

6 Betrekken van verschillende alternatieven bij de oordeelsvorming

7 Rekening houden met onzekere of tegenstrijdige informatie

8 Het oordeel onderbouwen

Communiceren 9 Op het juiste moment toepassen van vraag- en gesprekstechnieken in het

gesprek met de student

10 Betrekken van de medeassessor in de beeld- en oordeelsvorming

11 Het eindoordeel op een overtuigende en constructieve manier overbrengen

12 Ontwikkelingsgerichte feedback geven

13 Het schrijven van een heldere gestructureerde rapportage

(Van Dinther 2009)

Geheel overeenkomstig Van Dinther (2009) geven Van Berkel Van Dinther Oudkerk Pool

en Speetjes (2008) ook aan dat een assessor over de competenties analyseren communiceren

en beoordelen dient te beschikken waarbij de gedragsindicatoren betrekking hebben op de

gehanteerde structuur in het gesprek de gehanteerde vraag- en gesprekstechnieken de

beoordeling van de relevantie van de aangeleverde bewijzen de wijze waarop feedback

wordt gegeven en de wijze waarop het oordeel wordt onderbouwd en doorgegeven aan de

student

Van Berkel et al (2008) stellen verder dat een assessor als kerntaak heeft het vaststellen van

het competentieniveau van de student met als deeltaken

1 Beoordelen van een portfolio enof performance

2 Voeren van een criterium gericht interview

3 Komen tot een onderbouwd eindoordeel

4 Vastleggen van het onderbouwd eindoordeel in een rapportage

Masterthesis 30

5 Geven van ontwikkelingsgerichte feedback

Deze deeltaken worden ook genoemd door Oudkerk Pool (2013) die aangeeft dat een asses-

sor eerst beoordeelt of een portfolio van een kandidaat voldoet om het assessmentgesprek in

te kunnen gaan Naar aanleiding van de portfoliobeoordeling voert de assessor een criterium-

gericht interview om het competentieniveau van de student te bepalen en daarbij indien

nodig ontwikkelingsgerichte feedback geeft Tenslotte legt de assessor de bevindingen en het

eindoordeel vast op daarvoor bestemde formulieren ten behoeve van de eindrapportage

Op de methodieken die de assessor kan gebruiken bij de uitvoering van deze taken wordt in

de volgende subparagraaf ingegaan

352 Methodieken

In paragraaf 331 is ten aanzien van de portfoliobeoordeling al aangegeven dat rekening

gehouden dient te worden met specifieke criteria (variatie relevant actueel authentiek en

kwantiteit) en dat er een relatie dient te zijn tussen de geleverde bewijzen en de competenties

die daarmee aangetoond worden in specifieke beroepssituaties Het geven van ontwikkelings-

gerichte feedback kan vergeleken worden met de in paragraaf 321 beschreven formatieve

assessment Uitgaande hiervan zal in deze subparagraaf alleen nog ingegaan worden op de

gesprekstechnieken die de assessor kan gebruiken bij het criteriumgerichte interview

Een assessor neemt tijdens het assessment een criteriumgericht interview af waarbij

onduidelijkheden met betrekking tot de in het portfolio opgenomen bewijsvoering verder

worden onderzocht en vragen die voortkomen uit de bestudering van het portfolio worden

gesteld Hierbij kan de assessor gebruik maken van de START-methodiek de LSD en

TURBO-vragen (Oudkerk Pool 2013)

De START-methodiek

Start staat voor situatie taak actie resultaat en transfer Hierbij wordt begonnen met een

startvraag waarbij de student een situatie dient te beschrijven (situatie) Vervolgens dient

de student aan te geven wat de opdracht was of hetgeen verwacht werd (taak) vervolgens

dient de student te verwoorden wat hij precies gedaan heeft of hetgeen gebeurd is (actie)

daarna dient de student aan te geven wat het effect was of hoe het is afgelopen (resultaat)

en tenslotte dient de student dan aan te geven hoe het een ander keer aanpakt zou kunnen

worden (transfer) (Oudkerk Pool 2013)

Hierop aanvullend geven Joosten-ten Brinke et al (2009) aan dat tijdens het

criteriumgerichte interview de STARRT methodiek gebruikt kan worden waarbij wordt

nagegaan in welke situatie de student aan een competentie gewerkt heeft welke taken

daarbij zijn uitgevoerd welke acties daaruit gevolgd zijn en met welk resultaat Deze

fasen komen dus overeen met hetgeen beschreven is door Oudkerk Pool (2013) De

transferfase zoals Oudkerk Pool die beschrijft is bij de STARRT gesplitst in reflectie en

transfer waarbij de student eerst dient terug te blikken op de beschreven situatie alvorens

die te vertalen naar een nieuwe situatie

Masterthesis 31

De LSD-methodiek

LSD staat voor luisteren samenvatten en doorvragen toe Als de assessor naast het

luisteren ook het gesprek samenvat geeft het een bepaalde structuur aan het gesprek en

geeft het de student een beeld of de assessor hetgeen hij gezegd heeft juist gehoord heeft

(Oudkerk Pool 2013)

TURBO-vragen

TURBO-vragen kunnen worden toegepast als er nog weinig tijd over is en er toch nog

wat informatie verkregen moet worden van de student De vragen kunnen dan betrekking

hebben op een vergelijking een rangorde een mening van anderen of een verdieping van

de situatie (Oudkerk Pool 2013)

36 Conceptueel model en interventieonderzoeksvoorstel

In de vorige paragrafen is ingegaan op het begrip competentie de rol van het assessment in

een competentiegerichte opleiding het portfolio de assessmentbeoordeling en de assessor

Uit dit beschreven theoretisch kader is een conceptueel model afgeleid (361) waarna

vervolgens uitgaande hiervan een interventieonderzoeksvoorstel is geformuleerd (362)

361 Verantwoording conceptueel model

Uitgaande van de centrale probleemstelling ldquoin welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo is in de voorgaande

paragrafen gebleken dat bij het competentiegericht opleiden en beoordelen het begrip

assessment centraal staat Dit assessment dient op verschillende momenten te gebeuren en

aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen Vandaar dat de in paragraaf 322 besproken

beoordelingsmomenten (tussen- en eindassessment) en de in paragraaf 323 besproken

kwaliteitseisen in het conceptueel model bij het centrale begrip assessment geplaatst worden

Uit paragraaf 33 is gebleken dat het portfolio bij het assessment gebruikt wordt om vast te

stellen als de student daadwerkelijk over de vereiste competenties beschikt waardoor het

portfolio ook bij het centrale begrip assessment geplaatst wordt

Het tweede centrale begrip is de assessor aangezien die het assessment afneemt De assessor

dient te voldoen aan bepaalde gedragsindicatoren en heeft verschillende methodieken die

gebruikt kunnen worden tijdens het assessment Deze gedragsindicatoren en methodieken

worden als bijbehorende begrippen geplaatst bij het centrale begrip assessor

Een assessment dient afgenomen te worden op basis van heldere criteria waaruit duidelijk

blijkt aan welke voorwaarden de student dient te voldoen Geheel conform de omschrijving

van het begrip assessment dient het gedrag dat bij de student geobserveerd wordt gerelateerd

te zijn aan de toekomstige beroepssituatie van de student Uitgaande hiervan wordt het begrip

criteria als derde centrale begrip opgenomen in het conceptueel model

Masterthesis 32

Samenvattend kan aan de hand van de bovenstaande gesteld worden dat voor het

competentiegericht opleiden en beoordelen er assessoren dienen te zijn die aan de hand van

criteria assessments van de studenten afnemen Dit is weergegeven in het conceptueel model

in figuur 34

Figuur 34 Conceptueel model

362 Interventieonderzoeksvoorstel

Uitgaande van het in figuur 34 weergegeven conceptueel model zijn als

interventieonderzoek docenten van de SOOS getraind tot assessor waarbij van bestaande

studentenportfoliorsquos gebruik is gemaakt Naast deze training is er ook een workshop

gehouden met als doel om het bestaand competentieprofiel van de COE te splitsen naar het

vereist bekwaamheidsniveau aan het eind van de propedeusefase de hoofdfase en de

afstudeerfase (startbekwaam) Indien de docenten getraind zijn tot assessor kunnen deze

assessoren ingezet worden bij het competentiegericht opleiden en beoordelen door aan het

eind van de propedeusefase de hoofdfase en de opleiding op basis van het portfolio van de

studenten een assessment af te nemen

Assessment

bull Beoordelingsmomenten

bull Kwaliteitseisen

bull Portfolio

Competentiegericht opleiden en beoordelen

Assessor

bull Gedragsindicatoren

bull methodieken

Criteria

bull Helder

bull Relatie met de beroepspraktijk

Masterthesis 33

4 Interventie

In dit hoofdstuk wordt de uitgevoerde interventie beschreven Deze interventie dient ter

oplossing van het probleem dat in het analyseonderzoek is gebleken namelijk dat bij de COE

opleiding er geen sprake is van competentiegericht opleiden en beoordelen maar van het

toetsen van kennis en vaardigheden (zie ook hoofdstuk 2) In 41 wordt de interventie globaal

beschreven vervolgens wordt in 42 middels een blokjesschema de relatie tussen het ontwerp

en het beoogde effect weergegeven waarna in 43 het ontwerp gedetailleerd wordt

beschreven Tenslotte wordt het programma van eisen van het ontwerp in 44 beschreven

41 Globaal ontwerp

Het globaal ontwerp bestaat uit drie onderdelen

1 Het eerste onderdeel betreft het informeren van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen Hiervoor is er een reader samengesteld

waarin theorie over het competentiegericht opleiden en beoordelen is verwerkt en is er

een informatiebijeenkomst gehouden met de docenten

2 Het tweede onderdeel is de assessorentraining bestaande uit drie bijeenkomsten

Tijdens de eerste bijeenkomst hebben de docenten aan de hand van studentenmate-

riaal geoefend in het voeren van het assessmentgesprekken Tijdens de tweede

bijeenkomst hebben de docenten wederom aan de hand van studentenmateriaal

geoefend in het beoordelen van studentenportfoliorsquos Tussen de tweede en de derde

bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend waarbij de gedragsindicatoren

van een getrainde assessor als uitgangspunt zijn gebruikt Gedurende deze periode

hebben zij op hun beurt tevens een portfolio bijgehouden waarin zij bewijzen hebben

aangeleverd waarmee zij hebben aangetoond in welke mate zij aan de acht

gedragsindicatoren van een getrainde assessor voldoen Tijdens de derde bijeenkomst

hebben de docenten van elkaar een assessment afgenomen op basis van het

ingeleverde portfolio Op basis van deze assessments is dan een uitspraak gedaan als

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de

assessorencompetenties van de docenten De docenten die deze training hebben

doorlopen hebben een certificaat ontvangen dat is uitgegeven door de SOOS

3 Het derde onderdeel is een workshop met als doel om de gedragsindicatoren in het

huidig competentieprofiel van de COE te splitsen naar tussen- en eindniveaus waarbij

tevens rekening mee wordt gehouden dat deze gedragsindicatoren helder zijn gefor-

muleerd en gerelateerd zijn aan de beroepsomgeving van de afgestudeerde student

42 Blokjeschema

De onderzoeksvraag waarmee aangetoond wordt dat het ontwerp inderdaad leidt tot

verbetering luidt als volgt kan gerichte training en oefening bijdragen aan de competenties

als assessor van de docenten van de SOOS

Masterthesis 34

Schema 41 Blokjesschema

Uitgaande van het in figuur 41 weergegeven blokjesschema wordt het ontwerp in de

volgende paragraaf gedetailleerd beschreven

43 Gedetailleerd ontwerp

Het ontwerp omvat de volgende aspecten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

(431)

2 Een assessorentraining voor de docenten (432)

3 Gerichte oefening van de docenten onderling (433)

4 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments (434)

431 Het informeren van docenten

Om de docenten te informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen is er een

gelijknamige reader opgesteld voor alle COE docenten De inhoudsopgave van deze reader is

opgenomen in bijlage 6 Ook is er een informatiebijeenkomst geweest waarvan de doelen

zijn opgenomen in schema 41

Schema 41 Doelen informatiebijeenkomst

Doelen presentatie

1 Nagaan wat docenten weten over competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Docenten informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen

3 Docenten informeren over de resultaten van een analyse van de huidige toetsing binnen de COE

4 Docenten enthousiast maken om een bijdrage te leveren aan een voorstel over de wijze waarop

wij competentiegericht kunnen opleiden en beoordelen bij de SOOS

432 Assessorentraining

Voor de assessorentraining is het trainingmateriaal assessoren ldquoVerkrijg alle beschikbare

informatie en maak de juiste beoordelingrdquo van Oudkerk-Pool gebruikt De handleiding is in

extenso gebruikt terwijl de powerpointslides deels zijn aangepast met als doel om de inhoud

Leidt tot Het ontwerp namelijk

een reader over competentiegericht

opleiden en beoordelen

een assessorentraining voor de

docenten

gerichte training en oefening van de

docenten in het aanleren van de

competenties van een assessor

een workshop voor docenten om het

huidig competentieprofiel van de

COE aan te passen

Het beoogde effect namelijk

toename van kennis in brede zin over het

competentiegericht opleiden en

beoordelen

verbetering van de competenties van een

assessor bij de docenten

aanpassing van het competentieprofiel

van de COE op basis waarvan er tussen-

en eindassessments van de studenten

kunnen worden afgenomen

Masterthesis 35

van de slides te laten aansluiten bij de praktijksituatie van de SOOS Tijdens deze training

zijn de gedragsindicatoren van een getrainde assessor als uitgangspunt gebruikt Deze

gedragsindicatoren zijn weergegeven in schema 42

Schema 42 gedragsindicatoren getrainde assessor

Gedragsindicatoren getrainde assessor

1 Brengt structuur aan in het assessmentgesprek

2 Creeumlert een sfeer waarin de kandidaat volledig tot zijn recht kan komen

3 Past verschillende vraag- en gesprekstechnieken op het juiste moment toe

4 Relateert ervaringen werkwijze en bewijzen die de kandidaat inbrengt aan relevante

competentiecriteria

5 Herkent producten als bruikbaar bewijs

6 Komt tot een onderbouwd eindoordeel en brengt dit op overtuigende en constructieve wijze over

7 Geeft ontwikkelingsgerichte feedback

8 Legt het oordeel op toegankelijke wijze vast in een rapportage

9 Gaat adequaat en klantgericht om met eventuele bezwaren tegen het eindoordeel

Uitgaande van de gedragsindicatoren die zijn weergegeven in schema 42 is de

assessorentraining erop gericht om docenten te trainen in

a het afnemen van een criteriumgericht interview

b het beoordelen van portfoliorsquos

Bijeenkomst 1

Tijdens de eerste bijeenkomst die erop gericht is om docenten te trainen in het afnemen van

een criteriumgericht interview hebben de docenten met studentenmateriaal geoefend Voor

het oefenen zijn er groepen van vier gevormd bestaande uit

Twee docenten die de rol van assessorenkoppel hebben

Een docent die de rol van student heeft

Een docent die de rol van begeleider heeft

Een docent die de rol van observator heeft

Tijdens deze bijeenkomst is er geoefend in het criteriumgericht interview waarbij de

instructies voor de voorbereiding van het gesprek zijn opgenomen in schema 43

Schema 43 instructies ter voorbereiding van de oefening gesprekstechnieken

Assessorenkoppel Kandidaat en begeleider Observator

Welke onderdelen van het

portfolio willen we aan de orde

stellen tijdens het gesprek

Welke vragen stellen we

hierbij (STARTTurbo)

Hoe stellen we de kandidaat op

zijn haar gemak

Hoe verdelen we de taken

(vragen stellen aantekeningen

maken)

Welke onderdelen van

het portfolio roepen

vragen op

Kan ik situaties

beschrijven om

startcompetenties te

bewijzen (START)

Krijgt kandidaat voldoende

gelegenheid om competenties te

etaleren

Gaan de assessoren minstens eacuteeacuten

keer uit het START-principe

(concreet uitvragen) LSD Turbo-

principe

Hebben de assessoren een beter

beeld gekregen van de compe-

tenties als gevolg van het gesprek

Masterthesis 36

Bijeenkomst 2

Tijdens de tweede bijeenkomst die erop gericht is om de docenten te trainen in het

beoordelen van portfoliorsquos zijn concrete studentenportfoliorsquos beoordeeld De opdracht is

opgenomen in schema 44

Schema 44 Instructies opdracht portfoliobeoordeling

Oefening portfoliobeoordeling

1 Elke groep beoordeelt twee competenties uit het portfolio (interpersoonlijk organisatorisch of

samenwerken) en vult het oordeel in op het beoordelingsformulier (40 minuten)

2 Zelf- en peerevaluatie (zie observatieformulier)

Doe een zelfevaluatie van de wakkermethodiek (ad 1)

Geef feedback aan ldquostudentrdquo peergroep observeert (ad 5)

Peerevaluatie van de beoordeling (ad 2 tm 4)

433 Gerichte oefening van de docenten onderling

Tussen de tweede en de derde bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend in het

aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde assessor waarbij bewijzen zijn

verzameld die de mate waarin zij de gedragsindicatoren van een getrainde assessor hebben

kunnen aanleren aantonen Het resultaat van de opdracht is opgenomen in een portfolio op

basis waarvan er een peerassessment is afgenomen de derde bijeenkomst De instructie voor

dit peerassessment zijn opgenomen in schema 45

Schema 45 Instructies peerassessment

Instructies peerassessment

Het assessment wordt in drie rondes gedaan

1 In de eerste ronde beoordeelt u het portfolio volgens de VRAAK-criteria en de beoordelings-

driehoek Hiervoor gebruikt u het formulier ldquorapportage eindassessmentrdquo en vult u de onderdelen

1 en 2 in Tijdens deze eerste ronde bereidt u tevens het assessmentgesprek (criterium gericht

interview) voor (60 minuten)

2 In de tweede ronde voert u het assessmentgesprek (30 minuten)

3 In de derde ronde formuleert u wederom op het formulier ldquorapportage eindassessment (laatste

bladzijde) het eindoordeel (15 minuten)

Het peerassessment geschiedt in drie subgroepen van elk drie docenten De eerste 60 minuten voert

elke docent individueel de eerste ronde zoals hierboven beschreven uit Vervolgens wordt het eerste

assessmentgesprek afgenomen waarbij de docent die niet deelneemt aan het assessmentgesprek

observeert volgens het formulier ldquoobservatie assessmentgesprekrdquo Na het assessmentgesprek rondt de

assessor het assessment af middels het invullen van het eindoordeel conform de derde ronde zoals

hierboven omschreven Terwijl de assessor dit invult gaat de observator na als het

observatieformulier volledig en juist is ingevuld De docent die het assessment ondergaan heeft vult

op dit moment een ervaringsformulier in

Na de eerste assessmentronde worden de rollen omgekeerd totdat elke docent een assessment heeft

afgenomen van een collega-docent

Masterthesis 37

434 Brainstormen van docenten

Tijdens een workshop hebben de docenten brainstormsessies gevoerd met als doel om het

competentieprofiel aan de hand van de kenmerken van de criteria te splitsen naar twee

tussenniveaus (eind propedeuse- en hoofdfase) en eacuteeacuten eindniveaus (eind afstudeerfase)

Tijdens deze workshop is er in groepen gewerkt waarbij de groepen een keuze hebben

mogen maken om te werken aan algemene (gelden voor beide hbo opleidingen) of

beroepsgerichte competenties (gelden voor een specifieke opleiding) Het resultaat is

geschreven op flappen waarna de docenten tijdens een stille wand discussie onderling

feedback hebben gegeven op het resultaat door hun feedbackpunten te noteren op een apart

blaadje Na de stille wand discussie is de gegeven feedback door de verschillende groepen

verwerkt in het uiteindelijk resultaat

44 Programma van eisen

Het doel van de interventie is om een bijdrage te kunnen leveren aan het ontwikkelen en

implementeren van het competentiegericht opleiden en beoordelen bij de COE Om dit doel

te realiseren is het programma van eisen geformuleerd voor het product en het proces

Uit het theoretisch kader is gebleken dat het assessment en de assessor een centrale plaats

innemen bij het competentiegericht opleiden en beoordelen waarbij de assessor op basis van

criteria het assessment afneemt Uitgaande hiervan worden de volgende eisen gesteld aan het

product

1 de docenten dienen de portfoliorsquos te beoordelen aan de hand van specifieke criteria

(variatie relevant actueel authentiek en kwantiteit) waarbij tevens de relatie tussen de

geleverde bewijzen en de competenties die daarmee aangetoond worden in specifieke

beroepssituaties wordt beoordeeld

2 de docenten dienen gesprekstechnieken te demonstreren tijdens een criteriumgericht

interview

3 De criteria in het competentieprofiel dienen helder geformuleerd te zijn gespecificeerd te

zijn in tussen- en eindniveaus en gerelateerd te zijn aan de beroepsomgeving van de

afgestudeerde

Aan het proces worden de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep

Het voeren van reguliere gesprekken met de leidinggevenden

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlag

Het mogelijk maken dat het resultaat van het onderzoek buiten het afgebakend

onderzoeksgebied gebruikt kan worden

Het informeren van alle overige betrokken

De wijze waarop de in dit hoofdstuk beschreven interventie is uitgevoerd wordt in het

volgende hoofdstuk beschreven

Masterthesis 38

5 Onderzoeksopzet

De wijze waarop de interventie is uitgevoerd wordt in dit hoofdstuk beschreven In 51 wordt

ingegaan op de centrale vraag en bijbehorende deelvragen Ook het variabelenschema wordt

in 51 weergegeven Vervolgens wordt in 52 ingegaan op het onderzoekstype in 53 op de

dataverzameling en bijbehorende onderzoeksinstrumenten en in 54 op de validiteit en de

betrouwbaarheid

51 Centrale vraag en deelvragen

De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docenten

als assessor waar te nemen

3 Op basis van welke gedragsindicatoren kunnen de tussen- en eindassessments van de

COE studenten afgenomen te worden

Uitgaande van bovenstaande deelvragen worden de centrale begrippen als volgt

geoperationaliseerd

Schema 51 Variabelenschema interventieonderzoek

Begrip Dimensie Indicatoren

Kennisniveau Kennis De docent

kent het begrippen competentie

kent de kenmerken van een assessment

kent de rol van een portfolio bij het competentiegericht opleiden

en beoordelen

Competenties

assessor

Portfolio

beoordelen

De docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en

kwantiteit van de bewijzen

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in

beroepssituaties en de competenties

Criteriumge-

richt interview

De docent

luistert actief vraagt door vat samen (LSD)

vraagt de kandidaat naar de situatie waaruit een bewijs is

voortgekomen wat de taak precies was in die situatie welke

actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was

en wat een volgend keer anders gedaan zou worden (START)

hanteert turbo vragen

past feedbackregels toe

baseert de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of

het criteriumgericht interview

Masterthesis 39

Begrip Dimensie Indicatoren

Criteria Voorwaarden

aan studenten-

prestaties

De docent

formuleert meetbare gedragsindicatoren op het niveau van de

propedeuse hoofd- en afstudeerfase waaruit de groei van het

competentieniveau van de student blijkt

relateert de gedragsindicatoren aan de beroepspraktijk

52 Onderzoekstype

Tijdens de interventie zijn er twee onderzoekstypen gebruikt namelijk actieonderzoek (521)

en effectonderzoek (522)

521 Actieonderzoek

Ponte (2010) definieert actieonderzoek als ldquoeen geheel van activiteiten van docenten die

met behulp van technieken en strategieeumln van sociaalwetenschappelijk onderzoek

reflecteren op hun handelen en de situatie waarin dit handelen plaatsvindt en

op basis van de zo verkregen inzichten hun handelen of de situatie waarin dat

handelen plaatsvindt systematisch proberen te verbeterenrdquo (p 20-21)

In de hierboven weergegeven beschrijving van actieonderzoek worden de docenten expliciet

genoemd Ponte (2010) onderscheidt vijf fasen bij actieonderzoek die in figuur 51 zijn

weergegeven

Figuur 51 fasen van actieonderzoek (Overgenomen van Ponte 2010 p 48)

De eerste fase is het formuleren van het algemeen idee waarin centraal staat het identificeren

van problemen waaraan docenten willen gaan werken In het begin kan het algemeen idee een

vage notie zijn over wat er aan de hand is en daarom is een verdere verkenning van concrete

gegevens met betrekking tot het probleem vaak noodzakelijk Bij deze tweede fase gaat het

om de beschrijving en de analyse van de te veranderen situatie De verkenning kan aanleiding

Masterthesis 40

zijn om het algemeen idee over het probleem bij te stellen Als docenten zich nader hebben

geiumlnformeerd over het probleem kan in de derde fase een algemeen plan worden opgesteld

dat kan bestaan uit een voorgenomen reeks kleine verbeteracties of uit eacuteeacuten verbeteractie

welke uitgewerkt wordt in een reeks uit te voeren stappen Dan volgt als vierde fase het

daadwerkelijk plannen uitvoeren en evalueren van de verbeteracties Docenten analyseren de

oorzaak van het al of niet succesvol verlopen van de eerste verbeteractie en op basis hiervan

plannen zij de volgende actie Zo nodig kan de evaluatie leiden tot het bijstellen van het

algemeen plan of zelfs het algemeen idee De aangegeven fasen worden herhaald tot docenten

tevreden zijn over de verkregen resultaten Het onderzoek wordt tenslotte afgesloten met een

casestudy waarin de docenten reflecteren op hun actieonderzoek (Ponte 2010)

De centrale probleemstelling die bij dit actieonderzoek centraal staat is dat er een toename

wenselijk is in het ontwikkelingsniveau van de competenties de docent als een assessor Dit is

dus het algemeen idee Tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training heeft de

verkenning van dit probleem plaatsgehad waarbij met name de gedragsindicatoren die horen

bij de competenties van een getrainde assessor zijn besproken Hierna zijn de docenten

gestart met de uitvoering van het plan waarbij er in groepen van twee of drie is geoefend met

als doel om de competenties van een getrainde assessor aan te leren Van deze oefeningen

zijn de data verzameld Vanwege de beperkte tijd (eacuteeacuten maand) is er twee keer een analyse

geweest van de oefeningen en het resultaat daarvan De data van deze analysefase zijn

verzameld in leerrapporten (zie ook paragraaf 542) Elke docent heeft als casestudy een

portfolio bijgehouden met daarin de bewijzen en reflecties waaruit het ontwikkelingsniveau

van zijn of haar competenties als assessor blijkt De resultaten van dit actieonderzoek zijn

beschreven in paragraaf 61

522 Effectonderzoek

Naast actieonderzoek is er ook sprake van een effectonderzoek en wel bij de eerste en de

tweede deelvraag In een effectonderzoek is er sprake van een onafhankelijke variabele die

gemanipuleerd wordt en een afhankelijke variabele waarop de onafhankelijke variabele

invloed uitoefent (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag waarbij is nagegaan of er een

toename is waar te nemen in het kennisniveau van de COE docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de afhankelijke variabele het kennisniveau van

de docenten terwijl de onafhankelijke variabelen de informatiebijeenkomst en de reader zijn

geweest De wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 541 terwijl het

resultaat hiervan is beschreven in paragraaf 611

Bij de tweede deelvraag waarbij is nagegaan of er een verbetering in het ontwikkelingsni-

veau van de competenties als assessor bij de COE docenten is waar te nemen is de

afhankelijke variabele het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docent als

assessor en de onafhankelijke variabele de oefeningen die de docenten hebben gedaan De

wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 542 terwijl het resultaat

hiervan is beschreven in paragraaf 612

Masterthesis 41

53 Populatie

De populatie wordt gevormd door alle docenten van de SOOS De gehele populatie is

benaderd om de eerste docentenbijeenkomst bij te wonen Tijdens deze eerste docenten-

bijeenkomst is vervolgens nagegaan welke docenten bereid zijn om te participeren aan het

interventieonderzoek In totaal hebben van de drieeumlntwintig docenten negen meegedaan aan

de training en acht aan de workshop In de ontstane steekproef zaten naast de twee

opleidingsmanagers drie docenten die vanaf het begin van de opleidingen aan de SOOS zijn

verbonden twee docenten die halverwege het bestaan van de opleidingen zijn aangetrokken

door de SOOS en twee docenten die dat studiejaar voor het eerst waren aangetrokken Ook

kan over de ontstane steekproef worden opgemerkt dat zes docenten uit het onderwijsveld

afkomstig zijn en drie uit het beroepenveld Ten aanzien van de duur waarop de docenten in

dienst zijn bij de SOOS is de ontstane steekproef wel representatief Ten aanzien van

achtergrond van de docenten is de ontstane steekproef niet representatief aangezien 57 van

de SOOS-docenten uit het toekomstig beroepenveld van de studenten afkomstig is

54 Dataverzameling en onderzoeksinstrumenten

De gegevens zijn in juli - augustus 2014 verzameld De wijze waarop de data zijn verzameld

en de hierbij gebruikte onderzoeksinstrumenten worden hieronder per deelvraag beschreven

541 Toename kennisniveau docenten

De eerste deelvraag luidt als volgt is er een toename in het kennisniveau van de docenten

over het competentiegericht opleiden en beoordelen waar te nemen Om deze vraag te

kunnen beantwoorden is er een toets ontwikkeld die is opgenomen in bijlage 7 Deze toets is

op twee verschillende momenten afgenomen Aan de hand van de toetsresultaten op deze

twee verschillende momenten is vastgesteld als het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is toegenomen In de toets zijn er vijf

meerkeuzevragen opgenomen die betrekking hadden op het competentiebegrip het begrip

assessment het assessment in een competentiegerichte opleiding het portfolio en de

kwaliteitscriteria van een assessment

542 Toename ontwikkelingsniveau competenties assessor bij docenten

De tweede deelvraag luidt is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties

als assessor bij de docenten waar te nemen Om deze vraag te kunnen beantwoorden is

gebruik gemaakt van een rubriek die door Oudkerk Pool (2013) is ontwikkeld Deze rubriek

die is opgenomen in bijlage 8 is de basis geweest voor de oefeningen die tijdens de asses-

sorentraining zijn gedaan de oefeningen die de docenten onderling hebben uitgevoerd na

eerste twee trainingsbijeenkomsten en de eindopdracht waarmee de training is afgerond Op

de training is al uitvoerig ingegaan in paragraaf 43 bij de gedetailleerde beschrijving van het

ontwerp Ook zijn alle gebruikte instrumenten om de benodigde data voor het beantwoorden

van deze tweede deelvraag te verzamelen afgeleid van dezelfde rubriek uit bijlage 8

Masterthesis 42

Zoals aangegeven in schema 51 zijn voor het beantwoorden van deze tweede deelvraag

indicatoren met betrekking tot het beoordelen van het portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

Bovengenoemde indicatoren zijn twee keer gemeten Het eerste meetmoment is geweest

tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training namelijk 4 en 11 juli 2014 Tijdens de

eerste trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het afnemen van een

criteriumgericht interview Van deze oefeningen zijn er video-opnames gemaakt die aan de

hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie bijlage 9) zijn beoordeeld Tijdens

de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het beoordelen van het

portfolio De data van deze oefeningen zijn verzameld met behulp van het formulier

rapportage eindassessment dat is opgenomen in bijlage 10

Na de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten een eindopdracht gehad conform

welke zij hebben geoefend in groepen van twee of drie in het ontwikkelen van de

competenties van assessor De oefenperiode was eacuteeacuten maand Aan het eind hiervan heeft elke

docent een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van hun

competenties onderbouwen De volledige beschrijving van deze eindopdracht is opgenomen

in bijlage 11 De data van deze oefeningen zijn verzameld middels het leerrapport dat is

opgenomen in bijlage 12 Geheel volgens de opzet van actieonderzoek (zie ook paragraaf

51) hebben de docenten aan de hand van deze leerrapporten twee keer teruggeblikt op de

wijze waarop zij deze competenties ontwikkelen

Het tweede meetmoment is tijdens de derde en tevens laatste trainingsbijeenkomst op vrijdag

8 augustus 2014 geweest Zoals eerder aangegeven heeft elke docent aan het eind van de

oefenperiode een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van

een getrainde assessor aantonen Elke docent heeft tijdens deze laatste trainingsbijeenkomst

de rol van assessor vervuld en daarbij van een collega-docent het portfolio beoordeeld en een

criteriumgericht interview afgenomen De docenten hebben hun bevindingen over de

portfoliobeoordeling genoteerd op het formulier rapportage eindassessment (zie bijlage 10)

Aan de hand van deze resultaten is inzicht verkregen in het ontwikkelingsniveau van de

docent met betrekking tot de portfoliobeoordeling terwijl inzicht in het ontwikkelingsniveau

met betrekking tot het criteriumgericht interview en het geven van ontwikkelingsgerichte

feedback verkregen is aan de hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie

bijlage 9) De gebruikte instrumenten tijdens het tweede meetmoment zijn dus dezelfde

instrumenten als die tijdens het eerste meetmoment zijn gebruikt

543 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

De derde deelvraag luidt als volgt op basis van welke criteria kunnen de tussen- en

eindassessments van de COE studenten afgenomen te worden Uit schema 51 blijkt dat de

criteria die nodig zijn voor de tussen- en eindassessments helder dienen zijn geformuleerd en

gerelateerd dienen te zijn aan de beroepspraktijk van de student Ook blijkt dat de momenten

van de tussen en eindassessments aan het eind van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

zijn De gegevens hieromtrent zijn verzameld tijdens een workshop waarbij het huidig

Masterthesis 43

competentieprofiel dat is opgenomen in bijlage 1 als instrument is gebruikt In het huidig

competentieprofiel is alleen het eindniveau opgenomen dat verwacht wordt van de

afgestudeerde student Uitgaande hiervan hebben docenten tijdens groepsgesprekken een

voorstel geformuleerd over een mogelijke indeling van de competenties in tussen- en

eindniveaus waarbij rekening gehouden wordt met de beroepspraktijk van de student Baarda

et al (2009) geven aan dat een groepsgesprek de voorkeur geniet indien het doel is het

genereren van ideeeumln In dit geval hebben de docenten ideeeumln gegenereerd voor een

mogelijke indeling van het vereist competentieniveau van de studenten aan het eind van de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase Baarda et al geven verder aan dat het voordeel van

groepsgesprekken is dat de reacties van de deelnemers meestal inspirerend werken waarbij

andere deelnemers vaak op nieuwe gedachten worden gebracht Hierdoor kan het

groepsgesprek het karakter van een brainstormsessie krijgen hetgeen in dit kader het geval is

geweest De brainstormsessies zijn geweest tijdens een workshop op 16 augustus 2014 Het

resultaat van deze brainstormsessies hebben de docenten op flappen geschreven aan de hand

waarvan de onderzoeksresultaten zijn verwerkt in paragraaf 613

55 Validiteit en betrouwbaarheid

In deze paragraaf worden de validiteit (551) en de betrouwbaarheid (552) van het

onderzoek verantwoord

551 Validiteit

Van validiteit is er sprake indien de onderzoeksbevindingen een goede weergave vormen van

datgene wat zich feitelijk in de praktijk afspeelt (Baarda De Goede amp Teunissen 2009)

Baarda (2014) maakt hierbij het onderscheid in instrumentele en ecologische validiteit

Instrumentele validiteit

De instrumentele validiteit is de mate waarin datgene dat gemeten moet worden

daadwerkelijk ook gemeten wordt Hierbij spelen de onderzoeksinstrumenten dus een

belangrijke rol Hetgeen gemeten dient te worden is weergegeven in de deelvragen in

paragraaf 51 terwijl de centrale begrippen uit deze deelvragen zijn geoperationaliseerd in

schema 51 in concrete indicatoren Zoals aangegeven in schema 51 zijn er drie centrale

begrippen namelijk kennisniveau competenties assessor en criteria Hieronder wordt voor

elk van deze centrale begrippen aangegeven hoe de indicatoren verwerkt zijn in het

gehanteerde onderzoeksinstrument

De indicatoren met betrekking tot het centrale begrip kennisniveau zijn gemeten aan de hand

van een toets met daarin vijf meerkeuzevragen (zie bijlage 7) waarbij

a Vraag 1 en 2 betrekking hebben op respectievelijk het begrip competentie en het

begrip assessment en meten dus de kennis van de docent hierover (eerste indicator)

b Vraag 3 betrekking heeft op de competentiegerichte assessmentpiramide vraag 4 op

het portfolio en vraag 5 op de kwaliteitseisen van assessment Deze vragen meten dus

Masterthesis 44

de kennis van de docent over de wijze waarop een assessment in een

competentiegerichte opleiding plaatsvindt (tweede indicator)

De indicatoren met betrekking tot de competenties van de assessor komen zijn opgenomen in

de rubriek die als basis is gebruikt bij het verzamelen van de gegevens (zie bijlage 8) Zoals

reeds beschreven in paragraaf 542 is deze rubriek als uitgangspunt gebruikt bij de

ontwikkelde instrumenten

De indicatoren met betrekking tot de criteria op basis waarvan tussen- en eindassessments

van de studenten afgenomen dienen te worden zijn verwerkt in de volgende centrale vraag

die de docenten moesten beantwoorden tijdens een groepsgesprek wat moet de student

kunnen aan het eind van de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase

Ecologische validiteit

De ecologische validiteit geeft de geldigheid van de onderzoeksresultaten in de dagelijkse

praktijk aan (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag zijn de onderzoeksdata rechtstreeks van

de docenten verzameld door de toets Bij de tweede deelvraag zijn de onderzoeksgegevens

bij het eerste meetmoment rechtstreeks bij de docenten die op dat moment de rol van asses-

sor vervulden verzameld middels de observatie Bij het tweede meetmoment zijn de gege-

vens via de bevindingen van een observator verzameld Bij het tweede meetmoment heeft de

ecologische validiteit dus moeten inboeten aangezien de observator een andere interpretatie

gegeven kan hebben aan hetgeen heeft plaatsgehad dan wanneer de data rechtstreeks van de

docent was verkregen Bij de derde deelvraag zijn de gegevens rechtstreeks van de docenten

verkregen nadat die op flappen waren geschreven Ook bij de derde deelvraag heeft de

ecologische validiteit moeten inboeten aangezien hetgeen geschreven is op de flappen niet

noodzakelijkerwijs hetgeen hoeft te zijn dat is besproken tijdens het groepsgesprek

552 Betrouwbaarheid

Baarda et al (2009) die betrouwbaarheid beschrijven als de mate waarin metingen onafhan-

kelijk zijn van toeval geven de volgende richtlijnen om de betrouwbaarheid te verhogen

1 Het vooraf uitschrijven van mogelijke vooroordelen waardoor subjectieve ervaringen en

overwegingen voorkomen kunnen worden

2 De onderzoeksverslagen en interpretaties te laten nalezen door collegarsquos (peer-

debriefing)

3 De dataverzameling na enige tijd nog eens bekijken en analyseren

4 Het zo snel mogelijk aantekeningen maken van de observaties of gesprekken die ter

plekke niet vastgelegd kunnen worden

Tijdens het interventieonderzoek is gebruik gemaakt van de tweede richtlijn waarbij de

kwaliteitsmedewerker van de SOOS de onderzoeksresultaten heeft nagelezen Uit deze peer-

debriefing is er eacuteeacuten inhoudelijke opmerking voortgekomen waarbij gesteld is dat niet is

aangeven als het effect dat op het kennisniveau heeft plaatsgehad positief of negatief is

geweest Deze opmerking is verwerkt in het resultaat in hoofdstuk 6

Masterthesis 45

6 Resultaten van het onderzoek

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het interventieonderzoek gepresenteerd In

paragraaf 61 worden ingegaan op het effect van het product terwijl in paragraaf 62 wordt

ingegaan op het effect van het proces

61 Het effect van het product

Zoals aangegeven in hoofdstuk 4 omvat het product de volgende activiteiten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Een assessorentraining waarbij de docenten

a worden getraind in de technieken die nodig zijn om portfoliorsquos te beoordelen en een

criteriumgericht interview af te nemen

b met elkaar oefenen in het aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor

3 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments

Deze drie activiteiten worden in de volgende subparagrafen beschreven

611 Informeren van docenten

Zoals beschreven in paragraaf 431 is er een reader samengesteld over het

competentiegericht opleiden en beoordelen (zie ook de inhoudsopgave in bijlage 6) Deze

reader is ongeveer twee weken voorafgaand aan de informatiebijeenkomst gestuurd naar de

docenten De informatiebijeenkomst is geweest op zondag 15 juni 2014 Aan het begin van

deze informatiebijeenkomst is de toets (zie ook paragraaf 541) afgenomen om een indicatie

te hebben over het kennisniveau van de docenten voorafgaand aan het interventietraject Deze

zelfde toets is vervolgens weer afgenomen onder de docenten aan het begin van de eerste

trainingsbijeenkomst op vrijdag 4 juli 2014 27 dagen na het eerste meetmoment De

resultaten van deze toets zijn opgenomen in tabel 61 De toets bestond uit vijf meerkeuze-

vragen Voor elke vraag die goed was beantwoord kon een docent twee punten scoren

Tabel 61 Gemiddeld toetscijfer docenten kennisniveau

Gemiddeld cijfer meetmoment 1 Gemiddeld cijfer meetmoment 2

44 62

Uit tabel 61 blijkt dat het gemiddeld toetsresultaat tijdens het eerste meetmoment 44 is

geweest Twee toetsvragen (zie bijlage 7) zijn door alle respondenten fout beantwoord

namelijk de vraag over de competentiegerichte assessmentpiramide en de vraag over hetgeen

noodzakelijk is als een student een ontwikkelingsportfolio maakt Bij de vraag over de

assessmentpiramide hebben de docenten dus niet kunnen herkennen dat bij assessment van

competenties assessment tijdens het leren (ldquoassessment as learningrdquo) de basis vormt gevolgd

door assessment voor het leren (ldquoassessment for learningrdquo) en tenslotte assessment van het

Masterthesis 46

leren (ldquoassessment of learningrdquo) Bij de vraag over het ontwikkelingsportfolio hebben de

docenten niet kunnen herkennen dat een student niet maar eacuteeacuten informatiebron als bewijs kan

gebruiken

Het gemiddeld toetsresultaat is tijdens het tweede meetmoment 62 geweest Uit de analyse

van deze toetsresultaten is in tegenstelling tot het eerste meetmoment niet gebleken dat er

specifieke onderdelen zijn waarbij de docenten een informatiegap hebben De fouten varieumlren

namelijk per docent

Uitgaande van het gemiddeld cijfer van de twee verschillende meetmomenten respectievelijk

44 en 62 kan gesteld worden dat de reader over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de informatiebijeenkomst een positief effect hebben gehad op het kennisniveau

van de docenten over het competentiegericht opleiden en beoordelen

612 Assessorentraining

De doelen van de assessorentraining zijn geweest om de docenten

a te trainen in de competenties van een assessor

b met elkaar te laten oefenen bij het aanleren van de gedragsindicatoren van een

getrainde assessor

In schema 51 zijn de indicatoren die bij de competenties van een assessor van belang zijn

weergegeven Voor de overzichtelijkheid worden die weer hier opgenomen

1 Portfolio beoordelen waarbij de docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen

(tijdens het onderzoek afgekort vraak-criteria)

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en

de competenties (tijdens het onderzoek genoemd beoordelingsdriehoek)

2 Criteriumgericht interview afnemen waarbij de docent

actief luistert doorvraagt samenvat (LSD)

de kandidaat vraagt naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak

precies was in die situatie welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van

die actie was en wat een volgend keer anders gedaan zou kunnen worden (START)

turbo vragen hanteert

feedbackregels toepast

de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of het criteriumgericht

interview baseert

Zoals eerder beschreven (zie ook paragraaf 432 en 542) zijn er bij de assessorentraining

twee meetmomenten geweest waarbij het eerste meetmoment is geweest tijdens de eerste

twee trainingsbijeenkomsten en het tweede meetmoment tijdens de derde trainingsbijeen-

komst ongeveer eacuteeacuten maand na het eerste meetmoment Gedurende deze twee meetmomenten

hebben de docenten onderling geoefend

Masterthesis 47

Om het geheel overzichtelijk te houden worden de resultaten bij dit onderdeel weergegeven

voor de twee hierboven genoemde aspecten (beoordelen portfolio en criteriumgericht

interview afnemen)

Beoordelen van het portfolio

Bij het beoordelen van het portfolio hebben de docenten tijdens het eerste meetmoment

vrijdag 11 juli 2014 in vier groepen gewerkt waarbij studentenportfoliorsquos beoordeeld

moesten worden Bij het beoordelen van de studentenportfoliorsquos hebben de docenten gelet op

de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen (vraak-criteria)

en de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en de

competenties (beoordelingsdriehoek) Het resultaat van dit groepswerk is onderling door de

groepen zelf beoordeeld Het tweede meetmoment heeft plaatsgehad op vrijdag 8 augustus

2014 Hierbij waren er acht van de negen docenten aanwezig waarbij twee docenten een

gezamenlijk portfolio hebben ingeleverd Ook hier hebben de docenten onderling de

beoordeling gedaan

Vraak-criteria

In schema 61 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven met betrekking tot

de vraak-criteria Tijdens het eerste meetmoment zijn er van vier groepen resultaten en tijdens

het tweede meetmoment zijn er van zes individuele docenten en eacuteeacuten duo-groep resultaten

Tussen het eerste en het tweede meetmoment zijn er 29 dagen

Schema 61 Portfoliobeoordeling vraak-criteria

Meetmoment 1 Meetmoment 2 1 Poging om de variatie te

brengen terwijl de andere

criteria niet zijn meegenomen

2 Alleen de variatie en de

relevantie zijn toegelicht

3 De actualiteitswaarde is niet

genoemd de overige criteria

in onvoldoende mate

4 De variatie is onvoldoende

uitgewerkt de kwantiteit is

niet aan de orde gekomen De

overige criteria zijn wel

genoemd

1 De bewijsstukken zijn echt en actueel (27 juli 28 juli en 2

augustus) Er zijn maar van twee indicatoren bewijzen

waarvan maar van eacuteeacuten er meerdere bewijzen zijn

2 Er zijn geen bewijzen als zodanig in het portfolio

opgenomen

3 Alle indicatoren zijn aan de hand van eacuteeacuten feedbackrapport

bewezen

4 De beoordeling is gedaan aan de hand van een casus en niet

van de indicatoren van een assessor

5 De vraak-criteria zijn voldoende toegepast

6 De vraak-criteria zijn onvoldoende toegepast

7 Uit de beschrijving van de werkwijze en de opsomming van

de bevindingen blijkt de variatie relevantie en de actualiteit

De authenticiteit en de kwantiteit zijn niet gebleken

Zoals in het begin van deze paragraaf aangegeven dient een assessor bij het beoordelen van

een portfolio uit te gaan van de vraak-criteria Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het

beoordelen van het portfolio zowel bij het eerste meetmoment als bij het tweede meetmoment

uit zijn gegaan van de vraak-criteria

Tussen de twee meetmomenten hebben de docenten onderling geoefend in het hanteren van

de vraak-criteria bij het beoordelen van een portfolio Tijdens het oefenen hebben de

Masterthesis 48

docenten middels een leerrapport twee keer gereflecteerd op de mate waarop zij conform de

vraak-criteria een portfolio beoordelen waarbij de sterke punten en de verbeterpunten

hiervan genoteerd zijn De resultaten van alle docenten zijn weergegeven in schema 62

Schema 62 Oefenresultaten vraak-criteria

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen toegepast (3) Alle onderdelen toegepast

Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde

Ervaring kunnen opdoen met de vraak-techniek Het beoordelen van de bewijsstukken met de vraak-

techniek (2)

Verbeterpunten

Actualiteit kon beter Actualiteit kon beter

Kwantiteit Kwantiteit

Relevantie (2) Relevantie

Juiste afbakening maken Juiste afbakening maken

Uit schema 62 blijkt dat net als bij het eerste en het tweede meetmoment de docenten bij het

oefenen bij de portfoliobeoordeling ook rekening gehouden hebben met de vraak-criteria Uit

schema 62 blijkt ook dat het maken van een juiste afbakening tussen de criteria als een

verbeterpunt is aangemerkt

Uitgaande van hetgeen hierboven gesteld is kan worden aangegeven dat de docenten vanaf

het eerste meetmoment de vraak-criteria hebben gehanteerd bij het beoordelen van

portfoliorsquos

Beoordelingsdriehoek

In schema 63 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven van de

beoordelingsdriehoek Voor het beoordelen van een portfolio op basis van de

beoordelingsdriehoek dient de docent na te gaan als de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria aan elkaar zijn gerelateerd

Schema 63 Portfoliobeoordeling beoordelingsdriehoek

Meetmoment 1 Meetmoment 2

1 Er zijn zowel bewijzen als beroepshandelingen

2 De bewijzen zijn wel beoordeeld maar de beroepshandelingen en de

beoordelingscriteria zijn niet meegenomen

3 Er is per competentie beoordeeld maar de beoordelingsdriehoek is niet

gebleken

4 De prestatie-indicatoren en het bewijsmateriaal zijn wel gebruikt maar

de beroepshandelingen (de context) niet

Bij geen enkele

indicator is er een

relatie gelegd met

het bewijs en de

beroepscontext (7)

Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het eerste meetmoment zich met name gefocust

hebben op de onderdelen (bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscriteria) van de

beoordelingsdriehoek en niet zozeer op de relatie daartussen Bij het tweede meetmoment is

Masterthesis 49

deze relatie wel meegenomen In welke mate het onderling oefenen tussen de twee

meetmomenten hiertoe heeft bijgedragen is weergegeven in schema 64

Schema 64 Oefenresultaten beoordelingsdriehoek

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Bewijzen Bewijzen

Gebruik van de competenties Gebruik van de competenties

Ervaring kunnen opdoen met beoordelingsdriehoek

Verbeterpunten

Bewust toepassen Bewust toepassen

Toepassen Toepassen (2)

Uit schema 64 blijkt dat het uitgaan van de bewijzen en de competenties en het opdoen van

ervaring met de beoordelingsdriehoek een bijdrage hebben geleverd dat tijdens het tweede

meetmoment wel op de relatie tussen de bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscri-

teria is gelet Ook heeft het (bewust) toepassen van de beoordelingsdriehoek hieraan

bijgedragen

Criteriumgericht interview

Bij het criteriumgericht interview is de focus geweest op de START (situatie taak actie

resultaat en transfer) LSD (luisteren samenvatten en doorvragen) en turbo-vragen en het

geven van feedback Tijdens het eerste meetmoment zijn drie duo-groepen gevormd en eacuteeacuten

groep van drie docenten In totaal dus vier groepen Van deze vier groepen hebben twee het

criteriumgericht interview voorbereid vanuit de rol van de student en twee vanuit de rol als

assessor waardoor uit het eerste meetmoment van twee criteriumgerichte interviews resul-

taten zijn verzameld Tijdens het tweede meetmoment zijn net als bij de portfoliobeoorde-

ling van zeven interviews resultaten verzameld De vragen die bij de START- en de TURBO

technieken gesteld konden worden en de feedbackregels zijn opgenomen in bijlage 13

START

In schema 65 zijn de resultaten van de START-techniek (situatie taak actie resultaat en

transfer) opgenomen voor de twee meetmomenten

Schema 65 Criteriumgericht interview START

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- De spanningen zijn er nog

- Wat gebeurde er precies

- Wie waren er allemaal bij betrokken

- Wat was het daadwerkelijk probleem (2)

- Wat heb je precies gesignaleerd

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- Goed (2)

- Praatstelt vragen over de samenstelling van het

portfolio

- Behandelt de cases die de kandidaten hebben

opgenomen in hun portfolio

- Ja gevraagd over de situaties als assessor

- Gevraagd over de situatie van het portfolio

- Voldoende

- Wel

Masterthesis 50

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de T-fase (taak)

De docent gaat in op de T-fase (taak)

- Niet (2)

- Goed

- Praat over de taak die is uitgevoerd tijdens het

afnemen van het assessment

- Ja heeft vragen gesteld over taak als assessor

- Heeft weinig vragen daarover gesteld de

kandidaat is zelf erop ingegaan

- Voldoende

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Wat heb je precies gedaan

- Ik begrijp dat een van de acties is geweesthellip

- Heb je naar eigen inzicht de actie ondernomen

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Niet (2)

- Vraagt wat precies is gedaan hoe het

assessment is gevoerd

- Gevraagd naar het gevoel in de rollen

- Voldoende

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Welk deel is nog niet opgelost en welk deel

wel

- Er is niet vermeld dat de oplossing is gekomen

- Waren de medewerkers er mee eens dat de

oplossing is gekomen

- Ik heb niet het idee dat er een oplossing is

gekomen

- Hoe heb je het verder opgelost

- Is het resultaat wel aanwezig

- Hoe ben je eigenlijk aan die oplossing

gekomen

- Ben je tevreden over het resultaat

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Goed (2)

- Het resultaat is het portfolio en stelt daar

vragen over Vraagt ook hoe ze het hebben

ervaren

- Onvoldoende (2)

- Matig

- Niet

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Stel dat het probleem zich weer voordoet

- Ga je een ander keer dezelfde oplossingen

gebruiken

- Is die situatie al een keer voorgekomen en hoe

ben je toen ermee omgegaan

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Goed (2)

- Vraagt als de opdracht op dezelfde manier of

anders zou worden gedaan als het opnieuw zou

moeten worden uitgevoerd

- Onvoldoende (2)

- Voldoende

- Wel

Bij het hanteren van de gesprekstechniek START dient aan de kandidaat gevraagd te worden

naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak precies was in die situatie

welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was en wat een volgend

keer anders gedaan zou kunnen worden Uitgaande van hetgeen is weergegeven in schema

65 kan ten aanzien van de START worden afgeleid dat er ten opzichte van het eerste

meetmoment waarbij de taak-fase niet was voorgekomen er een toename in het

ontwikkelingsniveau van de START techniek is waar te nemen Bij het tweede meetmoment

zijn namelijk alle vijf fasen van de START-techniek voorgekomen

De mate waarin het onderling oefenen van de docenten tussen de tweemeetmomenten een

bijdrage aan deze toename in het ontwikkelingsniveau heeft geleverd is opgenomen in

schema 66 Ook hier worden de resultaten voor de twee leerrapporten opgenomen waarbij

een onderscheid wordt gemaakt in de sterke punten en de verbeterpunten

Masterthesis 51

Schema 66 Oefenresultaten START

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen redelijk toegepast (4) Alle onderdelen redelijk toegepast (2)

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan

bod

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan bod

Situatie Taak en Actie kwamen aan bod Situatie Taak en Actie kwamen aan bod

Ervaring kunnen opdoen met Start

Verbeterpunten

Alle elementen van de Start procedure aan de

orde laten komen

Alle elementen van de Start procedure aan de orde

laten komen

Oefenen met R-T Oefenen met R-T

Slechts eacuteeacuten situatie besproken Slechts eacuteeacuten situatie besproken

Meer focussen op transfer

Beter onderscheid tussen Transfer en Turbo

Uit schema 66 blijkt dat tijdens het oefenen alle fasen van de START aan de orde zijn

geweest waardoor het oefenen tussen de twee meetmomenten een positief effect heeft gehad

op de ontwikkeling van de START-techniek bij de docenten

LSD

In schema 67 zijn de resultaten van de LSD-techniek (luisteren samenvatten en doorvragen)

opgenomen voor het eerste en het tweede meetmoment

Schema 67 Criteriumgericht interview LSD

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent luistert actief

- Bevestigend knikken (2)

- Bevestigende antwoorden (2)

- Oogcontact (2)

De docent luistert actief

- Ja en kan daardoor ook doorvragen

- Zeer actief en brengt het gesprek terug naar het

begin

- Ja stelt tussendoor vragen

- Speelt in op hetgeen de kandidaat zegt en kan

verdere vragen stellen

- Redelijk (2)

- Luistert aandachtig en kan daardoor ook ingaan

op hetgeen de kandidaat zegt

- Weinig geluisterd Meer gepraat en gevraagd

De docent vraagt door

- Er is ergens toch nog iets dat moet gebeuren

- Wat was het daadwerkelijk probleem

- Wat kan er dan voor die persoon nog

gebeuren

- Waarin uitte deze spanning zich

- Wat vindt u zelf

De docent vraagt door

- Goed

- Goed waardoor onduidelijkheden konden

worden weggenomen

- Af en toe

- Door middel van doorvragen probeert ze

meerdere antwoorden de juiste informatie te

krijgen

- Onvoldoende (2)

- Doorvragen bijvoorbeeld bij het gedeelte over

de vaststelling van de actualiteiten

- Vraagt redelijk goed door

Masterthesis 52

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent vat samen

- Je hebt dus gesignaleerd dathellip

- Dus eigenlijk heb jehellip

De docent vat samen

- Goed

- Goed aan het eind een heldere samenvatting

- Ja vat het traject van de totstandkoming van het

portfolio en de belemmeringen (tekort aan tijd)

samen

- Kort samengevat wat ze hebben gedaan bij het

eerste gesprek en gaat van daaruit verder met het

gesprek Vat ook samen op verschillende

manieren en vraagt dan verder

- Niet tijdens de vragenronde wel aan het eind

- Redelijk goed

- Ja Bijvoorbeeld na het antwoord van de

kandidaat over kwantiteit

- Heeft wel samengevat

Bij het toepassen van de LSD-techniek gaat het erom dat de docent actief luistert doorvraagt

en samenvat Uit schema 67 blijkt dat zowel bij het eerste als bij het tweede meetmoment

alle drie aspecten zijn voortgekomen Hoewel niet zichtbaar in het schema is het wel zo dat

de resultaten van het eerste meetmoment bij het onderdeel samenvatten van eacuteeacuten van de twee

interviews afkomstig zijn Bij eacuteeacuten groep is er tijdens het eerste meetmoment niet samengevat

Uitgaande hiervan kan dan gesteld worden dat bij het tweede meetmoment er een positief

effect heeft plaatsgehad aangezien alle docenten daar samengevat hebben De mate waarin

het oefenen van de docenten hieraan heeft bijgedragen is weergegeven in schema 68

Schema 68 Oefenresultaten LSD

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Luisteren en doorvragen (3) Luisteren en doorvragen (3)

Luisteren doorvragen en samenvatten (2) Luisteren doorvragen en samenvatten

Luisteren

Verbeterpunten

Samenvatten (3) Samenvatten (2)

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Met LSD naar andere situatiesacties

overstappen

Met LSD naar andere situatiesacties overstappen

Student meer ruimte geven uit te praten

Zoals blijkt uit schema 68 zijn ook tijdens het oefenen met name het luisteren en doorvragen

van de LSD-techniek gedemonstreerd Uit beide leerrapporten blijkt dat het samenvatten als

een verbeterpunt was aangegeven De resultaten van het tweede meetmoment in schema 67

geven wel aan dat alle docenten hebben samengevat tijdens het interview

Turbovragen

Bij het gebruik van de turbovragen gaat het erom dat de docenten die vragen (zie bijlage 13)

dienen te stellen tijdens het interview Ten aanzien van de turbovragen kan gesteld worden

dat er tijdens het eerste meetmoment eacuteeacuten turbovraag is gesteld namelijk lsquoStel dat het pro-

Masterthesis 53

bleem zich weer voordoetrsquo (in schema 65 is deze vraag in het rood aangegeven) Tijdens het

tweede meetmoment is dit onderdeel niet in het observatieformulier opgenomen waardoor er

geen onderzoeksresultaten ten aanzien hiervan zijn voor dit tweede meetmoment Tijdens het

oefenen hebben de docenten wel hierop gefocust De resultaten hiervan zijn in schema 69

weergegeven

Schema 69 Oefenresultaten turbovragen

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

lsquoStel datrsquo situatie (3) Inderdaad de student gebracht naar een lsquostel datrsquo

situatie

Het formuleren van de vragen tijdens het

gesprek

Alle vier vormen van Turbo gebruikt

Kwam in combinatie met de transfer aan de orde

Verbeterpunten

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen (2)

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Turbo beter kunnen onderscheiden van transfer Het formuleren van de vragen tijdens het gesprek

Ten aanzien van de turbovragen blijkt uit schema 69 dat van de verschillende soorten

turbovragen die er zijn de lsquostel datrsquo het meest gebruikt wordt door de docenten bij deze

gesprekstechniek Ook tijdens het eerste meetmoment was dit het geval Zoals blijkt uit het

resultaat van het tweede leerrapport hierboven is er wel eacuteeacuten observatie van alle vier vormen

van de turbo genoteerd hetgeen ten opzichte van het eerste meetmoment een verbetering is

Feedback geven

Naast de START-techniek LSD en turbovragen is het geven van feedback ook onderdeel

van het criteriumgericht interview Bij het geven van feedback dienen de docenten

feedbackregels (zie bijlage 13) te hanteren en de feedback te richten op concrete voorbeelden

uit het portfolio of het criteriumgericht interview Tijdens het eerste meetmoment hebben de

docenten geen feedback gegeven maar met name vragen gesteld (actief) geluisterd en

hoewel in ietwat mindere mate zoals eerder beschreven samengevat De resultaten van het

feedback geven zijn voor het oefenen weergegeven in schema 610

Schema 610 Oefenresultaten voor het geven van feedback

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Eerst de positieve punten aangegeven Eerst de positieve punten aangegeven

Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven

Suggesties meegegeven Suggesties meegegeven

Verbeterpunten

Feedbackregels toepassen (2) Feedbackregels toepassen

Bij gesprek met student ook feedback geven (2) Bij gesprek met student ook feedback geven (2)

Masterthesis 54

Uit schema 610 blijkt dat tijdens het oefenen niet altijd feedback is gegeven en dat de

feedbackregels ook niet altijd zijn toegepast De feedbackregels lsquoeerst de positieve punten

aangevenrsquo lsquozoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gevenrsquo en lsquosuggesties meegevenrsquo zijn

geiumldentificeerd als sterkte Tijdens het tweede meetmoment is er wel feedback gegeven

welke is weergegeven in schema 611

Schema 611 Criteriumgericht interview Feedback geven tweede meetmoment

Tweede meetmoment

Geeft aan dat ze afgeweken zijn van de opdracht maar dat ze het hebben uitgelegd waarom ze het

hebben gedaan

Geeft wel aan wat ze hebben gedaan

Voldoende tot uiting gekomen

De feedback was helder

Zegt ldquowat ik heel goed vindrdquo

Geeft aan waar informatie gehaald kan worden

Geeft ten aanzien van de bewijsstukken aan dat er harde bewijzen ingeleverd moeten worden

Geeft aan hoe toe te passen in de praktijk

Ten opzichte van het eerste meetmoment waarbij de docenten toen geen feedback hebben

gegeven is er bij het tweede meetmoment een toename in ontwikkelingsniveau gemeten De

feedback was positief vanuit lsquoikrsquo en ook met suggesties hetgeen aangeeft dat de

feedbackregels zijn gehanteerd Ook is ingegaan op de inhoud van het portfolio en het

criteriumgericht interview hetgeen blijkt uit de feedback op de bewijsstukken en de wijze

waarop in de praktijk gewerkt kan worden

613 Aangepast competentieprofiel

Het derde onderdeel van het ontwerp is geweest dat de docenten zich tijdens een workshop

hebben gebogen over het huidig competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments Zoals aangegeven in schema 51 zijn de

indicatoren om het competentieprofiel aan te passen ten behoeve van de tussen- en

eindassessment gedragsindicatoren op het niveau van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

Daarnaast dient er een duidelijke relatie te zijn met de beroepspraktijk Het huidig competen-

tieprofiel (zie ook bijlage 1) bestaat uit de volgende zes hoofdcategorieeumln interpersoonlijke

competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken competen-

ties in het reflecteren vakspecifieke competenties en beroepsspecifieke competenties Het

resultaat van deze workshop is een volledig nieuw competentieprofiel geweest die is

opgenomen in bijlage 14 Hieronder wordt het resultaat per hoofdcategorie beschreven

Interpersoonlijke competenties

Uit de gedragsindicatoren van de interpersoonlijke competenties blijkt dat er bij de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase een opbouwend niveau van complexiteit is waarbij die

van de afstudeerfase zich demonstreren op de werkplek Bij lsquode student gaat op een

rechtvaardige manier om met mensenrsquo blijk de opbouw van complexiteit tussen de

propedeuse- en de hoofdfase uit het handelen ten opzichte van medestudenten en docenten

(propedeusefase) en het handelen in een gesimuleerde beroepscontext (hoofdfase) Bij lsquoDe

Masterthesis 55

student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaalrsquo blijkt de opbouw in

complexiteit uit het onder begeleiding (propedeusefase) en zonder begeleiding (hoofdfase)

communiceren Bij de overige gedragsindicatoren blijkt de opbouw in complexiteit uit het

werkwoord en wel benoemen identificeren en bekend zijn (propedeusefase) om

respectievelijk gebruiken demonstreren en handelen (hoofdfase)

Organisatorische competentie

Ook bij de organisatorische competenties is er een mate van complexiteit in de drie niveaus

van gedragsindicatoren Bij de gedragsindicator lsquode student gaat methodisch te werkrsquo is het

niveau van de afstudeerfase binnen de organisatie terwijl het onderscheid tussen de

propedeuse en de hoofdfase bij 211 gemaakt wordt in de handeling en bij 212 in het

werkwoord Bij 211 gaat het in de propedeuse fase om het algemeen effectief gebruiken van

hulpmiddelen terwijl het in de hoofdfase gaat om het gebruiken van hulpmiddelen voor een

bepaald resultaat Bij de indicator lsquode student brengt structuur aan in het werkrsquo wordt het

onderscheid gemaakt in de handeling beginnende bij prioriteiten stellen gevolgd door

werkplan opstellen en tenslotte werk planmatig inrichten Bij de indicator lsquode student

controleert activiteiten op voortgangrsquo wordt het onderscheid gemaakt in het werkwoord

beginnende bij monitoren gevolgd door evalueren en tenslotte door bijstellen

Competenties in het samenwerken

Bij de verdeling van de gedragsindicatoren van de competenties in het samenwerken over de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase komt de relatie met de beroepspraktijk niet expliciet tot

uiting Bij de gedragsindicator ldquode student functioneert als een volwaardig groepslidrdquo wordt

er bij 311 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij het kennen van het teambelang en

de sociale vaardigheden centraal staat in de propedeusefase het leveren van een effectieve

bijdrage aan een groepstaak centraal staat in de hoofdfase en in de afstudeerfase het toepassen

van de sociale vaardigheden in teamverband centraal staat Bij 312 wordt het onderscheid

gemaakt in het leveren van een bijdrage aan de groepstaak het verantwoordelijk zijn van de

eigen geleverde bijdrage en het verantwoordelijk zijn voor groepsbeslissingen Bij 313

wordt het onderscheid gemaakt door de werkwoorden kennen demonstreren en komen tot

(doen) Bij de gedragsindicator ldquode student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve

van de uit te voeren werkzaamhedenrdquo wordt er bij 321 geen onderscheid gemaakt tussen de

propedeuse en de hoofdfase Naar de afstudeerfase wordt er een inhoudelijk onderscheid

gemaakt waarbij het accent wordt verschoven van het leveren van een bijdrage naar het

nemen van initiatieven in overleg met de groep Bij 322 wordt het onderscheid gemaakt

tussen de propedeuse en de hoofdfase door de toevoeging lsquoen staat open voor feedbackrsquo bij

de hoofdfase terwijl het onderscheid met de afstudeerfase inhoudelijk is waarbij het accent

verschuift van het demonstreren naar het onderhouden van de contacten

Competenties in het reflecteren

De eerste twee gedragsindicatoren van de competenties in het reflecteren zijn in de

afstudeerfase gericht op de beroepscontext Bij de gedragsindicator lsquode student reflecteert op

het persoonlijk functionerenrsquo ligt het onderscheid in het werkwoord waarbij in de

propedeusefase het om het benoemen gaat en in de hoofdfase om het terugblikken Bij de

Masterthesis 56

gedragsindicator lsquode student reflecteert op de eigen kennisontwikkelingrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase bij 421 gemaakt in het werkwoord en bij

422 in de handelingen Bij 421 gaat het om respectievelijk verslaan en vergelijken terwijl

het bij 422 gaat om het halen van informatie bij anderen respectievelijk in het beroep

De derde gedragsindicator lsquode student reflecteert op het persoonlijk handelen in de

beroepscontextrsquo staat de beroepscontext zowel in de propedeuse- als in de hoofd- als in de

afstudeerfase centraal Het onderscheid in complexiteit wordt hier gemaakt in het werkwoord

Bij 431 is het werkwoord in de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase respectievelijk

vertellen terugblikken en ontwikkelen en bij 432 benoemen terugblikken en verbeteren

Vakspecifieke competenties

Bij alle vakspecifieke competenties wordt bij de afstudeerfase het onderscheid gemaakt door

de beroepscontext Het onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase wordt gemaakt

door zowel de inhoud als het werkwoord als de plaats waar de indicator gemeten wordt Zo

wordt bij de gedragsindicator lsquode student levert administratieve informatie ten behoeve van

de bedrijfsvoeringrsquo bij 511 het onderscheid gemaakt door de werkwoorden toetsen en

bijdragen en bij 512 door de werkwoorden uitwerken en analyseren

Bij de gedragsindicator lsquode student richt een organisatie in en bestuurt dezersquo wordt bij 521

het onderscheid gemaakt door het onder begeleiding en zelfstandig werken van de student

Bij 522 ligt het onderscheid in het werkwoord (formuleren en implementeren) Daarnaast

wordt in de hoofdfase gewerkt met projecten of simulaties Bij 523 is er zowel een inhoude-

lijk onderscheid als een onderscheid in werkwoord waarbij in de propedeusefase het onder-

scheiden van de organisatiestelsels en ndashtypen centraal staan en in de hoofdfase het inrichten

van de personele en de organieke structuur Bij 524 en 525 wordt het onderscheid ook

gemaakt door het werkwoord Bij 524 gaat het om kennen en meten in de propedeusefase en

om analyseren en concluderen in de hoofdfase Bij 525 gaat het om het weten hoe leiding te

geven in de propedeusefase en het daadwerkelijk leiding geven in projecten of simulaties in

de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student verwerkt en analyseert economische gegevensrsquo wordt er

bij 533 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij er in de propedeusefase economische

vraagstukken worden opgelost en in de hoofdfase geiumlntegreerde economische vraagstukken in

concrete situaties Bij de overige indicatoren wordt het onderscheid door het werkwoord

gemaakt en wel beheersen en gebruiken in projecten of simulaties (531) kennen en op de

hoogte blijven (532) en beheersen van kennis en schrijven van beleidsnotarsquos (534)

Bij de gedragsindicator lsquode student brengt de financieumlle problematiek in kaartrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase bij 541 en 542 gemaakt door de

werkwoorden samenstellen en analyseren Bij 543 544 545 en 546 is er een inhoudelijk

onderscheid namelijk integrale kostprijsberekening en verschillende kostprijsberekeningen

financieumlle calculaties maken en beleidsbeslissingen maken op basis van financieumlle calculaties

investerings- en financieringsproblemen identificeren en antwoorden voor deze problemen

Masterthesis 57

formuleren en onderscheiden van de rechtsvormen en relateren van de vraagstukken aan de

rechtsvorm

Beroepsspecifieke competenties

Ook bij de beroepsspecifieke competenties staat de werkplek centraal in de afstudeerfase

Daarnaast worden bij de gedragsindicatoren lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo lsquode student bepaalt doelen

en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo en

lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo ook de collegarsquos betrokken bij

de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student gaat consistent en effectief om met (detail)informatiersquo

wordt het onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase gemaakt door de inhoud Bij

611 gaat het in de propedeusefase om het selecteren van informatie om taken uit te voeren

en in de hoofdfase om het controleren als geselecteerde informatie consistent is gebruikt bij

het uitvoeren van taken Bij 612 om het in kaart brengen van informatie en het effectief

gebruiken van informatie Bij 613 om het uitvoeren van instructies en het foutloos uitwerken

van instructies

Bij de gedragsindicator lsquode student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die

gelden voor de functie en de cultuur waarin men werktrsquo wordt het onderscheid gemaakt door

het werkwoord namelijk het kennen van gedragsnormen en het toepassen van de

gedragsnormen bij het eigen handelen

Bij de gedragsindicator lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar

voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo wordt bij 631 en 632 een

onderscheid gemaakt in werkwoord namelijk kennen en rekening houden met (631) en

verbeteren en waarborgen (632) Bij 633 is er een inhoudelijk onderscheid waarbij in de

propedeusefase naar eigen inzichten wordt geeumlvalueerd en in de hoofdfase samen met

collegarsquos wordt geeumlvalueerd

Bij de gedragsindicator lsquode student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties

tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo wordt er tussen de propedeuse- en de

hoofdfase een inhoudelijk onderscheid gemaakt door het samenwerken in de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten

van medewerkers en bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo gaat het

om de eigen werkzaamheden in de propedeuse fase de eigen werkzaamheden bij groepstaken

in de hoofdfase en de eigen werkzaamheden en die van de medewerkers in de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student doet onderzoekrsquo wordt het onderscheid gemaakt door een

eenvoudig onderzoek een kwalitatief en kwantitatief onderzoek en een complex praktijkon-

derzoek Bij deze twee gedragsindicatoren wordt er een inhoudelijk onderscheid gemaakt

Masterthesis 58

Samengevat kan gesteld worden dat wel bij alle gedragsindicatoren een onderscheid is

gemaakt naar propedeuse- hoofd- en afstudeerfase maar dat de relatie met de

beroepspraktijk niet bij alle indicatoren blijkt Bij de interpersoonlijke competenties de

competenties in het reflecteren de vakspecifieke competenties en de beroepsspecifieke

competenties blijkt de relatie wel maar bij de organisatorische competenties en de

competenties in het samenwerken blijkt deze relatie niet

62 Het effect van het proces

Zoals aangegeven in paragraaf 44 zijn aan het proces de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep Er is een introductiebijeenkomst

geweest om draagvlak te creeumlren onder de docenten Deze informatie bijeenkomst heeft

niet het gewenste resultaat opgeleverd Er waren maar zes docenten aanwezig op de

informatiebijeenkomst waarvan vier bereid waren om deel te nemen aan de interventie

Hierdoor is er wederom een uitnodiging gestuurd naar alle docenten om hen te

interesseren om deel te nemen aan de interventie Op die uitnodiging zijn er in totaal

negen docenten ingegaan waarvan twee ook al tijdens de informatiebijeenkomst hun

medewerking toegezegd hadden

Het voeren van reguliere gesprekken met leidinggevenden Beide opleidingsmanagers

hebben deelgenomen aan de interventie en waren als zodanig betrokken bij het geheel

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlak en het mogelijk maken dat het resultaat

van het onderzoek buiten het afgebakend onderzoeksgebied gebruikt kan worden Alle

docenten hebben een uitnodiging gehad om te participeren bij de interventie Hoewel het

onderzoek zich richt op de COE zijn de docenten van de Marketing en Managementop-

leiding (MeM) ook betrokken bij dit interventieonderzoek waardoor met dit onderzoek

tevens een aanzet wordt gegeven om de assessments te kunnen introduceren bij de MeM

opleiding Zowel docenten van de COE als van de MeM hebben de training gevolgd Ook

is er een volledig competentieprofiel van de MeM dat is ingedeeld naar de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase

Het informeren van alle overigen betrokken Tijdens de diploma- en certificaatuitreiking

van 26 oktober 2014 zijn de certificaten overhandigd aan de deelnemers van de

assessorentraining Hiervan is er verslag gedaan in de SOOS-nieuwsbrief van november

2014 Het artikel is opgenomen in bijlage 15

Masterthesis 59

7 Conclusies aanbevelingen en discussie

In dit onderzoek stond de volgende vraag centraal kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor bij de

docenten waar te nemen

3 Op basis van welke criteria kunnen de tussen- en eindassessments van de COE

studenten afgenomen te worden

71 Conclusies

1 Ten aanzien van de toename van het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de conclusie dat de aan de docenten

verstrekte reader met daarin theoretische aspecten over het competentiegericht opleiden

en beoordelen en een informatiebijeenkomst ertoe heeft geleid dat het kennisniveau is

toegenomen Voorafgaand aan de informatiebijeenkomst is het kennisniveau van de

docenten gemeten aan de hand van een toets waarbij het gemiddeld cijfer 44 is geweest

Na de informatiebijeenkomst is er een tweede meetmoment geweest waarbij het

gemiddeld cijfer 62 is geweest

2 Ten aanzien van de toename van het ontwikkelingsniveau van de competenties als

assessor bij de docenten kan geconcludeerd worden dat

Uit het onderzoek is gebleken dat de competenties van een assessor zich vooral

demonstreren bij het beoordelen van een portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

In dit onderzoek daadwerkelijk is gefocust op de competenties van een assessor Bij

een competentie staat centraal dat de kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen op een geiumlntegreerde wijze gedemonstreerd dienen te worden in de

beroepspraktijk De beroepspraktijk is in dit onderzoek de SOOS geweest waar de

docenten aan de hand van bestaande studentenportfoliorsquos getraind zijn en geoefend

hebben om een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor

te weeg te brengen De integratie van de kennis vaardigheden houding en

eigenschappen is blijkt uit de kennis die de docenten hebben opgedaan over het

beoordelen van een portfolio en het afnemen van een criteriumgericht interview op

basis waarvan zij vaardigheden zijn gaan ontwikkelen door onderling met elkaar te

oefenen aan de hand van studentenportfoliorsquos

Bij het beoordelen van het portfolio is er een toename in het ontwikkelingsniveau van

de competentie te zien bij de docenten hetgeen vooral is gebleken bij het hanteren van

Masterthesis 60

de beoordelingsdriehoek waarbij tijdens het eerste meetmoment de docenten de

beoordeling afzonderlijk voor de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria hebben gedaan en tijdens het tweede meetmoment de beoordeling

vooral vanuit de relatie tussen deze drie componenten hebben gedaan De vraak-

criteria zijn bij beide meetmomenten gehanteerd

Hoewel alle docenten in de rol van assessor rekening hebben gehouden met de

beoordelingsdriehoek heeft geen enkele docent bij het samenstellen van de eigen

portfolio deze relatie tot uiting gebracht

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen aandacht besteed aan de taakfase tijdens de START-

methodiek (situatie- taak- actie- resultaat- transferfase) en deels aan het

samenvatten tijdens de LSD-methodiek (luisteren samenvatten en doorvragen)

Tijdens het tweede meetmoment zijn alle onderdelen aan de orde geweest hetgeen

een toename van het ontwikkelingsniveau weergeeft in deze twee methodieken

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen feedback gegeven Bij het tweede meetmoment hebben de

docenten dat wel gedaan Hoewel dit op zich al een toename van het

ontwikkelingsniveau weergeeft kan ook ten aanzien van de kwaliteit van de gegeven

feedback gesteld worden dat de feedbackregels in acht zijn genomen en dat de

docenten uit zijn gegaan van de bewijzen die in het portfolio zijn opgenomen

3 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

Assessments dienen aan de hand van criteria te geschieden die geformuleerd zijn in de

vorm van heldere gedragsindicatoren In alle voorgestelde gedragsindicatoren zijn er

concrete meetbare werkwoorden en een inhoudelijk aspect opgenomen die het

verwacht gedrag van de studenten aangegeven

Bij het formuleren van de criteria dient de relatie met de beroepspraktijk tot uiting te

worden gebracht Deze relatie is bij vier van de zes competentiecategorieeumln

weergegeven

Naar aanleiding van het bovenstaande kan gesteld worden dat gerichte training en oefeningen

daadwerkelijk hebben bijdragen aan de competenties van assessor bij de SOOS docenten

Verder kan geconcludeerd worden dat uitgaande van de conclusies van het analyseonder-

zoek met dit interventieonderzoek een belangrijke aanzet is gegeven tot de implementatie

van het competentiegericht opleiden en beoordelen Ter onderbouwing van deze conclusie

worden de volgende opmerkingen gemaakt

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de term assessment dat centraal staat

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen niet in de studiegids en het

lesmateriaal voorkwam en ook niet genoemd is tijdens de afgenomen interviews

Momenteel beschikken alle docenten over een reader waarin de theoretische aspecten

Masterthesis 61

rond het competentiegericht opleiden en beoordelen zijn opgenomen Daarnaast zijn

negen docenten getraind om assessments af te nemen van studenten

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de docenten het competentiebegrip niet

konden definieumlren Ook is gebleken dat de docenten de rol van de beroepspraktijk niet

als een doorslaggevende factor hebben geiumldentificeerd bij het aangeven van de mate

waarin zij een bijdrage leverden aan het ontwikkelen van de competenties bij de

studenten Uit het interventieonderzoek is gebleken dat het kennisniveau over het

competentiegericht opleiden en beoordelen verhoogd is bij meer dan de helft van de

docenten

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat in het huidig competentieprofiel alleen

criteria zijn ontwikkeld die aangeven wat de studenten moeten kunnen aan het eind

van de opleiding Als resultaat van het interventieonderzoek is er een

competentieprofiel waarmee het mogelijk is om aan het eind van de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase het competentieniveau van de studenten te beoordelen

72 Aanbevelingen

Naar aanleiding van bovenstaande conclusies kunnen de volgende aanbevelingen gedaan

worden

Het implementeren van het aangepaste competentieprofiel en het inzetten van de

getrainde assessoren op de drie assessmentmomenten

Het houden van een informatiebijeenkomst voor de docenten die hebben deelgenomen

aan de interventie Tijdens deze informatiebijeenkomst worden de docenten geiumlnformeerd

over de resultaten van het interventieonderzoek en wordt het implementatieplan

gepresenteerd Het is ook aan te bevelen om aan het begin van de informatiebijeenkomst

een derde meetmoment te doen van het kennisniveau over het competentiegericht

opleiden en beoordelen Op basis hiervan kan namelijk worden ingeschat als er behoefte

is aan een herhaling van de theoretische aspecten van het competentiegericht opleiden en

beoordelen alvorens de assessoren zullen starten met de afname van de assessments

Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat Hiermee wordt beoogd om de gap die ten aanzien

hiervan geconstateerd is bij het samenstellen van de portfoliorsquos weg te werken

Het organiseren van een workshop onder de docenten van de SOOS waarbij er verder

gewerkt wordt aan het competentieprofiel met als doel om bij alle competenties de relatie

met de beroepspraktijk tot uiting te brengen

Het instellen van een focusgroep waarin personen uit de bedrijven waar de COE

studenten werkzaam zijn participeren met als doel om na te gaan als het voorgesteld

competentieprofiel aansluit bij de beroepsomgeving van de studenten

Masterthesis 62

Het doen van een analyseonderzoek naar de leeractiviteiten die de studenten tijdens de

verschillende modules uitvoeren met als doel na te gaan als er aanpassingen nodig zijn in

de didactische aanpakken die momenteel worden gehanteerd De didactische aanpakken

die gehanteerd worden moeten namelijk studentenactiviteiten stimuleren die het mogelijk

maken dat de studenten hun competenties kunnen ontwikkelen

Het instellen van een community of learners waarbij de getrainde docenten elkaar kunnen

ondersteunen bij de implementatie van de assessment bij de hbo-opleidingen Aangezien

de community of learners buiten beschouwing is gelaten bij dit onderzoek is het aan te

bevelen dat er een interventieonderzoek hieraan gekoppeld wordt waarbij ongeveer

dezelfde opzet als bij dit onderzoek gebruikt wordt Hiermee wordt bedoeld dat docenten

ook eerst geiumlnformeerd worden over de achtergronden van een community of learners

waarna zij getraind kunnen worden om te functioneren binnen een community of learners

Vervolgens worden workshops georganiseerd met brainstormsessies over de randvoor-

waarden die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten

Tijdens het interventieonderzoek is er een aanvang gemaakt met het ontwikkelen van een

website die gebruikt zou worden om alle producten die tijdens de onderzoeksperiode

ontwikkeld zouden worden ter beschikking te stellen voor de deelnemende docenten

Echter is het in de onderzoeksperiode niet gelukt om deze website af te ronden en te

publiceren onder de deelnemende docenten Aanbevolen wordt om deze website alsnog te

maken zodat de getrainde docenten de website als een medium kunnen gebruiken in hun

rol als assessor De (niet afgemaakte) website is beschikbaar via

httpssitesgooglecomakromosoetonetassessoren-traininghome

73 Discussie

Tijdens de interventie en het onderzoek zijn er zowel sterke punten als verbeterpunten

geconstateerd Alvorens hierop in te gaan wordt eerst ingegaan op het generatief vermogen

van het onderzoek

Generatief vermogen van het onderzoek

Er hebben negen docenten geparticipeerd aan de training waarbij geconstateerd is dat

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de competenties als

assessor De negen docenten zijn geselecteerd op basis van bereidheid waarbij elke docent

die wilde participeren aan de training mocht participeren Van deze negen docenten hadden

twee ervaring in het beoordelen van portfoliorsquos Daarnaast waren deze negen docenten

afkomstig uit verschillende disciplines waarvan eacuteeacuten rechten heeft gestudeerd vier economie

eacuteeacuten Nederlands twee management en eacuteeacuten pedagogiek Ook het aantal jaren ervaring in het

geven van onderwijs bij een hbo-instelling varieert tussen eacuteeacuten jaar en meer dan tien jaren

Uitgaande hiervan kan gesteld worden dat het mogelijk is om van alle docenten die

verbonden zijn aan beroepsgerichte instellingen middels gerichte training en oefening een

bijdrage te leveren aan hun competenties als assessor

Masterthesis 63

Sterke punten en verbeterpunten

Als sterke punten kunnen genoemd worden

1 Het onderzoek heeft inzicht gegeven in de wijze waarop de docenten zich zelf zien bij de

modules die zij geven en hun bereidheid om een bijdrage te leveren aan het

implementeren van assessments

2 Het resultaat van de interventie namelijk negen getrainde assessoren is voor de SOOS

van grote toegevoegde waarde voor het accreditatieproces Hiermee toont de SOOS

namelijk aan dat het kader aanwezig is om na te gaan of de individuele student ook

inderdaad over de beoogde eindkwalificaties beschikt

3 Het bewust worden van de docenten die betrokken zijn geweest bij het onderzoek en de

interventie Bij het analyseonderzoek is op eacuteeacuten na van alle COE docenten een interview

afgenomen waarbij de docenten bewust zijn geworden dat de huidige toetsvormen niet

aansluiten bij het competentiegericht opleiden en beoordelen

4 Het leerrendement van de onderzoeker over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de mogelijkheid om deze kennis te delen binnen de SOOS

Als verbeterpunten kunnen genoemd worden

1 De ecologische validiteit heeft moeten inboeten bij het tweede meetmoment bij de

assessorentraining aangezien de data niet rechtstreeks van de respondenten is verzameld

maar via de observanten Dit had opgevangen kunnen worden door video-opnames te

maken De data van deze video-opnames had dan vergeleken kunnen worden met die van

de observanten Een soortgelijke constatering is te maken bij het resultaat van de indeling

van het huidig competentieprofiel naar tussen- en eindniveaus Hierbij is namelijk

uitgegaan van hetgeen geschreven is op de flappen en niet van de gevoerde gesprekken

In dit geval hadden geluidsopnames gemaakt kunnen worden waarbij die data vergeleken

kon worden met data op de flappen

2 De wijze waarop de voor- en nameting bij de assessorentraining zijn gedaan Bij de

voormeting zijn namelijk de resultaten van twee groepen verwerkt en bij de nameting van

zeven individuele docenten Aangezien het om kwalitatieve data gaat is het niet mogelijk

om met een gemiddelde te werken waardoor de waarde van de conclusie met betrekking

tot de vergelijking tussen de voor- en nameting afneemt

3 Tijdens het interventieonderzoek heeft er geen controle van de ontwikkelde instrumenten

plaatsgevonden waarbij nagegaan is als alle indicatoren daadwerkelijk zijn opgenomen

Hierdoor is het onderdeel turbovragen niet meegenomen bij het meten van het effect van

de oefeningen

4 Tijdens het interventieonderzoek is er geen afstemming geweest met de observatoren om

na te gaan als hun rapportages wel in de nodige informatie resulteerden om de benodigde

resultaten te kunnen analyseren Hierdoor is zowel bij de eerste als bij de tweede meeting

tijdens de assessorentraining geen inzicht verkregen in de mate waarin de gedragsindica-

toren daadwerkelijk zijn gedemonstreerd bij de docenten die op dat moment de rol van

assessor hadden Hierdoor heeft de waarde van de conclusie moeten inboeten omdat het

oordeel gebaseerd is op de interpretatie van de observator en niet van de onderzoeker

Masterthesis 64

8 Implementatie plan

In dit implementatieplan wordt uitgaande van een gekozen implementatietheorie strategieeumln

uitgewerkt die het mogelijk maken om de resultaten van het interventieonderzoek te

implementeren

81 Implementatietheorie

Gekozen is voor de ontwikkelaanpak Deze aanpak wordt gebruikt als de problematiek nog

niet helder is er meerdere perspectieven zijn om de problemen op te lossen en de koers van

de verandering nog niet duidelijk is De ontwikkelaanpak start met een analyse van

problemen en oplossingsrichtingen door alle betrokkenen Hierbij worden de veranderingen

geleidelijk gerealiseerd en de medewerkers zijn betrokken bij alle fasen van verandering

(Boonstra 2005)

Er moet een specifieke vernieuwing worden geiumlmplementeerd waarbij de assessoren

assessments van de studenten zullen afnemen Het interventieonderzoek heeft geresulteerd in

negen getrainde assessoren en een competentieprofiel waarin de gedragsindicatoren van de

studenten gespecificeerd zijn naar tussen- en eindniveaus Zo op het eerste gezicht ziet het

ernaar uit dat de randvoorwaarden om assessments te implementeren aanwezig zijn Echter is

de problematiek niet helder en is de koers van de verandering ook nog niet duidelijk

Vragen die onder meer gesteld kunnen worden zijn

1 Kunnen de assessments naast de bestaande toetsvormen ingevoerd worden vanaf de

aanvang van de opleiding of dienen bestaande toetsvormen te worden vervangen door de

assessments Uitgaande van de resultaten van het analyseonderzoek waaruit is gebleken

dat de meeste toetsvormen zich richten op het toetsen van kennis en vaardigheden en niet

op competenties is het verwachtbaar dat assessments bestaande toetsvormen zullen

vervangen

2 Zijn de didactische aanpakken die momenteel binnen de verschillende modules

gehanteerd worden erop gericht dat er activiteiten bij de studenten gestimuleerd worden

die hen de gelegenheid geven om competenties te ontwikkelen Dit vereist een nieuw

analyseonderzoek zoals in het voorgaande hoofdstuk ook al is aanbevolen aangezien zal

er een volledige analyse van de bestaande toetsvormen moeten plaatsvinden alvorens de

assessments ingevoerd kunnen worden

3 Hoe zullen de niet getrainde docenten bewust gemaakt worden dat elke docent een

bijdrage dient te leveren aan de ontwikkeling van de competenties van de studenten Uit

het analyse onderzoek is gebleken dat de meeste docenten vooral vakinhoudelijke

docenten zijn die meer gefocust zijn op het overbrengen van de kennis enof het aanleren

van de vaardigheden met betrekking tot hun vak op de ontwikkeling van de competenties

van de studenten

Masterthesis 65

Uitgaande van de hierboven gegeven voorbeelden blijkt dus dat er wel een degelijke

probleemanalyse nodig is op basis waarvan oplossingen voorgedragen kunnen worden die

vervolgens gefaseerd geiumlmplementeerd kunnen worden Hierbij dienen alle stakeholders

betrokken te zijn hetgeen in de volgende paragraaf wordt beschreven

82 Stakeholders

Het is belangrijk dat alle stakeholders actief worden betrokken bij de implementatie Als

stakeholders worden geiumldentificeerd de (getrainde) docenten en de directie

De directie zal een belangrijke rol spelen bij het implementatietraject en met name om de

docenten te leiden tot bereidheid om deel te nemen aan de veranderingen die zullen

plaatsvinden en die bereidheid te behouden Hierbij wordt gedacht aan

1 Het vooraf tijdig informeren van de veranderingen die zullen plaatsvinden Hierbij

worden de docenten vooraf aangegeven waarom het belangrijk is dat de verschillende

veranderingen dienen plaats te vinden en welke acties hierbij ondernomen zullen

worden

2 Tijdens het implementatietraject regelmatig informatie verstrekken over de acties die

zijn ondernomen en de resultaten die hieruit zijn voortgekomen

3 Het faciliteren van de docenten door middelen vrij te maken om hen te trainen en hen

te laten participeren in de community of learners Vooral het laatste dient niet

onderschat te worden De docenten zijn namelijk allemaal deeltijdse docenten

waarvan hun vergoeding afhankelijk is van het aantal gegeven college-uren Inden de

docenten nu in een community of learners dienen te participeren zullen zij daar tijd

voor vrij dienen te maken Hierbij is het wenselijk dat zij vergoed worden hiervoor

83 Sociaal kapitaal en capacity building

Hargreaves (2013) geeft aan dat met sociaal kapitaal bedoeld wordt de mate waarin de

kwantiteit en de kwaliteit van interacties en sociale relaties onder mensen effect hebben op

hun toegang tot kennis en informatie hun verwachtingen hun verplichtingen en hun

vertrouwen en in welke mate zij blijven vasthouden aan dezelfde normen en gedragspatronen

Hierbij noemt Hargreaves (2014) professionele leergemeenschappen als mogelijk om het

sociaal kapitaal binnen een onderwijsinstelling optimaal te kunnen gebruiken Dit idee sluit

aan bij de eerder gedane aanbeveling voor het instellen van een community of learners

waarbij de docenten elkaar niet alleen kunnen ondersteunen bij het implementeren van de

assessments maar ook van elkaar kunnen leren

Masterthesis 66

84 Stappenplan

Uitgaande van de in het vorig hoofdstuk gedane aanbevelingen en hetgeen in de voorgaande

paragrafen is opgenomen wordt het volgend stappenplan voorgesteld

1 Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat

2 Het houden van een tweede workshop om het competentieprofiel verder te reviewen

waarbij vooral de rol van de beroepspraktijk bij de competentieontwikkeling

meegenomen wordt

3 Onderdeel A

De getrainde docenten worden enthousiast gemaakt om te participeren in een community

of learners Hierbij worden zij eerst geiumlnformeerd over de achtergronden van een

community of learners vervolgens worden zij getraind om te kunnen functioneren binnen

een community of learners en tenslotte zullen zij brainstormen over de randvoorwaarden

die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten De rol

van de directie is hierbij van belang en met name in het kader van het verstrekken van het

faciliteren van deze community of learners

3 Onderdeel B

Het benaderen van personen uit de beroepsomgeving van de huidige studenten om te

participeren in een focusgroep waarbij nagegaan wordt als het competentieprofiel aanluit

bij de beroepsomgeving waarin de COE studenten werken Uit dit onderzoek hiervan

dient er een competentieprofiel voort te komen dat een goed beeld geeft van het geen

verwacht wordt van de pas afgestudeerde

4 Het doen van een analyseonderzoek waarbij het huidig curriculum van de COE getoetst

wordt aan het competentieprofiel Deze brainstormsessies dienen te resulteren in een

aangepast curriculum dat het mogelijk maakt dat studenten daadwerkelijk die

leeractiviteiten zullen uitvoeren die het mogelijk maken dat zij de gedragsindicatoren

zoals beschreven in het competentieprofiel kunnen ontwikkelen

5 Het aanvangen met de assessments in de competentiegerichte opleiding door de getrainde

assessoren

De stappen 3 onderdeel A en onderdeel B zullen simultaan aanvangen

Masterthesis 67

Lijst van geraadpleegde bronnen

Alexander P (2006) Psychology in Learning and instruction New Jersey Pearson

Baarda D (2014) Dit is onderzoek Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek

Groningen Nederland Noordhoff

Baarda D De Goede M amp Teunissen J (2009) Basisboek kwalitatief onderzoek

Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek Groningen

Nederland Noordhoff

Boonstra J (2005) Besturen van organisaties vanuit een paradoxaal perspectief Accounting

1 4-11 Geraadpleegd op httpwwwjaapboonstranlwp-

contentuploads201301Besturen-vanuit-paradoxaal-perspectief1pdf

De Ronde M (zj) Emotiedobbelstenen instrument voor ontmoeting en reflectie

Geraadpleegd op

httpchenl~mediaAcademie20Mens20en20OrganisatieLectoraatMichiel20de

20Ronde20-20publicatiesDe20Luistercoach20-

20Spelvormen20bij20de20emotiedobbelsteentjespdf

Driesen E amp Van Tartwijk J (2006) Toetsen met portfoliorsquos In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 175-188) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Hargreaves A (2013) Professional capital and the future of teaching In Seddon T amp Levon

J (2013) Educators professionalism and politics global transmission national spaces

and professional projects (pp 290-307) Geraadpleegd op

httpbooksgooglenlbookshl=nlamplr=ampid=rZJbBAAAQBAJampoi=fndamppg=PA290ampdq=

relatedHfMPWxsoybQJscholargooglecomampots=_3p5Xe34piampsig=PVgZuZ3xTH0h9f

4G8uBW9et43j4v=onepageampqampf=false

Hargreaves A (2014) Professional capital transforming teaching in every school

Geraadpleegd op

httpimteckatananofiles241369387009Professional_Capital_Transforming_Teachi

ng_in_Every_Schoolpdf

Joosten-ten Brinke D De Craene B Lemmen K Van Den Boomen J Slangen M amp

Voncken J (2009) Erkenning Verworven Competenties Geraadpleegd op

httpdspaceounlbitstream182020001EVCisbn9789079447237pdf

Masterthesis 68

Korthagen F (2002) Niveaus in reflectie naar maatwerk in begeleiding VELON Tijdschrift

voor Lerarenopleiders 23(1) 29-38 Geraadpleegd op

httpwwwarteveldehogeschoolbestudielichtsitesdefaultfilesfilesReflectieopdracht

20Artikel20Niveaus20in20reflectie(1)pdf

Korthagen F (2004) Zin en onzin van competentiegericht opleiden VELON Tijdschrift voor

Lerarenopleiders 25(1) 13-23 Geraadpleegd op httpwwwvelonnlkennisbank

rubriekrubriek_itemtzin_en_onzin_van_competentiegericht_opleiden

Lorna E (2003) Assessment of Learning for Learning and as Learning Geraadpleegd op

httpwwwaacuorgmeetingsilddocumentsSymonetteMakeAssessmentWorkEarlAsse

ssmentForOfAsLearning2003pdf

Luken T (2006) Hoe meetbaar zijn competenties Dilemma en uitweg bij het werkbaar

maken van het competentiebegrip Handboek Effectief Opleiden (pp 89-108)

Geraadpleegd op httphomeplanetnl~tlukenZijnCompetentiesMeetbaarHEOpdf

Nationaal Orgaan voor Accreditatie (2012) Accreditatiekaders hoger beroepsonderwijs met

toelichting Zp

Oudkerk Pool I (2013) Expertiseontwikkeling en professionalisering van de Assessor

Ontwikkeling van een rubriek voor assessorenkwaliteit Criteriumgericht Beoordelen

Amsterdam Nederland Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding Hogeschool van

Amsterdam

Ponte P (2010) Onderwijs van eigen makelij Procesboek actieonderzoek in scholen en

opleidingen Den Haag Nederland Boom Lemma Uitgevers

Roelofs E amp Visser J (2011) De inhoud van toetsen In Stichting Cito Instituut voor

Toetsontwikkeling (Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op

httpwwwutwentenlelanhuidige_studentenOLCnotulen201205-

2012Toetsen20op20schoolpdf

Sanders P (2011) Het doel van toetsen In Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling

(Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op httpwwwutwentenlelan

huidige_studentenOLCnotulen201205-2012Toetsen20op20schoolpdf

Shepard L Hammerness K Darling-Hammond L Rust F with Baratz Snowden J

Gordon E Gutierrez C amp Pacheco A (2005) Assessment In Darling-Hammond L

amp Bransford J (Ed) Preparing teachers for a changing world What teachers should

learn and be able to do (pp 275-326) San Fransisco CA Jossey-Bass

Masterthesis 69

Smeijsters H amp Sporken S (2004) Van Taak Tot Competentie lsquoLeren lerenrsquo voor het

hoger beroepsonderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombookshl=enamplr=lang_nl

|lang_enampid=3_wb4uHyNlcCampoi=fndamppg=PA9ampdq=Van+taak+tot+competentieampots=-

3vz-

HCqWIampsig=YGo1jtM7qtz2xM0wagfM1QusQl8v=onepageampq=Van20taak20tot

20competentieampf=false

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Bedrijfsprofiel Paramaribo

Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2016

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2014 Vierjarige

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2012-2013 Marketing

en Managementopleiding Paramaribo Suriname Auteur

Straetmans G amp Sanders P (2001) Beoordelen van competenties van docenten

Geraadpleegd op httpwwwrcecnlpublicatiesoverige20publicatiesEPSbrochure5_

Beoordelenpdf

Taylor E (2003) Competenties in het voortgezet onderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombooksid=SkGXAzEx4hACamppg=PA13ampdq=Competentie+defin

itieamphl=nlampsa=Xampei=UlevUc_aB9jk4APJv4DABgampved=0CDMQ6AEwAQv=onepage

ampq=Competentie20definitieampf=false

Van Berkel A Van Dinther M Oudkerk Pool I amp Speetjes J (2008) Certificeren van

assessoren in het hbo Waarom en hoe OnderwijsInnovatie 2 17-15 Geraadpleegd op

httpwwwounlDocsTijdschriftOIOI_Juni_2008pdf

Van Dinther M (2009) Assessor in het hbo een vak apart Geraadpleegd op

httpfontyssurfsharekitnl8080getsmpid25849DS1

Van Merrieumlnboer J Van Der Klink M amp Hendriks M (2002) Competenties van

complicaties tot compromis Over schuifjes en begrenzers Geraadpleegd op

httpwwwonderwijsraadnlpublicatieszoekenitem259page=2ampsort=ampformkey=ffc29

40fed1b34bcb53b6200e25b6727fzoekform

Masterthesis 70

Van Petegem P amp Vanhoof J (2002) Evaluatie op de testbank Een handboek voor het

ontwikkelen van alternatieve evaluatievormen Mechelen Belgieuml Wolters Plantyn

Wouda S amp Snoek M (2003) Competentiegericht leren en begeleiden

Competentiegericht bewijzen en beoordelen Geraadpleegd op

httpwwwlerowebnldocsleroepslot docuassessmentpdf

Zwaal W amp Eringa K (2006) Toetsen van competenties In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 277-291) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Masterthesis 71

Bijlagenoverzicht

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE 72

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling bestaand materiaal 75

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en algemeen directeur 79

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten 85

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en algemeen directeur 87

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader 88

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten 89

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie 90

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek 92

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment 94

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining 96

Bijlage 12 Leerrapport 99

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en feedbackregels 101

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel 102

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief 106

Masterthesis 72

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE (Overgenomen van SOOS 2013d p15-21)

Het eerste cijfer in het competentieprofiel duidt op de subcategorie het tweede cijfer duidt op een

competentie van die betreffende subcategorie en het derde cijfer duidt op een prestatie-indicator van

die betreffende competentie Er zijn in totaal 23 competenties verdeeld over de zes subcategorieeumln

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Masterthesis 73

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Masterthesis 74

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 75

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling

bestaand materiaal

Leerdoelen Toetsvorm Modules

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

Masterthesis 76

Leerdoelen Toetsvorm Modules

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige

wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de administratieve

processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

Masterthesis 77

Leerdoelen Toetsvorm Modules

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

Masterthesis 78

Leerdoelen Toetsvorm Modules

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt de

eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 79

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en

algemeen directeur

Achtergrond

In het kader mijn masteropleiding moet ik een probleem dat zich voordoet in de opleiding

analyseren Ik heb hierbij gekozen voor een analyse van de wijze waarop de toetsing van de

competenties bij de driejarige COE plaatsvindt Het resultaat is bekend en te zien in het

totaaloverzicht van de toetsing van de competenties van de COE (zie bijlage)

Als vervolg op dit onderzoek wordt er een interventieonderzoek gedaan Uit deze interventie

dienen er concrete voorstellen te worden gedaan om het geanalyseerd probleem op te lossen

Om enige richting te krijgen van de wijze waarop deze interventie kan worden gedaan is het

noodzakelijk om de relevante actoren te benaderen om hun zienswijze op het totaaloverzicht

van de toetsing van de competenties te geven Als relevante actoren zijn de

opleidingsmanager van de COE en de algemeen directeur geiumldentificeerd U ontvangt deze

vragenlijst omdat u eacuteeacuten van deze functionarissen bent

Instructies

In het overzicht in de bijlage is af te lezen op welk niveau een bepaalde competentie in casus

een prestatie-indicator in een bepaalde module getoetst wordt Voor de overzichtelijkheid

zijn de verschillende modules met een afkorting in het overzicht weergegeven Onder het

overzicht is de volledige modulenaam per fase opgenomen Bij het beantwoorden van de

vragen is het goed om ook te weten dat de eerste fase van de opleiding de fase financieel

analist als persoon is en de laatste fase de fase startbekwaam financieel analist De marketing

algemene economie bedrijfseconomie en bedrijfsadministratiefase worden in afwisselende

volgorde aangeboden

Het verzoek is om het aangehecht totaaloverzicht uit te printen te bestuderen en vervolgens

per competentie uw onderbouwde mening te geven en ook een voorstel te doen over hoe de

toetsing van de competentiecategorie verbeterd kan worden Hiervoor kan het

antwoordenblad op de volgende bladzijde gebruikt worden In totaal zijn er 23 competenties

verdeeld over zes categorieeumln Elke categorie is op een nieuwe bladzijde opgenomen

Tot slot doe ik een beroep op u om het totaaloverzicht van de toetsen kritisch te bekijken en

uw denkwijze begrijpelijk en onderbouw te verwoorden Ik dank u bij voorbaat voor het

invullen van de twee onderstaande vragen

Vragen

1 Wat vindt u van de wijze waarop de competenties getoetst worden bij de COE en

waarom stel je dat Graag de onderbouwde bevindingen per competentie noteren in

de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad op de volgende bladzijde

Masterthesis 80

2 Bij welke competenties zou de toetswijze verbeterd moeten worden en hoe zou deze

verbetering kunnen plaatsvinden Graag de competenties die volgens u verbeterd

moeten worden duidelijk noemen en de voorstellen voor verbetering onder de

competentiecategorie noteren in de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad

op de volgende bladzijde

Antwoordenblad

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

Onderbouwde mening

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

Onderbouwde mening

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

Onderbouwde mening

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

Onderbouwde mening

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 81

2 Organisatorische competenties

24 De student gaat methodisch te werk

241 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

242 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

Onderbouwde mening

25 De student brengt structuur aan in het werk

251 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

252 De student richt het werk planmatig in

Onderbouwde mening

26 De student controleert activiteiten op voortgang

261 De student bewaakt de uitvoering van een plan

262 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

263 De student treedt regulerend en ordenend op

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 2

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

3 Competenties in het samenwerken

33 De student functioneert als volwaardig groepslid

331 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

332 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

333 De student stelt teambelang boven eigen belang

334 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

Onderbouwde mening

34 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

341 De student verwisselt informatie met stakeholders

342 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

343 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

344 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 82

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

Onderbouwde mening

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

Onderbouwde mening

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

Onderbouwde mening

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

Onderbouwde mening

Masterthesis 83

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

Onderbouwde mening

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 5

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Onderbouwde mening

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

Onderbouwde mening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

Onderbouwde mening

Masterthesis 84

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

Onderbouwde mening

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

Onderbouwde mening

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Onderbouwde mening

De competenties die volgens u verbeterd moeten worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 6

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 85

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten

Achtergrond

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat bij de verschillende modules de toetsing met name

gericht is op kennis en vaardigheden en niet zo zeer op de competenties Het doel van dit

interview is tweeledig In eerste instantie wordt nagegaan wat de docenten van de COE weten

over het toetsen van competenties en ten tweede wordt hiermee ingeschat in hoeverre de

docenten bereid zijn om een bijdrage te leveren aan de competentieontwikkeling van de

student in plaats van te focussen op het toetsen van de specifieke kennis en vaardigheden die

horen bij de verschillende modules Alle docenten van de COE worden dus geiumlnterviewd

Informatie over de geiumlnterviewde (vooraf in te vullen aan de hand van het resultaat van het

analyseonderzoek)

Naam docent

Module(s) en bijbehorende toetsvorm(en)

Inleiding bij het interview

De docent welkom heten en kort vertellen over het onderzoek dat ik aan het uitvoeren

ben

Het overzicht van module(s) en de bijbehorende toetsvormen van de betreffende docent

kort bespreken

Uitleggen hoe dit onderzoek past in het beleid van COE welke steun er is en dat het doel

van dit interview ook is om meer steun van docenten te verwerven

vragen

1 Hoe zou je het begrip competentie omschrijven

2 Ben je bekend met het competentieprofiel van de COE

Waar heb je het competentieprofiel gezien

Ken je het beroep waarvoor onze studenten worden opgeleid1

3 Aan welke competentie(s) uit het competentieprofiel levert (leveren) de module(s) die jij

geeft een bijdrage

1 Na deze vraag wordt het competentieprofiel van de COE overhandigd

Masterthesis 86

4 Hoe denk je over de mate waarin deze competentie(s) wordt(worden) getoetst met de

toetsvorm(en) die we nu gebruiken

5 Ben je bekend met het begrip formatieve toetsing

Indien nodig info geven en dan vragen of en waar gebruikt

6 Ben je bekend met de volgende toetsvormen

Portfoliorsquos Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Stages Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Praktijkopdrachten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Simulaties Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Logboeken Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Projecten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

7 Ben je bereid om bovengenoemde toetsvormen bij jouw module(s) te gebruiken

8 Heb je behoefte aan trainingcoachingsamenwerken met collegarsquos in

Formatieve toetsing

Portfoliorsquos

Stages

Simulaties

Logboeken

Projecten

9 Nog een aanvullende opmerking of vraag

Masterthesis 87

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en

algemeen directeur

Labels met betrekking tot de mening van de functionarissen

1 Via reflectiemodulen

2 Toetsvormen

3 Meerdere modulen

4 Doen

5 Formulering prestatie-indicatoren

6 Verschillende niveaus

7 Tijdstip toetsing

8 Tonen en doen

9 Weten en weten hoe

10 Soorten modules

Labels met betrekking tot de verbetervoorstellen gedaan door de functionarissen

11 Formulering prestatie-indicatoren

12 Verschillende niveaus

13 Toetsvormen

14 Aanvulling Prestatie-indicatoren

15 Soort module

16 Tijdstip toetsing

17 Aantal prestatie-indicatoren

18 Onderwijsactiviteiten

19 Doen

Masterthesis 88

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader

Algemeen 3

1 Het begrip competentie 4

2 Doeleinden van assessment 4

3 Portfolio 8

31 De rol van het portfolio 8

32 Inhoud van het portfolio 8

33 De rol van feedback tijdens het portfolioproces 10

4 Assessment 12

41 Beoordelingsmomenten 12

42 Kwaliteitscriteria voor assessments 13

421 Validiteit 13

422 Betrouwbaarheid 14

423 Acceptatie 15

424 Uitvoerbaarheid 15

Literatuurlijst 17

Masterthesis 89

As

FOR

OF

FOR

AS

OF

FOR

OF

AS

OF

FOR

AS

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten

Omcirkel het juiste antwoord

(de juiste antwoorden zijn onderstreept)

1 Welke van onderstaande alternatieven is GEEN kenmerk van een competentie

A Competenties zijn contextgebonden

B Competenties zijn veranderlijk in de tijd

C Competenties zijn in eacuteeacuten keer te ontwikkelen

D Competenties staan in relatie tot elkaar

2 Wat wordt bedoeld met assessment

A Beoordelen van kennis en vaardigheden

B Beoordelen van competenties

C Beoordelen als de student startbekwaam is

D Beoordelen als de student geschikt is om een bepaalde opleiding te volgen

3 Welke figuur geeft de competentiegerichte assessmentpiramide weer

A B

Assessment Learning Assessment Learning

C D

Assessment Learning Assessment Learning

4 Wat hoort er NIET bij

Voor het maken van een ontwikkelingsportfolio is het noodzakelijk dat de student

A reflecteert op zijn sterke en zwakke punten

B tenminste eacuteeacuten informatiebron als bewijs gebruikt

C zich kwetsbaar openstelt

D verschillende aspecten van het persoonlijk functioneren demonstreert

5 Voor welk kwaliteitscriterium is het werken met meerdere assessoren belangrijk

A Validiteit

B Betrouwbaarheid

C Acceptatie

D Uitvoerbaarheid

======================0000000======================

Masterthesis 90

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

1 Relatie

opbouwen

kennismaken

de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak

voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen

te stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te vol-

doen worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om

te begrijpen waar de assessor

naar op zoek is

het gewenste niveau en de

criteria globaal en algemeen

worden getoetst

de student niet precies weet waar

de assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte)

van het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk

toepast om een indruk te krijgen van

het competentie- en hbo niveau van

de student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust

op verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende infor-

matie over zijn kunnen krijgt en

de assessor onvoldoende infor-

matie heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de

student overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar

kan aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan

ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo

LSD)

actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het

gesprek probeert te houden

bekend is met methodieken als

START en Turbo en die regelmatig

toepast om door te vragen op het

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de

student zelden of niet en de tijd

wordt voor een groot deel gevuld

met het bespreken van zaken die

al in het portfolio stonden of die

irrelevant zijn voor de

beoordeling

de student weet onvoldoende

Masterthesis 91

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

bekend is met de rol van examina-

torbeoordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod

laat komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

over zijn beheersingsniveau en

over de kennis of vaardigheden

attitudes die bij het compe-

tentieniveau horen en die nog

ontbreken

4 Relatie

bewijsstukken

beroepshan-

delingen en

beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen

mee te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdrie-

hoek waarin bewijzen beroepshande-

lingen en beoordelingscriteria structu-

reel met elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en

de beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van

de student op bruikbaarheid te

toetsen

5 Beoordelingstech

niek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van

de matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observe-

ren registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit

het portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze

over het oordeel en onderbouwing

informeert

de assessor toont een eenduidige

en transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed

kan toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld

aan concrete voorbeelden uit het

portfolio of CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke compe-

tenties en bijbehorend hbo-

niveau zijn aangetoond welke

niet of gedeeltelijk

7 Vastleggen

oordeel bevindingen toegankelijk vastlegt op

het daarvoor bestemde rapportage-

format

de wijze waarop het oordeel tot stand

is gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoor-

deelde competenties en hbo-

niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien

van toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van

bezwaar kan vinden en welke

stappen te nemen

(Oudkerk-Pool 2013)

Masterthesis 92

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek

De assessor

1 Relatie opbouwen kennismaken

11 stelt de student op zijn gemak

12 heeft een uitnodigende houding

13 Is alert op de aanwezigheid van eventuele weerstanden angst of onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

2 Gespreksstructuur

a Opening

21 legt het doel van het gesprek uit

22 bespreekt de procedure van het assessment

23 geeft de kandidaat de ruimte om vragen te stellen

24 deelt de inhoudelijke bevindingen over het portfolio met de kandidaat

b Midden

25 houd zich aan de structuur van het gesprek

26 geeft aan wanneer het vraaggedeelte (middengedeelte) van het CGI start

27 heeft zicht op het competentieniveau van de kandidaat

c Eind

28 geeft een onderbouwd oordeel

29 geeft de termijn waarbinnen de kandidaat de rapportage ontvangt en - indien van toepassing -

hoe die bezwaar kan aantekenen aan

210 geeft de vervolgprocedure aan

d Overall

211 Ontdekt in het middenaan het eind helemaal niet welke informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen

212 Het competentieniveau van de assessor is grondigglobaal getoetst

3 Houding

31 Demonstreert vooral de rol van een beoordelaarbegeleider

32 Benoemt het handelen van de kandidaat in termen van de gedragsindicatoren van de assessor

4 Gesprekstechnieken

a LSD

41 Luistert actief

42 Vraagt door

Masterthesis 93

De assessor

43 Vat samen

b Regie van het gesprek

44 Probeert dmv vragensamenvattingenonderbrekingen de regie in het gesprek te houden

45 Geeft de kandidaat weinigveel

ruimte voor uitweidingen

46 Onderbreekt de kandidaat zeldenmeestal

indien die teveel uitweidt

47 Vult de tijd voornamelijk met het bespreken van zaken die welniet in het porfolio staat

48 Bespreekt voornamelijk zaken die relevantirrelevant voor de beoordeling zijn

c START

49 Gaat in op de S-fase (situatie)

410 Gaat in op de T-fase (taak)

411 Gaat in op de A-fase (actie)

412 Gaat in op de R-fase (resultaat)

413 Gaat in op de T-fase (transfer)

5 Feedbackregels

51 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

52 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt

53 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

54 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

55 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

6 Omgaan met bezwaren

61 Hoort bezwaren aan

62 Vertelt waar de procedure van bezwaar opgevraagd kan worden

Doorhalen wat niet is geobserveerd

Bij de opleidingsdirecteur

Masterthesis 94

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment

Naam docent

Datum assessment 8 augustus 2014

Naam assessor

Assessmentniveau Getraind

Onderdeel 1 VRAAK-criteria

Item Oordeel Toelichting

1 De geleverde

bewijzen zijn

gevarieerd

2 De geleverde

bewijzen zijn

relevant

3 De geleverde

bewijzen zijn

authentiek

4 De geleverde

bewijzen zijn

actueel

5 Er zijn

voldoende

bewijzen per

gedragsindi-

cator

oordeel O (onvoldoende) of V (voldoende)

Masterthesis 95

Onderdeel 2 Beoordelingsdriehoek

Relatie met bewijs blijkt uit Relatie met beroepspraktijk blijkt uit

1 Relatie opbouwen kennismaken onvoldoendevoldoende

2 Gespreksstructuur

a Opening onvoldoendevoldoende

b Midden onvoldoendevoldoende

c Eind onvoldoendevoldoende

3 Gesprekstechniek

a START onvoldoendevoldoende

b TURBO onvoldoendevoldoende

c LSD onvoldoendevoldoende

4 Relatie bewijsstukken beroepshandelingen en beoordelingscriteria onvoldoendevoldoende

5 Beoordelingstechniek onvoldoendevoldoende

6 Feedback geven onvoldoendevoldoende

7 Vastleggen oordeel onvoldoendevoldoende

8 Omgaan met bezwaren (indien van toepassing) onvoldoendevoldoende

Eindoordeel (onvoldoende voldoende) ________________________________________

Handtekening Assessor

Masterthesis 96

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining

De eindopdracht is om te bewijzen dat u over de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor bezit Deze gedragsindicatoren zijn in onderstaand schema opgenomen Voor een

beter begrip van de onderstaande gedragsindicatoren wordt verwezen naar het deelnemers

materiaal van de assessorentraining waarin naast de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor ook die van een ongetrainde assessor en een expert zijn opgenomen

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

1 Relatie opbouwen

kennismaken de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen te

stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te voldoen

worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om te

begrijpen waar de assessor naar op

zoek is

het gewenste niveau en de criteria

globaal en algemeen worden

getoetst

de student niet precies weet waar de

assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte) van

het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk toepast

om een indruk te krijgen van het

competentie- en hbo niveau van de

student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust op

verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende informatie

over zijn kunnen krijgt en de

assessor onvoldoende informatie

heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de student

overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar kan

aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo LSD) actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het gesprek

probeert te houden

bekend is met methodieken als START

en Turbo en die regelmatig toepast om

door te vragen op het

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de student

zelden of niet en de tijd wordt voor

een groot deel gevuld met het

bespreken van zaken die al in het

portfolio stonden of die irrelevant

zijn voor de beoordeling

Masterthesis 97

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

bekend is met de rol van examinatorbe-

oordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod laat

komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

de student weet onvoldoende over

zijn beheersingsniveau en over de

kennis of vaardigheden attitudes

die bij het competentieniveau horen

en die nog ontbreken

4 Relatie bewijsstuk-

ken beroepshan-

delingen en beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen mee

te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdriehoek

waarin bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria structureel met

elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en de

beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van de

student op bruikbaarheid te toetsen

5 Beoordelingstechniek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van de

matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observeren

registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit het

portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze over

het oordeel en onderbouwing informeert

de assessor toont een eenduidige en

transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed kan

toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld aan

concrete voorbeelden uit het portfolio of

CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke competenties

en bijbehorend hbo-niveau zijn

aangetoond welke niet of

gedeeltelijk

7 Vastleggen oordeel2 bevindingen toegankelijk vastlegt op het

daarvoor bestemde rapportageformat

de wijze waarop het oordeel tot stand is

gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoordeelde

competenties en hbo-niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien van

toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden3

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van bezwaar

kan vinden en welke stappen te

nemen

Om de eindopdracht te maken mag gebruik gemaakt worden van de portfoliorsquos van de

afgestudeerde studenten van de SOOS Deze portfoliorsquos kunnen na afstemming met de

2 Het format om het oordeel vast te leggen is opgenomen in bijlage 1

3 De procedure is te vinden in het examenreglement

Masterthesis 98

opleidingsdirecteur in bruikleen worden gegeven om te oefenen Aangezien er niet zo veel

portfoliorsquos zijn is het verzoek om zoveel als mogelijk bij de SOOS te oefenen zodat de

portfoliorsquos niet meegenomen hoeven te worden

Het oefenen geschiedt samen met een mededeelnemer in de drie duogroepen en de ene

triogroep die tijdens de training zijn gevormd Het is de bedoeling dat elk groepslid eerst

individueel het portfolio beoordeelt waarna de assessmentgesprekken geoefend worden

Tijdens de assessmentgesprekken neemt elke deelnemer de rol van assessor en van student

aan

Aangezien tijdens het oefenen bewijzen voor het portfolio verzameld dienen te worden en die

bewijzen ook dienen te voldoen aan de VRAAK-criteria is het aan te bevelen niet met maar

eacuteeacuten studentportfolio te oefenen Hierdoor zal dan ook meer dan eacuteeacuten keer de rol van assessor

(en student) worden aangenomen

Aangezien deze training een onderzoek betreft dient er ook data verzameld te worden over

de wijze waarop de beoordeling van het portfolio is geschied Hiervoor is het noodzakelijk

dat elke deelnemer bij elke oefening ook een leerrapport schrijft conform het format dat is

opgenomen in bijlage 2 Het leerrapport dient gelijk na de oefening ingevuld te worden Het

is hierbij aan te bevelen dat de deelnemers die samen hebben geoefend elkaar helpen om het

leerrapport in te vullen De leerrapporten worden per email (querlynkromosoetonet)

ingeleverd en wel uiterlijk vrijdag 8 augustus

Het eindportfolio met daarin de bewijzen wordt ingeleverd op maandag 4 augustus 2014

Het assessment zal plaatsvinden op vrijdag 8 augustus 2014 Het assessment is een

peerassessment waarbij elke deelnemer een portfolio van een mededeelnemer krijgt om te

beoordelen Op vrijdag 8 augustus zal elke deelnemer dus de competenties van een assessor

demonstreren De beoordeling hiervan geschiedt conform dezelfde gedragsindicatoren die

zijn opgenomen in het schema op bladzijde 1-3 van dit document

De training is met goed gevolg afgerond indien

1 op maandag 4 augustus een portfolio wordt ingeleverd

2 uiterlijk vrijdag 8 augustus tenminste twee leerrapporten per email worden ingeleverd

3 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt ondergaan van een mededeelnemer op

basis van het eigen ingeleverde portfolio

4 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt afgenomen van een mededeelnemer op

basis van het ingeleverde portfolio van die mededeelnemer (de deelnemer heeft dus de

rol van assessor)

Masterthesis 99

Bijlage 12 Leerrapport

Criterium Vraag Antwoord

Relatie

opbouwen

Wat ging goed tijdens het opbouwen van de

relatie

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het opbouwen van de relatie

Structuur

assessment-

gesprek

(opening

midden en

eind)

Wat ging goed ten aanzien van de opening

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de opening het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het midden

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het midden van het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het eind van

het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het eind van het assessmentgesprek

Vraag- en

gespreks-

technieken

(START

turbo en

LSD)

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van START

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van START

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van turbo

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van turbo

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van LSD

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van LSD

Beoordelen

(WAKKER

Vraak en be-

oordelings-

driehoek)

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de WAKKER-methodiek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de WAKKER-methodiek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de vraaktechniek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de vraaktechniek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de beoordelingsdriehoek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de beoordelingsdriehoek

Masterthesis 100

Criterium Vraag Antwoord

Eindoordeel Wat ging goed tijdens het formuleren van het

eindoordeel

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het formuleren van het eindoordeel

Feedback-

regels

Wat ging goed tijdens het hanteren van de

feedbackregels

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het hanteren van de feedbackregels

Masterthesis 101

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en

feedbackregels

START-vragen

Wat was de situatie wat vond er plaats

wat was het probleem wie waren er betrokken

Wat was je rolfunctietaak wat was je opdrachtdoel

Wat deed je wat zei je welke techniek heb je gehanteerd

Wat gebeurde er wat was het resultaat hoe werd er gereageerd

Wat hebt je ervan geleerd zou je het weer zo doen

Kan je een vergelijkbare situatie noemen hoe zou je het een volgende keer

aanpakken (eventueel) Hoe zou je dit binnen de opleiding aanpakken

TURBO-vragen

1 Vergelijking Als je jezelf vergelijkt met je collegarsquos wie vind je dan het beste in het

analyseren van incidenten

2 Rangorde Op welke plaats zou jezelf staan als je een rangorde moet aanbrengen

mbthellip

3 Mening van anderen Wat vinden je collegarsquos van jouw manier van samenwerken En

op welke manier ga je met collegiale feedback om Waaruit wordt dat zichtbaar

4 ldquoStel dat vraagrdquo hier beschrijft de assessor de situatie en geeft de student aan wat

hijzij in dat geval zou doen

Feedbackregels

1 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

2 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt spreek daaruit vanuit jezelf (in

lsquoik zinnenrsquo)

3 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

4 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

5 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

Masterthesis 102

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

1 Interpersoonlijke competentie

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 Handelt eerlijk en oprecht ten

opzichte van medestudenten

en de docenten

Handelt in een gesimuleerde

beroepscontext objectief

Handelt objectief op de

werkplek

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

112 Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar onder

begeleiding

Schrijft en uit zich taalkun-

dig juist en verstaanbaar

zonder begeleiding

Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar op de

werkplek

13 De student gebruikt relevante informatie

113 Benoemt kernzaken Gebruikt de relevante

informatie bij het nemen van

beslissingen

Gebruikt de relevante informa-

tie bij het nemen van beslissin-

gen middels een praktijk-

opdracht binnen de organisatie

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

114 Identificeert problemen Demonstreert capabel te zijn

bij het oplossen van

problemen

Demonstreert capabel te zijn bij

het oplossen van problemen

middels een praktijkopdracht

binnen de organisatie

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

115 Is bekend met de gangbare

normen en waarden

Handelt conform de normen

en waarden

Stimuleert gewenst gedrag op

de werkplek

2 Organisatorische competentie

21 De student gaat methodisch te werk

211 Gebruikt hulpmiddelen

effectief

Gebruikt hulpmiddelen om

een bepaald resultaat te

bereiken

Gebruikt hulpmiddelen om een

bepaald resultaat te bereiken

binnen de organisatie

212 Is bekend met verschillende

werkwijzen

Hanteert een adequate

werkwijze om een bepaald

resultaat te bereiken

Hanteert een adequate werkwij-

ze om een bepaald resultaat te

bereiken binnen de organisatie

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 Stelt prioriteiten en past

timemanagement toe

Stelt een werkplan op Richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 Monitoort het werkplan Evalueert het werkplan Stelt het werkplan bij

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 Stelt teambelang boven eigen

belang kent en past sociale

vaardigheden toe

demonstreert sociale

vaardigheden

Levert een effectieve

bijdrage aan een groepstaak

Past de sociale vaardigheden

toe in teamverband

312 Levert een effectieve bijdrage

aan een groepstaak ter

beoordeling van de groep

Is verantwoordelijkheid voor

de te leveren bijdragen aan

een groepstaak

Is verantwoordelijk voor

groepsbeslissingen

313 Kent verschillende

samenwerkingsvormen

Demonstreert samenwer-

kingsvormen enof methoden

Komt middels samenwerkings-

vormen enof ndashmethoden tot

groepsbeslissingen

32 De student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve van de uit te voeren

werkzaamheden

Masterthesis 103

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

321 Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Neemt initiatieven in overleg

met de groep

322 Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

en staat open voor feedback

Onderhoudt contacten op een

verantwoordelijke wijze

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 Benoemt eigen sterkten en

zwakten

Blikt terug op zwakten om

die te verbeteren en sterkten

om die te ontwikkelen

Verbetert zwakten en ontwik-

kelt sterkten in de praktijk

412 Benoemt persoonlijke

kwaliteiten

Blikt terug op persoonlijke

kwaliteiten om die te

ontwikkelen

Ontwikkelt doelgericht

persoonlijke kwaliteiten in de

praktijk

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 Verslaat actuele

ontwikkelingen uit de

beroepscontext aan anderen

Vergelijkt actuele

ontwikkelingen uit de eigen

beroepscontext met die van

anderen

Benoemt tenminste eacuteeacuten nieuwe

ontwikkeling in de

beroepscontext

422 Formuleert leervragen om aan

informatie te komen over

actuele ontwikkelingen bij

anderen

Formuleert leervragen om

aan informatie te komen

over actuele ontwikkelingen

in het beroep

Beschrijft het proces van de

actuele ontwikkeling in de

beroepscontext

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 Vertelt over het eigen

handelen in de beroepscontext

Blikt terug op het eigen han-

delen in de beroepscontext

en verbetert die

Ontwikkelt het eigen handelen

in de beroepscontext verder

432 Benoemt de eigen zwakten en

sterkten in de beroepscontext

Blikt terug op de eigen

zwakten en sterkten in de be-

roepscontext en verbetert die

Verbetert de eigen zwakten en

ontwikkelt de eigen sterkten in

de beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 Toetst een administratie op

betrouwbaarheid

volledigheid en tijdige

vastlegging

Draagt bij aan een adequate

inrichting van de

administratie en

administratieve processen

Draagt bij aan een

betrouwbare volledige en

tijdige vastlegging van de

bedrijfsadministratie in de

beroepscontext

512 Werkt financieumlle

administratieve problemen uit

Analyseert cases over

financieumlle administratieve

problemen

Adviseert bij financieumlle

administratieve problemen in

de beroepscontext

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 Analyseert de interne en

externe omgeving van een

organisatie onder begeleiding

Analyseert de interne en de

externe omgeving van een

organisatie zelfstandig

Analyseert de interne en

externe omgeving in de

beroepscontext

522 Formuleert organisatiedoelen

en strategieeumln

Implementeert organisa-

tiedoelen en strategieeumln in

projecten en simulaties

Analyseert organisatiedoelen

en strategieeumln in de

beroepscontext

523 Onderscheidt de verschillende

organisatiestelsels en ndashtypen

Richt de personele en

organieke structuur van een

organisatie in

Brengt adviezen uit met betrek-

king tot de personele en

organieke structuur in de

beroepscontext

Masterthesis 104

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

524 Kent en meet zowel de finan-

cieumlle als de niet financieumlle

prestaties van een organisatie

Analyseert en trekt conclu-

sies op basis van financieumlle

en niet financieumlle prestaties

Brengt adviezen uit op basis

van onderbouwde analyses in

de beroepscontext

525 Onderscheidt de verschillende

leiderschapsstijlen en weet op

welke manier competent

leiding gegeven kan worden

Geeft op een competente

wijze leiding in simulaties of

projecten

Geeft op een competente wijze

leiding in de beroepscontext

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 Beheerst economische

theorieeumln

Gebruikt economische

theorieeumln in simulaties of

projecten

Gebruikt economische

theorieeumln in de beroepscontext

532 Kent de economische ontwik-

kelingen die van invloed kun-

nen zijn op een organisatie

Blijft op de hoogte van

economische ontwikkelingen

Speelt in op de economische

ontwikkelingen in de

beroepscontext

533 Lost economische

vraagstukken op

Lost geiumlntegreerde

economische vraagstukken

in een concrete situatie op

Lost economische vraagstuk-

ken in de beroepscontext op en

adviseert daarbij

534 Beheerst de basiskennis over

micro- en macro-economische

vraagstukken

Schrijft beleidsnotarsquos over

micro- en macro-

economische vraagstukken

Draagt oplossingsmodellen aan

over micro- en macro-econo-

mische vraagstukken uit de

beroepscontext

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 Stelt plannen begrotingen en

budgetten samen

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten in

projecten of simulaties

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten uit de

beroepscontext

542 Stelt onderdelen van een

jaarrekening samen

Analyseert jaarrekeningen Stelt een jaarrekening in de

beroepscontext samen en

analyseert deze

543 Maakt een integrale

kostprijsberekening

Maakt kostprijsberekeningen

volgens verschillende

methoden

Maakt kostprijsberekeningen in

de beroepscontext

544 Maakt financieumlle calculaties Formuleert aan de hand van

financieumlle calculaties

beleidsbeslissingen

Adviseert over te nemen

beleidsbeslissingen op basis

van financieumlle calculaties

545 Identificeert investerings- en

financieringsproblemen

Formuleert passende

antwoorden op investerings-

en financieringsproblemen

Formuleert passende antwoor-

den op investerings- en finan-

cieringsproblemen uit de

beroepscontext

546 Onderscheidt de verschillende

rechtsvormen

Relateert (financieumlle)

vraagstukken aan de

rechtsvorm

Relateert (financieumlle) vraag-

stukken uit de beroepscontext

aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student gaat consistent en effectief om met (detail)informatie

611 Selecteert informatie om

taken correct uit te voeren

Controleert als de

geselecteerde informatie

consistent is gebruikt bij de

uitvoering van taken

Is kritisch en alert bij het ge-

bruiken van (detail)informatie

in de beroepsuitoefening

612 Brengt (detail)informatie in

kaart

Gebruikt (detail)informatie

effectief

Gebruikt (detail)informatie

effectief bij analyses in de

beroepsuitoefening

613 Voert instructies uit Werkt instructies foutloos uit Voert instructies foutloos en

consistent uit bij de

beroepsuitoefening

Masterthesis 105

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

62 De student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en de cultuur waarin men werkt

621 Kent voldoende normen

waarden en omgangsregels

die gelden voor de functie en

de cultuur waarin men werkt

Past de normen waarden en

omgangsregels toe tijdens

het eigen handelen

Past de normen waarden en

omgangsregels toe binnen de

beroepsuitoefening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 Kent kwaliteitsnormen van

organisaties

Houdt rekening met de

kwaliteitsnormen bij de

uitoefening van opdrachten

Houdt voortdurend rekening

met de kwaliteitsnormen bij de

beroepsuitoefening

632 Verbetert de kwaliteit van het

eigen werk

Waarborgt de kwaliteit van

het eigen werk

Waarborgt continu de kwaliteit

van het eigen werk zoals de

organisatie dat voorschrijft

633 Evalueert en verbetert

voorgeschreven instructies

naar eigen inzichten

Evalueert samen met

collegarsquos voorgeschreven

instructies

Beoordeelt ontvangen feedback

van collegarsquos over de kwaliteit

van het werk op bruikbaarheid

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te bereiken

641 Formuleert doelen met

betrekking tot de eigen

werkzaamheden en stelt

daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de eigen werk-

zaamheden bij groepstaken

en stelt daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de uit te voeren

werkzaamheden op de

werkplek en stelt daarbij

prioriteiten

642 Maakt actieplannen om een

bepaald doel te bereiken en

geeft aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen

worden

Maakt samen met anderen

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke

middelen die gerealiseerd

zullen worden

Maakt samen met collegarsquos

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen worden

643 Formuleert doelen en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert doelen voor

groepstaken en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert samen met colle-

garsquos doelen voor groepstaken

en een stappenplan hoe deze te

realiseren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden

Bewaakt de uitvoering van

de eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden bij

groepstaken

Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden en die

van de medewerkers

66 De student doet onderzoek

661 Past basisonderzoeks-

technieken toe in een

eenvoudig onderzoek

Voert een kwalitatief en

kwantitatief onderzoek

volledig uit en rapporteert

daarover

Voert een complex

praktijkonderzoek volledig uit

en rapporteert daarover

Masterthesis 106

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief

Training assessoren

Een goede planning is het halve werk Deze slagzin heeft ook vanaf de oprichting van de

SOOS centraal gestaan bij de bedrijfsvoering Succesvolle innovatieve bedrijven hebben een

open bedrijfscultuur met nieuwsgierige en leergierige medewerkers Ze zijn niet naar binnen

gericht maar kijken om zich heen In het kader van professionalisering bij de SOOS heeft

mw drs Q Hidalgo in de maanden juni juli en augustus 2014 een training assessoren

ontwikkeld en verzorgd met als doel middels gerichte training oefening en feedback bij te

dragen aan de competenties van de assessordocent van de COE De volgende docenten van

de SOOS hebben de training succesvol gevolgd Mw Adams Mw Bhaggoe Mw Dankerlui

Mw Lunes Mw Pocorni Mw Ramdin Mw Rosario Mw Rotsburg en Dhr Telgt Op de

foto overhandigt de voorzitter van het bestuur van de SOOS mw Irene Van Dijk-Hankers

het certificaat aan mw Rotsburg De trainer Querlyn Hidalgo kijkt toe

Page 4: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht

Masterthesis 3

Inhoud

Samenvatting 5

1 Inleiding 6

2 Korte weergave analyseonderzoek 9

21 Onderzoeksvraag en -opzet 9

211 Analyse bestaand materiaal 9

222 Interviews 10

22 Korte weergave onderzoeksresultaten 11

221 Bestaand materiaal 11

222 Interviews opleidingsmanager en algemeen directeur 15

223 Onderzoeksresultaten interviews COE docenten 16

23 Conclusies analyse onderzoek 18

24 Verantwoording interventie voorstel 19

3 Theoretisch kader met conceptueel model 20

31 Het begrip competentie 20

32 Assessment 21

321 Doeleinden van assessment 21

322 Beoordelingsmomenten 22

323 Kwaliteitscriteria voor assessments 23

33 Het portfolio 25

34 Assessment beoordeling 28

35 De assessor 29

351 Gedragsindicatoren van een assessor 29

352 Methodieken 30

36 Conceptueel model en interventieonderzoeksvoorstel 31

361 Verantwoording conceptueel model 31

362 Interventieonderzoeksvoorstel 32

4 Interventie 33

41 Globaal ontwerp 33

42 Blokjeschema 33

43 Gedetailleerd ontwerp 34

431 Het informeren van docenten 34

432 Assessorentraining 34

Masterthesis 4

433 Gerichte oefening van de docenten onderling 36

434 Brainstormen van docenten 37

44 Programma van eisen 37

5 Onderzoeksopzet 38

51 Centrale vraag en deelvragen 38

52 Onderzoekstype 39

521 Actieonderzoek 39

522 Effectonderzoek 40

53 Populatie 41

54 Dataverzameling en onderzoeksinstrumenten 41

541 Toename kennisniveau docenten 41

542 Toename ontwikkelingsniveau competenties assessor bij docenten 41

543 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments 42

55 Validiteit en betrouwbaarheid 43

551 Validiteit 43

552 Betrouwbaarheid 44

6 Resultaten van het onderzoek 45

61 Het effect van het product 45

611 Informeren van docenten 45

612 Assessorentraining 46

613 Aangepast competentieprofiel 54

62 Het effect van het proces 58

7 Conclusies aanbevelingen en discussie 59

71 Conclusies 59

72 Aanbevelingen 61

73 Discussie 62

8 Implementatie plan 64

81 Implementatietheorie 64

82 Stakeholders 65

83 Sociaal kapitaal en capacity building 65

84 Stappenplan 66

Lijst van geraadpleegde bronnen 67

Bijlagenoverzicht 71

Masterthesis 5

Samenvatting

De Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (SOOS) heeft twee hbo-opleidingen

namelijk de marketing en managementopleiding (MeM) en de Certificaatopleiding Economie

(COE) In tegenstelling tot de COE komen bij de MeM wel praktijkopdrachten simulaties en

stages voor Dit is de directe aanleiding geweest om tijdens een analyseonderzoek na te gaan

in welke mate de toetsvormen bij de COE aansluiten bij het competentiegerichte karakter van

de opleiding De conclusie uit dit onderzoek is geweest dat de toetsvormen geen competenties

toetsen maar geiumlsoleerde kennis en vaardigheden Uitgaande hiervan is een interventieon-

derzoek gedaan met als centrale probleemstelling lsquokunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOSrsquo

Uit het literatuuronderzoek is naar voren gekomen dat een assessor een portfolio dient te

beoordelen uitgaande van de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van

de bewijzen en de relatie tussen de bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscriteria

Ook dient een assessor een criteriumgericht interview af te nemen waarbij de START-

techniek LSD-techniek en turbo-vragen gehanteerd worden Middels een actieonderzoek is

nagegaan als het mogelijk is om een toename in het ontwikkelingsniveau van de

competenties van de docent als assessor te weeg te brengen Het meten van de toename is

gekwalificeerd als een effectonderzoek

Bij de docenten is er een toename geweest in het kennisniveau over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waarbij het gemiddeld toetscijfer bij het tweede meetmoment is ge-

stegen van 44 naar 62 Zowel tijdens het eerste als het tweede meetmoment zijn er turbo-

vragen gesteld zijn de vraak-criteria gehanteerd en is de LSD-techniek gedemonstreerd

Verder is er tijdens het eerste moment niet gelet op de relatie tussen de bewijzen beroeps-

handelingen en beoordelingscriteria terwijl dat wel het geval is geweest bij het tweede

meetmoment Ook is geconstateerd dat bij het eerste meetmoment de taakfase van de

START-techniek niet aan de orde is geweest terwijl bij het tweede meetmoment alle fasen

van deze techniek aan de orde zijn geweest Verder is tijdens het eerste meetmoment geen

feedback gegeven terwijl dat wel gedaan is tijdens het tweede meetmoment met het in acht

nemen van de feedbackregels en de focus op de inhoud van het portfolio Uitgaande van deze

resultaten kan als conclusie van het interventieonderzoek worden gesteld dat gerichte training

en oefening een bijdrage kunnen leveren aan de competenties als assessor van de docenten

Als aanbevelingen worden gedaan het verder informeren van de docenten over het implemen-

tatieplan het organiseren van vervolgworkshops het instellen van een focusgroep en het

doen van analyseonderzoek voor het verder in kaart brengen van de te ontwikkelen compe-

tenties bij de studenten en het instellen van een community of learners De verbeterpunten die

tijdens de discussie naar voren zijn gekomen hebben betrekking op de ecologische validiteit

de vergelijkbaarheid van de resultaten van de voor- en nameting de controle van de ontwik-

kelde instrumenten en de afstemming met de observatoren tijdens het interventieonderzoek

Masterthesis 6

1 Inleiding

De Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (SOOS) is opgericht op 25 april 2002

en is in april 2003 begonnen met haar bedrijfsactiviteiten De visie van de SOOS is om het

innovatieve instituut te zijn dat met nationaal en internationaal geaccepteerde kwalitatief

goede onderwijsproducten en een betrokken team de Surinaamse markt waarin opleidingen

worden aangeboden overneemt De SOOS heeft als missie om een Surinaams kwaliteits-

waarborgend instituut te zijn dat burgers vormt om optimaal te functioneren in de

maatschappij door marktgericht en klantgericht op maat ontwikkelde onderwijsproducten aan

te bieden waarbij gebruik wordt gemaakt van proactieve innovatieve en integere

medewerkers (Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname [SOOS] 2013a)

Uit het bedrijfsprofiel van de SOOS (2013a) is af te leiden dat de diensten van de SOOS

worden onderscheiden in enerzijds projecten die met name bestaan uit het ontwikkelen en het

verzorgen van trainingen in opdracht van bedrijven organisaties en de overheid en anderzijds

opleidingen In het kader van dit onderzoek staan de opleidingen centraal waarop hieronder

kort wordt ingegaan

In 2008 is de wet voor het instellen van een Nationaal Orgaan Voor Accreditatie (NOVA) in

werking getreden waarna in 2009 het kwartierteam Interim NOVA is ingesteld Dit kwartier-

team is ertoe overgegaan om opleidingen vallende onder het hoger onderwijs een erkenning

van bestaan te verlenen mits deze voldeden aan de daartoe gestelde eisen De SOOS heeft in

juli 2010 de erkenning van bestaan verkregen voor de Marketing en Managementopleiding

(MeM) en in oktober 2010 voor de Certificaatopleiding Economie (COE) In oktober 2010 is

de SOOS gestart met de MeM die opleidt tot (assistent) marketingmanager en in maart 2011

met de COE die opleidt tot financieel analist

In juni 2011 is de Accreditatieraad ingesteld onder wiens toezicht de accreditatiekaders in

samenspraak met de hoger onderwijsinstituten zijn samengesteld De publicatie heeft plaats-

gevonden in het staatsblad van de Republiek Suriname op 26 maart en 2 april 2013 Met deze

publicatie is de weg opengesteld voor de hoger onderwijsinstituten om de accreditatie aan te

vragen In de accreditatiekaders van NOVA (Nationaal Orgaan voor Accreditatie [NOVA]

2012) is aangegeven dat de opleiding dient aan te tonen dat er een systeem van beoordeling

en toetsing is waarmee wordt nagegaan of de individuele student ook inderdaad over de

beoogde eindkwalificaties beschikt In tabel 11 zijn de toetsvormen die bij de verschillende

modules van de SOOS worden gehanteerd voor de MeM opleiding en de COE weergegeven

Tabel 11 Overzicht van het aantal modules per toetsvorm bij de MeM en de COE

Toetsvorm MeM COE

Schriftelijk tentamen 17 16

Schriftelijke (groeps)opdracht 16 18

(Groeps)presentatie 3 3

Mondelinge toets 5 1

Rollenspel 2

Masterthesis 7

Toetsvorm MeM COE

Onderlinge beoordeling 2 1

Praktijkopdracht 4

Poster 1

Briefnotulen 2

Discussiedebat 2

Portfolio 11 6

Project 4 5

Reflectie 10

Simulatie 2

Stage 1

Werkverslag 1

Persoonlijk beroepsmatig handelen 2 1

Scriptie 1 1

Totaal 85 53

(SOOS 2013b 2013c)

Uit tabel 11 blijkt dat er bij de MeM een veel grotere variatie aan toetsvormen verspreid over

de verschillende modules is dan bij de COE Daarnaast zijn er bij de MeM in tegenstelling

tot de COE ook toetsvormen als praktijkopdrachten simulatie en stage opgenomen die de

relatie met de beroepspraktijk betreffen Aangezien door NOVA (2012) duidelijk wordt ge-

steld dat hbo-opleidingen dienen aan te tonen dat de studenten daadwerkelijk kunnen functio-

neren in het beroep waarvoor zij worden opgeleid is het gemis van deze toetsvormen bij de

COE dan ook de aanleiding geweest voor een analyseonderzoek waarbij is nagegaan of en

hoe de toetsvormen bij de COE mogelijkerwijs dan wel aansluiten op de beoogde

eindkwalificaties

De beoogde eindkwalificaties zijn bij de SOOS weergegeven in het competentieprofiel van

de opleiding De competenties van de opleidingen van de SOOS worden verdeeld in alge-

mene competenties en de beroepsgerichte competenties De algemene competenties gelden

voor alle hbo-opleidingen van de SOOS terwijl de beroepsgerichte competenties afgestemd

zijn op het beroep waarvoor een hbo-opleiding opleidt De algemene competenties zijn

onderverdeeld in vier categorieeumln en de beroepsgerichte competenties in twee categorieeumln In

schema 11 zijn de zes categorieeumln van de competenties van de COE weergegeven

Schema 11 Algemene en beroepsgerichte competenties van de COE

Algemene competenties

1 Interpersoonlijke competentie

Een financieel analist die interpersoonlijk competent is schept een cooumlperatieve en open sfeer is

een rolmodel en brengt een open communicatie tot stand

2 Organisatorische competentie

Een financieel analist die organisatorisch competent is zorgt voor een ordelijke en doelmatige

werkplek en stemt de werkzaamheden op elkaar af

4 Competentie in het reflecteren

Een financieel analist die competent is in het reflecteren neemt initiatief om op de hoogte te

blijven van ontwikkelingen in het beroep en werkt samen met collegae om zijn handelen

Masterthesis 8

systematisch te kunnen verbeteren

Beroepsgerichte competenties

5 Vakspecifieke competentie

Een financieel analist die vakcompetent is verzamelt verwerkt en analyseert financieumlle

administratieve en economische gegevens aan de hand waarvan het management wordt

geadviseerd

6 Beroepsspecifieke competentie

Een financieel analist die beroepscompetent is kan volwaardig en zelfstandig functioneren

(Overgenomen van SOOS 2013d)

Uitgaande van hetgeen hierboven is beschreven heeft tijdens het analyseonderzoek de

volgende probleemstelling centraal gestaan in welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleiding

Het analyseonderzoek heeft als doel gehad om in kaart te brengen hoe de beoogde

competenties van de COE getoetst worden om op basis hiervan een interventie te doen die

moet bijdrage dat bij de COE inderdaad een systeem van toetsen wordt ingevoerd waarmee

de beoogde eindkwalificaties bij de studenten wordt gerealiseerd

Dit onderzoek is in twee delen uitgevoerd Het eerste deel betreft een analyseonderzoek

waarin de bovenstaande centrale vraag is onderzocht De resultaten van dit analyseonderzoek

zijn beschreven in hoofdstuk 2 Uitgaande van de conclusies van het analyseonderzoek heeft

vervolgens een interventieonderzoek plaatsgehad Het theoretisch kader van dit

interventieonderzoek is opgenomen in hoofdstuk 3 terwijl de beschrijving van de interventie

met het bijbehorende programma van eisen in hoofdstuk 4 is opgenomen De centrale

vraagstelling van het interventieonderzoek en de wijze waarop het interventieonderzoek is

uitgevoerd zijn beschreven in hoofdstuk 5 gevolgd door de onderzoeksresultaten in

hoofdstuk 6 De conclusies naar de effectiviteit van de gepleegde interventie de daaraan

gekoppelde aanbevelingen en de discussie met betrekking tot het verloop van de interventie

en het onderzoek zijn opgenomen in hoofdstuk 7 Deze thesis wordt tenslotte afgesloten met

het implementatieplan in hoofdstuk 8

Masterthesis 9

2 Korte weergave analyseonderzoek

In dit hoofdstuk wordt er een korte weergave gegeven van het analyseonderzoek In 21 wordt

ingegaan op de vraagstelling en onderzoeksopzet in 22 worden de resultaten van het

analyseonderzoek kort beschreven in 23 worden de conclusies van het onderzoek

beschreven en in 24 wordt de keuze voor de interventie verantwoord

21 Onderzoeksvraag en -opzet

De onderzoeksvraag van het analyseonderzoek luidt als volgt ldquoIn welke mate sluiten de

toetsvormen van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo In het

kader van dit onderzoek is een competentie gedefinieerd als een samenhangend geheel van

kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich met het oog op de toekomstige

uit te voeren beroepstaken door middel van concrete handelingen in de beroepscontext

gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere competenties ontwikkelt In het

theoretisch kader in hoofdstuk 3 wordt hier verder op ingegaan Om de onderzoeksvraag te

beantwoorden is er kwalitatief explorerend onderzoek gedaan waarbij bestaand materiaal is

geanalyseerd en interviews zijn afgenomen verwerkt en geanalyseerd De algemeen

directeur de opleidingsmanager en dertien COE docenten zijn hierbij geiumlnterviewd

211 Analyse bestaand materiaal

In november - december 2013 zijn de studiegids en het lesmateriaal van de zevenendertig

modules van de COE geanalyseerd Hierbij is er een inhoudsanalyse gedaan waarbij de

leerdoelen en de toetsvormen per module zijn verzameld In bijlage 2 is het

onderzoeksinstrument opgenomen dat gebruikt is om de benodigde informatie uit de

studiegids en het lesmateriaal te verzamelen

Om de geldigheid van de onderzoeksresultaten te kunnen garanderen zijn de

onderzoeksresultaten via email verstuurd naar de docenten zodat zij aanvullingen op enof

correcties konden plegen aan de geiumldentificeerde toetsvormen Deze controle was

noodzakelijk omdat de toetsvormen die aan de hand van de studiegids waren geiumldentificeerd

bij een vijftal modules verschilden van de toetsvormen die aan de hand van het bestaand

materiaal waren geiumldentificeerd De resultaten die zijn geanalyseerd zijn die na de controle

van de resultaten door de docenten

Bij de data-analyse zijn de prestatie-indicatoren uit het competentieprofiel als labels gebruikt

Hierbij is aan de hand van de leerstofaanduiding in het leerdoel nagegaan welk leerdoel

overeenkomt met welke prestatie-indicator Drie van de 154 leerdoelen konden aan de hand

van de leerstofaanduiding niet geplaatst worden bij een prestatie-indicator Deze drie

leerdoelen zijn buiten beschouwing gelaten bij de verdere analyse Naast het leerdoel is de

module waarop het leerdoel betrekking heeft ook gelijk opgenomen in dit overzicht Het

resultaat van deze fase is een overzicht geweest waaruit aan de hand van de leerdoelen is af

Masterthesis 10

te leiden welke competenties in casu prestatie-indicatoren in welke modules getoetst

worden

In de tweede fase van de analyse zijn in hetzelfde overzicht als hierboven genoemd de

toetsvormen naast een leerdoel ingevuld Bij deze fase bleek dat in drie gevallen aan de hand

van de omschrijving van de toetsvorm niet af te leiden was als de prestatie-indicator

daadwerkelijk getoetst werd Hierbij was het noodzakelijk om weer aanvullende data te

verzamelen uit het lesmateriaal waarbij met name de opdrachten en de beoordelingstabellen

de benodigd aanvullende data hebben opgeleverd Uit deze analysefase zijn uiteindelijk zes

overzichten voor elke competentiecategorie (interpersoonlijk organisatorisch samenwerken

reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) eacuteeacuten voortgekomen waarin per prestatie-

indicator de leerdoelen met bijbehorende toetsvorm en de betreffende module zijn

opgenomen Deze overzichten zijn voor de verkorte weergave samengevat in paragraaf 221

schema 21 waarin per competentiecategorie de toetsvormen zijn weergegeven

222 Interviews

In december 2013 zijn er interviews gehouden met de relevante actoren namelijk de

opleidingsmanager COE de algemeen directeur en dertien COE docenten

Het interview met de opleidingsmanager en de algemeen directeur heeft vooral gefocust op

hun visie op het totaal overzicht aan toetsvormen zoals verkregen uit de analyse van het

bestaand materiaal Met de interviews met de docenten is beoogd om inzicht te krijgen over

hoe de docenten denken over het competentiegericht opleiden en toetsen bij de COE De

gehanteerde interviewvragenlijsten zijn opgenomen in bijlage 3 (algemeen directeur en

opleidingsmanager) en bijlage 4 (docenten)

Interview opleidingsmanager en algemeen directeur

De interviews met de opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn schriftelijk

afgenomen waarbij de geiumlnterviewden hun antwoorden in een speciaal daarvoor bestemd

antwoordenblad hebben ingevuld (zie bijlage 3) Schriftelijke interviews hebben als voordeel

dat de respondenten het kunnen invullen op een tijdstip dat hen het beste uitkomt en dat die

daarbij kunnen nadenken over de antwoorden (Baarda De Goede amp Teunissen 2009) Dit

voordeel was in dit geval doorslaggevend voor de keuze om het interview schriftelijk af te

nemen aangezien het competentieprofiel van de COE uit zes hoofdcompetenties bestaat die

verdeeld zijn in 23 sub-competenties met in totaal 81 prestatie-indicatoren

De eerste stap bij de data-analyse is het labelen geweest Hierbij is eerst het interview van de

opleidingsmanager gelabeld waarbij er negentien labels zijn gevormd waarvan enkele zowel

in positieve als in negatieve zin voorkomen Bij het labelen is vooral naar de inhoud van de

antwoorden gekeken Het doel van het interview was vooral om een beeld te krijgen van de

visie van de opleidingsmanager en de algemeen directeur op de mate waarin de toetsvormen

aansluiten op de competenties hetgeen centraal heeft gestaan in dit analyseonderzoek De

labels zijn zodanig gekozen dat de redenen waarom de functionarissen van mening zijn dat

een bepaalde prestatie-indicator al dan niet getoetst wordt in de verschillende modules van de

Masterthesis 11

opleiding tot uiting komen De bij het interview van de opleidingsmanager geiumldentificeerde

labels zijn ook te gebruiken geweest bij de data van de algemeen directeur

De labels zijn opgenomen in bijlage 5 Bij het labelen is er voor gekozen om de fragmenten

die betrekking hadden op de mening van de opleidingsmanager en de algemeen directeur

over de huidige wijze waarop er getoetst wordt bij de COE duidelijk te onderscheiden van de

verbetervoorstellen die deze functionarissen hebben aangedragen over de toetsing Hiervoor

is gekozen zodat bij het definieumlren van de uiteindelijke themarsquos mee kan worden genomen of

een bepaalde label niet alleen iets zegt over de wijze van toetsing maar ook over de wijze

van verbetering Uiteindelijk zijn de twee groepen van labels wel samengevoegd en vervol-

gens geordend waarbij de labels met een gemeenschappelijk kenmerk bij elkaar zijn geplaatst

onder een bepaald thema Uiteindelijk zijn er hieruit zeven themarsquos als resultaat

voortgekomen waarop verder in paragraaf 222 onderzoeksresultaten wordt ingegaan

Interviews docenten

De interviews met de docenten zijn mondeling afgenomen waarbij gebruik is gemaakt van

een taperecorder en een logboek Aan alle COE docenten is gevraagd om een interview van

af te nemen waarbij eacuteeacuten docent niet heeft kunnen deelnemen aan het onderzoek In totaal zijn

er dertien docenten geiumlnterviewd De dataverwerking is begonnen met het uitschrijven van de

interviews vervolgens zijn deze uitgeschreven teksten verdeeld in relevante tekstfragmenten

waarbij elk fragment gelabeld is Vervolgens zijn de dertien gelabelde overzichten van

tekstfragmenten horizontaal geanalyseerd Hiermee wordt bedoeld dat uit elke tekst naar

kernbegrippen is gezocht die inzicht geven over

1 De omschrijving die een docent geeft over het competentiebegrip

2 De wijze waarop een docent aandacht heeft voor de competentieontwikkeling van de

student

3 De wijze waarop een docent meent een bepaalde competentie te toetsen

4 De mogelijke ondersteuning die een docent kan geven aan een meer

competentiegerichte toetsing bij de COE

Het resultaat van de hierboven beschreven analyse is verkort weergegeven in schema 24 en

schema 25

22 Korte weergave onderzoeksresultaten

De onderzoeksresultaten worden weergegeven voor het bestaand materiaal en de afgenomen

interviews

221 Bestaand materiaal

In schema 21 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing van de

algemene competenties bij de COE plaatsvindt De algemene competenties zijn de interper-

soonlijke competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken en

de competenties in het reflecteren In onderstaand schema zijn de toetsvormen die in de

Masterthesis 12

praktijksituaties plaatsvinden in het rood aangegeven en de toetsvormen die een simulatie van

de praktijksituatie zijn in het blauw

Schema 21 Huidige toetsing algemene competenties COE

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

11 De student gaat op

een rechtvaardige

manier om met

mensen

Reflectieverslag

Portfolio

21 De student gaat

methodisch te werk

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Projectplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Schriftelijk

tentamen

Projectverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Word verslag

Powerpoint-

presentatie

Internettoets

Computerboek-

houdentoets

SPSS codeboek

31 De student

functioneert als vol-

waardig groepslid

Reflectieverslag

Portfolio

Onderlinge beoor-

deling groepsleden

Vergaderingen

41 De student reflecteert

op het persoonlijk

functioneren

Persoonlijk

ontwikkelingsplan

Reflectieverslag

Portfolio

12 De student communi-

ceert schriftelijk

mondeling en non-

verbaal

Brieven en notulen

Rapportagetechnie

ken

Reflectieverslag

Portfolio

Presentatie

Gesprekken

Vergaderingen

Vragenronde

22 De student brengt

structuur aan in het

werk

Presentatie

Individuele tijds-

verantwoording

Afstudeerplan

Persoonlijk be-

roepsmatig han-

delen (afstuderen)

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

Afstudeerplan

Onderzoeksrapport

32 De student onder-

houdt contacten na-

mens de organisatie

op een verantwoor-

delijke en zorgvul-

dige wijze

Reflectieverslag

Portfolio

42 De student reflecteert

op de eigen kennis-

ontwikkeling

Reflectieverslag

Portfolio

Afstudeerscriptie

Presentatie

13 De student gebruikt

relevante informatie

Onderzoeksrapport

Afstudeerscriptie

Reflectieverslag

Portfolio

SPSS codeboek

23 De student contro-

leert activiteiten op

voortgang

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

43 De student reflecteert

op het persoonlijk

handelen in de

beroepscontext

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 13

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

14 De student werkt

voor een probleem-

situatie bruikbare

oplossingen uit

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Reflectieverslag

Portfolio

15 De student demon-

streert verantwoorde

gedragspatronen

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 21 blijkt dat elke algemene competentie bij de COE middels een reflectieverslag

en portfolio getoetst wordt Deze toetsing is (pas) in de afstudeerfase van de opleiding

waarbij de studenten tijdens het afstudeeronderzoek (in bovenstaand schema aangeduid als

afstudeerscriptie) bewijzen verzamelen die hun competentieniveau dienen aan te tonen Deze

bewijzen worden geplaatst in een portfolio terwijl de beschrijving in het reflectieverslag

geschiedt Tijdens de afstudeerscriptie vindt er dus een daadwerkelijke toetsing in de prak-

tijksituatie plaats aangezien er een praktijkonderzoek wordt gedaan De afstudeerscriptie het

reflectieverslag en het portfolio zijn in bovenstaand schema in het rood opgenomen

Verder blijkt uit schema 21 ook dat alleen bij de competenties 12 en 31 er een simulatieop-

dracht is als toetsvorm Deze simulatieopdrachten zijn in het blauw aangegeven Bij de overi-

ge toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van competenties

In schema 22 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing bij de

COE plaatsvindt van de beroepsgerichte competenties De beroepsgerichte competenties

omvatten de vakspecifieke en de beroepsspecifieke competenties Naast de in schema 22

opgenomen toetsvormen kan de toetsing van de vakspecifieke competenties ook

plaatsvinden indien de student een afstudeeronderwerp heeft die op een bepaalde competentie

betrekking heeft De toetsvormen zijn dan afstudeerscriptie reflectieverslag en portfolio Ook

is het mogelijk dat de toetsing van deze vakcompetenties middels een verslag van de

uitgevoerde werkzaamheden plaatsvindt als blijkt dat de student werkzaamheden uitoefent

waarbij een bepaalde competentie gedemonstreerd kan worden

Schema 22 Huidige toetsing beroepsgerichte competenties COE

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

51 De student levert administratieve informatie ten

behoeve van de bedrijfsvoering

Cases

Praktijkopdracht

Reflectieverslag

Computerboekhouden opdracht simulatie

Schriftelijk tentamen

61 De student kan consistent en effectief omgaan met

detailinformatie

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 14

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

52 De student richt een organisatie in en bestuurt

deze

Marketingplan

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

Presentatie

62 De student houdt zich aan de normen waarden en

omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

Reflectieverslag

Portfolio

53 De student verwerkt en analyseert economische

gegevens

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

Reflectieverslag

Portfolio

54 De student brengt de financieumlle problematiek in

kaart

Schriftelijk tentamen

Projectverslag

Cases

Verslag

Reflectieverslag

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft

benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

Reflectieverslag

Portfolio

65 De student bewaakt de voortgang van processen

taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt

de eigen werkzaam- en verantwoordelijkheden

Reflectieverslag

Portfolio

66 De student doet onderzoek

Schriftelijk tentamen

Onderzoeksplan

Onderzoeksrapport

Afstudeerplan

Afstudeerscriptie

SPSS codeboek

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 22 blijkt dat elke vakcompetentie middels een reflectieverslag getoetst wordt Dit

reflectieverslag is in de hoofdfase van de opleiding en wordt geschreven aan de hand van de

praktijksituatie Op alle beroepsspecifieke competenties wordt twee keer gereflecteerd de

eerste keer bij het verslag dat geschreven wordt op de uitgevoerde werkzaamheden in de

praktijk en de tweede keer bij de afstudeerscriptie Deze reflecties vinden (pas) plaats in de

afstudeerfase van de opleiding De portfolio die ook bij elke beroepsspecifieke competentie

is genoemd heeft net als bij de algemene competenties ook betrekking op de afstudeerfase

Bij de overige toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van

competenties

Samenvattend kan worden aangegeven dat met uitzondering van de afstudeerscriptie (en het

daarbij behorend reflectieverslag en portfolio) en het werkverslag er geen toetsing van de

competenties in de beroepspraktijk plaatsvindt bij de COE De meeste toetsvormen zijn

gericht op de toetsing van afzonderlijke vaardigheden en niet van competenties

Masterthesis 15

222 Interviews opleidingsmanager en algemeen directeur

Zoals aangegeven in paragraaf 221 hebben de opleidingsmanager en de algemeen directeur

hun zienswijze gegeven op de wijze waarop de toetsing van de competenties momenteel

plaatsvinden bij de COE Na analyse van deze interviews is gebleken dat deze twee func-

tionarissen opmerkingen hebben gemaakt over de moduleopzet en het competentieprofiel

Hierop wordt hieronder nader ingegaan

Moduleopzet

De opleidingsmanager en de algemeen directeur vinden ten aanzien van de moduleopzet het

belangrijk dat

een competentie op verschillende niveaus getoetst wordt Dit is met name het geval bij de

vakspecifieke competenties waarbij het als positief wordt ervaren dat de toetsing

verspreid is over de verschillende niveaus van weten weten hoe tonen en doen

een competentie in verschillende modules getoetst wordt Indien een competentie in

meerdere modules wordt getoetst is dat als positief aangeduid en indien het in weinig

modules voorkomt is dat als een verbeterpunt aangegeven

de toetswijze geschikt moet zijn om een competentie(niveau) te toetsen Met name

reflectie als toetsvorm is hierbij als zeer positief ervaren

de soort module ook de toetsing van de competentieontwikkeling mogelijk maakt In het

verlengde van het bovenstaande zijn ook hier de reflectiemodules als positief ervaren

de toetsing niet alleen aan het eind van een module of van de opleiding maar ook eerder

plaatsvindt Dit geldt met name voor de beroepsspecifieke competenties die met name in

de modules in de afstudeerfase getoetst worden

concrete onderwijsactiviteiten dienen te worden vastgesteld Hoewel dit aspect maar bij

twee fragmenten is voorgekomen is het wel belangrijk om het mee te nemen De

onderwijsactiviteiten vormen namelijk de brug tussen de toetsvormen en de leerdoelen

Het competentieprofiel

De opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn van mening dat de wijze waarop het

niveau van de competentieontwikkeling wordt getoetst ook beiumlnvloedt wordt door het

competentieprofiel en met name door de formulering van de competentie enof de prestatie-

indicatoren De competentie die hierbij is genoemd is 32 lsquode student onderhoudt contacten

namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige wijzersquo die in het

competentieprofiel is opgenomen onder de categorie samenwerken Gemeend wordt dat deze

competentie niet zo zeer hoort bij samenwerken maar meer bij netwerken

Op basis van het bovenstaande zijn er ten aanzien van de moduleopzet en het competentie-

profiel zeven themarsquos afgeleid die zijn weergegeven in schema 23 Hierbij geven de cijfers

tussenhaakjes aan hoe vaak een bepaald fragment is voorgekomen en een + of ndash geeft aan als

dit fragment de toetsing ondersteunt of niet

Masterthesis 16

Schema 23 Kernthemarsquos interview opleidingsmanager en algemeen directeur

Moduleopzet Competentieprofiel

Competentieniveau (26 + 1 ndash) Competentie (1 + 2 ndash)

Aantal modules (17 + 11 ndash) Prestatie-indicatoren (5 ndash)

Toetswijze (20 + 11 ndash)

Modulesoort (8 + 2 ndash)

Toetsmoment (3 + 8 ndash)

Samenvattend kan worden aangegeven dat de opleidingsmanager en de algemeen directeur

het goed zouden vinden als de competenties op verschillende niveaus (weten weten hoe

tonen doen) getoetst worden Ook blijkt dat de toetsing bij de COE module gebonden gericht

is hetgeen blijkt uit het aantal modules dat genoemd is waarin de competenties al dan niet

getoetst worden Verder blijkt dat de interviews de conclusie uit de analyse van het bestaand

materiaal (zie paragraaf 221) namelijk dat de toetsing van de competenties niet verspreid

over de gehele opleiding plaatsvindt maar vooral aan het eind van de opleiding onder-

bouwen Ook is in de interviews aangegeven dat de formulering van de competenties en de

prestatie-indicatoren de toetsing van de competentie ook kan bemoeilijken

223 Onderzoeksresultaten interviews COE docenten

De docenten legden in de interviews de nadruk op de wijze waarop zij bijdragen tot het

competentiegericht opleiden en toetsen In deze verkorte weergave van de resultaten uit het

analyseonderzoek wordt ingegaan op de manier hoe de docenten

1 het competentiebegrip omschrijven

2 de studenten ondersteunen in het ontwikkelen van hun competenties

3 bijdragen aan het competentiegericht toetsen bij de COE

In schema 24 is opgenomen hoe de COE docenten het competentiebegrip omschrijven Het

getal tussen haakjes geeft aan hoeveel docenten een bepaalde omschrijving hebben gegeven

van het begrip competentie

Schema 24 Omschrijving competentiebegrip door COE docenten

Een competentie is een combinatie van vier aspecten Een persoon is competent als die kennis heeft vaardigheden daarin

ontwikkeld gemotiveerd is om die vaardigheden te demonstreren en ook over een aantal kenmerken

beschikt die ondersteunend zijn naar die vaardigheden En als de persoon deze vier aspecten

gecombineerd kan toepassen is hij competent (1)

een vaardigheid om het geleerde zelfstandig in de praktijk uit te kunnen voeren (1)

kennis en vaardigheden (1)

kennis kunde en mogelijkheden (1)

een vaardigheid (6)

kennis kunnen gebruiken in de praktijk (1)

een vaardigheid waarvan je kennis hebt en die je kan gebruiken op het moment dat je het nodig hebt

Deze aangeleerde vaardigheid in combinatie met persoonlijkheid vormt dan een competentie (1)

een vaardigheid kennis en het gedrag van de persoon (1)

Masterthesis 17

Uit schema 24 blijkt dat de COE docenten allemaal het begrip vaardigheid relateren aan een

competentie Hierbij wordt een vaardigheid als synoniem gezien voor een competentie of

gecombineerd met begrippen als kennis mogelijkheden enof persoonskenmerken waarbij de

rol van de praktijk door twee docenten expliciet is genoemd

Tijdens de interviews hebben de docenten eerst aangegeven op welke wijze ze eraan

bijdragen dat de studenten hun competenties ontwikkelen Hierbij is het competentieprofiel

dat is opgenomen in bijlage 1 het uitgangspunt geweest waarbij elke competentie apart is

besproken Vervolgens is het competentieprofiel weer per competentie besproken waarbij de

docenten nu konden aangeven of zij inderdaad deze competentie toetsen en zo ja hoe zij dat

doen Het resultaat hiervan is samengevat weergegeven in schema 25 De cijfers

tussenhaakjes geven aan hoe vaak een bepaald aspect is genoemd

Schema 25 bijdrage COE docenten aan de ontwikkeling en de toetsing van de competenties

Ondersteuning competentieontwikkeling Toetsing van competenties

Schriftelijke opdrachten (133) Schriftelijke opdrachten (111)

Schriftelijk tentamen (1) Zelfevaluatie (8)

Tijdens colleges (19) Peerevaluatie (6)

Mondelinge opdrachten (5) Schriftelijk tentamen (20)

Voorgeschreven instructies (8) Mondelinge opdrachten (19)

Houding student (16) Feedback (9)

Module-inhoud (2) Portfolio (2)

Geen toetsing (43)

Uit schema 25 blijkt dat de docenten met name door middel van opdrachten een bijdrage

leveren aan de ontwikkeling van alle zes categorieeumln van competenties (interpersoonlijk

organisatorisch samenwerken reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) Hierbij wordt

er een onderscheid gemaakt in schriftelijke (verslagen brieven scripties opdrachten en

dergelijke) en mondelinge (presentaties vragenrondes en gesprekken) opdrachten Het

groepswerk is vooral genoemd bij de competenties in het samenwerken De interactie tijdens

de colleges zoals het geven van praktijkvoorbeelden en het bespreken van praktijksituaties

zien de docenten ook als een manier om met name de competenties in het reflecteren en de

beroepsspecifieke competenties van de studenten te ontwikkelen Met de houding van de

student worden aspecten bedoeld als prioriteiten stellen en het houden aan afspraken De

module-inhoud is genoemd bij de modules competent leidinggeven (in relatie tot de

interpersoonlijke competenties) en bestuurlijke informatievoorziening (in relatie tot de

organisatorische competenties aangezien de bestuurlijke processen op voortgang

gecontroleerd dienen te worden)

De docenten toetsen voornamelijk middels schriftelijke opdrachten de competenties Het

schriftelijk tentamen wordt met name gezien als toetsvorm voor de vakspecifieke

competenties Zelfevaluatie is met name bij de interpersoonlijke en de reflectiecompetenties

genoemd terwijl peerevaluatie vooral bij de competenties in het samenwerken is genoemd

Het geven van feedback tijdens de colleges worden bij alle zes competentiecategorieeumln

genoemd als toetsmoment van de competenties Tenslotte kan ook worden gesteld dat bij alle

Masterthesis 18

zes competentiecategorieeumln docenten hebben opgemerkt dat ze wel een bijdrage leveren aan

de ontwikkeling van de competenties van de studenten maar die niet toetsen

Samenvattend kan worden gesteld dat de docenten met name geiumlsoleerde kennis en

vaardigheden toetsen Dit blijkt vooral uit de toetsvormen die zij hanteren waarbij met name

de schriftelijke vaardigheden getoetst worden Ook blijkt dat de docenten zich tijdens de

interviews wel bewust van zijn geworden dat er geen competenties getoetst worden

23 Conclusies analyse onderzoek

Uit het analyseonderzoek met als onderzoeksvraag ldquoIn welke mate sluiten de toetsvormen

van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo kan geconcludeerd

worden dat de toetsvormen van de COE opleiding niet aansluiten op het competentiegerichte

karakter van de opleiding

Ter onderbouwing van deze conclusie kan gesteld worden dat

1 De term assessment centraal staat bij een competentiegerichte opleiding waarmee de

toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden bedoeld wordt (Wouda amp Snoek 2003)

Tijdens het analyseonderzoek is de term assessment noch bij de analyse van het bestaand

materiaal noch bij de interviews met de algemeen directeur de opleidingsmanager en de

docenten genoemd Daarnaast is een met assessment bedoelde praktijk ook niet in andere

bewoordingen genoemd

2 In het verlengde van het bovenstaande kan gesteld worden dat bij de toetsing van

competenties de beroepspraktijk centraal staat Bij de COE wordt alleen bij het verslag

over de werkzaamheden op de werkplek de afstudeerscriptie en de reflectiemodules een

relatie gelegd met de beroepsomgeving

3 Met uitzondering van het portfolio alle toetsvormen die bij de COE gebruikt worden (zie

ook schema 21) gericht zijn op het toetsen van de mate waarin de student geleerd heeft

Bij een competentiegerichte opleiding gaat het echter om assessment tijdens het leren

(ldquoassessment for learningrdquo) en niet om assessment van het leren (ldquoassessement of

learningrdquo) (Lorna 2003) Het portfolio wordt alleen bij de reflectiemodules gebruikt in de

opleiding

4 Uit de analyse van het lesmateriaal is gebleken dat de toetsvormen zijn afgestemd op de

leerdoelen van een specifieke module en niet op de competenties die zijn opgenomen in

het competentieprofiel Roelofs en Visser (2011) geven aan de toetsing binnen

afzonderlijke vakgebieden een indicatie is voor het toetsen van losse elementen (zoals

opgedeelde kennis vaardigheden attitudes) en dat het toetsen van competenties plaats

vindt in specifieke praktijksituaties (bij specifieke competenties) of gevarieerde

taaksituaties (bij algemene competenties)

Masterthesis 19

5 Uit de interviews met de algemeen directeur en de opleidingsmanager is naar voren

gekomen dat de modules van de opleiding zodanig zijn opgezet dat daarmee kennis en

vaardigheden worden aangeleerd en geen competenties worden ontwikkeld Met

uitzondering van de afstudeerscriptie en de reflectiemodules richten alle modules zich op

weten en kunnen Een competentie is echter een integratie van kennis vaardigheden

houdingen en eigenschappen (Smeijsters amp Sporken 2004 Spencer ampSpencer zoals

geciteerd in Zwaal amp Eringa 2006 Taylor 2003 Wouda amp Snoek 2003)

6 Het competentiebegrip als integratief geheel van kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen is niet bekend onder de COE docenten Ook de rol van de beroepspraktijk

die een voorwaarde is voor het ontwikkelen van competenties (Van Merrieumlnboer Van

Der Klink amp Hendriks 2002 Roelofs amp Visser 2011) is niet als indicator gebruikt bij de

COE docenten bij het aangeven van de mate waarin ze een bijdrage leveren aan het

ontwikkelen van de competenties van de studenten

24 Verantwoording interventie voorstel

Uitgaande van de conclusies uit het analyseonderzoek is besloten om de interventie te doen

onder de COE docenten (inclusief de algemeen directeur en de opleidingsmanager) waarbij

gerealiseerd moet worden dat de docenten bekend raken met

1 assessment binnen een competentiegerichte opleiding

2 het portfolio als instrument bij assessment

3 de wijze waarop competenties als integratief geheel van kennis vaardigheden

houding en eigenschappen binnen de beroepspraktijk ontwikkeld dienen te worden

Op basis hiervan is besloten om als interventieonderzoek na te gaan of oefening en training

kunnen bijdragen aan de competenties als assessor van de COE docenten Tijdens dit

interventietraject zullen de docenten dan zelf een portfolio bijhouden waarin zij bewijzen

competent te zijn als assessor op basis van de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor (Oudkerk-Pool 2013a) Ook zullen de docenten als assessor optreden waarbij ze

elkaars portfoliorsquos beoordelen en op basis daarvan een assessmentgesprek voeren

Voor de SOOS betekent dit interventietraject niet alleen dat de docenten bewust zijn

geworden van competentiegericht opleiden en beoordelen maar dat ook zelf ervaren hebben

Daarnaast kan de SOOS deze docenten ook inzetten als assessor bij zowel de COE als de

MeM opleiding

Masterthesis 20

3 Theoretisch kader met conceptueel model

In deze thesis staat het competentiegericht opleiden en beoordelen centraal Het theoretisch

kader vangt dan ook aan met een beschouwing van het competentiebegrip in 31 Bij het

competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment van de studenten centraal

hetgeen besproken wordt in 32 Vervolgens wordt in 33 ingegaan op de rol van het portfolio

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen In paragraaf 34 wordt ingegaan op de rol

van de assessor Het theoretisch kader wordt afgesloten met het conceptueel model en het

globaal interventieonderzoeksvoorstel in 35

31 Het begrip competentie

Er zijn verschillende omschrijvingen van het begrip competentie Een competentie wordt

beschreven als bekwaam handelen dat zichtbaar wordt in gedrag of resultaten van dat gedrag

in beroepsituaties op een bepaald niveau (Geerding amp Jongepier in Smeijsters amp Sporken

2004) Wouda en Snoek (2003) zien een competentie als het vermogen om op basis van

aanwezige kennis vaardigheden en houdingen adequaat te handelen in complexe

beroepssituaties en het vermogen om keuzes en beslissingen die tijdens dat handelen gemaakt

worden te kunnen verantwoorden en er op te kunnen reflecteren Spencer en Spencer (in

Zwaal amp Eringa 2006) zien een competentie als een onderliggend kenmerk van een individu

dat oorzakelijk gekoppeld is aan welomlijnde werkprestaties Uitgaande van deze

verschillende omschrijvingen kan worden afgeleid dat het definieumlren van het begrip

competenties niet eenvoudig is hetgeen ook gesteld wordt door Korthagen (2004) Luken

(2006) Straetmans en Sanders (2001) en Zwaal en Eringa (2006)

Van Merrieumlnboer Van Der Klink en Hendriks (2002) hebben elf definities van het begrip

competentie met elkaar vergeleken en hebben vervolgens op basis van die vergelijking de

volgende zes gemeenschappelijke kenmerken geiumldentificeerd

1 Competenties zijn contextgebonden

2 Competenties zijn een integratie van vaardigheden kennis attituden eigenschappen

en inzichten

3 Competenties zijn veranderlijk in de tijd

4 Competenties zijn verbonden met taken en activiteiten

5 Leer- en ontwikkelingsprocessen zijn voorwaardelijk voor competentieverwerving

6 Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Uitgaande van bovenstaande kenmerken hebben Van Merrieumlnboer et al (2002) drie dimen-

sies afgeleid die gezamenlijk in de definitie van een competentie dienen te zijn opgenomen en

drie dimensies die niet noodzakelijk geacht worden maar wel relevant zijn voor de

onderwijsdoelen Deze dimensies zijn in schema 31 weergegeven

Masterthesis 21

Schema 31 Noodzakelijke en relevante dimensies van het competentiebegrip

Noodzakelijke dimensies Relevante dimensies

1 Specificiteit 4 Handelingsgerichtheid

Het verwerven toepassen en verder

ontwikkelen van competenties vindt

plaats in contexten

Voor de ontwikkeling en toetsing van een compe-

tentie is probleemoplossend handelen voorwaardelijk

waarbij er sprake dient te zijn van situaties die het

mogelijk maken de competentie te ontwikkelen en

deze competentieontwikkeling te demonstreren

2 Integrativiteit 5 Leerbaarheid

Een competentie is een samenhan-

gend geheel van kennis vaardig-

heden houdingen en eigenschappen

Een competentie is niet in eacuteeacuten keer overdraagbaar

maar vergt inspanning en tijd om het te ontwikkelen

3 Duurzaamheid 6 Onderlinge afhankelijkheid

Er is sprake van een zekere

duurzaamheid waarbij de

onderwijsdoelen tamelijk constant

blijven (de invulling daarvan in

leerdoelen verandert wel steeds)

Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Deze relatie kan voorwaardelijk zijn zoals leer-

competenties voorwaardelijk zijn voor andere com-

petenties of relevant zijn voor onderwijsdoeleinden

Op basis van de dimensies Van Merrieumlnboer et al (2002) kan in het kader van dit onderzoek

de volgende omschrijving gegeven worden van het begrip competentie Een competentie is

een samenhangend geheel van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich

met het oog op de toekomstige uit te voeren beroepstaken door middel van concrete

handelingen in de beroepscontext gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere

competenties ontwikkelt

Uit deze paragraaf is gebleken dat de beroepscontext bij het ontwikkelen van de competentie

een belangrijke rol heeft Ook is gebleken dat bij het ontwikkelen van competenties sprake

dient te zijn van integratie van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen die

gedurende een bepaalde periode en in relatie tot elkaar aangeleerd dienen te worden Om dit

te kunnen realiseren is er een bepaalde manier van toetsen nodig Zowel Shepard et al

(2005) Wouda en Snoek (2003) als Alexander (2006) noemen in dit kader assessment als een

manier om competenties bij studenten te beoordelen Hierop wordt in de volgende paragraaf

ingegaan

32 Assessment

Bij het competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment centraal In deze

paragraaf wordt eerst ingegaan op de doeleinden van assessment (321) vervolgens wordt

ingegaan op de momenten waarop een assessment wordt afgenomen (322) gevolgd door de

kwaliteitscriteria waaraan een assessment dient te voldoen (323)

321 Doeleinden van assessment

Lorna (2003) maakt een onderscheid in assessment van (ldquoofrdquo) het leren voor (ldquoforrdquo) het leren

en tijdens (ldquoasrdquo) het leren Bij assessment van het leren wordt getoetst in welke mate de

student heeft geleerd Tentamens examens repetities en dergelijke zijn voorbeelden van deze

Masterthesis 22

wijze van assessment Bij assessment voor het leren wordt tussentijds nagegaan in welke

mate de student de leerdoelen heeft bereikt met als doel alsnog bij te stellen indien nodig Bij

assessment tijdens het leren staat de student centraal De rol van de student is niet alleen

vanwege de bijdrage die geleverd wordt aan het assessment en het leerproces maar meer nog

als de link tussen het assessment en het leerproces De student kan namelijk uitgaande van

zijn eigen beginsituatie zijn eigen leerproces monitoren

Op basis van de mate waarin de drie vormen van assessment plaatsvinden kan dan een

onderscheid gemaakt worden in een meer traditionele toetssituatie en de competentiegerichte

Bij de meer traditionele toetssituatie staat assessment van het leren centraal (zie linker pira-

mide in figuur 31) terwijl de focus bij competentiegericht opleiden zou moeten schuiven

naar assessment tijdens het leren (zie rechter piramide in figuur 31)

Figuur 31 Traditionele assessment piramide vs competentiegerichte assessmentpiramide

(aangepast van Lorna 2003)

Shepard et al (2005) maken een onderscheid in formatieve en summatieve assessment

waarbij formatieve assessment plaatsvindt tijdens het leerproces met als doel om het

onderwijzen of het leren te verbeteren en summatieve assessment plaatsvindt aan het eind van

het leerproces met als doel om de mate waarin de student geleerd heeft te beoordelen

Soortgelijke indeling in formatief en summatief wordt ook gemaakt door Alexander (2006)

waarbij formatief als doel heeft om het leerproces te monitoren zodat er eventueel bijstelling

kan plaatsvinden en summatief als doel heeft het beoordelen van het geleerde Deze indeling

in formatieve en summatieve assessment is vergelijkbaar met de eerder beschreven vormen

van assessment van Lorna (2003) waarbij formatieve assessment overeenkomt met

assessment voor en tijdens het leren en summatieve assessment met assessment van het leren

322 Beoordelingsmomenten

De toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden wordt assessment genoemd (Wouda amp Snoek

2003) Assessments kunnen op verschillende momenten in de opleiding plaatsvinden Een

intake-assessment bepaalt of de student voldoet aan de bekwaamheid die nodig is om

toegelaten te worden tot een bepaalde opleiding In een eindassessment wordt bepaald of de

student voldoet aan de startbekwaamheidseisen Naast de intake- en eindassessment zijn er

ook tussenassessments mogelijk om te bepalen of een student door kan gaan naar een

volgende fase van de opleiding Voor de hand liggende momenten voor tussenassessments

zijn de overgang van jaar 1 naar jaar 2 de afsluiting van de propedeusefase en de overgang

van jaar 3 naar jaar 4 naar de afstudeerfase (Wouda amp Snoek 2003)

Masterthesis 23

323 Kwaliteitscriteria voor assessments

Van Petegem en Vanhoof (2002) onderscheiden de kwaliteitscriteria bij assessments in

doelmatigheids- en billijkheidseisen Een assessment is doelmatig als het geschikt is voor het

doel waarvoor het is gemaakt en het is billijk als elke deelnemer aan het assessment dezelfde

behandeling krijgt

1 Doelmatigheid

Een doelmatig assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Validiteit

Een assessment is valide als het inderdaad datgene meet dat het zou moeten meten Dit

kan bereikt worden door het assessment in een zo authentiek mogelijke context te laten

plaatsvinden waarbij de verschillende doelen in het assessment verwerkt dienen te zijn

b Betrouwbaarheid

Een assessment is betrouwbaar als bij herhaling onder dezelfde condities dezelfde

resultaten weer worden gevonden Dit kan bereikt worden door de opdracht eenduidig te

formuleren en voldoende aspecten in de opdracht te verwerken dat het een goede

afspiegeling is van de leerinhoud Ook is het belangrijk dat verschillende beoordelaars op

een objectieve manier het assessment beoordelen

c Efficieumlntie

Bij efficieumlntie gaat het om een aantal praktische zaken zoals tijds- en kosteninvestering

2 Billijkheid

Een billijk assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Objectiviteit

Een assessment is objectief als elke student een gelijke kans heeft om hun prestaties te

demonstreren zonder dat niet relevante individuele kenmerken van zullen zijn op de

beoordeling Elke student krijgt dus dezelfde kans

b Doorzichtigheid

Een assessment is doorzichtig als elke student alle informatie krijgt die nodig is om te

zorgen voor een optimale voorbereiding en adequate uitvoering van de opdracht

c Normering

De eis van normering benadrukt dat men de beslissingen die genomen worden op basis

van het assessment inhoudelijk moet kunnen rechtvaardigen Hiertoe dragen vooral

beoordelingscriteria bij

Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat een assessment valide en betrouwbaar moet zijn

dat de opzet en uitslag door de betrokkenen geaccepteerd moeten worden en dat het

assessment uitvoerbaar zijn Op deze vier kwaliteitscriteria wordt hieronder ingegaan

1 Validiteit

Een valide assessment meet daadwerkelijk datgene dat gemeten moet worden Bij

competentiegerichte beoordeling gaat het dus om het lsquometenrsquo van competentie effectief

Masterthesis 24

gedrag kunnen tonen in (complexe) beroepssituaties Omdat het om verschillende

competenties gaat zal een valide assessment ook bestaan uit een mix van

assessmentonderdelen waarbij alle te beoordelen competenties bij voorkeur bij twee

instrumenten aan de orde komen

2 Betrouwbaarheid

Een betrouwbaar assessment geeft de zekerheid dat iemand die door het assessment heen

komt inderdaad competent is De uitslag van het assessment is niet afhankelijk van

toevallige factoren zoals de persoon van de assessor Betrouwbaarheid is het beste te

realiseren aan de hand van heldere en eenduidige beoordelingscriteria Bij een assessment

gaat het echter om de vraag of de student in onverwachte complexe situaties effectief kan

handelen waardoor het werken met eenduidige criteria wordt bemoeilijkt Het gaat

immers om een interpretatie van de context en van de betekenis die in die context

gegeven wordt aan lsquoeffectief handelenrsquo De betrouwbaarheid kan bij een assessment

worden gerealiseerd door met meerdere (getrainde) assessoren te werken Hierdoor

ontstaat een zekere mate van intersubjectiviteit waardoor het oordeel niet alleen is

gebaseerd op een individuele mening Ook kunnen hierdoor verschillende perspectieven

in het beoordelingsproces worden meegenomen aangezien de verschillende assessoren

elk hun eigen expertisegebied kunnen hebben

3 Acceptatie

Een acceptabel assessment houdt in dat alle betrokkenen het assessment waardevol en

rechtvaardig vinden Voor de student is het van belang dat die het juiste beeld van

zichzelf kan laten zien door zelf te kunnen bepalen welke producten en bewijsmaterialen

tijdens het assessment worden ingebracht

4 Uitvoerbaarheid

Een assessment moet uitvoerbaar zijn waarbij de vraag hoe de relatie van het assessment

is met andere beoordelingsmomenten en ndashinstrumenten belangrijk is Bij het introduceren

van assessments dient nagegaan te worden op welke wijze en in welke mate assessments

de traditionele vormen van toetsing kunnen vervangen of daarmee kunnen worden

geiumlntegreerd Het traditionele curriculum is opgebouwd uit een groot aantal modulen die

afzonderlijk afgerond worden met tentamens opdrachten en dergelijke

Uit de kwaliteitseisen zoals beschreven door Van Petegem en Vanhoof (2002) enerzijds en

Wouda en Snoek (2003) anderzijds kan afgeleid worden dat het assessment

1 doelgericht dient te zijn en plaats dient te vinden in authentieke situaties hetgeen voor

de validiteit belangrijk is

2 beoordeelt dient te worden door meerdere beoordelaars hetgeen vooral bijdraagt aan

de betrouwbaarheid

3 beoordeelt dient te worden aan de hand van beoordelingscriteria hetgeen vooral

bijdraagt aan de betrouwbaarheid doorzichtigheid en normering

4 de student de gelegenheid dient te geven om het juiste beeld van zichzelf te laten zien

hetgeen bijdraagt aan de acceptatieobjectiviteit

Masterthesis 25

Een portfolio is bij uitstek geschikt om het assessment doelgericht te laten plaatsvinden en in

authentieke situaties te beoordelen Ook krijgt de student middels een portfolio de

gelegenheid om het juiste beeld van zichzelf te laten zien Hetgeen hier gesteld is wordt

onderbouwd in de volgende paragraaf (33) Ook zal in de volgende paragraaf worden

ingegaan op de beoordeling van het portfolio aan de hand van beoordelingscriteria

Ten aanzien van de kwaliteitseis met betrekking tot de efficieumlntie geeft Alexander (2005) aan

dat het gebruik van portfoliorsquos tijdconsumerend is Dit kan worden opvangen door zo

georganiseerd mogelijk te werken Dit geldt zowel voor de leraar als de student Daarnaast

kunnen het vooraf aan de studenten geven van de beoordelingscriteria en voorbeelden van

goede portfoliorsquos er ook toe bijdragen dat er tijd bespaard kan worden

33 Het portfolio

Het begrip portfolio is afkomstig uit de wereld van kunst en architectuur waar men afbeel-

dingen recensies krantenknipsels en dergelijke over het eigen werk in mappen (portfoliorsquos)

verzamelt (Driessen amp Van Tartwijk 2006) Een portfolio wordt in het onderwijs gezien als

een doelgerichte verzameling van geleverd werk door een student op basis waarvan bepaalde

kennis vaardigheden en lsquoabilitiesrsquo aangetoond worden (Arter amp Spandel Baker amp OrsquoNeil

zoals geciteerd in Alexander 2005) Het expliciet noemen van de combinatie kennis

vaardigheden en mogelijkheden geeft aan dat het portfolio bij uitstek geschikt is voor een

competentiegerichte opleiding Alexander (2005) noemt in dit kader ook een groeiportfolio

waaruit de ontwikkeling van de studenten gedurende een bepaalde periode blijkt

Ook Van Petegem en Vanhoof (2002) geven aan dat het gebruik van een portfolio inhoudt dat

de student in een verzamelmap informatie over zijn persoonlijke prestaties en ervaringen

aanlegt die een beeld schept over zijn mogelijkheden en groei Verder stellen zij dat het

belangrijk is dat de student zelf een selectie maakt uit de producten die hij in een bepaalde

periode gecreeumlerd heeft en die selectie verantwoord Uit het portfolio dient de student ook een

systematische reflectie te laten zien op het eigen leerproces

Waar Van Petegem en Vanhoof (2003) stellen dat de student zelf een selectie dient te maken

uit de producten geeft Alexander (2005) ook de rol van hun leraar hierbij aan Volgens

Alexander zijn de studenten wel vrij om hun producten die ze in hun portfolio doen zelf uit

te kiezen maar zij zullen samen met hun leraar nagaan als die producten overeenkomen met

de doelstellingen van het assessment

Naast de producten en zelfreflecties die Van Petegem en Vanhoof (2003) noemen geven

Wouda en Snoek (2003) ook video-opnames van concrete situaties waarmee de student zijn

gedrag in kenmerkende beroepssituaties toont voorbeelden van vakinhoudelijke deskun-

digheid oordelen van anderen (bijvoorbeeld in de vorm van 360ordm feedback van begeleiders

op de werkplek of de opleiding opdrachtgevers collegarsquos en medestudenten) als mogelijke

Masterthesis 26

bewijsstukken Uit deze omschrijving van Wouda en Snoek blijkt ook weer de geschiktheid

van het gebruik van een portfolio voor een competentiegerichte opleiding aangezien de

beroepssituatie centraal staat

De bewijzen die in het portfolio opgenomen worden dienen te voldoen aan de volgende eisen

(Joosten-ten Brinke et al 2009)

authentiek het moet duidelijk zijn dat het bewijs door de kandidaat is gemaakt of

betrekking heeft op de kandidaat

relevant het bewijs moet gerelateerd zijn aan de competentie die beoordeeld wordt

voldoende niveau het bewijs dient aan te tonen dat het verwacht competentieniveau

inderdaad is bereikt

actueel het bewijs dient nog steeds actualiteitswaarde te hebben

kwantitatief het bewijs moet van voldoende volume zijn onderbouwd met voldoende

ervaring(stijd)

gevarieerd de bewijzen dienen veelzijdig te zijn

Wouda en Snoek (2003) geven aan dat studenten in het portfolio een verbinding dienen te

maken tussen de in het portfolio opgenomen bewijzen en de competentie die ze daarmee

willen aantonen Hierbij kunnen de studenten uitgaan van een (specifiek) bewijs naar de

(abstracte) competentie of van de meer (abstracte) competentie naar een (specifiek) bewijs

Beide mogelijkheden worden in onderstaande figuur geiumlllustreerd

Figuur 32 Portfolio-begeleidingsmodel (aangepast van Wouda amp Snoek 2003 p 33)

Een student die uitgaat van een specifiek bewijs (de linkercirkel) gebruikt het portfolio als

instrument om te abstraheren naar het niveau van competentie (de rechtercirkel) en te ver-

algemeniseren naar situaties waarin die competentie kan worden ingezet (de middencirkel)

Deze studenten komen meestal niet verder dan het beschrijven van concrete situaties die zij

hebben meegemaakt waardoor het portfolio hen moet helpen om te kunnen achterhalen

welke competentie aan die situatie gerelateerd is zodat zij die kunnen benoemen Een student

die uitgaat van de abstracte competentie (de rechtercirkel) gebruikt het portfolio als

bewijs

Masterthesis 27

instrument om te concretiseren door het beschrijven van concrete situaties (de middencirkel)

en daar geschikt bewijsmateriaal (de linkercirkel) bij te zoeken Deze studenten kunnen juist

goed algemene zaken over zich zelf te herkennen en te benoemen vandaar dat zij uitgaan van

de algemene competentie Het portfolio helpt hen dan om de leeractiviteiten die zij uitvoeren

in een concrete situatie te beschrijven en daar geschikt bewijsmateriaal voor te zoeken

Driesen en Tartwijk (2006) verklaren de hierboven beschreven ondersteuning die het

portfolio geeft doordat de student in een portfolio systematisch beschrijft en zichtbaar maakt

op welke wijze taken werden gepland uitgevoerd en geeumlvalueerd Dit doet de student vooral

door te reflecteren op het eigen leren en dat van anderen Ook Lorna (2003) geeft aan dat een

effectieve assessment van studenten eist dat zij zichzelf reflectieve vragen stellen en zelf

leerstrategieeumln gebruiken om zich verder te ontwikkelen waarbij zij hun leervorderingen zelf

bijhouden in een portfolio Bij het reflecteren kan de student het spiraalmodel gebruiken dat

is weergegeven in figuur 33

Figuur 33 Spiraalmodel van reflectie (Korthagen 2002 p2)

Wanneer een student een portfolio samenstelt zal die systematisch terugblikken op het eigen

handelen (fase 2) Hierbij wordt dat handelen geeumlvalueerd en geanalyseerd waardoor de

student zich bewust wordt van essentieumlle aspecten die zich tijdens dat handelen hebben

voorgedaan (fase 3) Dit geeft vervolgens inzicht in de mate waarin de student al over de

gevraagde competenties beschikt Ook biedt dit handvatten voor het ontwikkelen van

alternatieven (fase 4) Doordat het portfolio inzichtelijk maakt hoe bepaalde taken werden

uitgevoerd zal de student worden gestimuleerd om de uitvoering van deze taken ook

daadwerkelijk ter hand te nemen (fase 5 en 1) waarop wederom teruggeblikt zal worden en

de reflectiecyclus verder vervolgd kan worden (Driesen amp Tartwijk 2006)

Studenten dienen feedback te krijgen waarbij gebruik kan worden gemaakt van self-

assessment (de student beoordeelt zichzelf) en peer-assessment (medestudenten beoordelen

elkaar) (Wouda amp Snoek 2003) Bij het geven van feedback is het belangrijk dat gepraat

wordt vanuit de ik-vorm concrete gedragsvoorbeelden worden gegeven de positieve en de

verbeterpunten worden weergegeven en dat gevraagd wordt als de geleverde kritiek

herkenbaar is

Masterthesis 28

34 Assessment beoordeling

Sheperd et al (2005) stellen dat bij een assessment het belangrijk is om vast te stellen wat de

student aan het eind moet kunnen en op welke wijze dat gerealiseerd kan worden Verder

stellen zij ook dat dit vereist dat er heldere beoordelingscriteria vastgesteld dienen te worden

waardoor het mogelijk wordt dat zowel de beoordelaar als de student kunnen vaststellen als

een bepaald concept is begrepen Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat het bij de

beoordeling van competenties gaat om het beoordelen van de mate waarin de student in staat

is om zijn gedrag en handelen te verantwoorden en er op te reflecteren Om dit te kunnen

realiseren dienen assessments aan de hand van heldere criteria te geschieden die

geformuleerd zijn in de vorm van (waarneembare) gedragsindicatoren voor het handelen in

praktijksituaties

Alexander (2005) geeft aan dat een lsquorubricrsquo hierna te noemen rubriek gebruikt kan worden

om de beoordelingscriteria te specificeren waarbij een onderscheid wordt gemaakt in een

analytische en een holistische rubriek In een analytische rubriek worden eerst de

beoordelingscriteria gespecificeerd waarna vervolgens per criterium een afzonderlijke score

wordt toegekend voor de mate waarin aan dat criterium is voldaan Op basis van deze

afzonderlijke scores kan er tenslotte een overall score worden vastgesteld Een holistische

rubriek bekijkt de verschillende criteria gezamenlijk waardoor elke gegeven score meerdere

factoren omvat

Van Petegem en Vanhoof (2002) maken een onderscheid in criteria standaarden en

rubrieken Criteria zijn de voorwaarden waaraan de studentenprestaties dienen te voldoen om

als succesvol bestempeld te kunnen worden (Wiggings in Van Petegem en Vanhoof 2002)

Een standaard wordt geconcretiseerd aan de hand van criteria waarbij wordt aangegeven

welke criteria van belang zijn bij het beoordelen van studentenprestaties Deze criteria

moeten dan zodanig uitgewerkt worden dat het mogelijk wordt om een geobserveerd gedrag

in een prestatieniveau onder te brengen Een standaard geeft dus in principe aan hoe goed een

prestatie moet zijn om een bepaalde beoordeling te verdienen Wiggens (in Van Petegem en

Vanhoof 2002) omschrijft een rubriek als een geschreven geheel van richtlijnen dat het

mogelijk maakt om studentenprestaties van verschillende kwaliteiten te onderscheiden In een

rubriek wordt dus hetgeen waarnaar men moet kijken bij elk kwaliteitsniveau beschreven

Zowel uit Alexander (2005) als uit Van Petegem en Vanhoof (2002) blijkt dus dat voor het

beoordelen van portfoliorsquos een rubriek ontwikkeld dient te worden met daarin beschreven

criteria en standaarden Van Petegem en Vanhoof geven net als Alexander ook aan dat deze

rubriek analytisch of holistisch kan zijn

Uit hetgeen in de voorgaande paragrafen is beschreven kan worden afgeleid dat van

docenten in een competentiegerichte opleiding en met name van docenten die belast zijn met

het afnemen van assessments van de studenten bepaalde kwaliteiten worden verwacht

hierop wordt in de volgende paragraaf ingegaan

Masterthesis 29

35 De assessor

Degene die een assessment afneemt wordt een assessor genoemd In deze paragraaf wordt

ingegaan op de gedragsindicatoren die een assessor dient te demonstreren (351) en de

methodieken die daarbij gebruikt kunnen worden (352)

351 Gedragsindicatoren van een assessor

Van Dinther (2009) geeft aan dat binnen het competentiegericht hoger beroepsonderwijs een

assessor op basis van zijn oordeel onderbouwde uitspraken doet over het niveau van

competentieontwikkeling van een student Uitgaande hiervan dient een assessor behalve over

inhoudelijke kennis ook over de competenties analyseren beoordelen en communiceren te

beschikken Deze zijn uitgewerkt in schema 32

Schema 32 Competenties en gedragsindicatoren van een assessor

Competenties Gedragsindicatoren

Analyseren 1 Informatie structureren en hoofd- en bijzaken scheiden

2 Verbanden leggen tussen verschillende soorten informatie

3 Gebruiken van meerdere informatiebronnen en deze op waarde inschatten

Beoordelen 4 Zich een mening vormen door het afwegen van gegevens

5 Relateren van informatie en bewijzen aan de competentie(criteria)

6 Betrekken van verschillende alternatieven bij de oordeelsvorming

7 Rekening houden met onzekere of tegenstrijdige informatie

8 Het oordeel onderbouwen

Communiceren 9 Op het juiste moment toepassen van vraag- en gesprekstechnieken in het

gesprek met de student

10 Betrekken van de medeassessor in de beeld- en oordeelsvorming

11 Het eindoordeel op een overtuigende en constructieve manier overbrengen

12 Ontwikkelingsgerichte feedback geven

13 Het schrijven van een heldere gestructureerde rapportage

(Van Dinther 2009)

Geheel overeenkomstig Van Dinther (2009) geven Van Berkel Van Dinther Oudkerk Pool

en Speetjes (2008) ook aan dat een assessor over de competenties analyseren communiceren

en beoordelen dient te beschikken waarbij de gedragsindicatoren betrekking hebben op de

gehanteerde structuur in het gesprek de gehanteerde vraag- en gesprekstechnieken de

beoordeling van de relevantie van de aangeleverde bewijzen de wijze waarop feedback

wordt gegeven en de wijze waarop het oordeel wordt onderbouwd en doorgegeven aan de

student

Van Berkel et al (2008) stellen verder dat een assessor als kerntaak heeft het vaststellen van

het competentieniveau van de student met als deeltaken

1 Beoordelen van een portfolio enof performance

2 Voeren van een criterium gericht interview

3 Komen tot een onderbouwd eindoordeel

4 Vastleggen van het onderbouwd eindoordeel in een rapportage

Masterthesis 30

5 Geven van ontwikkelingsgerichte feedback

Deze deeltaken worden ook genoemd door Oudkerk Pool (2013) die aangeeft dat een asses-

sor eerst beoordeelt of een portfolio van een kandidaat voldoet om het assessmentgesprek in

te kunnen gaan Naar aanleiding van de portfoliobeoordeling voert de assessor een criterium-

gericht interview om het competentieniveau van de student te bepalen en daarbij indien

nodig ontwikkelingsgerichte feedback geeft Tenslotte legt de assessor de bevindingen en het

eindoordeel vast op daarvoor bestemde formulieren ten behoeve van de eindrapportage

Op de methodieken die de assessor kan gebruiken bij de uitvoering van deze taken wordt in

de volgende subparagraaf ingegaan

352 Methodieken

In paragraaf 331 is ten aanzien van de portfoliobeoordeling al aangegeven dat rekening

gehouden dient te worden met specifieke criteria (variatie relevant actueel authentiek en

kwantiteit) en dat er een relatie dient te zijn tussen de geleverde bewijzen en de competenties

die daarmee aangetoond worden in specifieke beroepssituaties Het geven van ontwikkelings-

gerichte feedback kan vergeleken worden met de in paragraaf 321 beschreven formatieve

assessment Uitgaande hiervan zal in deze subparagraaf alleen nog ingegaan worden op de

gesprekstechnieken die de assessor kan gebruiken bij het criteriumgerichte interview

Een assessor neemt tijdens het assessment een criteriumgericht interview af waarbij

onduidelijkheden met betrekking tot de in het portfolio opgenomen bewijsvoering verder

worden onderzocht en vragen die voortkomen uit de bestudering van het portfolio worden

gesteld Hierbij kan de assessor gebruik maken van de START-methodiek de LSD en

TURBO-vragen (Oudkerk Pool 2013)

De START-methodiek

Start staat voor situatie taak actie resultaat en transfer Hierbij wordt begonnen met een

startvraag waarbij de student een situatie dient te beschrijven (situatie) Vervolgens dient

de student aan te geven wat de opdracht was of hetgeen verwacht werd (taak) vervolgens

dient de student te verwoorden wat hij precies gedaan heeft of hetgeen gebeurd is (actie)

daarna dient de student aan te geven wat het effect was of hoe het is afgelopen (resultaat)

en tenslotte dient de student dan aan te geven hoe het een ander keer aanpakt zou kunnen

worden (transfer) (Oudkerk Pool 2013)

Hierop aanvullend geven Joosten-ten Brinke et al (2009) aan dat tijdens het

criteriumgerichte interview de STARRT methodiek gebruikt kan worden waarbij wordt

nagegaan in welke situatie de student aan een competentie gewerkt heeft welke taken

daarbij zijn uitgevoerd welke acties daaruit gevolgd zijn en met welk resultaat Deze

fasen komen dus overeen met hetgeen beschreven is door Oudkerk Pool (2013) De

transferfase zoals Oudkerk Pool die beschrijft is bij de STARRT gesplitst in reflectie en

transfer waarbij de student eerst dient terug te blikken op de beschreven situatie alvorens

die te vertalen naar een nieuwe situatie

Masterthesis 31

De LSD-methodiek

LSD staat voor luisteren samenvatten en doorvragen toe Als de assessor naast het

luisteren ook het gesprek samenvat geeft het een bepaalde structuur aan het gesprek en

geeft het de student een beeld of de assessor hetgeen hij gezegd heeft juist gehoord heeft

(Oudkerk Pool 2013)

TURBO-vragen

TURBO-vragen kunnen worden toegepast als er nog weinig tijd over is en er toch nog

wat informatie verkregen moet worden van de student De vragen kunnen dan betrekking

hebben op een vergelijking een rangorde een mening van anderen of een verdieping van

de situatie (Oudkerk Pool 2013)

36 Conceptueel model en interventieonderzoeksvoorstel

In de vorige paragrafen is ingegaan op het begrip competentie de rol van het assessment in

een competentiegerichte opleiding het portfolio de assessmentbeoordeling en de assessor

Uit dit beschreven theoretisch kader is een conceptueel model afgeleid (361) waarna

vervolgens uitgaande hiervan een interventieonderzoeksvoorstel is geformuleerd (362)

361 Verantwoording conceptueel model

Uitgaande van de centrale probleemstelling ldquoin welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo is in de voorgaande

paragrafen gebleken dat bij het competentiegericht opleiden en beoordelen het begrip

assessment centraal staat Dit assessment dient op verschillende momenten te gebeuren en

aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen Vandaar dat de in paragraaf 322 besproken

beoordelingsmomenten (tussen- en eindassessment) en de in paragraaf 323 besproken

kwaliteitseisen in het conceptueel model bij het centrale begrip assessment geplaatst worden

Uit paragraaf 33 is gebleken dat het portfolio bij het assessment gebruikt wordt om vast te

stellen als de student daadwerkelijk over de vereiste competenties beschikt waardoor het

portfolio ook bij het centrale begrip assessment geplaatst wordt

Het tweede centrale begrip is de assessor aangezien die het assessment afneemt De assessor

dient te voldoen aan bepaalde gedragsindicatoren en heeft verschillende methodieken die

gebruikt kunnen worden tijdens het assessment Deze gedragsindicatoren en methodieken

worden als bijbehorende begrippen geplaatst bij het centrale begrip assessor

Een assessment dient afgenomen te worden op basis van heldere criteria waaruit duidelijk

blijkt aan welke voorwaarden de student dient te voldoen Geheel conform de omschrijving

van het begrip assessment dient het gedrag dat bij de student geobserveerd wordt gerelateerd

te zijn aan de toekomstige beroepssituatie van de student Uitgaande hiervan wordt het begrip

criteria als derde centrale begrip opgenomen in het conceptueel model

Masterthesis 32

Samenvattend kan aan de hand van de bovenstaande gesteld worden dat voor het

competentiegericht opleiden en beoordelen er assessoren dienen te zijn die aan de hand van

criteria assessments van de studenten afnemen Dit is weergegeven in het conceptueel model

in figuur 34

Figuur 34 Conceptueel model

362 Interventieonderzoeksvoorstel

Uitgaande van het in figuur 34 weergegeven conceptueel model zijn als

interventieonderzoek docenten van de SOOS getraind tot assessor waarbij van bestaande

studentenportfoliorsquos gebruik is gemaakt Naast deze training is er ook een workshop

gehouden met als doel om het bestaand competentieprofiel van de COE te splitsen naar het

vereist bekwaamheidsniveau aan het eind van de propedeusefase de hoofdfase en de

afstudeerfase (startbekwaam) Indien de docenten getraind zijn tot assessor kunnen deze

assessoren ingezet worden bij het competentiegericht opleiden en beoordelen door aan het

eind van de propedeusefase de hoofdfase en de opleiding op basis van het portfolio van de

studenten een assessment af te nemen

Assessment

bull Beoordelingsmomenten

bull Kwaliteitseisen

bull Portfolio

Competentiegericht opleiden en beoordelen

Assessor

bull Gedragsindicatoren

bull methodieken

Criteria

bull Helder

bull Relatie met de beroepspraktijk

Masterthesis 33

4 Interventie

In dit hoofdstuk wordt de uitgevoerde interventie beschreven Deze interventie dient ter

oplossing van het probleem dat in het analyseonderzoek is gebleken namelijk dat bij de COE

opleiding er geen sprake is van competentiegericht opleiden en beoordelen maar van het

toetsen van kennis en vaardigheden (zie ook hoofdstuk 2) In 41 wordt de interventie globaal

beschreven vervolgens wordt in 42 middels een blokjesschema de relatie tussen het ontwerp

en het beoogde effect weergegeven waarna in 43 het ontwerp gedetailleerd wordt

beschreven Tenslotte wordt het programma van eisen van het ontwerp in 44 beschreven

41 Globaal ontwerp

Het globaal ontwerp bestaat uit drie onderdelen

1 Het eerste onderdeel betreft het informeren van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen Hiervoor is er een reader samengesteld

waarin theorie over het competentiegericht opleiden en beoordelen is verwerkt en is er

een informatiebijeenkomst gehouden met de docenten

2 Het tweede onderdeel is de assessorentraining bestaande uit drie bijeenkomsten

Tijdens de eerste bijeenkomst hebben de docenten aan de hand van studentenmate-

riaal geoefend in het voeren van het assessmentgesprekken Tijdens de tweede

bijeenkomst hebben de docenten wederom aan de hand van studentenmateriaal

geoefend in het beoordelen van studentenportfoliorsquos Tussen de tweede en de derde

bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend waarbij de gedragsindicatoren

van een getrainde assessor als uitgangspunt zijn gebruikt Gedurende deze periode

hebben zij op hun beurt tevens een portfolio bijgehouden waarin zij bewijzen hebben

aangeleverd waarmee zij hebben aangetoond in welke mate zij aan de acht

gedragsindicatoren van een getrainde assessor voldoen Tijdens de derde bijeenkomst

hebben de docenten van elkaar een assessment afgenomen op basis van het

ingeleverde portfolio Op basis van deze assessments is dan een uitspraak gedaan als

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de

assessorencompetenties van de docenten De docenten die deze training hebben

doorlopen hebben een certificaat ontvangen dat is uitgegeven door de SOOS

3 Het derde onderdeel is een workshop met als doel om de gedragsindicatoren in het

huidig competentieprofiel van de COE te splitsen naar tussen- en eindniveaus waarbij

tevens rekening mee wordt gehouden dat deze gedragsindicatoren helder zijn gefor-

muleerd en gerelateerd zijn aan de beroepsomgeving van de afgestudeerde student

42 Blokjeschema

De onderzoeksvraag waarmee aangetoond wordt dat het ontwerp inderdaad leidt tot

verbetering luidt als volgt kan gerichte training en oefening bijdragen aan de competenties

als assessor van de docenten van de SOOS

Masterthesis 34

Schema 41 Blokjesschema

Uitgaande van het in figuur 41 weergegeven blokjesschema wordt het ontwerp in de

volgende paragraaf gedetailleerd beschreven

43 Gedetailleerd ontwerp

Het ontwerp omvat de volgende aspecten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

(431)

2 Een assessorentraining voor de docenten (432)

3 Gerichte oefening van de docenten onderling (433)

4 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments (434)

431 Het informeren van docenten

Om de docenten te informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen is er een

gelijknamige reader opgesteld voor alle COE docenten De inhoudsopgave van deze reader is

opgenomen in bijlage 6 Ook is er een informatiebijeenkomst geweest waarvan de doelen

zijn opgenomen in schema 41

Schema 41 Doelen informatiebijeenkomst

Doelen presentatie

1 Nagaan wat docenten weten over competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Docenten informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen

3 Docenten informeren over de resultaten van een analyse van de huidige toetsing binnen de COE

4 Docenten enthousiast maken om een bijdrage te leveren aan een voorstel over de wijze waarop

wij competentiegericht kunnen opleiden en beoordelen bij de SOOS

432 Assessorentraining

Voor de assessorentraining is het trainingmateriaal assessoren ldquoVerkrijg alle beschikbare

informatie en maak de juiste beoordelingrdquo van Oudkerk-Pool gebruikt De handleiding is in

extenso gebruikt terwijl de powerpointslides deels zijn aangepast met als doel om de inhoud

Leidt tot Het ontwerp namelijk

een reader over competentiegericht

opleiden en beoordelen

een assessorentraining voor de

docenten

gerichte training en oefening van de

docenten in het aanleren van de

competenties van een assessor

een workshop voor docenten om het

huidig competentieprofiel van de

COE aan te passen

Het beoogde effect namelijk

toename van kennis in brede zin over het

competentiegericht opleiden en

beoordelen

verbetering van de competenties van een

assessor bij de docenten

aanpassing van het competentieprofiel

van de COE op basis waarvan er tussen-

en eindassessments van de studenten

kunnen worden afgenomen

Masterthesis 35

van de slides te laten aansluiten bij de praktijksituatie van de SOOS Tijdens deze training

zijn de gedragsindicatoren van een getrainde assessor als uitgangspunt gebruikt Deze

gedragsindicatoren zijn weergegeven in schema 42

Schema 42 gedragsindicatoren getrainde assessor

Gedragsindicatoren getrainde assessor

1 Brengt structuur aan in het assessmentgesprek

2 Creeumlert een sfeer waarin de kandidaat volledig tot zijn recht kan komen

3 Past verschillende vraag- en gesprekstechnieken op het juiste moment toe

4 Relateert ervaringen werkwijze en bewijzen die de kandidaat inbrengt aan relevante

competentiecriteria

5 Herkent producten als bruikbaar bewijs

6 Komt tot een onderbouwd eindoordeel en brengt dit op overtuigende en constructieve wijze over

7 Geeft ontwikkelingsgerichte feedback

8 Legt het oordeel op toegankelijke wijze vast in een rapportage

9 Gaat adequaat en klantgericht om met eventuele bezwaren tegen het eindoordeel

Uitgaande van de gedragsindicatoren die zijn weergegeven in schema 42 is de

assessorentraining erop gericht om docenten te trainen in

a het afnemen van een criteriumgericht interview

b het beoordelen van portfoliorsquos

Bijeenkomst 1

Tijdens de eerste bijeenkomst die erop gericht is om docenten te trainen in het afnemen van

een criteriumgericht interview hebben de docenten met studentenmateriaal geoefend Voor

het oefenen zijn er groepen van vier gevormd bestaande uit

Twee docenten die de rol van assessorenkoppel hebben

Een docent die de rol van student heeft

Een docent die de rol van begeleider heeft

Een docent die de rol van observator heeft

Tijdens deze bijeenkomst is er geoefend in het criteriumgericht interview waarbij de

instructies voor de voorbereiding van het gesprek zijn opgenomen in schema 43

Schema 43 instructies ter voorbereiding van de oefening gesprekstechnieken

Assessorenkoppel Kandidaat en begeleider Observator

Welke onderdelen van het

portfolio willen we aan de orde

stellen tijdens het gesprek

Welke vragen stellen we

hierbij (STARTTurbo)

Hoe stellen we de kandidaat op

zijn haar gemak

Hoe verdelen we de taken

(vragen stellen aantekeningen

maken)

Welke onderdelen van

het portfolio roepen

vragen op

Kan ik situaties

beschrijven om

startcompetenties te

bewijzen (START)

Krijgt kandidaat voldoende

gelegenheid om competenties te

etaleren

Gaan de assessoren minstens eacuteeacuten

keer uit het START-principe

(concreet uitvragen) LSD Turbo-

principe

Hebben de assessoren een beter

beeld gekregen van de compe-

tenties als gevolg van het gesprek

Masterthesis 36

Bijeenkomst 2

Tijdens de tweede bijeenkomst die erop gericht is om de docenten te trainen in het

beoordelen van portfoliorsquos zijn concrete studentenportfoliorsquos beoordeeld De opdracht is

opgenomen in schema 44

Schema 44 Instructies opdracht portfoliobeoordeling

Oefening portfoliobeoordeling

1 Elke groep beoordeelt twee competenties uit het portfolio (interpersoonlijk organisatorisch of

samenwerken) en vult het oordeel in op het beoordelingsformulier (40 minuten)

2 Zelf- en peerevaluatie (zie observatieformulier)

Doe een zelfevaluatie van de wakkermethodiek (ad 1)

Geef feedback aan ldquostudentrdquo peergroep observeert (ad 5)

Peerevaluatie van de beoordeling (ad 2 tm 4)

433 Gerichte oefening van de docenten onderling

Tussen de tweede en de derde bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend in het

aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde assessor waarbij bewijzen zijn

verzameld die de mate waarin zij de gedragsindicatoren van een getrainde assessor hebben

kunnen aanleren aantonen Het resultaat van de opdracht is opgenomen in een portfolio op

basis waarvan er een peerassessment is afgenomen de derde bijeenkomst De instructie voor

dit peerassessment zijn opgenomen in schema 45

Schema 45 Instructies peerassessment

Instructies peerassessment

Het assessment wordt in drie rondes gedaan

1 In de eerste ronde beoordeelt u het portfolio volgens de VRAAK-criteria en de beoordelings-

driehoek Hiervoor gebruikt u het formulier ldquorapportage eindassessmentrdquo en vult u de onderdelen

1 en 2 in Tijdens deze eerste ronde bereidt u tevens het assessmentgesprek (criterium gericht

interview) voor (60 minuten)

2 In de tweede ronde voert u het assessmentgesprek (30 minuten)

3 In de derde ronde formuleert u wederom op het formulier ldquorapportage eindassessment (laatste

bladzijde) het eindoordeel (15 minuten)

Het peerassessment geschiedt in drie subgroepen van elk drie docenten De eerste 60 minuten voert

elke docent individueel de eerste ronde zoals hierboven beschreven uit Vervolgens wordt het eerste

assessmentgesprek afgenomen waarbij de docent die niet deelneemt aan het assessmentgesprek

observeert volgens het formulier ldquoobservatie assessmentgesprekrdquo Na het assessmentgesprek rondt de

assessor het assessment af middels het invullen van het eindoordeel conform de derde ronde zoals

hierboven omschreven Terwijl de assessor dit invult gaat de observator na als het

observatieformulier volledig en juist is ingevuld De docent die het assessment ondergaan heeft vult

op dit moment een ervaringsformulier in

Na de eerste assessmentronde worden de rollen omgekeerd totdat elke docent een assessment heeft

afgenomen van een collega-docent

Masterthesis 37

434 Brainstormen van docenten

Tijdens een workshop hebben de docenten brainstormsessies gevoerd met als doel om het

competentieprofiel aan de hand van de kenmerken van de criteria te splitsen naar twee

tussenniveaus (eind propedeuse- en hoofdfase) en eacuteeacuten eindniveaus (eind afstudeerfase)

Tijdens deze workshop is er in groepen gewerkt waarbij de groepen een keuze hebben

mogen maken om te werken aan algemene (gelden voor beide hbo opleidingen) of

beroepsgerichte competenties (gelden voor een specifieke opleiding) Het resultaat is

geschreven op flappen waarna de docenten tijdens een stille wand discussie onderling

feedback hebben gegeven op het resultaat door hun feedbackpunten te noteren op een apart

blaadje Na de stille wand discussie is de gegeven feedback door de verschillende groepen

verwerkt in het uiteindelijk resultaat

44 Programma van eisen

Het doel van de interventie is om een bijdrage te kunnen leveren aan het ontwikkelen en

implementeren van het competentiegericht opleiden en beoordelen bij de COE Om dit doel

te realiseren is het programma van eisen geformuleerd voor het product en het proces

Uit het theoretisch kader is gebleken dat het assessment en de assessor een centrale plaats

innemen bij het competentiegericht opleiden en beoordelen waarbij de assessor op basis van

criteria het assessment afneemt Uitgaande hiervan worden de volgende eisen gesteld aan het

product

1 de docenten dienen de portfoliorsquos te beoordelen aan de hand van specifieke criteria

(variatie relevant actueel authentiek en kwantiteit) waarbij tevens de relatie tussen de

geleverde bewijzen en de competenties die daarmee aangetoond worden in specifieke

beroepssituaties wordt beoordeeld

2 de docenten dienen gesprekstechnieken te demonstreren tijdens een criteriumgericht

interview

3 De criteria in het competentieprofiel dienen helder geformuleerd te zijn gespecificeerd te

zijn in tussen- en eindniveaus en gerelateerd te zijn aan de beroepsomgeving van de

afgestudeerde

Aan het proces worden de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep

Het voeren van reguliere gesprekken met de leidinggevenden

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlag

Het mogelijk maken dat het resultaat van het onderzoek buiten het afgebakend

onderzoeksgebied gebruikt kan worden

Het informeren van alle overige betrokken

De wijze waarop de in dit hoofdstuk beschreven interventie is uitgevoerd wordt in het

volgende hoofdstuk beschreven

Masterthesis 38

5 Onderzoeksopzet

De wijze waarop de interventie is uitgevoerd wordt in dit hoofdstuk beschreven In 51 wordt

ingegaan op de centrale vraag en bijbehorende deelvragen Ook het variabelenschema wordt

in 51 weergegeven Vervolgens wordt in 52 ingegaan op het onderzoekstype in 53 op de

dataverzameling en bijbehorende onderzoeksinstrumenten en in 54 op de validiteit en de

betrouwbaarheid

51 Centrale vraag en deelvragen

De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docenten

als assessor waar te nemen

3 Op basis van welke gedragsindicatoren kunnen de tussen- en eindassessments van de

COE studenten afgenomen te worden

Uitgaande van bovenstaande deelvragen worden de centrale begrippen als volgt

geoperationaliseerd

Schema 51 Variabelenschema interventieonderzoek

Begrip Dimensie Indicatoren

Kennisniveau Kennis De docent

kent het begrippen competentie

kent de kenmerken van een assessment

kent de rol van een portfolio bij het competentiegericht opleiden

en beoordelen

Competenties

assessor

Portfolio

beoordelen

De docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en

kwantiteit van de bewijzen

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in

beroepssituaties en de competenties

Criteriumge-

richt interview

De docent

luistert actief vraagt door vat samen (LSD)

vraagt de kandidaat naar de situatie waaruit een bewijs is

voortgekomen wat de taak precies was in die situatie welke

actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was

en wat een volgend keer anders gedaan zou worden (START)

hanteert turbo vragen

past feedbackregels toe

baseert de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of

het criteriumgericht interview

Masterthesis 39

Begrip Dimensie Indicatoren

Criteria Voorwaarden

aan studenten-

prestaties

De docent

formuleert meetbare gedragsindicatoren op het niveau van de

propedeuse hoofd- en afstudeerfase waaruit de groei van het

competentieniveau van de student blijkt

relateert de gedragsindicatoren aan de beroepspraktijk

52 Onderzoekstype

Tijdens de interventie zijn er twee onderzoekstypen gebruikt namelijk actieonderzoek (521)

en effectonderzoek (522)

521 Actieonderzoek

Ponte (2010) definieert actieonderzoek als ldquoeen geheel van activiteiten van docenten die

met behulp van technieken en strategieeumln van sociaalwetenschappelijk onderzoek

reflecteren op hun handelen en de situatie waarin dit handelen plaatsvindt en

op basis van de zo verkregen inzichten hun handelen of de situatie waarin dat

handelen plaatsvindt systematisch proberen te verbeterenrdquo (p 20-21)

In de hierboven weergegeven beschrijving van actieonderzoek worden de docenten expliciet

genoemd Ponte (2010) onderscheidt vijf fasen bij actieonderzoek die in figuur 51 zijn

weergegeven

Figuur 51 fasen van actieonderzoek (Overgenomen van Ponte 2010 p 48)

De eerste fase is het formuleren van het algemeen idee waarin centraal staat het identificeren

van problemen waaraan docenten willen gaan werken In het begin kan het algemeen idee een

vage notie zijn over wat er aan de hand is en daarom is een verdere verkenning van concrete

gegevens met betrekking tot het probleem vaak noodzakelijk Bij deze tweede fase gaat het

om de beschrijving en de analyse van de te veranderen situatie De verkenning kan aanleiding

Masterthesis 40

zijn om het algemeen idee over het probleem bij te stellen Als docenten zich nader hebben

geiumlnformeerd over het probleem kan in de derde fase een algemeen plan worden opgesteld

dat kan bestaan uit een voorgenomen reeks kleine verbeteracties of uit eacuteeacuten verbeteractie

welke uitgewerkt wordt in een reeks uit te voeren stappen Dan volgt als vierde fase het

daadwerkelijk plannen uitvoeren en evalueren van de verbeteracties Docenten analyseren de

oorzaak van het al of niet succesvol verlopen van de eerste verbeteractie en op basis hiervan

plannen zij de volgende actie Zo nodig kan de evaluatie leiden tot het bijstellen van het

algemeen plan of zelfs het algemeen idee De aangegeven fasen worden herhaald tot docenten

tevreden zijn over de verkregen resultaten Het onderzoek wordt tenslotte afgesloten met een

casestudy waarin de docenten reflecteren op hun actieonderzoek (Ponte 2010)

De centrale probleemstelling die bij dit actieonderzoek centraal staat is dat er een toename

wenselijk is in het ontwikkelingsniveau van de competenties de docent als een assessor Dit is

dus het algemeen idee Tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training heeft de

verkenning van dit probleem plaatsgehad waarbij met name de gedragsindicatoren die horen

bij de competenties van een getrainde assessor zijn besproken Hierna zijn de docenten

gestart met de uitvoering van het plan waarbij er in groepen van twee of drie is geoefend met

als doel om de competenties van een getrainde assessor aan te leren Van deze oefeningen

zijn de data verzameld Vanwege de beperkte tijd (eacuteeacuten maand) is er twee keer een analyse

geweest van de oefeningen en het resultaat daarvan De data van deze analysefase zijn

verzameld in leerrapporten (zie ook paragraaf 542) Elke docent heeft als casestudy een

portfolio bijgehouden met daarin de bewijzen en reflecties waaruit het ontwikkelingsniveau

van zijn of haar competenties als assessor blijkt De resultaten van dit actieonderzoek zijn

beschreven in paragraaf 61

522 Effectonderzoek

Naast actieonderzoek is er ook sprake van een effectonderzoek en wel bij de eerste en de

tweede deelvraag In een effectonderzoek is er sprake van een onafhankelijke variabele die

gemanipuleerd wordt en een afhankelijke variabele waarop de onafhankelijke variabele

invloed uitoefent (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag waarbij is nagegaan of er een

toename is waar te nemen in het kennisniveau van de COE docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de afhankelijke variabele het kennisniveau van

de docenten terwijl de onafhankelijke variabelen de informatiebijeenkomst en de reader zijn

geweest De wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 541 terwijl het

resultaat hiervan is beschreven in paragraaf 611

Bij de tweede deelvraag waarbij is nagegaan of er een verbetering in het ontwikkelingsni-

veau van de competenties als assessor bij de COE docenten is waar te nemen is de

afhankelijke variabele het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docent als

assessor en de onafhankelijke variabele de oefeningen die de docenten hebben gedaan De

wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 542 terwijl het resultaat

hiervan is beschreven in paragraaf 612

Masterthesis 41

53 Populatie

De populatie wordt gevormd door alle docenten van de SOOS De gehele populatie is

benaderd om de eerste docentenbijeenkomst bij te wonen Tijdens deze eerste docenten-

bijeenkomst is vervolgens nagegaan welke docenten bereid zijn om te participeren aan het

interventieonderzoek In totaal hebben van de drieeumlntwintig docenten negen meegedaan aan

de training en acht aan de workshop In de ontstane steekproef zaten naast de twee

opleidingsmanagers drie docenten die vanaf het begin van de opleidingen aan de SOOS zijn

verbonden twee docenten die halverwege het bestaan van de opleidingen zijn aangetrokken

door de SOOS en twee docenten die dat studiejaar voor het eerst waren aangetrokken Ook

kan over de ontstane steekproef worden opgemerkt dat zes docenten uit het onderwijsveld

afkomstig zijn en drie uit het beroepenveld Ten aanzien van de duur waarop de docenten in

dienst zijn bij de SOOS is de ontstane steekproef wel representatief Ten aanzien van

achtergrond van de docenten is de ontstane steekproef niet representatief aangezien 57 van

de SOOS-docenten uit het toekomstig beroepenveld van de studenten afkomstig is

54 Dataverzameling en onderzoeksinstrumenten

De gegevens zijn in juli - augustus 2014 verzameld De wijze waarop de data zijn verzameld

en de hierbij gebruikte onderzoeksinstrumenten worden hieronder per deelvraag beschreven

541 Toename kennisniveau docenten

De eerste deelvraag luidt als volgt is er een toename in het kennisniveau van de docenten

over het competentiegericht opleiden en beoordelen waar te nemen Om deze vraag te

kunnen beantwoorden is er een toets ontwikkeld die is opgenomen in bijlage 7 Deze toets is

op twee verschillende momenten afgenomen Aan de hand van de toetsresultaten op deze

twee verschillende momenten is vastgesteld als het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is toegenomen In de toets zijn er vijf

meerkeuzevragen opgenomen die betrekking hadden op het competentiebegrip het begrip

assessment het assessment in een competentiegerichte opleiding het portfolio en de

kwaliteitscriteria van een assessment

542 Toename ontwikkelingsniveau competenties assessor bij docenten

De tweede deelvraag luidt is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties

als assessor bij de docenten waar te nemen Om deze vraag te kunnen beantwoorden is

gebruik gemaakt van een rubriek die door Oudkerk Pool (2013) is ontwikkeld Deze rubriek

die is opgenomen in bijlage 8 is de basis geweest voor de oefeningen die tijdens de asses-

sorentraining zijn gedaan de oefeningen die de docenten onderling hebben uitgevoerd na

eerste twee trainingsbijeenkomsten en de eindopdracht waarmee de training is afgerond Op

de training is al uitvoerig ingegaan in paragraaf 43 bij de gedetailleerde beschrijving van het

ontwerp Ook zijn alle gebruikte instrumenten om de benodigde data voor het beantwoorden

van deze tweede deelvraag te verzamelen afgeleid van dezelfde rubriek uit bijlage 8

Masterthesis 42

Zoals aangegeven in schema 51 zijn voor het beantwoorden van deze tweede deelvraag

indicatoren met betrekking tot het beoordelen van het portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

Bovengenoemde indicatoren zijn twee keer gemeten Het eerste meetmoment is geweest

tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training namelijk 4 en 11 juli 2014 Tijdens de

eerste trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het afnemen van een

criteriumgericht interview Van deze oefeningen zijn er video-opnames gemaakt die aan de

hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie bijlage 9) zijn beoordeeld Tijdens

de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het beoordelen van het

portfolio De data van deze oefeningen zijn verzameld met behulp van het formulier

rapportage eindassessment dat is opgenomen in bijlage 10

Na de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten een eindopdracht gehad conform

welke zij hebben geoefend in groepen van twee of drie in het ontwikkelen van de

competenties van assessor De oefenperiode was eacuteeacuten maand Aan het eind hiervan heeft elke

docent een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van hun

competenties onderbouwen De volledige beschrijving van deze eindopdracht is opgenomen

in bijlage 11 De data van deze oefeningen zijn verzameld middels het leerrapport dat is

opgenomen in bijlage 12 Geheel volgens de opzet van actieonderzoek (zie ook paragraaf

51) hebben de docenten aan de hand van deze leerrapporten twee keer teruggeblikt op de

wijze waarop zij deze competenties ontwikkelen

Het tweede meetmoment is tijdens de derde en tevens laatste trainingsbijeenkomst op vrijdag

8 augustus 2014 geweest Zoals eerder aangegeven heeft elke docent aan het eind van de

oefenperiode een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van

een getrainde assessor aantonen Elke docent heeft tijdens deze laatste trainingsbijeenkomst

de rol van assessor vervuld en daarbij van een collega-docent het portfolio beoordeeld en een

criteriumgericht interview afgenomen De docenten hebben hun bevindingen over de

portfoliobeoordeling genoteerd op het formulier rapportage eindassessment (zie bijlage 10)

Aan de hand van deze resultaten is inzicht verkregen in het ontwikkelingsniveau van de

docent met betrekking tot de portfoliobeoordeling terwijl inzicht in het ontwikkelingsniveau

met betrekking tot het criteriumgericht interview en het geven van ontwikkelingsgerichte

feedback verkregen is aan de hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie

bijlage 9) De gebruikte instrumenten tijdens het tweede meetmoment zijn dus dezelfde

instrumenten als die tijdens het eerste meetmoment zijn gebruikt

543 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

De derde deelvraag luidt als volgt op basis van welke criteria kunnen de tussen- en

eindassessments van de COE studenten afgenomen te worden Uit schema 51 blijkt dat de

criteria die nodig zijn voor de tussen- en eindassessments helder dienen zijn geformuleerd en

gerelateerd dienen te zijn aan de beroepspraktijk van de student Ook blijkt dat de momenten

van de tussen en eindassessments aan het eind van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

zijn De gegevens hieromtrent zijn verzameld tijdens een workshop waarbij het huidig

Masterthesis 43

competentieprofiel dat is opgenomen in bijlage 1 als instrument is gebruikt In het huidig

competentieprofiel is alleen het eindniveau opgenomen dat verwacht wordt van de

afgestudeerde student Uitgaande hiervan hebben docenten tijdens groepsgesprekken een

voorstel geformuleerd over een mogelijke indeling van de competenties in tussen- en

eindniveaus waarbij rekening gehouden wordt met de beroepspraktijk van de student Baarda

et al (2009) geven aan dat een groepsgesprek de voorkeur geniet indien het doel is het

genereren van ideeeumln In dit geval hebben de docenten ideeeumln gegenereerd voor een

mogelijke indeling van het vereist competentieniveau van de studenten aan het eind van de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase Baarda et al geven verder aan dat het voordeel van

groepsgesprekken is dat de reacties van de deelnemers meestal inspirerend werken waarbij

andere deelnemers vaak op nieuwe gedachten worden gebracht Hierdoor kan het

groepsgesprek het karakter van een brainstormsessie krijgen hetgeen in dit kader het geval is

geweest De brainstormsessies zijn geweest tijdens een workshop op 16 augustus 2014 Het

resultaat van deze brainstormsessies hebben de docenten op flappen geschreven aan de hand

waarvan de onderzoeksresultaten zijn verwerkt in paragraaf 613

55 Validiteit en betrouwbaarheid

In deze paragraaf worden de validiteit (551) en de betrouwbaarheid (552) van het

onderzoek verantwoord

551 Validiteit

Van validiteit is er sprake indien de onderzoeksbevindingen een goede weergave vormen van

datgene wat zich feitelijk in de praktijk afspeelt (Baarda De Goede amp Teunissen 2009)

Baarda (2014) maakt hierbij het onderscheid in instrumentele en ecologische validiteit

Instrumentele validiteit

De instrumentele validiteit is de mate waarin datgene dat gemeten moet worden

daadwerkelijk ook gemeten wordt Hierbij spelen de onderzoeksinstrumenten dus een

belangrijke rol Hetgeen gemeten dient te worden is weergegeven in de deelvragen in

paragraaf 51 terwijl de centrale begrippen uit deze deelvragen zijn geoperationaliseerd in

schema 51 in concrete indicatoren Zoals aangegeven in schema 51 zijn er drie centrale

begrippen namelijk kennisniveau competenties assessor en criteria Hieronder wordt voor

elk van deze centrale begrippen aangegeven hoe de indicatoren verwerkt zijn in het

gehanteerde onderzoeksinstrument

De indicatoren met betrekking tot het centrale begrip kennisniveau zijn gemeten aan de hand

van een toets met daarin vijf meerkeuzevragen (zie bijlage 7) waarbij

a Vraag 1 en 2 betrekking hebben op respectievelijk het begrip competentie en het

begrip assessment en meten dus de kennis van de docent hierover (eerste indicator)

b Vraag 3 betrekking heeft op de competentiegerichte assessmentpiramide vraag 4 op

het portfolio en vraag 5 op de kwaliteitseisen van assessment Deze vragen meten dus

Masterthesis 44

de kennis van de docent over de wijze waarop een assessment in een

competentiegerichte opleiding plaatsvindt (tweede indicator)

De indicatoren met betrekking tot de competenties van de assessor komen zijn opgenomen in

de rubriek die als basis is gebruikt bij het verzamelen van de gegevens (zie bijlage 8) Zoals

reeds beschreven in paragraaf 542 is deze rubriek als uitgangspunt gebruikt bij de

ontwikkelde instrumenten

De indicatoren met betrekking tot de criteria op basis waarvan tussen- en eindassessments

van de studenten afgenomen dienen te worden zijn verwerkt in de volgende centrale vraag

die de docenten moesten beantwoorden tijdens een groepsgesprek wat moet de student

kunnen aan het eind van de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase

Ecologische validiteit

De ecologische validiteit geeft de geldigheid van de onderzoeksresultaten in de dagelijkse

praktijk aan (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag zijn de onderzoeksdata rechtstreeks van

de docenten verzameld door de toets Bij de tweede deelvraag zijn de onderzoeksgegevens

bij het eerste meetmoment rechtstreeks bij de docenten die op dat moment de rol van asses-

sor vervulden verzameld middels de observatie Bij het tweede meetmoment zijn de gege-

vens via de bevindingen van een observator verzameld Bij het tweede meetmoment heeft de

ecologische validiteit dus moeten inboeten aangezien de observator een andere interpretatie

gegeven kan hebben aan hetgeen heeft plaatsgehad dan wanneer de data rechtstreeks van de

docent was verkregen Bij de derde deelvraag zijn de gegevens rechtstreeks van de docenten

verkregen nadat die op flappen waren geschreven Ook bij de derde deelvraag heeft de

ecologische validiteit moeten inboeten aangezien hetgeen geschreven is op de flappen niet

noodzakelijkerwijs hetgeen hoeft te zijn dat is besproken tijdens het groepsgesprek

552 Betrouwbaarheid

Baarda et al (2009) die betrouwbaarheid beschrijven als de mate waarin metingen onafhan-

kelijk zijn van toeval geven de volgende richtlijnen om de betrouwbaarheid te verhogen

1 Het vooraf uitschrijven van mogelijke vooroordelen waardoor subjectieve ervaringen en

overwegingen voorkomen kunnen worden

2 De onderzoeksverslagen en interpretaties te laten nalezen door collegarsquos (peer-

debriefing)

3 De dataverzameling na enige tijd nog eens bekijken en analyseren

4 Het zo snel mogelijk aantekeningen maken van de observaties of gesprekken die ter

plekke niet vastgelegd kunnen worden

Tijdens het interventieonderzoek is gebruik gemaakt van de tweede richtlijn waarbij de

kwaliteitsmedewerker van de SOOS de onderzoeksresultaten heeft nagelezen Uit deze peer-

debriefing is er eacuteeacuten inhoudelijke opmerking voortgekomen waarbij gesteld is dat niet is

aangeven als het effect dat op het kennisniveau heeft plaatsgehad positief of negatief is

geweest Deze opmerking is verwerkt in het resultaat in hoofdstuk 6

Masterthesis 45

6 Resultaten van het onderzoek

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het interventieonderzoek gepresenteerd In

paragraaf 61 worden ingegaan op het effect van het product terwijl in paragraaf 62 wordt

ingegaan op het effect van het proces

61 Het effect van het product

Zoals aangegeven in hoofdstuk 4 omvat het product de volgende activiteiten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Een assessorentraining waarbij de docenten

a worden getraind in de technieken die nodig zijn om portfoliorsquos te beoordelen en een

criteriumgericht interview af te nemen

b met elkaar oefenen in het aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor

3 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments

Deze drie activiteiten worden in de volgende subparagrafen beschreven

611 Informeren van docenten

Zoals beschreven in paragraaf 431 is er een reader samengesteld over het

competentiegericht opleiden en beoordelen (zie ook de inhoudsopgave in bijlage 6) Deze

reader is ongeveer twee weken voorafgaand aan de informatiebijeenkomst gestuurd naar de

docenten De informatiebijeenkomst is geweest op zondag 15 juni 2014 Aan het begin van

deze informatiebijeenkomst is de toets (zie ook paragraaf 541) afgenomen om een indicatie

te hebben over het kennisniveau van de docenten voorafgaand aan het interventietraject Deze

zelfde toets is vervolgens weer afgenomen onder de docenten aan het begin van de eerste

trainingsbijeenkomst op vrijdag 4 juli 2014 27 dagen na het eerste meetmoment De

resultaten van deze toets zijn opgenomen in tabel 61 De toets bestond uit vijf meerkeuze-

vragen Voor elke vraag die goed was beantwoord kon een docent twee punten scoren

Tabel 61 Gemiddeld toetscijfer docenten kennisniveau

Gemiddeld cijfer meetmoment 1 Gemiddeld cijfer meetmoment 2

44 62

Uit tabel 61 blijkt dat het gemiddeld toetsresultaat tijdens het eerste meetmoment 44 is

geweest Twee toetsvragen (zie bijlage 7) zijn door alle respondenten fout beantwoord

namelijk de vraag over de competentiegerichte assessmentpiramide en de vraag over hetgeen

noodzakelijk is als een student een ontwikkelingsportfolio maakt Bij de vraag over de

assessmentpiramide hebben de docenten dus niet kunnen herkennen dat bij assessment van

competenties assessment tijdens het leren (ldquoassessment as learningrdquo) de basis vormt gevolgd

door assessment voor het leren (ldquoassessment for learningrdquo) en tenslotte assessment van het

Masterthesis 46

leren (ldquoassessment of learningrdquo) Bij de vraag over het ontwikkelingsportfolio hebben de

docenten niet kunnen herkennen dat een student niet maar eacuteeacuten informatiebron als bewijs kan

gebruiken

Het gemiddeld toetsresultaat is tijdens het tweede meetmoment 62 geweest Uit de analyse

van deze toetsresultaten is in tegenstelling tot het eerste meetmoment niet gebleken dat er

specifieke onderdelen zijn waarbij de docenten een informatiegap hebben De fouten varieumlren

namelijk per docent

Uitgaande van het gemiddeld cijfer van de twee verschillende meetmomenten respectievelijk

44 en 62 kan gesteld worden dat de reader over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de informatiebijeenkomst een positief effect hebben gehad op het kennisniveau

van de docenten over het competentiegericht opleiden en beoordelen

612 Assessorentraining

De doelen van de assessorentraining zijn geweest om de docenten

a te trainen in de competenties van een assessor

b met elkaar te laten oefenen bij het aanleren van de gedragsindicatoren van een

getrainde assessor

In schema 51 zijn de indicatoren die bij de competenties van een assessor van belang zijn

weergegeven Voor de overzichtelijkheid worden die weer hier opgenomen

1 Portfolio beoordelen waarbij de docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen

(tijdens het onderzoek afgekort vraak-criteria)

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en

de competenties (tijdens het onderzoek genoemd beoordelingsdriehoek)

2 Criteriumgericht interview afnemen waarbij de docent

actief luistert doorvraagt samenvat (LSD)

de kandidaat vraagt naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak

precies was in die situatie welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van

die actie was en wat een volgend keer anders gedaan zou kunnen worden (START)

turbo vragen hanteert

feedbackregels toepast

de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of het criteriumgericht

interview baseert

Zoals eerder beschreven (zie ook paragraaf 432 en 542) zijn er bij de assessorentraining

twee meetmomenten geweest waarbij het eerste meetmoment is geweest tijdens de eerste

twee trainingsbijeenkomsten en het tweede meetmoment tijdens de derde trainingsbijeen-

komst ongeveer eacuteeacuten maand na het eerste meetmoment Gedurende deze twee meetmomenten

hebben de docenten onderling geoefend

Masterthesis 47

Om het geheel overzichtelijk te houden worden de resultaten bij dit onderdeel weergegeven

voor de twee hierboven genoemde aspecten (beoordelen portfolio en criteriumgericht

interview afnemen)

Beoordelen van het portfolio

Bij het beoordelen van het portfolio hebben de docenten tijdens het eerste meetmoment

vrijdag 11 juli 2014 in vier groepen gewerkt waarbij studentenportfoliorsquos beoordeeld

moesten worden Bij het beoordelen van de studentenportfoliorsquos hebben de docenten gelet op

de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen (vraak-criteria)

en de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en de

competenties (beoordelingsdriehoek) Het resultaat van dit groepswerk is onderling door de

groepen zelf beoordeeld Het tweede meetmoment heeft plaatsgehad op vrijdag 8 augustus

2014 Hierbij waren er acht van de negen docenten aanwezig waarbij twee docenten een

gezamenlijk portfolio hebben ingeleverd Ook hier hebben de docenten onderling de

beoordeling gedaan

Vraak-criteria

In schema 61 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven met betrekking tot

de vraak-criteria Tijdens het eerste meetmoment zijn er van vier groepen resultaten en tijdens

het tweede meetmoment zijn er van zes individuele docenten en eacuteeacuten duo-groep resultaten

Tussen het eerste en het tweede meetmoment zijn er 29 dagen

Schema 61 Portfoliobeoordeling vraak-criteria

Meetmoment 1 Meetmoment 2 1 Poging om de variatie te

brengen terwijl de andere

criteria niet zijn meegenomen

2 Alleen de variatie en de

relevantie zijn toegelicht

3 De actualiteitswaarde is niet

genoemd de overige criteria

in onvoldoende mate

4 De variatie is onvoldoende

uitgewerkt de kwantiteit is

niet aan de orde gekomen De

overige criteria zijn wel

genoemd

1 De bewijsstukken zijn echt en actueel (27 juli 28 juli en 2

augustus) Er zijn maar van twee indicatoren bewijzen

waarvan maar van eacuteeacuten er meerdere bewijzen zijn

2 Er zijn geen bewijzen als zodanig in het portfolio

opgenomen

3 Alle indicatoren zijn aan de hand van eacuteeacuten feedbackrapport

bewezen

4 De beoordeling is gedaan aan de hand van een casus en niet

van de indicatoren van een assessor

5 De vraak-criteria zijn voldoende toegepast

6 De vraak-criteria zijn onvoldoende toegepast

7 Uit de beschrijving van de werkwijze en de opsomming van

de bevindingen blijkt de variatie relevantie en de actualiteit

De authenticiteit en de kwantiteit zijn niet gebleken

Zoals in het begin van deze paragraaf aangegeven dient een assessor bij het beoordelen van

een portfolio uit te gaan van de vraak-criteria Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het

beoordelen van het portfolio zowel bij het eerste meetmoment als bij het tweede meetmoment

uit zijn gegaan van de vraak-criteria

Tussen de twee meetmomenten hebben de docenten onderling geoefend in het hanteren van

de vraak-criteria bij het beoordelen van een portfolio Tijdens het oefenen hebben de

Masterthesis 48

docenten middels een leerrapport twee keer gereflecteerd op de mate waarop zij conform de

vraak-criteria een portfolio beoordelen waarbij de sterke punten en de verbeterpunten

hiervan genoteerd zijn De resultaten van alle docenten zijn weergegeven in schema 62

Schema 62 Oefenresultaten vraak-criteria

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen toegepast (3) Alle onderdelen toegepast

Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde

Ervaring kunnen opdoen met de vraak-techniek Het beoordelen van de bewijsstukken met de vraak-

techniek (2)

Verbeterpunten

Actualiteit kon beter Actualiteit kon beter

Kwantiteit Kwantiteit

Relevantie (2) Relevantie

Juiste afbakening maken Juiste afbakening maken

Uit schema 62 blijkt dat net als bij het eerste en het tweede meetmoment de docenten bij het

oefenen bij de portfoliobeoordeling ook rekening gehouden hebben met de vraak-criteria Uit

schema 62 blijkt ook dat het maken van een juiste afbakening tussen de criteria als een

verbeterpunt is aangemerkt

Uitgaande van hetgeen hierboven gesteld is kan worden aangegeven dat de docenten vanaf

het eerste meetmoment de vraak-criteria hebben gehanteerd bij het beoordelen van

portfoliorsquos

Beoordelingsdriehoek

In schema 63 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven van de

beoordelingsdriehoek Voor het beoordelen van een portfolio op basis van de

beoordelingsdriehoek dient de docent na te gaan als de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria aan elkaar zijn gerelateerd

Schema 63 Portfoliobeoordeling beoordelingsdriehoek

Meetmoment 1 Meetmoment 2

1 Er zijn zowel bewijzen als beroepshandelingen

2 De bewijzen zijn wel beoordeeld maar de beroepshandelingen en de

beoordelingscriteria zijn niet meegenomen

3 Er is per competentie beoordeeld maar de beoordelingsdriehoek is niet

gebleken

4 De prestatie-indicatoren en het bewijsmateriaal zijn wel gebruikt maar

de beroepshandelingen (de context) niet

Bij geen enkele

indicator is er een

relatie gelegd met

het bewijs en de

beroepscontext (7)

Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het eerste meetmoment zich met name gefocust

hebben op de onderdelen (bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscriteria) van de

beoordelingsdriehoek en niet zozeer op de relatie daartussen Bij het tweede meetmoment is

Masterthesis 49

deze relatie wel meegenomen In welke mate het onderling oefenen tussen de twee

meetmomenten hiertoe heeft bijgedragen is weergegeven in schema 64

Schema 64 Oefenresultaten beoordelingsdriehoek

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Bewijzen Bewijzen

Gebruik van de competenties Gebruik van de competenties

Ervaring kunnen opdoen met beoordelingsdriehoek

Verbeterpunten

Bewust toepassen Bewust toepassen

Toepassen Toepassen (2)

Uit schema 64 blijkt dat het uitgaan van de bewijzen en de competenties en het opdoen van

ervaring met de beoordelingsdriehoek een bijdrage hebben geleverd dat tijdens het tweede

meetmoment wel op de relatie tussen de bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscri-

teria is gelet Ook heeft het (bewust) toepassen van de beoordelingsdriehoek hieraan

bijgedragen

Criteriumgericht interview

Bij het criteriumgericht interview is de focus geweest op de START (situatie taak actie

resultaat en transfer) LSD (luisteren samenvatten en doorvragen) en turbo-vragen en het

geven van feedback Tijdens het eerste meetmoment zijn drie duo-groepen gevormd en eacuteeacuten

groep van drie docenten In totaal dus vier groepen Van deze vier groepen hebben twee het

criteriumgericht interview voorbereid vanuit de rol van de student en twee vanuit de rol als

assessor waardoor uit het eerste meetmoment van twee criteriumgerichte interviews resul-

taten zijn verzameld Tijdens het tweede meetmoment zijn net als bij de portfoliobeoorde-

ling van zeven interviews resultaten verzameld De vragen die bij de START- en de TURBO

technieken gesteld konden worden en de feedbackregels zijn opgenomen in bijlage 13

START

In schema 65 zijn de resultaten van de START-techniek (situatie taak actie resultaat en

transfer) opgenomen voor de twee meetmomenten

Schema 65 Criteriumgericht interview START

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- De spanningen zijn er nog

- Wat gebeurde er precies

- Wie waren er allemaal bij betrokken

- Wat was het daadwerkelijk probleem (2)

- Wat heb je precies gesignaleerd

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- Goed (2)

- Praatstelt vragen over de samenstelling van het

portfolio

- Behandelt de cases die de kandidaten hebben

opgenomen in hun portfolio

- Ja gevraagd over de situaties als assessor

- Gevraagd over de situatie van het portfolio

- Voldoende

- Wel

Masterthesis 50

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de T-fase (taak)

De docent gaat in op de T-fase (taak)

- Niet (2)

- Goed

- Praat over de taak die is uitgevoerd tijdens het

afnemen van het assessment

- Ja heeft vragen gesteld over taak als assessor

- Heeft weinig vragen daarover gesteld de

kandidaat is zelf erop ingegaan

- Voldoende

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Wat heb je precies gedaan

- Ik begrijp dat een van de acties is geweesthellip

- Heb je naar eigen inzicht de actie ondernomen

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Niet (2)

- Vraagt wat precies is gedaan hoe het

assessment is gevoerd

- Gevraagd naar het gevoel in de rollen

- Voldoende

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Welk deel is nog niet opgelost en welk deel

wel

- Er is niet vermeld dat de oplossing is gekomen

- Waren de medewerkers er mee eens dat de

oplossing is gekomen

- Ik heb niet het idee dat er een oplossing is

gekomen

- Hoe heb je het verder opgelost

- Is het resultaat wel aanwezig

- Hoe ben je eigenlijk aan die oplossing

gekomen

- Ben je tevreden over het resultaat

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Goed (2)

- Het resultaat is het portfolio en stelt daar

vragen over Vraagt ook hoe ze het hebben

ervaren

- Onvoldoende (2)

- Matig

- Niet

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Stel dat het probleem zich weer voordoet

- Ga je een ander keer dezelfde oplossingen

gebruiken

- Is die situatie al een keer voorgekomen en hoe

ben je toen ermee omgegaan

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Goed (2)

- Vraagt als de opdracht op dezelfde manier of

anders zou worden gedaan als het opnieuw zou

moeten worden uitgevoerd

- Onvoldoende (2)

- Voldoende

- Wel

Bij het hanteren van de gesprekstechniek START dient aan de kandidaat gevraagd te worden

naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak precies was in die situatie

welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was en wat een volgend

keer anders gedaan zou kunnen worden Uitgaande van hetgeen is weergegeven in schema

65 kan ten aanzien van de START worden afgeleid dat er ten opzichte van het eerste

meetmoment waarbij de taak-fase niet was voorgekomen er een toename in het

ontwikkelingsniveau van de START techniek is waar te nemen Bij het tweede meetmoment

zijn namelijk alle vijf fasen van de START-techniek voorgekomen

De mate waarin het onderling oefenen van de docenten tussen de tweemeetmomenten een

bijdrage aan deze toename in het ontwikkelingsniveau heeft geleverd is opgenomen in

schema 66 Ook hier worden de resultaten voor de twee leerrapporten opgenomen waarbij

een onderscheid wordt gemaakt in de sterke punten en de verbeterpunten

Masterthesis 51

Schema 66 Oefenresultaten START

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen redelijk toegepast (4) Alle onderdelen redelijk toegepast (2)

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan

bod

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan bod

Situatie Taak en Actie kwamen aan bod Situatie Taak en Actie kwamen aan bod

Ervaring kunnen opdoen met Start

Verbeterpunten

Alle elementen van de Start procedure aan de

orde laten komen

Alle elementen van de Start procedure aan de orde

laten komen

Oefenen met R-T Oefenen met R-T

Slechts eacuteeacuten situatie besproken Slechts eacuteeacuten situatie besproken

Meer focussen op transfer

Beter onderscheid tussen Transfer en Turbo

Uit schema 66 blijkt dat tijdens het oefenen alle fasen van de START aan de orde zijn

geweest waardoor het oefenen tussen de twee meetmomenten een positief effect heeft gehad

op de ontwikkeling van de START-techniek bij de docenten

LSD

In schema 67 zijn de resultaten van de LSD-techniek (luisteren samenvatten en doorvragen)

opgenomen voor het eerste en het tweede meetmoment

Schema 67 Criteriumgericht interview LSD

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent luistert actief

- Bevestigend knikken (2)

- Bevestigende antwoorden (2)

- Oogcontact (2)

De docent luistert actief

- Ja en kan daardoor ook doorvragen

- Zeer actief en brengt het gesprek terug naar het

begin

- Ja stelt tussendoor vragen

- Speelt in op hetgeen de kandidaat zegt en kan

verdere vragen stellen

- Redelijk (2)

- Luistert aandachtig en kan daardoor ook ingaan

op hetgeen de kandidaat zegt

- Weinig geluisterd Meer gepraat en gevraagd

De docent vraagt door

- Er is ergens toch nog iets dat moet gebeuren

- Wat was het daadwerkelijk probleem

- Wat kan er dan voor die persoon nog

gebeuren

- Waarin uitte deze spanning zich

- Wat vindt u zelf

De docent vraagt door

- Goed

- Goed waardoor onduidelijkheden konden

worden weggenomen

- Af en toe

- Door middel van doorvragen probeert ze

meerdere antwoorden de juiste informatie te

krijgen

- Onvoldoende (2)

- Doorvragen bijvoorbeeld bij het gedeelte over

de vaststelling van de actualiteiten

- Vraagt redelijk goed door

Masterthesis 52

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent vat samen

- Je hebt dus gesignaleerd dathellip

- Dus eigenlijk heb jehellip

De docent vat samen

- Goed

- Goed aan het eind een heldere samenvatting

- Ja vat het traject van de totstandkoming van het

portfolio en de belemmeringen (tekort aan tijd)

samen

- Kort samengevat wat ze hebben gedaan bij het

eerste gesprek en gaat van daaruit verder met het

gesprek Vat ook samen op verschillende

manieren en vraagt dan verder

- Niet tijdens de vragenronde wel aan het eind

- Redelijk goed

- Ja Bijvoorbeeld na het antwoord van de

kandidaat over kwantiteit

- Heeft wel samengevat

Bij het toepassen van de LSD-techniek gaat het erom dat de docent actief luistert doorvraagt

en samenvat Uit schema 67 blijkt dat zowel bij het eerste als bij het tweede meetmoment

alle drie aspecten zijn voortgekomen Hoewel niet zichtbaar in het schema is het wel zo dat

de resultaten van het eerste meetmoment bij het onderdeel samenvatten van eacuteeacuten van de twee

interviews afkomstig zijn Bij eacuteeacuten groep is er tijdens het eerste meetmoment niet samengevat

Uitgaande hiervan kan dan gesteld worden dat bij het tweede meetmoment er een positief

effect heeft plaatsgehad aangezien alle docenten daar samengevat hebben De mate waarin

het oefenen van de docenten hieraan heeft bijgedragen is weergegeven in schema 68

Schema 68 Oefenresultaten LSD

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Luisteren en doorvragen (3) Luisteren en doorvragen (3)

Luisteren doorvragen en samenvatten (2) Luisteren doorvragen en samenvatten

Luisteren

Verbeterpunten

Samenvatten (3) Samenvatten (2)

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Met LSD naar andere situatiesacties

overstappen

Met LSD naar andere situatiesacties overstappen

Student meer ruimte geven uit te praten

Zoals blijkt uit schema 68 zijn ook tijdens het oefenen met name het luisteren en doorvragen

van de LSD-techniek gedemonstreerd Uit beide leerrapporten blijkt dat het samenvatten als

een verbeterpunt was aangegeven De resultaten van het tweede meetmoment in schema 67

geven wel aan dat alle docenten hebben samengevat tijdens het interview

Turbovragen

Bij het gebruik van de turbovragen gaat het erom dat de docenten die vragen (zie bijlage 13)

dienen te stellen tijdens het interview Ten aanzien van de turbovragen kan gesteld worden

dat er tijdens het eerste meetmoment eacuteeacuten turbovraag is gesteld namelijk lsquoStel dat het pro-

Masterthesis 53

bleem zich weer voordoetrsquo (in schema 65 is deze vraag in het rood aangegeven) Tijdens het

tweede meetmoment is dit onderdeel niet in het observatieformulier opgenomen waardoor er

geen onderzoeksresultaten ten aanzien hiervan zijn voor dit tweede meetmoment Tijdens het

oefenen hebben de docenten wel hierop gefocust De resultaten hiervan zijn in schema 69

weergegeven

Schema 69 Oefenresultaten turbovragen

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

lsquoStel datrsquo situatie (3) Inderdaad de student gebracht naar een lsquostel datrsquo

situatie

Het formuleren van de vragen tijdens het

gesprek

Alle vier vormen van Turbo gebruikt

Kwam in combinatie met de transfer aan de orde

Verbeterpunten

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen (2)

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Turbo beter kunnen onderscheiden van transfer Het formuleren van de vragen tijdens het gesprek

Ten aanzien van de turbovragen blijkt uit schema 69 dat van de verschillende soorten

turbovragen die er zijn de lsquostel datrsquo het meest gebruikt wordt door de docenten bij deze

gesprekstechniek Ook tijdens het eerste meetmoment was dit het geval Zoals blijkt uit het

resultaat van het tweede leerrapport hierboven is er wel eacuteeacuten observatie van alle vier vormen

van de turbo genoteerd hetgeen ten opzichte van het eerste meetmoment een verbetering is

Feedback geven

Naast de START-techniek LSD en turbovragen is het geven van feedback ook onderdeel

van het criteriumgericht interview Bij het geven van feedback dienen de docenten

feedbackregels (zie bijlage 13) te hanteren en de feedback te richten op concrete voorbeelden

uit het portfolio of het criteriumgericht interview Tijdens het eerste meetmoment hebben de

docenten geen feedback gegeven maar met name vragen gesteld (actief) geluisterd en

hoewel in ietwat mindere mate zoals eerder beschreven samengevat De resultaten van het

feedback geven zijn voor het oefenen weergegeven in schema 610

Schema 610 Oefenresultaten voor het geven van feedback

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Eerst de positieve punten aangegeven Eerst de positieve punten aangegeven

Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven

Suggesties meegegeven Suggesties meegegeven

Verbeterpunten

Feedbackregels toepassen (2) Feedbackregels toepassen

Bij gesprek met student ook feedback geven (2) Bij gesprek met student ook feedback geven (2)

Masterthesis 54

Uit schema 610 blijkt dat tijdens het oefenen niet altijd feedback is gegeven en dat de

feedbackregels ook niet altijd zijn toegepast De feedbackregels lsquoeerst de positieve punten

aangevenrsquo lsquozoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gevenrsquo en lsquosuggesties meegevenrsquo zijn

geiumldentificeerd als sterkte Tijdens het tweede meetmoment is er wel feedback gegeven

welke is weergegeven in schema 611

Schema 611 Criteriumgericht interview Feedback geven tweede meetmoment

Tweede meetmoment

Geeft aan dat ze afgeweken zijn van de opdracht maar dat ze het hebben uitgelegd waarom ze het

hebben gedaan

Geeft wel aan wat ze hebben gedaan

Voldoende tot uiting gekomen

De feedback was helder

Zegt ldquowat ik heel goed vindrdquo

Geeft aan waar informatie gehaald kan worden

Geeft ten aanzien van de bewijsstukken aan dat er harde bewijzen ingeleverd moeten worden

Geeft aan hoe toe te passen in de praktijk

Ten opzichte van het eerste meetmoment waarbij de docenten toen geen feedback hebben

gegeven is er bij het tweede meetmoment een toename in ontwikkelingsniveau gemeten De

feedback was positief vanuit lsquoikrsquo en ook met suggesties hetgeen aangeeft dat de

feedbackregels zijn gehanteerd Ook is ingegaan op de inhoud van het portfolio en het

criteriumgericht interview hetgeen blijkt uit de feedback op de bewijsstukken en de wijze

waarop in de praktijk gewerkt kan worden

613 Aangepast competentieprofiel

Het derde onderdeel van het ontwerp is geweest dat de docenten zich tijdens een workshop

hebben gebogen over het huidig competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments Zoals aangegeven in schema 51 zijn de

indicatoren om het competentieprofiel aan te passen ten behoeve van de tussen- en

eindassessment gedragsindicatoren op het niveau van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

Daarnaast dient er een duidelijke relatie te zijn met de beroepspraktijk Het huidig competen-

tieprofiel (zie ook bijlage 1) bestaat uit de volgende zes hoofdcategorieeumln interpersoonlijke

competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken competen-

ties in het reflecteren vakspecifieke competenties en beroepsspecifieke competenties Het

resultaat van deze workshop is een volledig nieuw competentieprofiel geweest die is

opgenomen in bijlage 14 Hieronder wordt het resultaat per hoofdcategorie beschreven

Interpersoonlijke competenties

Uit de gedragsindicatoren van de interpersoonlijke competenties blijkt dat er bij de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase een opbouwend niveau van complexiteit is waarbij die

van de afstudeerfase zich demonstreren op de werkplek Bij lsquode student gaat op een

rechtvaardige manier om met mensenrsquo blijk de opbouw van complexiteit tussen de

propedeuse- en de hoofdfase uit het handelen ten opzichte van medestudenten en docenten

(propedeusefase) en het handelen in een gesimuleerde beroepscontext (hoofdfase) Bij lsquoDe

Masterthesis 55

student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaalrsquo blijkt de opbouw in

complexiteit uit het onder begeleiding (propedeusefase) en zonder begeleiding (hoofdfase)

communiceren Bij de overige gedragsindicatoren blijkt de opbouw in complexiteit uit het

werkwoord en wel benoemen identificeren en bekend zijn (propedeusefase) om

respectievelijk gebruiken demonstreren en handelen (hoofdfase)

Organisatorische competentie

Ook bij de organisatorische competenties is er een mate van complexiteit in de drie niveaus

van gedragsindicatoren Bij de gedragsindicator lsquode student gaat methodisch te werkrsquo is het

niveau van de afstudeerfase binnen de organisatie terwijl het onderscheid tussen de

propedeuse en de hoofdfase bij 211 gemaakt wordt in de handeling en bij 212 in het

werkwoord Bij 211 gaat het in de propedeuse fase om het algemeen effectief gebruiken van

hulpmiddelen terwijl het in de hoofdfase gaat om het gebruiken van hulpmiddelen voor een

bepaald resultaat Bij de indicator lsquode student brengt structuur aan in het werkrsquo wordt het

onderscheid gemaakt in de handeling beginnende bij prioriteiten stellen gevolgd door

werkplan opstellen en tenslotte werk planmatig inrichten Bij de indicator lsquode student

controleert activiteiten op voortgangrsquo wordt het onderscheid gemaakt in het werkwoord

beginnende bij monitoren gevolgd door evalueren en tenslotte door bijstellen

Competenties in het samenwerken

Bij de verdeling van de gedragsindicatoren van de competenties in het samenwerken over de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase komt de relatie met de beroepspraktijk niet expliciet tot

uiting Bij de gedragsindicator ldquode student functioneert als een volwaardig groepslidrdquo wordt

er bij 311 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij het kennen van het teambelang en

de sociale vaardigheden centraal staat in de propedeusefase het leveren van een effectieve

bijdrage aan een groepstaak centraal staat in de hoofdfase en in de afstudeerfase het toepassen

van de sociale vaardigheden in teamverband centraal staat Bij 312 wordt het onderscheid

gemaakt in het leveren van een bijdrage aan de groepstaak het verantwoordelijk zijn van de

eigen geleverde bijdrage en het verantwoordelijk zijn voor groepsbeslissingen Bij 313

wordt het onderscheid gemaakt door de werkwoorden kennen demonstreren en komen tot

(doen) Bij de gedragsindicator ldquode student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve

van de uit te voeren werkzaamhedenrdquo wordt er bij 321 geen onderscheid gemaakt tussen de

propedeuse en de hoofdfase Naar de afstudeerfase wordt er een inhoudelijk onderscheid

gemaakt waarbij het accent wordt verschoven van het leveren van een bijdrage naar het

nemen van initiatieven in overleg met de groep Bij 322 wordt het onderscheid gemaakt

tussen de propedeuse en de hoofdfase door de toevoeging lsquoen staat open voor feedbackrsquo bij

de hoofdfase terwijl het onderscheid met de afstudeerfase inhoudelijk is waarbij het accent

verschuift van het demonstreren naar het onderhouden van de contacten

Competenties in het reflecteren

De eerste twee gedragsindicatoren van de competenties in het reflecteren zijn in de

afstudeerfase gericht op de beroepscontext Bij de gedragsindicator lsquode student reflecteert op

het persoonlijk functionerenrsquo ligt het onderscheid in het werkwoord waarbij in de

propedeusefase het om het benoemen gaat en in de hoofdfase om het terugblikken Bij de

Masterthesis 56

gedragsindicator lsquode student reflecteert op de eigen kennisontwikkelingrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase bij 421 gemaakt in het werkwoord en bij

422 in de handelingen Bij 421 gaat het om respectievelijk verslaan en vergelijken terwijl

het bij 422 gaat om het halen van informatie bij anderen respectievelijk in het beroep

De derde gedragsindicator lsquode student reflecteert op het persoonlijk handelen in de

beroepscontextrsquo staat de beroepscontext zowel in de propedeuse- als in de hoofd- als in de

afstudeerfase centraal Het onderscheid in complexiteit wordt hier gemaakt in het werkwoord

Bij 431 is het werkwoord in de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase respectievelijk

vertellen terugblikken en ontwikkelen en bij 432 benoemen terugblikken en verbeteren

Vakspecifieke competenties

Bij alle vakspecifieke competenties wordt bij de afstudeerfase het onderscheid gemaakt door

de beroepscontext Het onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase wordt gemaakt

door zowel de inhoud als het werkwoord als de plaats waar de indicator gemeten wordt Zo

wordt bij de gedragsindicator lsquode student levert administratieve informatie ten behoeve van

de bedrijfsvoeringrsquo bij 511 het onderscheid gemaakt door de werkwoorden toetsen en

bijdragen en bij 512 door de werkwoorden uitwerken en analyseren

Bij de gedragsindicator lsquode student richt een organisatie in en bestuurt dezersquo wordt bij 521

het onderscheid gemaakt door het onder begeleiding en zelfstandig werken van de student

Bij 522 ligt het onderscheid in het werkwoord (formuleren en implementeren) Daarnaast

wordt in de hoofdfase gewerkt met projecten of simulaties Bij 523 is er zowel een inhoude-

lijk onderscheid als een onderscheid in werkwoord waarbij in de propedeusefase het onder-

scheiden van de organisatiestelsels en ndashtypen centraal staan en in de hoofdfase het inrichten

van de personele en de organieke structuur Bij 524 en 525 wordt het onderscheid ook

gemaakt door het werkwoord Bij 524 gaat het om kennen en meten in de propedeusefase en

om analyseren en concluderen in de hoofdfase Bij 525 gaat het om het weten hoe leiding te

geven in de propedeusefase en het daadwerkelijk leiding geven in projecten of simulaties in

de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student verwerkt en analyseert economische gegevensrsquo wordt er

bij 533 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij er in de propedeusefase economische

vraagstukken worden opgelost en in de hoofdfase geiumlntegreerde economische vraagstukken in

concrete situaties Bij de overige indicatoren wordt het onderscheid door het werkwoord

gemaakt en wel beheersen en gebruiken in projecten of simulaties (531) kennen en op de

hoogte blijven (532) en beheersen van kennis en schrijven van beleidsnotarsquos (534)

Bij de gedragsindicator lsquode student brengt de financieumlle problematiek in kaartrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase bij 541 en 542 gemaakt door de

werkwoorden samenstellen en analyseren Bij 543 544 545 en 546 is er een inhoudelijk

onderscheid namelijk integrale kostprijsberekening en verschillende kostprijsberekeningen

financieumlle calculaties maken en beleidsbeslissingen maken op basis van financieumlle calculaties

investerings- en financieringsproblemen identificeren en antwoorden voor deze problemen

Masterthesis 57

formuleren en onderscheiden van de rechtsvormen en relateren van de vraagstukken aan de

rechtsvorm

Beroepsspecifieke competenties

Ook bij de beroepsspecifieke competenties staat de werkplek centraal in de afstudeerfase

Daarnaast worden bij de gedragsindicatoren lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo lsquode student bepaalt doelen

en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo en

lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo ook de collegarsquos betrokken bij

de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student gaat consistent en effectief om met (detail)informatiersquo

wordt het onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase gemaakt door de inhoud Bij

611 gaat het in de propedeusefase om het selecteren van informatie om taken uit te voeren

en in de hoofdfase om het controleren als geselecteerde informatie consistent is gebruikt bij

het uitvoeren van taken Bij 612 om het in kaart brengen van informatie en het effectief

gebruiken van informatie Bij 613 om het uitvoeren van instructies en het foutloos uitwerken

van instructies

Bij de gedragsindicator lsquode student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die

gelden voor de functie en de cultuur waarin men werktrsquo wordt het onderscheid gemaakt door

het werkwoord namelijk het kennen van gedragsnormen en het toepassen van de

gedragsnormen bij het eigen handelen

Bij de gedragsindicator lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar

voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo wordt bij 631 en 632 een

onderscheid gemaakt in werkwoord namelijk kennen en rekening houden met (631) en

verbeteren en waarborgen (632) Bij 633 is er een inhoudelijk onderscheid waarbij in de

propedeusefase naar eigen inzichten wordt geeumlvalueerd en in de hoofdfase samen met

collegarsquos wordt geeumlvalueerd

Bij de gedragsindicator lsquode student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties

tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo wordt er tussen de propedeuse- en de

hoofdfase een inhoudelijk onderscheid gemaakt door het samenwerken in de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten

van medewerkers en bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo gaat het

om de eigen werkzaamheden in de propedeuse fase de eigen werkzaamheden bij groepstaken

in de hoofdfase en de eigen werkzaamheden en die van de medewerkers in de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student doet onderzoekrsquo wordt het onderscheid gemaakt door een

eenvoudig onderzoek een kwalitatief en kwantitatief onderzoek en een complex praktijkon-

derzoek Bij deze twee gedragsindicatoren wordt er een inhoudelijk onderscheid gemaakt

Masterthesis 58

Samengevat kan gesteld worden dat wel bij alle gedragsindicatoren een onderscheid is

gemaakt naar propedeuse- hoofd- en afstudeerfase maar dat de relatie met de

beroepspraktijk niet bij alle indicatoren blijkt Bij de interpersoonlijke competenties de

competenties in het reflecteren de vakspecifieke competenties en de beroepsspecifieke

competenties blijkt de relatie wel maar bij de organisatorische competenties en de

competenties in het samenwerken blijkt deze relatie niet

62 Het effect van het proces

Zoals aangegeven in paragraaf 44 zijn aan het proces de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep Er is een introductiebijeenkomst

geweest om draagvlak te creeumlren onder de docenten Deze informatie bijeenkomst heeft

niet het gewenste resultaat opgeleverd Er waren maar zes docenten aanwezig op de

informatiebijeenkomst waarvan vier bereid waren om deel te nemen aan de interventie

Hierdoor is er wederom een uitnodiging gestuurd naar alle docenten om hen te

interesseren om deel te nemen aan de interventie Op die uitnodiging zijn er in totaal

negen docenten ingegaan waarvan twee ook al tijdens de informatiebijeenkomst hun

medewerking toegezegd hadden

Het voeren van reguliere gesprekken met leidinggevenden Beide opleidingsmanagers

hebben deelgenomen aan de interventie en waren als zodanig betrokken bij het geheel

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlak en het mogelijk maken dat het resultaat

van het onderzoek buiten het afgebakend onderzoeksgebied gebruikt kan worden Alle

docenten hebben een uitnodiging gehad om te participeren bij de interventie Hoewel het

onderzoek zich richt op de COE zijn de docenten van de Marketing en Managementop-

leiding (MeM) ook betrokken bij dit interventieonderzoek waardoor met dit onderzoek

tevens een aanzet wordt gegeven om de assessments te kunnen introduceren bij de MeM

opleiding Zowel docenten van de COE als van de MeM hebben de training gevolgd Ook

is er een volledig competentieprofiel van de MeM dat is ingedeeld naar de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase

Het informeren van alle overigen betrokken Tijdens de diploma- en certificaatuitreiking

van 26 oktober 2014 zijn de certificaten overhandigd aan de deelnemers van de

assessorentraining Hiervan is er verslag gedaan in de SOOS-nieuwsbrief van november

2014 Het artikel is opgenomen in bijlage 15

Masterthesis 59

7 Conclusies aanbevelingen en discussie

In dit onderzoek stond de volgende vraag centraal kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor bij de

docenten waar te nemen

3 Op basis van welke criteria kunnen de tussen- en eindassessments van de COE

studenten afgenomen te worden

71 Conclusies

1 Ten aanzien van de toename van het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de conclusie dat de aan de docenten

verstrekte reader met daarin theoretische aspecten over het competentiegericht opleiden

en beoordelen en een informatiebijeenkomst ertoe heeft geleid dat het kennisniveau is

toegenomen Voorafgaand aan de informatiebijeenkomst is het kennisniveau van de

docenten gemeten aan de hand van een toets waarbij het gemiddeld cijfer 44 is geweest

Na de informatiebijeenkomst is er een tweede meetmoment geweest waarbij het

gemiddeld cijfer 62 is geweest

2 Ten aanzien van de toename van het ontwikkelingsniveau van de competenties als

assessor bij de docenten kan geconcludeerd worden dat

Uit het onderzoek is gebleken dat de competenties van een assessor zich vooral

demonstreren bij het beoordelen van een portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

In dit onderzoek daadwerkelijk is gefocust op de competenties van een assessor Bij

een competentie staat centraal dat de kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen op een geiumlntegreerde wijze gedemonstreerd dienen te worden in de

beroepspraktijk De beroepspraktijk is in dit onderzoek de SOOS geweest waar de

docenten aan de hand van bestaande studentenportfoliorsquos getraind zijn en geoefend

hebben om een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor

te weeg te brengen De integratie van de kennis vaardigheden houding en

eigenschappen is blijkt uit de kennis die de docenten hebben opgedaan over het

beoordelen van een portfolio en het afnemen van een criteriumgericht interview op

basis waarvan zij vaardigheden zijn gaan ontwikkelen door onderling met elkaar te

oefenen aan de hand van studentenportfoliorsquos

Bij het beoordelen van het portfolio is er een toename in het ontwikkelingsniveau van

de competentie te zien bij de docenten hetgeen vooral is gebleken bij het hanteren van

Masterthesis 60

de beoordelingsdriehoek waarbij tijdens het eerste meetmoment de docenten de

beoordeling afzonderlijk voor de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria hebben gedaan en tijdens het tweede meetmoment de beoordeling

vooral vanuit de relatie tussen deze drie componenten hebben gedaan De vraak-

criteria zijn bij beide meetmomenten gehanteerd

Hoewel alle docenten in de rol van assessor rekening hebben gehouden met de

beoordelingsdriehoek heeft geen enkele docent bij het samenstellen van de eigen

portfolio deze relatie tot uiting gebracht

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen aandacht besteed aan de taakfase tijdens de START-

methodiek (situatie- taak- actie- resultaat- transferfase) en deels aan het

samenvatten tijdens de LSD-methodiek (luisteren samenvatten en doorvragen)

Tijdens het tweede meetmoment zijn alle onderdelen aan de orde geweest hetgeen

een toename van het ontwikkelingsniveau weergeeft in deze twee methodieken

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen feedback gegeven Bij het tweede meetmoment hebben de

docenten dat wel gedaan Hoewel dit op zich al een toename van het

ontwikkelingsniveau weergeeft kan ook ten aanzien van de kwaliteit van de gegeven

feedback gesteld worden dat de feedbackregels in acht zijn genomen en dat de

docenten uit zijn gegaan van de bewijzen die in het portfolio zijn opgenomen

3 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

Assessments dienen aan de hand van criteria te geschieden die geformuleerd zijn in de

vorm van heldere gedragsindicatoren In alle voorgestelde gedragsindicatoren zijn er

concrete meetbare werkwoorden en een inhoudelijk aspect opgenomen die het

verwacht gedrag van de studenten aangegeven

Bij het formuleren van de criteria dient de relatie met de beroepspraktijk tot uiting te

worden gebracht Deze relatie is bij vier van de zes competentiecategorieeumln

weergegeven

Naar aanleiding van het bovenstaande kan gesteld worden dat gerichte training en oefeningen

daadwerkelijk hebben bijdragen aan de competenties van assessor bij de SOOS docenten

Verder kan geconcludeerd worden dat uitgaande van de conclusies van het analyseonder-

zoek met dit interventieonderzoek een belangrijke aanzet is gegeven tot de implementatie

van het competentiegericht opleiden en beoordelen Ter onderbouwing van deze conclusie

worden de volgende opmerkingen gemaakt

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de term assessment dat centraal staat

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen niet in de studiegids en het

lesmateriaal voorkwam en ook niet genoemd is tijdens de afgenomen interviews

Momenteel beschikken alle docenten over een reader waarin de theoretische aspecten

Masterthesis 61

rond het competentiegericht opleiden en beoordelen zijn opgenomen Daarnaast zijn

negen docenten getraind om assessments af te nemen van studenten

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de docenten het competentiebegrip niet

konden definieumlren Ook is gebleken dat de docenten de rol van de beroepspraktijk niet

als een doorslaggevende factor hebben geiumldentificeerd bij het aangeven van de mate

waarin zij een bijdrage leverden aan het ontwikkelen van de competenties bij de

studenten Uit het interventieonderzoek is gebleken dat het kennisniveau over het

competentiegericht opleiden en beoordelen verhoogd is bij meer dan de helft van de

docenten

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat in het huidig competentieprofiel alleen

criteria zijn ontwikkeld die aangeven wat de studenten moeten kunnen aan het eind

van de opleiding Als resultaat van het interventieonderzoek is er een

competentieprofiel waarmee het mogelijk is om aan het eind van de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase het competentieniveau van de studenten te beoordelen

72 Aanbevelingen

Naar aanleiding van bovenstaande conclusies kunnen de volgende aanbevelingen gedaan

worden

Het implementeren van het aangepaste competentieprofiel en het inzetten van de

getrainde assessoren op de drie assessmentmomenten

Het houden van een informatiebijeenkomst voor de docenten die hebben deelgenomen

aan de interventie Tijdens deze informatiebijeenkomst worden de docenten geiumlnformeerd

over de resultaten van het interventieonderzoek en wordt het implementatieplan

gepresenteerd Het is ook aan te bevelen om aan het begin van de informatiebijeenkomst

een derde meetmoment te doen van het kennisniveau over het competentiegericht

opleiden en beoordelen Op basis hiervan kan namelijk worden ingeschat als er behoefte

is aan een herhaling van de theoretische aspecten van het competentiegericht opleiden en

beoordelen alvorens de assessoren zullen starten met de afname van de assessments

Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat Hiermee wordt beoogd om de gap die ten aanzien

hiervan geconstateerd is bij het samenstellen van de portfoliorsquos weg te werken

Het organiseren van een workshop onder de docenten van de SOOS waarbij er verder

gewerkt wordt aan het competentieprofiel met als doel om bij alle competenties de relatie

met de beroepspraktijk tot uiting te brengen

Het instellen van een focusgroep waarin personen uit de bedrijven waar de COE

studenten werkzaam zijn participeren met als doel om na te gaan als het voorgesteld

competentieprofiel aansluit bij de beroepsomgeving van de studenten

Masterthesis 62

Het doen van een analyseonderzoek naar de leeractiviteiten die de studenten tijdens de

verschillende modules uitvoeren met als doel na te gaan als er aanpassingen nodig zijn in

de didactische aanpakken die momenteel worden gehanteerd De didactische aanpakken

die gehanteerd worden moeten namelijk studentenactiviteiten stimuleren die het mogelijk

maken dat de studenten hun competenties kunnen ontwikkelen

Het instellen van een community of learners waarbij de getrainde docenten elkaar kunnen

ondersteunen bij de implementatie van de assessment bij de hbo-opleidingen Aangezien

de community of learners buiten beschouwing is gelaten bij dit onderzoek is het aan te

bevelen dat er een interventieonderzoek hieraan gekoppeld wordt waarbij ongeveer

dezelfde opzet als bij dit onderzoek gebruikt wordt Hiermee wordt bedoeld dat docenten

ook eerst geiumlnformeerd worden over de achtergronden van een community of learners

waarna zij getraind kunnen worden om te functioneren binnen een community of learners

Vervolgens worden workshops georganiseerd met brainstormsessies over de randvoor-

waarden die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten

Tijdens het interventieonderzoek is er een aanvang gemaakt met het ontwikkelen van een

website die gebruikt zou worden om alle producten die tijdens de onderzoeksperiode

ontwikkeld zouden worden ter beschikking te stellen voor de deelnemende docenten

Echter is het in de onderzoeksperiode niet gelukt om deze website af te ronden en te

publiceren onder de deelnemende docenten Aanbevolen wordt om deze website alsnog te

maken zodat de getrainde docenten de website als een medium kunnen gebruiken in hun

rol als assessor De (niet afgemaakte) website is beschikbaar via

httpssitesgooglecomakromosoetonetassessoren-traininghome

73 Discussie

Tijdens de interventie en het onderzoek zijn er zowel sterke punten als verbeterpunten

geconstateerd Alvorens hierop in te gaan wordt eerst ingegaan op het generatief vermogen

van het onderzoek

Generatief vermogen van het onderzoek

Er hebben negen docenten geparticipeerd aan de training waarbij geconstateerd is dat

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de competenties als

assessor De negen docenten zijn geselecteerd op basis van bereidheid waarbij elke docent

die wilde participeren aan de training mocht participeren Van deze negen docenten hadden

twee ervaring in het beoordelen van portfoliorsquos Daarnaast waren deze negen docenten

afkomstig uit verschillende disciplines waarvan eacuteeacuten rechten heeft gestudeerd vier economie

eacuteeacuten Nederlands twee management en eacuteeacuten pedagogiek Ook het aantal jaren ervaring in het

geven van onderwijs bij een hbo-instelling varieert tussen eacuteeacuten jaar en meer dan tien jaren

Uitgaande hiervan kan gesteld worden dat het mogelijk is om van alle docenten die

verbonden zijn aan beroepsgerichte instellingen middels gerichte training en oefening een

bijdrage te leveren aan hun competenties als assessor

Masterthesis 63

Sterke punten en verbeterpunten

Als sterke punten kunnen genoemd worden

1 Het onderzoek heeft inzicht gegeven in de wijze waarop de docenten zich zelf zien bij de

modules die zij geven en hun bereidheid om een bijdrage te leveren aan het

implementeren van assessments

2 Het resultaat van de interventie namelijk negen getrainde assessoren is voor de SOOS

van grote toegevoegde waarde voor het accreditatieproces Hiermee toont de SOOS

namelijk aan dat het kader aanwezig is om na te gaan of de individuele student ook

inderdaad over de beoogde eindkwalificaties beschikt

3 Het bewust worden van de docenten die betrokken zijn geweest bij het onderzoek en de

interventie Bij het analyseonderzoek is op eacuteeacuten na van alle COE docenten een interview

afgenomen waarbij de docenten bewust zijn geworden dat de huidige toetsvormen niet

aansluiten bij het competentiegericht opleiden en beoordelen

4 Het leerrendement van de onderzoeker over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de mogelijkheid om deze kennis te delen binnen de SOOS

Als verbeterpunten kunnen genoemd worden

1 De ecologische validiteit heeft moeten inboeten bij het tweede meetmoment bij de

assessorentraining aangezien de data niet rechtstreeks van de respondenten is verzameld

maar via de observanten Dit had opgevangen kunnen worden door video-opnames te

maken De data van deze video-opnames had dan vergeleken kunnen worden met die van

de observanten Een soortgelijke constatering is te maken bij het resultaat van de indeling

van het huidig competentieprofiel naar tussen- en eindniveaus Hierbij is namelijk

uitgegaan van hetgeen geschreven is op de flappen en niet van de gevoerde gesprekken

In dit geval hadden geluidsopnames gemaakt kunnen worden waarbij die data vergeleken

kon worden met data op de flappen

2 De wijze waarop de voor- en nameting bij de assessorentraining zijn gedaan Bij de

voormeting zijn namelijk de resultaten van twee groepen verwerkt en bij de nameting van

zeven individuele docenten Aangezien het om kwalitatieve data gaat is het niet mogelijk

om met een gemiddelde te werken waardoor de waarde van de conclusie met betrekking

tot de vergelijking tussen de voor- en nameting afneemt

3 Tijdens het interventieonderzoek heeft er geen controle van de ontwikkelde instrumenten

plaatsgevonden waarbij nagegaan is als alle indicatoren daadwerkelijk zijn opgenomen

Hierdoor is het onderdeel turbovragen niet meegenomen bij het meten van het effect van

de oefeningen

4 Tijdens het interventieonderzoek is er geen afstemming geweest met de observatoren om

na te gaan als hun rapportages wel in de nodige informatie resulteerden om de benodigde

resultaten te kunnen analyseren Hierdoor is zowel bij de eerste als bij de tweede meeting

tijdens de assessorentraining geen inzicht verkregen in de mate waarin de gedragsindica-

toren daadwerkelijk zijn gedemonstreerd bij de docenten die op dat moment de rol van

assessor hadden Hierdoor heeft de waarde van de conclusie moeten inboeten omdat het

oordeel gebaseerd is op de interpretatie van de observator en niet van de onderzoeker

Masterthesis 64

8 Implementatie plan

In dit implementatieplan wordt uitgaande van een gekozen implementatietheorie strategieeumln

uitgewerkt die het mogelijk maken om de resultaten van het interventieonderzoek te

implementeren

81 Implementatietheorie

Gekozen is voor de ontwikkelaanpak Deze aanpak wordt gebruikt als de problematiek nog

niet helder is er meerdere perspectieven zijn om de problemen op te lossen en de koers van

de verandering nog niet duidelijk is De ontwikkelaanpak start met een analyse van

problemen en oplossingsrichtingen door alle betrokkenen Hierbij worden de veranderingen

geleidelijk gerealiseerd en de medewerkers zijn betrokken bij alle fasen van verandering

(Boonstra 2005)

Er moet een specifieke vernieuwing worden geiumlmplementeerd waarbij de assessoren

assessments van de studenten zullen afnemen Het interventieonderzoek heeft geresulteerd in

negen getrainde assessoren en een competentieprofiel waarin de gedragsindicatoren van de

studenten gespecificeerd zijn naar tussen- en eindniveaus Zo op het eerste gezicht ziet het

ernaar uit dat de randvoorwaarden om assessments te implementeren aanwezig zijn Echter is

de problematiek niet helder en is de koers van de verandering ook nog niet duidelijk

Vragen die onder meer gesteld kunnen worden zijn

1 Kunnen de assessments naast de bestaande toetsvormen ingevoerd worden vanaf de

aanvang van de opleiding of dienen bestaande toetsvormen te worden vervangen door de

assessments Uitgaande van de resultaten van het analyseonderzoek waaruit is gebleken

dat de meeste toetsvormen zich richten op het toetsen van kennis en vaardigheden en niet

op competenties is het verwachtbaar dat assessments bestaande toetsvormen zullen

vervangen

2 Zijn de didactische aanpakken die momenteel binnen de verschillende modules

gehanteerd worden erop gericht dat er activiteiten bij de studenten gestimuleerd worden

die hen de gelegenheid geven om competenties te ontwikkelen Dit vereist een nieuw

analyseonderzoek zoals in het voorgaande hoofdstuk ook al is aanbevolen aangezien zal

er een volledige analyse van de bestaande toetsvormen moeten plaatsvinden alvorens de

assessments ingevoerd kunnen worden

3 Hoe zullen de niet getrainde docenten bewust gemaakt worden dat elke docent een

bijdrage dient te leveren aan de ontwikkeling van de competenties van de studenten Uit

het analyse onderzoek is gebleken dat de meeste docenten vooral vakinhoudelijke

docenten zijn die meer gefocust zijn op het overbrengen van de kennis enof het aanleren

van de vaardigheden met betrekking tot hun vak op de ontwikkeling van de competenties

van de studenten

Masterthesis 65

Uitgaande van de hierboven gegeven voorbeelden blijkt dus dat er wel een degelijke

probleemanalyse nodig is op basis waarvan oplossingen voorgedragen kunnen worden die

vervolgens gefaseerd geiumlmplementeerd kunnen worden Hierbij dienen alle stakeholders

betrokken te zijn hetgeen in de volgende paragraaf wordt beschreven

82 Stakeholders

Het is belangrijk dat alle stakeholders actief worden betrokken bij de implementatie Als

stakeholders worden geiumldentificeerd de (getrainde) docenten en de directie

De directie zal een belangrijke rol spelen bij het implementatietraject en met name om de

docenten te leiden tot bereidheid om deel te nemen aan de veranderingen die zullen

plaatsvinden en die bereidheid te behouden Hierbij wordt gedacht aan

1 Het vooraf tijdig informeren van de veranderingen die zullen plaatsvinden Hierbij

worden de docenten vooraf aangegeven waarom het belangrijk is dat de verschillende

veranderingen dienen plaats te vinden en welke acties hierbij ondernomen zullen

worden

2 Tijdens het implementatietraject regelmatig informatie verstrekken over de acties die

zijn ondernomen en de resultaten die hieruit zijn voortgekomen

3 Het faciliteren van de docenten door middelen vrij te maken om hen te trainen en hen

te laten participeren in de community of learners Vooral het laatste dient niet

onderschat te worden De docenten zijn namelijk allemaal deeltijdse docenten

waarvan hun vergoeding afhankelijk is van het aantal gegeven college-uren Inden de

docenten nu in een community of learners dienen te participeren zullen zij daar tijd

voor vrij dienen te maken Hierbij is het wenselijk dat zij vergoed worden hiervoor

83 Sociaal kapitaal en capacity building

Hargreaves (2013) geeft aan dat met sociaal kapitaal bedoeld wordt de mate waarin de

kwantiteit en de kwaliteit van interacties en sociale relaties onder mensen effect hebben op

hun toegang tot kennis en informatie hun verwachtingen hun verplichtingen en hun

vertrouwen en in welke mate zij blijven vasthouden aan dezelfde normen en gedragspatronen

Hierbij noemt Hargreaves (2014) professionele leergemeenschappen als mogelijk om het

sociaal kapitaal binnen een onderwijsinstelling optimaal te kunnen gebruiken Dit idee sluit

aan bij de eerder gedane aanbeveling voor het instellen van een community of learners

waarbij de docenten elkaar niet alleen kunnen ondersteunen bij het implementeren van de

assessments maar ook van elkaar kunnen leren

Masterthesis 66

84 Stappenplan

Uitgaande van de in het vorig hoofdstuk gedane aanbevelingen en hetgeen in de voorgaande

paragrafen is opgenomen wordt het volgend stappenplan voorgesteld

1 Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat

2 Het houden van een tweede workshop om het competentieprofiel verder te reviewen

waarbij vooral de rol van de beroepspraktijk bij de competentieontwikkeling

meegenomen wordt

3 Onderdeel A

De getrainde docenten worden enthousiast gemaakt om te participeren in een community

of learners Hierbij worden zij eerst geiumlnformeerd over de achtergronden van een

community of learners vervolgens worden zij getraind om te kunnen functioneren binnen

een community of learners en tenslotte zullen zij brainstormen over de randvoorwaarden

die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten De rol

van de directie is hierbij van belang en met name in het kader van het verstrekken van het

faciliteren van deze community of learners

3 Onderdeel B

Het benaderen van personen uit de beroepsomgeving van de huidige studenten om te

participeren in een focusgroep waarbij nagegaan wordt als het competentieprofiel aanluit

bij de beroepsomgeving waarin de COE studenten werken Uit dit onderzoek hiervan

dient er een competentieprofiel voort te komen dat een goed beeld geeft van het geen

verwacht wordt van de pas afgestudeerde

4 Het doen van een analyseonderzoek waarbij het huidig curriculum van de COE getoetst

wordt aan het competentieprofiel Deze brainstormsessies dienen te resulteren in een

aangepast curriculum dat het mogelijk maakt dat studenten daadwerkelijk die

leeractiviteiten zullen uitvoeren die het mogelijk maken dat zij de gedragsindicatoren

zoals beschreven in het competentieprofiel kunnen ontwikkelen

5 Het aanvangen met de assessments in de competentiegerichte opleiding door de getrainde

assessoren

De stappen 3 onderdeel A en onderdeel B zullen simultaan aanvangen

Masterthesis 67

Lijst van geraadpleegde bronnen

Alexander P (2006) Psychology in Learning and instruction New Jersey Pearson

Baarda D (2014) Dit is onderzoek Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek

Groningen Nederland Noordhoff

Baarda D De Goede M amp Teunissen J (2009) Basisboek kwalitatief onderzoek

Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek Groningen

Nederland Noordhoff

Boonstra J (2005) Besturen van organisaties vanuit een paradoxaal perspectief Accounting

1 4-11 Geraadpleegd op httpwwwjaapboonstranlwp-

contentuploads201301Besturen-vanuit-paradoxaal-perspectief1pdf

De Ronde M (zj) Emotiedobbelstenen instrument voor ontmoeting en reflectie

Geraadpleegd op

httpchenl~mediaAcademie20Mens20en20OrganisatieLectoraatMichiel20de

20Ronde20-20publicatiesDe20Luistercoach20-

20Spelvormen20bij20de20emotiedobbelsteentjespdf

Driesen E amp Van Tartwijk J (2006) Toetsen met portfoliorsquos In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 175-188) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Hargreaves A (2013) Professional capital and the future of teaching In Seddon T amp Levon

J (2013) Educators professionalism and politics global transmission national spaces

and professional projects (pp 290-307) Geraadpleegd op

httpbooksgooglenlbookshl=nlamplr=ampid=rZJbBAAAQBAJampoi=fndamppg=PA290ampdq=

relatedHfMPWxsoybQJscholargooglecomampots=_3p5Xe34piampsig=PVgZuZ3xTH0h9f

4G8uBW9et43j4v=onepageampqampf=false

Hargreaves A (2014) Professional capital transforming teaching in every school

Geraadpleegd op

httpimteckatananofiles241369387009Professional_Capital_Transforming_Teachi

ng_in_Every_Schoolpdf

Joosten-ten Brinke D De Craene B Lemmen K Van Den Boomen J Slangen M amp

Voncken J (2009) Erkenning Verworven Competenties Geraadpleegd op

httpdspaceounlbitstream182020001EVCisbn9789079447237pdf

Masterthesis 68

Korthagen F (2002) Niveaus in reflectie naar maatwerk in begeleiding VELON Tijdschrift

voor Lerarenopleiders 23(1) 29-38 Geraadpleegd op

httpwwwarteveldehogeschoolbestudielichtsitesdefaultfilesfilesReflectieopdracht

20Artikel20Niveaus20in20reflectie(1)pdf

Korthagen F (2004) Zin en onzin van competentiegericht opleiden VELON Tijdschrift voor

Lerarenopleiders 25(1) 13-23 Geraadpleegd op httpwwwvelonnlkennisbank

rubriekrubriek_itemtzin_en_onzin_van_competentiegericht_opleiden

Lorna E (2003) Assessment of Learning for Learning and as Learning Geraadpleegd op

httpwwwaacuorgmeetingsilddocumentsSymonetteMakeAssessmentWorkEarlAsse

ssmentForOfAsLearning2003pdf

Luken T (2006) Hoe meetbaar zijn competenties Dilemma en uitweg bij het werkbaar

maken van het competentiebegrip Handboek Effectief Opleiden (pp 89-108)

Geraadpleegd op httphomeplanetnl~tlukenZijnCompetentiesMeetbaarHEOpdf

Nationaal Orgaan voor Accreditatie (2012) Accreditatiekaders hoger beroepsonderwijs met

toelichting Zp

Oudkerk Pool I (2013) Expertiseontwikkeling en professionalisering van de Assessor

Ontwikkeling van een rubriek voor assessorenkwaliteit Criteriumgericht Beoordelen

Amsterdam Nederland Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding Hogeschool van

Amsterdam

Ponte P (2010) Onderwijs van eigen makelij Procesboek actieonderzoek in scholen en

opleidingen Den Haag Nederland Boom Lemma Uitgevers

Roelofs E amp Visser J (2011) De inhoud van toetsen In Stichting Cito Instituut voor

Toetsontwikkeling (Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op

httpwwwutwentenlelanhuidige_studentenOLCnotulen201205-

2012Toetsen20op20schoolpdf

Sanders P (2011) Het doel van toetsen In Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling

(Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op httpwwwutwentenlelan

huidige_studentenOLCnotulen201205-2012Toetsen20op20schoolpdf

Shepard L Hammerness K Darling-Hammond L Rust F with Baratz Snowden J

Gordon E Gutierrez C amp Pacheco A (2005) Assessment In Darling-Hammond L

amp Bransford J (Ed) Preparing teachers for a changing world What teachers should

learn and be able to do (pp 275-326) San Fransisco CA Jossey-Bass

Masterthesis 69

Smeijsters H amp Sporken S (2004) Van Taak Tot Competentie lsquoLeren lerenrsquo voor het

hoger beroepsonderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombookshl=enamplr=lang_nl

|lang_enampid=3_wb4uHyNlcCampoi=fndamppg=PA9ampdq=Van+taak+tot+competentieampots=-

3vz-

HCqWIampsig=YGo1jtM7qtz2xM0wagfM1QusQl8v=onepageampq=Van20taak20tot

20competentieampf=false

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Bedrijfsprofiel Paramaribo

Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2016

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2014 Vierjarige

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2012-2013 Marketing

en Managementopleiding Paramaribo Suriname Auteur

Straetmans G amp Sanders P (2001) Beoordelen van competenties van docenten

Geraadpleegd op httpwwwrcecnlpublicatiesoverige20publicatiesEPSbrochure5_

Beoordelenpdf

Taylor E (2003) Competenties in het voortgezet onderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombooksid=SkGXAzEx4hACamppg=PA13ampdq=Competentie+defin

itieamphl=nlampsa=Xampei=UlevUc_aB9jk4APJv4DABgampved=0CDMQ6AEwAQv=onepage

ampq=Competentie20definitieampf=false

Van Berkel A Van Dinther M Oudkerk Pool I amp Speetjes J (2008) Certificeren van

assessoren in het hbo Waarom en hoe OnderwijsInnovatie 2 17-15 Geraadpleegd op

httpwwwounlDocsTijdschriftOIOI_Juni_2008pdf

Van Dinther M (2009) Assessor in het hbo een vak apart Geraadpleegd op

httpfontyssurfsharekitnl8080getsmpid25849DS1

Van Merrieumlnboer J Van Der Klink M amp Hendriks M (2002) Competenties van

complicaties tot compromis Over schuifjes en begrenzers Geraadpleegd op

httpwwwonderwijsraadnlpublicatieszoekenitem259page=2ampsort=ampformkey=ffc29

40fed1b34bcb53b6200e25b6727fzoekform

Masterthesis 70

Van Petegem P amp Vanhoof J (2002) Evaluatie op de testbank Een handboek voor het

ontwikkelen van alternatieve evaluatievormen Mechelen Belgieuml Wolters Plantyn

Wouda S amp Snoek M (2003) Competentiegericht leren en begeleiden

Competentiegericht bewijzen en beoordelen Geraadpleegd op

httpwwwlerowebnldocsleroepslot docuassessmentpdf

Zwaal W amp Eringa K (2006) Toetsen van competenties In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 277-291) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Masterthesis 71

Bijlagenoverzicht

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE 72

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling bestaand materiaal 75

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en algemeen directeur 79

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten 85

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en algemeen directeur 87

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader 88

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten 89

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie 90

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek 92

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment 94

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining 96

Bijlage 12 Leerrapport 99

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en feedbackregels 101

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel 102

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief 106

Masterthesis 72

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE (Overgenomen van SOOS 2013d p15-21)

Het eerste cijfer in het competentieprofiel duidt op de subcategorie het tweede cijfer duidt op een

competentie van die betreffende subcategorie en het derde cijfer duidt op een prestatie-indicator van

die betreffende competentie Er zijn in totaal 23 competenties verdeeld over de zes subcategorieeumln

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Masterthesis 73

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Masterthesis 74

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 75

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling

bestaand materiaal

Leerdoelen Toetsvorm Modules

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

Masterthesis 76

Leerdoelen Toetsvorm Modules

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige

wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de administratieve

processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

Masterthesis 77

Leerdoelen Toetsvorm Modules

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

Masterthesis 78

Leerdoelen Toetsvorm Modules

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt de

eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 79

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en

algemeen directeur

Achtergrond

In het kader mijn masteropleiding moet ik een probleem dat zich voordoet in de opleiding

analyseren Ik heb hierbij gekozen voor een analyse van de wijze waarop de toetsing van de

competenties bij de driejarige COE plaatsvindt Het resultaat is bekend en te zien in het

totaaloverzicht van de toetsing van de competenties van de COE (zie bijlage)

Als vervolg op dit onderzoek wordt er een interventieonderzoek gedaan Uit deze interventie

dienen er concrete voorstellen te worden gedaan om het geanalyseerd probleem op te lossen

Om enige richting te krijgen van de wijze waarop deze interventie kan worden gedaan is het

noodzakelijk om de relevante actoren te benaderen om hun zienswijze op het totaaloverzicht

van de toetsing van de competenties te geven Als relevante actoren zijn de

opleidingsmanager van de COE en de algemeen directeur geiumldentificeerd U ontvangt deze

vragenlijst omdat u eacuteeacuten van deze functionarissen bent

Instructies

In het overzicht in de bijlage is af te lezen op welk niveau een bepaalde competentie in casus

een prestatie-indicator in een bepaalde module getoetst wordt Voor de overzichtelijkheid

zijn de verschillende modules met een afkorting in het overzicht weergegeven Onder het

overzicht is de volledige modulenaam per fase opgenomen Bij het beantwoorden van de

vragen is het goed om ook te weten dat de eerste fase van de opleiding de fase financieel

analist als persoon is en de laatste fase de fase startbekwaam financieel analist De marketing

algemene economie bedrijfseconomie en bedrijfsadministratiefase worden in afwisselende

volgorde aangeboden

Het verzoek is om het aangehecht totaaloverzicht uit te printen te bestuderen en vervolgens

per competentie uw onderbouwde mening te geven en ook een voorstel te doen over hoe de

toetsing van de competentiecategorie verbeterd kan worden Hiervoor kan het

antwoordenblad op de volgende bladzijde gebruikt worden In totaal zijn er 23 competenties

verdeeld over zes categorieeumln Elke categorie is op een nieuwe bladzijde opgenomen

Tot slot doe ik een beroep op u om het totaaloverzicht van de toetsen kritisch te bekijken en

uw denkwijze begrijpelijk en onderbouw te verwoorden Ik dank u bij voorbaat voor het

invullen van de twee onderstaande vragen

Vragen

1 Wat vindt u van de wijze waarop de competenties getoetst worden bij de COE en

waarom stel je dat Graag de onderbouwde bevindingen per competentie noteren in

de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad op de volgende bladzijde

Masterthesis 80

2 Bij welke competenties zou de toetswijze verbeterd moeten worden en hoe zou deze

verbetering kunnen plaatsvinden Graag de competenties die volgens u verbeterd

moeten worden duidelijk noemen en de voorstellen voor verbetering onder de

competentiecategorie noteren in de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad

op de volgende bladzijde

Antwoordenblad

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

Onderbouwde mening

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

Onderbouwde mening

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

Onderbouwde mening

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

Onderbouwde mening

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 81

2 Organisatorische competenties

24 De student gaat methodisch te werk

241 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

242 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

Onderbouwde mening

25 De student brengt structuur aan in het werk

251 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

252 De student richt het werk planmatig in

Onderbouwde mening

26 De student controleert activiteiten op voortgang

261 De student bewaakt de uitvoering van een plan

262 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

263 De student treedt regulerend en ordenend op

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 2

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

3 Competenties in het samenwerken

33 De student functioneert als volwaardig groepslid

331 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

332 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

333 De student stelt teambelang boven eigen belang

334 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

Onderbouwde mening

34 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

341 De student verwisselt informatie met stakeholders

342 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

343 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

344 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 82

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

Onderbouwde mening

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

Onderbouwde mening

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

Onderbouwde mening

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

Onderbouwde mening

Masterthesis 83

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

Onderbouwde mening

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 5

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Onderbouwde mening

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

Onderbouwde mening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

Onderbouwde mening

Masterthesis 84

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

Onderbouwde mening

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

Onderbouwde mening

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Onderbouwde mening

De competenties die volgens u verbeterd moeten worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 6

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 85

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten

Achtergrond

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat bij de verschillende modules de toetsing met name

gericht is op kennis en vaardigheden en niet zo zeer op de competenties Het doel van dit

interview is tweeledig In eerste instantie wordt nagegaan wat de docenten van de COE weten

over het toetsen van competenties en ten tweede wordt hiermee ingeschat in hoeverre de

docenten bereid zijn om een bijdrage te leveren aan de competentieontwikkeling van de

student in plaats van te focussen op het toetsen van de specifieke kennis en vaardigheden die

horen bij de verschillende modules Alle docenten van de COE worden dus geiumlnterviewd

Informatie over de geiumlnterviewde (vooraf in te vullen aan de hand van het resultaat van het

analyseonderzoek)

Naam docent

Module(s) en bijbehorende toetsvorm(en)

Inleiding bij het interview

De docent welkom heten en kort vertellen over het onderzoek dat ik aan het uitvoeren

ben

Het overzicht van module(s) en de bijbehorende toetsvormen van de betreffende docent

kort bespreken

Uitleggen hoe dit onderzoek past in het beleid van COE welke steun er is en dat het doel

van dit interview ook is om meer steun van docenten te verwerven

vragen

1 Hoe zou je het begrip competentie omschrijven

2 Ben je bekend met het competentieprofiel van de COE

Waar heb je het competentieprofiel gezien

Ken je het beroep waarvoor onze studenten worden opgeleid1

3 Aan welke competentie(s) uit het competentieprofiel levert (leveren) de module(s) die jij

geeft een bijdrage

1 Na deze vraag wordt het competentieprofiel van de COE overhandigd

Masterthesis 86

4 Hoe denk je over de mate waarin deze competentie(s) wordt(worden) getoetst met de

toetsvorm(en) die we nu gebruiken

5 Ben je bekend met het begrip formatieve toetsing

Indien nodig info geven en dan vragen of en waar gebruikt

6 Ben je bekend met de volgende toetsvormen

Portfoliorsquos Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Stages Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Praktijkopdrachten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Simulaties Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Logboeken Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Projecten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

7 Ben je bereid om bovengenoemde toetsvormen bij jouw module(s) te gebruiken

8 Heb je behoefte aan trainingcoachingsamenwerken met collegarsquos in

Formatieve toetsing

Portfoliorsquos

Stages

Simulaties

Logboeken

Projecten

9 Nog een aanvullende opmerking of vraag

Masterthesis 87

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en

algemeen directeur

Labels met betrekking tot de mening van de functionarissen

1 Via reflectiemodulen

2 Toetsvormen

3 Meerdere modulen

4 Doen

5 Formulering prestatie-indicatoren

6 Verschillende niveaus

7 Tijdstip toetsing

8 Tonen en doen

9 Weten en weten hoe

10 Soorten modules

Labels met betrekking tot de verbetervoorstellen gedaan door de functionarissen

11 Formulering prestatie-indicatoren

12 Verschillende niveaus

13 Toetsvormen

14 Aanvulling Prestatie-indicatoren

15 Soort module

16 Tijdstip toetsing

17 Aantal prestatie-indicatoren

18 Onderwijsactiviteiten

19 Doen

Masterthesis 88

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader

Algemeen 3

1 Het begrip competentie 4

2 Doeleinden van assessment 4

3 Portfolio 8

31 De rol van het portfolio 8

32 Inhoud van het portfolio 8

33 De rol van feedback tijdens het portfolioproces 10

4 Assessment 12

41 Beoordelingsmomenten 12

42 Kwaliteitscriteria voor assessments 13

421 Validiteit 13

422 Betrouwbaarheid 14

423 Acceptatie 15

424 Uitvoerbaarheid 15

Literatuurlijst 17

Masterthesis 89

As

FOR

OF

FOR

AS

OF

FOR

OF

AS

OF

FOR

AS

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten

Omcirkel het juiste antwoord

(de juiste antwoorden zijn onderstreept)

1 Welke van onderstaande alternatieven is GEEN kenmerk van een competentie

A Competenties zijn contextgebonden

B Competenties zijn veranderlijk in de tijd

C Competenties zijn in eacuteeacuten keer te ontwikkelen

D Competenties staan in relatie tot elkaar

2 Wat wordt bedoeld met assessment

A Beoordelen van kennis en vaardigheden

B Beoordelen van competenties

C Beoordelen als de student startbekwaam is

D Beoordelen als de student geschikt is om een bepaalde opleiding te volgen

3 Welke figuur geeft de competentiegerichte assessmentpiramide weer

A B

Assessment Learning Assessment Learning

C D

Assessment Learning Assessment Learning

4 Wat hoort er NIET bij

Voor het maken van een ontwikkelingsportfolio is het noodzakelijk dat de student

A reflecteert op zijn sterke en zwakke punten

B tenminste eacuteeacuten informatiebron als bewijs gebruikt

C zich kwetsbaar openstelt

D verschillende aspecten van het persoonlijk functioneren demonstreert

5 Voor welk kwaliteitscriterium is het werken met meerdere assessoren belangrijk

A Validiteit

B Betrouwbaarheid

C Acceptatie

D Uitvoerbaarheid

======================0000000======================

Masterthesis 90

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

1 Relatie

opbouwen

kennismaken

de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak

voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen

te stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te vol-

doen worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om

te begrijpen waar de assessor

naar op zoek is

het gewenste niveau en de

criteria globaal en algemeen

worden getoetst

de student niet precies weet waar

de assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte)

van het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk

toepast om een indruk te krijgen van

het competentie- en hbo niveau van

de student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust

op verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende infor-

matie over zijn kunnen krijgt en

de assessor onvoldoende infor-

matie heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de

student overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar

kan aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan

ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo

LSD)

actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het

gesprek probeert te houden

bekend is met methodieken als

START en Turbo en die regelmatig

toepast om door te vragen op het

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de

student zelden of niet en de tijd

wordt voor een groot deel gevuld

met het bespreken van zaken die

al in het portfolio stonden of die

irrelevant zijn voor de

beoordeling

de student weet onvoldoende

Masterthesis 91

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

bekend is met de rol van examina-

torbeoordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod

laat komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

over zijn beheersingsniveau en

over de kennis of vaardigheden

attitudes die bij het compe-

tentieniveau horen en die nog

ontbreken

4 Relatie

bewijsstukken

beroepshan-

delingen en

beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen

mee te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdrie-

hoek waarin bewijzen beroepshande-

lingen en beoordelingscriteria structu-

reel met elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en

de beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van

de student op bruikbaarheid te

toetsen

5 Beoordelingstech

niek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van

de matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observe-

ren registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit

het portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze

over het oordeel en onderbouwing

informeert

de assessor toont een eenduidige

en transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed

kan toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld

aan concrete voorbeelden uit het

portfolio of CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke compe-

tenties en bijbehorend hbo-

niveau zijn aangetoond welke

niet of gedeeltelijk

7 Vastleggen

oordeel bevindingen toegankelijk vastlegt op

het daarvoor bestemde rapportage-

format

de wijze waarop het oordeel tot stand

is gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoor-

deelde competenties en hbo-

niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien

van toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van

bezwaar kan vinden en welke

stappen te nemen

(Oudkerk-Pool 2013)

Masterthesis 92

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek

De assessor

1 Relatie opbouwen kennismaken

11 stelt de student op zijn gemak

12 heeft een uitnodigende houding

13 Is alert op de aanwezigheid van eventuele weerstanden angst of onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

2 Gespreksstructuur

a Opening

21 legt het doel van het gesprek uit

22 bespreekt de procedure van het assessment

23 geeft de kandidaat de ruimte om vragen te stellen

24 deelt de inhoudelijke bevindingen over het portfolio met de kandidaat

b Midden

25 houd zich aan de structuur van het gesprek

26 geeft aan wanneer het vraaggedeelte (middengedeelte) van het CGI start

27 heeft zicht op het competentieniveau van de kandidaat

c Eind

28 geeft een onderbouwd oordeel

29 geeft de termijn waarbinnen de kandidaat de rapportage ontvangt en - indien van toepassing -

hoe die bezwaar kan aantekenen aan

210 geeft de vervolgprocedure aan

d Overall

211 Ontdekt in het middenaan het eind helemaal niet welke informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen

212 Het competentieniveau van de assessor is grondigglobaal getoetst

3 Houding

31 Demonstreert vooral de rol van een beoordelaarbegeleider

32 Benoemt het handelen van de kandidaat in termen van de gedragsindicatoren van de assessor

4 Gesprekstechnieken

a LSD

41 Luistert actief

42 Vraagt door

Masterthesis 93

De assessor

43 Vat samen

b Regie van het gesprek

44 Probeert dmv vragensamenvattingenonderbrekingen de regie in het gesprek te houden

45 Geeft de kandidaat weinigveel

ruimte voor uitweidingen

46 Onderbreekt de kandidaat zeldenmeestal

indien die teveel uitweidt

47 Vult de tijd voornamelijk met het bespreken van zaken die welniet in het porfolio staat

48 Bespreekt voornamelijk zaken die relevantirrelevant voor de beoordeling zijn

c START

49 Gaat in op de S-fase (situatie)

410 Gaat in op de T-fase (taak)

411 Gaat in op de A-fase (actie)

412 Gaat in op de R-fase (resultaat)

413 Gaat in op de T-fase (transfer)

5 Feedbackregels

51 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

52 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt

53 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

54 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

55 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

6 Omgaan met bezwaren

61 Hoort bezwaren aan

62 Vertelt waar de procedure van bezwaar opgevraagd kan worden

Doorhalen wat niet is geobserveerd

Bij de opleidingsdirecteur

Masterthesis 94

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment

Naam docent

Datum assessment 8 augustus 2014

Naam assessor

Assessmentniveau Getraind

Onderdeel 1 VRAAK-criteria

Item Oordeel Toelichting

1 De geleverde

bewijzen zijn

gevarieerd

2 De geleverde

bewijzen zijn

relevant

3 De geleverde

bewijzen zijn

authentiek

4 De geleverde

bewijzen zijn

actueel

5 Er zijn

voldoende

bewijzen per

gedragsindi-

cator

oordeel O (onvoldoende) of V (voldoende)

Masterthesis 95

Onderdeel 2 Beoordelingsdriehoek

Relatie met bewijs blijkt uit Relatie met beroepspraktijk blijkt uit

1 Relatie opbouwen kennismaken onvoldoendevoldoende

2 Gespreksstructuur

a Opening onvoldoendevoldoende

b Midden onvoldoendevoldoende

c Eind onvoldoendevoldoende

3 Gesprekstechniek

a START onvoldoendevoldoende

b TURBO onvoldoendevoldoende

c LSD onvoldoendevoldoende

4 Relatie bewijsstukken beroepshandelingen en beoordelingscriteria onvoldoendevoldoende

5 Beoordelingstechniek onvoldoendevoldoende

6 Feedback geven onvoldoendevoldoende

7 Vastleggen oordeel onvoldoendevoldoende

8 Omgaan met bezwaren (indien van toepassing) onvoldoendevoldoende

Eindoordeel (onvoldoende voldoende) ________________________________________

Handtekening Assessor

Masterthesis 96

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining

De eindopdracht is om te bewijzen dat u over de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor bezit Deze gedragsindicatoren zijn in onderstaand schema opgenomen Voor een

beter begrip van de onderstaande gedragsindicatoren wordt verwezen naar het deelnemers

materiaal van de assessorentraining waarin naast de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor ook die van een ongetrainde assessor en een expert zijn opgenomen

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

1 Relatie opbouwen

kennismaken de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen te

stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te voldoen

worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om te

begrijpen waar de assessor naar op

zoek is

het gewenste niveau en de criteria

globaal en algemeen worden

getoetst

de student niet precies weet waar de

assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte) van

het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk toepast

om een indruk te krijgen van het

competentie- en hbo niveau van de

student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust op

verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende informatie

over zijn kunnen krijgt en de

assessor onvoldoende informatie

heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de student

overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar kan

aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo LSD) actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het gesprek

probeert te houden

bekend is met methodieken als START

en Turbo en die regelmatig toepast om

door te vragen op het

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de student

zelden of niet en de tijd wordt voor

een groot deel gevuld met het

bespreken van zaken die al in het

portfolio stonden of die irrelevant

zijn voor de beoordeling

Masterthesis 97

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

bekend is met de rol van examinatorbe-

oordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod laat

komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

de student weet onvoldoende over

zijn beheersingsniveau en over de

kennis of vaardigheden attitudes

die bij het competentieniveau horen

en die nog ontbreken

4 Relatie bewijsstuk-

ken beroepshan-

delingen en beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen mee

te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdriehoek

waarin bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria structureel met

elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en de

beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van de

student op bruikbaarheid te toetsen

5 Beoordelingstechniek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van de

matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observeren

registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit het

portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze over

het oordeel en onderbouwing informeert

de assessor toont een eenduidige en

transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed kan

toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld aan

concrete voorbeelden uit het portfolio of

CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke competenties

en bijbehorend hbo-niveau zijn

aangetoond welke niet of

gedeeltelijk

7 Vastleggen oordeel2 bevindingen toegankelijk vastlegt op het

daarvoor bestemde rapportageformat

de wijze waarop het oordeel tot stand is

gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoordeelde

competenties en hbo-niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien van

toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden3

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van bezwaar

kan vinden en welke stappen te

nemen

Om de eindopdracht te maken mag gebruik gemaakt worden van de portfoliorsquos van de

afgestudeerde studenten van de SOOS Deze portfoliorsquos kunnen na afstemming met de

2 Het format om het oordeel vast te leggen is opgenomen in bijlage 1

3 De procedure is te vinden in het examenreglement

Masterthesis 98

opleidingsdirecteur in bruikleen worden gegeven om te oefenen Aangezien er niet zo veel

portfoliorsquos zijn is het verzoek om zoveel als mogelijk bij de SOOS te oefenen zodat de

portfoliorsquos niet meegenomen hoeven te worden

Het oefenen geschiedt samen met een mededeelnemer in de drie duogroepen en de ene

triogroep die tijdens de training zijn gevormd Het is de bedoeling dat elk groepslid eerst

individueel het portfolio beoordeelt waarna de assessmentgesprekken geoefend worden

Tijdens de assessmentgesprekken neemt elke deelnemer de rol van assessor en van student

aan

Aangezien tijdens het oefenen bewijzen voor het portfolio verzameld dienen te worden en die

bewijzen ook dienen te voldoen aan de VRAAK-criteria is het aan te bevelen niet met maar

eacuteeacuten studentportfolio te oefenen Hierdoor zal dan ook meer dan eacuteeacuten keer de rol van assessor

(en student) worden aangenomen

Aangezien deze training een onderzoek betreft dient er ook data verzameld te worden over

de wijze waarop de beoordeling van het portfolio is geschied Hiervoor is het noodzakelijk

dat elke deelnemer bij elke oefening ook een leerrapport schrijft conform het format dat is

opgenomen in bijlage 2 Het leerrapport dient gelijk na de oefening ingevuld te worden Het

is hierbij aan te bevelen dat de deelnemers die samen hebben geoefend elkaar helpen om het

leerrapport in te vullen De leerrapporten worden per email (querlynkromosoetonet)

ingeleverd en wel uiterlijk vrijdag 8 augustus

Het eindportfolio met daarin de bewijzen wordt ingeleverd op maandag 4 augustus 2014

Het assessment zal plaatsvinden op vrijdag 8 augustus 2014 Het assessment is een

peerassessment waarbij elke deelnemer een portfolio van een mededeelnemer krijgt om te

beoordelen Op vrijdag 8 augustus zal elke deelnemer dus de competenties van een assessor

demonstreren De beoordeling hiervan geschiedt conform dezelfde gedragsindicatoren die

zijn opgenomen in het schema op bladzijde 1-3 van dit document

De training is met goed gevolg afgerond indien

1 op maandag 4 augustus een portfolio wordt ingeleverd

2 uiterlijk vrijdag 8 augustus tenminste twee leerrapporten per email worden ingeleverd

3 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt ondergaan van een mededeelnemer op

basis van het eigen ingeleverde portfolio

4 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt afgenomen van een mededeelnemer op

basis van het ingeleverde portfolio van die mededeelnemer (de deelnemer heeft dus de

rol van assessor)

Masterthesis 99

Bijlage 12 Leerrapport

Criterium Vraag Antwoord

Relatie

opbouwen

Wat ging goed tijdens het opbouwen van de

relatie

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het opbouwen van de relatie

Structuur

assessment-

gesprek

(opening

midden en

eind)

Wat ging goed ten aanzien van de opening

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de opening het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het midden

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het midden van het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het eind van

het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het eind van het assessmentgesprek

Vraag- en

gespreks-

technieken

(START

turbo en

LSD)

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van START

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van START

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van turbo

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van turbo

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van LSD

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van LSD

Beoordelen

(WAKKER

Vraak en be-

oordelings-

driehoek)

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de WAKKER-methodiek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de WAKKER-methodiek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de vraaktechniek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de vraaktechniek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de beoordelingsdriehoek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de beoordelingsdriehoek

Masterthesis 100

Criterium Vraag Antwoord

Eindoordeel Wat ging goed tijdens het formuleren van het

eindoordeel

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het formuleren van het eindoordeel

Feedback-

regels

Wat ging goed tijdens het hanteren van de

feedbackregels

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het hanteren van de feedbackregels

Masterthesis 101

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en

feedbackregels

START-vragen

Wat was de situatie wat vond er plaats

wat was het probleem wie waren er betrokken

Wat was je rolfunctietaak wat was je opdrachtdoel

Wat deed je wat zei je welke techniek heb je gehanteerd

Wat gebeurde er wat was het resultaat hoe werd er gereageerd

Wat hebt je ervan geleerd zou je het weer zo doen

Kan je een vergelijkbare situatie noemen hoe zou je het een volgende keer

aanpakken (eventueel) Hoe zou je dit binnen de opleiding aanpakken

TURBO-vragen

1 Vergelijking Als je jezelf vergelijkt met je collegarsquos wie vind je dan het beste in het

analyseren van incidenten

2 Rangorde Op welke plaats zou jezelf staan als je een rangorde moet aanbrengen

mbthellip

3 Mening van anderen Wat vinden je collegarsquos van jouw manier van samenwerken En

op welke manier ga je met collegiale feedback om Waaruit wordt dat zichtbaar

4 ldquoStel dat vraagrdquo hier beschrijft de assessor de situatie en geeft de student aan wat

hijzij in dat geval zou doen

Feedbackregels

1 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

2 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt spreek daaruit vanuit jezelf (in

lsquoik zinnenrsquo)

3 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

4 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

5 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

Masterthesis 102

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

1 Interpersoonlijke competentie

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 Handelt eerlijk en oprecht ten

opzichte van medestudenten

en de docenten

Handelt in een gesimuleerde

beroepscontext objectief

Handelt objectief op de

werkplek

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

112 Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar onder

begeleiding

Schrijft en uit zich taalkun-

dig juist en verstaanbaar

zonder begeleiding

Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar op de

werkplek

13 De student gebruikt relevante informatie

113 Benoemt kernzaken Gebruikt de relevante

informatie bij het nemen van

beslissingen

Gebruikt de relevante informa-

tie bij het nemen van beslissin-

gen middels een praktijk-

opdracht binnen de organisatie

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

114 Identificeert problemen Demonstreert capabel te zijn

bij het oplossen van

problemen

Demonstreert capabel te zijn bij

het oplossen van problemen

middels een praktijkopdracht

binnen de organisatie

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

115 Is bekend met de gangbare

normen en waarden

Handelt conform de normen

en waarden

Stimuleert gewenst gedrag op

de werkplek

2 Organisatorische competentie

21 De student gaat methodisch te werk

211 Gebruikt hulpmiddelen

effectief

Gebruikt hulpmiddelen om

een bepaald resultaat te

bereiken

Gebruikt hulpmiddelen om een

bepaald resultaat te bereiken

binnen de organisatie

212 Is bekend met verschillende

werkwijzen

Hanteert een adequate

werkwijze om een bepaald

resultaat te bereiken

Hanteert een adequate werkwij-

ze om een bepaald resultaat te

bereiken binnen de organisatie

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 Stelt prioriteiten en past

timemanagement toe

Stelt een werkplan op Richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 Monitoort het werkplan Evalueert het werkplan Stelt het werkplan bij

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 Stelt teambelang boven eigen

belang kent en past sociale

vaardigheden toe

demonstreert sociale

vaardigheden

Levert een effectieve

bijdrage aan een groepstaak

Past de sociale vaardigheden

toe in teamverband

312 Levert een effectieve bijdrage

aan een groepstaak ter

beoordeling van de groep

Is verantwoordelijkheid voor

de te leveren bijdragen aan

een groepstaak

Is verantwoordelijk voor

groepsbeslissingen

313 Kent verschillende

samenwerkingsvormen

Demonstreert samenwer-

kingsvormen enof methoden

Komt middels samenwerkings-

vormen enof ndashmethoden tot

groepsbeslissingen

32 De student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve van de uit te voeren

werkzaamheden

Masterthesis 103

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

321 Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Neemt initiatieven in overleg

met de groep

322 Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

en staat open voor feedback

Onderhoudt contacten op een

verantwoordelijke wijze

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 Benoemt eigen sterkten en

zwakten

Blikt terug op zwakten om

die te verbeteren en sterkten

om die te ontwikkelen

Verbetert zwakten en ontwik-

kelt sterkten in de praktijk

412 Benoemt persoonlijke

kwaliteiten

Blikt terug op persoonlijke

kwaliteiten om die te

ontwikkelen

Ontwikkelt doelgericht

persoonlijke kwaliteiten in de

praktijk

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 Verslaat actuele

ontwikkelingen uit de

beroepscontext aan anderen

Vergelijkt actuele

ontwikkelingen uit de eigen

beroepscontext met die van

anderen

Benoemt tenminste eacuteeacuten nieuwe

ontwikkeling in de

beroepscontext

422 Formuleert leervragen om aan

informatie te komen over

actuele ontwikkelingen bij

anderen

Formuleert leervragen om

aan informatie te komen

over actuele ontwikkelingen

in het beroep

Beschrijft het proces van de

actuele ontwikkeling in de

beroepscontext

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 Vertelt over het eigen

handelen in de beroepscontext

Blikt terug op het eigen han-

delen in de beroepscontext

en verbetert die

Ontwikkelt het eigen handelen

in de beroepscontext verder

432 Benoemt de eigen zwakten en

sterkten in de beroepscontext

Blikt terug op de eigen

zwakten en sterkten in de be-

roepscontext en verbetert die

Verbetert de eigen zwakten en

ontwikkelt de eigen sterkten in

de beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 Toetst een administratie op

betrouwbaarheid

volledigheid en tijdige

vastlegging

Draagt bij aan een adequate

inrichting van de

administratie en

administratieve processen

Draagt bij aan een

betrouwbare volledige en

tijdige vastlegging van de

bedrijfsadministratie in de

beroepscontext

512 Werkt financieumlle

administratieve problemen uit

Analyseert cases over

financieumlle administratieve

problemen

Adviseert bij financieumlle

administratieve problemen in

de beroepscontext

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 Analyseert de interne en

externe omgeving van een

organisatie onder begeleiding

Analyseert de interne en de

externe omgeving van een

organisatie zelfstandig

Analyseert de interne en

externe omgeving in de

beroepscontext

522 Formuleert organisatiedoelen

en strategieeumln

Implementeert organisa-

tiedoelen en strategieeumln in

projecten en simulaties

Analyseert organisatiedoelen

en strategieeumln in de

beroepscontext

523 Onderscheidt de verschillende

organisatiestelsels en ndashtypen

Richt de personele en

organieke structuur van een

organisatie in

Brengt adviezen uit met betrek-

king tot de personele en

organieke structuur in de

beroepscontext

Masterthesis 104

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

524 Kent en meet zowel de finan-

cieumlle als de niet financieumlle

prestaties van een organisatie

Analyseert en trekt conclu-

sies op basis van financieumlle

en niet financieumlle prestaties

Brengt adviezen uit op basis

van onderbouwde analyses in

de beroepscontext

525 Onderscheidt de verschillende

leiderschapsstijlen en weet op

welke manier competent

leiding gegeven kan worden

Geeft op een competente

wijze leiding in simulaties of

projecten

Geeft op een competente wijze

leiding in de beroepscontext

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 Beheerst economische

theorieeumln

Gebruikt economische

theorieeumln in simulaties of

projecten

Gebruikt economische

theorieeumln in de beroepscontext

532 Kent de economische ontwik-

kelingen die van invloed kun-

nen zijn op een organisatie

Blijft op de hoogte van

economische ontwikkelingen

Speelt in op de economische

ontwikkelingen in de

beroepscontext

533 Lost economische

vraagstukken op

Lost geiumlntegreerde

economische vraagstukken

in een concrete situatie op

Lost economische vraagstuk-

ken in de beroepscontext op en

adviseert daarbij

534 Beheerst de basiskennis over

micro- en macro-economische

vraagstukken

Schrijft beleidsnotarsquos over

micro- en macro-

economische vraagstukken

Draagt oplossingsmodellen aan

over micro- en macro-econo-

mische vraagstukken uit de

beroepscontext

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 Stelt plannen begrotingen en

budgetten samen

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten in

projecten of simulaties

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten uit de

beroepscontext

542 Stelt onderdelen van een

jaarrekening samen

Analyseert jaarrekeningen Stelt een jaarrekening in de

beroepscontext samen en

analyseert deze

543 Maakt een integrale

kostprijsberekening

Maakt kostprijsberekeningen

volgens verschillende

methoden

Maakt kostprijsberekeningen in

de beroepscontext

544 Maakt financieumlle calculaties Formuleert aan de hand van

financieumlle calculaties

beleidsbeslissingen

Adviseert over te nemen

beleidsbeslissingen op basis

van financieumlle calculaties

545 Identificeert investerings- en

financieringsproblemen

Formuleert passende

antwoorden op investerings-

en financieringsproblemen

Formuleert passende antwoor-

den op investerings- en finan-

cieringsproblemen uit de

beroepscontext

546 Onderscheidt de verschillende

rechtsvormen

Relateert (financieumlle)

vraagstukken aan de

rechtsvorm

Relateert (financieumlle) vraag-

stukken uit de beroepscontext

aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student gaat consistent en effectief om met (detail)informatie

611 Selecteert informatie om

taken correct uit te voeren

Controleert als de

geselecteerde informatie

consistent is gebruikt bij de

uitvoering van taken

Is kritisch en alert bij het ge-

bruiken van (detail)informatie

in de beroepsuitoefening

612 Brengt (detail)informatie in

kaart

Gebruikt (detail)informatie

effectief

Gebruikt (detail)informatie

effectief bij analyses in de

beroepsuitoefening

613 Voert instructies uit Werkt instructies foutloos uit Voert instructies foutloos en

consistent uit bij de

beroepsuitoefening

Masterthesis 105

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

62 De student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en de cultuur waarin men werkt

621 Kent voldoende normen

waarden en omgangsregels

die gelden voor de functie en

de cultuur waarin men werkt

Past de normen waarden en

omgangsregels toe tijdens

het eigen handelen

Past de normen waarden en

omgangsregels toe binnen de

beroepsuitoefening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 Kent kwaliteitsnormen van

organisaties

Houdt rekening met de

kwaliteitsnormen bij de

uitoefening van opdrachten

Houdt voortdurend rekening

met de kwaliteitsnormen bij de

beroepsuitoefening

632 Verbetert de kwaliteit van het

eigen werk

Waarborgt de kwaliteit van

het eigen werk

Waarborgt continu de kwaliteit

van het eigen werk zoals de

organisatie dat voorschrijft

633 Evalueert en verbetert

voorgeschreven instructies

naar eigen inzichten

Evalueert samen met

collegarsquos voorgeschreven

instructies

Beoordeelt ontvangen feedback

van collegarsquos over de kwaliteit

van het werk op bruikbaarheid

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te bereiken

641 Formuleert doelen met

betrekking tot de eigen

werkzaamheden en stelt

daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de eigen werk-

zaamheden bij groepstaken

en stelt daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de uit te voeren

werkzaamheden op de

werkplek en stelt daarbij

prioriteiten

642 Maakt actieplannen om een

bepaald doel te bereiken en

geeft aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen

worden

Maakt samen met anderen

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke

middelen die gerealiseerd

zullen worden

Maakt samen met collegarsquos

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen worden

643 Formuleert doelen en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert doelen voor

groepstaken en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert samen met colle-

garsquos doelen voor groepstaken

en een stappenplan hoe deze te

realiseren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden

Bewaakt de uitvoering van

de eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden bij

groepstaken

Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden en die

van de medewerkers

66 De student doet onderzoek

661 Past basisonderzoeks-

technieken toe in een

eenvoudig onderzoek

Voert een kwalitatief en

kwantitatief onderzoek

volledig uit en rapporteert

daarover

Voert een complex

praktijkonderzoek volledig uit

en rapporteert daarover

Masterthesis 106

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief

Training assessoren

Een goede planning is het halve werk Deze slagzin heeft ook vanaf de oprichting van de

SOOS centraal gestaan bij de bedrijfsvoering Succesvolle innovatieve bedrijven hebben een

open bedrijfscultuur met nieuwsgierige en leergierige medewerkers Ze zijn niet naar binnen

gericht maar kijken om zich heen In het kader van professionalisering bij de SOOS heeft

mw drs Q Hidalgo in de maanden juni juli en augustus 2014 een training assessoren

ontwikkeld en verzorgd met als doel middels gerichte training oefening en feedback bij te

dragen aan de competenties van de assessordocent van de COE De volgende docenten van

de SOOS hebben de training succesvol gevolgd Mw Adams Mw Bhaggoe Mw Dankerlui

Mw Lunes Mw Pocorni Mw Ramdin Mw Rosario Mw Rotsburg en Dhr Telgt Op de

foto overhandigt de voorzitter van het bestuur van de SOOS mw Irene Van Dijk-Hankers

het certificaat aan mw Rotsburg De trainer Querlyn Hidalgo kijkt toe

Page 5: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht

Masterthesis 4

433 Gerichte oefening van de docenten onderling 36

434 Brainstormen van docenten 37

44 Programma van eisen 37

5 Onderzoeksopzet 38

51 Centrale vraag en deelvragen 38

52 Onderzoekstype 39

521 Actieonderzoek 39

522 Effectonderzoek 40

53 Populatie 41

54 Dataverzameling en onderzoeksinstrumenten 41

541 Toename kennisniveau docenten 41

542 Toename ontwikkelingsniveau competenties assessor bij docenten 41

543 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments 42

55 Validiteit en betrouwbaarheid 43

551 Validiteit 43

552 Betrouwbaarheid 44

6 Resultaten van het onderzoek 45

61 Het effect van het product 45

611 Informeren van docenten 45

612 Assessorentraining 46

613 Aangepast competentieprofiel 54

62 Het effect van het proces 58

7 Conclusies aanbevelingen en discussie 59

71 Conclusies 59

72 Aanbevelingen 61

73 Discussie 62

8 Implementatie plan 64

81 Implementatietheorie 64

82 Stakeholders 65

83 Sociaal kapitaal en capacity building 65

84 Stappenplan 66

Lijst van geraadpleegde bronnen 67

Bijlagenoverzicht 71

Masterthesis 5

Samenvatting

De Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (SOOS) heeft twee hbo-opleidingen

namelijk de marketing en managementopleiding (MeM) en de Certificaatopleiding Economie

(COE) In tegenstelling tot de COE komen bij de MeM wel praktijkopdrachten simulaties en

stages voor Dit is de directe aanleiding geweest om tijdens een analyseonderzoek na te gaan

in welke mate de toetsvormen bij de COE aansluiten bij het competentiegerichte karakter van

de opleiding De conclusie uit dit onderzoek is geweest dat de toetsvormen geen competenties

toetsen maar geiumlsoleerde kennis en vaardigheden Uitgaande hiervan is een interventieon-

derzoek gedaan met als centrale probleemstelling lsquokunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOSrsquo

Uit het literatuuronderzoek is naar voren gekomen dat een assessor een portfolio dient te

beoordelen uitgaande van de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van

de bewijzen en de relatie tussen de bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscriteria

Ook dient een assessor een criteriumgericht interview af te nemen waarbij de START-

techniek LSD-techniek en turbo-vragen gehanteerd worden Middels een actieonderzoek is

nagegaan als het mogelijk is om een toename in het ontwikkelingsniveau van de

competenties van de docent als assessor te weeg te brengen Het meten van de toename is

gekwalificeerd als een effectonderzoek

Bij de docenten is er een toename geweest in het kennisniveau over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waarbij het gemiddeld toetscijfer bij het tweede meetmoment is ge-

stegen van 44 naar 62 Zowel tijdens het eerste als het tweede meetmoment zijn er turbo-

vragen gesteld zijn de vraak-criteria gehanteerd en is de LSD-techniek gedemonstreerd

Verder is er tijdens het eerste moment niet gelet op de relatie tussen de bewijzen beroeps-

handelingen en beoordelingscriteria terwijl dat wel het geval is geweest bij het tweede

meetmoment Ook is geconstateerd dat bij het eerste meetmoment de taakfase van de

START-techniek niet aan de orde is geweest terwijl bij het tweede meetmoment alle fasen

van deze techniek aan de orde zijn geweest Verder is tijdens het eerste meetmoment geen

feedback gegeven terwijl dat wel gedaan is tijdens het tweede meetmoment met het in acht

nemen van de feedbackregels en de focus op de inhoud van het portfolio Uitgaande van deze

resultaten kan als conclusie van het interventieonderzoek worden gesteld dat gerichte training

en oefening een bijdrage kunnen leveren aan de competenties als assessor van de docenten

Als aanbevelingen worden gedaan het verder informeren van de docenten over het implemen-

tatieplan het organiseren van vervolgworkshops het instellen van een focusgroep en het

doen van analyseonderzoek voor het verder in kaart brengen van de te ontwikkelen compe-

tenties bij de studenten en het instellen van een community of learners De verbeterpunten die

tijdens de discussie naar voren zijn gekomen hebben betrekking op de ecologische validiteit

de vergelijkbaarheid van de resultaten van de voor- en nameting de controle van de ontwik-

kelde instrumenten en de afstemming met de observatoren tijdens het interventieonderzoek

Masterthesis 6

1 Inleiding

De Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (SOOS) is opgericht op 25 april 2002

en is in april 2003 begonnen met haar bedrijfsactiviteiten De visie van de SOOS is om het

innovatieve instituut te zijn dat met nationaal en internationaal geaccepteerde kwalitatief

goede onderwijsproducten en een betrokken team de Surinaamse markt waarin opleidingen

worden aangeboden overneemt De SOOS heeft als missie om een Surinaams kwaliteits-

waarborgend instituut te zijn dat burgers vormt om optimaal te functioneren in de

maatschappij door marktgericht en klantgericht op maat ontwikkelde onderwijsproducten aan

te bieden waarbij gebruik wordt gemaakt van proactieve innovatieve en integere

medewerkers (Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname [SOOS] 2013a)

Uit het bedrijfsprofiel van de SOOS (2013a) is af te leiden dat de diensten van de SOOS

worden onderscheiden in enerzijds projecten die met name bestaan uit het ontwikkelen en het

verzorgen van trainingen in opdracht van bedrijven organisaties en de overheid en anderzijds

opleidingen In het kader van dit onderzoek staan de opleidingen centraal waarop hieronder

kort wordt ingegaan

In 2008 is de wet voor het instellen van een Nationaal Orgaan Voor Accreditatie (NOVA) in

werking getreden waarna in 2009 het kwartierteam Interim NOVA is ingesteld Dit kwartier-

team is ertoe overgegaan om opleidingen vallende onder het hoger onderwijs een erkenning

van bestaan te verlenen mits deze voldeden aan de daartoe gestelde eisen De SOOS heeft in

juli 2010 de erkenning van bestaan verkregen voor de Marketing en Managementopleiding

(MeM) en in oktober 2010 voor de Certificaatopleiding Economie (COE) In oktober 2010 is

de SOOS gestart met de MeM die opleidt tot (assistent) marketingmanager en in maart 2011

met de COE die opleidt tot financieel analist

In juni 2011 is de Accreditatieraad ingesteld onder wiens toezicht de accreditatiekaders in

samenspraak met de hoger onderwijsinstituten zijn samengesteld De publicatie heeft plaats-

gevonden in het staatsblad van de Republiek Suriname op 26 maart en 2 april 2013 Met deze

publicatie is de weg opengesteld voor de hoger onderwijsinstituten om de accreditatie aan te

vragen In de accreditatiekaders van NOVA (Nationaal Orgaan voor Accreditatie [NOVA]

2012) is aangegeven dat de opleiding dient aan te tonen dat er een systeem van beoordeling

en toetsing is waarmee wordt nagegaan of de individuele student ook inderdaad over de

beoogde eindkwalificaties beschikt In tabel 11 zijn de toetsvormen die bij de verschillende

modules van de SOOS worden gehanteerd voor de MeM opleiding en de COE weergegeven

Tabel 11 Overzicht van het aantal modules per toetsvorm bij de MeM en de COE

Toetsvorm MeM COE

Schriftelijk tentamen 17 16

Schriftelijke (groeps)opdracht 16 18

(Groeps)presentatie 3 3

Mondelinge toets 5 1

Rollenspel 2

Masterthesis 7

Toetsvorm MeM COE

Onderlinge beoordeling 2 1

Praktijkopdracht 4

Poster 1

Briefnotulen 2

Discussiedebat 2

Portfolio 11 6

Project 4 5

Reflectie 10

Simulatie 2

Stage 1

Werkverslag 1

Persoonlijk beroepsmatig handelen 2 1

Scriptie 1 1

Totaal 85 53

(SOOS 2013b 2013c)

Uit tabel 11 blijkt dat er bij de MeM een veel grotere variatie aan toetsvormen verspreid over

de verschillende modules is dan bij de COE Daarnaast zijn er bij de MeM in tegenstelling

tot de COE ook toetsvormen als praktijkopdrachten simulatie en stage opgenomen die de

relatie met de beroepspraktijk betreffen Aangezien door NOVA (2012) duidelijk wordt ge-

steld dat hbo-opleidingen dienen aan te tonen dat de studenten daadwerkelijk kunnen functio-

neren in het beroep waarvoor zij worden opgeleid is het gemis van deze toetsvormen bij de

COE dan ook de aanleiding geweest voor een analyseonderzoek waarbij is nagegaan of en

hoe de toetsvormen bij de COE mogelijkerwijs dan wel aansluiten op de beoogde

eindkwalificaties

De beoogde eindkwalificaties zijn bij de SOOS weergegeven in het competentieprofiel van

de opleiding De competenties van de opleidingen van de SOOS worden verdeeld in alge-

mene competenties en de beroepsgerichte competenties De algemene competenties gelden

voor alle hbo-opleidingen van de SOOS terwijl de beroepsgerichte competenties afgestemd

zijn op het beroep waarvoor een hbo-opleiding opleidt De algemene competenties zijn

onderverdeeld in vier categorieeumln en de beroepsgerichte competenties in twee categorieeumln In

schema 11 zijn de zes categorieeumln van de competenties van de COE weergegeven

Schema 11 Algemene en beroepsgerichte competenties van de COE

Algemene competenties

1 Interpersoonlijke competentie

Een financieel analist die interpersoonlijk competent is schept een cooumlperatieve en open sfeer is

een rolmodel en brengt een open communicatie tot stand

2 Organisatorische competentie

Een financieel analist die organisatorisch competent is zorgt voor een ordelijke en doelmatige

werkplek en stemt de werkzaamheden op elkaar af

4 Competentie in het reflecteren

Een financieel analist die competent is in het reflecteren neemt initiatief om op de hoogte te

blijven van ontwikkelingen in het beroep en werkt samen met collegae om zijn handelen

Masterthesis 8

systematisch te kunnen verbeteren

Beroepsgerichte competenties

5 Vakspecifieke competentie

Een financieel analist die vakcompetent is verzamelt verwerkt en analyseert financieumlle

administratieve en economische gegevens aan de hand waarvan het management wordt

geadviseerd

6 Beroepsspecifieke competentie

Een financieel analist die beroepscompetent is kan volwaardig en zelfstandig functioneren

(Overgenomen van SOOS 2013d)

Uitgaande van hetgeen hierboven is beschreven heeft tijdens het analyseonderzoek de

volgende probleemstelling centraal gestaan in welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleiding

Het analyseonderzoek heeft als doel gehad om in kaart te brengen hoe de beoogde

competenties van de COE getoetst worden om op basis hiervan een interventie te doen die

moet bijdrage dat bij de COE inderdaad een systeem van toetsen wordt ingevoerd waarmee

de beoogde eindkwalificaties bij de studenten wordt gerealiseerd

Dit onderzoek is in twee delen uitgevoerd Het eerste deel betreft een analyseonderzoek

waarin de bovenstaande centrale vraag is onderzocht De resultaten van dit analyseonderzoek

zijn beschreven in hoofdstuk 2 Uitgaande van de conclusies van het analyseonderzoek heeft

vervolgens een interventieonderzoek plaatsgehad Het theoretisch kader van dit

interventieonderzoek is opgenomen in hoofdstuk 3 terwijl de beschrijving van de interventie

met het bijbehorende programma van eisen in hoofdstuk 4 is opgenomen De centrale

vraagstelling van het interventieonderzoek en de wijze waarop het interventieonderzoek is

uitgevoerd zijn beschreven in hoofdstuk 5 gevolgd door de onderzoeksresultaten in

hoofdstuk 6 De conclusies naar de effectiviteit van de gepleegde interventie de daaraan

gekoppelde aanbevelingen en de discussie met betrekking tot het verloop van de interventie

en het onderzoek zijn opgenomen in hoofdstuk 7 Deze thesis wordt tenslotte afgesloten met

het implementatieplan in hoofdstuk 8

Masterthesis 9

2 Korte weergave analyseonderzoek

In dit hoofdstuk wordt er een korte weergave gegeven van het analyseonderzoek In 21 wordt

ingegaan op de vraagstelling en onderzoeksopzet in 22 worden de resultaten van het

analyseonderzoek kort beschreven in 23 worden de conclusies van het onderzoek

beschreven en in 24 wordt de keuze voor de interventie verantwoord

21 Onderzoeksvraag en -opzet

De onderzoeksvraag van het analyseonderzoek luidt als volgt ldquoIn welke mate sluiten de

toetsvormen van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo In het

kader van dit onderzoek is een competentie gedefinieerd als een samenhangend geheel van

kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich met het oog op de toekomstige

uit te voeren beroepstaken door middel van concrete handelingen in de beroepscontext

gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere competenties ontwikkelt In het

theoretisch kader in hoofdstuk 3 wordt hier verder op ingegaan Om de onderzoeksvraag te

beantwoorden is er kwalitatief explorerend onderzoek gedaan waarbij bestaand materiaal is

geanalyseerd en interviews zijn afgenomen verwerkt en geanalyseerd De algemeen

directeur de opleidingsmanager en dertien COE docenten zijn hierbij geiumlnterviewd

211 Analyse bestaand materiaal

In november - december 2013 zijn de studiegids en het lesmateriaal van de zevenendertig

modules van de COE geanalyseerd Hierbij is er een inhoudsanalyse gedaan waarbij de

leerdoelen en de toetsvormen per module zijn verzameld In bijlage 2 is het

onderzoeksinstrument opgenomen dat gebruikt is om de benodigde informatie uit de

studiegids en het lesmateriaal te verzamelen

Om de geldigheid van de onderzoeksresultaten te kunnen garanderen zijn de

onderzoeksresultaten via email verstuurd naar de docenten zodat zij aanvullingen op enof

correcties konden plegen aan de geiumldentificeerde toetsvormen Deze controle was

noodzakelijk omdat de toetsvormen die aan de hand van de studiegids waren geiumldentificeerd

bij een vijftal modules verschilden van de toetsvormen die aan de hand van het bestaand

materiaal waren geiumldentificeerd De resultaten die zijn geanalyseerd zijn die na de controle

van de resultaten door de docenten

Bij de data-analyse zijn de prestatie-indicatoren uit het competentieprofiel als labels gebruikt

Hierbij is aan de hand van de leerstofaanduiding in het leerdoel nagegaan welk leerdoel

overeenkomt met welke prestatie-indicator Drie van de 154 leerdoelen konden aan de hand

van de leerstofaanduiding niet geplaatst worden bij een prestatie-indicator Deze drie

leerdoelen zijn buiten beschouwing gelaten bij de verdere analyse Naast het leerdoel is de

module waarop het leerdoel betrekking heeft ook gelijk opgenomen in dit overzicht Het

resultaat van deze fase is een overzicht geweest waaruit aan de hand van de leerdoelen is af

Masterthesis 10

te leiden welke competenties in casu prestatie-indicatoren in welke modules getoetst

worden

In de tweede fase van de analyse zijn in hetzelfde overzicht als hierboven genoemd de

toetsvormen naast een leerdoel ingevuld Bij deze fase bleek dat in drie gevallen aan de hand

van de omschrijving van de toetsvorm niet af te leiden was als de prestatie-indicator

daadwerkelijk getoetst werd Hierbij was het noodzakelijk om weer aanvullende data te

verzamelen uit het lesmateriaal waarbij met name de opdrachten en de beoordelingstabellen

de benodigd aanvullende data hebben opgeleverd Uit deze analysefase zijn uiteindelijk zes

overzichten voor elke competentiecategorie (interpersoonlijk organisatorisch samenwerken

reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) eacuteeacuten voortgekomen waarin per prestatie-

indicator de leerdoelen met bijbehorende toetsvorm en de betreffende module zijn

opgenomen Deze overzichten zijn voor de verkorte weergave samengevat in paragraaf 221

schema 21 waarin per competentiecategorie de toetsvormen zijn weergegeven

222 Interviews

In december 2013 zijn er interviews gehouden met de relevante actoren namelijk de

opleidingsmanager COE de algemeen directeur en dertien COE docenten

Het interview met de opleidingsmanager en de algemeen directeur heeft vooral gefocust op

hun visie op het totaal overzicht aan toetsvormen zoals verkregen uit de analyse van het

bestaand materiaal Met de interviews met de docenten is beoogd om inzicht te krijgen over

hoe de docenten denken over het competentiegericht opleiden en toetsen bij de COE De

gehanteerde interviewvragenlijsten zijn opgenomen in bijlage 3 (algemeen directeur en

opleidingsmanager) en bijlage 4 (docenten)

Interview opleidingsmanager en algemeen directeur

De interviews met de opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn schriftelijk

afgenomen waarbij de geiumlnterviewden hun antwoorden in een speciaal daarvoor bestemd

antwoordenblad hebben ingevuld (zie bijlage 3) Schriftelijke interviews hebben als voordeel

dat de respondenten het kunnen invullen op een tijdstip dat hen het beste uitkomt en dat die

daarbij kunnen nadenken over de antwoorden (Baarda De Goede amp Teunissen 2009) Dit

voordeel was in dit geval doorslaggevend voor de keuze om het interview schriftelijk af te

nemen aangezien het competentieprofiel van de COE uit zes hoofdcompetenties bestaat die

verdeeld zijn in 23 sub-competenties met in totaal 81 prestatie-indicatoren

De eerste stap bij de data-analyse is het labelen geweest Hierbij is eerst het interview van de

opleidingsmanager gelabeld waarbij er negentien labels zijn gevormd waarvan enkele zowel

in positieve als in negatieve zin voorkomen Bij het labelen is vooral naar de inhoud van de

antwoorden gekeken Het doel van het interview was vooral om een beeld te krijgen van de

visie van de opleidingsmanager en de algemeen directeur op de mate waarin de toetsvormen

aansluiten op de competenties hetgeen centraal heeft gestaan in dit analyseonderzoek De

labels zijn zodanig gekozen dat de redenen waarom de functionarissen van mening zijn dat

een bepaalde prestatie-indicator al dan niet getoetst wordt in de verschillende modules van de

Masterthesis 11

opleiding tot uiting komen De bij het interview van de opleidingsmanager geiumldentificeerde

labels zijn ook te gebruiken geweest bij de data van de algemeen directeur

De labels zijn opgenomen in bijlage 5 Bij het labelen is er voor gekozen om de fragmenten

die betrekking hadden op de mening van de opleidingsmanager en de algemeen directeur

over de huidige wijze waarop er getoetst wordt bij de COE duidelijk te onderscheiden van de

verbetervoorstellen die deze functionarissen hebben aangedragen over de toetsing Hiervoor

is gekozen zodat bij het definieumlren van de uiteindelijke themarsquos mee kan worden genomen of

een bepaalde label niet alleen iets zegt over de wijze van toetsing maar ook over de wijze

van verbetering Uiteindelijk zijn de twee groepen van labels wel samengevoegd en vervol-

gens geordend waarbij de labels met een gemeenschappelijk kenmerk bij elkaar zijn geplaatst

onder een bepaald thema Uiteindelijk zijn er hieruit zeven themarsquos als resultaat

voortgekomen waarop verder in paragraaf 222 onderzoeksresultaten wordt ingegaan

Interviews docenten

De interviews met de docenten zijn mondeling afgenomen waarbij gebruik is gemaakt van

een taperecorder en een logboek Aan alle COE docenten is gevraagd om een interview van

af te nemen waarbij eacuteeacuten docent niet heeft kunnen deelnemen aan het onderzoek In totaal zijn

er dertien docenten geiumlnterviewd De dataverwerking is begonnen met het uitschrijven van de

interviews vervolgens zijn deze uitgeschreven teksten verdeeld in relevante tekstfragmenten

waarbij elk fragment gelabeld is Vervolgens zijn de dertien gelabelde overzichten van

tekstfragmenten horizontaal geanalyseerd Hiermee wordt bedoeld dat uit elke tekst naar

kernbegrippen is gezocht die inzicht geven over

1 De omschrijving die een docent geeft over het competentiebegrip

2 De wijze waarop een docent aandacht heeft voor de competentieontwikkeling van de

student

3 De wijze waarop een docent meent een bepaalde competentie te toetsen

4 De mogelijke ondersteuning die een docent kan geven aan een meer

competentiegerichte toetsing bij de COE

Het resultaat van de hierboven beschreven analyse is verkort weergegeven in schema 24 en

schema 25

22 Korte weergave onderzoeksresultaten

De onderzoeksresultaten worden weergegeven voor het bestaand materiaal en de afgenomen

interviews

221 Bestaand materiaal

In schema 21 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing van de

algemene competenties bij de COE plaatsvindt De algemene competenties zijn de interper-

soonlijke competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken en

de competenties in het reflecteren In onderstaand schema zijn de toetsvormen die in de

Masterthesis 12

praktijksituaties plaatsvinden in het rood aangegeven en de toetsvormen die een simulatie van

de praktijksituatie zijn in het blauw

Schema 21 Huidige toetsing algemene competenties COE

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

11 De student gaat op

een rechtvaardige

manier om met

mensen

Reflectieverslag

Portfolio

21 De student gaat

methodisch te werk

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Projectplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Schriftelijk

tentamen

Projectverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Word verslag

Powerpoint-

presentatie

Internettoets

Computerboek-

houdentoets

SPSS codeboek

31 De student

functioneert als vol-

waardig groepslid

Reflectieverslag

Portfolio

Onderlinge beoor-

deling groepsleden

Vergaderingen

41 De student reflecteert

op het persoonlijk

functioneren

Persoonlijk

ontwikkelingsplan

Reflectieverslag

Portfolio

12 De student communi-

ceert schriftelijk

mondeling en non-

verbaal

Brieven en notulen

Rapportagetechnie

ken

Reflectieverslag

Portfolio

Presentatie

Gesprekken

Vergaderingen

Vragenronde

22 De student brengt

structuur aan in het

werk

Presentatie

Individuele tijds-

verantwoording

Afstudeerplan

Persoonlijk be-

roepsmatig han-

delen (afstuderen)

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

Afstudeerplan

Onderzoeksrapport

32 De student onder-

houdt contacten na-

mens de organisatie

op een verantwoor-

delijke en zorgvul-

dige wijze

Reflectieverslag

Portfolio

42 De student reflecteert

op de eigen kennis-

ontwikkeling

Reflectieverslag

Portfolio

Afstudeerscriptie

Presentatie

13 De student gebruikt

relevante informatie

Onderzoeksrapport

Afstudeerscriptie

Reflectieverslag

Portfolio

SPSS codeboek

23 De student contro-

leert activiteiten op

voortgang

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

43 De student reflecteert

op het persoonlijk

handelen in de

beroepscontext

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 13

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

14 De student werkt

voor een probleem-

situatie bruikbare

oplossingen uit

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Reflectieverslag

Portfolio

15 De student demon-

streert verantwoorde

gedragspatronen

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 21 blijkt dat elke algemene competentie bij de COE middels een reflectieverslag

en portfolio getoetst wordt Deze toetsing is (pas) in de afstudeerfase van de opleiding

waarbij de studenten tijdens het afstudeeronderzoek (in bovenstaand schema aangeduid als

afstudeerscriptie) bewijzen verzamelen die hun competentieniveau dienen aan te tonen Deze

bewijzen worden geplaatst in een portfolio terwijl de beschrijving in het reflectieverslag

geschiedt Tijdens de afstudeerscriptie vindt er dus een daadwerkelijke toetsing in de prak-

tijksituatie plaats aangezien er een praktijkonderzoek wordt gedaan De afstudeerscriptie het

reflectieverslag en het portfolio zijn in bovenstaand schema in het rood opgenomen

Verder blijkt uit schema 21 ook dat alleen bij de competenties 12 en 31 er een simulatieop-

dracht is als toetsvorm Deze simulatieopdrachten zijn in het blauw aangegeven Bij de overi-

ge toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van competenties

In schema 22 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing bij de

COE plaatsvindt van de beroepsgerichte competenties De beroepsgerichte competenties

omvatten de vakspecifieke en de beroepsspecifieke competenties Naast de in schema 22

opgenomen toetsvormen kan de toetsing van de vakspecifieke competenties ook

plaatsvinden indien de student een afstudeeronderwerp heeft die op een bepaalde competentie

betrekking heeft De toetsvormen zijn dan afstudeerscriptie reflectieverslag en portfolio Ook

is het mogelijk dat de toetsing van deze vakcompetenties middels een verslag van de

uitgevoerde werkzaamheden plaatsvindt als blijkt dat de student werkzaamheden uitoefent

waarbij een bepaalde competentie gedemonstreerd kan worden

Schema 22 Huidige toetsing beroepsgerichte competenties COE

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

51 De student levert administratieve informatie ten

behoeve van de bedrijfsvoering

Cases

Praktijkopdracht

Reflectieverslag

Computerboekhouden opdracht simulatie

Schriftelijk tentamen

61 De student kan consistent en effectief omgaan met

detailinformatie

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 14

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

52 De student richt een organisatie in en bestuurt

deze

Marketingplan

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

Presentatie

62 De student houdt zich aan de normen waarden en

omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

Reflectieverslag

Portfolio

53 De student verwerkt en analyseert economische

gegevens

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

Reflectieverslag

Portfolio

54 De student brengt de financieumlle problematiek in

kaart

Schriftelijk tentamen

Projectverslag

Cases

Verslag

Reflectieverslag

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft

benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

Reflectieverslag

Portfolio

65 De student bewaakt de voortgang van processen

taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt

de eigen werkzaam- en verantwoordelijkheden

Reflectieverslag

Portfolio

66 De student doet onderzoek

Schriftelijk tentamen

Onderzoeksplan

Onderzoeksrapport

Afstudeerplan

Afstudeerscriptie

SPSS codeboek

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 22 blijkt dat elke vakcompetentie middels een reflectieverslag getoetst wordt Dit

reflectieverslag is in de hoofdfase van de opleiding en wordt geschreven aan de hand van de

praktijksituatie Op alle beroepsspecifieke competenties wordt twee keer gereflecteerd de

eerste keer bij het verslag dat geschreven wordt op de uitgevoerde werkzaamheden in de

praktijk en de tweede keer bij de afstudeerscriptie Deze reflecties vinden (pas) plaats in de

afstudeerfase van de opleiding De portfolio die ook bij elke beroepsspecifieke competentie

is genoemd heeft net als bij de algemene competenties ook betrekking op de afstudeerfase

Bij de overige toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van

competenties

Samenvattend kan worden aangegeven dat met uitzondering van de afstudeerscriptie (en het

daarbij behorend reflectieverslag en portfolio) en het werkverslag er geen toetsing van de

competenties in de beroepspraktijk plaatsvindt bij de COE De meeste toetsvormen zijn

gericht op de toetsing van afzonderlijke vaardigheden en niet van competenties

Masterthesis 15

222 Interviews opleidingsmanager en algemeen directeur

Zoals aangegeven in paragraaf 221 hebben de opleidingsmanager en de algemeen directeur

hun zienswijze gegeven op de wijze waarop de toetsing van de competenties momenteel

plaatsvinden bij de COE Na analyse van deze interviews is gebleken dat deze twee func-

tionarissen opmerkingen hebben gemaakt over de moduleopzet en het competentieprofiel

Hierop wordt hieronder nader ingegaan

Moduleopzet

De opleidingsmanager en de algemeen directeur vinden ten aanzien van de moduleopzet het

belangrijk dat

een competentie op verschillende niveaus getoetst wordt Dit is met name het geval bij de

vakspecifieke competenties waarbij het als positief wordt ervaren dat de toetsing

verspreid is over de verschillende niveaus van weten weten hoe tonen en doen

een competentie in verschillende modules getoetst wordt Indien een competentie in

meerdere modules wordt getoetst is dat als positief aangeduid en indien het in weinig

modules voorkomt is dat als een verbeterpunt aangegeven

de toetswijze geschikt moet zijn om een competentie(niveau) te toetsen Met name

reflectie als toetsvorm is hierbij als zeer positief ervaren

de soort module ook de toetsing van de competentieontwikkeling mogelijk maakt In het

verlengde van het bovenstaande zijn ook hier de reflectiemodules als positief ervaren

de toetsing niet alleen aan het eind van een module of van de opleiding maar ook eerder

plaatsvindt Dit geldt met name voor de beroepsspecifieke competenties die met name in

de modules in de afstudeerfase getoetst worden

concrete onderwijsactiviteiten dienen te worden vastgesteld Hoewel dit aspect maar bij

twee fragmenten is voorgekomen is het wel belangrijk om het mee te nemen De

onderwijsactiviteiten vormen namelijk de brug tussen de toetsvormen en de leerdoelen

Het competentieprofiel

De opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn van mening dat de wijze waarop het

niveau van de competentieontwikkeling wordt getoetst ook beiumlnvloedt wordt door het

competentieprofiel en met name door de formulering van de competentie enof de prestatie-

indicatoren De competentie die hierbij is genoemd is 32 lsquode student onderhoudt contacten

namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige wijzersquo die in het

competentieprofiel is opgenomen onder de categorie samenwerken Gemeend wordt dat deze

competentie niet zo zeer hoort bij samenwerken maar meer bij netwerken

Op basis van het bovenstaande zijn er ten aanzien van de moduleopzet en het competentie-

profiel zeven themarsquos afgeleid die zijn weergegeven in schema 23 Hierbij geven de cijfers

tussenhaakjes aan hoe vaak een bepaald fragment is voorgekomen en een + of ndash geeft aan als

dit fragment de toetsing ondersteunt of niet

Masterthesis 16

Schema 23 Kernthemarsquos interview opleidingsmanager en algemeen directeur

Moduleopzet Competentieprofiel

Competentieniveau (26 + 1 ndash) Competentie (1 + 2 ndash)

Aantal modules (17 + 11 ndash) Prestatie-indicatoren (5 ndash)

Toetswijze (20 + 11 ndash)

Modulesoort (8 + 2 ndash)

Toetsmoment (3 + 8 ndash)

Samenvattend kan worden aangegeven dat de opleidingsmanager en de algemeen directeur

het goed zouden vinden als de competenties op verschillende niveaus (weten weten hoe

tonen doen) getoetst worden Ook blijkt dat de toetsing bij de COE module gebonden gericht

is hetgeen blijkt uit het aantal modules dat genoemd is waarin de competenties al dan niet

getoetst worden Verder blijkt dat de interviews de conclusie uit de analyse van het bestaand

materiaal (zie paragraaf 221) namelijk dat de toetsing van de competenties niet verspreid

over de gehele opleiding plaatsvindt maar vooral aan het eind van de opleiding onder-

bouwen Ook is in de interviews aangegeven dat de formulering van de competenties en de

prestatie-indicatoren de toetsing van de competentie ook kan bemoeilijken

223 Onderzoeksresultaten interviews COE docenten

De docenten legden in de interviews de nadruk op de wijze waarop zij bijdragen tot het

competentiegericht opleiden en toetsen In deze verkorte weergave van de resultaten uit het

analyseonderzoek wordt ingegaan op de manier hoe de docenten

1 het competentiebegrip omschrijven

2 de studenten ondersteunen in het ontwikkelen van hun competenties

3 bijdragen aan het competentiegericht toetsen bij de COE

In schema 24 is opgenomen hoe de COE docenten het competentiebegrip omschrijven Het

getal tussen haakjes geeft aan hoeveel docenten een bepaalde omschrijving hebben gegeven

van het begrip competentie

Schema 24 Omschrijving competentiebegrip door COE docenten

Een competentie is een combinatie van vier aspecten Een persoon is competent als die kennis heeft vaardigheden daarin

ontwikkeld gemotiveerd is om die vaardigheden te demonstreren en ook over een aantal kenmerken

beschikt die ondersteunend zijn naar die vaardigheden En als de persoon deze vier aspecten

gecombineerd kan toepassen is hij competent (1)

een vaardigheid om het geleerde zelfstandig in de praktijk uit te kunnen voeren (1)

kennis en vaardigheden (1)

kennis kunde en mogelijkheden (1)

een vaardigheid (6)

kennis kunnen gebruiken in de praktijk (1)

een vaardigheid waarvan je kennis hebt en die je kan gebruiken op het moment dat je het nodig hebt

Deze aangeleerde vaardigheid in combinatie met persoonlijkheid vormt dan een competentie (1)

een vaardigheid kennis en het gedrag van de persoon (1)

Masterthesis 17

Uit schema 24 blijkt dat de COE docenten allemaal het begrip vaardigheid relateren aan een

competentie Hierbij wordt een vaardigheid als synoniem gezien voor een competentie of

gecombineerd met begrippen als kennis mogelijkheden enof persoonskenmerken waarbij de

rol van de praktijk door twee docenten expliciet is genoemd

Tijdens de interviews hebben de docenten eerst aangegeven op welke wijze ze eraan

bijdragen dat de studenten hun competenties ontwikkelen Hierbij is het competentieprofiel

dat is opgenomen in bijlage 1 het uitgangspunt geweest waarbij elke competentie apart is

besproken Vervolgens is het competentieprofiel weer per competentie besproken waarbij de

docenten nu konden aangeven of zij inderdaad deze competentie toetsen en zo ja hoe zij dat

doen Het resultaat hiervan is samengevat weergegeven in schema 25 De cijfers

tussenhaakjes geven aan hoe vaak een bepaald aspect is genoemd

Schema 25 bijdrage COE docenten aan de ontwikkeling en de toetsing van de competenties

Ondersteuning competentieontwikkeling Toetsing van competenties

Schriftelijke opdrachten (133) Schriftelijke opdrachten (111)

Schriftelijk tentamen (1) Zelfevaluatie (8)

Tijdens colleges (19) Peerevaluatie (6)

Mondelinge opdrachten (5) Schriftelijk tentamen (20)

Voorgeschreven instructies (8) Mondelinge opdrachten (19)

Houding student (16) Feedback (9)

Module-inhoud (2) Portfolio (2)

Geen toetsing (43)

Uit schema 25 blijkt dat de docenten met name door middel van opdrachten een bijdrage

leveren aan de ontwikkeling van alle zes categorieeumln van competenties (interpersoonlijk

organisatorisch samenwerken reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) Hierbij wordt

er een onderscheid gemaakt in schriftelijke (verslagen brieven scripties opdrachten en

dergelijke) en mondelinge (presentaties vragenrondes en gesprekken) opdrachten Het

groepswerk is vooral genoemd bij de competenties in het samenwerken De interactie tijdens

de colleges zoals het geven van praktijkvoorbeelden en het bespreken van praktijksituaties

zien de docenten ook als een manier om met name de competenties in het reflecteren en de

beroepsspecifieke competenties van de studenten te ontwikkelen Met de houding van de

student worden aspecten bedoeld als prioriteiten stellen en het houden aan afspraken De

module-inhoud is genoemd bij de modules competent leidinggeven (in relatie tot de

interpersoonlijke competenties) en bestuurlijke informatievoorziening (in relatie tot de

organisatorische competenties aangezien de bestuurlijke processen op voortgang

gecontroleerd dienen te worden)

De docenten toetsen voornamelijk middels schriftelijke opdrachten de competenties Het

schriftelijk tentamen wordt met name gezien als toetsvorm voor de vakspecifieke

competenties Zelfevaluatie is met name bij de interpersoonlijke en de reflectiecompetenties

genoemd terwijl peerevaluatie vooral bij de competenties in het samenwerken is genoemd

Het geven van feedback tijdens de colleges worden bij alle zes competentiecategorieeumln

genoemd als toetsmoment van de competenties Tenslotte kan ook worden gesteld dat bij alle

Masterthesis 18

zes competentiecategorieeumln docenten hebben opgemerkt dat ze wel een bijdrage leveren aan

de ontwikkeling van de competenties van de studenten maar die niet toetsen

Samenvattend kan worden gesteld dat de docenten met name geiumlsoleerde kennis en

vaardigheden toetsen Dit blijkt vooral uit de toetsvormen die zij hanteren waarbij met name

de schriftelijke vaardigheden getoetst worden Ook blijkt dat de docenten zich tijdens de

interviews wel bewust van zijn geworden dat er geen competenties getoetst worden

23 Conclusies analyse onderzoek

Uit het analyseonderzoek met als onderzoeksvraag ldquoIn welke mate sluiten de toetsvormen

van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo kan geconcludeerd

worden dat de toetsvormen van de COE opleiding niet aansluiten op het competentiegerichte

karakter van de opleiding

Ter onderbouwing van deze conclusie kan gesteld worden dat

1 De term assessment centraal staat bij een competentiegerichte opleiding waarmee de

toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden bedoeld wordt (Wouda amp Snoek 2003)

Tijdens het analyseonderzoek is de term assessment noch bij de analyse van het bestaand

materiaal noch bij de interviews met de algemeen directeur de opleidingsmanager en de

docenten genoemd Daarnaast is een met assessment bedoelde praktijk ook niet in andere

bewoordingen genoemd

2 In het verlengde van het bovenstaande kan gesteld worden dat bij de toetsing van

competenties de beroepspraktijk centraal staat Bij de COE wordt alleen bij het verslag

over de werkzaamheden op de werkplek de afstudeerscriptie en de reflectiemodules een

relatie gelegd met de beroepsomgeving

3 Met uitzondering van het portfolio alle toetsvormen die bij de COE gebruikt worden (zie

ook schema 21) gericht zijn op het toetsen van de mate waarin de student geleerd heeft

Bij een competentiegerichte opleiding gaat het echter om assessment tijdens het leren

(ldquoassessment for learningrdquo) en niet om assessment van het leren (ldquoassessement of

learningrdquo) (Lorna 2003) Het portfolio wordt alleen bij de reflectiemodules gebruikt in de

opleiding

4 Uit de analyse van het lesmateriaal is gebleken dat de toetsvormen zijn afgestemd op de

leerdoelen van een specifieke module en niet op de competenties die zijn opgenomen in

het competentieprofiel Roelofs en Visser (2011) geven aan de toetsing binnen

afzonderlijke vakgebieden een indicatie is voor het toetsen van losse elementen (zoals

opgedeelde kennis vaardigheden attitudes) en dat het toetsen van competenties plaats

vindt in specifieke praktijksituaties (bij specifieke competenties) of gevarieerde

taaksituaties (bij algemene competenties)

Masterthesis 19

5 Uit de interviews met de algemeen directeur en de opleidingsmanager is naar voren

gekomen dat de modules van de opleiding zodanig zijn opgezet dat daarmee kennis en

vaardigheden worden aangeleerd en geen competenties worden ontwikkeld Met

uitzondering van de afstudeerscriptie en de reflectiemodules richten alle modules zich op

weten en kunnen Een competentie is echter een integratie van kennis vaardigheden

houdingen en eigenschappen (Smeijsters amp Sporken 2004 Spencer ampSpencer zoals

geciteerd in Zwaal amp Eringa 2006 Taylor 2003 Wouda amp Snoek 2003)

6 Het competentiebegrip als integratief geheel van kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen is niet bekend onder de COE docenten Ook de rol van de beroepspraktijk

die een voorwaarde is voor het ontwikkelen van competenties (Van Merrieumlnboer Van

Der Klink amp Hendriks 2002 Roelofs amp Visser 2011) is niet als indicator gebruikt bij de

COE docenten bij het aangeven van de mate waarin ze een bijdrage leveren aan het

ontwikkelen van de competenties van de studenten

24 Verantwoording interventie voorstel

Uitgaande van de conclusies uit het analyseonderzoek is besloten om de interventie te doen

onder de COE docenten (inclusief de algemeen directeur en de opleidingsmanager) waarbij

gerealiseerd moet worden dat de docenten bekend raken met

1 assessment binnen een competentiegerichte opleiding

2 het portfolio als instrument bij assessment

3 de wijze waarop competenties als integratief geheel van kennis vaardigheden

houding en eigenschappen binnen de beroepspraktijk ontwikkeld dienen te worden

Op basis hiervan is besloten om als interventieonderzoek na te gaan of oefening en training

kunnen bijdragen aan de competenties als assessor van de COE docenten Tijdens dit

interventietraject zullen de docenten dan zelf een portfolio bijhouden waarin zij bewijzen

competent te zijn als assessor op basis van de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor (Oudkerk-Pool 2013a) Ook zullen de docenten als assessor optreden waarbij ze

elkaars portfoliorsquos beoordelen en op basis daarvan een assessmentgesprek voeren

Voor de SOOS betekent dit interventietraject niet alleen dat de docenten bewust zijn

geworden van competentiegericht opleiden en beoordelen maar dat ook zelf ervaren hebben

Daarnaast kan de SOOS deze docenten ook inzetten als assessor bij zowel de COE als de

MeM opleiding

Masterthesis 20

3 Theoretisch kader met conceptueel model

In deze thesis staat het competentiegericht opleiden en beoordelen centraal Het theoretisch

kader vangt dan ook aan met een beschouwing van het competentiebegrip in 31 Bij het

competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment van de studenten centraal

hetgeen besproken wordt in 32 Vervolgens wordt in 33 ingegaan op de rol van het portfolio

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen In paragraaf 34 wordt ingegaan op de rol

van de assessor Het theoretisch kader wordt afgesloten met het conceptueel model en het

globaal interventieonderzoeksvoorstel in 35

31 Het begrip competentie

Er zijn verschillende omschrijvingen van het begrip competentie Een competentie wordt

beschreven als bekwaam handelen dat zichtbaar wordt in gedrag of resultaten van dat gedrag

in beroepsituaties op een bepaald niveau (Geerding amp Jongepier in Smeijsters amp Sporken

2004) Wouda en Snoek (2003) zien een competentie als het vermogen om op basis van

aanwezige kennis vaardigheden en houdingen adequaat te handelen in complexe

beroepssituaties en het vermogen om keuzes en beslissingen die tijdens dat handelen gemaakt

worden te kunnen verantwoorden en er op te kunnen reflecteren Spencer en Spencer (in

Zwaal amp Eringa 2006) zien een competentie als een onderliggend kenmerk van een individu

dat oorzakelijk gekoppeld is aan welomlijnde werkprestaties Uitgaande van deze

verschillende omschrijvingen kan worden afgeleid dat het definieumlren van het begrip

competenties niet eenvoudig is hetgeen ook gesteld wordt door Korthagen (2004) Luken

(2006) Straetmans en Sanders (2001) en Zwaal en Eringa (2006)

Van Merrieumlnboer Van Der Klink en Hendriks (2002) hebben elf definities van het begrip

competentie met elkaar vergeleken en hebben vervolgens op basis van die vergelijking de

volgende zes gemeenschappelijke kenmerken geiumldentificeerd

1 Competenties zijn contextgebonden

2 Competenties zijn een integratie van vaardigheden kennis attituden eigenschappen

en inzichten

3 Competenties zijn veranderlijk in de tijd

4 Competenties zijn verbonden met taken en activiteiten

5 Leer- en ontwikkelingsprocessen zijn voorwaardelijk voor competentieverwerving

6 Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Uitgaande van bovenstaande kenmerken hebben Van Merrieumlnboer et al (2002) drie dimen-

sies afgeleid die gezamenlijk in de definitie van een competentie dienen te zijn opgenomen en

drie dimensies die niet noodzakelijk geacht worden maar wel relevant zijn voor de

onderwijsdoelen Deze dimensies zijn in schema 31 weergegeven

Masterthesis 21

Schema 31 Noodzakelijke en relevante dimensies van het competentiebegrip

Noodzakelijke dimensies Relevante dimensies

1 Specificiteit 4 Handelingsgerichtheid

Het verwerven toepassen en verder

ontwikkelen van competenties vindt

plaats in contexten

Voor de ontwikkeling en toetsing van een compe-

tentie is probleemoplossend handelen voorwaardelijk

waarbij er sprake dient te zijn van situaties die het

mogelijk maken de competentie te ontwikkelen en

deze competentieontwikkeling te demonstreren

2 Integrativiteit 5 Leerbaarheid

Een competentie is een samenhan-

gend geheel van kennis vaardig-

heden houdingen en eigenschappen

Een competentie is niet in eacuteeacuten keer overdraagbaar

maar vergt inspanning en tijd om het te ontwikkelen

3 Duurzaamheid 6 Onderlinge afhankelijkheid

Er is sprake van een zekere

duurzaamheid waarbij de

onderwijsdoelen tamelijk constant

blijven (de invulling daarvan in

leerdoelen verandert wel steeds)

Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Deze relatie kan voorwaardelijk zijn zoals leer-

competenties voorwaardelijk zijn voor andere com-

petenties of relevant zijn voor onderwijsdoeleinden

Op basis van de dimensies Van Merrieumlnboer et al (2002) kan in het kader van dit onderzoek

de volgende omschrijving gegeven worden van het begrip competentie Een competentie is

een samenhangend geheel van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich

met het oog op de toekomstige uit te voeren beroepstaken door middel van concrete

handelingen in de beroepscontext gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere

competenties ontwikkelt

Uit deze paragraaf is gebleken dat de beroepscontext bij het ontwikkelen van de competentie

een belangrijke rol heeft Ook is gebleken dat bij het ontwikkelen van competenties sprake

dient te zijn van integratie van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen die

gedurende een bepaalde periode en in relatie tot elkaar aangeleerd dienen te worden Om dit

te kunnen realiseren is er een bepaalde manier van toetsen nodig Zowel Shepard et al

(2005) Wouda en Snoek (2003) als Alexander (2006) noemen in dit kader assessment als een

manier om competenties bij studenten te beoordelen Hierop wordt in de volgende paragraaf

ingegaan

32 Assessment

Bij het competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment centraal In deze

paragraaf wordt eerst ingegaan op de doeleinden van assessment (321) vervolgens wordt

ingegaan op de momenten waarop een assessment wordt afgenomen (322) gevolgd door de

kwaliteitscriteria waaraan een assessment dient te voldoen (323)

321 Doeleinden van assessment

Lorna (2003) maakt een onderscheid in assessment van (ldquoofrdquo) het leren voor (ldquoforrdquo) het leren

en tijdens (ldquoasrdquo) het leren Bij assessment van het leren wordt getoetst in welke mate de

student heeft geleerd Tentamens examens repetities en dergelijke zijn voorbeelden van deze

Masterthesis 22

wijze van assessment Bij assessment voor het leren wordt tussentijds nagegaan in welke

mate de student de leerdoelen heeft bereikt met als doel alsnog bij te stellen indien nodig Bij

assessment tijdens het leren staat de student centraal De rol van de student is niet alleen

vanwege de bijdrage die geleverd wordt aan het assessment en het leerproces maar meer nog

als de link tussen het assessment en het leerproces De student kan namelijk uitgaande van

zijn eigen beginsituatie zijn eigen leerproces monitoren

Op basis van de mate waarin de drie vormen van assessment plaatsvinden kan dan een

onderscheid gemaakt worden in een meer traditionele toetssituatie en de competentiegerichte

Bij de meer traditionele toetssituatie staat assessment van het leren centraal (zie linker pira-

mide in figuur 31) terwijl de focus bij competentiegericht opleiden zou moeten schuiven

naar assessment tijdens het leren (zie rechter piramide in figuur 31)

Figuur 31 Traditionele assessment piramide vs competentiegerichte assessmentpiramide

(aangepast van Lorna 2003)

Shepard et al (2005) maken een onderscheid in formatieve en summatieve assessment

waarbij formatieve assessment plaatsvindt tijdens het leerproces met als doel om het

onderwijzen of het leren te verbeteren en summatieve assessment plaatsvindt aan het eind van

het leerproces met als doel om de mate waarin de student geleerd heeft te beoordelen

Soortgelijke indeling in formatief en summatief wordt ook gemaakt door Alexander (2006)

waarbij formatief als doel heeft om het leerproces te monitoren zodat er eventueel bijstelling

kan plaatsvinden en summatief als doel heeft het beoordelen van het geleerde Deze indeling

in formatieve en summatieve assessment is vergelijkbaar met de eerder beschreven vormen

van assessment van Lorna (2003) waarbij formatieve assessment overeenkomt met

assessment voor en tijdens het leren en summatieve assessment met assessment van het leren

322 Beoordelingsmomenten

De toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden wordt assessment genoemd (Wouda amp Snoek

2003) Assessments kunnen op verschillende momenten in de opleiding plaatsvinden Een

intake-assessment bepaalt of de student voldoet aan de bekwaamheid die nodig is om

toegelaten te worden tot een bepaalde opleiding In een eindassessment wordt bepaald of de

student voldoet aan de startbekwaamheidseisen Naast de intake- en eindassessment zijn er

ook tussenassessments mogelijk om te bepalen of een student door kan gaan naar een

volgende fase van de opleiding Voor de hand liggende momenten voor tussenassessments

zijn de overgang van jaar 1 naar jaar 2 de afsluiting van de propedeusefase en de overgang

van jaar 3 naar jaar 4 naar de afstudeerfase (Wouda amp Snoek 2003)

Masterthesis 23

323 Kwaliteitscriteria voor assessments

Van Petegem en Vanhoof (2002) onderscheiden de kwaliteitscriteria bij assessments in

doelmatigheids- en billijkheidseisen Een assessment is doelmatig als het geschikt is voor het

doel waarvoor het is gemaakt en het is billijk als elke deelnemer aan het assessment dezelfde

behandeling krijgt

1 Doelmatigheid

Een doelmatig assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Validiteit

Een assessment is valide als het inderdaad datgene meet dat het zou moeten meten Dit

kan bereikt worden door het assessment in een zo authentiek mogelijke context te laten

plaatsvinden waarbij de verschillende doelen in het assessment verwerkt dienen te zijn

b Betrouwbaarheid

Een assessment is betrouwbaar als bij herhaling onder dezelfde condities dezelfde

resultaten weer worden gevonden Dit kan bereikt worden door de opdracht eenduidig te

formuleren en voldoende aspecten in de opdracht te verwerken dat het een goede

afspiegeling is van de leerinhoud Ook is het belangrijk dat verschillende beoordelaars op

een objectieve manier het assessment beoordelen

c Efficieumlntie

Bij efficieumlntie gaat het om een aantal praktische zaken zoals tijds- en kosteninvestering

2 Billijkheid

Een billijk assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Objectiviteit

Een assessment is objectief als elke student een gelijke kans heeft om hun prestaties te

demonstreren zonder dat niet relevante individuele kenmerken van zullen zijn op de

beoordeling Elke student krijgt dus dezelfde kans

b Doorzichtigheid

Een assessment is doorzichtig als elke student alle informatie krijgt die nodig is om te

zorgen voor een optimale voorbereiding en adequate uitvoering van de opdracht

c Normering

De eis van normering benadrukt dat men de beslissingen die genomen worden op basis

van het assessment inhoudelijk moet kunnen rechtvaardigen Hiertoe dragen vooral

beoordelingscriteria bij

Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat een assessment valide en betrouwbaar moet zijn

dat de opzet en uitslag door de betrokkenen geaccepteerd moeten worden en dat het

assessment uitvoerbaar zijn Op deze vier kwaliteitscriteria wordt hieronder ingegaan

1 Validiteit

Een valide assessment meet daadwerkelijk datgene dat gemeten moet worden Bij

competentiegerichte beoordeling gaat het dus om het lsquometenrsquo van competentie effectief

Masterthesis 24

gedrag kunnen tonen in (complexe) beroepssituaties Omdat het om verschillende

competenties gaat zal een valide assessment ook bestaan uit een mix van

assessmentonderdelen waarbij alle te beoordelen competenties bij voorkeur bij twee

instrumenten aan de orde komen

2 Betrouwbaarheid

Een betrouwbaar assessment geeft de zekerheid dat iemand die door het assessment heen

komt inderdaad competent is De uitslag van het assessment is niet afhankelijk van

toevallige factoren zoals de persoon van de assessor Betrouwbaarheid is het beste te

realiseren aan de hand van heldere en eenduidige beoordelingscriteria Bij een assessment

gaat het echter om de vraag of de student in onverwachte complexe situaties effectief kan

handelen waardoor het werken met eenduidige criteria wordt bemoeilijkt Het gaat

immers om een interpretatie van de context en van de betekenis die in die context

gegeven wordt aan lsquoeffectief handelenrsquo De betrouwbaarheid kan bij een assessment

worden gerealiseerd door met meerdere (getrainde) assessoren te werken Hierdoor

ontstaat een zekere mate van intersubjectiviteit waardoor het oordeel niet alleen is

gebaseerd op een individuele mening Ook kunnen hierdoor verschillende perspectieven

in het beoordelingsproces worden meegenomen aangezien de verschillende assessoren

elk hun eigen expertisegebied kunnen hebben

3 Acceptatie

Een acceptabel assessment houdt in dat alle betrokkenen het assessment waardevol en

rechtvaardig vinden Voor de student is het van belang dat die het juiste beeld van

zichzelf kan laten zien door zelf te kunnen bepalen welke producten en bewijsmaterialen

tijdens het assessment worden ingebracht

4 Uitvoerbaarheid

Een assessment moet uitvoerbaar zijn waarbij de vraag hoe de relatie van het assessment

is met andere beoordelingsmomenten en ndashinstrumenten belangrijk is Bij het introduceren

van assessments dient nagegaan te worden op welke wijze en in welke mate assessments

de traditionele vormen van toetsing kunnen vervangen of daarmee kunnen worden

geiumlntegreerd Het traditionele curriculum is opgebouwd uit een groot aantal modulen die

afzonderlijk afgerond worden met tentamens opdrachten en dergelijke

Uit de kwaliteitseisen zoals beschreven door Van Petegem en Vanhoof (2002) enerzijds en

Wouda en Snoek (2003) anderzijds kan afgeleid worden dat het assessment

1 doelgericht dient te zijn en plaats dient te vinden in authentieke situaties hetgeen voor

de validiteit belangrijk is

2 beoordeelt dient te worden door meerdere beoordelaars hetgeen vooral bijdraagt aan

de betrouwbaarheid

3 beoordeelt dient te worden aan de hand van beoordelingscriteria hetgeen vooral

bijdraagt aan de betrouwbaarheid doorzichtigheid en normering

4 de student de gelegenheid dient te geven om het juiste beeld van zichzelf te laten zien

hetgeen bijdraagt aan de acceptatieobjectiviteit

Masterthesis 25

Een portfolio is bij uitstek geschikt om het assessment doelgericht te laten plaatsvinden en in

authentieke situaties te beoordelen Ook krijgt de student middels een portfolio de

gelegenheid om het juiste beeld van zichzelf te laten zien Hetgeen hier gesteld is wordt

onderbouwd in de volgende paragraaf (33) Ook zal in de volgende paragraaf worden

ingegaan op de beoordeling van het portfolio aan de hand van beoordelingscriteria

Ten aanzien van de kwaliteitseis met betrekking tot de efficieumlntie geeft Alexander (2005) aan

dat het gebruik van portfoliorsquos tijdconsumerend is Dit kan worden opvangen door zo

georganiseerd mogelijk te werken Dit geldt zowel voor de leraar als de student Daarnaast

kunnen het vooraf aan de studenten geven van de beoordelingscriteria en voorbeelden van

goede portfoliorsquos er ook toe bijdragen dat er tijd bespaard kan worden

33 Het portfolio

Het begrip portfolio is afkomstig uit de wereld van kunst en architectuur waar men afbeel-

dingen recensies krantenknipsels en dergelijke over het eigen werk in mappen (portfoliorsquos)

verzamelt (Driessen amp Van Tartwijk 2006) Een portfolio wordt in het onderwijs gezien als

een doelgerichte verzameling van geleverd werk door een student op basis waarvan bepaalde

kennis vaardigheden en lsquoabilitiesrsquo aangetoond worden (Arter amp Spandel Baker amp OrsquoNeil

zoals geciteerd in Alexander 2005) Het expliciet noemen van de combinatie kennis

vaardigheden en mogelijkheden geeft aan dat het portfolio bij uitstek geschikt is voor een

competentiegerichte opleiding Alexander (2005) noemt in dit kader ook een groeiportfolio

waaruit de ontwikkeling van de studenten gedurende een bepaalde periode blijkt

Ook Van Petegem en Vanhoof (2002) geven aan dat het gebruik van een portfolio inhoudt dat

de student in een verzamelmap informatie over zijn persoonlijke prestaties en ervaringen

aanlegt die een beeld schept over zijn mogelijkheden en groei Verder stellen zij dat het

belangrijk is dat de student zelf een selectie maakt uit de producten die hij in een bepaalde

periode gecreeumlerd heeft en die selectie verantwoord Uit het portfolio dient de student ook een

systematische reflectie te laten zien op het eigen leerproces

Waar Van Petegem en Vanhoof (2003) stellen dat de student zelf een selectie dient te maken

uit de producten geeft Alexander (2005) ook de rol van hun leraar hierbij aan Volgens

Alexander zijn de studenten wel vrij om hun producten die ze in hun portfolio doen zelf uit

te kiezen maar zij zullen samen met hun leraar nagaan als die producten overeenkomen met

de doelstellingen van het assessment

Naast de producten en zelfreflecties die Van Petegem en Vanhoof (2003) noemen geven

Wouda en Snoek (2003) ook video-opnames van concrete situaties waarmee de student zijn

gedrag in kenmerkende beroepssituaties toont voorbeelden van vakinhoudelijke deskun-

digheid oordelen van anderen (bijvoorbeeld in de vorm van 360ordm feedback van begeleiders

op de werkplek of de opleiding opdrachtgevers collegarsquos en medestudenten) als mogelijke

Masterthesis 26

bewijsstukken Uit deze omschrijving van Wouda en Snoek blijkt ook weer de geschiktheid

van het gebruik van een portfolio voor een competentiegerichte opleiding aangezien de

beroepssituatie centraal staat

De bewijzen die in het portfolio opgenomen worden dienen te voldoen aan de volgende eisen

(Joosten-ten Brinke et al 2009)

authentiek het moet duidelijk zijn dat het bewijs door de kandidaat is gemaakt of

betrekking heeft op de kandidaat

relevant het bewijs moet gerelateerd zijn aan de competentie die beoordeeld wordt

voldoende niveau het bewijs dient aan te tonen dat het verwacht competentieniveau

inderdaad is bereikt

actueel het bewijs dient nog steeds actualiteitswaarde te hebben

kwantitatief het bewijs moet van voldoende volume zijn onderbouwd met voldoende

ervaring(stijd)

gevarieerd de bewijzen dienen veelzijdig te zijn

Wouda en Snoek (2003) geven aan dat studenten in het portfolio een verbinding dienen te

maken tussen de in het portfolio opgenomen bewijzen en de competentie die ze daarmee

willen aantonen Hierbij kunnen de studenten uitgaan van een (specifiek) bewijs naar de

(abstracte) competentie of van de meer (abstracte) competentie naar een (specifiek) bewijs

Beide mogelijkheden worden in onderstaande figuur geiumlllustreerd

Figuur 32 Portfolio-begeleidingsmodel (aangepast van Wouda amp Snoek 2003 p 33)

Een student die uitgaat van een specifiek bewijs (de linkercirkel) gebruikt het portfolio als

instrument om te abstraheren naar het niveau van competentie (de rechtercirkel) en te ver-

algemeniseren naar situaties waarin die competentie kan worden ingezet (de middencirkel)

Deze studenten komen meestal niet verder dan het beschrijven van concrete situaties die zij

hebben meegemaakt waardoor het portfolio hen moet helpen om te kunnen achterhalen

welke competentie aan die situatie gerelateerd is zodat zij die kunnen benoemen Een student

die uitgaat van de abstracte competentie (de rechtercirkel) gebruikt het portfolio als

bewijs

Masterthesis 27

instrument om te concretiseren door het beschrijven van concrete situaties (de middencirkel)

en daar geschikt bewijsmateriaal (de linkercirkel) bij te zoeken Deze studenten kunnen juist

goed algemene zaken over zich zelf te herkennen en te benoemen vandaar dat zij uitgaan van

de algemene competentie Het portfolio helpt hen dan om de leeractiviteiten die zij uitvoeren

in een concrete situatie te beschrijven en daar geschikt bewijsmateriaal voor te zoeken

Driesen en Tartwijk (2006) verklaren de hierboven beschreven ondersteuning die het

portfolio geeft doordat de student in een portfolio systematisch beschrijft en zichtbaar maakt

op welke wijze taken werden gepland uitgevoerd en geeumlvalueerd Dit doet de student vooral

door te reflecteren op het eigen leren en dat van anderen Ook Lorna (2003) geeft aan dat een

effectieve assessment van studenten eist dat zij zichzelf reflectieve vragen stellen en zelf

leerstrategieeumln gebruiken om zich verder te ontwikkelen waarbij zij hun leervorderingen zelf

bijhouden in een portfolio Bij het reflecteren kan de student het spiraalmodel gebruiken dat

is weergegeven in figuur 33

Figuur 33 Spiraalmodel van reflectie (Korthagen 2002 p2)

Wanneer een student een portfolio samenstelt zal die systematisch terugblikken op het eigen

handelen (fase 2) Hierbij wordt dat handelen geeumlvalueerd en geanalyseerd waardoor de

student zich bewust wordt van essentieumlle aspecten die zich tijdens dat handelen hebben

voorgedaan (fase 3) Dit geeft vervolgens inzicht in de mate waarin de student al over de

gevraagde competenties beschikt Ook biedt dit handvatten voor het ontwikkelen van

alternatieven (fase 4) Doordat het portfolio inzichtelijk maakt hoe bepaalde taken werden

uitgevoerd zal de student worden gestimuleerd om de uitvoering van deze taken ook

daadwerkelijk ter hand te nemen (fase 5 en 1) waarop wederom teruggeblikt zal worden en

de reflectiecyclus verder vervolgd kan worden (Driesen amp Tartwijk 2006)

Studenten dienen feedback te krijgen waarbij gebruik kan worden gemaakt van self-

assessment (de student beoordeelt zichzelf) en peer-assessment (medestudenten beoordelen

elkaar) (Wouda amp Snoek 2003) Bij het geven van feedback is het belangrijk dat gepraat

wordt vanuit de ik-vorm concrete gedragsvoorbeelden worden gegeven de positieve en de

verbeterpunten worden weergegeven en dat gevraagd wordt als de geleverde kritiek

herkenbaar is

Masterthesis 28

34 Assessment beoordeling

Sheperd et al (2005) stellen dat bij een assessment het belangrijk is om vast te stellen wat de

student aan het eind moet kunnen en op welke wijze dat gerealiseerd kan worden Verder

stellen zij ook dat dit vereist dat er heldere beoordelingscriteria vastgesteld dienen te worden

waardoor het mogelijk wordt dat zowel de beoordelaar als de student kunnen vaststellen als

een bepaald concept is begrepen Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat het bij de

beoordeling van competenties gaat om het beoordelen van de mate waarin de student in staat

is om zijn gedrag en handelen te verantwoorden en er op te reflecteren Om dit te kunnen

realiseren dienen assessments aan de hand van heldere criteria te geschieden die

geformuleerd zijn in de vorm van (waarneembare) gedragsindicatoren voor het handelen in

praktijksituaties

Alexander (2005) geeft aan dat een lsquorubricrsquo hierna te noemen rubriek gebruikt kan worden

om de beoordelingscriteria te specificeren waarbij een onderscheid wordt gemaakt in een

analytische en een holistische rubriek In een analytische rubriek worden eerst de

beoordelingscriteria gespecificeerd waarna vervolgens per criterium een afzonderlijke score

wordt toegekend voor de mate waarin aan dat criterium is voldaan Op basis van deze

afzonderlijke scores kan er tenslotte een overall score worden vastgesteld Een holistische

rubriek bekijkt de verschillende criteria gezamenlijk waardoor elke gegeven score meerdere

factoren omvat

Van Petegem en Vanhoof (2002) maken een onderscheid in criteria standaarden en

rubrieken Criteria zijn de voorwaarden waaraan de studentenprestaties dienen te voldoen om

als succesvol bestempeld te kunnen worden (Wiggings in Van Petegem en Vanhoof 2002)

Een standaard wordt geconcretiseerd aan de hand van criteria waarbij wordt aangegeven

welke criteria van belang zijn bij het beoordelen van studentenprestaties Deze criteria

moeten dan zodanig uitgewerkt worden dat het mogelijk wordt om een geobserveerd gedrag

in een prestatieniveau onder te brengen Een standaard geeft dus in principe aan hoe goed een

prestatie moet zijn om een bepaalde beoordeling te verdienen Wiggens (in Van Petegem en

Vanhoof 2002) omschrijft een rubriek als een geschreven geheel van richtlijnen dat het

mogelijk maakt om studentenprestaties van verschillende kwaliteiten te onderscheiden In een

rubriek wordt dus hetgeen waarnaar men moet kijken bij elk kwaliteitsniveau beschreven

Zowel uit Alexander (2005) als uit Van Petegem en Vanhoof (2002) blijkt dus dat voor het

beoordelen van portfoliorsquos een rubriek ontwikkeld dient te worden met daarin beschreven

criteria en standaarden Van Petegem en Vanhoof geven net als Alexander ook aan dat deze

rubriek analytisch of holistisch kan zijn

Uit hetgeen in de voorgaande paragrafen is beschreven kan worden afgeleid dat van

docenten in een competentiegerichte opleiding en met name van docenten die belast zijn met

het afnemen van assessments van de studenten bepaalde kwaliteiten worden verwacht

hierop wordt in de volgende paragraaf ingegaan

Masterthesis 29

35 De assessor

Degene die een assessment afneemt wordt een assessor genoemd In deze paragraaf wordt

ingegaan op de gedragsindicatoren die een assessor dient te demonstreren (351) en de

methodieken die daarbij gebruikt kunnen worden (352)

351 Gedragsindicatoren van een assessor

Van Dinther (2009) geeft aan dat binnen het competentiegericht hoger beroepsonderwijs een

assessor op basis van zijn oordeel onderbouwde uitspraken doet over het niveau van

competentieontwikkeling van een student Uitgaande hiervan dient een assessor behalve over

inhoudelijke kennis ook over de competenties analyseren beoordelen en communiceren te

beschikken Deze zijn uitgewerkt in schema 32

Schema 32 Competenties en gedragsindicatoren van een assessor

Competenties Gedragsindicatoren

Analyseren 1 Informatie structureren en hoofd- en bijzaken scheiden

2 Verbanden leggen tussen verschillende soorten informatie

3 Gebruiken van meerdere informatiebronnen en deze op waarde inschatten

Beoordelen 4 Zich een mening vormen door het afwegen van gegevens

5 Relateren van informatie en bewijzen aan de competentie(criteria)

6 Betrekken van verschillende alternatieven bij de oordeelsvorming

7 Rekening houden met onzekere of tegenstrijdige informatie

8 Het oordeel onderbouwen

Communiceren 9 Op het juiste moment toepassen van vraag- en gesprekstechnieken in het

gesprek met de student

10 Betrekken van de medeassessor in de beeld- en oordeelsvorming

11 Het eindoordeel op een overtuigende en constructieve manier overbrengen

12 Ontwikkelingsgerichte feedback geven

13 Het schrijven van een heldere gestructureerde rapportage

(Van Dinther 2009)

Geheel overeenkomstig Van Dinther (2009) geven Van Berkel Van Dinther Oudkerk Pool

en Speetjes (2008) ook aan dat een assessor over de competenties analyseren communiceren

en beoordelen dient te beschikken waarbij de gedragsindicatoren betrekking hebben op de

gehanteerde structuur in het gesprek de gehanteerde vraag- en gesprekstechnieken de

beoordeling van de relevantie van de aangeleverde bewijzen de wijze waarop feedback

wordt gegeven en de wijze waarop het oordeel wordt onderbouwd en doorgegeven aan de

student

Van Berkel et al (2008) stellen verder dat een assessor als kerntaak heeft het vaststellen van

het competentieniveau van de student met als deeltaken

1 Beoordelen van een portfolio enof performance

2 Voeren van een criterium gericht interview

3 Komen tot een onderbouwd eindoordeel

4 Vastleggen van het onderbouwd eindoordeel in een rapportage

Masterthesis 30

5 Geven van ontwikkelingsgerichte feedback

Deze deeltaken worden ook genoemd door Oudkerk Pool (2013) die aangeeft dat een asses-

sor eerst beoordeelt of een portfolio van een kandidaat voldoet om het assessmentgesprek in

te kunnen gaan Naar aanleiding van de portfoliobeoordeling voert de assessor een criterium-

gericht interview om het competentieniveau van de student te bepalen en daarbij indien

nodig ontwikkelingsgerichte feedback geeft Tenslotte legt de assessor de bevindingen en het

eindoordeel vast op daarvoor bestemde formulieren ten behoeve van de eindrapportage

Op de methodieken die de assessor kan gebruiken bij de uitvoering van deze taken wordt in

de volgende subparagraaf ingegaan

352 Methodieken

In paragraaf 331 is ten aanzien van de portfoliobeoordeling al aangegeven dat rekening

gehouden dient te worden met specifieke criteria (variatie relevant actueel authentiek en

kwantiteit) en dat er een relatie dient te zijn tussen de geleverde bewijzen en de competenties

die daarmee aangetoond worden in specifieke beroepssituaties Het geven van ontwikkelings-

gerichte feedback kan vergeleken worden met de in paragraaf 321 beschreven formatieve

assessment Uitgaande hiervan zal in deze subparagraaf alleen nog ingegaan worden op de

gesprekstechnieken die de assessor kan gebruiken bij het criteriumgerichte interview

Een assessor neemt tijdens het assessment een criteriumgericht interview af waarbij

onduidelijkheden met betrekking tot de in het portfolio opgenomen bewijsvoering verder

worden onderzocht en vragen die voortkomen uit de bestudering van het portfolio worden

gesteld Hierbij kan de assessor gebruik maken van de START-methodiek de LSD en

TURBO-vragen (Oudkerk Pool 2013)

De START-methodiek

Start staat voor situatie taak actie resultaat en transfer Hierbij wordt begonnen met een

startvraag waarbij de student een situatie dient te beschrijven (situatie) Vervolgens dient

de student aan te geven wat de opdracht was of hetgeen verwacht werd (taak) vervolgens

dient de student te verwoorden wat hij precies gedaan heeft of hetgeen gebeurd is (actie)

daarna dient de student aan te geven wat het effect was of hoe het is afgelopen (resultaat)

en tenslotte dient de student dan aan te geven hoe het een ander keer aanpakt zou kunnen

worden (transfer) (Oudkerk Pool 2013)

Hierop aanvullend geven Joosten-ten Brinke et al (2009) aan dat tijdens het

criteriumgerichte interview de STARRT methodiek gebruikt kan worden waarbij wordt

nagegaan in welke situatie de student aan een competentie gewerkt heeft welke taken

daarbij zijn uitgevoerd welke acties daaruit gevolgd zijn en met welk resultaat Deze

fasen komen dus overeen met hetgeen beschreven is door Oudkerk Pool (2013) De

transferfase zoals Oudkerk Pool die beschrijft is bij de STARRT gesplitst in reflectie en

transfer waarbij de student eerst dient terug te blikken op de beschreven situatie alvorens

die te vertalen naar een nieuwe situatie

Masterthesis 31

De LSD-methodiek

LSD staat voor luisteren samenvatten en doorvragen toe Als de assessor naast het

luisteren ook het gesprek samenvat geeft het een bepaalde structuur aan het gesprek en

geeft het de student een beeld of de assessor hetgeen hij gezegd heeft juist gehoord heeft

(Oudkerk Pool 2013)

TURBO-vragen

TURBO-vragen kunnen worden toegepast als er nog weinig tijd over is en er toch nog

wat informatie verkregen moet worden van de student De vragen kunnen dan betrekking

hebben op een vergelijking een rangorde een mening van anderen of een verdieping van

de situatie (Oudkerk Pool 2013)

36 Conceptueel model en interventieonderzoeksvoorstel

In de vorige paragrafen is ingegaan op het begrip competentie de rol van het assessment in

een competentiegerichte opleiding het portfolio de assessmentbeoordeling en de assessor

Uit dit beschreven theoretisch kader is een conceptueel model afgeleid (361) waarna

vervolgens uitgaande hiervan een interventieonderzoeksvoorstel is geformuleerd (362)

361 Verantwoording conceptueel model

Uitgaande van de centrale probleemstelling ldquoin welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo is in de voorgaande

paragrafen gebleken dat bij het competentiegericht opleiden en beoordelen het begrip

assessment centraal staat Dit assessment dient op verschillende momenten te gebeuren en

aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen Vandaar dat de in paragraaf 322 besproken

beoordelingsmomenten (tussen- en eindassessment) en de in paragraaf 323 besproken

kwaliteitseisen in het conceptueel model bij het centrale begrip assessment geplaatst worden

Uit paragraaf 33 is gebleken dat het portfolio bij het assessment gebruikt wordt om vast te

stellen als de student daadwerkelijk over de vereiste competenties beschikt waardoor het

portfolio ook bij het centrale begrip assessment geplaatst wordt

Het tweede centrale begrip is de assessor aangezien die het assessment afneemt De assessor

dient te voldoen aan bepaalde gedragsindicatoren en heeft verschillende methodieken die

gebruikt kunnen worden tijdens het assessment Deze gedragsindicatoren en methodieken

worden als bijbehorende begrippen geplaatst bij het centrale begrip assessor

Een assessment dient afgenomen te worden op basis van heldere criteria waaruit duidelijk

blijkt aan welke voorwaarden de student dient te voldoen Geheel conform de omschrijving

van het begrip assessment dient het gedrag dat bij de student geobserveerd wordt gerelateerd

te zijn aan de toekomstige beroepssituatie van de student Uitgaande hiervan wordt het begrip

criteria als derde centrale begrip opgenomen in het conceptueel model

Masterthesis 32

Samenvattend kan aan de hand van de bovenstaande gesteld worden dat voor het

competentiegericht opleiden en beoordelen er assessoren dienen te zijn die aan de hand van

criteria assessments van de studenten afnemen Dit is weergegeven in het conceptueel model

in figuur 34

Figuur 34 Conceptueel model

362 Interventieonderzoeksvoorstel

Uitgaande van het in figuur 34 weergegeven conceptueel model zijn als

interventieonderzoek docenten van de SOOS getraind tot assessor waarbij van bestaande

studentenportfoliorsquos gebruik is gemaakt Naast deze training is er ook een workshop

gehouden met als doel om het bestaand competentieprofiel van de COE te splitsen naar het

vereist bekwaamheidsniveau aan het eind van de propedeusefase de hoofdfase en de

afstudeerfase (startbekwaam) Indien de docenten getraind zijn tot assessor kunnen deze

assessoren ingezet worden bij het competentiegericht opleiden en beoordelen door aan het

eind van de propedeusefase de hoofdfase en de opleiding op basis van het portfolio van de

studenten een assessment af te nemen

Assessment

bull Beoordelingsmomenten

bull Kwaliteitseisen

bull Portfolio

Competentiegericht opleiden en beoordelen

Assessor

bull Gedragsindicatoren

bull methodieken

Criteria

bull Helder

bull Relatie met de beroepspraktijk

Masterthesis 33

4 Interventie

In dit hoofdstuk wordt de uitgevoerde interventie beschreven Deze interventie dient ter

oplossing van het probleem dat in het analyseonderzoek is gebleken namelijk dat bij de COE

opleiding er geen sprake is van competentiegericht opleiden en beoordelen maar van het

toetsen van kennis en vaardigheden (zie ook hoofdstuk 2) In 41 wordt de interventie globaal

beschreven vervolgens wordt in 42 middels een blokjesschema de relatie tussen het ontwerp

en het beoogde effect weergegeven waarna in 43 het ontwerp gedetailleerd wordt

beschreven Tenslotte wordt het programma van eisen van het ontwerp in 44 beschreven

41 Globaal ontwerp

Het globaal ontwerp bestaat uit drie onderdelen

1 Het eerste onderdeel betreft het informeren van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen Hiervoor is er een reader samengesteld

waarin theorie over het competentiegericht opleiden en beoordelen is verwerkt en is er

een informatiebijeenkomst gehouden met de docenten

2 Het tweede onderdeel is de assessorentraining bestaande uit drie bijeenkomsten

Tijdens de eerste bijeenkomst hebben de docenten aan de hand van studentenmate-

riaal geoefend in het voeren van het assessmentgesprekken Tijdens de tweede

bijeenkomst hebben de docenten wederom aan de hand van studentenmateriaal

geoefend in het beoordelen van studentenportfoliorsquos Tussen de tweede en de derde

bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend waarbij de gedragsindicatoren

van een getrainde assessor als uitgangspunt zijn gebruikt Gedurende deze periode

hebben zij op hun beurt tevens een portfolio bijgehouden waarin zij bewijzen hebben

aangeleverd waarmee zij hebben aangetoond in welke mate zij aan de acht

gedragsindicatoren van een getrainde assessor voldoen Tijdens de derde bijeenkomst

hebben de docenten van elkaar een assessment afgenomen op basis van het

ingeleverde portfolio Op basis van deze assessments is dan een uitspraak gedaan als

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de

assessorencompetenties van de docenten De docenten die deze training hebben

doorlopen hebben een certificaat ontvangen dat is uitgegeven door de SOOS

3 Het derde onderdeel is een workshop met als doel om de gedragsindicatoren in het

huidig competentieprofiel van de COE te splitsen naar tussen- en eindniveaus waarbij

tevens rekening mee wordt gehouden dat deze gedragsindicatoren helder zijn gefor-

muleerd en gerelateerd zijn aan de beroepsomgeving van de afgestudeerde student

42 Blokjeschema

De onderzoeksvraag waarmee aangetoond wordt dat het ontwerp inderdaad leidt tot

verbetering luidt als volgt kan gerichte training en oefening bijdragen aan de competenties

als assessor van de docenten van de SOOS

Masterthesis 34

Schema 41 Blokjesschema

Uitgaande van het in figuur 41 weergegeven blokjesschema wordt het ontwerp in de

volgende paragraaf gedetailleerd beschreven

43 Gedetailleerd ontwerp

Het ontwerp omvat de volgende aspecten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

(431)

2 Een assessorentraining voor de docenten (432)

3 Gerichte oefening van de docenten onderling (433)

4 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments (434)

431 Het informeren van docenten

Om de docenten te informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen is er een

gelijknamige reader opgesteld voor alle COE docenten De inhoudsopgave van deze reader is

opgenomen in bijlage 6 Ook is er een informatiebijeenkomst geweest waarvan de doelen

zijn opgenomen in schema 41

Schema 41 Doelen informatiebijeenkomst

Doelen presentatie

1 Nagaan wat docenten weten over competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Docenten informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen

3 Docenten informeren over de resultaten van een analyse van de huidige toetsing binnen de COE

4 Docenten enthousiast maken om een bijdrage te leveren aan een voorstel over de wijze waarop

wij competentiegericht kunnen opleiden en beoordelen bij de SOOS

432 Assessorentraining

Voor de assessorentraining is het trainingmateriaal assessoren ldquoVerkrijg alle beschikbare

informatie en maak de juiste beoordelingrdquo van Oudkerk-Pool gebruikt De handleiding is in

extenso gebruikt terwijl de powerpointslides deels zijn aangepast met als doel om de inhoud

Leidt tot Het ontwerp namelijk

een reader over competentiegericht

opleiden en beoordelen

een assessorentraining voor de

docenten

gerichte training en oefening van de

docenten in het aanleren van de

competenties van een assessor

een workshop voor docenten om het

huidig competentieprofiel van de

COE aan te passen

Het beoogde effect namelijk

toename van kennis in brede zin over het

competentiegericht opleiden en

beoordelen

verbetering van de competenties van een

assessor bij de docenten

aanpassing van het competentieprofiel

van de COE op basis waarvan er tussen-

en eindassessments van de studenten

kunnen worden afgenomen

Masterthesis 35

van de slides te laten aansluiten bij de praktijksituatie van de SOOS Tijdens deze training

zijn de gedragsindicatoren van een getrainde assessor als uitgangspunt gebruikt Deze

gedragsindicatoren zijn weergegeven in schema 42

Schema 42 gedragsindicatoren getrainde assessor

Gedragsindicatoren getrainde assessor

1 Brengt structuur aan in het assessmentgesprek

2 Creeumlert een sfeer waarin de kandidaat volledig tot zijn recht kan komen

3 Past verschillende vraag- en gesprekstechnieken op het juiste moment toe

4 Relateert ervaringen werkwijze en bewijzen die de kandidaat inbrengt aan relevante

competentiecriteria

5 Herkent producten als bruikbaar bewijs

6 Komt tot een onderbouwd eindoordeel en brengt dit op overtuigende en constructieve wijze over

7 Geeft ontwikkelingsgerichte feedback

8 Legt het oordeel op toegankelijke wijze vast in een rapportage

9 Gaat adequaat en klantgericht om met eventuele bezwaren tegen het eindoordeel

Uitgaande van de gedragsindicatoren die zijn weergegeven in schema 42 is de

assessorentraining erop gericht om docenten te trainen in

a het afnemen van een criteriumgericht interview

b het beoordelen van portfoliorsquos

Bijeenkomst 1

Tijdens de eerste bijeenkomst die erop gericht is om docenten te trainen in het afnemen van

een criteriumgericht interview hebben de docenten met studentenmateriaal geoefend Voor

het oefenen zijn er groepen van vier gevormd bestaande uit

Twee docenten die de rol van assessorenkoppel hebben

Een docent die de rol van student heeft

Een docent die de rol van begeleider heeft

Een docent die de rol van observator heeft

Tijdens deze bijeenkomst is er geoefend in het criteriumgericht interview waarbij de

instructies voor de voorbereiding van het gesprek zijn opgenomen in schema 43

Schema 43 instructies ter voorbereiding van de oefening gesprekstechnieken

Assessorenkoppel Kandidaat en begeleider Observator

Welke onderdelen van het

portfolio willen we aan de orde

stellen tijdens het gesprek

Welke vragen stellen we

hierbij (STARTTurbo)

Hoe stellen we de kandidaat op

zijn haar gemak

Hoe verdelen we de taken

(vragen stellen aantekeningen

maken)

Welke onderdelen van

het portfolio roepen

vragen op

Kan ik situaties

beschrijven om

startcompetenties te

bewijzen (START)

Krijgt kandidaat voldoende

gelegenheid om competenties te

etaleren

Gaan de assessoren minstens eacuteeacuten

keer uit het START-principe

(concreet uitvragen) LSD Turbo-

principe

Hebben de assessoren een beter

beeld gekregen van de compe-

tenties als gevolg van het gesprek

Masterthesis 36

Bijeenkomst 2

Tijdens de tweede bijeenkomst die erop gericht is om de docenten te trainen in het

beoordelen van portfoliorsquos zijn concrete studentenportfoliorsquos beoordeeld De opdracht is

opgenomen in schema 44

Schema 44 Instructies opdracht portfoliobeoordeling

Oefening portfoliobeoordeling

1 Elke groep beoordeelt twee competenties uit het portfolio (interpersoonlijk organisatorisch of

samenwerken) en vult het oordeel in op het beoordelingsformulier (40 minuten)

2 Zelf- en peerevaluatie (zie observatieformulier)

Doe een zelfevaluatie van de wakkermethodiek (ad 1)

Geef feedback aan ldquostudentrdquo peergroep observeert (ad 5)

Peerevaluatie van de beoordeling (ad 2 tm 4)

433 Gerichte oefening van de docenten onderling

Tussen de tweede en de derde bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend in het

aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde assessor waarbij bewijzen zijn

verzameld die de mate waarin zij de gedragsindicatoren van een getrainde assessor hebben

kunnen aanleren aantonen Het resultaat van de opdracht is opgenomen in een portfolio op

basis waarvan er een peerassessment is afgenomen de derde bijeenkomst De instructie voor

dit peerassessment zijn opgenomen in schema 45

Schema 45 Instructies peerassessment

Instructies peerassessment

Het assessment wordt in drie rondes gedaan

1 In de eerste ronde beoordeelt u het portfolio volgens de VRAAK-criteria en de beoordelings-

driehoek Hiervoor gebruikt u het formulier ldquorapportage eindassessmentrdquo en vult u de onderdelen

1 en 2 in Tijdens deze eerste ronde bereidt u tevens het assessmentgesprek (criterium gericht

interview) voor (60 minuten)

2 In de tweede ronde voert u het assessmentgesprek (30 minuten)

3 In de derde ronde formuleert u wederom op het formulier ldquorapportage eindassessment (laatste

bladzijde) het eindoordeel (15 minuten)

Het peerassessment geschiedt in drie subgroepen van elk drie docenten De eerste 60 minuten voert

elke docent individueel de eerste ronde zoals hierboven beschreven uit Vervolgens wordt het eerste

assessmentgesprek afgenomen waarbij de docent die niet deelneemt aan het assessmentgesprek

observeert volgens het formulier ldquoobservatie assessmentgesprekrdquo Na het assessmentgesprek rondt de

assessor het assessment af middels het invullen van het eindoordeel conform de derde ronde zoals

hierboven omschreven Terwijl de assessor dit invult gaat de observator na als het

observatieformulier volledig en juist is ingevuld De docent die het assessment ondergaan heeft vult

op dit moment een ervaringsformulier in

Na de eerste assessmentronde worden de rollen omgekeerd totdat elke docent een assessment heeft

afgenomen van een collega-docent

Masterthesis 37

434 Brainstormen van docenten

Tijdens een workshop hebben de docenten brainstormsessies gevoerd met als doel om het

competentieprofiel aan de hand van de kenmerken van de criteria te splitsen naar twee

tussenniveaus (eind propedeuse- en hoofdfase) en eacuteeacuten eindniveaus (eind afstudeerfase)

Tijdens deze workshop is er in groepen gewerkt waarbij de groepen een keuze hebben

mogen maken om te werken aan algemene (gelden voor beide hbo opleidingen) of

beroepsgerichte competenties (gelden voor een specifieke opleiding) Het resultaat is

geschreven op flappen waarna de docenten tijdens een stille wand discussie onderling

feedback hebben gegeven op het resultaat door hun feedbackpunten te noteren op een apart

blaadje Na de stille wand discussie is de gegeven feedback door de verschillende groepen

verwerkt in het uiteindelijk resultaat

44 Programma van eisen

Het doel van de interventie is om een bijdrage te kunnen leveren aan het ontwikkelen en

implementeren van het competentiegericht opleiden en beoordelen bij de COE Om dit doel

te realiseren is het programma van eisen geformuleerd voor het product en het proces

Uit het theoretisch kader is gebleken dat het assessment en de assessor een centrale plaats

innemen bij het competentiegericht opleiden en beoordelen waarbij de assessor op basis van

criteria het assessment afneemt Uitgaande hiervan worden de volgende eisen gesteld aan het

product

1 de docenten dienen de portfoliorsquos te beoordelen aan de hand van specifieke criteria

(variatie relevant actueel authentiek en kwantiteit) waarbij tevens de relatie tussen de

geleverde bewijzen en de competenties die daarmee aangetoond worden in specifieke

beroepssituaties wordt beoordeeld

2 de docenten dienen gesprekstechnieken te demonstreren tijdens een criteriumgericht

interview

3 De criteria in het competentieprofiel dienen helder geformuleerd te zijn gespecificeerd te

zijn in tussen- en eindniveaus en gerelateerd te zijn aan de beroepsomgeving van de

afgestudeerde

Aan het proces worden de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep

Het voeren van reguliere gesprekken met de leidinggevenden

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlag

Het mogelijk maken dat het resultaat van het onderzoek buiten het afgebakend

onderzoeksgebied gebruikt kan worden

Het informeren van alle overige betrokken

De wijze waarop de in dit hoofdstuk beschreven interventie is uitgevoerd wordt in het

volgende hoofdstuk beschreven

Masterthesis 38

5 Onderzoeksopzet

De wijze waarop de interventie is uitgevoerd wordt in dit hoofdstuk beschreven In 51 wordt

ingegaan op de centrale vraag en bijbehorende deelvragen Ook het variabelenschema wordt

in 51 weergegeven Vervolgens wordt in 52 ingegaan op het onderzoekstype in 53 op de

dataverzameling en bijbehorende onderzoeksinstrumenten en in 54 op de validiteit en de

betrouwbaarheid

51 Centrale vraag en deelvragen

De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docenten

als assessor waar te nemen

3 Op basis van welke gedragsindicatoren kunnen de tussen- en eindassessments van de

COE studenten afgenomen te worden

Uitgaande van bovenstaande deelvragen worden de centrale begrippen als volgt

geoperationaliseerd

Schema 51 Variabelenschema interventieonderzoek

Begrip Dimensie Indicatoren

Kennisniveau Kennis De docent

kent het begrippen competentie

kent de kenmerken van een assessment

kent de rol van een portfolio bij het competentiegericht opleiden

en beoordelen

Competenties

assessor

Portfolio

beoordelen

De docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en

kwantiteit van de bewijzen

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in

beroepssituaties en de competenties

Criteriumge-

richt interview

De docent

luistert actief vraagt door vat samen (LSD)

vraagt de kandidaat naar de situatie waaruit een bewijs is

voortgekomen wat de taak precies was in die situatie welke

actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was

en wat een volgend keer anders gedaan zou worden (START)

hanteert turbo vragen

past feedbackregels toe

baseert de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of

het criteriumgericht interview

Masterthesis 39

Begrip Dimensie Indicatoren

Criteria Voorwaarden

aan studenten-

prestaties

De docent

formuleert meetbare gedragsindicatoren op het niveau van de

propedeuse hoofd- en afstudeerfase waaruit de groei van het

competentieniveau van de student blijkt

relateert de gedragsindicatoren aan de beroepspraktijk

52 Onderzoekstype

Tijdens de interventie zijn er twee onderzoekstypen gebruikt namelijk actieonderzoek (521)

en effectonderzoek (522)

521 Actieonderzoek

Ponte (2010) definieert actieonderzoek als ldquoeen geheel van activiteiten van docenten die

met behulp van technieken en strategieeumln van sociaalwetenschappelijk onderzoek

reflecteren op hun handelen en de situatie waarin dit handelen plaatsvindt en

op basis van de zo verkregen inzichten hun handelen of de situatie waarin dat

handelen plaatsvindt systematisch proberen te verbeterenrdquo (p 20-21)

In de hierboven weergegeven beschrijving van actieonderzoek worden de docenten expliciet

genoemd Ponte (2010) onderscheidt vijf fasen bij actieonderzoek die in figuur 51 zijn

weergegeven

Figuur 51 fasen van actieonderzoek (Overgenomen van Ponte 2010 p 48)

De eerste fase is het formuleren van het algemeen idee waarin centraal staat het identificeren

van problemen waaraan docenten willen gaan werken In het begin kan het algemeen idee een

vage notie zijn over wat er aan de hand is en daarom is een verdere verkenning van concrete

gegevens met betrekking tot het probleem vaak noodzakelijk Bij deze tweede fase gaat het

om de beschrijving en de analyse van de te veranderen situatie De verkenning kan aanleiding

Masterthesis 40

zijn om het algemeen idee over het probleem bij te stellen Als docenten zich nader hebben

geiumlnformeerd over het probleem kan in de derde fase een algemeen plan worden opgesteld

dat kan bestaan uit een voorgenomen reeks kleine verbeteracties of uit eacuteeacuten verbeteractie

welke uitgewerkt wordt in een reeks uit te voeren stappen Dan volgt als vierde fase het

daadwerkelijk plannen uitvoeren en evalueren van de verbeteracties Docenten analyseren de

oorzaak van het al of niet succesvol verlopen van de eerste verbeteractie en op basis hiervan

plannen zij de volgende actie Zo nodig kan de evaluatie leiden tot het bijstellen van het

algemeen plan of zelfs het algemeen idee De aangegeven fasen worden herhaald tot docenten

tevreden zijn over de verkregen resultaten Het onderzoek wordt tenslotte afgesloten met een

casestudy waarin de docenten reflecteren op hun actieonderzoek (Ponte 2010)

De centrale probleemstelling die bij dit actieonderzoek centraal staat is dat er een toename

wenselijk is in het ontwikkelingsniveau van de competenties de docent als een assessor Dit is

dus het algemeen idee Tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training heeft de

verkenning van dit probleem plaatsgehad waarbij met name de gedragsindicatoren die horen

bij de competenties van een getrainde assessor zijn besproken Hierna zijn de docenten

gestart met de uitvoering van het plan waarbij er in groepen van twee of drie is geoefend met

als doel om de competenties van een getrainde assessor aan te leren Van deze oefeningen

zijn de data verzameld Vanwege de beperkte tijd (eacuteeacuten maand) is er twee keer een analyse

geweest van de oefeningen en het resultaat daarvan De data van deze analysefase zijn

verzameld in leerrapporten (zie ook paragraaf 542) Elke docent heeft als casestudy een

portfolio bijgehouden met daarin de bewijzen en reflecties waaruit het ontwikkelingsniveau

van zijn of haar competenties als assessor blijkt De resultaten van dit actieonderzoek zijn

beschreven in paragraaf 61

522 Effectonderzoek

Naast actieonderzoek is er ook sprake van een effectonderzoek en wel bij de eerste en de

tweede deelvraag In een effectonderzoek is er sprake van een onafhankelijke variabele die

gemanipuleerd wordt en een afhankelijke variabele waarop de onafhankelijke variabele

invloed uitoefent (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag waarbij is nagegaan of er een

toename is waar te nemen in het kennisniveau van de COE docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de afhankelijke variabele het kennisniveau van

de docenten terwijl de onafhankelijke variabelen de informatiebijeenkomst en de reader zijn

geweest De wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 541 terwijl het

resultaat hiervan is beschreven in paragraaf 611

Bij de tweede deelvraag waarbij is nagegaan of er een verbetering in het ontwikkelingsni-

veau van de competenties als assessor bij de COE docenten is waar te nemen is de

afhankelijke variabele het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docent als

assessor en de onafhankelijke variabele de oefeningen die de docenten hebben gedaan De

wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 542 terwijl het resultaat

hiervan is beschreven in paragraaf 612

Masterthesis 41

53 Populatie

De populatie wordt gevormd door alle docenten van de SOOS De gehele populatie is

benaderd om de eerste docentenbijeenkomst bij te wonen Tijdens deze eerste docenten-

bijeenkomst is vervolgens nagegaan welke docenten bereid zijn om te participeren aan het

interventieonderzoek In totaal hebben van de drieeumlntwintig docenten negen meegedaan aan

de training en acht aan de workshop In de ontstane steekproef zaten naast de twee

opleidingsmanagers drie docenten die vanaf het begin van de opleidingen aan de SOOS zijn

verbonden twee docenten die halverwege het bestaan van de opleidingen zijn aangetrokken

door de SOOS en twee docenten die dat studiejaar voor het eerst waren aangetrokken Ook

kan over de ontstane steekproef worden opgemerkt dat zes docenten uit het onderwijsveld

afkomstig zijn en drie uit het beroepenveld Ten aanzien van de duur waarop de docenten in

dienst zijn bij de SOOS is de ontstane steekproef wel representatief Ten aanzien van

achtergrond van de docenten is de ontstane steekproef niet representatief aangezien 57 van

de SOOS-docenten uit het toekomstig beroepenveld van de studenten afkomstig is

54 Dataverzameling en onderzoeksinstrumenten

De gegevens zijn in juli - augustus 2014 verzameld De wijze waarop de data zijn verzameld

en de hierbij gebruikte onderzoeksinstrumenten worden hieronder per deelvraag beschreven

541 Toename kennisniveau docenten

De eerste deelvraag luidt als volgt is er een toename in het kennisniveau van de docenten

over het competentiegericht opleiden en beoordelen waar te nemen Om deze vraag te

kunnen beantwoorden is er een toets ontwikkeld die is opgenomen in bijlage 7 Deze toets is

op twee verschillende momenten afgenomen Aan de hand van de toetsresultaten op deze

twee verschillende momenten is vastgesteld als het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is toegenomen In de toets zijn er vijf

meerkeuzevragen opgenomen die betrekking hadden op het competentiebegrip het begrip

assessment het assessment in een competentiegerichte opleiding het portfolio en de

kwaliteitscriteria van een assessment

542 Toename ontwikkelingsniveau competenties assessor bij docenten

De tweede deelvraag luidt is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties

als assessor bij de docenten waar te nemen Om deze vraag te kunnen beantwoorden is

gebruik gemaakt van een rubriek die door Oudkerk Pool (2013) is ontwikkeld Deze rubriek

die is opgenomen in bijlage 8 is de basis geweest voor de oefeningen die tijdens de asses-

sorentraining zijn gedaan de oefeningen die de docenten onderling hebben uitgevoerd na

eerste twee trainingsbijeenkomsten en de eindopdracht waarmee de training is afgerond Op

de training is al uitvoerig ingegaan in paragraaf 43 bij de gedetailleerde beschrijving van het

ontwerp Ook zijn alle gebruikte instrumenten om de benodigde data voor het beantwoorden

van deze tweede deelvraag te verzamelen afgeleid van dezelfde rubriek uit bijlage 8

Masterthesis 42

Zoals aangegeven in schema 51 zijn voor het beantwoorden van deze tweede deelvraag

indicatoren met betrekking tot het beoordelen van het portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

Bovengenoemde indicatoren zijn twee keer gemeten Het eerste meetmoment is geweest

tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training namelijk 4 en 11 juli 2014 Tijdens de

eerste trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het afnemen van een

criteriumgericht interview Van deze oefeningen zijn er video-opnames gemaakt die aan de

hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie bijlage 9) zijn beoordeeld Tijdens

de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het beoordelen van het

portfolio De data van deze oefeningen zijn verzameld met behulp van het formulier

rapportage eindassessment dat is opgenomen in bijlage 10

Na de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten een eindopdracht gehad conform

welke zij hebben geoefend in groepen van twee of drie in het ontwikkelen van de

competenties van assessor De oefenperiode was eacuteeacuten maand Aan het eind hiervan heeft elke

docent een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van hun

competenties onderbouwen De volledige beschrijving van deze eindopdracht is opgenomen

in bijlage 11 De data van deze oefeningen zijn verzameld middels het leerrapport dat is

opgenomen in bijlage 12 Geheel volgens de opzet van actieonderzoek (zie ook paragraaf

51) hebben de docenten aan de hand van deze leerrapporten twee keer teruggeblikt op de

wijze waarop zij deze competenties ontwikkelen

Het tweede meetmoment is tijdens de derde en tevens laatste trainingsbijeenkomst op vrijdag

8 augustus 2014 geweest Zoals eerder aangegeven heeft elke docent aan het eind van de

oefenperiode een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van

een getrainde assessor aantonen Elke docent heeft tijdens deze laatste trainingsbijeenkomst

de rol van assessor vervuld en daarbij van een collega-docent het portfolio beoordeeld en een

criteriumgericht interview afgenomen De docenten hebben hun bevindingen over de

portfoliobeoordeling genoteerd op het formulier rapportage eindassessment (zie bijlage 10)

Aan de hand van deze resultaten is inzicht verkregen in het ontwikkelingsniveau van de

docent met betrekking tot de portfoliobeoordeling terwijl inzicht in het ontwikkelingsniveau

met betrekking tot het criteriumgericht interview en het geven van ontwikkelingsgerichte

feedback verkregen is aan de hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie

bijlage 9) De gebruikte instrumenten tijdens het tweede meetmoment zijn dus dezelfde

instrumenten als die tijdens het eerste meetmoment zijn gebruikt

543 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

De derde deelvraag luidt als volgt op basis van welke criteria kunnen de tussen- en

eindassessments van de COE studenten afgenomen te worden Uit schema 51 blijkt dat de

criteria die nodig zijn voor de tussen- en eindassessments helder dienen zijn geformuleerd en

gerelateerd dienen te zijn aan de beroepspraktijk van de student Ook blijkt dat de momenten

van de tussen en eindassessments aan het eind van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

zijn De gegevens hieromtrent zijn verzameld tijdens een workshop waarbij het huidig

Masterthesis 43

competentieprofiel dat is opgenomen in bijlage 1 als instrument is gebruikt In het huidig

competentieprofiel is alleen het eindniveau opgenomen dat verwacht wordt van de

afgestudeerde student Uitgaande hiervan hebben docenten tijdens groepsgesprekken een

voorstel geformuleerd over een mogelijke indeling van de competenties in tussen- en

eindniveaus waarbij rekening gehouden wordt met de beroepspraktijk van de student Baarda

et al (2009) geven aan dat een groepsgesprek de voorkeur geniet indien het doel is het

genereren van ideeeumln In dit geval hebben de docenten ideeeumln gegenereerd voor een

mogelijke indeling van het vereist competentieniveau van de studenten aan het eind van de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase Baarda et al geven verder aan dat het voordeel van

groepsgesprekken is dat de reacties van de deelnemers meestal inspirerend werken waarbij

andere deelnemers vaak op nieuwe gedachten worden gebracht Hierdoor kan het

groepsgesprek het karakter van een brainstormsessie krijgen hetgeen in dit kader het geval is

geweest De brainstormsessies zijn geweest tijdens een workshop op 16 augustus 2014 Het

resultaat van deze brainstormsessies hebben de docenten op flappen geschreven aan de hand

waarvan de onderzoeksresultaten zijn verwerkt in paragraaf 613

55 Validiteit en betrouwbaarheid

In deze paragraaf worden de validiteit (551) en de betrouwbaarheid (552) van het

onderzoek verantwoord

551 Validiteit

Van validiteit is er sprake indien de onderzoeksbevindingen een goede weergave vormen van

datgene wat zich feitelijk in de praktijk afspeelt (Baarda De Goede amp Teunissen 2009)

Baarda (2014) maakt hierbij het onderscheid in instrumentele en ecologische validiteit

Instrumentele validiteit

De instrumentele validiteit is de mate waarin datgene dat gemeten moet worden

daadwerkelijk ook gemeten wordt Hierbij spelen de onderzoeksinstrumenten dus een

belangrijke rol Hetgeen gemeten dient te worden is weergegeven in de deelvragen in

paragraaf 51 terwijl de centrale begrippen uit deze deelvragen zijn geoperationaliseerd in

schema 51 in concrete indicatoren Zoals aangegeven in schema 51 zijn er drie centrale

begrippen namelijk kennisniveau competenties assessor en criteria Hieronder wordt voor

elk van deze centrale begrippen aangegeven hoe de indicatoren verwerkt zijn in het

gehanteerde onderzoeksinstrument

De indicatoren met betrekking tot het centrale begrip kennisniveau zijn gemeten aan de hand

van een toets met daarin vijf meerkeuzevragen (zie bijlage 7) waarbij

a Vraag 1 en 2 betrekking hebben op respectievelijk het begrip competentie en het

begrip assessment en meten dus de kennis van de docent hierover (eerste indicator)

b Vraag 3 betrekking heeft op de competentiegerichte assessmentpiramide vraag 4 op

het portfolio en vraag 5 op de kwaliteitseisen van assessment Deze vragen meten dus

Masterthesis 44

de kennis van de docent over de wijze waarop een assessment in een

competentiegerichte opleiding plaatsvindt (tweede indicator)

De indicatoren met betrekking tot de competenties van de assessor komen zijn opgenomen in

de rubriek die als basis is gebruikt bij het verzamelen van de gegevens (zie bijlage 8) Zoals

reeds beschreven in paragraaf 542 is deze rubriek als uitgangspunt gebruikt bij de

ontwikkelde instrumenten

De indicatoren met betrekking tot de criteria op basis waarvan tussen- en eindassessments

van de studenten afgenomen dienen te worden zijn verwerkt in de volgende centrale vraag

die de docenten moesten beantwoorden tijdens een groepsgesprek wat moet de student

kunnen aan het eind van de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase

Ecologische validiteit

De ecologische validiteit geeft de geldigheid van de onderzoeksresultaten in de dagelijkse

praktijk aan (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag zijn de onderzoeksdata rechtstreeks van

de docenten verzameld door de toets Bij de tweede deelvraag zijn de onderzoeksgegevens

bij het eerste meetmoment rechtstreeks bij de docenten die op dat moment de rol van asses-

sor vervulden verzameld middels de observatie Bij het tweede meetmoment zijn de gege-

vens via de bevindingen van een observator verzameld Bij het tweede meetmoment heeft de

ecologische validiteit dus moeten inboeten aangezien de observator een andere interpretatie

gegeven kan hebben aan hetgeen heeft plaatsgehad dan wanneer de data rechtstreeks van de

docent was verkregen Bij de derde deelvraag zijn de gegevens rechtstreeks van de docenten

verkregen nadat die op flappen waren geschreven Ook bij de derde deelvraag heeft de

ecologische validiteit moeten inboeten aangezien hetgeen geschreven is op de flappen niet

noodzakelijkerwijs hetgeen hoeft te zijn dat is besproken tijdens het groepsgesprek

552 Betrouwbaarheid

Baarda et al (2009) die betrouwbaarheid beschrijven als de mate waarin metingen onafhan-

kelijk zijn van toeval geven de volgende richtlijnen om de betrouwbaarheid te verhogen

1 Het vooraf uitschrijven van mogelijke vooroordelen waardoor subjectieve ervaringen en

overwegingen voorkomen kunnen worden

2 De onderzoeksverslagen en interpretaties te laten nalezen door collegarsquos (peer-

debriefing)

3 De dataverzameling na enige tijd nog eens bekijken en analyseren

4 Het zo snel mogelijk aantekeningen maken van de observaties of gesprekken die ter

plekke niet vastgelegd kunnen worden

Tijdens het interventieonderzoek is gebruik gemaakt van de tweede richtlijn waarbij de

kwaliteitsmedewerker van de SOOS de onderzoeksresultaten heeft nagelezen Uit deze peer-

debriefing is er eacuteeacuten inhoudelijke opmerking voortgekomen waarbij gesteld is dat niet is

aangeven als het effect dat op het kennisniveau heeft plaatsgehad positief of negatief is

geweest Deze opmerking is verwerkt in het resultaat in hoofdstuk 6

Masterthesis 45

6 Resultaten van het onderzoek

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het interventieonderzoek gepresenteerd In

paragraaf 61 worden ingegaan op het effect van het product terwijl in paragraaf 62 wordt

ingegaan op het effect van het proces

61 Het effect van het product

Zoals aangegeven in hoofdstuk 4 omvat het product de volgende activiteiten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Een assessorentraining waarbij de docenten

a worden getraind in de technieken die nodig zijn om portfoliorsquos te beoordelen en een

criteriumgericht interview af te nemen

b met elkaar oefenen in het aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor

3 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments

Deze drie activiteiten worden in de volgende subparagrafen beschreven

611 Informeren van docenten

Zoals beschreven in paragraaf 431 is er een reader samengesteld over het

competentiegericht opleiden en beoordelen (zie ook de inhoudsopgave in bijlage 6) Deze

reader is ongeveer twee weken voorafgaand aan de informatiebijeenkomst gestuurd naar de

docenten De informatiebijeenkomst is geweest op zondag 15 juni 2014 Aan het begin van

deze informatiebijeenkomst is de toets (zie ook paragraaf 541) afgenomen om een indicatie

te hebben over het kennisniveau van de docenten voorafgaand aan het interventietraject Deze

zelfde toets is vervolgens weer afgenomen onder de docenten aan het begin van de eerste

trainingsbijeenkomst op vrijdag 4 juli 2014 27 dagen na het eerste meetmoment De

resultaten van deze toets zijn opgenomen in tabel 61 De toets bestond uit vijf meerkeuze-

vragen Voor elke vraag die goed was beantwoord kon een docent twee punten scoren

Tabel 61 Gemiddeld toetscijfer docenten kennisniveau

Gemiddeld cijfer meetmoment 1 Gemiddeld cijfer meetmoment 2

44 62

Uit tabel 61 blijkt dat het gemiddeld toetsresultaat tijdens het eerste meetmoment 44 is

geweest Twee toetsvragen (zie bijlage 7) zijn door alle respondenten fout beantwoord

namelijk de vraag over de competentiegerichte assessmentpiramide en de vraag over hetgeen

noodzakelijk is als een student een ontwikkelingsportfolio maakt Bij de vraag over de

assessmentpiramide hebben de docenten dus niet kunnen herkennen dat bij assessment van

competenties assessment tijdens het leren (ldquoassessment as learningrdquo) de basis vormt gevolgd

door assessment voor het leren (ldquoassessment for learningrdquo) en tenslotte assessment van het

Masterthesis 46

leren (ldquoassessment of learningrdquo) Bij de vraag over het ontwikkelingsportfolio hebben de

docenten niet kunnen herkennen dat een student niet maar eacuteeacuten informatiebron als bewijs kan

gebruiken

Het gemiddeld toetsresultaat is tijdens het tweede meetmoment 62 geweest Uit de analyse

van deze toetsresultaten is in tegenstelling tot het eerste meetmoment niet gebleken dat er

specifieke onderdelen zijn waarbij de docenten een informatiegap hebben De fouten varieumlren

namelijk per docent

Uitgaande van het gemiddeld cijfer van de twee verschillende meetmomenten respectievelijk

44 en 62 kan gesteld worden dat de reader over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de informatiebijeenkomst een positief effect hebben gehad op het kennisniveau

van de docenten over het competentiegericht opleiden en beoordelen

612 Assessorentraining

De doelen van de assessorentraining zijn geweest om de docenten

a te trainen in de competenties van een assessor

b met elkaar te laten oefenen bij het aanleren van de gedragsindicatoren van een

getrainde assessor

In schema 51 zijn de indicatoren die bij de competenties van een assessor van belang zijn

weergegeven Voor de overzichtelijkheid worden die weer hier opgenomen

1 Portfolio beoordelen waarbij de docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen

(tijdens het onderzoek afgekort vraak-criteria)

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en

de competenties (tijdens het onderzoek genoemd beoordelingsdriehoek)

2 Criteriumgericht interview afnemen waarbij de docent

actief luistert doorvraagt samenvat (LSD)

de kandidaat vraagt naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak

precies was in die situatie welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van

die actie was en wat een volgend keer anders gedaan zou kunnen worden (START)

turbo vragen hanteert

feedbackregels toepast

de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of het criteriumgericht

interview baseert

Zoals eerder beschreven (zie ook paragraaf 432 en 542) zijn er bij de assessorentraining

twee meetmomenten geweest waarbij het eerste meetmoment is geweest tijdens de eerste

twee trainingsbijeenkomsten en het tweede meetmoment tijdens de derde trainingsbijeen-

komst ongeveer eacuteeacuten maand na het eerste meetmoment Gedurende deze twee meetmomenten

hebben de docenten onderling geoefend

Masterthesis 47

Om het geheel overzichtelijk te houden worden de resultaten bij dit onderdeel weergegeven

voor de twee hierboven genoemde aspecten (beoordelen portfolio en criteriumgericht

interview afnemen)

Beoordelen van het portfolio

Bij het beoordelen van het portfolio hebben de docenten tijdens het eerste meetmoment

vrijdag 11 juli 2014 in vier groepen gewerkt waarbij studentenportfoliorsquos beoordeeld

moesten worden Bij het beoordelen van de studentenportfoliorsquos hebben de docenten gelet op

de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen (vraak-criteria)

en de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en de

competenties (beoordelingsdriehoek) Het resultaat van dit groepswerk is onderling door de

groepen zelf beoordeeld Het tweede meetmoment heeft plaatsgehad op vrijdag 8 augustus

2014 Hierbij waren er acht van de negen docenten aanwezig waarbij twee docenten een

gezamenlijk portfolio hebben ingeleverd Ook hier hebben de docenten onderling de

beoordeling gedaan

Vraak-criteria

In schema 61 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven met betrekking tot

de vraak-criteria Tijdens het eerste meetmoment zijn er van vier groepen resultaten en tijdens

het tweede meetmoment zijn er van zes individuele docenten en eacuteeacuten duo-groep resultaten

Tussen het eerste en het tweede meetmoment zijn er 29 dagen

Schema 61 Portfoliobeoordeling vraak-criteria

Meetmoment 1 Meetmoment 2 1 Poging om de variatie te

brengen terwijl de andere

criteria niet zijn meegenomen

2 Alleen de variatie en de

relevantie zijn toegelicht

3 De actualiteitswaarde is niet

genoemd de overige criteria

in onvoldoende mate

4 De variatie is onvoldoende

uitgewerkt de kwantiteit is

niet aan de orde gekomen De

overige criteria zijn wel

genoemd

1 De bewijsstukken zijn echt en actueel (27 juli 28 juli en 2

augustus) Er zijn maar van twee indicatoren bewijzen

waarvan maar van eacuteeacuten er meerdere bewijzen zijn

2 Er zijn geen bewijzen als zodanig in het portfolio

opgenomen

3 Alle indicatoren zijn aan de hand van eacuteeacuten feedbackrapport

bewezen

4 De beoordeling is gedaan aan de hand van een casus en niet

van de indicatoren van een assessor

5 De vraak-criteria zijn voldoende toegepast

6 De vraak-criteria zijn onvoldoende toegepast

7 Uit de beschrijving van de werkwijze en de opsomming van

de bevindingen blijkt de variatie relevantie en de actualiteit

De authenticiteit en de kwantiteit zijn niet gebleken

Zoals in het begin van deze paragraaf aangegeven dient een assessor bij het beoordelen van

een portfolio uit te gaan van de vraak-criteria Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het

beoordelen van het portfolio zowel bij het eerste meetmoment als bij het tweede meetmoment

uit zijn gegaan van de vraak-criteria

Tussen de twee meetmomenten hebben de docenten onderling geoefend in het hanteren van

de vraak-criteria bij het beoordelen van een portfolio Tijdens het oefenen hebben de

Masterthesis 48

docenten middels een leerrapport twee keer gereflecteerd op de mate waarop zij conform de

vraak-criteria een portfolio beoordelen waarbij de sterke punten en de verbeterpunten

hiervan genoteerd zijn De resultaten van alle docenten zijn weergegeven in schema 62

Schema 62 Oefenresultaten vraak-criteria

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen toegepast (3) Alle onderdelen toegepast

Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde

Ervaring kunnen opdoen met de vraak-techniek Het beoordelen van de bewijsstukken met de vraak-

techniek (2)

Verbeterpunten

Actualiteit kon beter Actualiteit kon beter

Kwantiteit Kwantiteit

Relevantie (2) Relevantie

Juiste afbakening maken Juiste afbakening maken

Uit schema 62 blijkt dat net als bij het eerste en het tweede meetmoment de docenten bij het

oefenen bij de portfoliobeoordeling ook rekening gehouden hebben met de vraak-criteria Uit

schema 62 blijkt ook dat het maken van een juiste afbakening tussen de criteria als een

verbeterpunt is aangemerkt

Uitgaande van hetgeen hierboven gesteld is kan worden aangegeven dat de docenten vanaf

het eerste meetmoment de vraak-criteria hebben gehanteerd bij het beoordelen van

portfoliorsquos

Beoordelingsdriehoek

In schema 63 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven van de

beoordelingsdriehoek Voor het beoordelen van een portfolio op basis van de

beoordelingsdriehoek dient de docent na te gaan als de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria aan elkaar zijn gerelateerd

Schema 63 Portfoliobeoordeling beoordelingsdriehoek

Meetmoment 1 Meetmoment 2

1 Er zijn zowel bewijzen als beroepshandelingen

2 De bewijzen zijn wel beoordeeld maar de beroepshandelingen en de

beoordelingscriteria zijn niet meegenomen

3 Er is per competentie beoordeeld maar de beoordelingsdriehoek is niet

gebleken

4 De prestatie-indicatoren en het bewijsmateriaal zijn wel gebruikt maar

de beroepshandelingen (de context) niet

Bij geen enkele

indicator is er een

relatie gelegd met

het bewijs en de

beroepscontext (7)

Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het eerste meetmoment zich met name gefocust

hebben op de onderdelen (bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscriteria) van de

beoordelingsdriehoek en niet zozeer op de relatie daartussen Bij het tweede meetmoment is

Masterthesis 49

deze relatie wel meegenomen In welke mate het onderling oefenen tussen de twee

meetmomenten hiertoe heeft bijgedragen is weergegeven in schema 64

Schema 64 Oefenresultaten beoordelingsdriehoek

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Bewijzen Bewijzen

Gebruik van de competenties Gebruik van de competenties

Ervaring kunnen opdoen met beoordelingsdriehoek

Verbeterpunten

Bewust toepassen Bewust toepassen

Toepassen Toepassen (2)

Uit schema 64 blijkt dat het uitgaan van de bewijzen en de competenties en het opdoen van

ervaring met de beoordelingsdriehoek een bijdrage hebben geleverd dat tijdens het tweede

meetmoment wel op de relatie tussen de bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscri-

teria is gelet Ook heeft het (bewust) toepassen van de beoordelingsdriehoek hieraan

bijgedragen

Criteriumgericht interview

Bij het criteriumgericht interview is de focus geweest op de START (situatie taak actie

resultaat en transfer) LSD (luisteren samenvatten en doorvragen) en turbo-vragen en het

geven van feedback Tijdens het eerste meetmoment zijn drie duo-groepen gevormd en eacuteeacuten

groep van drie docenten In totaal dus vier groepen Van deze vier groepen hebben twee het

criteriumgericht interview voorbereid vanuit de rol van de student en twee vanuit de rol als

assessor waardoor uit het eerste meetmoment van twee criteriumgerichte interviews resul-

taten zijn verzameld Tijdens het tweede meetmoment zijn net als bij de portfoliobeoorde-

ling van zeven interviews resultaten verzameld De vragen die bij de START- en de TURBO

technieken gesteld konden worden en de feedbackregels zijn opgenomen in bijlage 13

START

In schema 65 zijn de resultaten van de START-techniek (situatie taak actie resultaat en

transfer) opgenomen voor de twee meetmomenten

Schema 65 Criteriumgericht interview START

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- De spanningen zijn er nog

- Wat gebeurde er precies

- Wie waren er allemaal bij betrokken

- Wat was het daadwerkelijk probleem (2)

- Wat heb je precies gesignaleerd

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- Goed (2)

- Praatstelt vragen over de samenstelling van het

portfolio

- Behandelt de cases die de kandidaten hebben

opgenomen in hun portfolio

- Ja gevraagd over de situaties als assessor

- Gevraagd over de situatie van het portfolio

- Voldoende

- Wel

Masterthesis 50

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de T-fase (taak)

De docent gaat in op de T-fase (taak)

- Niet (2)

- Goed

- Praat over de taak die is uitgevoerd tijdens het

afnemen van het assessment

- Ja heeft vragen gesteld over taak als assessor

- Heeft weinig vragen daarover gesteld de

kandidaat is zelf erop ingegaan

- Voldoende

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Wat heb je precies gedaan

- Ik begrijp dat een van de acties is geweesthellip

- Heb je naar eigen inzicht de actie ondernomen

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Niet (2)

- Vraagt wat precies is gedaan hoe het

assessment is gevoerd

- Gevraagd naar het gevoel in de rollen

- Voldoende

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Welk deel is nog niet opgelost en welk deel

wel

- Er is niet vermeld dat de oplossing is gekomen

- Waren de medewerkers er mee eens dat de

oplossing is gekomen

- Ik heb niet het idee dat er een oplossing is

gekomen

- Hoe heb je het verder opgelost

- Is het resultaat wel aanwezig

- Hoe ben je eigenlijk aan die oplossing

gekomen

- Ben je tevreden over het resultaat

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Goed (2)

- Het resultaat is het portfolio en stelt daar

vragen over Vraagt ook hoe ze het hebben

ervaren

- Onvoldoende (2)

- Matig

- Niet

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Stel dat het probleem zich weer voordoet

- Ga je een ander keer dezelfde oplossingen

gebruiken

- Is die situatie al een keer voorgekomen en hoe

ben je toen ermee omgegaan

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Goed (2)

- Vraagt als de opdracht op dezelfde manier of

anders zou worden gedaan als het opnieuw zou

moeten worden uitgevoerd

- Onvoldoende (2)

- Voldoende

- Wel

Bij het hanteren van de gesprekstechniek START dient aan de kandidaat gevraagd te worden

naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak precies was in die situatie

welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was en wat een volgend

keer anders gedaan zou kunnen worden Uitgaande van hetgeen is weergegeven in schema

65 kan ten aanzien van de START worden afgeleid dat er ten opzichte van het eerste

meetmoment waarbij de taak-fase niet was voorgekomen er een toename in het

ontwikkelingsniveau van de START techniek is waar te nemen Bij het tweede meetmoment

zijn namelijk alle vijf fasen van de START-techniek voorgekomen

De mate waarin het onderling oefenen van de docenten tussen de tweemeetmomenten een

bijdrage aan deze toename in het ontwikkelingsniveau heeft geleverd is opgenomen in

schema 66 Ook hier worden de resultaten voor de twee leerrapporten opgenomen waarbij

een onderscheid wordt gemaakt in de sterke punten en de verbeterpunten

Masterthesis 51

Schema 66 Oefenresultaten START

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen redelijk toegepast (4) Alle onderdelen redelijk toegepast (2)

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan

bod

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan bod

Situatie Taak en Actie kwamen aan bod Situatie Taak en Actie kwamen aan bod

Ervaring kunnen opdoen met Start

Verbeterpunten

Alle elementen van de Start procedure aan de

orde laten komen

Alle elementen van de Start procedure aan de orde

laten komen

Oefenen met R-T Oefenen met R-T

Slechts eacuteeacuten situatie besproken Slechts eacuteeacuten situatie besproken

Meer focussen op transfer

Beter onderscheid tussen Transfer en Turbo

Uit schema 66 blijkt dat tijdens het oefenen alle fasen van de START aan de orde zijn

geweest waardoor het oefenen tussen de twee meetmomenten een positief effect heeft gehad

op de ontwikkeling van de START-techniek bij de docenten

LSD

In schema 67 zijn de resultaten van de LSD-techniek (luisteren samenvatten en doorvragen)

opgenomen voor het eerste en het tweede meetmoment

Schema 67 Criteriumgericht interview LSD

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent luistert actief

- Bevestigend knikken (2)

- Bevestigende antwoorden (2)

- Oogcontact (2)

De docent luistert actief

- Ja en kan daardoor ook doorvragen

- Zeer actief en brengt het gesprek terug naar het

begin

- Ja stelt tussendoor vragen

- Speelt in op hetgeen de kandidaat zegt en kan

verdere vragen stellen

- Redelijk (2)

- Luistert aandachtig en kan daardoor ook ingaan

op hetgeen de kandidaat zegt

- Weinig geluisterd Meer gepraat en gevraagd

De docent vraagt door

- Er is ergens toch nog iets dat moet gebeuren

- Wat was het daadwerkelijk probleem

- Wat kan er dan voor die persoon nog

gebeuren

- Waarin uitte deze spanning zich

- Wat vindt u zelf

De docent vraagt door

- Goed

- Goed waardoor onduidelijkheden konden

worden weggenomen

- Af en toe

- Door middel van doorvragen probeert ze

meerdere antwoorden de juiste informatie te

krijgen

- Onvoldoende (2)

- Doorvragen bijvoorbeeld bij het gedeelte over

de vaststelling van de actualiteiten

- Vraagt redelijk goed door

Masterthesis 52

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent vat samen

- Je hebt dus gesignaleerd dathellip

- Dus eigenlijk heb jehellip

De docent vat samen

- Goed

- Goed aan het eind een heldere samenvatting

- Ja vat het traject van de totstandkoming van het

portfolio en de belemmeringen (tekort aan tijd)

samen

- Kort samengevat wat ze hebben gedaan bij het

eerste gesprek en gaat van daaruit verder met het

gesprek Vat ook samen op verschillende

manieren en vraagt dan verder

- Niet tijdens de vragenronde wel aan het eind

- Redelijk goed

- Ja Bijvoorbeeld na het antwoord van de

kandidaat over kwantiteit

- Heeft wel samengevat

Bij het toepassen van de LSD-techniek gaat het erom dat de docent actief luistert doorvraagt

en samenvat Uit schema 67 blijkt dat zowel bij het eerste als bij het tweede meetmoment

alle drie aspecten zijn voortgekomen Hoewel niet zichtbaar in het schema is het wel zo dat

de resultaten van het eerste meetmoment bij het onderdeel samenvatten van eacuteeacuten van de twee

interviews afkomstig zijn Bij eacuteeacuten groep is er tijdens het eerste meetmoment niet samengevat

Uitgaande hiervan kan dan gesteld worden dat bij het tweede meetmoment er een positief

effect heeft plaatsgehad aangezien alle docenten daar samengevat hebben De mate waarin

het oefenen van de docenten hieraan heeft bijgedragen is weergegeven in schema 68

Schema 68 Oefenresultaten LSD

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Luisteren en doorvragen (3) Luisteren en doorvragen (3)

Luisteren doorvragen en samenvatten (2) Luisteren doorvragen en samenvatten

Luisteren

Verbeterpunten

Samenvatten (3) Samenvatten (2)

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Met LSD naar andere situatiesacties

overstappen

Met LSD naar andere situatiesacties overstappen

Student meer ruimte geven uit te praten

Zoals blijkt uit schema 68 zijn ook tijdens het oefenen met name het luisteren en doorvragen

van de LSD-techniek gedemonstreerd Uit beide leerrapporten blijkt dat het samenvatten als

een verbeterpunt was aangegeven De resultaten van het tweede meetmoment in schema 67

geven wel aan dat alle docenten hebben samengevat tijdens het interview

Turbovragen

Bij het gebruik van de turbovragen gaat het erom dat de docenten die vragen (zie bijlage 13)

dienen te stellen tijdens het interview Ten aanzien van de turbovragen kan gesteld worden

dat er tijdens het eerste meetmoment eacuteeacuten turbovraag is gesteld namelijk lsquoStel dat het pro-

Masterthesis 53

bleem zich weer voordoetrsquo (in schema 65 is deze vraag in het rood aangegeven) Tijdens het

tweede meetmoment is dit onderdeel niet in het observatieformulier opgenomen waardoor er

geen onderzoeksresultaten ten aanzien hiervan zijn voor dit tweede meetmoment Tijdens het

oefenen hebben de docenten wel hierop gefocust De resultaten hiervan zijn in schema 69

weergegeven

Schema 69 Oefenresultaten turbovragen

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

lsquoStel datrsquo situatie (3) Inderdaad de student gebracht naar een lsquostel datrsquo

situatie

Het formuleren van de vragen tijdens het

gesprek

Alle vier vormen van Turbo gebruikt

Kwam in combinatie met de transfer aan de orde

Verbeterpunten

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen (2)

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Turbo beter kunnen onderscheiden van transfer Het formuleren van de vragen tijdens het gesprek

Ten aanzien van de turbovragen blijkt uit schema 69 dat van de verschillende soorten

turbovragen die er zijn de lsquostel datrsquo het meest gebruikt wordt door de docenten bij deze

gesprekstechniek Ook tijdens het eerste meetmoment was dit het geval Zoals blijkt uit het

resultaat van het tweede leerrapport hierboven is er wel eacuteeacuten observatie van alle vier vormen

van de turbo genoteerd hetgeen ten opzichte van het eerste meetmoment een verbetering is

Feedback geven

Naast de START-techniek LSD en turbovragen is het geven van feedback ook onderdeel

van het criteriumgericht interview Bij het geven van feedback dienen de docenten

feedbackregels (zie bijlage 13) te hanteren en de feedback te richten op concrete voorbeelden

uit het portfolio of het criteriumgericht interview Tijdens het eerste meetmoment hebben de

docenten geen feedback gegeven maar met name vragen gesteld (actief) geluisterd en

hoewel in ietwat mindere mate zoals eerder beschreven samengevat De resultaten van het

feedback geven zijn voor het oefenen weergegeven in schema 610

Schema 610 Oefenresultaten voor het geven van feedback

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Eerst de positieve punten aangegeven Eerst de positieve punten aangegeven

Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven

Suggesties meegegeven Suggesties meegegeven

Verbeterpunten

Feedbackregels toepassen (2) Feedbackregels toepassen

Bij gesprek met student ook feedback geven (2) Bij gesprek met student ook feedback geven (2)

Masterthesis 54

Uit schema 610 blijkt dat tijdens het oefenen niet altijd feedback is gegeven en dat de

feedbackregels ook niet altijd zijn toegepast De feedbackregels lsquoeerst de positieve punten

aangevenrsquo lsquozoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gevenrsquo en lsquosuggesties meegevenrsquo zijn

geiumldentificeerd als sterkte Tijdens het tweede meetmoment is er wel feedback gegeven

welke is weergegeven in schema 611

Schema 611 Criteriumgericht interview Feedback geven tweede meetmoment

Tweede meetmoment

Geeft aan dat ze afgeweken zijn van de opdracht maar dat ze het hebben uitgelegd waarom ze het

hebben gedaan

Geeft wel aan wat ze hebben gedaan

Voldoende tot uiting gekomen

De feedback was helder

Zegt ldquowat ik heel goed vindrdquo

Geeft aan waar informatie gehaald kan worden

Geeft ten aanzien van de bewijsstukken aan dat er harde bewijzen ingeleverd moeten worden

Geeft aan hoe toe te passen in de praktijk

Ten opzichte van het eerste meetmoment waarbij de docenten toen geen feedback hebben

gegeven is er bij het tweede meetmoment een toename in ontwikkelingsniveau gemeten De

feedback was positief vanuit lsquoikrsquo en ook met suggesties hetgeen aangeeft dat de

feedbackregels zijn gehanteerd Ook is ingegaan op de inhoud van het portfolio en het

criteriumgericht interview hetgeen blijkt uit de feedback op de bewijsstukken en de wijze

waarop in de praktijk gewerkt kan worden

613 Aangepast competentieprofiel

Het derde onderdeel van het ontwerp is geweest dat de docenten zich tijdens een workshop

hebben gebogen over het huidig competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments Zoals aangegeven in schema 51 zijn de

indicatoren om het competentieprofiel aan te passen ten behoeve van de tussen- en

eindassessment gedragsindicatoren op het niveau van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

Daarnaast dient er een duidelijke relatie te zijn met de beroepspraktijk Het huidig competen-

tieprofiel (zie ook bijlage 1) bestaat uit de volgende zes hoofdcategorieeumln interpersoonlijke

competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken competen-

ties in het reflecteren vakspecifieke competenties en beroepsspecifieke competenties Het

resultaat van deze workshop is een volledig nieuw competentieprofiel geweest die is

opgenomen in bijlage 14 Hieronder wordt het resultaat per hoofdcategorie beschreven

Interpersoonlijke competenties

Uit de gedragsindicatoren van de interpersoonlijke competenties blijkt dat er bij de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase een opbouwend niveau van complexiteit is waarbij die

van de afstudeerfase zich demonstreren op de werkplek Bij lsquode student gaat op een

rechtvaardige manier om met mensenrsquo blijk de opbouw van complexiteit tussen de

propedeuse- en de hoofdfase uit het handelen ten opzichte van medestudenten en docenten

(propedeusefase) en het handelen in een gesimuleerde beroepscontext (hoofdfase) Bij lsquoDe

Masterthesis 55

student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaalrsquo blijkt de opbouw in

complexiteit uit het onder begeleiding (propedeusefase) en zonder begeleiding (hoofdfase)

communiceren Bij de overige gedragsindicatoren blijkt de opbouw in complexiteit uit het

werkwoord en wel benoemen identificeren en bekend zijn (propedeusefase) om

respectievelijk gebruiken demonstreren en handelen (hoofdfase)

Organisatorische competentie

Ook bij de organisatorische competenties is er een mate van complexiteit in de drie niveaus

van gedragsindicatoren Bij de gedragsindicator lsquode student gaat methodisch te werkrsquo is het

niveau van de afstudeerfase binnen de organisatie terwijl het onderscheid tussen de

propedeuse en de hoofdfase bij 211 gemaakt wordt in de handeling en bij 212 in het

werkwoord Bij 211 gaat het in de propedeuse fase om het algemeen effectief gebruiken van

hulpmiddelen terwijl het in de hoofdfase gaat om het gebruiken van hulpmiddelen voor een

bepaald resultaat Bij de indicator lsquode student brengt structuur aan in het werkrsquo wordt het

onderscheid gemaakt in de handeling beginnende bij prioriteiten stellen gevolgd door

werkplan opstellen en tenslotte werk planmatig inrichten Bij de indicator lsquode student

controleert activiteiten op voortgangrsquo wordt het onderscheid gemaakt in het werkwoord

beginnende bij monitoren gevolgd door evalueren en tenslotte door bijstellen

Competenties in het samenwerken

Bij de verdeling van de gedragsindicatoren van de competenties in het samenwerken over de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase komt de relatie met de beroepspraktijk niet expliciet tot

uiting Bij de gedragsindicator ldquode student functioneert als een volwaardig groepslidrdquo wordt

er bij 311 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij het kennen van het teambelang en

de sociale vaardigheden centraal staat in de propedeusefase het leveren van een effectieve

bijdrage aan een groepstaak centraal staat in de hoofdfase en in de afstudeerfase het toepassen

van de sociale vaardigheden in teamverband centraal staat Bij 312 wordt het onderscheid

gemaakt in het leveren van een bijdrage aan de groepstaak het verantwoordelijk zijn van de

eigen geleverde bijdrage en het verantwoordelijk zijn voor groepsbeslissingen Bij 313

wordt het onderscheid gemaakt door de werkwoorden kennen demonstreren en komen tot

(doen) Bij de gedragsindicator ldquode student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve

van de uit te voeren werkzaamhedenrdquo wordt er bij 321 geen onderscheid gemaakt tussen de

propedeuse en de hoofdfase Naar de afstudeerfase wordt er een inhoudelijk onderscheid

gemaakt waarbij het accent wordt verschoven van het leveren van een bijdrage naar het

nemen van initiatieven in overleg met de groep Bij 322 wordt het onderscheid gemaakt

tussen de propedeuse en de hoofdfase door de toevoeging lsquoen staat open voor feedbackrsquo bij

de hoofdfase terwijl het onderscheid met de afstudeerfase inhoudelijk is waarbij het accent

verschuift van het demonstreren naar het onderhouden van de contacten

Competenties in het reflecteren

De eerste twee gedragsindicatoren van de competenties in het reflecteren zijn in de

afstudeerfase gericht op de beroepscontext Bij de gedragsindicator lsquode student reflecteert op

het persoonlijk functionerenrsquo ligt het onderscheid in het werkwoord waarbij in de

propedeusefase het om het benoemen gaat en in de hoofdfase om het terugblikken Bij de

Masterthesis 56

gedragsindicator lsquode student reflecteert op de eigen kennisontwikkelingrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase bij 421 gemaakt in het werkwoord en bij

422 in de handelingen Bij 421 gaat het om respectievelijk verslaan en vergelijken terwijl

het bij 422 gaat om het halen van informatie bij anderen respectievelijk in het beroep

De derde gedragsindicator lsquode student reflecteert op het persoonlijk handelen in de

beroepscontextrsquo staat de beroepscontext zowel in de propedeuse- als in de hoofd- als in de

afstudeerfase centraal Het onderscheid in complexiteit wordt hier gemaakt in het werkwoord

Bij 431 is het werkwoord in de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase respectievelijk

vertellen terugblikken en ontwikkelen en bij 432 benoemen terugblikken en verbeteren

Vakspecifieke competenties

Bij alle vakspecifieke competenties wordt bij de afstudeerfase het onderscheid gemaakt door

de beroepscontext Het onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase wordt gemaakt

door zowel de inhoud als het werkwoord als de plaats waar de indicator gemeten wordt Zo

wordt bij de gedragsindicator lsquode student levert administratieve informatie ten behoeve van

de bedrijfsvoeringrsquo bij 511 het onderscheid gemaakt door de werkwoorden toetsen en

bijdragen en bij 512 door de werkwoorden uitwerken en analyseren

Bij de gedragsindicator lsquode student richt een organisatie in en bestuurt dezersquo wordt bij 521

het onderscheid gemaakt door het onder begeleiding en zelfstandig werken van de student

Bij 522 ligt het onderscheid in het werkwoord (formuleren en implementeren) Daarnaast

wordt in de hoofdfase gewerkt met projecten of simulaties Bij 523 is er zowel een inhoude-

lijk onderscheid als een onderscheid in werkwoord waarbij in de propedeusefase het onder-

scheiden van de organisatiestelsels en ndashtypen centraal staan en in de hoofdfase het inrichten

van de personele en de organieke structuur Bij 524 en 525 wordt het onderscheid ook

gemaakt door het werkwoord Bij 524 gaat het om kennen en meten in de propedeusefase en

om analyseren en concluderen in de hoofdfase Bij 525 gaat het om het weten hoe leiding te

geven in de propedeusefase en het daadwerkelijk leiding geven in projecten of simulaties in

de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student verwerkt en analyseert economische gegevensrsquo wordt er

bij 533 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij er in de propedeusefase economische

vraagstukken worden opgelost en in de hoofdfase geiumlntegreerde economische vraagstukken in

concrete situaties Bij de overige indicatoren wordt het onderscheid door het werkwoord

gemaakt en wel beheersen en gebruiken in projecten of simulaties (531) kennen en op de

hoogte blijven (532) en beheersen van kennis en schrijven van beleidsnotarsquos (534)

Bij de gedragsindicator lsquode student brengt de financieumlle problematiek in kaartrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase bij 541 en 542 gemaakt door de

werkwoorden samenstellen en analyseren Bij 543 544 545 en 546 is er een inhoudelijk

onderscheid namelijk integrale kostprijsberekening en verschillende kostprijsberekeningen

financieumlle calculaties maken en beleidsbeslissingen maken op basis van financieumlle calculaties

investerings- en financieringsproblemen identificeren en antwoorden voor deze problemen

Masterthesis 57

formuleren en onderscheiden van de rechtsvormen en relateren van de vraagstukken aan de

rechtsvorm

Beroepsspecifieke competenties

Ook bij de beroepsspecifieke competenties staat de werkplek centraal in de afstudeerfase

Daarnaast worden bij de gedragsindicatoren lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo lsquode student bepaalt doelen

en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo en

lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo ook de collegarsquos betrokken bij

de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student gaat consistent en effectief om met (detail)informatiersquo

wordt het onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase gemaakt door de inhoud Bij

611 gaat het in de propedeusefase om het selecteren van informatie om taken uit te voeren

en in de hoofdfase om het controleren als geselecteerde informatie consistent is gebruikt bij

het uitvoeren van taken Bij 612 om het in kaart brengen van informatie en het effectief

gebruiken van informatie Bij 613 om het uitvoeren van instructies en het foutloos uitwerken

van instructies

Bij de gedragsindicator lsquode student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die

gelden voor de functie en de cultuur waarin men werktrsquo wordt het onderscheid gemaakt door

het werkwoord namelijk het kennen van gedragsnormen en het toepassen van de

gedragsnormen bij het eigen handelen

Bij de gedragsindicator lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar

voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo wordt bij 631 en 632 een

onderscheid gemaakt in werkwoord namelijk kennen en rekening houden met (631) en

verbeteren en waarborgen (632) Bij 633 is er een inhoudelijk onderscheid waarbij in de

propedeusefase naar eigen inzichten wordt geeumlvalueerd en in de hoofdfase samen met

collegarsquos wordt geeumlvalueerd

Bij de gedragsindicator lsquode student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties

tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo wordt er tussen de propedeuse- en de

hoofdfase een inhoudelijk onderscheid gemaakt door het samenwerken in de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten

van medewerkers en bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo gaat het

om de eigen werkzaamheden in de propedeuse fase de eigen werkzaamheden bij groepstaken

in de hoofdfase en de eigen werkzaamheden en die van de medewerkers in de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student doet onderzoekrsquo wordt het onderscheid gemaakt door een

eenvoudig onderzoek een kwalitatief en kwantitatief onderzoek en een complex praktijkon-

derzoek Bij deze twee gedragsindicatoren wordt er een inhoudelijk onderscheid gemaakt

Masterthesis 58

Samengevat kan gesteld worden dat wel bij alle gedragsindicatoren een onderscheid is

gemaakt naar propedeuse- hoofd- en afstudeerfase maar dat de relatie met de

beroepspraktijk niet bij alle indicatoren blijkt Bij de interpersoonlijke competenties de

competenties in het reflecteren de vakspecifieke competenties en de beroepsspecifieke

competenties blijkt de relatie wel maar bij de organisatorische competenties en de

competenties in het samenwerken blijkt deze relatie niet

62 Het effect van het proces

Zoals aangegeven in paragraaf 44 zijn aan het proces de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep Er is een introductiebijeenkomst

geweest om draagvlak te creeumlren onder de docenten Deze informatie bijeenkomst heeft

niet het gewenste resultaat opgeleverd Er waren maar zes docenten aanwezig op de

informatiebijeenkomst waarvan vier bereid waren om deel te nemen aan de interventie

Hierdoor is er wederom een uitnodiging gestuurd naar alle docenten om hen te

interesseren om deel te nemen aan de interventie Op die uitnodiging zijn er in totaal

negen docenten ingegaan waarvan twee ook al tijdens de informatiebijeenkomst hun

medewerking toegezegd hadden

Het voeren van reguliere gesprekken met leidinggevenden Beide opleidingsmanagers

hebben deelgenomen aan de interventie en waren als zodanig betrokken bij het geheel

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlak en het mogelijk maken dat het resultaat

van het onderzoek buiten het afgebakend onderzoeksgebied gebruikt kan worden Alle

docenten hebben een uitnodiging gehad om te participeren bij de interventie Hoewel het

onderzoek zich richt op de COE zijn de docenten van de Marketing en Managementop-

leiding (MeM) ook betrokken bij dit interventieonderzoek waardoor met dit onderzoek

tevens een aanzet wordt gegeven om de assessments te kunnen introduceren bij de MeM

opleiding Zowel docenten van de COE als van de MeM hebben de training gevolgd Ook

is er een volledig competentieprofiel van de MeM dat is ingedeeld naar de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase

Het informeren van alle overigen betrokken Tijdens de diploma- en certificaatuitreiking

van 26 oktober 2014 zijn de certificaten overhandigd aan de deelnemers van de

assessorentraining Hiervan is er verslag gedaan in de SOOS-nieuwsbrief van november

2014 Het artikel is opgenomen in bijlage 15

Masterthesis 59

7 Conclusies aanbevelingen en discussie

In dit onderzoek stond de volgende vraag centraal kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor bij de

docenten waar te nemen

3 Op basis van welke criteria kunnen de tussen- en eindassessments van de COE

studenten afgenomen te worden

71 Conclusies

1 Ten aanzien van de toename van het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de conclusie dat de aan de docenten

verstrekte reader met daarin theoretische aspecten over het competentiegericht opleiden

en beoordelen en een informatiebijeenkomst ertoe heeft geleid dat het kennisniveau is

toegenomen Voorafgaand aan de informatiebijeenkomst is het kennisniveau van de

docenten gemeten aan de hand van een toets waarbij het gemiddeld cijfer 44 is geweest

Na de informatiebijeenkomst is er een tweede meetmoment geweest waarbij het

gemiddeld cijfer 62 is geweest

2 Ten aanzien van de toename van het ontwikkelingsniveau van de competenties als

assessor bij de docenten kan geconcludeerd worden dat

Uit het onderzoek is gebleken dat de competenties van een assessor zich vooral

demonstreren bij het beoordelen van een portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

In dit onderzoek daadwerkelijk is gefocust op de competenties van een assessor Bij

een competentie staat centraal dat de kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen op een geiumlntegreerde wijze gedemonstreerd dienen te worden in de

beroepspraktijk De beroepspraktijk is in dit onderzoek de SOOS geweest waar de

docenten aan de hand van bestaande studentenportfoliorsquos getraind zijn en geoefend

hebben om een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor

te weeg te brengen De integratie van de kennis vaardigheden houding en

eigenschappen is blijkt uit de kennis die de docenten hebben opgedaan over het

beoordelen van een portfolio en het afnemen van een criteriumgericht interview op

basis waarvan zij vaardigheden zijn gaan ontwikkelen door onderling met elkaar te

oefenen aan de hand van studentenportfoliorsquos

Bij het beoordelen van het portfolio is er een toename in het ontwikkelingsniveau van

de competentie te zien bij de docenten hetgeen vooral is gebleken bij het hanteren van

Masterthesis 60

de beoordelingsdriehoek waarbij tijdens het eerste meetmoment de docenten de

beoordeling afzonderlijk voor de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria hebben gedaan en tijdens het tweede meetmoment de beoordeling

vooral vanuit de relatie tussen deze drie componenten hebben gedaan De vraak-

criteria zijn bij beide meetmomenten gehanteerd

Hoewel alle docenten in de rol van assessor rekening hebben gehouden met de

beoordelingsdriehoek heeft geen enkele docent bij het samenstellen van de eigen

portfolio deze relatie tot uiting gebracht

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen aandacht besteed aan de taakfase tijdens de START-

methodiek (situatie- taak- actie- resultaat- transferfase) en deels aan het

samenvatten tijdens de LSD-methodiek (luisteren samenvatten en doorvragen)

Tijdens het tweede meetmoment zijn alle onderdelen aan de orde geweest hetgeen

een toename van het ontwikkelingsniveau weergeeft in deze twee methodieken

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen feedback gegeven Bij het tweede meetmoment hebben de

docenten dat wel gedaan Hoewel dit op zich al een toename van het

ontwikkelingsniveau weergeeft kan ook ten aanzien van de kwaliteit van de gegeven

feedback gesteld worden dat de feedbackregels in acht zijn genomen en dat de

docenten uit zijn gegaan van de bewijzen die in het portfolio zijn opgenomen

3 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

Assessments dienen aan de hand van criteria te geschieden die geformuleerd zijn in de

vorm van heldere gedragsindicatoren In alle voorgestelde gedragsindicatoren zijn er

concrete meetbare werkwoorden en een inhoudelijk aspect opgenomen die het

verwacht gedrag van de studenten aangegeven

Bij het formuleren van de criteria dient de relatie met de beroepspraktijk tot uiting te

worden gebracht Deze relatie is bij vier van de zes competentiecategorieeumln

weergegeven

Naar aanleiding van het bovenstaande kan gesteld worden dat gerichte training en oefeningen

daadwerkelijk hebben bijdragen aan de competenties van assessor bij de SOOS docenten

Verder kan geconcludeerd worden dat uitgaande van de conclusies van het analyseonder-

zoek met dit interventieonderzoek een belangrijke aanzet is gegeven tot de implementatie

van het competentiegericht opleiden en beoordelen Ter onderbouwing van deze conclusie

worden de volgende opmerkingen gemaakt

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de term assessment dat centraal staat

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen niet in de studiegids en het

lesmateriaal voorkwam en ook niet genoemd is tijdens de afgenomen interviews

Momenteel beschikken alle docenten over een reader waarin de theoretische aspecten

Masterthesis 61

rond het competentiegericht opleiden en beoordelen zijn opgenomen Daarnaast zijn

negen docenten getraind om assessments af te nemen van studenten

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de docenten het competentiebegrip niet

konden definieumlren Ook is gebleken dat de docenten de rol van de beroepspraktijk niet

als een doorslaggevende factor hebben geiumldentificeerd bij het aangeven van de mate

waarin zij een bijdrage leverden aan het ontwikkelen van de competenties bij de

studenten Uit het interventieonderzoek is gebleken dat het kennisniveau over het

competentiegericht opleiden en beoordelen verhoogd is bij meer dan de helft van de

docenten

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat in het huidig competentieprofiel alleen

criteria zijn ontwikkeld die aangeven wat de studenten moeten kunnen aan het eind

van de opleiding Als resultaat van het interventieonderzoek is er een

competentieprofiel waarmee het mogelijk is om aan het eind van de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase het competentieniveau van de studenten te beoordelen

72 Aanbevelingen

Naar aanleiding van bovenstaande conclusies kunnen de volgende aanbevelingen gedaan

worden

Het implementeren van het aangepaste competentieprofiel en het inzetten van de

getrainde assessoren op de drie assessmentmomenten

Het houden van een informatiebijeenkomst voor de docenten die hebben deelgenomen

aan de interventie Tijdens deze informatiebijeenkomst worden de docenten geiumlnformeerd

over de resultaten van het interventieonderzoek en wordt het implementatieplan

gepresenteerd Het is ook aan te bevelen om aan het begin van de informatiebijeenkomst

een derde meetmoment te doen van het kennisniveau over het competentiegericht

opleiden en beoordelen Op basis hiervan kan namelijk worden ingeschat als er behoefte

is aan een herhaling van de theoretische aspecten van het competentiegericht opleiden en

beoordelen alvorens de assessoren zullen starten met de afname van de assessments

Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat Hiermee wordt beoogd om de gap die ten aanzien

hiervan geconstateerd is bij het samenstellen van de portfoliorsquos weg te werken

Het organiseren van een workshop onder de docenten van de SOOS waarbij er verder

gewerkt wordt aan het competentieprofiel met als doel om bij alle competenties de relatie

met de beroepspraktijk tot uiting te brengen

Het instellen van een focusgroep waarin personen uit de bedrijven waar de COE

studenten werkzaam zijn participeren met als doel om na te gaan als het voorgesteld

competentieprofiel aansluit bij de beroepsomgeving van de studenten

Masterthesis 62

Het doen van een analyseonderzoek naar de leeractiviteiten die de studenten tijdens de

verschillende modules uitvoeren met als doel na te gaan als er aanpassingen nodig zijn in

de didactische aanpakken die momenteel worden gehanteerd De didactische aanpakken

die gehanteerd worden moeten namelijk studentenactiviteiten stimuleren die het mogelijk

maken dat de studenten hun competenties kunnen ontwikkelen

Het instellen van een community of learners waarbij de getrainde docenten elkaar kunnen

ondersteunen bij de implementatie van de assessment bij de hbo-opleidingen Aangezien

de community of learners buiten beschouwing is gelaten bij dit onderzoek is het aan te

bevelen dat er een interventieonderzoek hieraan gekoppeld wordt waarbij ongeveer

dezelfde opzet als bij dit onderzoek gebruikt wordt Hiermee wordt bedoeld dat docenten

ook eerst geiumlnformeerd worden over de achtergronden van een community of learners

waarna zij getraind kunnen worden om te functioneren binnen een community of learners

Vervolgens worden workshops georganiseerd met brainstormsessies over de randvoor-

waarden die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten

Tijdens het interventieonderzoek is er een aanvang gemaakt met het ontwikkelen van een

website die gebruikt zou worden om alle producten die tijdens de onderzoeksperiode

ontwikkeld zouden worden ter beschikking te stellen voor de deelnemende docenten

Echter is het in de onderzoeksperiode niet gelukt om deze website af te ronden en te

publiceren onder de deelnemende docenten Aanbevolen wordt om deze website alsnog te

maken zodat de getrainde docenten de website als een medium kunnen gebruiken in hun

rol als assessor De (niet afgemaakte) website is beschikbaar via

httpssitesgooglecomakromosoetonetassessoren-traininghome

73 Discussie

Tijdens de interventie en het onderzoek zijn er zowel sterke punten als verbeterpunten

geconstateerd Alvorens hierop in te gaan wordt eerst ingegaan op het generatief vermogen

van het onderzoek

Generatief vermogen van het onderzoek

Er hebben negen docenten geparticipeerd aan de training waarbij geconstateerd is dat

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de competenties als

assessor De negen docenten zijn geselecteerd op basis van bereidheid waarbij elke docent

die wilde participeren aan de training mocht participeren Van deze negen docenten hadden

twee ervaring in het beoordelen van portfoliorsquos Daarnaast waren deze negen docenten

afkomstig uit verschillende disciplines waarvan eacuteeacuten rechten heeft gestudeerd vier economie

eacuteeacuten Nederlands twee management en eacuteeacuten pedagogiek Ook het aantal jaren ervaring in het

geven van onderwijs bij een hbo-instelling varieert tussen eacuteeacuten jaar en meer dan tien jaren

Uitgaande hiervan kan gesteld worden dat het mogelijk is om van alle docenten die

verbonden zijn aan beroepsgerichte instellingen middels gerichte training en oefening een

bijdrage te leveren aan hun competenties als assessor

Masterthesis 63

Sterke punten en verbeterpunten

Als sterke punten kunnen genoemd worden

1 Het onderzoek heeft inzicht gegeven in de wijze waarop de docenten zich zelf zien bij de

modules die zij geven en hun bereidheid om een bijdrage te leveren aan het

implementeren van assessments

2 Het resultaat van de interventie namelijk negen getrainde assessoren is voor de SOOS

van grote toegevoegde waarde voor het accreditatieproces Hiermee toont de SOOS

namelijk aan dat het kader aanwezig is om na te gaan of de individuele student ook

inderdaad over de beoogde eindkwalificaties beschikt

3 Het bewust worden van de docenten die betrokken zijn geweest bij het onderzoek en de

interventie Bij het analyseonderzoek is op eacuteeacuten na van alle COE docenten een interview

afgenomen waarbij de docenten bewust zijn geworden dat de huidige toetsvormen niet

aansluiten bij het competentiegericht opleiden en beoordelen

4 Het leerrendement van de onderzoeker over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de mogelijkheid om deze kennis te delen binnen de SOOS

Als verbeterpunten kunnen genoemd worden

1 De ecologische validiteit heeft moeten inboeten bij het tweede meetmoment bij de

assessorentraining aangezien de data niet rechtstreeks van de respondenten is verzameld

maar via de observanten Dit had opgevangen kunnen worden door video-opnames te

maken De data van deze video-opnames had dan vergeleken kunnen worden met die van

de observanten Een soortgelijke constatering is te maken bij het resultaat van de indeling

van het huidig competentieprofiel naar tussen- en eindniveaus Hierbij is namelijk

uitgegaan van hetgeen geschreven is op de flappen en niet van de gevoerde gesprekken

In dit geval hadden geluidsopnames gemaakt kunnen worden waarbij die data vergeleken

kon worden met data op de flappen

2 De wijze waarop de voor- en nameting bij de assessorentraining zijn gedaan Bij de

voormeting zijn namelijk de resultaten van twee groepen verwerkt en bij de nameting van

zeven individuele docenten Aangezien het om kwalitatieve data gaat is het niet mogelijk

om met een gemiddelde te werken waardoor de waarde van de conclusie met betrekking

tot de vergelijking tussen de voor- en nameting afneemt

3 Tijdens het interventieonderzoek heeft er geen controle van de ontwikkelde instrumenten

plaatsgevonden waarbij nagegaan is als alle indicatoren daadwerkelijk zijn opgenomen

Hierdoor is het onderdeel turbovragen niet meegenomen bij het meten van het effect van

de oefeningen

4 Tijdens het interventieonderzoek is er geen afstemming geweest met de observatoren om

na te gaan als hun rapportages wel in de nodige informatie resulteerden om de benodigde

resultaten te kunnen analyseren Hierdoor is zowel bij de eerste als bij de tweede meeting

tijdens de assessorentraining geen inzicht verkregen in de mate waarin de gedragsindica-

toren daadwerkelijk zijn gedemonstreerd bij de docenten die op dat moment de rol van

assessor hadden Hierdoor heeft de waarde van de conclusie moeten inboeten omdat het

oordeel gebaseerd is op de interpretatie van de observator en niet van de onderzoeker

Masterthesis 64

8 Implementatie plan

In dit implementatieplan wordt uitgaande van een gekozen implementatietheorie strategieeumln

uitgewerkt die het mogelijk maken om de resultaten van het interventieonderzoek te

implementeren

81 Implementatietheorie

Gekozen is voor de ontwikkelaanpak Deze aanpak wordt gebruikt als de problematiek nog

niet helder is er meerdere perspectieven zijn om de problemen op te lossen en de koers van

de verandering nog niet duidelijk is De ontwikkelaanpak start met een analyse van

problemen en oplossingsrichtingen door alle betrokkenen Hierbij worden de veranderingen

geleidelijk gerealiseerd en de medewerkers zijn betrokken bij alle fasen van verandering

(Boonstra 2005)

Er moet een specifieke vernieuwing worden geiumlmplementeerd waarbij de assessoren

assessments van de studenten zullen afnemen Het interventieonderzoek heeft geresulteerd in

negen getrainde assessoren en een competentieprofiel waarin de gedragsindicatoren van de

studenten gespecificeerd zijn naar tussen- en eindniveaus Zo op het eerste gezicht ziet het

ernaar uit dat de randvoorwaarden om assessments te implementeren aanwezig zijn Echter is

de problematiek niet helder en is de koers van de verandering ook nog niet duidelijk

Vragen die onder meer gesteld kunnen worden zijn

1 Kunnen de assessments naast de bestaande toetsvormen ingevoerd worden vanaf de

aanvang van de opleiding of dienen bestaande toetsvormen te worden vervangen door de

assessments Uitgaande van de resultaten van het analyseonderzoek waaruit is gebleken

dat de meeste toetsvormen zich richten op het toetsen van kennis en vaardigheden en niet

op competenties is het verwachtbaar dat assessments bestaande toetsvormen zullen

vervangen

2 Zijn de didactische aanpakken die momenteel binnen de verschillende modules

gehanteerd worden erop gericht dat er activiteiten bij de studenten gestimuleerd worden

die hen de gelegenheid geven om competenties te ontwikkelen Dit vereist een nieuw

analyseonderzoek zoals in het voorgaande hoofdstuk ook al is aanbevolen aangezien zal

er een volledige analyse van de bestaande toetsvormen moeten plaatsvinden alvorens de

assessments ingevoerd kunnen worden

3 Hoe zullen de niet getrainde docenten bewust gemaakt worden dat elke docent een

bijdrage dient te leveren aan de ontwikkeling van de competenties van de studenten Uit

het analyse onderzoek is gebleken dat de meeste docenten vooral vakinhoudelijke

docenten zijn die meer gefocust zijn op het overbrengen van de kennis enof het aanleren

van de vaardigheden met betrekking tot hun vak op de ontwikkeling van de competenties

van de studenten

Masterthesis 65

Uitgaande van de hierboven gegeven voorbeelden blijkt dus dat er wel een degelijke

probleemanalyse nodig is op basis waarvan oplossingen voorgedragen kunnen worden die

vervolgens gefaseerd geiumlmplementeerd kunnen worden Hierbij dienen alle stakeholders

betrokken te zijn hetgeen in de volgende paragraaf wordt beschreven

82 Stakeholders

Het is belangrijk dat alle stakeholders actief worden betrokken bij de implementatie Als

stakeholders worden geiumldentificeerd de (getrainde) docenten en de directie

De directie zal een belangrijke rol spelen bij het implementatietraject en met name om de

docenten te leiden tot bereidheid om deel te nemen aan de veranderingen die zullen

plaatsvinden en die bereidheid te behouden Hierbij wordt gedacht aan

1 Het vooraf tijdig informeren van de veranderingen die zullen plaatsvinden Hierbij

worden de docenten vooraf aangegeven waarom het belangrijk is dat de verschillende

veranderingen dienen plaats te vinden en welke acties hierbij ondernomen zullen

worden

2 Tijdens het implementatietraject regelmatig informatie verstrekken over de acties die

zijn ondernomen en de resultaten die hieruit zijn voortgekomen

3 Het faciliteren van de docenten door middelen vrij te maken om hen te trainen en hen

te laten participeren in de community of learners Vooral het laatste dient niet

onderschat te worden De docenten zijn namelijk allemaal deeltijdse docenten

waarvan hun vergoeding afhankelijk is van het aantal gegeven college-uren Inden de

docenten nu in een community of learners dienen te participeren zullen zij daar tijd

voor vrij dienen te maken Hierbij is het wenselijk dat zij vergoed worden hiervoor

83 Sociaal kapitaal en capacity building

Hargreaves (2013) geeft aan dat met sociaal kapitaal bedoeld wordt de mate waarin de

kwantiteit en de kwaliteit van interacties en sociale relaties onder mensen effect hebben op

hun toegang tot kennis en informatie hun verwachtingen hun verplichtingen en hun

vertrouwen en in welke mate zij blijven vasthouden aan dezelfde normen en gedragspatronen

Hierbij noemt Hargreaves (2014) professionele leergemeenschappen als mogelijk om het

sociaal kapitaal binnen een onderwijsinstelling optimaal te kunnen gebruiken Dit idee sluit

aan bij de eerder gedane aanbeveling voor het instellen van een community of learners

waarbij de docenten elkaar niet alleen kunnen ondersteunen bij het implementeren van de

assessments maar ook van elkaar kunnen leren

Masterthesis 66

84 Stappenplan

Uitgaande van de in het vorig hoofdstuk gedane aanbevelingen en hetgeen in de voorgaande

paragrafen is opgenomen wordt het volgend stappenplan voorgesteld

1 Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat

2 Het houden van een tweede workshop om het competentieprofiel verder te reviewen

waarbij vooral de rol van de beroepspraktijk bij de competentieontwikkeling

meegenomen wordt

3 Onderdeel A

De getrainde docenten worden enthousiast gemaakt om te participeren in een community

of learners Hierbij worden zij eerst geiumlnformeerd over de achtergronden van een

community of learners vervolgens worden zij getraind om te kunnen functioneren binnen

een community of learners en tenslotte zullen zij brainstormen over de randvoorwaarden

die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten De rol

van de directie is hierbij van belang en met name in het kader van het verstrekken van het

faciliteren van deze community of learners

3 Onderdeel B

Het benaderen van personen uit de beroepsomgeving van de huidige studenten om te

participeren in een focusgroep waarbij nagegaan wordt als het competentieprofiel aanluit

bij de beroepsomgeving waarin de COE studenten werken Uit dit onderzoek hiervan

dient er een competentieprofiel voort te komen dat een goed beeld geeft van het geen

verwacht wordt van de pas afgestudeerde

4 Het doen van een analyseonderzoek waarbij het huidig curriculum van de COE getoetst

wordt aan het competentieprofiel Deze brainstormsessies dienen te resulteren in een

aangepast curriculum dat het mogelijk maakt dat studenten daadwerkelijk die

leeractiviteiten zullen uitvoeren die het mogelijk maken dat zij de gedragsindicatoren

zoals beschreven in het competentieprofiel kunnen ontwikkelen

5 Het aanvangen met de assessments in de competentiegerichte opleiding door de getrainde

assessoren

De stappen 3 onderdeel A en onderdeel B zullen simultaan aanvangen

Masterthesis 67

Lijst van geraadpleegde bronnen

Alexander P (2006) Psychology in Learning and instruction New Jersey Pearson

Baarda D (2014) Dit is onderzoek Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek

Groningen Nederland Noordhoff

Baarda D De Goede M amp Teunissen J (2009) Basisboek kwalitatief onderzoek

Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek Groningen

Nederland Noordhoff

Boonstra J (2005) Besturen van organisaties vanuit een paradoxaal perspectief Accounting

1 4-11 Geraadpleegd op httpwwwjaapboonstranlwp-

contentuploads201301Besturen-vanuit-paradoxaal-perspectief1pdf

De Ronde M (zj) Emotiedobbelstenen instrument voor ontmoeting en reflectie

Geraadpleegd op

httpchenl~mediaAcademie20Mens20en20OrganisatieLectoraatMichiel20de

20Ronde20-20publicatiesDe20Luistercoach20-

20Spelvormen20bij20de20emotiedobbelsteentjespdf

Driesen E amp Van Tartwijk J (2006) Toetsen met portfoliorsquos In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 175-188) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Hargreaves A (2013) Professional capital and the future of teaching In Seddon T amp Levon

J (2013) Educators professionalism and politics global transmission national spaces

and professional projects (pp 290-307) Geraadpleegd op

httpbooksgooglenlbookshl=nlamplr=ampid=rZJbBAAAQBAJampoi=fndamppg=PA290ampdq=

relatedHfMPWxsoybQJscholargooglecomampots=_3p5Xe34piampsig=PVgZuZ3xTH0h9f

4G8uBW9et43j4v=onepageampqampf=false

Hargreaves A (2014) Professional capital transforming teaching in every school

Geraadpleegd op

httpimteckatananofiles241369387009Professional_Capital_Transforming_Teachi

ng_in_Every_Schoolpdf

Joosten-ten Brinke D De Craene B Lemmen K Van Den Boomen J Slangen M amp

Voncken J (2009) Erkenning Verworven Competenties Geraadpleegd op

httpdspaceounlbitstream182020001EVCisbn9789079447237pdf

Masterthesis 68

Korthagen F (2002) Niveaus in reflectie naar maatwerk in begeleiding VELON Tijdschrift

voor Lerarenopleiders 23(1) 29-38 Geraadpleegd op

httpwwwarteveldehogeschoolbestudielichtsitesdefaultfilesfilesReflectieopdracht

20Artikel20Niveaus20in20reflectie(1)pdf

Korthagen F (2004) Zin en onzin van competentiegericht opleiden VELON Tijdschrift voor

Lerarenopleiders 25(1) 13-23 Geraadpleegd op httpwwwvelonnlkennisbank

rubriekrubriek_itemtzin_en_onzin_van_competentiegericht_opleiden

Lorna E (2003) Assessment of Learning for Learning and as Learning Geraadpleegd op

httpwwwaacuorgmeetingsilddocumentsSymonetteMakeAssessmentWorkEarlAsse

ssmentForOfAsLearning2003pdf

Luken T (2006) Hoe meetbaar zijn competenties Dilemma en uitweg bij het werkbaar

maken van het competentiebegrip Handboek Effectief Opleiden (pp 89-108)

Geraadpleegd op httphomeplanetnl~tlukenZijnCompetentiesMeetbaarHEOpdf

Nationaal Orgaan voor Accreditatie (2012) Accreditatiekaders hoger beroepsonderwijs met

toelichting Zp

Oudkerk Pool I (2013) Expertiseontwikkeling en professionalisering van de Assessor

Ontwikkeling van een rubriek voor assessorenkwaliteit Criteriumgericht Beoordelen

Amsterdam Nederland Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding Hogeschool van

Amsterdam

Ponte P (2010) Onderwijs van eigen makelij Procesboek actieonderzoek in scholen en

opleidingen Den Haag Nederland Boom Lemma Uitgevers

Roelofs E amp Visser J (2011) De inhoud van toetsen In Stichting Cito Instituut voor

Toetsontwikkeling (Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op

httpwwwutwentenlelanhuidige_studentenOLCnotulen201205-

2012Toetsen20op20schoolpdf

Sanders P (2011) Het doel van toetsen In Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling

(Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op httpwwwutwentenlelan

huidige_studentenOLCnotulen201205-2012Toetsen20op20schoolpdf

Shepard L Hammerness K Darling-Hammond L Rust F with Baratz Snowden J

Gordon E Gutierrez C amp Pacheco A (2005) Assessment In Darling-Hammond L

amp Bransford J (Ed) Preparing teachers for a changing world What teachers should

learn and be able to do (pp 275-326) San Fransisco CA Jossey-Bass

Masterthesis 69

Smeijsters H amp Sporken S (2004) Van Taak Tot Competentie lsquoLeren lerenrsquo voor het

hoger beroepsonderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombookshl=enamplr=lang_nl

|lang_enampid=3_wb4uHyNlcCampoi=fndamppg=PA9ampdq=Van+taak+tot+competentieampots=-

3vz-

HCqWIampsig=YGo1jtM7qtz2xM0wagfM1QusQl8v=onepageampq=Van20taak20tot

20competentieampf=false

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Bedrijfsprofiel Paramaribo

Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2016

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2014 Vierjarige

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2012-2013 Marketing

en Managementopleiding Paramaribo Suriname Auteur

Straetmans G amp Sanders P (2001) Beoordelen van competenties van docenten

Geraadpleegd op httpwwwrcecnlpublicatiesoverige20publicatiesEPSbrochure5_

Beoordelenpdf

Taylor E (2003) Competenties in het voortgezet onderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombooksid=SkGXAzEx4hACamppg=PA13ampdq=Competentie+defin

itieamphl=nlampsa=Xampei=UlevUc_aB9jk4APJv4DABgampved=0CDMQ6AEwAQv=onepage

ampq=Competentie20definitieampf=false

Van Berkel A Van Dinther M Oudkerk Pool I amp Speetjes J (2008) Certificeren van

assessoren in het hbo Waarom en hoe OnderwijsInnovatie 2 17-15 Geraadpleegd op

httpwwwounlDocsTijdschriftOIOI_Juni_2008pdf

Van Dinther M (2009) Assessor in het hbo een vak apart Geraadpleegd op

httpfontyssurfsharekitnl8080getsmpid25849DS1

Van Merrieumlnboer J Van Der Klink M amp Hendriks M (2002) Competenties van

complicaties tot compromis Over schuifjes en begrenzers Geraadpleegd op

httpwwwonderwijsraadnlpublicatieszoekenitem259page=2ampsort=ampformkey=ffc29

40fed1b34bcb53b6200e25b6727fzoekform

Masterthesis 70

Van Petegem P amp Vanhoof J (2002) Evaluatie op de testbank Een handboek voor het

ontwikkelen van alternatieve evaluatievormen Mechelen Belgieuml Wolters Plantyn

Wouda S amp Snoek M (2003) Competentiegericht leren en begeleiden

Competentiegericht bewijzen en beoordelen Geraadpleegd op

httpwwwlerowebnldocsleroepslot docuassessmentpdf

Zwaal W amp Eringa K (2006) Toetsen van competenties In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 277-291) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Masterthesis 71

Bijlagenoverzicht

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE 72

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling bestaand materiaal 75

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en algemeen directeur 79

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten 85

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en algemeen directeur 87

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader 88

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten 89

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie 90

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek 92

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment 94

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining 96

Bijlage 12 Leerrapport 99

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en feedbackregels 101

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel 102

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief 106

Masterthesis 72

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE (Overgenomen van SOOS 2013d p15-21)

Het eerste cijfer in het competentieprofiel duidt op de subcategorie het tweede cijfer duidt op een

competentie van die betreffende subcategorie en het derde cijfer duidt op een prestatie-indicator van

die betreffende competentie Er zijn in totaal 23 competenties verdeeld over de zes subcategorieeumln

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Masterthesis 73

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Masterthesis 74

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 75

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling

bestaand materiaal

Leerdoelen Toetsvorm Modules

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

Masterthesis 76

Leerdoelen Toetsvorm Modules

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige

wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de administratieve

processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

Masterthesis 77

Leerdoelen Toetsvorm Modules

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

Masterthesis 78

Leerdoelen Toetsvorm Modules

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt de

eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 79

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en

algemeen directeur

Achtergrond

In het kader mijn masteropleiding moet ik een probleem dat zich voordoet in de opleiding

analyseren Ik heb hierbij gekozen voor een analyse van de wijze waarop de toetsing van de

competenties bij de driejarige COE plaatsvindt Het resultaat is bekend en te zien in het

totaaloverzicht van de toetsing van de competenties van de COE (zie bijlage)

Als vervolg op dit onderzoek wordt er een interventieonderzoek gedaan Uit deze interventie

dienen er concrete voorstellen te worden gedaan om het geanalyseerd probleem op te lossen

Om enige richting te krijgen van de wijze waarop deze interventie kan worden gedaan is het

noodzakelijk om de relevante actoren te benaderen om hun zienswijze op het totaaloverzicht

van de toetsing van de competenties te geven Als relevante actoren zijn de

opleidingsmanager van de COE en de algemeen directeur geiumldentificeerd U ontvangt deze

vragenlijst omdat u eacuteeacuten van deze functionarissen bent

Instructies

In het overzicht in de bijlage is af te lezen op welk niveau een bepaalde competentie in casus

een prestatie-indicator in een bepaalde module getoetst wordt Voor de overzichtelijkheid

zijn de verschillende modules met een afkorting in het overzicht weergegeven Onder het

overzicht is de volledige modulenaam per fase opgenomen Bij het beantwoorden van de

vragen is het goed om ook te weten dat de eerste fase van de opleiding de fase financieel

analist als persoon is en de laatste fase de fase startbekwaam financieel analist De marketing

algemene economie bedrijfseconomie en bedrijfsadministratiefase worden in afwisselende

volgorde aangeboden

Het verzoek is om het aangehecht totaaloverzicht uit te printen te bestuderen en vervolgens

per competentie uw onderbouwde mening te geven en ook een voorstel te doen over hoe de

toetsing van de competentiecategorie verbeterd kan worden Hiervoor kan het

antwoordenblad op de volgende bladzijde gebruikt worden In totaal zijn er 23 competenties

verdeeld over zes categorieeumln Elke categorie is op een nieuwe bladzijde opgenomen

Tot slot doe ik een beroep op u om het totaaloverzicht van de toetsen kritisch te bekijken en

uw denkwijze begrijpelijk en onderbouw te verwoorden Ik dank u bij voorbaat voor het

invullen van de twee onderstaande vragen

Vragen

1 Wat vindt u van de wijze waarop de competenties getoetst worden bij de COE en

waarom stel je dat Graag de onderbouwde bevindingen per competentie noteren in

de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad op de volgende bladzijde

Masterthesis 80

2 Bij welke competenties zou de toetswijze verbeterd moeten worden en hoe zou deze

verbetering kunnen plaatsvinden Graag de competenties die volgens u verbeterd

moeten worden duidelijk noemen en de voorstellen voor verbetering onder de

competentiecategorie noteren in de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad

op de volgende bladzijde

Antwoordenblad

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

Onderbouwde mening

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

Onderbouwde mening

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

Onderbouwde mening

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

Onderbouwde mening

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 81

2 Organisatorische competenties

24 De student gaat methodisch te werk

241 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

242 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

Onderbouwde mening

25 De student brengt structuur aan in het werk

251 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

252 De student richt het werk planmatig in

Onderbouwde mening

26 De student controleert activiteiten op voortgang

261 De student bewaakt de uitvoering van een plan

262 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

263 De student treedt regulerend en ordenend op

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 2

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

3 Competenties in het samenwerken

33 De student functioneert als volwaardig groepslid

331 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

332 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

333 De student stelt teambelang boven eigen belang

334 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

Onderbouwde mening

34 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

341 De student verwisselt informatie met stakeholders

342 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

343 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

344 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 82

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

Onderbouwde mening

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

Onderbouwde mening

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

Onderbouwde mening

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

Onderbouwde mening

Masterthesis 83

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

Onderbouwde mening

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 5

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Onderbouwde mening

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

Onderbouwde mening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

Onderbouwde mening

Masterthesis 84

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

Onderbouwde mening

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

Onderbouwde mening

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Onderbouwde mening

De competenties die volgens u verbeterd moeten worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 6

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 85

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten

Achtergrond

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat bij de verschillende modules de toetsing met name

gericht is op kennis en vaardigheden en niet zo zeer op de competenties Het doel van dit

interview is tweeledig In eerste instantie wordt nagegaan wat de docenten van de COE weten

over het toetsen van competenties en ten tweede wordt hiermee ingeschat in hoeverre de

docenten bereid zijn om een bijdrage te leveren aan de competentieontwikkeling van de

student in plaats van te focussen op het toetsen van de specifieke kennis en vaardigheden die

horen bij de verschillende modules Alle docenten van de COE worden dus geiumlnterviewd

Informatie over de geiumlnterviewde (vooraf in te vullen aan de hand van het resultaat van het

analyseonderzoek)

Naam docent

Module(s) en bijbehorende toetsvorm(en)

Inleiding bij het interview

De docent welkom heten en kort vertellen over het onderzoek dat ik aan het uitvoeren

ben

Het overzicht van module(s) en de bijbehorende toetsvormen van de betreffende docent

kort bespreken

Uitleggen hoe dit onderzoek past in het beleid van COE welke steun er is en dat het doel

van dit interview ook is om meer steun van docenten te verwerven

vragen

1 Hoe zou je het begrip competentie omschrijven

2 Ben je bekend met het competentieprofiel van de COE

Waar heb je het competentieprofiel gezien

Ken je het beroep waarvoor onze studenten worden opgeleid1

3 Aan welke competentie(s) uit het competentieprofiel levert (leveren) de module(s) die jij

geeft een bijdrage

1 Na deze vraag wordt het competentieprofiel van de COE overhandigd

Masterthesis 86

4 Hoe denk je over de mate waarin deze competentie(s) wordt(worden) getoetst met de

toetsvorm(en) die we nu gebruiken

5 Ben je bekend met het begrip formatieve toetsing

Indien nodig info geven en dan vragen of en waar gebruikt

6 Ben je bekend met de volgende toetsvormen

Portfoliorsquos Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Stages Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Praktijkopdrachten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Simulaties Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Logboeken Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Projecten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

7 Ben je bereid om bovengenoemde toetsvormen bij jouw module(s) te gebruiken

8 Heb je behoefte aan trainingcoachingsamenwerken met collegarsquos in

Formatieve toetsing

Portfoliorsquos

Stages

Simulaties

Logboeken

Projecten

9 Nog een aanvullende opmerking of vraag

Masterthesis 87

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en

algemeen directeur

Labels met betrekking tot de mening van de functionarissen

1 Via reflectiemodulen

2 Toetsvormen

3 Meerdere modulen

4 Doen

5 Formulering prestatie-indicatoren

6 Verschillende niveaus

7 Tijdstip toetsing

8 Tonen en doen

9 Weten en weten hoe

10 Soorten modules

Labels met betrekking tot de verbetervoorstellen gedaan door de functionarissen

11 Formulering prestatie-indicatoren

12 Verschillende niveaus

13 Toetsvormen

14 Aanvulling Prestatie-indicatoren

15 Soort module

16 Tijdstip toetsing

17 Aantal prestatie-indicatoren

18 Onderwijsactiviteiten

19 Doen

Masterthesis 88

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader

Algemeen 3

1 Het begrip competentie 4

2 Doeleinden van assessment 4

3 Portfolio 8

31 De rol van het portfolio 8

32 Inhoud van het portfolio 8

33 De rol van feedback tijdens het portfolioproces 10

4 Assessment 12

41 Beoordelingsmomenten 12

42 Kwaliteitscriteria voor assessments 13

421 Validiteit 13

422 Betrouwbaarheid 14

423 Acceptatie 15

424 Uitvoerbaarheid 15

Literatuurlijst 17

Masterthesis 89

As

FOR

OF

FOR

AS

OF

FOR

OF

AS

OF

FOR

AS

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten

Omcirkel het juiste antwoord

(de juiste antwoorden zijn onderstreept)

1 Welke van onderstaande alternatieven is GEEN kenmerk van een competentie

A Competenties zijn contextgebonden

B Competenties zijn veranderlijk in de tijd

C Competenties zijn in eacuteeacuten keer te ontwikkelen

D Competenties staan in relatie tot elkaar

2 Wat wordt bedoeld met assessment

A Beoordelen van kennis en vaardigheden

B Beoordelen van competenties

C Beoordelen als de student startbekwaam is

D Beoordelen als de student geschikt is om een bepaalde opleiding te volgen

3 Welke figuur geeft de competentiegerichte assessmentpiramide weer

A B

Assessment Learning Assessment Learning

C D

Assessment Learning Assessment Learning

4 Wat hoort er NIET bij

Voor het maken van een ontwikkelingsportfolio is het noodzakelijk dat de student

A reflecteert op zijn sterke en zwakke punten

B tenminste eacuteeacuten informatiebron als bewijs gebruikt

C zich kwetsbaar openstelt

D verschillende aspecten van het persoonlijk functioneren demonstreert

5 Voor welk kwaliteitscriterium is het werken met meerdere assessoren belangrijk

A Validiteit

B Betrouwbaarheid

C Acceptatie

D Uitvoerbaarheid

======================0000000======================

Masterthesis 90

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

1 Relatie

opbouwen

kennismaken

de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak

voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen

te stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te vol-

doen worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om

te begrijpen waar de assessor

naar op zoek is

het gewenste niveau en de

criteria globaal en algemeen

worden getoetst

de student niet precies weet waar

de assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte)

van het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk

toepast om een indruk te krijgen van

het competentie- en hbo niveau van

de student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust

op verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende infor-

matie over zijn kunnen krijgt en

de assessor onvoldoende infor-

matie heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de

student overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar

kan aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan

ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo

LSD)

actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het

gesprek probeert te houden

bekend is met methodieken als

START en Turbo en die regelmatig

toepast om door te vragen op het

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de

student zelden of niet en de tijd

wordt voor een groot deel gevuld

met het bespreken van zaken die

al in het portfolio stonden of die

irrelevant zijn voor de

beoordeling

de student weet onvoldoende

Masterthesis 91

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

bekend is met de rol van examina-

torbeoordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod

laat komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

over zijn beheersingsniveau en

over de kennis of vaardigheden

attitudes die bij het compe-

tentieniveau horen en die nog

ontbreken

4 Relatie

bewijsstukken

beroepshan-

delingen en

beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen

mee te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdrie-

hoek waarin bewijzen beroepshande-

lingen en beoordelingscriteria structu-

reel met elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en

de beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van

de student op bruikbaarheid te

toetsen

5 Beoordelingstech

niek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van

de matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observe-

ren registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit

het portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze

over het oordeel en onderbouwing

informeert

de assessor toont een eenduidige

en transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed

kan toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld

aan concrete voorbeelden uit het

portfolio of CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke compe-

tenties en bijbehorend hbo-

niveau zijn aangetoond welke

niet of gedeeltelijk

7 Vastleggen

oordeel bevindingen toegankelijk vastlegt op

het daarvoor bestemde rapportage-

format

de wijze waarop het oordeel tot stand

is gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoor-

deelde competenties en hbo-

niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien

van toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van

bezwaar kan vinden en welke

stappen te nemen

(Oudkerk-Pool 2013)

Masterthesis 92

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek

De assessor

1 Relatie opbouwen kennismaken

11 stelt de student op zijn gemak

12 heeft een uitnodigende houding

13 Is alert op de aanwezigheid van eventuele weerstanden angst of onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

2 Gespreksstructuur

a Opening

21 legt het doel van het gesprek uit

22 bespreekt de procedure van het assessment

23 geeft de kandidaat de ruimte om vragen te stellen

24 deelt de inhoudelijke bevindingen over het portfolio met de kandidaat

b Midden

25 houd zich aan de structuur van het gesprek

26 geeft aan wanneer het vraaggedeelte (middengedeelte) van het CGI start

27 heeft zicht op het competentieniveau van de kandidaat

c Eind

28 geeft een onderbouwd oordeel

29 geeft de termijn waarbinnen de kandidaat de rapportage ontvangt en - indien van toepassing -

hoe die bezwaar kan aantekenen aan

210 geeft de vervolgprocedure aan

d Overall

211 Ontdekt in het middenaan het eind helemaal niet welke informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen

212 Het competentieniveau van de assessor is grondigglobaal getoetst

3 Houding

31 Demonstreert vooral de rol van een beoordelaarbegeleider

32 Benoemt het handelen van de kandidaat in termen van de gedragsindicatoren van de assessor

4 Gesprekstechnieken

a LSD

41 Luistert actief

42 Vraagt door

Masterthesis 93

De assessor

43 Vat samen

b Regie van het gesprek

44 Probeert dmv vragensamenvattingenonderbrekingen de regie in het gesprek te houden

45 Geeft de kandidaat weinigveel

ruimte voor uitweidingen

46 Onderbreekt de kandidaat zeldenmeestal

indien die teveel uitweidt

47 Vult de tijd voornamelijk met het bespreken van zaken die welniet in het porfolio staat

48 Bespreekt voornamelijk zaken die relevantirrelevant voor de beoordeling zijn

c START

49 Gaat in op de S-fase (situatie)

410 Gaat in op de T-fase (taak)

411 Gaat in op de A-fase (actie)

412 Gaat in op de R-fase (resultaat)

413 Gaat in op de T-fase (transfer)

5 Feedbackregels

51 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

52 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt

53 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

54 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

55 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

6 Omgaan met bezwaren

61 Hoort bezwaren aan

62 Vertelt waar de procedure van bezwaar opgevraagd kan worden

Doorhalen wat niet is geobserveerd

Bij de opleidingsdirecteur

Masterthesis 94

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment

Naam docent

Datum assessment 8 augustus 2014

Naam assessor

Assessmentniveau Getraind

Onderdeel 1 VRAAK-criteria

Item Oordeel Toelichting

1 De geleverde

bewijzen zijn

gevarieerd

2 De geleverde

bewijzen zijn

relevant

3 De geleverde

bewijzen zijn

authentiek

4 De geleverde

bewijzen zijn

actueel

5 Er zijn

voldoende

bewijzen per

gedragsindi-

cator

oordeel O (onvoldoende) of V (voldoende)

Masterthesis 95

Onderdeel 2 Beoordelingsdriehoek

Relatie met bewijs blijkt uit Relatie met beroepspraktijk blijkt uit

1 Relatie opbouwen kennismaken onvoldoendevoldoende

2 Gespreksstructuur

a Opening onvoldoendevoldoende

b Midden onvoldoendevoldoende

c Eind onvoldoendevoldoende

3 Gesprekstechniek

a START onvoldoendevoldoende

b TURBO onvoldoendevoldoende

c LSD onvoldoendevoldoende

4 Relatie bewijsstukken beroepshandelingen en beoordelingscriteria onvoldoendevoldoende

5 Beoordelingstechniek onvoldoendevoldoende

6 Feedback geven onvoldoendevoldoende

7 Vastleggen oordeel onvoldoendevoldoende

8 Omgaan met bezwaren (indien van toepassing) onvoldoendevoldoende

Eindoordeel (onvoldoende voldoende) ________________________________________

Handtekening Assessor

Masterthesis 96

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining

De eindopdracht is om te bewijzen dat u over de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor bezit Deze gedragsindicatoren zijn in onderstaand schema opgenomen Voor een

beter begrip van de onderstaande gedragsindicatoren wordt verwezen naar het deelnemers

materiaal van de assessorentraining waarin naast de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor ook die van een ongetrainde assessor en een expert zijn opgenomen

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

1 Relatie opbouwen

kennismaken de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen te

stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te voldoen

worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om te

begrijpen waar de assessor naar op

zoek is

het gewenste niveau en de criteria

globaal en algemeen worden

getoetst

de student niet precies weet waar de

assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte) van

het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk toepast

om een indruk te krijgen van het

competentie- en hbo niveau van de

student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust op

verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende informatie

over zijn kunnen krijgt en de

assessor onvoldoende informatie

heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de student

overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar kan

aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo LSD) actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het gesprek

probeert te houden

bekend is met methodieken als START

en Turbo en die regelmatig toepast om

door te vragen op het

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de student

zelden of niet en de tijd wordt voor

een groot deel gevuld met het

bespreken van zaken die al in het

portfolio stonden of die irrelevant

zijn voor de beoordeling

Masterthesis 97

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

bekend is met de rol van examinatorbe-

oordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod laat

komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

de student weet onvoldoende over

zijn beheersingsniveau en over de

kennis of vaardigheden attitudes

die bij het competentieniveau horen

en die nog ontbreken

4 Relatie bewijsstuk-

ken beroepshan-

delingen en beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen mee

te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdriehoek

waarin bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria structureel met

elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en de

beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van de

student op bruikbaarheid te toetsen

5 Beoordelingstechniek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van de

matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observeren

registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit het

portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze over

het oordeel en onderbouwing informeert

de assessor toont een eenduidige en

transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed kan

toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld aan

concrete voorbeelden uit het portfolio of

CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke competenties

en bijbehorend hbo-niveau zijn

aangetoond welke niet of

gedeeltelijk

7 Vastleggen oordeel2 bevindingen toegankelijk vastlegt op het

daarvoor bestemde rapportageformat

de wijze waarop het oordeel tot stand is

gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoordeelde

competenties en hbo-niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien van

toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden3

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van bezwaar

kan vinden en welke stappen te

nemen

Om de eindopdracht te maken mag gebruik gemaakt worden van de portfoliorsquos van de

afgestudeerde studenten van de SOOS Deze portfoliorsquos kunnen na afstemming met de

2 Het format om het oordeel vast te leggen is opgenomen in bijlage 1

3 De procedure is te vinden in het examenreglement

Masterthesis 98

opleidingsdirecteur in bruikleen worden gegeven om te oefenen Aangezien er niet zo veel

portfoliorsquos zijn is het verzoek om zoveel als mogelijk bij de SOOS te oefenen zodat de

portfoliorsquos niet meegenomen hoeven te worden

Het oefenen geschiedt samen met een mededeelnemer in de drie duogroepen en de ene

triogroep die tijdens de training zijn gevormd Het is de bedoeling dat elk groepslid eerst

individueel het portfolio beoordeelt waarna de assessmentgesprekken geoefend worden

Tijdens de assessmentgesprekken neemt elke deelnemer de rol van assessor en van student

aan

Aangezien tijdens het oefenen bewijzen voor het portfolio verzameld dienen te worden en die

bewijzen ook dienen te voldoen aan de VRAAK-criteria is het aan te bevelen niet met maar

eacuteeacuten studentportfolio te oefenen Hierdoor zal dan ook meer dan eacuteeacuten keer de rol van assessor

(en student) worden aangenomen

Aangezien deze training een onderzoek betreft dient er ook data verzameld te worden over

de wijze waarop de beoordeling van het portfolio is geschied Hiervoor is het noodzakelijk

dat elke deelnemer bij elke oefening ook een leerrapport schrijft conform het format dat is

opgenomen in bijlage 2 Het leerrapport dient gelijk na de oefening ingevuld te worden Het

is hierbij aan te bevelen dat de deelnemers die samen hebben geoefend elkaar helpen om het

leerrapport in te vullen De leerrapporten worden per email (querlynkromosoetonet)

ingeleverd en wel uiterlijk vrijdag 8 augustus

Het eindportfolio met daarin de bewijzen wordt ingeleverd op maandag 4 augustus 2014

Het assessment zal plaatsvinden op vrijdag 8 augustus 2014 Het assessment is een

peerassessment waarbij elke deelnemer een portfolio van een mededeelnemer krijgt om te

beoordelen Op vrijdag 8 augustus zal elke deelnemer dus de competenties van een assessor

demonstreren De beoordeling hiervan geschiedt conform dezelfde gedragsindicatoren die

zijn opgenomen in het schema op bladzijde 1-3 van dit document

De training is met goed gevolg afgerond indien

1 op maandag 4 augustus een portfolio wordt ingeleverd

2 uiterlijk vrijdag 8 augustus tenminste twee leerrapporten per email worden ingeleverd

3 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt ondergaan van een mededeelnemer op

basis van het eigen ingeleverde portfolio

4 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt afgenomen van een mededeelnemer op

basis van het ingeleverde portfolio van die mededeelnemer (de deelnemer heeft dus de

rol van assessor)

Masterthesis 99

Bijlage 12 Leerrapport

Criterium Vraag Antwoord

Relatie

opbouwen

Wat ging goed tijdens het opbouwen van de

relatie

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het opbouwen van de relatie

Structuur

assessment-

gesprek

(opening

midden en

eind)

Wat ging goed ten aanzien van de opening

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de opening het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het midden

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het midden van het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het eind van

het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het eind van het assessmentgesprek

Vraag- en

gespreks-

technieken

(START

turbo en

LSD)

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van START

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van START

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van turbo

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van turbo

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van LSD

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van LSD

Beoordelen

(WAKKER

Vraak en be-

oordelings-

driehoek)

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de WAKKER-methodiek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de WAKKER-methodiek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de vraaktechniek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de vraaktechniek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de beoordelingsdriehoek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de beoordelingsdriehoek

Masterthesis 100

Criterium Vraag Antwoord

Eindoordeel Wat ging goed tijdens het formuleren van het

eindoordeel

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het formuleren van het eindoordeel

Feedback-

regels

Wat ging goed tijdens het hanteren van de

feedbackregels

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het hanteren van de feedbackregels

Masterthesis 101

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en

feedbackregels

START-vragen

Wat was de situatie wat vond er plaats

wat was het probleem wie waren er betrokken

Wat was je rolfunctietaak wat was je opdrachtdoel

Wat deed je wat zei je welke techniek heb je gehanteerd

Wat gebeurde er wat was het resultaat hoe werd er gereageerd

Wat hebt je ervan geleerd zou je het weer zo doen

Kan je een vergelijkbare situatie noemen hoe zou je het een volgende keer

aanpakken (eventueel) Hoe zou je dit binnen de opleiding aanpakken

TURBO-vragen

1 Vergelijking Als je jezelf vergelijkt met je collegarsquos wie vind je dan het beste in het

analyseren van incidenten

2 Rangorde Op welke plaats zou jezelf staan als je een rangorde moet aanbrengen

mbthellip

3 Mening van anderen Wat vinden je collegarsquos van jouw manier van samenwerken En

op welke manier ga je met collegiale feedback om Waaruit wordt dat zichtbaar

4 ldquoStel dat vraagrdquo hier beschrijft de assessor de situatie en geeft de student aan wat

hijzij in dat geval zou doen

Feedbackregels

1 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

2 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt spreek daaruit vanuit jezelf (in

lsquoik zinnenrsquo)

3 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

4 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

5 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

Masterthesis 102

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

1 Interpersoonlijke competentie

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 Handelt eerlijk en oprecht ten

opzichte van medestudenten

en de docenten

Handelt in een gesimuleerde

beroepscontext objectief

Handelt objectief op de

werkplek

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

112 Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar onder

begeleiding

Schrijft en uit zich taalkun-

dig juist en verstaanbaar

zonder begeleiding

Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar op de

werkplek

13 De student gebruikt relevante informatie

113 Benoemt kernzaken Gebruikt de relevante

informatie bij het nemen van

beslissingen

Gebruikt de relevante informa-

tie bij het nemen van beslissin-

gen middels een praktijk-

opdracht binnen de organisatie

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

114 Identificeert problemen Demonstreert capabel te zijn

bij het oplossen van

problemen

Demonstreert capabel te zijn bij

het oplossen van problemen

middels een praktijkopdracht

binnen de organisatie

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

115 Is bekend met de gangbare

normen en waarden

Handelt conform de normen

en waarden

Stimuleert gewenst gedrag op

de werkplek

2 Organisatorische competentie

21 De student gaat methodisch te werk

211 Gebruikt hulpmiddelen

effectief

Gebruikt hulpmiddelen om

een bepaald resultaat te

bereiken

Gebruikt hulpmiddelen om een

bepaald resultaat te bereiken

binnen de organisatie

212 Is bekend met verschillende

werkwijzen

Hanteert een adequate

werkwijze om een bepaald

resultaat te bereiken

Hanteert een adequate werkwij-

ze om een bepaald resultaat te

bereiken binnen de organisatie

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 Stelt prioriteiten en past

timemanagement toe

Stelt een werkplan op Richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 Monitoort het werkplan Evalueert het werkplan Stelt het werkplan bij

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 Stelt teambelang boven eigen

belang kent en past sociale

vaardigheden toe

demonstreert sociale

vaardigheden

Levert een effectieve

bijdrage aan een groepstaak

Past de sociale vaardigheden

toe in teamverband

312 Levert een effectieve bijdrage

aan een groepstaak ter

beoordeling van de groep

Is verantwoordelijkheid voor

de te leveren bijdragen aan

een groepstaak

Is verantwoordelijk voor

groepsbeslissingen

313 Kent verschillende

samenwerkingsvormen

Demonstreert samenwer-

kingsvormen enof methoden

Komt middels samenwerkings-

vormen enof ndashmethoden tot

groepsbeslissingen

32 De student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve van de uit te voeren

werkzaamheden

Masterthesis 103

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

321 Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Neemt initiatieven in overleg

met de groep

322 Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

en staat open voor feedback

Onderhoudt contacten op een

verantwoordelijke wijze

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 Benoemt eigen sterkten en

zwakten

Blikt terug op zwakten om

die te verbeteren en sterkten

om die te ontwikkelen

Verbetert zwakten en ontwik-

kelt sterkten in de praktijk

412 Benoemt persoonlijke

kwaliteiten

Blikt terug op persoonlijke

kwaliteiten om die te

ontwikkelen

Ontwikkelt doelgericht

persoonlijke kwaliteiten in de

praktijk

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 Verslaat actuele

ontwikkelingen uit de

beroepscontext aan anderen

Vergelijkt actuele

ontwikkelingen uit de eigen

beroepscontext met die van

anderen

Benoemt tenminste eacuteeacuten nieuwe

ontwikkeling in de

beroepscontext

422 Formuleert leervragen om aan

informatie te komen over

actuele ontwikkelingen bij

anderen

Formuleert leervragen om

aan informatie te komen

over actuele ontwikkelingen

in het beroep

Beschrijft het proces van de

actuele ontwikkeling in de

beroepscontext

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 Vertelt over het eigen

handelen in de beroepscontext

Blikt terug op het eigen han-

delen in de beroepscontext

en verbetert die

Ontwikkelt het eigen handelen

in de beroepscontext verder

432 Benoemt de eigen zwakten en

sterkten in de beroepscontext

Blikt terug op de eigen

zwakten en sterkten in de be-

roepscontext en verbetert die

Verbetert de eigen zwakten en

ontwikkelt de eigen sterkten in

de beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 Toetst een administratie op

betrouwbaarheid

volledigheid en tijdige

vastlegging

Draagt bij aan een adequate

inrichting van de

administratie en

administratieve processen

Draagt bij aan een

betrouwbare volledige en

tijdige vastlegging van de

bedrijfsadministratie in de

beroepscontext

512 Werkt financieumlle

administratieve problemen uit

Analyseert cases over

financieumlle administratieve

problemen

Adviseert bij financieumlle

administratieve problemen in

de beroepscontext

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 Analyseert de interne en

externe omgeving van een

organisatie onder begeleiding

Analyseert de interne en de

externe omgeving van een

organisatie zelfstandig

Analyseert de interne en

externe omgeving in de

beroepscontext

522 Formuleert organisatiedoelen

en strategieeumln

Implementeert organisa-

tiedoelen en strategieeumln in

projecten en simulaties

Analyseert organisatiedoelen

en strategieeumln in de

beroepscontext

523 Onderscheidt de verschillende

organisatiestelsels en ndashtypen

Richt de personele en

organieke structuur van een

organisatie in

Brengt adviezen uit met betrek-

king tot de personele en

organieke structuur in de

beroepscontext

Masterthesis 104

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

524 Kent en meet zowel de finan-

cieumlle als de niet financieumlle

prestaties van een organisatie

Analyseert en trekt conclu-

sies op basis van financieumlle

en niet financieumlle prestaties

Brengt adviezen uit op basis

van onderbouwde analyses in

de beroepscontext

525 Onderscheidt de verschillende

leiderschapsstijlen en weet op

welke manier competent

leiding gegeven kan worden

Geeft op een competente

wijze leiding in simulaties of

projecten

Geeft op een competente wijze

leiding in de beroepscontext

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 Beheerst economische

theorieeumln

Gebruikt economische

theorieeumln in simulaties of

projecten

Gebruikt economische

theorieeumln in de beroepscontext

532 Kent de economische ontwik-

kelingen die van invloed kun-

nen zijn op een organisatie

Blijft op de hoogte van

economische ontwikkelingen

Speelt in op de economische

ontwikkelingen in de

beroepscontext

533 Lost economische

vraagstukken op

Lost geiumlntegreerde

economische vraagstukken

in een concrete situatie op

Lost economische vraagstuk-

ken in de beroepscontext op en

adviseert daarbij

534 Beheerst de basiskennis over

micro- en macro-economische

vraagstukken

Schrijft beleidsnotarsquos over

micro- en macro-

economische vraagstukken

Draagt oplossingsmodellen aan

over micro- en macro-econo-

mische vraagstukken uit de

beroepscontext

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 Stelt plannen begrotingen en

budgetten samen

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten in

projecten of simulaties

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten uit de

beroepscontext

542 Stelt onderdelen van een

jaarrekening samen

Analyseert jaarrekeningen Stelt een jaarrekening in de

beroepscontext samen en

analyseert deze

543 Maakt een integrale

kostprijsberekening

Maakt kostprijsberekeningen

volgens verschillende

methoden

Maakt kostprijsberekeningen in

de beroepscontext

544 Maakt financieumlle calculaties Formuleert aan de hand van

financieumlle calculaties

beleidsbeslissingen

Adviseert over te nemen

beleidsbeslissingen op basis

van financieumlle calculaties

545 Identificeert investerings- en

financieringsproblemen

Formuleert passende

antwoorden op investerings-

en financieringsproblemen

Formuleert passende antwoor-

den op investerings- en finan-

cieringsproblemen uit de

beroepscontext

546 Onderscheidt de verschillende

rechtsvormen

Relateert (financieumlle)

vraagstukken aan de

rechtsvorm

Relateert (financieumlle) vraag-

stukken uit de beroepscontext

aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student gaat consistent en effectief om met (detail)informatie

611 Selecteert informatie om

taken correct uit te voeren

Controleert als de

geselecteerde informatie

consistent is gebruikt bij de

uitvoering van taken

Is kritisch en alert bij het ge-

bruiken van (detail)informatie

in de beroepsuitoefening

612 Brengt (detail)informatie in

kaart

Gebruikt (detail)informatie

effectief

Gebruikt (detail)informatie

effectief bij analyses in de

beroepsuitoefening

613 Voert instructies uit Werkt instructies foutloos uit Voert instructies foutloos en

consistent uit bij de

beroepsuitoefening

Masterthesis 105

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

62 De student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en de cultuur waarin men werkt

621 Kent voldoende normen

waarden en omgangsregels

die gelden voor de functie en

de cultuur waarin men werkt

Past de normen waarden en

omgangsregels toe tijdens

het eigen handelen

Past de normen waarden en

omgangsregels toe binnen de

beroepsuitoefening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 Kent kwaliteitsnormen van

organisaties

Houdt rekening met de

kwaliteitsnormen bij de

uitoefening van opdrachten

Houdt voortdurend rekening

met de kwaliteitsnormen bij de

beroepsuitoefening

632 Verbetert de kwaliteit van het

eigen werk

Waarborgt de kwaliteit van

het eigen werk

Waarborgt continu de kwaliteit

van het eigen werk zoals de

organisatie dat voorschrijft

633 Evalueert en verbetert

voorgeschreven instructies

naar eigen inzichten

Evalueert samen met

collegarsquos voorgeschreven

instructies

Beoordeelt ontvangen feedback

van collegarsquos over de kwaliteit

van het werk op bruikbaarheid

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te bereiken

641 Formuleert doelen met

betrekking tot de eigen

werkzaamheden en stelt

daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de eigen werk-

zaamheden bij groepstaken

en stelt daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de uit te voeren

werkzaamheden op de

werkplek en stelt daarbij

prioriteiten

642 Maakt actieplannen om een

bepaald doel te bereiken en

geeft aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen

worden

Maakt samen met anderen

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke

middelen die gerealiseerd

zullen worden

Maakt samen met collegarsquos

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen worden

643 Formuleert doelen en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert doelen voor

groepstaken en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert samen met colle-

garsquos doelen voor groepstaken

en een stappenplan hoe deze te

realiseren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden

Bewaakt de uitvoering van

de eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden bij

groepstaken

Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden en die

van de medewerkers

66 De student doet onderzoek

661 Past basisonderzoeks-

technieken toe in een

eenvoudig onderzoek

Voert een kwalitatief en

kwantitatief onderzoek

volledig uit en rapporteert

daarover

Voert een complex

praktijkonderzoek volledig uit

en rapporteert daarover

Masterthesis 106

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief

Training assessoren

Een goede planning is het halve werk Deze slagzin heeft ook vanaf de oprichting van de

SOOS centraal gestaan bij de bedrijfsvoering Succesvolle innovatieve bedrijven hebben een

open bedrijfscultuur met nieuwsgierige en leergierige medewerkers Ze zijn niet naar binnen

gericht maar kijken om zich heen In het kader van professionalisering bij de SOOS heeft

mw drs Q Hidalgo in de maanden juni juli en augustus 2014 een training assessoren

ontwikkeld en verzorgd met als doel middels gerichte training oefening en feedback bij te

dragen aan de competenties van de assessordocent van de COE De volgende docenten van

de SOOS hebben de training succesvol gevolgd Mw Adams Mw Bhaggoe Mw Dankerlui

Mw Lunes Mw Pocorni Mw Ramdin Mw Rosario Mw Rotsburg en Dhr Telgt Op de

foto overhandigt de voorzitter van het bestuur van de SOOS mw Irene Van Dijk-Hankers

het certificaat aan mw Rotsburg De trainer Querlyn Hidalgo kijkt toe

Page 6: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht

Masterthesis 5

Samenvatting

De Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (SOOS) heeft twee hbo-opleidingen

namelijk de marketing en managementopleiding (MeM) en de Certificaatopleiding Economie

(COE) In tegenstelling tot de COE komen bij de MeM wel praktijkopdrachten simulaties en

stages voor Dit is de directe aanleiding geweest om tijdens een analyseonderzoek na te gaan

in welke mate de toetsvormen bij de COE aansluiten bij het competentiegerichte karakter van

de opleiding De conclusie uit dit onderzoek is geweest dat de toetsvormen geen competenties

toetsen maar geiumlsoleerde kennis en vaardigheden Uitgaande hiervan is een interventieon-

derzoek gedaan met als centrale probleemstelling lsquokunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOSrsquo

Uit het literatuuronderzoek is naar voren gekomen dat een assessor een portfolio dient te

beoordelen uitgaande van de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van

de bewijzen en de relatie tussen de bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscriteria

Ook dient een assessor een criteriumgericht interview af te nemen waarbij de START-

techniek LSD-techniek en turbo-vragen gehanteerd worden Middels een actieonderzoek is

nagegaan als het mogelijk is om een toename in het ontwikkelingsniveau van de

competenties van de docent als assessor te weeg te brengen Het meten van de toename is

gekwalificeerd als een effectonderzoek

Bij de docenten is er een toename geweest in het kennisniveau over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waarbij het gemiddeld toetscijfer bij het tweede meetmoment is ge-

stegen van 44 naar 62 Zowel tijdens het eerste als het tweede meetmoment zijn er turbo-

vragen gesteld zijn de vraak-criteria gehanteerd en is de LSD-techniek gedemonstreerd

Verder is er tijdens het eerste moment niet gelet op de relatie tussen de bewijzen beroeps-

handelingen en beoordelingscriteria terwijl dat wel het geval is geweest bij het tweede

meetmoment Ook is geconstateerd dat bij het eerste meetmoment de taakfase van de

START-techniek niet aan de orde is geweest terwijl bij het tweede meetmoment alle fasen

van deze techniek aan de orde zijn geweest Verder is tijdens het eerste meetmoment geen

feedback gegeven terwijl dat wel gedaan is tijdens het tweede meetmoment met het in acht

nemen van de feedbackregels en de focus op de inhoud van het portfolio Uitgaande van deze

resultaten kan als conclusie van het interventieonderzoek worden gesteld dat gerichte training

en oefening een bijdrage kunnen leveren aan de competenties als assessor van de docenten

Als aanbevelingen worden gedaan het verder informeren van de docenten over het implemen-

tatieplan het organiseren van vervolgworkshops het instellen van een focusgroep en het

doen van analyseonderzoek voor het verder in kaart brengen van de te ontwikkelen compe-

tenties bij de studenten en het instellen van een community of learners De verbeterpunten die

tijdens de discussie naar voren zijn gekomen hebben betrekking op de ecologische validiteit

de vergelijkbaarheid van de resultaten van de voor- en nameting de controle van de ontwik-

kelde instrumenten en de afstemming met de observatoren tijdens het interventieonderzoek

Masterthesis 6

1 Inleiding

De Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (SOOS) is opgericht op 25 april 2002

en is in april 2003 begonnen met haar bedrijfsactiviteiten De visie van de SOOS is om het

innovatieve instituut te zijn dat met nationaal en internationaal geaccepteerde kwalitatief

goede onderwijsproducten en een betrokken team de Surinaamse markt waarin opleidingen

worden aangeboden overneemt De SOOS heeft als missie om een Surinaams kwaliteits-

waarborgend instituut te zijn dat burgers vormt om optimaal te functioneren in de

maatschappij door marktgericht en klantgericht op maat ontwikkelde onderwijsproducten aan

te bieden waarbij gebruik wordt gemaakt van proactieve innovatieve en integere

medewerkers (Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname [SOOS] 2013a)

Uit het bedrijfsprofiel van de SOOS (2013a) is af te leiden dat de diensten van de SOOS

worden onderscheiden in enerzijds projecten die met name bestaan uit het ontwikkelen en het

verzorgen van trainingen in opdracht van bedrijven organisaties en de overheid en anderzijds

opleidingen In het kader van dit onderzoek staan de opleidingen centraal waarop hieronder

kort wordt ingegaan

In 2008 is de wet voor het instellen van een Nationaal Orgaan Voor Accreditatie (NOVA) in

werking getreden waarna in 2009 het kwartierteam Interim NOVA is ingesteld Dit kwartier-

team is ertoe overgegaan om opleidingen vallende onder het hoger onderwijs een erkenning

van bestaan te verlenen mits deze voldeden aan de daartoe gestelde eisen De SOOS heeft in

juli 2010 de erkenning van bestaan verkregen voor de Marketing en Managementopleiding

(MeM) en in oktober 2010 voor de Certificaatopleiding Economie (COE) In oktober 2010 is

de SOOS gestart met de MeM die opleidt tot (assistent) marketingmanager en in maart 2011

met de COE die opleidt tot financieel analist

In juni 2011 is de Accreditatieraad ingesteld onder wiens toezicht de accreditatiekaders in

samenspraak met de hoger onderwijsinstituten zijn samengesteld De publicatie heeft plaats-

gevonden in het staatsblad van de Republiek Suriname op 26 maart en 2 april 2013 Met deze

publicatie is de weg opengesteld voor de hoger onderwijsinstituten om de accreditatie aan te

vragen In de accreditatiekaders van NOVA (Nationaal Orgaan voor Accreditatie [NOVA]

2012) is aangegeven dat de opleiding dient aan te tonen dat er een systeem van beoordeling

en toetsing is waarmee wordt nagegaan of de individuele student ook inderdaad over de

beoogde eindkwalificaties beschikt In tabel 11 zijn de toetsvormen die bij de verschillende

modules van de SOOS worden gehanteerd voor de MeM opleiding en de COE weergegeven

Tabel 11 Overzicht van het aantal modules per toetsvorm bij de MeM en de COE

Toetsvorm MeM COE

Schriftelijk tentamen 17 16

Schriftelijke (groeps)opdracht 16 18

(Groeps)presentatie 3 3

Mondelinge toets 5 1

Rollenspel 2

Masterthesis 7

Toetsvorm MeM COE

Onderlinge beoordeling 2 1

Praktijkopdracht 4

Poster 1

Briefnotulen 2

Discussiedebat 2

Portfolio 11 6

Project 4 5

Reflectie 10

Simulatie 2

Stage 1

Werkverslag 1

Persoonlijk beroepsmatig handelen 2 1

Scriptie 1 1

Totaal 85 53

(SOOS 2013b 2013c)

Uit tabel 11 blijkt dat er bij de MeM een veel grotere variatie aan toetsvormen verspreid over

de verschillende modules is dan bij de COE Daarnaast zijn er bij de MeM in tegenstelling

tot de COE ook toetsvormen als praktijkopdrachten simulatie en stage opgenomen die de

relatie met de beroepspraktijk betreffen Aangezien door NOVA (2012) duidelijk wordt ge-

steld dat hbo-opleidingen dienen aan te tonen dat de studenten daadwerkelijk kunnen functio-

neren in het beroep waarvoor zij worden opgeleid is het gemis van deze toetsvormen bij de

COE dan ook de aanleiding geweest voor een analyseonderzoek waarbij is nagegaan of en

hoe de toetsvormen bij de COE mogelijkerwijs dan wel aansluiten op de beoogde

eindkwalificaties

De beoogde eindkwalificaties zijn bij de SOOS weergegeven in het competentieprofiel van

de opleiding De competenties van de opleidingen van de SOOS worden verdeeld in alge-

mene competenties en de beroepsgerichte competenties De algemene competenties gelden

voor alle hbo-opleidingen van de SOOS terwijl de beroepsgerichte competenties afgestemd

zijn op het beroep waarvoor een hbo-opleiding opleidt De algemene competenties zijn

onderverdeeld in vier categorieeumln en de beroepsgerichte competenties in twee categorieeumln In

schema 11 zijn de zes categorieeumln van de competenties van de COE weergegeven

Schema 11 Algemene en beroepsgerichte competenties van de COE

Algemene competenties

1 Interpersoonlijke competentie

Een financieel analist die interpersoonlijk competent is schept een cooumlperatieve en open sfeer is

een rolmodel en brengt een open communicatie tot stand

2 Organisatorische competentie

Een financieel analist die organisatorisch competent is zorgt voor een ordelijke en doelmatige

werkplek en stemt de werkzaamheden op elkaar af

4 Competentie in het reflecteren

Een financieel analist die competent is in het reflecteren neemt initiatief om op de hoogte te

blijven van ontwikkelingen in het beroep en werkt samen met collegae om zijn handelen

Masterthesis 8

systematisch te kunnen verbeteren

Beroepsgerichte competenties

5 Vakspecifieke competentie

Een financieel analist die vakcompetent is verzamelt verwerkt en analyseert financieumlle

administratieve en economische gegevens aan de hand waarvan het management wordt

geadviseerd

6 Beroepsspecifieke competentie

Een financieel analist die beroepscompetent is kan volwaardig en zelfstandig functioneren

(Overgenomen van SOOS 2013d)

Uitgaande van hetgeen hierboven is beschreven heeft tijdens het analyseonderzoek de

volgende probleemstelling centraal gestaan in welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleiding

Het analyseonderzoek heeft als doel gehad om in kaart te brengen hoe de beoogde

competenties van de COE getoetst worden om op basis hiervan een interventie te doen die

moet bijdrage dat bij de COE inderdaad een systeem van toetsen wordt ingevoerd waarmee

de beoogde eindkwalificaties bij de studenten wordt gerealiseerd

Dit onderzoek is in twee delen uitgevoerd Het eerste deel betreft een analyseonderzoek

waarin de bovenstaande centrale vraag is onderzocht De resultaten van dit analyseonderzoek

zijn beschreven in hoofdstuk 2 Uitgaande van de conclusies van het analyseonderzoek heeft

vervolgens een interventieonderzoek plaatsgehad Het theoretisch kader van dit

interventieonderzoek is opgenomen in hoofdstuk 3 terwijl de beschrijving van de interventie

met het bijbehorende programma van eisen in hoofdstuk 4 is opgenomen De centrale

vraagstelling van het interventieonderzoek en de wijze waarop het interventieonderzoek is

uitgevoerd zijn beschreven in hoofdstuk 5 gevolgd door de onderzoeksresultaten in

hoofdstuk 6 De conclusies naar de effectiviteit van de gepleegde interventie de daaraan

gekoppelde aanbevelingen en de discussie met betrekking tot het verloop van de interventie

en het onderzoek zijn opgenomen in hoofdstuk 7 Deze thesis wordt tenslotte afgesloten met

het implementatieplan in hoofdstuk 8

Masterthesis 9

2 Korte weergave analyseonderzoek

In dit hoofdstuk wordt er een korte weergave gegeven van het analyseonderzoek In 21 wordt

ingegaan op de vraagstelling en onderzoeksopzet in 22 worden de resultaten van het

analyseonderzoek kort beschreven in 23 worden de conclusies van het onderzoek

beschreven en in 24 wordt de keuze voor de interventie verantwoord

21 Onderzoeksvraag en -opzet

De onderzoeksvraag van het analyseonderzoek luidt als volgt ldquoIn welke mate sluiten de

toetsvormen van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo In het

kader van dit onderzoek is een competentie gedefinieerd als een samenhangend geheel van

kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich met het oog op de toekomstige

uit te voeren beroepstaken door middel van concrete handelingen in de beroepscontext

gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere competenties ontwikkelt In het

theoretisch kader in hoofdstuk 3 wordt hier verder op ingegaan Om de onderzoeksvraag te

beantwoorden is er kwalitatief explorerend onderzoek gedaan waarbij bestaand materiaal is

geanalyseerd en interviews zijn afgenomen verwerkt en geanalyseerd De algemeen

directeur de opleidingsmanager en dertien COE docenten zijn hierbij geiumlnterviewd

211 Analyse bestaand materiaal

In november - december 2013 zijn de studiegids en het lesmateriaal van de zevenendertig

modules van de COE geanalyseerd Hierbij is er een inhoudsanalyse gedaan waarbij de

leerdoelen en de toetsvormen per module zijn verzameld In bijlage 2 is het

onderzoeksinstrument opgenomen dat gebruikt is om de benodigde informatie uit de

studiegids en het lesmateriaal te verzamelen

Om de geldigheid van de onderzoeksresultaten te kunnen garanderen zijn de

onderzoeksresultaten via email verstuurd naar de docenten zodat zij aanvullingen op enof

correcties konden plegen aan de geiumldentificeerde toetsvormen Deze controle was

noodzakelijk omdat de toetsvormen die aan de hand van de studiegids waren geiumldentificeerd

bij een vijftal modules verschilden van de toetsvormen die aan de hand van het bestaand

materiaal waren geiumldentificeerd De resultaten die zijn geanalyseerd zijn die na de controle

van de resultaten door de docenten

Bij de data-analyse zijn de prestatie-indicatoren uit het competentieprofiel als labels gebruikt

Hierbij is aan de hand van de leerstofaanduiding in het leerdoel nagegaan welk leerdoel

overeenkomt met welke prestatie-indicator Drie van de 154 leerdoelen konden aan de hand

van de leerstofaanduiding niet geplaatst worden bij een prestatie-indicator Deze drie

leerdoelen zijn buiten beschouwing gelaten bij de verdere analyse Naast het leerdoel is de

module waarop het leerdoel betrekking heeft ook gelijk opgenomen in dit overzicht Het

resultaat van deze fase is een overzicht geweest waaruit aan de hand van de leerdoelen is af

Masterthesis 10

te leiden welke competenties in casu prestatie-indicatoren in welke modules getoetst

worden

In de tweede fase van de analyse zijn in hetzelfde overzicht als hierboven genoemd de

toetsvormen naast een leerdoel ingevuld Bij deze fase bleek dat in drie gevallen aan de hand

van de omschrijving van de toetsvorm niet af te leiden was als de prestatie-indicator

daadwerkelijk getoetst werd Hierbij was het noodzakelijk om weer aanvullende data te

verzamelen uit het lesmateriaal waarbij met name de opdrachten en de beoordelingstabellen

de benodigd aanvullende data hebben opgeleverd Uit deze analysefase zijn uiteindelijk zes

overzichten voor elke competentiecategorie (interpersoonlijk organisatorisch samenwerken

reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) eacuteeacuten voortgekomen waarin per prestatie-

indicator de leerdoelen met bijbehorende toetsvorm en de betreffende module zijn

opgenomen Deze overzichten zijn voor de verkorte weergave samengevat in paragraaf 221

schema 21 waarin per competentiecategorie de toetsvormen zijn weergegeven

222 Interviews

In december 2013 zijn er interviews gehouden met de relevante actoren namelijk de

opleidingsmanager COE de algemeen directeur en dertien COE docenten

Het interview met de opleidingsmanager en de algemeen directeur heeft vooral gefocust op

hun visie op het totaal overzicht aan toetsvormen zoals verkregen uit de analyse van het

bestaand materiaal Met de interviews met de docenten is beoogd om inzicht te krijgen over

hoe de docenten denken over het competentiegericht opleiden en toetsen bij de COE De

gehanteerde interviewvragenlijsten zijn opgenomen in bijlage 3 (algemeen directeur en

opleidingsmanager) en bijlage 4 (docenten)

Interview opleidingsmanager en algemeen directeur

De interviews met de opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn schriftelijk

afgenomen waarbij de geiumlnterviewden hun antwoorden in een speciaal daarvoor bestemd

antwoordenblad hebben ingevuld (zie bijlage 3) Schriftelijke interviews hebben als voordeel

dat de respondenten het kunnen invullen op een tijdstip dat hen het beste uitkomt en dat die

daarbij kunnen nadenken over de antwoorden (Baarda De Goede amp Teunissen 2009) Dit

voordeel was in dit geval doorslaggevend voor de keuze om het interview schriftelijk af te

nemen aangezien het competentieprofiel van de COE uit zes hoofdcompetenties bestaat die

verdeeld zijn in 23 sub-competenties met in totaal 81 prestatie-indicatoren

De eerste stap bij de data-analyse is het labelen geweest Hierbij is eerst het interview van de

opleidingsmanager gelabeld waarbij er negentien labels zijn gevormd waarvan enkele zowel

in positieve als in negatieve zin voorkomen Bij het labelen is vooral naar de inhoud van de

antwoorden gekeken Het doel van het interview was vooral om een beeld te krijgen van de

visie van de opleidingsmanager en de algemeen directeur op de mate waarin de toetsvormen

aansluiten op de competenties hetgeen centraal heeft gestaan in dit analyseonderzoek De

labels zijn zodanig gekozen dat de redenen waarom de functionarissen van mening zijn dat

een bepaalde prestatie-indicator al dan niet getoetst wordt in de verschillende modules van de

Masterthesis 11

opleiding tot uiting komen De bij het interview van de opleidingsmanager geiumldentificeerde

labels zijn ook te gebruiken geweest bij de data van de algemeen directeur

De labels zijn opgenomen in bijlage 5 Bij het labelen is er voor gekozen om de fragmenten

die betrekking hadden op de mening van de opleidingsmanager en de algemeen directeur

over de huidige wijze waarop er getoetst wordt bij de COE duidelijk te onderscheiden van de

verbetervoorstellen die deze functionarissen hebben aangedragen over de toetsing Hiervoor

is gekozen zodat bij het definieumlren van de uiteindelijke themarsquos mee kan worden genomen of

een bepaalde label niet alleen iets zegt over de wijze van toetsing maar ook over de wijze

van verbetering Uiteindelijk zijn de twee groepen van labels wel samengevoegd en vervol-

gens geordend waarbij de labels met een gemeenschappelijk kenmerk bij elkaar zijn geplaatst

onder een bepaald thema Uiteindelijk zijn er hieruit zeven themarsquos als resultaat

voortgekomen waarop verder in paragraaf 222 onderzoeksresultaten wordt ingegaan

Interviews docenten

De interviews met de docenten zijn mondeling afgenomen waarbij gebruik is gemaakt van

een taperecorder en een logboek Aan alle COE docenten is gevraagd om een interview van

af te nemen waarbij eacuteeacuten docent niet heeft kunnen deelnemen aan het onderzoek In totaal zijn

er dertien docenten geiumlnterviewd De dataverwerking is begonnen met het uitschrijven van de

interviews vervolgens zijn deze uitgeschreven teksten verdeeld in relevante tekstfragmenten

waarbij elk fragment gelabeld is Vervolgens zijn de dertien gelabelde overzichten van

tekstfragmenten horizontaal geanalyseerd Hiermee wordt bedoeld dat uit elke tekst naar

kernbegrippen is gezocht die inzicht geven over

1 De omschrijving die een docent geeft over het competentiebegrip

2 De wijze waarop een docent aandacht heeft voor de competentieontwikkeling van de

student

3 De wijze waarop een docent meent een bepaalde competentie te toetsen

4 De mogelijke ondersteuning die een docent kan geven aan een meer

competentiegerichte toetsing bij de COE

Het resultaat van de hierboven beschreven analyse is verkort weergegeven in schema 24 en

schema 25

22 Korte weergave onderzoeksresultaten

De onderzoeksresultaten worden weergegeven voor het bestaand materiaal en de afgenomen

interviews

221 Bestaand materiaal

In schema 21 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing van de

algemene competenties bij de COE plaatsvindt De algemene competenties zijn de interper-

soonlijke competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken en

de competenties in het reflecteren In onderstaand schema zijn de toetsvormen die in de

Masterthesis 12

praktijksituaties plaatsvinden in het rood aangegeven en de toetsvormen die een simulatie van

de praktijksituatie zijn in het blauw

Schema 21 Huidige toetsing algemene competenties COE

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

11 De student gaat op

een rechtvaardige

manier om met

mensen

Reflectieverslag

Portfolio

21 De student gaat

methodisch te werk

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Projectplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Schriftelijk

tentamen

Projectverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Word verslag

Powerpoint-

presentatie

Internettoets

Computerboek-

houdentoets

SPSS codeboek

31 De student

functioneert als vol-

waardig groepslid

Reflectieverslag

Portfolio

Onderlinge beoor-

deling groepsleden

Vergaderingen

41 De student reflecteert

op het persoonlijk

functioneren

Persoonlijk

ontwikkelingsplan

Reflectieverslag

Portfolio

12 De student communi-

ceert schriftelijk

mondeling en non-

verbaal

Brieven en notulen

Rapportagetechnie

ken

Reflectieverslag

Portfolio

Presentatie

Gesprekken

Vergaderingen

Vragenronde

22 De student brengt

structuur aan in het

werk

Presentatie

Individuele tijds-

verantwoording

Afstudeerplan

Persoonlijk be-

roepsmatig han-

delen (afstuderen)

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

Afstudeerplan

Onderzoeksrapport

32 De student onder-

houdt contacten na-

mens de organisatie

op een verantwoor-

delijke en zorgvul-

dige wijze

Reflectieverslag

Portfolio

42 De student reflecteert

op de eigen kennis-

ontwikkeling

Reflectieverslag

Portfolio

Afstudeerscriptie

Presentatie

13 De student gebruikt

relevante informatie

Onderzoeksrapport

Afstudeerscriptie

Reflectieverslag

Portfolio

SPSS codeboek

23 De student contro-

leert activiteiten op

voortgang

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

43 De student reflecteert

op het persoonlijk

handelen in de

beroepscontext

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 13

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

14 De student werkt

voor een probleem-

situatie bruikbare

oplossingen uit

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Reflectieverslag

Portfolio

15 De student demon-

streert verantwoorde

gedragspatronen

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 21 blijkt dat elke algemene competentie bij de COE middels een reflectieverslag

en portfolio getoetst wordt Deze toetsing is (pas) in de afstudeerfase van de opleiding

waarbij de studenten tijdens het afstudeeronderzoek (in bovenstaand schema aangeduid als

afstudeerscriptie) bewijzen verzamelen die hun competentieniveau dienen aan te tonen Deze

bewijzen worden geplaatst in een portfolio terwijl de beschrijving in het reflectieverslag

geschiedt Tijdens de afstudeerscriptie vindt er dus een daadwerkelijke toetsing in de prak-

tijksituatie plaats aangezien er een praktijkonderzoek wordt gedaan De afstudeerscriptie het

reflectieverslag en het portfolio zijn in bovenstaand schema in het rood opgenomen

Verder blijkt uit schema 21 ook dat alleen bij de competenties 12 en 31 er een simulatieop-

dracht is als toetsvorm Deze simulatieopdrachten zijn in het blauw aangegeven Bij de overi-

ge toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van competenties

In schema 22 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing bij de

COE plaatsvindt van de beroepsgerichte competenties De beroepsgerichte competenties

omvatten de vakspecifieke en de beroepsspecifieke competenties Naast de in schema 22

opgenomen toetsvormen kan de toetsing van de vakspecifieke competenties ook

plaatsvinden indien de student een afstudeeronderwerp heeft die op een bepaalde competentie

betrekking heeft De toetsvormen zijn dan afstudeerscriptie reflectieverslag en portfolio Ook

is het mogelijk dat de toetsing van deze vakcompetenties middels een verslag van de

uitgevoerde werkzaamheden plaatsvindt als blijkt dat de student werkzaamheden uitoefent

waarbij een bepaalde competentie gedemonstreerd kan worden

Schema 22 Huidige toetsing beroepsgerichte competenties COE

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

51 De student levert administratieve informatie ten

behoeve van de bedrijfsvoering

Cases

Praktijkopdracht

Reflectieverslag

Computerboekhouden opdracht simulatie

Schriftelijk tentamen

61 De student kan consistent en effectief omgaan met

detailinformatie

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 14

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

52 De student richt een organisatie in en bestuurt

deze

Marketingplan

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

Presentatie

62 De student houdt zich aan de normen waarden en

omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

Reflectieverslag

Portfolio

53 De student verwerkt en analyseert economische

gegevens

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

Reflectieverslag

Portfolio

54 De student brengt de financieumlle problematiek in

kaart

Schriftelijk tentamen

Projectverslag

Cases

Verslag

Reflectieverslag

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft

benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

Reflectieverslag

Portfolio

65 De student bewaakt de voortgang van processen

taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt

de eigen werkzaam- en verantwoordelijkheden

Reflectieverslag

Portfolio

66 De student doet onderzoek

Schriftelijk tentamen

Onderzoeksplan

Onderzoeksrapport

Afstudeerplan

Afstudeerscriptie

SPSS codeboek

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 22 blijkt dat elke vakcompetentie middels een reflectieverslag getoetst wordt Dit

reflectieverslag is in de hoofdfase van de opleiding en wordt geschreven aan de hand van de

praktijksituatie Op alle beroepsspecifieke competenties wordt twee keer gereflecteerd de

eerste keer bij het verslag dat geschreven wordt op de uitgevoerde werkzaamheden in de

praktijk en de tweede keer bij de afstudeerscriptie Deze reflecties vinden (pas) plaats in de

afstudeerfase van de opleiding De portfolio die ook bij elke beroepsspecifieke competentie

is genoemd heeft net als bij de algemene competenties ook betrekking op de afstudeerfase

Bij de overige toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van

competenties

Samenvattend kan worden aangegeven dat met uitzondering van de afstudeerscriptie (en het

daarbij behorend reflectieverslag en portfolio) en het werkverslag er geen toetsing van de

competenties in de beroepspraktijk plaatsvindt bij de COE De meeste toetsvormen zijn

gericht op de toetsing van afzonderlijke vaardigheden en niet van competenties

Masterthesis 15

222 Interviews opleidingsmanager en algemeen directeur

Zoals aangegeven in paragraaf 221 hebben de opleidingsmanager en de algemeen directeur

hun zienswijze gegeven op de wijze waarop de toetsing van de competenties momenteel

plaatsvinden bij de COE Na analyse van deze interviews is gebleken dat deze twee func-

tionarissen opmerkingen hebben gemaakt over de moduleopzet en het competentieprofiel

Hierop wordt hieronder nader ingegaan

Moduleopzet

De opleidingsmanager en de algemeen directeur vinden ten aanzien van de moduleopzet het

belangrijk dat

een competentie op verschillende niveaus getoetst wordt Dit is met name het geval bij de

vakspecifieke competenties waarbij het als positief wordt ervaren dat de toetsing

verspreid is over de verschillende niveaus van weten weten hoe tonen en doen

een competentie in verschillende modules getoetst wordt Indien een competentie in

meerdere modules wordt getoetst is dat als positief aangeduid en indien het in weinig

modules voorkomt is dat als een verbeterpunt aangegeven

de toetswijze geschikt moet zijn om een competentie(niveau) te toetsen Met name

reflectie als toetsvorm is hierbij als zeer positief ervaren

de soort module ook de toetsing van de competentieontwikkeling mogelijk maakt In het

verlengde van het bovenstaande zijn ook hier de reflectiemodules als positief ervaren

de toetsing niet alleen aan het eind van een module of van de opleiding maar ook eerder

plaatsvindt Dit geldt met name voor de beroepsspecifieke competenties die met name in

de modules in de afstudeerfase getoetst worden

concrete onderwijsactiviteiten dienen te worden vastgesteld Hoewel dit aspect maar bij

twee fragmenten is voorgekomen is het wel belangrijk om het mee te nemen De

onderwijsactiviteiten vormen namelijk de brug tussen de toetsvormen en de leerdoelen

Het competentieprofiel

De opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn van mening dat de wijze waarop het

niveau van de competentieontwikkeling wordt getoetst ook beiumlnvloedt wordt door het

competentieprofiel en met name door de formulering van de competentie enof de prestatie-

indicatoren De competentie die hierbij is genoemd is 32 lsquode student onderhoudt contacten

namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige wijzersquo die in het

competentieprofiel is opgenomen onder de categorie samenwerken Gemeend wordt dat deze

competentie niet zo zeer hoort bij samenwerken maar meer bij netwerken

Op basis van het bovenstaande zijn er ten aanzien van de moduleopzet en het competentie-

profiel zeven themarsquos afgeleid die zijn weergegeven in schema 23 Hierbij geven de cijfers

tussenhaakjes aan hoe vaak een bepaald fragment is voorgekomen en een + of ndash geeft aan als

dit fragment de toetsing ondersteunt of niet

Masterthesis 16

Schema 23 Kernthemarsquos interview opleidingsmanager en algemeen directeur

Moduleopzet Competentieprofiel

Competentieniveau (26 + 1 ndash) Competentie (1 + 2 ndash)

Aantal modules (17 + 11 ndash) Prestatie-indicatoren (5 ndash)

Toetswijze (20 + 11 ndash)

Modulesoort (8 + 2 ndash)

Toetsmoment (3 + 8 ndash)

Samenvattend kan worden aangegeven dat de opleidingsmanager en de algemeen directeur

het goed zouden vinden als de competenties op verschillende niveaus (weten weten hoe

tonen doen) getoetst worden Ook blijkt dat de toetsing bij de COE module gebonden gericht

is hetgeen blijkt uit het aantal modules dat genoemd is waarin de competenties al dan niet

getoetst worden Verder blijkt dat de interviews de conclusie uit de analyse van het bestaand

materiaal (zie paragraaf 221) namelijk dat de toetsing van de competenties niet verspreid

over de gehele opleiding plaatsvindt maar vooral aan het eind van de opleiding onder-

bouwen Ook is in de interviews aangegeven dat de formulering van de competenties en de

prestatie-indicatoren de toetsing van de competentie ook kan bemoeilijken

223 Onderzoeksresultaten interviews COE docenten

De docenten legden in de interviews de nadruk op de wijze waarop zij bijdragen tot het

competentiegericht opleiden en toetsen In deze verkorte weergave van de resultaten uit het

analyseonderzoek wordt ingegaan op de manier hoe de docenten

1 het competentiebegrip omschrijven

2 de studenten ondersteunen in het ontwikkelen van hun competenties

3 bijdragen aan het competentiegericht toetsen bij de COE

In schema 24 is opgenomen hoe de COE docenten het competentiebegrip omschrijven Het

getal tussen haakjes geeft aan hoeveel docenten een bepaalde omschrijving hebben gegeven

van het begrip competentie

Schema 24 Omschrijving competentiebegrip door COE docenten

Een competentie is een combinatie van vier aspecten Een persoon is competent als die kennis heeft vaardigheden daarin

ontwikkeld gemotiveerd is om die vaardigheden te demonstreren en ook over een aantal kenmerken

beschikt die ondersteunend zijn naar die vaardigheden En als de persoon deze vier aspecten

gecombineerd kan toepassen is hij competent (1)

een vaardigheid om het geleerde zelfstandig in de praktijk uit te kunnen voeren (1)

kennis en vaardigheden (1)

kennis kunde en mogelijkheden (1)

een vaardigheid (6)

kennis kunnen gebruiken in de praktijk (1)

een vaardigheid waarvan je kennis hebt en die je kan gebruiken op het moment dat je het nodig hebt

Deze aangeleerde vaardigheid in combinatie met persoonlijkheid vormt dan een competentie (1)

een vaardigheid kennis en het gedrag van de persoon (1)

Masterthesis 17

Uit schema 24 blijkt dat de COE docenten allemaal het begrip vaardigheid relateren aan een

competentie Hierbij wordt een vaardigheid als synoniem gezien voor een competentie of

gecombineerd met begrippen als kennis mogelijkheden enof persoonskenmerken waarbij de

rol van de praktijk door twee docenten expliciet is genoemd

Tijdens de interviews hebben de docenten eerst aangegeven op welke wijze ze eraan

bijdragen dat de studenten hun competenties ontwikkelen Hierbij is het competentieprofiel

dat is opgenomen in bijlage 1 het uitgangspunt geweest waarbij elke competentie apart is

besproken Vervolgens is het competentieprofiel weer per competentie besproken waarbij de

docenten nu konden aangeven of zij inderdaad deze competentie toetsen en zo ja hoe zij dat

doen Het resultaat hiervan is samengevat weergegeven in schema 25 De cijfers

tussenhaakjes geven aan hoe vaak een bepaald aspect is genoemd

Schema 25 bijdrage COE docenten aan de ontwikkeling en de toetsing van de competenties

Ondersteuning competentieontwikkeling Toetsing van competenties

Schriftelijke opdrachten (133) Schriftelijke opdrachten (111)

Schriftelijk tentamen (1) Zelfevaluatie (8)

Tijdens colleges (19) Peerevaluatie (6)

Mondelinge opdrachten (5) Schriftelijk tentamen (20)

Voorgeschreven instructies (8) Mondelinge opdrachten (19)

Houding student (16) Feedback (9)

Module-inhoud (2) Portfolio (2)

Geen toetsing (43)

Uit schema 25 blijkt dat de docenten met name door middel van opdrachten een bijdrage

leveren aan de ontwikkeling van alle zes categorieeumln van competenties (interpersoonlijk

organisatorisch samenwerken reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) Hierbij wordt

er een onderscheid gemaakt in schriftelijke (verslagen brieven scripties opdrachten en

dergelijke) en mondelinge (presentaties vragenrondes en gesprekken) opdrachten Het

groepswerk is vooral genoemd bij de competenties in het samenwerken De interactie tijdens

de colleges zoals het geven van praktijkvoorbeelden en het bespreken van praktijksituaties

zien de docenten ook als een manier om met name de competenties in het reflecteren en de

beroepsspecifieke competenties van de studenten te ontwikkelen Met de houding van de

student worden aspecten bedoeld als prioriteiten stellen en het houden aan afspraken De

module-inhoud is genoemd bij de modules competent leidinggeven (in relatie tot de

interpersoonlijke competenties) en bestuurlijke informatievoorziening (in relatie tot de

organisatorische competenties aangezien de bestuurlijke processen op voortgang

gecontroleerd dienen te worden)

De docenten toetsen voornamelijk middels schriftelijke opdrachten de competenties Het

schriftelijk tentamen wordt met name gezien als toetsvorm voor de vakspecifieke

competenties Zelfevaluatie is met name bij de interpersoonlijke en de reflectiecompetenties

genoemd terwijl peerevaluatie vooral bij de competenties in het samenwerken is genoemd

Het geven van feedback tijdens de colleges worden bij alle zes competentiecategorieeumln

genoemd als toetsmoment van de competenties Tenslotte kan ook worden gesteld dat bij alle

Masterthesis 18

zes competentiecategorieeumln docenten hebben opgemerkt dat ze wel een bijdrage leveren aan

de ontwikkeling van de competenties van de studenten maar die niet toetsen

Samenvattend kan worden gesteld dat de docenten met name geiumlsoleerde kennis en

vaardigheden toetsen Dit blijkt vooral uit de toetsvormen die zij hanteren waarbij met name

de schriftelijke vaardigheden getoetst worden Ook blijkt dat de docenten zich tijdens de

interviews wel bewust van zijn geworden dat er geen competenties getoetst worden

23 Conclusies analyse onderzoek

Uit het analyseonderzoek met als onderzoeksvraag ldquoIn welke mate sluiten de toetsvormen

van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo kan geconcludeerd

worden dat de toetsvormen van de COE opleiding niet aansluiten op het competentiegerichte

karakter van de opleiding

Ter onderbouwing van deze conclusie kan gesteld worden dat

1 De term assessment centraal staat bij een competentiegerichte opleiding waarmee de

toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden bedoeld wordt (Wouda amp Snoek 2003)

Tijdens het analyseonderzoek is de term assessment noch bij de analyse van het bestaand

materiaal noch bij de interviews met de algemeen directeur de opleidingsmanager en de

docenten genoemd Daarnaast is een met assessment bedoelde praktijk ook niet in andere

bewoordingen genoemd

2 In het verlengde van het bovenstaande kan gesteld worden dat bij de toetsing van

competenties de beroepspraktijk centraal staat Bij de COE wordt alleen bij het verslag

over de werkzaamheden op de werkplek de afstudeerscriptie en de reflectiemodules een

relatie gelegd met de beroepsomgeving

3 Met uitzondering van het portfolio alle toetsvormen die bij de COE gebruikt worden (zie

ook schema 21) gericht zijn op het toetsen van de mate waarin de student geleerd heeft

Bij een competentiegerichte opleiding gaat het echter om assessment tijdens het leren

(ldquoassessment for learningrdquo) en niet om assessment van het leren (ldquoassessement of

learningrdquo) (Lorna 2003) Het portfolio wordt alleen bij de reflectiemodules gebruikt in de

opleiding

4 Uit de analyse van het lesmateriaal is gebleken dat de toetsvormen zijn afgestemd op de

leerdoelen van een specifieke module en niet op de competenties die zijn opgenomen in

het competentieprofiel Roelofs en Visser (2011) geven aan de toetsing binnen

afzonderlijke vakgebieden een indicatie is voor het toetsen van losse elementen (zoals

opgedeelde kennis vaardigheden attitudes) en dat het toetsen van competenties plaats

vindt in specifieke praktijksituaties (bij specifieke competenties) of gevarieerde

taaksituaties (bij algemene competenties)

Masterthesis 19

5 Uit de interviews met de algemeen directeur en de opleidingsmanager is naar voren

gekomen dat de modules van de opleiding zodanig zijn opgezet dat daarmee kennis en

vaardigheden worden aangeleerd en geen competenties worden ontwikkeld Met

uitzondering van de afstudeerscriptie en de reflectiemodules richten alle modules zich op

weten en kunnen Een competentie is echter een integratie van kennis vaardigheden

houdingen en eigenschappen (Smeijsters amp Sporken 2004 Spencer ampSpencer zoals

geciteerd in Zwaal amp Eringa 2006 Taylor 2003 Wouda amp Snoek 2003)

6 Het competentiebegrip als integratief geheel van kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen is niet bekend onder de COE docenten Ook de rol van de beroepspraktijk

die een voorwaarde is voor het ontwikkelen van competenties (Van Merrieumlnboer Van

Der Klink amp Hendriks 2002 Roelofs amp Visser 2011) is niet als indicator gebruikt bij de

COE docenten bij het aangeven van de mate waarin ze een bijdrage leveren aan het

ontwikkelen van de competenties van de studenten

24 Verantwoording interventie voorstel

Uitgaande van de conclusies uit het analyseonderzoek is besloten om de interventie te doen

onder de COE docenten (inclusief de algemeen directeur en de opleidingsmanager) waarbij

gerealiseerd moet worden dat de docenten bekend raken met

1 assessment binnen een competentiegerichte opleiding

2 het portfolio als instrument bij assessment

3 de wijze waarop competenties als integratief geheel van kennis vaardigheden

houding en eigenschappen binnen de beroepspraktijk ontwikkeld dienen te worden

Op basis hiervan is besloten om als interventieonderzoek na te gaan of oefening en training

kunnen bijdragen aan de competenties als assessor van de COE docenten Tijdens dit

interventietraject zullen de docenten dan zelf een portfolio bijhouden waarin zij bewijzen

competent te zijn als assessor op basis van de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor (Oudkerk-Pool 2013a) Ook zullen de docenten als assessor optreden waarbij ze

elkaars portfoliorsquos beoordelen en op basis daarvan een assessmentgesprek voeren

Voor de SOOS betekent dit interventietraject niet alleen dat de docenten bewust zijn

geworden van competentiegericht opleiden en beoordelen maar dat ook zelf ervaren hebben

Daarnaast kan de SOOS deze docenten ook inzetten als assessor bij zowel de COE als de

MeM opleiding

Masterthesis 20

3 Theoretisch kader met conceptueel model

In deze thesis staat het competentiegericht opleiden en beoordelen centraal Het theoretisch

kader vangt dan ook aan met een beschouwing van het competentiebegrip in 31 Bij het

competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment van de studenten centraal

hetgeen besproken wordt in 32 Vervolgens wordt in 33 ingegaan op de rol van het portfolio

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen In paragraaf 34 wordt ingegaan op de rol

van de assessor Het theoretisch kader wordt afgesloten met het conceptueel model en het

globaal interventieonderzoeksvoorstel in 35

31 Het begrip competentie

Er zijn verschillende omschrijvingen van het begrip competentie Een competentie wordt

beschreven als bekwaam handelen dat zichtbaar wordt in gedrag of resultaten van dat gedrag

in beroepsituaties op een bepaald niveau (Geerding amp Jongepier in Smeijsters amp Sporken

2004) Wouda en Snoek (2003) zien een competentie als het vermogen om op basis van

aanwezige kennis vaardigheden en houdingen adequaat te handelen in complexe

beroepssituaties en het vermogen om keuzes en beslissingen die tijdens dat handelen gemaakt

worden te kunnen verantwoorden en er op te kunnen reflecteren Spencer en Spencer (in

Zwaal amp Eringa 2006) zien een competentie als een onderliggend kenmerk van een individu

dat oorzakelijk gekoppeld is aan welomlijnde werkprestaties Uitgaande van deze

verschillende omschrijvingen kan worden afgeleid dat het definieumlren van het begrip

competenties niet eenvoudig is hetgeen ook gesteld wordt door Korthagen (2004) Luken

(2006) Straetmans en Sanders (2001) en Zwaal en Eringa (2006)

Van Merrieumlnboer Van Der Klink en Hendriks (2002) hebben elf definities van het begrip

competentie met elkaar vergeleken en hebben vervolgens op basis van die vergelijking de

volgende zes gemeenschappelijke kenmerken geiumldentificeerd

1 Competenties zijn contextgebonden

2 Competenties zijn een integratie van vaardigheden kennis attituden eigenschappen

en inzichten

3 Competenties zijn veranderlijk in de tijd

4 Competenties zijn verbonden met taken en activiteiten

5 Leer- en ontwikkelingsprocessen zijn voorwaardelijk voor competentieverwerving

6 Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Uitgaande van bovenstaande kenmerken hebben Van Merrieumlnboer et al (2002) drie dimen-

sies afgeleid die gezamenlijk in de definitie van een competentie dienen te zijn opgenomen en

drie dimensies die niet noodzakelijk geacht worden maar wel relevant zijn voor de

onderwijsdoelen Deze dimensies zijn in schema 31 weergegeven

Masterthesis 21

Schema 31 Noodzakelijke en relevante dimensies van het competentiebegrip

Noodzakelijke dimensies Relevante dimensies

1 Specificiteit 4 Handelingsgerichtheid

Het verwerven toepassen en verder

ontwikkelen van competenties vindt

plaats in contexten

Voor de ontwikkeling en toetsing van een compe-

tentie is probleemoplossend handelen voorwaardelijk

waarbij er sprake dient te zijn van situaties die het

mogelijk maken de competentie te ontwikkelen en

deze competentieontwikkeling te demonstreren

2 Integrativiteit 5 Leerbaarheid

Een competentie is een samenhan-

gend geheel van kennis vaardig-

heden houdingen en eigenschappen

Een competentie is niet in eacuteeacuten keer overdraagbaar

maar vergt inspanning en tijd om het te ontwikkelen

3 Duurzaamheid 6 Onderlinge afhankelijkheid

Er is sprake van een zekere

duurzaamheid waarbij de

onderwijsdoelen tamelijk constant

blijven (de invulling daarvan in

leerdoelen verandert wel steeds)

Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Deze relatie kan voorwaardelijk zijn zoals leer-

competenties voorwaardelijk zijn voor andere com-

petenties of relevant zijn voor onderwijsdoeleinden

Op basis van de dimensies Van Merrieumlnboer et al (2002) kan in het kader van dit onderzoek

de volgende omschrijving gegeven worden van het begrip competentie Een competentie is

een samenhangend geheel van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich

met het oog op de toekomstige uit te voeren beroepstaken door middel van concrete

handelingen in de beroepscontext gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere

competenties ontwikkelt

Uit deze paragraaf is gebleken dat de beroepscontext bij het ontwikkelen van de competentie

een belangrijke rol heeft Ook is gebleken dat bij het ontwikkelen van competenties sprake

dient te zijn van integratie van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen die

gedurende een bepaalde periode en in relatie tot elkaar aangeleerd dienen te worden Om dit

te kunnen realiseren is er een bepaalde manier van toetsen nodig Zowel Shepard et al

(2005) Wouda en Snoek (2003) als Alexander (2006) noemen in dit kader assessment als een

manier om competenties bij studenten te beoordelen Hierop wordt in de volgende paragraaf

ingegaan

32 Assessment

Bij het competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment centraal In deze

paragraaf wordt eerst ingegaan op de doeleinden van assessment (321) vervolgens wordt

ingegaan op de momenten waarop een assessment wordt afgenomen (322) gevolgd door de

kwaliteitscriteria waaraan een assessment dient te voldoen (323)

321 Doeleinden van assessment

Lorna (2003) maakt een onderscheid in assessment van (ldquoofrdquo) het leren voor (ldquoforrdquo) het leren

en tijdens (ldquoasrdquo) het leren Bij assessment van het leren wordt getoetst in welke mate de

student heeft geleerd Tentamens examens repetities en dergelijke zijn voorbeelden van deze

Masterthesis 22

wijze van assessment Bij assessment voor het leren wordt tussentijds nagegaan in welke

mate de student de leerdoelen heeft bereikt met als doel alsnog bij te stellen indien nodig Bij

assessment tijdens het leren staat de student centraal De rol van de student is niet alleen

vanwege de bijdrage die geleverd wordt aan het assessment en het leerproces maar meer nog

als de link tussen het assessment en het leerproces De student kan namelijk uitgaande van

zijn eigen beginsituatie zijn eigen leerproces monitoren

Op basis van de mate waarin de drie vormen van assessment plaatsvinden kan dan een

onderscheid gemaakt worden in een meer traditionele toetssituatie en de competentiegerichte

Bij de meer traditionele toetssituatie staat assessment van het leren centraal (zie linker pira-

mide in figuur 31) terwijl de focus bij competentiegericht opleiden zou moeten schuiven

naar assessment tijdens het leren (zie rechter piramide in figuur 31)

Figuur 31 Traditionele assessment piramide vs competentiegerichte assessmentpiramide

(aangepast van Lorna 2003)

Shepard et al (2005) maken een onderscheid in formatieve en summatieve assessment

waarbij formatieve assessment plaatsvindt tijdens het leerproces met als doel om het

onderwijzen of het leren te verbeteren en summatieve assessment plaatsvindt aan het eind van

het leerproces met als doel om de mate waarin de student geleerd heeft te beoordelen

Soortgelijke indeling in formatief en summatief wordt ook gemaakt door Alexander (2006)

waarbij formatief als doel heeft om het leerproces te monitoren zodat er eventueel bijstelling

kan plaatsvinden en summatief als doel heeft het beoordelen van het geleerde Deze indeling

in formatieve en summatieve assessment is vergelijkbaar met de eerder beschreven vormen

van assessment van Lorna (2003) waarbij formatieve assessment overeenkomt met

assessment voor en tijdens het leren en summatieve assessment met assessment van het leren

322 Beoordelingsmomenten

De toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden wordt assessment genoemd (Wouda amp Snoek

2003) Assessments kunnen op verschillende momenten in de opleiding plaatsvinden Een

intake-assessment bepaalt of de student voldoet aan de bekwaamheid die nodig is om

toegelaten te worden tot een bepaalde opleiding In een eindassessment wordt bepaald of de

student voldoet aan de startbekwaamheidseisen Naast de intake- en eindassessment zijn er

ook tussenassessments mogelijk om te bepalen of een student door kan gaan naar een

volgende fase van de opleiding Voor de hand liggende momenten voor tussenassessments

zijn de overgang van jaar 1 naar jaar 2 de afsluiting van de propedeusefase en de overgang

van jaar 3 naar jaar 4 naar de afstudeerfase (Wouda amp Snoek 2003)

Masterthesis 23

323 Kwaliteitscriteria voor assessments

Van Petegem en Vanhoof (2002) onderscheiden de kwaliteitscriteria bij assessments in

doelmatigheids- en billijkheidseisen Een assessment is doelmatig als het geschikt is voor het

doel waarvoor het is gemaakt en het is billijk als elke deelnemer aan het assessment dezelfde

behandeling krijgt

1 Doelmatigheid

Een doelmatig assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Validiteit

Een assessment is valide als het inderdaad datgene meet dat het zou moeten meten Dit

kan bereikt worden door het assessment in een zo authentiek mogelijke context te laten

plaatsvinden waarbij de verschillende doelen in het assessment verwerkt dienen te zijn

b Betrouwbaarheid

Een assessment is betrouwbaar als bij herhaling onder dezelfde condities dezelfde

resultaten weer worden gevonden Dit kan bereikt worden door de opdracht eenduidig te

formuleren en voldoende aspecten in de opdracht te verwerken dat het een goede

afspiegeling is van de leerinhoud Ook is het belangrijk dat verschillende beoordelaars op

een objectieve manier het assessment beoordelen

c Efficieumlntie

Bij efficieumlntie gaat het om een aantal praktische zaken zoals tijds- en kosteninvestering

2 Billijkheid

Een billijk assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Objectiviteit

Een assessment is objectief als elke student een gelijke kans heeft om hun prestaties te

demonstreren zonder dat niet relevante individuele kenmerken van zullen zijn op de

beoordeling Elke student krijgt dus dezelfde kans

b Doorzichtigheid

Een assessment is doorzichtig als elke student alle informatie krijgt die nodig is om te

zorgen voor een optimale voorbereiding en adequate uitvoering van de opdracht

c Normering

De eis van normering benadrukt dat men de beslissingen die genomen worden op basis

van het assessment inhoudelijk moet kunnen rechtvaardigen Hiertoe dragen vooral

beoordelingscriteria bij

Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat een assessment valide en betrouwbaar moet zijn

dat de opzet en uitslag door de betrokkenen geaccepteerd moeten worden en dat het

assessment uitvoerbaar zijn Op deze vier kwaliteitscriteria wordt hieronder ingegaan

1 Validiteit

Een valide assessment meet daadwerkelijk datgene dat gemeten moet worden Bij

competentiegerichte beoordeling gaat het dus om het lsquometenrsquo van competentie effectief

Masterthesis 24

gedrag kunnen tonen in (complexe) beroepssituaties Omdat het om verschillende

competenties gaat zal een valide assessment ook bestaan uit een mix van

assessmentonderdelen waarbij alle te beoordelen competenties bij voorkeur bij twee

instrumenten aan de orde komen

2 Betrouwbaarheid

Een betrouwbaar assessment geeft de zekerheid dat iemand die door het assessment heen

komt inderdaad competent is De uitslag van het assessment is niet afhankelijk van

toevallige factoren zoals de persoon van de assessor Betrouwbaarheid is het beste te

realiseren aan de hand van heldere en eenduidige beoordelingscriteria Bij een assessment

gaat het echter om de vraag of de student in onverwachte complexe situaties effectief kan

handelen waardoor het werken met eenduidige criteria wordt bemoeilijkt Het gaat

immers om een interpretatie van de context en van de betekenis die in die context

gegeven wordt aan lsquoeffectief handelenrsquo De betrouwbaarheid kan bij een assessment

worden gerealiseerd door met meerdere (getrainde) assessoren te werken Hierdoor

ontstaat een zekere mate van intersubjectiviteit waardoor het oordeel niet alleen is

gebaseerd op een individuele mening Ook kunnen hierdoor verschillende perspectieven

in het beoordelingsproces worden meegenomen aangezien de verschillende assessoren

elk hun eigen expertisegebied kunnen hebben

3 Acceptatie

Een acceptabel assessment houdt in dat alle betrokkenen het assessment waardevol en

rechtvaardig vinden Voor de student is het van belang dat die het juiste beeld van

zichzelf kan laten zien door zelf te kunnen bepalen welke producten en bewijsmaterialen

tijdens het assessment worden ingebracht

4 Uitvoerbaarheid

Een assessment moet uitvoerbaar zijn waarbij de vraag hoe de relatie van het assessment

is met andere beoordelingsmomenten en ndashinstrumenten belangrijk is Bij het introduceren

van assessments dient nagegaan te worden op welke wijze en in welke mate assessments

de traditionele vormen van toetsing kunnen vervangen of daarmee kunnen worden

geiumlntegreerd Het traditionele curriculum is opgebouwd uit een groot aantal modulen die

afzonderlijk afgerond worden met tentamens opdrachten en dergelijke

Uit de kwaliteitseisen zoals beschreven door Van Petegem en Vanhoof (2002) enerzijds en

Wouda en Snoek (2003) anderzijds kan afgeleid worden dat het assessment

1 doelgericht dient te zijn en plaats dient te vinden in authentieke situaties hetgeen voor

de validiteit belangrijk is

2 beoordeelt dient te worden door meerdere beoordelaars hetgeen vooral bijdraagt aan

de betrouwbaarheid

3 beoordeelt dient te worden aan de hand van beoordelingscriteria hetgeen vooral

bijdraagt aan de betrouwbaarheid doorzichtigheid en normering

4 de student de gelegenheid dient te geven om het juiste beeld van zichzelf te laten zien

hetgeen bijdraagt aan de acceptatieobjectiviteit

Masterthesis 25

Een portfolio is bij uitstek geschikt om het assessment doelgericht te laten plaatsvinden en in

authentieke situaties te beoordelen Ook krijgt de student middels een portfolio de

gelegenheid om het juiste beeld van zichzelf te laten zien Hetgeen hier gesteld is wordt

onderbouwd in de volgende paragraaf (33) Ook zal in de volgende paragraaf worden

ingegaan op de beoordeling van het portfolio aan de hand van beoordelingscriteria

Ten aanzien van de kwaliteitseis met betrekking tot de efficieumlntie geeft Alexander (2005) aan

dat het gebruik van portfoliorsquos tijdconsumerend is Dit kan worden opvangen door zo

georganiseerd mogelijk te werken Dit geldt zowel voor de leraar als de student Daarnaast

kunnen het vooraf aan de studenten geven van de beoordelingscriteria en voorbeelden van

goede portfoliorsquos er ook toe bijdragen dat er tijd bespaard kan worden

33 Het portfolio

Het begrip portfolio is afkomstig uit de wereld van kunst en architectuur waar men afbeel-

dingen recensies krantenknipsels en dergelijke over het eigen werk in mappen (portfoliorsquos)

verzamelt (Driessen amp Van Tartwijk 2006) Een portfolio wordt in het onderwijs gezien als

een doelgerichte verzameling van geleverd werk door een student op basis waarvan bepaalde

kennis vaardigheden en lsquoabilitiesrsquo aangetoond worden (Arter amp Spandel Baker amp OrsquoNeil

zoals geciteerd in Alexander 2005) Het expliciet noemen van de combinatie kennis

vaardigheden en mogelijkheden geeft aan dat het portfolio bij uitstek geschikt is voor een

competentiegerichte opleiding Alexander (2005) noemt in dit kader ook een groeiportfolio

waaruit de ontwikkeling van de studenten gedurende een bepaalde periode blijkt

Ook Van Petegem en Vanhoof (2002) geven aan dat het gebruik van een portfolio inhoudt dat

de student in een verzamelmap informatie over zijn persoonlijke prestaties en ervaringen

aanlegt die een beeld schept over zijn mogelijkheden en groei Verder stellen zij dat het

belangrijk is dat de student zelf een selectie maakt uit de producten die hij in een bepaalde

periode gecreeumlerd heeft en die selectie verantwoord Uit het portfolio dient de student ook een

systematische reflectie te laten zien op het eigen leerproces

Waar Van Petegem en Vanhoof (2003) stellen dat de student zelf een selectie dient te maken

uit de producten geeft Alexander (2005) ook de rol van hun leraar hierbij aan Volgens

Alexander zijn de studenten wel vrij om hun producten die ze in hun portfolio doen zelf uit

te kiezen maar zij zullen samen met hun leraar nagaan als die producten overeenkomen met

de doelstellingen van het assessment

Naast de producten en zelfreflecties die Van Petegem en Vanhoof (2003) noemen geven

Wouda en Snoek (2003) ook video-opnames van concrete situaties waarmee de student zijn

gedrag in kenmerkende beroepssituaties toont voorbeelden van vakinhoudelijke deskun-

digheid oordelen van anderen (bijvoorbeeld in de vorm van 360ordm feedback van begeleiders

op de werkplek of de opleiding opdrachtgevers collegarsquos en medestudenten) als mogelijke

Masterthesis 26

bewijsstukken Uit deze omschrijving van Wouda en Snoek blijkt ook weer de geschiktheid

van het gebruik van een portfolio voor een competentiegerichte opleiding aangezien de

beroepssituatie centraal staat

De bewijzen die in het portfolio opgenomen worden dienen te voldoen aan de volgende eisen

(Joosten-ten Brinke et al 2009)

authentiek het moet duidelijk zijn dat het bewijs door de kandidaat is gemaakt of

betrekking heeft op de kandidaat

relevant het bewijs moet gerelateerd zijn aan de competentie die beoordeeld wordt

voldoende niveau het bewijs dient aan te tonen dat het verwacht competentieniveau

inderdaad is bereikt

actueel het bewijs dient nog steeds actualiteitswaarde te hebben

kwantitatief het bewijs moet van voldoende volume zijn onderbouwd met voldoende

ervaring(stijd)

gevarieerd de bewijzen dienen veelzijdig te zijn

Wouda en Snoek (2003) geven aan dat studenten in het portfolio een verbinding dienen te

maken tussen de in het portfolio opgenomen bewijzen en de competentie die ze daarmee

willen aantonen Hierbij kunnen de studenten uitgaan van een (specifiek) bewijs naar de

(abstracte) competentie of van de meer (abstracte) competentie naar een (specifiek) bewijs

Beide mogelijkheden worden in onderstaande figuur geiumlllustreerd

Figuur 32 Portfolio-begeleidingsmodel (aangepast van Wouda amp Snoek 2003 p 33)

Een student die uitgaat van een specifiek bewijs (de linkercirkel) gebruikt het portfolio als

instrument om te abstraheren naar het niveau van competentie (de rechtercirkel) en te ver-

algemeniseren naar situaties waarin die competentie kan worden ingezet (de middencirkel)

Deze studenten komen meestal niet verder dan het beschrijven van concrete situaties die zij

hebben meegemaakt waardoor het portfolio hen moet helpen om te kunnen achterhalen

welke competentie aan die situatie gerelateerd is zodat zij die kunnen benoemen Een student

die uitgaat van de abstracte competentie (de rechtercirkel) gebruikt het portfolio als

bewijs

Masterthesis 27

instrument om te concretiseren door het beschrijven van concrete situaties (de middencirkel)

en daar geschikt bewijsmateriaal (de linkercirkel) bij te zoeken Deze studenten kunnen juist

goed algemene zaken over zich zelf te herkennen en te benoemen vandaar dat zij uitgaan van

de algemene competentie Het portfolio helpt hen dan om de leeractiviteiten die zij uitvoeren

in een concrete situatie te beschrijven en daar geschikt bewijsmateriaal voor te zoeken

Driesen en Tartwijk (2006) verklaren de hierboven beschreven ondersteuning die het

portfolio geeft doordat de student in een portfolio systematisch beschrijft en zichtbaar maakt

op welke wijze taken werden gepland uitgevoerd en geeumlvalueerd Dit doet de student vooral

door te reflecteren op het eigen leren en dat van anderen Ook Lorna (2003) geeft aan dat een

effectieve assessment van studenten eist dat zij zichzelf reflectieve vragen stellen en zelf

leerstrategieeumln gebruiken om zich verder te ontwikkelen waarbij zij hun leervorderingen zelf

bijhouden in een portfolio Bij het reflecteren kan de student het spiraalmodel gebruiken dat

is weergegeven in figuur 33

Figuur 33 Spiraalmodel van reflectie (Korthagen 2002 p2)

Wanneer een student een portfolio samenstelt zal die systematisch terugblikken op het eigen

handelen (fase 2) Hierbij wordt dat handelen geeumlvalueerd en geanalyseerd waardoor de

student zich bewust wordt van essentieumlle aspecten die zich tijdens dat handelen hebben

voorgedaan (fase 3) Dit geeft vervolgens inzicht in de mate waarin de student al over de

gevraagde competenties beschikt Ook biedt dit handvatten voor het ontwikkelen van

alternatieven (fase 4) Doordat het portfolio inzichtelijk maakt hoe bepaalde taken werden

uitgevoerd zal de student worden gestimuleerd om de uitvoering van deze taken ook

daadwerkelijk ter hand te nemen (fase 5 en 1) waarop wederom teruggeblikt zal worden en

de reflectiecyclus verder vervolgd kan worden (Driesen amp Tartwijk 2006)

Studenten dienen feedback te krijgen waarbij gebruik kan worden gemaakt van self-

assessment (de student beoordeelt zichzelf) en peer-assessment (medestudenten beoordelen

elkaar) (Wouda amp Snoek 2003) Bij het geven van feedback is het belangrijk dat gepraat

wordt vanuit de ik-vorm concrete gedragsvoorbeelden worden gegeven de positieve en de

verbeterpunten worden weergegeven en dat gevraagd wordt als de geleverde kritiek

herkenbaar is

Masterthesis 28

34 Assessment beoordeling

Sheperd et al (2005) stellen dat bij een assessment het belangrijk is om vast te stellen wat de

student aan het eind moet kunnen en op welke wijze dat gerealiseerd kan worden Verder

stellen zij ook dat dit vereist dat er heldere beoordelingscriteria vastgesteld dienen te worden

waardoor het mogelijk wordt dat zowel de beoordelaar als de student kunnen vaststellen als

een bepaald concept is begrepen Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat het bij de

beoordeling van competenties gaat om het beoordelen van de mate waarin de student in staat

is om zijn gedrag en handelen te verantwoorden en er op te reflecteren Om dit te kunnen

realiseren dienen assessments aan de hand van heldere criteria te geschieden die

geformuleerd zijn in de vorm van (waarneembare) gedragsindicatoren voor het handelen in

praktijksituaties

Alexander (2005) geeft aan dat een lsquorubricrsquo hierna te noemen rubriek gebruikt kan worden

om de beoordelingscriteria te specificeren waarbij een onderscheid wordt gemaakt in een

analytische en een holistische rubriek In een analytische rubriek worden eerst de

beoordelingscriteria gespecificeerd waarna vervolgens per criterium een afzonderlijke score

wordt toegekend voor de mate waarin aan dat criterium is voldaan Op basis van deze

afzonderlijke scores kan er tenslotte een overall score worden vastgesteld Een holistische

rubriek bekijkt de verschillende criteria gezamenlijk waardoor elke gegeven score meerdere

factoren omvat

Van Petegem en Vanhoof (2002) maken een onderscheid in criteria standaarden en

rubrieken Criteria zijn de voorwaarden waaraan de studentenprestaties dienen te voldoen om

als succesvol bestempeld te kunnen worden (Wiggings in Van Petegem en Vanhoof 2002)

Een standaard wordt geconcretiseerd aan de hand van criteria waarbij wordt aangegeven

welke criteria van belang zijn bij het beoordelen van studentenprestaties Deze criteria

moeten dan zodanig uitgewerkt worden dat het mogelijk wordt om een geobserveerd gedrag

in een prestatieniveau onder te brengen Een standaard geeft dus in principe aan hoe goed een

prestatie moet zijn om een bepaalde beoordeling te verdienen Wiggens (in Van Petegem en

Vanhoof 2002) omschrijft een rubriek als een geschreven geheel van richtlijnen dat het

mogelijk maakt om studentenprestaties van verschillende kwaliteiten te onderscheiden In een

rubriek wordt dus hetgeen waarnaar men moet kijken bij elk kwaliteitsniveau beschreven

Zowel uit Alexander (2005) als uit Van Petegem en Vanhoof (2002) blijkt dus dat voor het

beoordelen van portfoliorsquos een rubriek ontwikkeld dient te worden met daarin beschreven

criteria en standaarden Van Petegem en Vanhoof geven net als Alexander ook aan dat deze

rubriek analytisch of holistisch kan zijn

Uit hetgeen in de voorgaande paragrafen is beschreven kan worden afgeleid dat van

docenten in een competentiegerichte opleiding en met name van docenten die belast zijn met

het afnemen van assessments van de studenten bepaalde kwaliteiten worden verwacht

hierop wordt in de volgende paragraaf ingegaan

Masterthesis 29

35 De assessor

Degene die een assessment afneemt wordt een assessor genoemd In deze paragraaf wordt

ingegaan op de gedragsindicatoren die een assessor dient te demonstreren (351) en de

methodieken die daarbij gebruikt kunnen worden (352)

351 Gedragsindicatoren van een assessor

Van Dinther (2009) geeft aan dat binnen het competentiegericht hoger beroepsonderwijs een

assessor op basis van zijn oordeel onderbouwde uitspraken doet over het niveau van

competentieontwikkeling van een student Uitgaande hiervan dient een assessor behalve over

inhoudelijke kennis ook over de competenties analyseren beoordelen en communiceren te

beschikken Deze zijn uitgewerkt in schema 32

Schema 32 Competenties en gedragsindicatoren van een assessor

Competenties Gedragsindicatoren

Analyseren 1 Informatie structureren en hoofd- en bijzaken scheiden

2 Verbanden leggen tussen verschillende soorten informatie

3 Gebruiken van meerdere informatiebronnen en deze op waarde inschatten

Beoordelen 4 Zich een mening vormen door het afwegen van gegevens

5 Relateren van informatie en bewijzen aan de competentie(criteria)

6 Betrekken van verschillende alternatieven bij de oordeelsvorming

7 Rekening houden met onzekere of tegenstrijdige informatie

8 Het oordeel onderbouwen

Communiceren 9 Op het juiste moment toepassen van vraag- en gesprekstechnieken in het

gesprek met de student

10 Betrekken van de medeassessor in de beeld- en oordeelsvorming

11 Het eindoordeel op een overtuigende en constructieve manier overbrengen

12 Ontwikkelingsgerichte feedback geven

13 Het schrijven van een heldere gestructureerde rapportage

(Van Dinther 2009)

Geheel overeenkomstig Van Dinther (2009) geven Van Berkel Van Dinther Oudkerk Pool

en Speetjes (2008) ook aan dat een assessor over de competenties analyseren communiceren

en beoordelen dient te beschikken waarbij de gedragsindicatoren betrekking hebben op de

gehanteerde structuur in het gesprek de gehanteerde vraag- en gesprekstechnieken de

beoordeling van de relevantie van de aangeleverde bewijzen de wijze waarop feedback

wordt gegeven en de wijze waarop het oordeel wordt onderbouwd en doorgegeven aan de

student

Van Berkel et al (2008) stellen verder dat een assessor als kerntaak heeft het vaststellen van

het competentieniveau van de student met als deeltaken

1 Beoordelen van een portfolio enof performance

2 Voeren van een criterium gericht interview

3 Komen tot een onderbouwd eindoordeel

4 Vastleggen van het onderbouwd eindoordeel in een rapportage

Masterthesis 30

5 Geven van ontwikkelingsgerichte feedback

Deze deeltaken worden ook genoemd door Oudkerk Pool (2013) die aangeeft dat een asses-

sor eerst beoordeelt of een portfolio van een kandidaat voldoet om het assessmentgesprek in

te kunnen gaan Naar aanleiding van de portfoliobeoordeling voert de assessor een criterium-

gericht interview om het competentieniveau van de student te bepalen en daarbij indien

nodig ontwikkelingsgerichte feedback geeft Tenslotte legt de assessor de bevindingen en het

eindoordeel vast op daarvoor bestemde formulieren ten behoeve van de eindrapportage

Op de methodieken die de assessor kan gebruiken bij de uitvoering van deze taken wordt in

de volgende subparagraaf ingegaan

352 Methodieken

In paragraaf 331 is ten aanzien van de portfoliobeoordeling al aangegeven dat rekening

gehouden dient te worden met specifieke criteria (variatie relevant actueel authentiek en

kwantiteit) en dat er een relatie dient te zijn tussen de geleverde bewijzen en de competenties

die daarmee aangetoond worden in specifieke beroepssituaties Het geven van ontwikkelings-

gerichte feedback kan vergeleken worden met de in paragraaf 321 beschreven formatieve

assessment Uitgaande hiervan zal in deze subparagraaf alleen nog ingegaan worden op de

gesprekstechnieken die de assessor kan gebruiken bij het criteriumgerichte interview

Een assessor neemt tijdens het assessment een criteriumgericht interview af waarbij

onduidelijkheden met betrekking tot de in het portfolio opgenomen bewijsvoering verder

worden onderzocht en vragen die voortkomen uit de bestudering van het portfolio worden

gesteld Hierbij kan de assessor gebruik maken van de START-methodiek de LSD en

TURBO-vragen (Oudkerk Pool 2013)

De START-methodiek

Start staat voor situatie taak actie resultaat en transfer Hierbij wordt begonnen met een

startvraag waarbij de student een situatie dient te beschrijven (situatie) Vervolgens dient

de student aan te geven wat de opdracht was of hetgeen verwacht werd (taak) vervolgens

dient de student te verwoorden wat hij precies gedaan heeft of hetgeen gebeurd is (actie)

daarna dient de student aan te geven wat het effect was of hoe het is afgelopen (resultaat)

en tenslotte dient de student dan aan te geven hoe het een ander keer aanpakt zou kunnen

worden (transfer) (Oudkerk Pool 2013)

Hierop aanvullend geven Joosten-ten Brinke et al (2009) aan dat tijdens het

criteriumgerichte interview de STARRT methodiek gebruikt kan worden waarbij wordt

nagegaan in welke situatie de student aan een competentie gewerkt heeft welke taken

daarbij zijn uitgevoerd welke acties daaruit gevolgd zijn en met welk resultaat Deze

fasen komen dus overeen met hetgeen beschreven is door Oudkerk Pool (2013) De

transferfase zoals Oudkerk Pool die beschrijft is bij de STARRT gesplitst in reflectie en

transfer waarbij de student eerst dient terug te blikken op de beschreven situatie alvorens

die te vertalen naar een nieuwe situatie

Masterthesis 31

De LSD-methodiek

LSD staat voor luisteren samenvatten en doorvragen toe Als de assessor naast het

luisteren ook het gesprek samenvat geeft het een bepaalde structuur aan het gesprek en

geeft het de student een beeld of de assessor hetgeen hij gezegd heeft juist gehoord heeft

(Oudkerk Pool 2013)

TURBO-vragen

TURBO-vragen kunnen worden toegepast als er nog weinig tijd over is en er toch nog

wat informatie verkregen moet worden van de student De vragen kunnen dan betrekking

hebben op een vergelijking een rangorde een mening van anderen of een verdieping van

de situatie (Oudkerk Pool 2013)

36 Conceptueel model en interventieonderzoeksvoorstel

In de vorige paragrafen is ingegaan op het begrip competentie de rol van het assessment in

een competentiegerichte opleiding het portfolio de assessmentbeoordeling en de assessor

Uit dit beschreven theoretisch kader is een conceptueel model afgeleid (361) waarna

vervolgens uitgaande hiervan een interventieonderzoeksvoorstel is geformuleerd (362)

361 Verantwoording conceptueel model

Uitgaande van de centrale probleemstelling ldquoin welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo is in de voorgaande

paragrafen gebleken dat bij het competentiegericht opleiden en beoordelen het begrip

assessment centraal staat Dit assessment dient op verschillende momenten te gebeuren en

aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen Vandaar dat de in paragraaf 322 besproken

beoordelingsmomenten (tussen- en eindassessment) en de in paragraaf 323 besproken

kwaliteitseisen in het conceptueel model bij het centrale begrip assessment geplaatst worden

Uit paragraaf 33 is gebleken dat het portfolio bij het assessment gebruikt wordt om vast te

stellen als de student daadwerkelijk over de vereiste competenties beschikt waardoor het

portfolio ook bij het centrale begrip assessment geplaatst wordt

Het tweede centrale begrip is de assessor aangezien die het assessment afneemt De assessor

dient te voldoen aan bepaalde gedragsindicatoren en heeft verschillende methodieken die

gebruikt kunnen worden tijdens het assessment Deze gedragsindicatoren en methodieken

worden als bijbehorende begrippen geplaatst bij het centrale begrip assessor

Een assessment dient afgenomen te worden op basis van heldere criteria waaruit duidelijk

blijkt aan welke voorwaarden de student dient te voldoen Geheel conform de omschrijving

van het begrip assessment dient het gedrag dat bij de student geobserveerd wordt gerelateerd

te zijn aan de toekomstige beroepssituatie van de student Uitgaande hiervan wordt het begrip

criteria als derde centrale begrip opgenomen in het conceptueel model

Masterthesis 32

Samenvattend kan aan de hand van de bovenstaande gesteld worden dat voor het

competentiegericht opleiden en beoordelen er assessoren dienen te zijn die aan de hand van

criteria assessments van de studenten afnemen Dit is weergegeven in het conceptueel model

in figuur 34

Figuur 34 Conceptueel model

362 Interventieonderzoeksvoorstel

Uitgaande van het in figuur 34 weergegeven conceptueel model zijn als

interventieonderzoek docenten van de SOOS getraind tot assessor waarbij van bestaande

studentenportfoliorsquos gebruik is gemaakt Naast deze training is er ook een workshop

gehouden met als doel om het bestaand competentieprofiel van de COE te splitsen naar het

vereist bekwaamheidsniveau aan het eind van de propedeusefase de hoofdfase en de

afstudeerfase (startbekwaam) Indien de docenten getraind zijn tot assessor kunnen deze

assessoren ingezet worden bij het competentiegericht opleiden en beoordelen door aan het

eind van de propedeusefase de hoofdfase en de opleiding op basis van het portfolio van de

studenten een assessment af te nemen

Assessment

bull Beoordelingsmomenten

bull Kwaliteitseisen

bull Portfolio

Competentiegericht opleiden en beoordelen

Assessor

bull Gedragsindicatoren

bull methodieken

Criteria

bull Helder

bull Relatie met de beroepspraktijk

Masterthesis 33

4 Interventie

In dit hoofdstuk wordt de uitgevoerde interventie beschreven Deze interventie dient ter

oplossing van het probleem dat in het analyseonderzoek is gebleken namelijk dat bij de COE

opleiding er geen sprake is van competentiegericht opleiden en beoordelen maar van het

toetsen van kennis en vaardigheden (zie ook hoofdstuk 2) In 41 wordt de interventie globaal

beschreven vervolgens wordt in 42 middels een blokjesschema de relatie tussen het ontwerp

en het beoogde effect weergegeven waarna in 43 het ontwerp gedetailleerd wordt

beschreven Tenslotte wordt het programma van eisen van het ontwerp in 44 beschreven

41 Globaal ontwerp

Het globaal ontwerp bestaat uit drie onderdelen

1 Het eerste onderdeel betreft het informeren van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen Hiervoor is er een reader samengesteld

waarin theorie over het competentiegericht opleiden en beoordelen is verwerkt en is er

een informatiebijeenkomst gehouden met de docenten

2 Het tweede onderdeel is de assessorentraining bestaande uit drie bijeenkomsten

Tijdens de eerste bijeenkomst hebben de docenten aan de hand van studentenmate-

riaal geoefend in het voeren van het assessmentgesprekken Tijdens de tweede

bijeenkomst hebben de docenten wederom aan de hand van studentenmateriaal

geoefend in het beoordelen van studentenportfoliorsquos Tussen de tweede en de derde

bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend waarbij de gedragsindicatoren

van een getrainde assessor als uitgangspunt zijn gebruikt Gedurende deze periode

hebben zij op hun beurt tevens een portfolio bijgehouden waarin zij bewijzen hebben

aangeleverd waarmee zij hebben aangetoond in welke mate zij aan de acht

gedragsindicatoren van een getrainde assessor voldoen Tijdens de derde bijeenkomst

hebben de docenten van elkaar een assessment afgenomen op basis van het

ingeleverde portfolio Op basis van deze assessments is dan een uitspraak gedaan als

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de

assessorencompetenties van de docenten De docenten die deze training hebben

doorlopen hebben een certificaat ontvangen dat is uitgegeven door de SOOS

3 Het derde onderdeel is een workshop met als doel om de gedragsindicatoren in het

huidig competentieprofiel van de COE te splitsen naar tussen- en eindniveaus waarbij

tevens rekening mee wordt gehouden dat deze gedragsindicatoren helder zijn gefor-

muleerd en gerelateerd zijn aan de beroepsomgeving van de afgestudeerde student

42 Blokjeschema

De onderzoeksvraag waarmee aangetoond wordt dat het ontwerp inderdaad leidt tot

verbetering luidt als volgt kan gerichte training en oefening bijdragen aan de competenties

als assessor van de docenten van de SOOS

Masterthesis 34

Schema 41 Blokjesschema

Uitgaande van het in figuur 41 weergegeven blokjesschema wordt het ontwerp in de

volgende paragraaf gedetailleerd beschreven

43 Gedetailleerd ontwerp

Het ontwerp omvat de volgende aspecten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

(431)

2 Een assessorentraining voor de docenten (432)

3 Gerichte oefening van de docenten onderling (433)

4 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments (434)

431 Het informeren van docenten

Om de docenten te informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen is er een

gelijknamige reader opgesteld voor alle COE docenten De inhoudsopgave van deze reader is

opgenomen in bijlage 6 Ook is er een informatiebijeenkomst geweest waarvan de doelen

zijn opgenomen in schema 41

Schema 41 Doelen informatiebijeenkomst

Doelen presentatie

1 Nagaan wat docenten weten over competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Docenten informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen

3 Docenten informeren over de resultaten van een analyse van de huidige toetsing binnen de COE

4 Docenten enthousiast maken om een bijdrage te leveren aan een voorstel over de wijze waarop

wij competentiegericht kunnen opleiden en beoordelen bij de SOOS

432 Assessorentraining

Voor de assessorentraining is het trainingmateriaal assessoren ldquoVerkrijg alle beschikbare

informatie en maak de juiste beoordelingrdquo van Oudkerk-Pool gebruikt De handleiding is in

extenso gebruikt terwijl de powerpointslides deels zijn aangepast met als doel om de inhoud

Leidt tot Het ontwerp namelijk

een reader over competentiegericht

opleiden en beoordelen

een assessorentraining voor de

docenten

gerichte training en oefening van de

docenten in het aanleren van de

competenties van een assessor

een workshop voor docenten om het

huidig competentieprofiel van de

COE aan te passen

Het beoogde effect namelijk

toename van kennis in brede zin over het

competentiegericht opleiden en

beoordelen

verbetering van de competenties van een

assessor bij de docenten

aanpassing van het competentieprofiel

van de COE op basis waarvan er tussen-

en eindassessments van de studenten

kunnen worden afgenomen

Masterthesis 35

van de slides te laten aansluiten bij de praktijksituatie van de SOOS Tijdens deze training

zijn de gedragsindicatoren van een getrainde assessor als uitgangspunt gebruikt Deze

gedragsindicatoren zijn weergegeven in schema 42

Schema 42 gedragsindicatoren getrainde assessor

Gedragsindicatoren getrainde assessor

1 Brengt structuur aan in het assessmentgesprek

2 Creeumlert een sfeer waarin de kandidaat volledig tot zijn recht kan komen

3 Past verschillende vraag- en gesprekstechnieken op het juiste moment toe

4 Relateert ervaringen werkwijze en bewijzen die de kandidaat inbrengt aan relevante

competentiecriteria

5 Herkent producten als bruikbaar bewijs

6 Komt tot een onderbouwd eindoordeel en brengt dit op overtuigende en constructieve wijze over

7 Geeft ontwikkelingsgerichte feedback

8 Legt het oordeel op toegankelijke wijze vast in een rapportage

9 Gaat adequaat en klantgericht om met eventuele bezwaren tegen het eindoordeel

Uitgaande van de gedragsindicatoren die zijn weergegeven in schema 42 is de

assessorentraining erop gericht om docenten te trainen in

a het afnemen van een criteriumgericht interview

b het beoordelen van portfoliorsquos

Bijeenkomst 1

Tijdens de eerste bijeenkomst die erop gericht is om docenten te trainen in het afnemen van

een criteriumgericht interview hebben de docenten met studentenmateriaal geoefend Voor

het oefenen zijn er groepen van vier gevormd bestaande uit

Twee docenten die de rol van assessorenkoppel hebben

Een docent die de rol van student heeft

Een docent die de rol van begeleider heeft

Een docent die de rol van observator heeft

Tijdens deze bijeenkomst is er geoefend in het criteriumgericht interview waarbij de

instructies voor de voorbereiding van het gesprek zijn opgenomen in schema 43

Schema 43 instructies ter voorbereiding van de oefening gesprekstechnieken

Assessorenkoppel Kandidaat en begeleider Observator

Welke onderdelen van het

portfolio willen we aan de orde

stellen tijdens het gesprek

Welke vragen stellen we

hierbij (STARTTurbo)

Hoe stellen we de kandidaat op

zijn haar gemak

Hoe verdelen we de taken

(vragen stellen aantekeningen

maken)

Welke onderdelen van

het portfolio roepen

vragen op

Kan ik situaties

beschrijven om

startcompetenties te

bewijzen (START)

Krijgt kandidaat voldoende

gelegenheid om competenties te

etaleren

Gaan de assessoren minstens eacuteeacuten

keer uit het START-principe

(concreet uitvragen) LSD Turbo-

principe

Hebben de assessoren een beter

beeld gekregen van de compe-

tenties als gevolg van het gesprek

Masterthesis 36

Bijeenkomst 2

Tijdens de tweede bijeenkomst die erop gericht is om de docenten te trainen in het

beoordelen van portfoliorsquos zijn concrete studentenportfoliorsquos beoordeeld De opdracht is

opgenomen in schema 44

Schema 44 Instructies opdracht portfoliobeoordeling

Oefening portfoliobeoordeling

1 Elke groep beoordeelt twee competenties uit het portfolio (interpersoonlijk organisatorisch of

samenwerken) en vult het oordeel in op het beoordelingsformulier (40 minuten)

2 Zelf- en peerevaluatie (zie observatieformulier)

Doe een zelfevaluatie van de wakkermethodiek (ad 1)

Geef feedback aan ldquostudentrdquo peergroep observeert (ad 5)

Peerevaluatie van de beoordeling (ad 2 tm 4)

433 Gerichte oefening van de docenten onderling

Tussen de tweede en de derde bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend in het

aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde assessor waarbij bewijzen zijn

verzameld die de mate waarin zij de gedragsindicatoren van een getrainde assessor hebben

kunnen aanleren aantonen Het resultaat van de opdracht is opgenomen in een portfolio op

basis waarvan er een peerassessment is afgenomen de derde bijeenkomst De instructie voor

dit peerassessment zijn opgenomen in schema 45

Schema 45 Instructies peerassessment

Instructies peerassessment

Het assessment wordt in drie rondes gedaan

1 In de eerste ronde beoordeelt u het portfolio volgens de VRAAK-criteria en de beoordelings-

driehoek Hiervoor gebruikt u het formulier ldquorapportage eindassessmentrdquo en vult u de onderdelen

1 en 2 in Tijdens deze eerste ronde bereidt u tevens het assessmentgesprek (criterium gericht

interview) voor (60 minuten)

2 In de tweede ronde voert u het assessmentgesprek (30 minuten)

3 In de derde ronde formuleert u wederom op het formulier ldquorapportage eindassessment (laatste

bladzijde) het eindoordeel (15 minuten)

Het peerassessment geschiedt in drie subgroepen van elk drie docenten De eerste 60 minuten voert

elke docent individueel de eerste ronde zoals hierboven beschreven uit Vervolgens wordt het eerste

assessmentgesprek afgenomen waarbij de docent die niet deelneemt aan het assessmentgesprek

observeert volgens het formulier ldquoobservatie assessmentgesprekrdquo Na het assessmentgesprek rondt de

assessor het assessment af middels het invullen van het eindoordeel conform de derde ronde zoals

hierboven omschreven Terwijl de assessor dit invult gaat de observator na als het

observatieformulier volledig en juist is ingevuld De docent die het assessment ondergaan heeft vult

op dit moment een ervaringsformulier in

Na de eerste assessmentronde worden de rollen omgekeerd totdat elke docent een assessment heeft

afgenomen van een collega-docent

Masterthesis 37

434 Brainstormen van docenten

Tijdens een workshop hebben de docenten brainstormsessies gevoerd met als doel om het

competentieprofiel aan de hand van de kenmerken van de criteria te splitsen naar twee

tussenniveaus (eind propedeuse- en hoofdfase) en eacuteeacuten eindniveaus (eind afstudeerfase)

Tijdens deze workshop is er in groepen gewerkt waarbij de groepen een keuze hebben

mogen maken om te werken aan algemene (gelden voor beide hbo opleidingen) of

beroepsgerichte competenties (gelden voor een specifieke opleiding) Het resultaat is

geschreven op flappen waarna de docenten tijdens een stille wand discussie onderling

feedback hebben gegeven op het resultaat door hun feedbackpunten te noteren op een apart

blaadje Na de stille wand discussie is de gegeven feedback door de verschillende groepen

verwerkt in het uiteindelijk resultaat

44 Programma van eisen

Het doel van de interventie is om een bijdrage te kunnen leveren aan het ontwikkelen en

implementeren van het competentiegericht opleiden en beoordelen bij de COE Om dit doel

te realiseren is het programma van eisen geformuleerd voor het product en het proces

Uit het theoretisch kader is gebleken dat het assessment en de assessor een centrale plaats

innemen bij het competentiegericht opleiden en beoordelen waarbij de assessor op basis van

criteria het assessment afneemt Uitgaande hiervan worden de volgende eisen gesteld aan het

product

1 de docenten dienen de portfoliorsquos te beoordelen aan de hand van specifieke criteria

(variatie relevant actueel authentiek en kwantiteit) waarbij tevens de relatie tussen de

geleverde bewijzen en de competenties die daarmee aangetoond worden in specifieke

beroepssituaties wordt beoordeeld

2 de docenten dienen gesprekstechnieken te demonstreren tijdens een criteriumgericht

interview

3 De criteria in het competentieprofiel dienen helder geformuleerd te zijn gespecificeerd te

zijn in tussen- en eindniveaus en gerelateerd te zijn aan de beroepsomgeving van de

afgestudeerde

Aan het proces worden de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep

Het voeren van reguliere gesprekken met de leidinggevenden

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlag

Het mogelijk maken dat het resultaat van het onderzoek buiten het afgebakend

onderzoeksgebied gebruikt kan worden

Het informeren van alle overige betrokken

De wijze waarop de in dit hoofdstuk beschreven interventie is uitgevoerd wordt in het

volgende hoofdstuk beschreven

Masterthesis 38

5 Onderzoeksopzet

De wijze waarop de interventie is uitgevoerd wordt in dit hoofdstuk beschreven In 51 wordt

ingegaan op de centrale vraag en bijbehorende deelvragen Ook het variabelenschema wordt

in 51 weergegeven Vervolgens wordt in 52 ingegaan op het onderzoekstype in 53 op de

dataverzameling en bijbehorende onderzoeksinstrumenten en in 54 op de validiteit en de

betrouwbaarheid

51 Centrale vraag en deelvragen

De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docenten

als assessor waar te nemen

3 Op basis van welke gedragsindicatoren kunnen de tussen- en eindassessments van de

COE studenten afgenomen te worden

Uitgaande van bovenstaande deelvragen worden de centrale begrippen als volgt

geoperationaliseerd

Schema 51 Variabelenschema interventieonderzoek

Begrip Dimensie Indicatoren

Kennisniveau Kennis De docent

kent het begrippen competentie

kent de kenmerken van een assessment

kent de rol van een portfolio bij het competentiegericht opleiden

en beoordelen

Competenties

assessor

Portfolio

beoordelen

De docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en

kwantiteit van de bewijzen

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in

beroepssituaties en de competenties

Criteriumge-

richt interview

De docent

luistert actief vraagt door vat samen (LSD)

vraagt de kandidaat naar de situatie waaruit een bewijs is

voortgekomen wat de taak precies was in die situatie welke

actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was

en wat een volgend keer anders gedaan zou worden (START)

hanteert turbo vragen

past feedbackregels toe

baseert de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of

het criteriumgericht interview

Masterthesis 39

Begrip Dimensie Indicatoren

Criteria Voorwaarden

aan studenten-

prestaties

De docent

formuleert meetbare gedragsindicatoren op het niveau van de

propedeuse hoofd- en afstudeerfase waaruit de groei van het

competentieniveau van de student blijkt

relateert de gedragsindicatoren aan de beroepspraktijk

52 Onderzoekstype

Tijdens de interventie zijn er twee onderzoekstypen gebruikt namelijk actieonderzoek (521)

en effectonderzoek (522)

521 Actieonderzoek

Ponte (2010) definieert actieonderzoek als ldquoeen geheel van activiteiten van docenten die

met behulp van technieken en strategieeumln van sociaalwetenschappelijk onderzoek

reflecteren op hun handelen en de situatie waarin dit handelen plaatsvindt en

op basis van de zo verkregen inzichten hun handelen of de situatie waarin dat

handelen plaatsvindt systematisch proberen te verbeterenrdquo (p 20-21)

In de hierboven weergegeven beschrijving van actieonderzoek worden de docenten expliciet

genoemd Ponte (2010) onderscheidt vijf fasen bij actieonderzoek die in figuur 51 zijn

weergegeven

Figuur 51 fasen van actieonderzoek (Overgenomen van Ponte 2010 p 48)

De eerste fase is het formuleren van het algemeen idee waarin centraal staat het identificeren

van problemen waaraan docenten willen gaan werken In het begin kan het algemeen idee een

vage notie zijn over wat er aan de hand is en daarom is een verdere verkenning van concrete

gegevens met betrekking tot het probleem vaak noodzakelijk Bij deze tweede fase gaat het

om de beschrijving en de analyse van de te veranderen situatie De verkenning kan aanleiding

Masterthesis 40

zijn om het algemeen idee over het probleem bij te stellen Als docenten zich nader hebben

geiumlnformeerd over het probleem kan in de derde fase een algemeen plan worden opgesteld

dat kan bestaan uit een voorgenomen reeks kleine verbeteracties of uit eacuteeacuten verbeteractie

welke uitgewerkt wordt in een reeks uit te voeren stappen Dan volgt als vierde fase het

daadwerkelijk plannen uitvoeren en evalueren van de verbeteracties Docenten analyseren de

oorzaak van het al of niet succesvol verlopen van de eerste verbeteractie en op basis hiervan

plannen zij de volgende actie Zo nodig kan de evaluatie leiden tot het bijstellen van het

algemeen plan of zelfs het algemeen idee De aangegeven fasen worden herhaald tot docenten

tevreden zijn over de verkregen resultaten Het onderzoek wordt tenslotte afgesloten met een

casestudy waarin de docenten reflecteren op hun actieonderzoek (Ponte 2010)

De centrale probleemstelling die bij dit actieonderzoek centraal staat is dat er een toename

wenselijk is in het ontwikkelingsniveau van de competenties de docent als een assessor Dit is

dus het algemeen idee Tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training heeft de

verkenning van dit probleem plaatsgehad waarbij met name de gedragsindicatoren die horen

bij de competenties van een getrainde assessor zijn besproken Hierna zijn de docenten

gestart met de uitvoering van het plan waarbij er in groepen van twee of drie is geoefend met

als doel om de competenties van een getrainde assessor aan te leren Van deze oefeningen

zijn de data verzameld Vanwege de beperkte tijd (eacuteeacuten maand) is er twee keer een analyse

geweest van de oefeningen en het resultaat daarvan De data van deze analysefase zijn

verzameld in leerrapporten (zie ook paragraaf 542) Elke docent heeft als casestudy een

portfolio bijgehouden met daarin de bewijzen en reflecties waaruit het ontwikkelingsniveau

van zijn of haar competenties als assessor blijkt De resultaten van dit actieonderzoek zijn

beschreven in paragraaf 61

522 Effectonderzoek

Naast actieonderzoek is er ook sprake van een effectonderzoek en wel bij de eerste en de

tweede deelvraag In een effectonderzoek is er sprake van een onafhankelijke variabele die

gemanipuleerd wordt en een afhankelijke variabele waarop de onafhankelijke variabele

invloed uitoefent (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag waarbij is nagegaan of er een

toename is waar te nemen in het kennisniveau van de COE docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de afhankelijke variabele het kennisniveau van

de docenten terwijl de onafhankelijke variabelen de informatiebijeenkomst en de reader zijn

geweest De wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 541 terwijl het

resultaat hiervan is beschreven in paragraaf 611

Bij de tweede deelvraag waarbij is nagegaan of er een verbetering in het ontwikkelingsni-

veau van de competenties als assessor bij de COE docenten is waar te nemen is de

afhankelijke variabele het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docent als

assessor en de onafhankelijke variabele de oefeningen die de docenten hebben gedaan De

wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 542 terwijl het resultaat

hiervan is beschreven in paragraaf 612

Masterthesis 41

53 Populatie

De populatie wordt gevormd door alle docenten van de SOOS De gehele populatie is

benaderd om de eerste docentenbijeenkomst bij te wonen Tijdens deze eerste docenten-

bijeenkomst is vervolgens nagegaan welke docenten bereid zijn om te participeren aan het

interventieonderzoek In totaal hebben van de drieeumlntwintig docenten negen meegedaan aan

de training en acht aan de workshop In de ontstane steekproef zaten naast de twee

opleidingsmanagers drie docenten die vanaf het begin van de opleidingen aan de SOOS zijn

verbonden twee docenten die halverwege het bestaan van de opleidingen zijn aangetrokken

door de SOOS en twee docenten die dat studiejaar voor het eerst waren aangetrokken Ook

kan over de ontstane steekproef worden opgemerkt dat zes docenten uit het onderwijsveld

afkomstig zijn en drie uit het beroepenveld Ten aanzien van de duur waarop de docenten in

dienst zijn bij de SOOS is de ontstane steekproef wel representatief Ten aanzien van

achtergrond van de docenten is de ontstane steekproef niet representatief aangezien 57 van

de SOOS-docenten uit het toekomstig beroepenveld van de studenten afkomstig is

54 Dataverzameling en onderzoeksinstrumenten

De gegevens zijn in juli - augustus 2014 verzameld De wijze waarop de data zijn verzameld

en de hierbij gebruikte onderzoeksinstrumenten worden hieronder per deelvraag beschreven

541 Toename kennisniveau docenten

De eerste deelvraag luidt als volgt is er een toename in het kennisniveau van de docenten

over het competentiegericht opleiden en beoordelen waar te nemen Om deze vraag te

kunnen beantwoorden is er een toets ontwikkeld die is opgenomen in bijlage 7 Deze toets is

op twee verschillende momenten afgenomen Aan de hand van de toetsresultaten op deze

twee verschillende momenten is vastgesteld als het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is toegenomen In de toets zijn er vijf

meerkeuzevragen opgenomen die betrekking hadden op het competentiebegrip het begrip

assessment het assessment in een competentiegerichte opleiding het portfolio en de

kwaliteitscriteria van een assessment

542 Toename ontwikkelingsniveau competenties assessor bij docenten

De tweede deelvraag luidt is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties

als assessor bij de docenten waar te nemen Om deze vraag te kunnen beantwoorden is

gebruik gemaakt van een rubriek die door Oudkerk Pool (2013) is ontwikkeld Deze rubriek

die is opgenomen in bijlage 8 is de basis geweest voor de oefeningen die tijdens de asses-

sorentraining zijn gedaan de oefeningen die de docenten onderling hebben uitgevoerd na

eerste twee trainingsbijeenkomsten en de eindopdracht waarmee de training is afgerond Op

de training is al uitvoerig ingegaan in paragraaf 43 bij de gedetailleerde beschrijving van het

ontwerp Ook zijn alle gebruikte instrumenten om de benodigde data voor het beantwoorden

van deze tweede deelvraag te verzamelen afgeleid van dezelfde rubriek uit bijlage 8

Masterthesis 42

Zoals aangegeven in schema 51 zijn voor het beantwoorden van deze tweede deelvraag

indicatoren met betrekking tot het beoordelen van het portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

Bovengenoemde indicatoren zijn twee keer gemeten Het eerste meetmoment is geweest

tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training namelijk 4 en 11 juli 2014 Tijdens de

eerste trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het afnemen van een

criteriumgericht interview Van deze oefeningen zijn er video-opnames gemaakt die aan de

hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie bijlage 9) zijn beoordeeld Tijdens

de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het beoordelen van het

portfolio De data van deze oefeningen zijn verzameld met behulp van het formulier

rapportage eindassessment dat is opgenomen in bijlage 10

Na de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten een eindopdracht gehad conform

welke zij hebben geoefend in groepen van twee of drie in het ontwikkelen van de

competenties van assessor De oefenperiode was eacuteeacuten maand Aan het eind hiervan heeft elke

docent een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van hun

competenties onderbouwen De volledige beschrijving van deze eindopdracht is opgenomen

in bijlage 11 De data van deze oefeningen zijn verzameld middels het leerrapport dat is

opgenomen in bijlage 12 Geheel volgens de opzet van actieonderzoek (zie ook paragraaf

51) hebben de docenten aan de hand van deze leerrapporten twee keer teruggeblikt op de

wijze waarop zij deze competenties ontwikkelen

Het tweede meetmoment is tijdens de derde en tevens laatste trainingsbijeenkomst op vrijdag

8 augustus 2014 geweest Zoals eerder aangegeven heeft elke docent aan het eind van de

oefenperiode een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van

een getrainde assessor aantonen Elke docent heeft tijdens deze laatste trainingsbijeenkomst

de rol van assessor vervuld en daarbij van een collega-docent het portfolio beoordeeld en een

criteriumgericht interview afgenomen De docenten hebben hun bevindingen over de

portfoliobeoordeling genoteerd op het formulier rapportage eindassessment (zie bijlage 10)

Aan de hand van deze resultaten is inzicht verkregen in het ontwikkelingsniveau van de

docent met betrekking tot de portfoliobeoordeling terwijl inzicht in het ontwikkelingsniveau

met betrekking tot het criteriumgericht interview en het geven van ontwikkelingsgerichte

feedback verkregen is aan de hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie

bijlage 9) De gebruikte instrumenten tijdens het tweede meetmoment zijn dus dezelfde

instrumenten als die tijdens het eerste meetmoment zijn gebruikt

543 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

De derde deelvraag luidt als volgt op basis van welke criteria kunnen de tussen- en

eindassessments van de COE studenten afgenomen te worden Uit schema 51 blijkt dat de

criteria die nodig zijn voor de tussen- en eindassessments helder dienen zijn geformuleerd en

gerelateerd dienen te zijn aan de beroepspraktijk van de student Ook blijkt dat de momenten

van de tussen en eindassessments aan het eind van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

zijn De gegevens hieromtrent zijn verzameld tijdens een workshop waarbij het huidig

Masterthesis 43

competentieprofiel dat is opgenomen in bijlage 1 als instrument is gebruikt In het huidig

competentieprofiel is alleen het eindniveau opgenomen dat verwacht wordt van de

afgestudeerde student Uitgaande hiervan hebben docenten tijdens groepsgesprekken een

voorstel geformuleerd over een mogelijke indeling van de competenties in tussen- en

eindniveaus waarbij rekening gehouden wordt met de beroepspraktijk van de student Baarda

et al (2009) geven aan dat een groepsgesprek de voorkeur geniet indien het doel is het

genereren van ideeeumln In dit geval hebben de docenten ideeeumln gegenereerd voor een

mogelijke indeling van het vereist competentieniveau van de studenten aan het eind van de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase Baarda et al geven verder aan dat het voordeel van

groepsgesprekken is dat de reacties van de deelnemers meestal inspirerend werken waarbij

andere deelnemers vaak op nieuwe gedachten worden gebracht Hierdoor kan het

groepsgesprek het karakter van een brainstormsessie krijgen hetgeen in dit kader het geval is

geweest De brainstormsessies zijn geweest tijdens een workshop op 16 augustus 2014 Het

resultaat van deze brainstormsessies hebben de docenten op flappen geschreven aan de hand

waarvan de onderzoeksresultaten zijn verwerkt in paragraaf 613

55 Validiteit en betrouwbaarheid

In deze paragraaf worden de validiteit (551) en de betrouwbaarheid (552) van het

onderzoek verantwoord

551 Validiteit

Van validiteit is er sprake indien de onderzoeksbevindingen een goede weergave vormen van

datgene wat zich feitelijk in de praktijk afspeelt (Baarda De Goede amp Teunissen 2009)

Baarda (2014) maakt hierbij het onderscheid in instrumentele en ecologische validiteit

Instrumentele validiteit

De instrumentele validiteit is de mate waarin datgene dat gemeten moet worden

daadwerkelijk ook gemeten wordt Hierbij spelen de onderzoeksinstrumenten dus een

belangrijke rol Hetgeen gemeten dient te worden is weergegeven in de deelvragen in

paragraaf 51 terwijl de centrale begrippen uit deze deelvragen zijn geoperationaliseerd in

schema 51 in concrete indicatoren Zoals aangegeven in schema 51 zijn er drie centrale

begrippen namelijk kennisniveau competenties assessor en criteria Hieronder wordt voor

elk van deze centrale begrippen aangegeven hoe de indicatoren verwerkt zijn in het

gehanteerde onderzoeksinstrument

De indicatoren met betrekking tot het centrale begrip kennisniveau zijn gemeten aan de hand

van een toets met daarin vijf meerkeuzevragen (zie bijlage 7) waarbij

a Vraag 1 en 2 betrekking hebben op respectievelijk het begrip competentie en het

begrip assessment en meten dus de kennis van de docent hierover (eerste indicator)

b Vraag 3 betrekking heeft op de competentiegerichte assessmentpiramide vraag 4 op

het portfolio en vraag 5 op de kwaliteitseisen van assessment Deze vragen meten dus

Masterthesis 44

de kennis van de docent over de wijze waarop een assessment in een

competentiegerichte opleiding plaatsvindt (tweede indicator)

De indicatoren met betrekking tot de competenties van de assessor komen zijn opgenomen in

de rubriek die als basis is gebruikt bij het verzamelen van de gegevens (zie bijlage 8) Zoals

reeds beschreven in paragraaf 542 is deze rubriek als uitgangspunt gebruikt bij de

ontwikkelde instrumenten

De indicatoren met betrekking tot de criteria op basis waarvan tussen- en eindassessments

van de studenten afgenomen dienen te worden zijn verwerkt in de volgende centrale vraag

die de docenten moesten beantwoorden tijdens een groepsgesprek wat moet de student

kunnen aan het eind van de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase

Ecologische validiteit

De ecologische validiteit geeft de geldigheid van de onderzoeksresultaten in de dagelijkse

praktijk aan (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag zijn de onderzoeksdata rechtstreeks van

de docenten verzameld door de toets Bij de tweede deelvraag zijn de onderzoeksgegevens

bij het eerste meetmoment rechtstreeks bij de docenten die op dat moment de rol van asses-

sor vervulden verzameld middels de observatie Bij het tweede meetmoment zijn de gege-

vens via de bevindingen van een observator verzameld Bij het tweede meetmoment heeft de

ecologische validiteit dus moeten inboeten aangezien de observator een andere interpretatie

gegeven kan hebben aan hetgeen heeft plaatsgehad dan wanneer de data rechtstreeks van de

docent was verkregen Bij de derde deelvraag zijn de gegevens rechtstreeks van de docenten

verkregen nadat die op flappen waren geschreven Ook bij de derde deelvraag heeft de

ecologische validiteit moeten inboeten aangezien hetgeen geschreven is op de flappen niet

noodzakelijkerwijs hetgeen hoeft te zijn dat is besproken tijdens het groepsgesprek

552 Betrouwbaarheid

Baarda et al (2009) die betrouwbaarheid beschrijven als de mate waarin metingen onafhan-

kelijk zijn van toeval geven de volgende richtlijnen om de betrouwbaarheid te verhogen

1 Het vooraf uitschrijven van mogelijke vooroordelen waardoor subjectieve ervaringen en

overwegingen voorkomen kunnen worden

2 De onderzoeksverslagen en interpretaties te laten nalezen door collegarsquos (peer-

debriefing)

3 De dataverzameling na enige tijd nog eens bekijken en analyseren

4 Het zo snel mogelijk aantekeningen maken van de observaties of gesprekken die ter

plekke niet vastgelegd kunnen worden

Tijdens het interventieonderzoek is gebruik gemaakt van de tweede richtlijn waarbij de

kwaliteitsmedewerker van de SOOS de onderzoeksresultaten heeft nagelezen Uit deze peer-

debriefing is er eacuteeacuten inhoudelijke opmerking voortgekomen waarbij gesteld is dat niet is

aangeven als het effect dat op het kennisniveau heeft plaatsgehad positief of negatief is

geweest Deze opmerking is verwerkt in het resultaat in hoofdstuk 6

Masterthesis 45

6 Resultaten van het onderzoek

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het interventieonderzoek gepresenteerd In

paragraaf 61 worden ingegaan op het effect van het product terwijl in paragraaf 62 wordt

ingegaan op het effect van het proces

61 Het effect van het product

Zoals aangegeven in hoofdstuk 4 omvat het product de volgende activiteiten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Een assessorentraining waarbij de docenten

a worden getraind in de technieken die nodig zijn om portfoliorsquos te beoordelen en een

criteriumgericht interview af te nemen

b met elkaar oefenen in het aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor

3 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments

Deze drie activiteiten worden in de volgende subparagrafen beschreven

611 Informeren van docenten

Zoals beschreven in paragraaf 431 is er een reader samengesteld over het

competentiegericht opleiden en beoordelen (zie ook de inhoudsopgave in bijlage 6) Deze

reader is ongeveer twee weken voorafgaand aan de informatiebijeenkomst gestuurd naar de

docenten De informatiebijeenkomst is geweest op zondag 15 juni 2014 Aan het begin van

deze informatiebijeenkomst is de toets (zie ook paragraaf 541) afgenomen om een indicatie

te hebben over het kennisniveau van de docenten voorafgaand aan het interventietraject Deze

zelfde toets is vervolgens weer afgenomen onder de docenten aan het begin van de eerste

trainingsbijeenkomst op vrijdag 4 juli 2014 27 dagen na het eerste meetmoment De

resultaten van deze toets zijn opgenomen in tabel 61 De toets bestond uit vijf meerkeuze-

vragen Voor elke vraag die goed was beantwoord kon een docent twee punten scoren

Tabel 61 Gemiddeld toetscijfer docenten kennisniveau

Gemiddeld cijfer meetmoment 1 Gemiddeld cijfer meetmoment 2

44 62

Uit tabel 61 blijkt dat het gemiddeld toetsresultaat tijdens het eerste meetmoment 44 is

geweest Twee toetsvragen (zie bijlage 7) zijn door alle respondenten fout beantwoord

namelijk de vraag over de competentiegerichte assessmentpiramide en de vraag over hetgeen

noodzakelijk is als een student een ontwikkelingsportfolio maakt Bij de vraag over de

assessmentpiramide hebben de docenten dus niet kunnen herkennen dat bij assessment van

competenties assessment tijdens het leren (ldquoassessment as learningrdquo) de basis vormt gevolgd

door assessment voor het leren (ldquoassessment for learningrdquo) en tenslotte assessment van het

Masterthesis 46

leren (ldquoassessment of learningrdquo) Bij de vraag over het ontwikkelingsportfolio hebben de

docenten niet kunnen herkennen dat een student niet maar eacuteeacuten informatiebron als bewijs kan

gebruiken

Het gemiddeld toetsresultaat is tijdens het tweede meetmoment 62 geweest Uit de analyse

van deze toetsresultaten is in tegenstelling tot het eerste meetmoment niet gebleken dat er

specifieke onderdelen zijn waarbij de docenten een informatiegap hebben De fouten varieumlren

namelijk per docent

Uitgaande van het gemiddeld cijfer van de twee verschillende meetmomenten respectievelijk

44 en 62 kan gesteld worden dat de reader over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de informatiebijeenkomst een positief effect hebben gehad op het kennisniveau

van de docenten over het competentiegericht opleiden en beoordelen

612 Assessorentraining

De doelen van de assessorentraining zijn geweest om de docenten

a te trainen in de competenties van een assessor

b met elkaar te laten oefenen bij het aanleren van de gedragsindicatoren van een

getrainde assessor

In schema 51 zijn de indicatoren die bij de competenties van een assessor van belang zijn

weergegeven Voor de overzichtelijkheid worden die weer hier opgenomen

1 Portfolio beoordelen waarbij de docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen

(tijdens het onderzoek afgekort vraak-criteria)

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en

de competenties (tijdens het onderzoek genoemd beoordelingsdriehoek)

2 Criteriumgericht interview afnemen waarbij de docent

actief luistert doorvraagt samenvat (LSD)

de kandidaat vraagt naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak

precies was in die situatie welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van

die actie was en wat een volgend keer anders gedaan zou kunnen worden (START)

turbo vragen hanteert

feedbackregels toepast

de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of het criteriumgericht

interview baseert

Zoals eerder beschreven (zie ook paragraaf 432 en 542) zijn er bij de assessorentraining

twee meetmomenten geweest waarbij het eerste meetmoment is geweest tijdens de eerste

twee trainingsbijeenkomsten en het tweede meetmoment tijdens de derde trainingsbijeen-

komst ongeveer eacuteeacuten maand na het eerste meetmoment Gedurende deze twee meetmomenten

hebben de docenten onderling geoefend

Masterthesis 47

Om het geheel overzichtelijk te houden worden de resultaten bij dit onderdeel weergegeven

voor de twee hierboven genoemde aspecten (beoordelen portfolio en criteriumgericht

interview afnemen)

Beoordelen van het portfolio

Bij het beoordelen van het portfolio hebben de docenten tijdens het eerste meetmoment

vrijdag 11 juli 2014 in vier groepen gewerkt waarbij studentenportfoliorsquos beoordeeld

moesten worden Bij het beoordelen van de studentenportfoliorsquos hebben de docenten gelet op

de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen (vraak-criteria)

en de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en de

competenties (beoordelingsdriehoek) Het resultaat van dit groepswerk is onderling door de

groepen zelf beoordeeld Het tweede meetmoment heeft plaatsgehad op vrijdag 8 augustus

2014 Hierbij waren er acht van de negen docenten aanwezig waarbij twee docenten een

gezamenlijk portfolio hebben ingeleverd Ook hier hebben de docenten onderling de

beoordeling gedaan

Vraak-criteria

In schema 61 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven met betrekking tot

de vraak-criteria Tijdens het eerste meetmoment zijn er van vier groepen resultaten en tijdens

het tweede meetmoment zijn er van zes individuele docenten en eacuteeacuten duo-groep resultaten

Tussen het eerste en het tweede meetmoment zijn er 29 dagen

Schema 61 Portfoliobeoordeling vraak-criteria

Meetmoment 1 Meetmoment 2 1 Poging om de variatie te

brengen terwijl de andere

criteria niet zijn meegenomen

2 Alleen de variatie en de

relevantie zijn toegelicht

3 De actualiteitswaarde is niet

genoemd de overige criteria

in onvoldoende mate

4 De variatie is onvoldoende

uitgewerkt de kwantiteit is

niet aan de orde gekomen De

overige criteria zijn wel

genoemd

1 De bewijsstukken zijn echt en actueel (27 juli 28 juli en 2

augustus) Er zijn maar van twee indicatoren bewijzen

waarvan maar van eacuteeacuten er meerdere bewijzen zijn

2 Er zijn geen bewijzen als zodanig in het portfolio

opgenomen

3 Alle indicatoren zijn aan de hand van eacuteeacuten feedbackrapport

bewezen

4 De beoordeling is gedaan aan de hand van een casus en niet

van de indicatoren van een assessor

5 De vraak-criteria zijn voldoende toegepast

6 De vraak-criteria zijn onvoldoende toegepast

7 Uit de beschrijving van de werkwijze en de opsomming van

de bevindingen blijkt de variatie relevantie en de actualiteit

De authenticiteit en de kwantiteit zijn niet gebleken

Zoals in het begin van deze paragraaf aangegeven dient een assessor bij het beoordelen van

een portfolio uit te gaan van de vraak-criteria Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het

beoordelen van het portfolio zowel bij het eerste meetmoment als bij het tweede meetmoment

uit zijn gegaan van de vraak-criteria

Tussen de twee meetmomenten hebben de docenten onderling geoefend in het hanteren van

de vraak-criteria bij het beoordelen van een portfolio Tijdens het oefenen hebben de

Masterthesis 48

docenten middels een leerrapport twee keer gereflecteerd op de mate waarop zij conform de

vraak-criteria een portfolio beoordelen waarbij de sterke punten en de verbeterpunten

hiervan genoteerd zijn De resultaten van alle docenten zijn weergegeven in schema 62

Schema 62 Oefenresultaten vraak-criteria

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen toegepast (3) Alle onderdelen toegepast

Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde

Ervaring kunnen opdoen met de vraak-techniek Het beoordelen van de bewijsstukken met de vraak-

techniek (2)

Verbeterpunten

Actualiteit kon beter Actualiteit kon beter

Kwantiteit Kwantiteit

Relevantie (2) Relevantie

Juiste afbakening maken Juiste afbakening maken

Uit schema 62 blijkt dat net als bij het eerste en het tweede meetmoment de docenten bij het

oefenen bij de portfoliobeoordeling ook rekening gehouden hebben met de vraak-criteria Uit

schema 62 blijkt ook dat het maken van een juiste afbakening tussen de criteria als een

verbeterpunt is aangemerkt

Uitgaande van hetgeen hierboven gesteld is kan worden aangegeven dat de docenten vanaf

het eerste meetmoment de vraak-criteria hebben gehanteerd bij het beoordelen van

portfoliorsquos

Beoordelingsdriehoek

In schema 63 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven van de

beoordelingsdriehoek Voor het beoordelen van een portfolio op basis van de

beoordelingsdriehoek dient de docent na te gaan als de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria aan elkaar zijn gerelateerd

Schema 63 Portfoliobeoordeling beoordelingsdriehoek

Meetmoment 1 Meetmoment 2

1 Er zijn zowel bewijzen als beroepshandelingen

2 De bewijzen zijn wel beoordeeld maar de beroepshandelingen en de

beoordelingscriteria zijn niet meegenomen

3 Er is per competentie beoordeeld maar de beoordelingsdriehoek is niet

gebleken

4 De prestatie-indicatoren en het bewijsmateriaal zijn wel gebruikt maar

de beroepshandelingen (de context) niet

Bij geen enkele

indicator is er een

relatie gelegd met

het bewijs en de

beroepscontext (7)

Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het eerste meetmoment zich met name gefocust

hebben op de onderdelen (bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscriteria) van de

beoordelingsdriehoek en niet zozeer op de relatie daartussen Bij het tweede meetmoment is

Masterthesis 49

deze relatie wel meegenomen In welke mate het onderling oefenen tussen de twee

meetmomenten hiertoe heeft bijgedragen is weergegeven in schema 64

Schema 64 Oefenresultaten beoordelingsdriehoek

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Bewijzen Bewijzen

Gebruik van de competenties Gebruik van de competenties

Ervaring kunnen opdoen met beoordelingsdriehoek

Verbeterpunten

Bewust toepassen Bewust toepassen

Toepassen Toepassen (2)

Uit schema 64 blijkt dat het uitgaan van de bewijzen en de competenties en het opdoen van

ervaring met de beoordelingsdriehoek een bijdrage hebben geleverd dat tijdens het tweede

meetmoment wel op de relatie tussen de bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscri-

teria is gelet Ook heeft het (bewust) toepassen van de beoordelingsdriehoek hieraan

bijgedragen

Criteriumgericht interview

Bij het criteriumgericht interview is de focus geweest op de START (situatie taak actie

resultaat en transfer) LSD (luisteren samenvatten en doorvragen) en turbo-vragen en het

geven van feedback Tijdens het eerste meetmoment zijn drie duo-groepen gevormd en eacuteeacuten

groep van drie docenten In totaal dus vier groepen Van deze vier groepen hebben twee het

criteriumgericht interview voorbereid vanuit de rol van de student en twee vanuit de rol als

assessor waardoor uit het eerste meetmoment van twee criteriumgerichte interviews resul-

taten zijn verzameld Tijdens het tweede meetmoment zijn net als bij de portfoliobeoorde-

ling van zeven interviews resultaten verzameld De vragen die bij de START- en de TURBO

technieken gesteld konden worden en de feedbackregels zijn opgenomen in bijlage 13

START

In schema 65 zijn de resultaten van de START-techniek (situatie taak actie resultaat en

transfer) opgenomen voor de twee meetmomenten

Schema 65 Criteriumgericht interview START

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- De spanningen zijn er nog

- Wat gebeurde er precies

- Wie waren er allemaal bij betrokken

- Wat was het daadwerkelijk probleem (2)

- Wat heb je precies gesignaleerd

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- Goed (2)

- Praatstelt vragen over de samenstelling van het

portfolio

- Behandelt de cases die de kandidaten hebben

opgenomen in hun portfolio

- Ja gevraagd over de situaties als assessor

- Gevraagd over de situatie van het portfolio

- Voldoende

- Wel

Masterthesis 50

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de T-fase (taak)

De docent gaat in op de T-fase (taak)

- Niet (2)

- Goed

- Praat over de taak die is uitgevoerd tijdens het

afnemen van het assessment

- Ja heeft vragen gesteld over taak als assessor

- Heeft weinig vragen daarover gesteld de

kandidaat is zelf erop ingegaan

- Voldoende

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Wat heb je precies gedaan

- Ik begrijp dat een van de acties is geweesthellip

- Heb je naar eigen inzicht de actie ondernomen

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Niet (2)

- Vraagt wat precies is gedaan hoe het

assessment is gevoerd

- Gevraagd naar het gevoel in de rollen

- Voldoende

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Welk deel is nog niet opgelost en welk deel

wel

- Er is niet vermeld dat de oplossing is gekomen

- Waren de medewerkers er mee eens dat de

oplossing is gekomen

- Ik heb niet het idee dat er een oplossing is

gekomen

- Hoe heb je het verder opgelost

- Is het resultaat wel aanwezig

- Hoe ben je eigenlijk aan die oplossing

gekomen

- Ben je tevreden over het resultaat

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Goed (2)

- Het resultaat is het portfolio en stelt daar

vragen over Vraagt ook hoe ze het hebben

ervaren

- Onvoldoende (2)

- Matig

- Niet

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Stel dat het probleem zich weer voordoet

- Ga je een ander keer dezelfde oplossingen

gebruiken

- Is die situatie al een keer voorgekomen en hoe

ben je toen ermee omgegaan

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Goed (2)

- Vraagt als de opdracht op dezelfde manier of

anders zou worden gedaan als het opnieuw zou

moeten worden uitgevoerd

- Onvoldoende (2)

- Voldoende

- Wel

Bij het hanteren van de gesprekstechniek START dient aan de kandidaat gevraagd te worden

naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak precies was in die situatie

welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was en wat een volgend

keer anders gedaan zou kunnen worden Uitgaande van hetgeen is weergegeven in schema

65 kan ten aanzien van de START worden afgeleid dat er ten opzichte van het eerste

meetmoment waarbij de taak-fase niet was voorgekomen er een toename in het

ontwikkelingsniveau van de START techniek is waar te nemen Bij het tweede meetmoment

zijn namelijk alle vijf fasen van de START-techniek voorgekomen

De mate waarin het onderling oefenen van de docenten tussen de tweemeetmomenten een

bijdrage aan deze toename in het ontwikkelingsniveau heeft geleverd is opgenomen in

schema 66 Ook hier worden de resultaten voor de twee leerrapporten opgenomen waarbij

een onderscheid wordt gemaakt in de sterke punten en de verbeterpunten

Masterthesis 51

Schema 66 Oefenresultaten START

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen redelijk toegepast (4) Alle onderdelen redelijk toegepast (2)

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan

bod

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan bod

Situatie Taak en Actie kwamen aan bod Situatie Taak en Actie kwamen aan bod

Ervaring kunnen opdoen met Start

Verbeterpunten

Alle elementen van de Start procedure aan de

orde laten komen

Alle elementen van de Start procedure aan de orde

laten komen

Oefenen met R-T Oefenen met R-T

Slechts eacuteeacuten situatie besproken Slechts eacuteeacuten situatie besproken

Meer focussen op transfer

Beter onderscheid tussen Transfer en Turbo

Uit schema 66 blijkt dat tijdens het oefenen alle fasen van de START aan de orde zijn

geweest waardoor het oefenen tussen de twee meetmomenten een positief effect heeft gehad

op de ontwikkeling van de START-techniek bij de docenten

LSD

In schema 67 zijn de resultaten van de LSD-techniek (luisteren samenvatten en doorvragen)

opgenomen voor het eerste en het tweede meetmoment

Schema 67 Criteriumgericht interview LSD

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent luistert actief

- Bevestigend knikken (2)

- Bevestigende antwoorden (2)

- Oogcontact (2)

De docent luistert actief

- Ja en kan daardoor ook doorvragen

- Zeer actief en brengt het gesprek terug naar het

begin

- Ja stelt tussendoor vragen

- Speelt in op hetgeen de kandidaat zegt en kan

verdere vragen stellen

- Redelijk (2)

- Luistert aandachtig en kan daardoor ook ingaan

op hetgeen de kandidaat zegt

- Weinig geluisterd Meer gepraat en gevraagd

De docent vraagt door

- Er is ergens toch nog iets dat moet gebeuren

- Wat was het daadwerkelijk probleem

- Wat kan er dan voor die persoon nog

gebeuren

- Waarin uitte deze spanning zich

- Wat vindt u zelf

De docent vraagt door

- Goed

- Goed waardoor onduidelijkheden konden

worden weggenomen

- Af en toe

- Door middel van doorvragen probeert ze

meerdere antwoorden de juiste informatie te

krijgen

- Onvoldoende (2)

- Doorvragen bijvoorbeeld bij het gedeelte over

de vaststelling van de actualiteiten

- Vraagt redelijk goed door

Masterthesis 52

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent vat samen

- Je hebt dus gesignaleerd dathellip

- Dus eigenlijk heb jehellip

De docent vat samen

- Goed

- Goed aan het eind een heldere samenvatting

- Ja vat het traject van de totstandkoming van het

portfolio en de belemmeringen (tekort aan tijd)

samen

- Kort samengevat wat ze hebben gedaan bij het

eerste gesprek en gaat van daaruit verder met het

gesprek Vat ook samen op verschillende

manieren en vraagt dan verder

- Niet tijdens de vragenronde wel aan het eind

- Redelijk goed

- Ja Bijvoorbeeld na het antwoord van de

kandidaat over kwantiteit

- Heeft wel samengevat

Bij het toepassen van de LSD-techniek gaat het erom dat de docent actief luistert doorvraagt

en samenvat Uit schema 67 blijkt dat zowel bij het eerste als bij het tweede meetmoment

alle drie aspecten zijn voortgekomen Hoewel niet zichtbaar in het schema is het wel zo dat

de resultaten van het eerste meetmoment bij het onderdeel samenvatten van eacuteeacuten van de twee

interviews afkomstig zijn Bij eacuteeacuten groep is er tijdens het eerste meetmoment niet samengevat

Uitgaande hiervan kan dan gesteld worden dat bij het tweede meetmoment er een positief

effect heeft plaatsgehad aangezien alle docenten daar samengevat hebben De mate waarin

het oefenen van de docenten hieraan heeft bijgedragen is weergegeven in schema 68

Schema 68 Oefenresultaten LSD

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Luisteren en doorvragen (3) Luisteren en doorvragen (3)

Luisteren doorvragen en samenvatten (2) Luisteren doorvragen en samenvatten

Luisteren

Verbeterpunten

Samenvatten (3) Samenvatten (2)

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Met LSD naar andere situatiesacties

overstappen

Met LSD naar andere situatiesacties overstappen

Student meer ruimte geven uit te praten

Zoals blijkt uit schema 68 zijn ook tijdens het oefenen met name het luisteren en doorvragen

van de LSD-techniek gedemonstreerd Uit beide leerrapporten blijkt dat het samenvatten als

een verbeterpunt was aangegeven De resultaten van het tweede meetmoment in schema 67

geven wel aan dat alle docenten hebben samengevat tijdens het interview

Turbovragen

Bij het gebruik van de turbovragen gaat het erom dat de docenten die vragen (zie bijlage 13)

dienen te stellen tijdens het interview Ten aanzien van de turbovragen kan gesteld worden

dat er tijdens het eerste meetmoment eacuteeacuten turbovraag is gesteld namelijk lsquoStel dat het pro-

Masterthesis 53

bleem zich weer voordoetrsquo (in schema 65 is deze vraag in het rood aangegeven) Tijdens het

tweede meetmoment is dit onderdeel niet in het observatieformulier opgenomen waardoor er

geen onderzoeksresultaten ten aanzien hiervan zijn voor dit tweede meetmoment Tijdens het

oefenen hebben de docenten wel hierop gefocust De resultaten hiervan zijn in schema 69

weergegeven

Schema 69 Oefenresultaten turbovragen

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

lsquoStel datrsquo situatie (3) Inderdaad de student gebracht naar een lsquostel datrsquo

situatie

Het formuleren van de vragen tijdens het

gesprek

Alle vier vormen van Turbo gebruikt

Kwam in combinatie met de transfer aan de orde

Verbeterpunten

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen (2)

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Turbo beter kunnen onderscheiden van transfer Het formuleren van de vragen tijdens het gesprek

Ten aanzien van de turbovragen blijkt uit schema 69 dat van de verschillende soorten

turbovragen die er zijn de lsquostel datrsquo het meest gebruikt wordt door de docenten bij deze

gesprekstechniek Ook tijdens het eerste meetmoment was dit het geval Zoals blijkt uit het

resultaat van het tweede leerrapport hierboven is er wel eacuteeacuten observatie van alle vier vormen

van de turbo genoteerd hetgeen ten opzichte van het eerste meetmoment een verbetering is

Feedback geven

Naast de START-techniek LSD en turbovragen is het geven van feedback ook onderdeel

van het criteriumgericht interview Bij het geven van feedback dienen de docenten

feedbackregels (zie bijlage 13) te hanteren en de feedback te richten op concrete voorbeelden

uit het portfolio of het criteriumgericht interview Tijdens het eerste meetmoment hebben de

docenten geen feedback gegeven maar met name vragen gesteld (actief) geluisterd en

hoewel in ietwat mindere mate zoals eerder beschreven samengevat De resultaten van het

feedback geven zijn voor het oefenen weergegeven in schema 610

Schema 610 Oefenresultaten voor het geven van feedback

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Eerst de positieve punten aangegeven Eerst de positieve punten aangegeven

Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven

Suggesties meegegeven Suggesties meegegeven

Verbeterpunten

Feedbackregels toepassen (2) Feedbackregels toepassen

Bij gesprek met student ook feedback geven (2) Bij gesprek met student ook feedback geven (2)

Masterthesis 54

Uit schema 610 blijkt dat tijdens het oefenen niet altijd feedback is gegeven en dat de

feedbackregels ook niet altijd zijn toegepast De feedbackregels lsquoeerst de positieve punten

aangevenrsquo lsquozoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gevenrsquo en lsquosuggesties meegevenrsquo zijn

geiumldentificeerd als sterkte Tijdens het tweede meetmoment is er wel feedback gegeven

welke is weergegeven in schema 611

Schema 611 Criteriumgericht interview Feedback geven tweede meetmoment

Tweede meetmoment

Geeft aan dat ze afgeweken zijn van de opdracht maar dat ze het hebben uitgelegd waarom ze het

hebben gedaan

Geeft wel aan wat ze hebben gedaan

Voldoende tot uiting gekomen

De feedback was helder

Zegt ldquowat ik heel goed vindrdquo

Geeft aan waar informatie gehaald kan worden

Geeft ten aanzien van de bewijsstukken aan dat er harde bewijzen ingeleverd moeten worden

Geeft aan hoe toe te passen in de praktijk

Ten opzichte van het eerste meetmoment waarbij de docenten toen geen feedback hebben

gegeven is er bij het tweede meetmoment een toename in ontwikkelingsniveau gemeten De

feedback was positief vanuit lsquoikrsquo en ook met suggesties hetgeen aangeeft dat de

feedbackregels zijn gehanteerd Ook is ingegaan op de inhoud van het portfolio en het

criteriumgericht interview hetgeen blijkt uit de feedback op de bewijsstukken en de wijze

waarop in de praktijk gewerkt kan worden

613 Aangepast competentieprofiel

Het derde onderdeel van het ontwerp is geweest dat de docenten zich tijdens een workshop

hebben gebogen over het huidig competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments Zoals aangegeven in schema 51 zijn de

indicatoren om het competentieprofiel aan te passen ten behoeve van de tussen- en

eindassessment gedragsindicatoren op het niveau van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

Daarnaast dient er een duidelijke relatie te zijn met de beroepspraktijk Het huidig competen-

tieprofiel (zie ook bijlage 1) bestaat uit de volgende zes hoofdcategorieeumln interpersoonlijke

competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken competen-

ties in het reflecteren vakspecifieke competenties en beroepsspecifieke competenties Het

resultaat van deze workshop is een volledig nieuw competentieprofiel geweest die is

opgenomen in bijlage 14 Hieronder wordt het resultaat per hoofdcategorie beschreven

Interpersoonlijke competenties

Uit de gedragsindicatoren van de interpersoonlijke competenties blijkt dat er bij de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase een opbouwend niveau van complexiteit is waarbij die

van de afstudeerfase zich demonstreren op de werkplek Bij lsquode student gaat op een

rechtvaardige manier om met mensenrsquo blijk de opbouw van complexiteit tussen de

propedeuse- en de hoofdfase uit het handelen ten opzichte van medestudenten en docenten

(propedeusefase) en het handelen in een gesimuleerde beroepscontext (hoofdfase) Bij lsquoDe

Masterthesis 55

student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaalrsquo blijkt de opbouw in

complexiteit uit het onder begeleiding (propedeusefase) en zonder begeleiding (hoofdfase)

communiceren Bij de overige gedragsindicatoren blijkt de opbouw in complexiteit uit het

werkwoord en wel benoemen identificeren en bekend zijn (propedeusefase) om

respectievelijk gebruiken demonstreren en handelen (hoofdfase)

Organisatorische competentie

Ook bij de organisatorische competenties is er een mate van complexiteit in de drie niveaus

van gedragsindicatoren Bij de gedragsindicator lsquode student gaat methodisch te werkrsquo is het

niveau van de afstudeerfase binnen de organisatie terwijl het onderscheid tussen de

propedeuse en de hoofdfase bij 211 gemaakt wordt in de handeling en bij 212 in het

werkwoord Bij 211 gaat het in de propedeuse fase om het algemeen effectief gebruiken van

hulpmiddelen terwijl het in de hoofdfase gaat om het gebruiken van hulpmiddelen voor een

bepaald resultaat Bij de indicator lsquode student brengt structuur aan in het werkrsquo wordt het

onderscheid gemaakt in de handeling beginnende bij prioriteiten stellen gevolgd door

werkplan opstellen en tenslotte werk planmatig inrichten Bij de indicator lsquode student

controleert activiteiten op voortgangrsquo wordt het onderscheid gemaakt in het werkwoord

beginnende bij monitoren gevolgd door evalueren en tenslotte door bijstellen

Competenties in het samenwerken

Bij de verdeling van de gedragsindicatoren van de competenties in het samenwerken over de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase komt de relatie met de beroepspraktijk niet expliciet tot

uiting Bij de gedragsindicator ldquode student functioneert als een volwaardig groepslidrdquo wordt

er bij 311 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij het kennen van het teambelang en

de sociale vaardigheden centraal staat in de propedeusefase het leveren van een effectieve

bijdrage aan een groepstaak centraal staat in de hoofdfase en in de afstudeerfase het toepassen

van de sociale vaardigheden in teamverband centraal staat Bij 312 wordt het onderscheid

gemaakt in het leveren van een bijdrage aan de groepstaak het verantwoordelijk zijn van de

eigen geleverde bijdrage en het verantwoordelijk zijn voor groepsbeslissingen Bij 313

wordt het onderscheid gemaakt door de werkwoorden kennen demonstreren en komen tot

(doen) Bij de gedragsindicator ldquode student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve

van de uit te voeren werkzaamhedenrdquo wordt er bij 321 geen onderscheid gemaakt tussen de

propedeuse en de hoofdfase Naar de afstudeerfase wordt er een inhoudelijk onderscheid

gemaakt waarbij het accent wordt verschoven van het leveren van een bijdrage naar het

nemen van initiatieven in overleg met de groep Bij 322 wordt het onderscheid gemaakt

tussen de propedeuse en de hoofdfase door de toevoeging lsquoen staat open voor feedbackrsquo bij

de hoofdfase terwijl het onderscheid met de afstudeerfase inhoudelijk is waarbij het accent

verschuift van het demonstreren naar het onderhouden van de contacten

Competenties in het reflecteren

De eerste twee gedragsindicatoren van de competenties in het reflecteren zijn in de

afstudeerfase gericht op de beroepscontext Bij de gedragsindicator lsquode student reflecteert op

het persoonlijk functionerenrsquo ligt het onderscheid in het werkwoord waarbij in de

propedeusefase het om het benoemen gaat en in de hoofdfase om het terugblikken Bij de

Masterthesis 56

gedragsindicator lsquode student reflecteert op de eigen kennisontwikkelingrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase bij 421 gemaakt in het werkwoord en bij

422 in de handelingen Bij 421 gaat het om respectievelijk verslaan en vergelijken terwijl

het bij 422 gaat om het halen van informatie bij anderen respectievelijk in het beroep

De derde gedragsindicator lsquode student reflecteert op het persoonlijk handelen in de

beroepscontextrsquo staat de beroepscontext zowel in de propedeuse- als in de hoofd- als in de

afstudeerfase centraal Het onderscheid in complexiteit wordt hier gemaakt in het werkwoord

Bij 431 is het werkwoord in de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase respectievelijk

vertellen terugblikken en ontwikkelen en bij 432 benoemen terugblikken en verbeteren

Vakspecifieke competenties

Bij alle vakspecifieke competenties wordt bij de afstudeerfase het onderscheid gemaakt door

de beroepscontext Het onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase wordt gemaakt

door zowel de inhoud als het werkwoord als de plaats waar de indicator gemeten wordt Zo

wordt bij de gedragsindicator lsquode student levert administratieve informatie ten behoeve van

de bedrijfsvoeringrsquo bij 511 het onderscheid gemaakt door de werkwoorden toetsen en

bijdragen en bij 512 door de werkwoorden uitwerken en analyseren

Bij de gedragsindicator lsquode student richt een organisatie in en bestuurt dezersquo wordt bij 521

het onderscheid gemaakt door het onder begeleiding en zelfstandig werken van de student

Bij 522 ligt het onderscheid in het werkwoord (formuleren en implementeren) Daarnaast

wordt in de hoofdfase gewerkt met projecten of simulaties Bij 523 is er zowel een inhoude-

lijk onderscheid als een onderscheid in werkwoord waarbij in de propedeusefase het onder-

scheiden van de organisatiestelsels en ndashtypen centraal staan en in de hoofdfase het inrichten

van de personele en de organieke structuur Bij 524 en 525 wordt het onderscheid ook

gemaakt door het werkwoord Bij 524 gaat het om kennen en meten in de propedeusefase en

om analyseren en concluderen in de hoofdfase Bij 525 gaat het om het weten hoe leiding te

geven in de propedeusefase en het daadwerkelijk leiding geven in projecten of simulaties in

de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student verwerkt en analyseert economische gegevensrsquo wordt er

bij 533 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij er in de propedeusefase economische

vraagstukken worden opgelost en in de hoofdfase geiumlntegreerde economische vraagstukken in

concrete situaties Bij de overige indicatoren wordt het onderscheid door het werkwoord

gemaakt en wel beheersen en gebruiken in projecten of simulaties (531) kennen en op de

hoogte blijven (532) en beheersen van kennis en schrijven van beleidsnotarsquos (534)

Bij de gedragsindicator lsquode student brengt de financieumlle problematiek in kaartrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase bij 541 en 542 gemaakt door de

werkwoorden samenstellen en analyseren Bij 543 544 545 en 546 is er een inhoudelijk

onderscheid namelijk integrale kostprijsberekening en verschillende kostprijsberekeningen

financieumlle calculaties maken en beleidsbeslissingen maken op basis van financieumlle calculaties

investerings- en financieringsproblemen identificeren en antwoorden voor deze problemen

Masterthesis 57

formuleren en onderscheiden van de rechtsvormen en relateren van de vraagstukken aan de

rechtsvorm

Beroepsspecifieke competenties

Ook bij de beroepsspecifieke competenties staat de werkplek centraal in de afstudeerfase

Daarnaast worden bij de gedragsindicatoren lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo lsquode student bepaalt doelen

en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo en

lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo ook de collegarsquos betrokken bij

de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student gaat consistent en effectief om met (detail)informatiersquo

wordt het onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase gemaakt door de inhoud Bij

611 gaat het in de propedeusefase om het selecteren van informatie om taken uit te voeren

en in de hoofdfase om het controleren als geselecteerde informatie consistent is gebruikt bij

het uitvoeren van taken Bij 612 om het in kaart brengen van informatie en het effectief

gebruiken van informatie Bij 613 om het uitvoeren van instructies en het foutloos uitwerken

van instructies

Bij de gedragsindicator lsquode student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die

gelden voor de functie en de cultuur waarin men werktrsquo wordt het onderscheid gemaakt door

het werkwoord namelijk het kennen van gedragsnormen en het toepassen van de

gedragsnormen bij het eigen handelen

Bij de gedragsindicator lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar

voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo wordt bij 631 en 632 een

onderscheid gemaakt in werkwoord namelijk kennen en rekening houden met (631) en

verbeteren en waarborgen (632) Bij 633 is er een inhoudelijk onderscheid waarbij in de

propedeusefase naar eigen inzichten wordt geeumlvalueerd en in de hoofdfase samen met

collegarsquos wordt geeumlvalueerd

Bij de gedragsindicator lsquode student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties

tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo wordt er tussen de propedeuse- en de

hoofdfase een inhoudelijk onderscheid gemaakt door het samenwerken in de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten

van medewerkers en bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo gaat het

om de eigen werkzaamheden in de propedeuse fase de eigen werkzaamheden bij groepstaken

in de hoofdfase en de eigen werkzaamheden en die van de medewerkers in de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student doet onderzoekrsquo wordt het onderscheid gemaakt door een

eenvoudig onderzoek een kwalitatief en kwantitatief onderzoek en een complex praktijkon-

derzoek Bij deze twee gedragsindicatoren wordt er een inhoudelijk onderscheid gemaakt

Masterthesis 58

Samengevat kan gesteld worden dat wel bij alle gedragsindicatoren een onderscheid is

gemaakt naar propedeuse- hoofd- en afstudeerfase maar dat de relatie met de

beroepspraktijk niet bij alle indicatoren blijkt Bij de interpersoonlijke competenties de

competenties in het reflecteren de vakspecifieke competenties en de beroepsspecifieke

competenties blijkt de relatie wel maar bij de organisatorische competenties en de

competenties in het samenwerken blijkt deze relatie niet

62 Het effect van het proces

Zoals aangegeven in paragraaf 44 zijn aan het proces de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep Er is een introductiebijeenkomst

geweest om draagvlak te creeumlren onder de docenten Deze informatie bijeenkomst heeft

niet het gewenste resultaat opgeleverd Er waren maar zes docenten aanwezig op de

informatiebijeenkomst waarvan vier bereid waren om deel te nemen aan de interventie

Hierdoor is er wederom een uitnodiging gestuurd naar alle docenten om hen te

interesseren om deel te nemen aan de interventie Op die uitnodiging zijn er in totaal

negen docenten ingegaan waarvan twee ook al tijdens de informatiebijeenkomst hun

medewerking toegezegd hadden

Het voeren van reguliere gesprekken met leidinggevenden Beide opleidingsmanagers

hebben deelgenomen aan de interventie en waren als zodanig betrokken bij het geheel

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlak en het mogelijk maken dat het resultaat

van het onderzoek buiten het afgebakend onderzoeksgebied gebruikt kan worden Alle

docenten hebben een uitnodiging gehad om te participeren bij de interventie Hoewel het

onderzoek zich richt op de COE zijn de docenten van de Marketing en Managementop-

leiding (MeM) ook betrokken bij dit interventieonderzoek waardoor met dit onderzoek

tevens een aanzet wordt gegeven om de assessments te kunnen introduceren bij de MeM

opleiding Zowel docenten van de COE als van de MeM hebben de training gevolgd Ook

is er een volledig competentieprofiel van de MeM dat is ingedeeld naar de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase

Het informeren van alle overigen betrokken Tijdens de diploma- en certificaatuitreiking

van 26 oktober 2014 zijn de certificaten overhandigd aan de deelnemers van de

assessorentraining Hiervan is er verslag gedaan in de SOOS-nieuwsbrief van november

2014 Het artikel is opgenomen in bijlage 15

Masterthesis 59

7 Conclusies aanbevelingen en discussie

In dit onderzoek stond de volgende vraag centraal kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor bij de

docenten waar te nemen

3 Op basis van welke criteria kunnen de tussen- en eindassessments van de COE

studenten afgenomen te worden

71 Conclusies

1 Ten aanzien van de toename van het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de conclusie dat de aan de docenten

verstrekte reader met daarin theoretische aspecten over het competentiegericht opleiden

en beoordelen en een informatiebijeenkomst ertoe heeft geleid dat het kennisniveau is

toegenomen Voorafgaand aan de informatiebijeenkomst is het kennisniveau van de

docenten gemeten aan de hand van een toets waarbij het gemiddeld cijfer 44 is geweest

Na de informatiebijeenkomst is er een tweede meetmoment geweest waarbij het

gemiddeld cijfer 62 is geweest

2 Ten aanzien van de toename van het ontwikkelingsniveau van de competenties als

assessor bij de docenten kan geconcludeerd worden dat

Uit het onderzoek is gebleken dat de competenties van een assessor zich vooral

demonstreren bij het beoordelen van een portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

In dit onderzoek daadwerkelijk is gefocust op de competenties van een assessor Bij

een competentie staat centraal dat de kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen op een geiumlntegreerde wijze gedemonstreerd dienen te worden in de

beroepspraktijk De beroepspraktijk is in dit onderzoek de SOOS geweest waar de

docenten aan de hand van bestaande studentenportfoliorsquos getraind zijn en geoefend

hebben om een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor

te weeg te brengen De integratie van de kennis vaardigheden houding en

eigenschappen is blijkt uit de kennis die de docenten hebben opgedaan over het

beoordelen van een portfolio en het afnemen van een criteriumgericht interview op

basis waarvan zij vaardigheden zijn gaan ontwikkelen door onderling met elkaar te

oefenen aan de hand van studentenportfoliorsquos

Bij het beoordelen van het portfolio is er een toename in het ontwikkelingsniveau van

de competentie te zien bij de docenten hetgeen vooral is gebleken bij het hanteren van

Masterthesis 60

de beoordelingsdriehoek waarbij tijdens het eerste meetmoment de docenten de

beoordeling afzonderlijk voor de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria hebben gedaan en tijdens het tweede meetmoment de beoordeling

vooral vanuit de relatie tussen deze drie componenten hebben gedaan De vraak-

criteria zijn bij beide meetmomenten gehanteerd

Hoewel alle docenten in de rol van assessor rekening hebben gehouden met de

beoordelingsdriehoek heeft geen enkele docent bij het samenstellen van de eigen

portfolio deze relatie tot uiting gebracht

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen aandacht besteed aan de taakfase tijdens de START-

methodiek (situatie- taak- actie- resultaat- transferfase) en deels aan het

samenvatten tijdens de LSD-methodiek (luisteren samenvatten en doorvragen)

Tijdens het tweede meetmoment zijn alle onderdelen aan de orde geweest hetgeen

een toename van het ontwikkelingsniveau weergeeft in deze twee methodieken

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen feedback gegeven Bij het tweede meetmoment hebben de

docenten dat wel gedaan Hoewel dit op zich al een toename van het

ontwikkelingsniveau weergeeft kan ook ten aanzien van de kwaliteit van de gegeven

feedback gesteld worden dat de feedbackregels in acht zijn genomen en dat de

docenten uit zijn gegaan van de bewijzen die in het portfolio zijn opgenomen

3 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

Assessments dienen aan de hand van criteria te geschieden die geformuleerd zijn in de

vorm van heldere gedragsindicatoren In alle voorgestelde gedragsindicatoren zijn er

concrete meetbare werkwoorden en een inhoudelijk aspect opgenomen die het

verwacht gedrag van de studenten aangegeven

Bij het formuleren van de criteria dient de relatie met de beroepspraktijk tot uiting te

worden gebracht Deze relatie is bij vier van de zes competentiecategorieeumln

weergegeven

Naar aanleiding van het bovenstaande kan gesteld worden dat gerichte training en oefeningen

daadwerkelijk hebben bijdragen aan de competenties van assessor bij de SOOS docenten

Verder kan geconcludeerd worden dat uitgaande van de conclusies van het analyseonder-

zoek met dit interventieonderzoek een belangrijke aanzet is gegeven tot de implementatie

van het competentiegericht opleiden en beoordelen Ter onderbouwing van deze conclusie

worden de volgende opmerkingen gemaakt

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de term assessment dat centraal staat

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen niet in de studiegids en het

lesmateriaal voorkwam en ook niet genoemd is tijdens de afgenomen interviews

Momenteel beschikken alle docenten over een reader waarin de theoretische aspecten

Masterthesis 61

rond het competentiegericht opleiden en beoordelen zijn opgenomen Daarnaast zijn

negen docenten getraind om assessments af te nemen van studenten

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de docenten het competentiebegrip niet

konden definieumlren Ook is gebleken dat de docenten de rol van de beroepspraktijk niet

als een doorslaggevende factor hebben geiumldentificeerd bij het aangeven van de mate

waarin zij een bijdrage leverden aan het ontwikkelen van de competenties bij de

studenten Uit het interventieonderzoek is gebleken dat het kennisniveau over het

competentiegericht opleiden en beoordelen verhoogd is bij meer dan de helft van de

docenten

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat in het huidig competentieprofiel alleen

criteria zijn ontwikkeld die aangeven wat de studenten moeten kunnen aan het eind

van de opleiding Als resultaat van het interventieonderzoek is er een

competentieprofiel waarmee het mogelijk is om aan het eind van de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase het competentieniveau van de studenten te beoordelen

72 Aanbevelingen

Naar aanleiding van bovenstaande conclusies kunnen de volgende aanbevelingen gedaan

worden

Het implementeren van het aangepaste competentieprofiel en het inzetten van de

getrainde assessoren op de drie assessmentmomenten

Het houden van een informatiebijeenkomst voor de docenten die hebben deelgenomen

aan de interventie Tijdens deze informatiebijeenkomst worden de docenten geiumlnformeerd

over de resultaten van het interventieonderzoek en wordt het implementatieplan

gepresenteerd Het is ook aan te bevelen om aan het begin van de informatiebijeenkomst

een derde meetmoment te doen van het kennisniveau over het competentiegericht

opleiden en beoordelen Op basis hiervan kan namelijk worden ingeschat als er behoefte

is aan een herhaling van de theoretische aspecten van het competentiegericht opleiden en

beoordelen alvorens de assessoren zullen starten met de afname van de assessments

Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat Hiermee wordt beoogd om de gap die ten aanzien

hiervan geconstateerd is bij het samenstellen van de portfoliorsquos weg te werken

Het organiseren van een workshop onder de docenten van de SOOS waarbij er verder

gewerkt wordt aan het competentieprofiel met als doel om bij alle competenties de relatie

met de beroepspraktijk tot uiting te brengen

Het instellen van een focusgroep waarin personen uit de bedrijven waar de COE

studenten werkzaam zijn participeren met als doel om na te gaan als het voorgesteld

competentieprofiel aansluit bij de beroepsomgeving van de studenten

Masterthesis 62

Het doen van een analyseonderzoek naar de leeractiviteiten die de studenten tijdens de

verschillende modules uitvoeren met als doel na te gaan als er aanpassingen nodig zijn in

de didactische aanpakken die momenteel worden gehanteerd De didactische aanpakken

die gehanteerd worden moeten namelijk studentenactiviteiten stimuleren die het mogelijk

maken dat de studenten hun competenties kunnen ontwikkelen

Het instellen van een community of learners waarbij de getrainde docenten elkaar kunnen

ondersteunen bij de implementatie van de assessment bij de hbo-opleidingen Aangezien

de community of learners buiten beschouwing is gelaten bij dit onderzoek is het aan te

bevelen dat er een interventieonderzoek hieraan gekoppeld wordt waarbij ongeveer

dezelfde opzet als bij dit onderzoek gebruikt wordt Hiermee wordt bedoeld dat docenten

ook eerst geiumlnformeerd worden over de achtergronden van een community of learners

waarna zij getraind kunnen worden om te functioneren binnen een community of learners

Vervolgens worden workshops georganiseerd met brainstormsessies over de randvoor-

waarden die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten

Tijdens het interventieonderzoek is er een aanvang gemaakt met het ontwikkelen van een

website die gebruikt zou worden om alle producten die tijdens de onderzoeksperiode

ontwikkeld zouden worden ter beschikking te stellen voor de deelnemende docenten

Echter is het in de onderzoeksperiode niet gelukt om deze website af te ronden en te

publiceren onder de deelnemende docenten Aanbevolen wordt om deze website alsnog te

maken zodat de getrainde docenten de website als een medium kunnen gebruiken in hun

rol als assessor De (niet afgemaakte) website is beschikbaar via

httpssitesgooglecomakromosoetonetassessoren-traininghome

73 Discussie

Tijdens de interventie en het onderzoek zijn er zowel sterke punten als verbeterpunten

geconstateerd Alvorens hierop in te gaan wordt eerst ingegaan op het generatief vermogen

van het onderzoek

Generatief vermogen van het onderzoek

Er hebben negen docenten geparticipeerd aan de training waarbij geconstateerd is dat

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de competenties als

assessor De negen docenten zijn geselecteerd op basis van bereidheid waarbij elke docent

die wilde participeren aan de training mocht participeren Van deze negen docenten hadden

twee ervaring in het beoordelen van portfoliorsquos Daarnaast waren deze negen docenten

afkomstig uit verschillende disciplines waarvan eacuteeacuten rechten heeft gestudeerd vier economie

eacuteeacuten Nederlands twee management en eacuteeacuten pedagogiek Ook het aantal jaren ervaring in het

geven van onderwijs bij een hbo-instelling varieert tussen eacuteeacuten jaar en meer dan tien jaren

Uitgaande hiervan kan gesteld worden dat het mogelijk is om van alle docenten die

verbonden zijn aan beroepsgerichte instellingen middels gerichte training en oefening een

bijdrage te leveren aan hun competenties als assessor

Masterthesis 63

Sterke punten en verbeterpunten

Als sterke punten kunnen genoemd worden

1 Het onderzoek heeft inzicht gegeven in de wijze waarop de docenten zich zelf zien bij de

modules die zij geven en hun bereidheid om een bijdrage te leveren aan het

implementeren van assessments

2 Het resultaat van de interventie namelijk negen getrainde assessoren is voor de SOOS

van grote toegevoegde waarde voor het accreditatieproces Hiermee toont de SOOS

namelijk aan dat het kader aanwezig is om na te gaan of de individuele student ook

inderdaad over de beoogde eindkwalificaties beschikt

3 Het bewust worden van de docenten die betrokken zijn geweest bij het onderzoek en de

interventie Bij het analyseonderzoek is op eacuteeacuten na van alle COE docenten een interview

afgenomen waarbij de docenten bewust zijn geworden dat de huidige toetsvormen niet

aansluiten bij het competentiegericht opleiden en beoordelen

4 Het leerrendement van de onderzoeker over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de mogelijkheid om deze kennis te delen binnen de SOOS

Als verbeterpunten kunnen genoemd worden

1 De ecologische validiteit heeft moeten inboeten bij het tweede meetmoment bij de

assessorentraining aangezien de data niet rechtstreeks van de respondenten is verzameld

maar via de observanten Dit had opgevangen kunnen worden door video-opnames te

maken De data van deze video-opnames had dan vergeleken kunnen worden met die van

de observanten Een soortgelijke constatering is te maken bij het resultaat van de indeling

van het huidig competentieprofiel naar tussen- en eindniveaus Hierbij is namelijk

uitgegaan van hetgeen geschreven is op de flappen en niet van de gevoerde gesprekken

In dit geval hadden geluidsopnames gemaakt kunnen worden waarbij die data vergeleken

kon worden met data op de flappen

2 De wijze waarop de voor- en nameting bij de assessorentraining zijn gedaan Bij de

voormeting zijn namelijk de resultaten van twee groepen verwerkt en bij de nameting van

zeven individuele docenten Aangezien het om kwalitatieve data gaat is het niet mogelijk

om met een gemiddelde te werken waardoor de waarde van de conclusie met betrekking

tot de vergelijking tussen de voor- en nameting afneemt

3 Tijdens het interventieonderzoek heeft er geen controle van de ontwikkelde instrumenten

plaatsgevonden waarbij nagegaan is als alle indicatoren daadwerkelijk zijn opgenomen

Hierdoor is het onderdeel turbovragen niet meegenomen bij het meten van het effect van

de oefeningen

4 Tijdens het interventieonderzoek is er geen afstemming geweest met de observatoren om

na te gaan als hun rapportages wel in de nodige informatie resulteerden om de benodigde

resultaten te kunnen analyseren Hierdoor is zowel bij de eerste als bij de tweede meeting

tijdens de assessorentraining geen inzicht verkregen in de mate waarin de gedragsindica-

toren daadwerkelijk zijn gedemonstreerd bij de docenten die op dat moment de rol van

assessor hadden Hierdoor heeft de waarde van de conclusie moeten inboeten omdat het

oordeel gebaseerd is op de interpretatie van de observator en niet van de onderzoeker

Masterthesis 64

8 Implementatie plan

In dit implementatieplan wordt uitgaande van een gekozen implementatietheorie strategieeumln

uitgewerkt die het mogelijk maken om de resultaten van het interventieonderzoek te

implementeren

81 Implementatietheorie

Gekozen is voor de ontwikkelaanpak Deze aanpak wordt gebruikt als de problematiek nog

niet helder is er meerdere perspectieven zijn om de problemen op te lossen en de koers van

de verandering nog niet duidelijk is De ontwikkelaanpak start met een analyse van

problemen en oplossingsrichtingen door alle betrokkenen Hierbij worden de veranderingen

geleidelijk gerealiseerd en de medewerkers zijn betrokken bij alle fasen van verandering

(Boonstra 2005)

Er moet een specifieke vernieuwing worden geiumlmplementeerd waarbij de assessoren

assessments van de studenten zullen afnemen Het interventieonderzoek heeft geresulteerd in

negen getrainde assessoren en een competentieprofiel waarin de gedragsindicatoren van de

studenten gespecificeerd zijn naar tussen- en eindniveaus Zo op het eerste gezicht ziet het

ernaar uit dat de randvoorwaarden om assessments te implementeren aanwezig zijn Echter is

de problematiek niet helder en is de koers van de verandering ook nog niet duidelijk

Vragen die onder meer gesteld kunnen worden zijn

1 Kunnen de assessments naast de bestaande toetsvormen ingevoerd worden vanaf de

aanvang van de opleiding of dienen bestaande toetsvormen te worden vervangen door de

assessments Uitgaande van de resultaten van het analyseonderzoek waaruit is gebleken

dat de meeste toetsvormen zich richten op het toetsen van kennis en vaardigheden en niet

op competenties is het verwachtbaar dat assessments bestaande toetsvormen zullen

vervangen

2 Zijn de didactische aanpakken die momenteel binnen de verschillende modules

gehanteerd worden erop gericht dat er activiteiten bij de studenten gestimuleerd worden

die hen de gelegenheid geven om competenties te ontwikkelen Dit vereist een nieuw

analyseonderzoek zoals in het voorgaande hoofdstuk ook al is aanbevolen aangezien zal

er een volledige analyse van de bestaande toetsvormen moeten plaatsvinden alvorens de

assessments ingevoerd kunnen worden

3 Hoe zullen de niet getrainde docenten bewust gemaakt worden dat elke docent een

bijdrage dient te leveren aan de ontwikkeling van de competenties van de studenten Uit

het analyse onderzoek is gebleken dat de meeste docenten vooral vakinhoudelijke

docenten zijn die meer gefocust zijn op het overbrengen van de kennis enof het aanleren

van de vaardigheden met betrekking tot hun vak op de ontwikkeling van de competenties

van de studenten

Masterthesis 65

Uitgaande van de hierboven gegeven voorbeelden blijkt dus dat er wel een degelijke

probleemanalyse nodig is op basis waarvan oplossingen voorgedragen kunnen worden die

vervolgens gefaseerd geiumlmplementeerd kunnen worden Hierbij dienen alle stakeholders

betrokken te zijn hetgeen in de volgende paragraaf wordt beschreven

82 Stakeholders

Het is belangrijk dat alle stakeholders actief worden betrokken bij de implementatie Als

stakeholders worden geiumldentificeerd de (getrainde) docenten en de directie

De directie zal een belangrijke rol spelen bij het implementatietraject en met name om de

docenten te leiden tot bereidheid om deel te nemen aan de veranderingen die zullen

plaatsvinden en die bereidheid te behouden Hierbij wordt gedacht aan

1 Het vooraf tijdig informeren van de veranderingen die zullen plaatsvinden Hierbij

worden de docenten vooraf aangegeven waarom het belangrijk is dat de verschillende

veranderingen dienen plaats te vinden en welke acties hierbij ondernomen zullen

worden

2 Tijdens het implementatietraject regelmatig informatie verstrekken over de acties die

zijn ondernomen en de resultaten die hieruit zijn voortgekomen

3 Het faciliteren van de docenten door middelen vrij te maken om hen te trainen en hen

te laten participeren in de community of learners Vooral het laatste dient niet

onderschat te worden De docenten zijn namelijk allemaal deeltijdse docenten

waarvan hun vergoeding afhankelijk is van het aantal gegeven college-uren Inden de

docenten nu in een community of learners dienen te participeren zullen zij daar tijd

voor vrij dienen te maken Hierbij is het wenselijk dat zij vergoed worden hiervoor

83 Sociaal kapitaal en capacity building

Hargreaves (2013) geeft aan dat met sociaal kapitaal bedoeld wordt de mate waarin de

kwantiteit en de kwaliteit van interacties en sociale relaties onder mensen effect hebben op

hun toegang tot kennis en informatie hun verwachtingen hun verplichtingen en hun

vertrouwen en in welke mate zij blijven vasthouden aan dezelfde normen en gedragspatronen

Hierbij noemt Hargreaves (2014) professionele leergemeenschappen als mogelijk om het

sociaal kapitaal binnen een onderwijsinstelling optimaal te kunnen gebruiken Dit idee sluit

aan bij de eerder gedane aanbeveling voor het instellen van een community of learners

waarbij de docenten elkaar niet alleen kunnen ondersteunen bij het implementeren van de

assessments maar ook van elkaar kunnen leren

Masterthesis 66

84 Stappenplan

Uitgaande van de in het vorig hoofdstuk gedane aanbevelingen en hetgeen in de voorgaande

paragrafen is opgenomen wordt het volgend stappenplan voorgesteld

1 Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat

2 Het houden van een tweede workshop om het competentieprofiel verder te reviewen

waarbij vooral de rol van de beroepspraktijk bij de competentieontwikkeling

meegenomen wordt

3 Onderdeel A

De getrainde docenten worden enthousiast gemaakt om te participeren in een community

of learners Hierbij worden zij eerst geiumlnformeerd over de achtergronden van een

community of learners vervolgens worden zij getraind om te kunnen functioneren binnen

een community of learners en tenslotte zullen zij brainstormen over de randvoorwaarden

die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten De rol

van de directie is hierbij van belang en met name in het kader van het verstrekken van het

faciliteren van deze community of learners

3 Onderdeel B

Het benaderen van personen uit de beroepsomgeving van de huidige studenten om te

participeren in een focusgroep waarbij nagegaan wordt als het competentieprofiel aanluit

bij de beroepsomgeving waarin de COE studenten werken Uit dit onderzoek hiervan

dient er een competentieprofiel voort te komen dat een goed beeld geeft van het geen

verwacht wordt van de pas afgestudeerde

4 Het doen van een analyseonderzoek waarbij het huidig curriculum van de COE getoetst

wordt aan het competentieprofiel Deze brainstormsessies dienen te resulteren in een

aangepast curriculum dat het mogelijk maakt dat studenten daadwerkelijk die

leeractiviteiten zullen uitvoeren die het mogelijk maken dat zij de gedragsindicatoren

zoals beschreven in het competentieprofiel kunnen ontwikkelen

5 Het aanvangen met de assessments in de competentiegerichte opleiding door de getrainde

assessoren

De stappen 3 onderdeel A en onderdeel B zullen simultaan aanvangen

Masterthesis 67

Lijst van geraadpleegde bronnen

Alexander P (2006) Psychology in Learning and instruction New Jersey Pearson

Baarda D (2014) Dit is onderzoek Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek

Groningen Nederland Noordhoff

Baarda D De Goede M amp Teunissen J (2009) Basisboek kwalitatief onderzoek

Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek Groningen

Nederland Noordhoff

Boonstra J (2005) Besturen van organisaties vanuit een paradoxaal perspectief Accounting

1 4-11 Geraadpleegd op httpwwwjaapboonstranlwp-

contentuploads201301Besturen-vanuit-paradoxaal-perspectief1pdf

De Ronde M (zj) Emotiedobbelstenen instrument voor ontmoeting en reflectie

Geraadpleegd op

httpchenl~mediaAcademie20Mens20en20OrganisatieLectoraatMichiel20de

20Ronde20-20publicatiesDe20Luistercoach20-

20Spelvormen20bij20de20emotiedobbelsteentjespdf

Driesen E amp Van Tartwijk J (2006) Toetsen met portfoliorsquos In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 175-188) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Hargreaves A (2013) Professional capital and the future of teaching In Seddon T amp Levon

J (2013) Educators professionalism and politics global transmission national spaces

and professional projects (pp 290-307) Geraadpleegd op

httpbooksgooglenlbookshl=nlamplr=ampid=rZJbBAAAQBAJampoi=fndamppg=PA290ampdq=

relatedHfMPWxsoybQJscholargooglecomampots=_3p5Xe34piampsig=PVgZuZ3xTH0h9f

4G8uBW9et43j4v=onepageampqampf=false

Hargreaves A (2014) Professional capital transforming teaching in every school

Geraadpleegd op

httpimteckatananofiles241369387009Professional_Capital_Transforming_Teachi

ng_in_Every_Schoolpdf

Joosten-ten Brinke D De Craene B Lemmen K Van Den Boomen J Slangen M amp

Voncken J (2009) Erkenning Verworven Competenties Geraadpleegd op

httpdspaceounlbitstream182020001EVCisbn9789079447237pdf

Masterthesis 68

Korthagen F (2002) Niveaus in reflectie naar maatwerk in begeleiding VELON Tijdschrift

voor Lerarenopleiders 23(1) 29-38 Geraadpleegd op

httpwwwarteveldehogeschoolbestudielichtsitesdefaultfilesfilesReflectieopdracht

20Artikel20Niveaus20in20reflectie(1)pdf

Korthagen F (2004) Zin en onzin van competentiegericht opleiden VELON Tijdschrift voor

Lerarenopleiders 25(1) 13-23 Geraadpleegd op httpwwwvelonnlkennisbank

rubriekrubriek_itemtzin_en_onzin_van_competentiegericht_opleiden

Lorna E (2003) Assessment of Learning for Learning and as Learning Geraadpleegd op

httpwwwaacuorgmeetingsilddocumentsSymonetteMakeAssessmentWorkEarlAsse

ssmentForOfAsLearning2003pdf

Luken T (2006) Hoe meetbaar zijn competenties Dilemma en uitweg bij het werkbaar

maken van het competentiebegrip Handboek Effectief Opleiden (pp 89-108)

Geraadpleegd op httphomeplanetnl~tlukenZijnCompetentiesMeetbaarHEOpdf

Nationaal Orgaan voor Accreditatie (2012) Accreditatiekaders hoger beroepsonderwijs met

toelichting Zp

Oudkerk Pool I (2013) Expertiseontwikkeling en professionalisering van de Assessor

Ontwikkeling van een rubriek voor assessorenkwaliteit Criteriumgericht Beoordelen

Amsterdam Nederland Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding Hogeschool van

Amsterdam

Ponte P (2010) Onderwijs van eigen makelij Procesboek actieonderzoek in scholen en

opleidingen Den Haag Nederland Boom Lemma Uitgevers

Roelofs E amp Visser J (2011) De inhoud van toetsen In Stichting Cito Instituut voor

Toetsontwikkeling (Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op

httpwwwutwentenlelanhuidige_studentenOLCnotulen201205-

2012Toetsen20op20schoolpdf

Sanders P (2011) Het doel van toetsen In Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling

(Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op httpwwwutwentenlelan

huidige_studentenOLCnotulen201205-2012Toetsen20op20schoolpdf

Shepard L Hammerness K Darling-Hammond L Rust F with Baratz Snowden J

Gordon E Gutierrez C amp Pacheco A (2005) Assessment In Darling-Hammond L

amp Bransford J (Ed) Preparing teachers for a changing world What teachers should

learn and be able to do (pp 275-326) San Fransisco CA Jossey-Bass

Masterthesis 69

Smeijsters H amp Sporken S (2004) Van Taak Tot Competentie lsquoLeren lerenrsquo voor het

hoger beroepsonderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombookshl=enamplr=lang_nl

|lang_enampid=3_wb4uHyNlcCampoi=fndamppg=PA9ampdq=Van+taak+tot+competentieampots=-

3vz-

HCqWIampsig=YGo1jtM7qtz2xM0wagfM1QusQl8v=onepageampq=Van20taak20tot

20competentieampf=false

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Bedrijfsprofiel Paramaribo

Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2016

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2014 Vierjarige

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2012-2013 Marketing

en Managementopleiding Paramaribo Suriname Auteur

Straetmans G amp Sanders P (2001) Beoordelen van competenties van docenten

Geraadpleegd op httpwwwrcecnlpublicatiesoverige20publicatiesEPSbrochure5_

Beoordelenpdf

Taylor E (2003) Competenties in het voortgezet onderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombooksid=SkGXAzEx4hACamppg=PA13ampdq=Competentie+defin

itieamphl=nlampsa=Xampei=UlevUc_aB9jk4APJv4DABgampved=0CDMQ6AEwAQv=onepage

ampq=Competentie20definitieampf=false

Van Berkel A Van Dinther M Oudkerk Pool I amp Speetjes J (2008) Certificeren van

assessoren in het hbo Waarom en hoe OnderwijsInnovatie 2 17-15 Geraadpleegd op

httpwwwounlDocsTijdschriftOIOI_Juni_2008pdf

Van Dinther M (2009) Assessor in het hbo een vak apart Geraadpleegd op

httpfontyssurfsharekitnl8080getsmpid25849DS1

Van Merrieumlnboer J Van Der Klink M amp Hendriks M (2002) Competenties van

complicaties tot compromis Over schuifjes en begrenzers Geraadpleegd op

httpwwwonderwijsraadnlpublicatieszoekenitem259page=2ampsort=ampformkey=ffc29

40fed1b34bcb53b6200e25b6727fzoekform

Masterthesis 70

Van Petegem P amp Vanhoof J (2002) Evaluatie op de testbank Een handboek voor het

ontwikkelen van alternatieve evaluatievormen Mechelen Belgieuml Wolters Plantyn

Wouda S amp Snoek M (2003) Competentiegericht leren en begeleiden

Competentiegericht bewijzen en beoordelen Geraadpleegd op

httpwwwlerowebnldocsleroepslot docuassessmentpdf

Zwaal W amp Eringa K (2006) Toetsen van competenties In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 277-291) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Masterthesis 71

Bijlagenoverzicht

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE 72

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling bestaand materiaal 75

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en algemeen directeur 79

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten 85

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en algemeen directeur 87

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader 88

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten 89

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie 90

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek 92

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment 94

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining 96

Bijlage 12 Leerrapport 99

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en feedbackregels 101

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel 102

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief 106

Masterthesis 72

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE (Overgenomen van SOOS 2013d p15-21)

Het eerste cijfer in het competentieprofiel duidt op de subcategorie het tweede cijfer duidt op een

competentie van die betreffende subcategorie en het derde cijfer duidt op een prestatie-indicator van

die betreffende competentie Er zijn in totaal 23 competenties verdeeld over de zes subcategorieeumln

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Masterthesis 73

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Masterthesis 74

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 75

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling

bestaand materiaal

Leerdoelen Toetsvorm Modules

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

Masterthesis 76

Leerdoelen Toetsvorm Modules

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige

wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de administratieve

processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

Masterthesis 77

Leerdoelen Toetsvorm Modules

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

Masterthesis 78

Leerdoelen Toetsvorm Modules

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt de

eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 79

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en

algemeen directeur

Achtergrond

In het kader mijn masteropleiding moet ik een probleem dat zich voordoet in de opleiding

analyseren Ik heb hierbij gekozen voor een analyse van de wijze waarop de toetsing van de

competenties bij de driejarige COE plaatsvindt Het resultaat is bekend en te zien in het

totaaloverzicht van de toetsing van de competenties van de COE (zie bijlage)

Als vervolg op dit onderzoek wordt er een interventieonderzoek gedaan Uit deze interventie

dienen er concrete voorstellen te worden gedaan om het geanalyseerd probleem op te lossen

Om enige richting te krijgen van de wijze waarop deze interventie kan worden gedaan is het

noodzakelijk om de relevante actoren te benaderen om hun zienswijze op het totaaloverzicht

van de toetsing van de competenties te geven Als relevante actoren zijn de

opleidingsmanager van de COE en de algemeen directeur geiumldentificeerd U ontvangt deze

vragenlijst omdat u eacuteeacuten van deze functionarissen bent

Instructies

In het overzicht in de bijlage is af te lezen op welk niveau een bepaalde competentie in casus

een prestatie-indicator in een bepaalde module getoetst wordt Voor de overzichtelijkheid

zijn de verschillende modules met een afkorting in het overzicht weergegeven Onder het

overzicht is de volledige modulenaam per fase opgenomen Bij het beantwoorden van de

vragen is het goed om ook te weten dat de eerste fase van de opleiding de fase financieel

analist als persoon is en de laatste fase de fase startbekwaam financieel analist De marketing

algemene economie bedrijfseconomie en bedrijfsadministratiefase worden in afwisselende

volgorde aangeboden

Het verzoek is om het aangehecht totaaloverzicht uit te printen te bestuderen en vervolgens

per competentie uw onderbouwde mening te geven en ook een voorstel te doen over hoe de

toetsing van de competentiecategorie verbeterd kan worden Hiervoor kan het

antwoordenblad op de volgende bladzijde gebruikt worden In totaal zijn er 23 competenties

verdeeld over zes categorieeumln Elke categorie is op een nieuwe bladzijde opgenomen

Tot slot doe ik een beroep op u om het totaaloverzicht van de toetsen kritisch te bekijken en

uw denkwijze begrijpelijk en onderbouw te verwoorden Ik dank u bij voorbaat voor het

invullen van de twee onderstaande vragen

Vragen

1 Wat vindt u van de wijze waarop de competenties getoetst worden bij de COE en

waarom stel je dat Graag de onderbouwde bevindingen per competentie noteren in

de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad op de volgende bladzijde

Masterthesis 80

2 Bij welke competenties zou de toetswijze verbeterd moeten worden en hoe zou deze

verbetering kunnen plaatsvinden Graag de competenties die volgens u verbeterd

moeten worden duidelijk noemen en de voorstellen voor verbetering onder de

competentiecategorie noteren in de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad

op de volgende bladzijde

Antwoordenblad

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

Onderbouwde mening

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

Onderbouwde mening

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

Onderbouwde mening

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

Onderbouwde mening

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 81

2 Organisatorische competenties

24 De student gaat methodisch te werk

241 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

242 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

Onderbouwde mening

25 De student brengt structuur aan in het werk

251 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

252 De student richt het werk planmatig in

Onderbouwde mening

26 De student controleert activiteiten op voortgang

261 De student bewaakt de uitvoering van een plan

262 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

263 De student treedt regulerend en ordenend op

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 2

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

3 Competenties in het samenwerken

33 De student functioneert als volwaardig groepslid

331 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

332 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

333 De student stelt teambelang boven eigen belang

334 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

Onderbouwde mening

34 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

341 De student verwisselt informatie met stakeholders

342 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

343 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

344 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 82

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

Onderbouwde mening

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

Onderbouwde mening

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

Onderbouwde mening

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

Onderbouwde mening

Masterthesis 83

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

Onderbouwde mening

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 5

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Onderbouwde mening

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

Onderbouwde mening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

Onderbouwde mening

Masterthesis 84

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

Onderbouwde mening

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

Onderbouwde mening

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Onderbouwde mening

De competenties die volgens u verbeterd moeten worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 6

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 85

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten

Achtergrond

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat bij de verschillende modules de toetsing met name

gericht is op kennis en vaardigheden en niet zo zeer op de competenties Het doel van dit

interview is tweeledig In eerste instantie wordt nagegaan wat de docenten van de COE weten

over het toetsen van competenties en ten tweede wordt hiermee ingeschat in hoeverre de

docenten bereid zijn om een bijdrage te leveren aan de competentieontwikkeling van de

student in plaats van te focussen op het toetsen van de specifieke kennis en vaardigheden die

horen bij de verschillende modules Alle docenten van de COE worden dus geiumlnterviewd

Informatie over de geiumlnterviewde (vooraf in te vullen aan de hand van het resultaat van het

analyseonderzoek)

Naam docent

Module(s) en bijbehorende toetsvorm(en)

Inleiding bij het interview

De docent welkom heten en kort vertellen over het onderzoek dat ik aan het uitvoeren

ben

Het overzicht van module(s) en de bijbehorende toetsvormen van de betreffende docent

kort bespreken

Uitleggen hoe dit onderzoek past in het beleid van COE welke steun er is en dat het doel

van dit interview ook is om meer steun van docenten te verwerven

vragen

1 Hoe zou je het begrip competentie omschrijven

2 Ben je bekend met het competentieprofiel van de COE

Waar heb je het competentieprofiel gezien

Ken je het beroep waarvoor onze studenten worden opgeleid1

3 Aan welke competentie(s) uit het competentieprofiel levert (leveren) de module(s) die jij

geeft een bijdrage

1 Na deze vraag wordt het competentieprofiel van de COE overhandigd

Masterthesis 86

4 Hoe denk je over de mate waarin deze competentie(s) wordt(worden) getoetst met de

toetsvorm(en) die we nu gebruiken

5 Ben je bekend met het begrip formatieve toetsing

Indien nodig info geven en dan vragen of en waar gebruikt

6 Ben je bekend met de volgende toetsvormen

Portfoliorsquos Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Stages Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Praktijkopdrachten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Simulaties Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Logboeken Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Projecten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

7 Ben je bereid om bovengenoemde toetsvormen bij jouw module(s) te gebruiken

8 Heb je behoefte aan trainingcoachingsamenwerken met collegarsquos in

Formatieve toetsing

Portfoliorsquos

Stages

Simulaties

Logboeken

Projecten

9 Nog een aanvullende opmerking of vraag

Masterthesis 87

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en

algemeen directeur

Labels met betrekking tot de mening van de functionarissen

1 Via reflectiemodulen

2 Toetsvormen

3 Meerdere modulen

4 Doen

5 Formulering prestatie-indicatoren

6 Verschillende niveaus

7 Tijdstip toetsing

8 Tonen en doen

9 Weten en weten hoe

10 Soorten modules

Labels met betrekking tot de verbetervoorstellen gedaan door de functionarissen

11 Formulering prestatie-indicatoren

12 Verschillende niveaus

13 Toetsvormen

14 Aanvulling Prestatie-indicatoren

15 Soort module

16 Tijdstip toetsing

17 Aantal prestatie-indicatoren

18 Onderwijsactiviteiten

19 Doen

Masterthesis 88

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader

Algemeen 3

1 Het begrip competentie 4

2 Doeleinden van assessment 4

3 Portfolio 8

31 De rol van het portfolio 8

32 Inhoud van het portfolio 8

33 De rol van feedback tijdens het portfolioproces 10

4 Assessment 12

41 Beoordelingsmomenten 12

42 Kwaliteitscriteria voor assessments 13

421 Validiteit 13

422 Betrouwbaarheid 14

423 Acceptatie 15

424 Uitvoerbaarheid 15

Literatuurlijst 17

Masterthesis 89

As

FOR

OF

FOR

AS

OF

FOR

OF

AS

OF

FOR

AS

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten

Omcirkel het juiste antwoord

(de juiste antwoorden zijn onderstreept)

1 Welke van onderstaande alternatieven is GEEN kenmerk van een competentie

A Competenties zijn contextgebonden

B Competenties zijn veranderlijk in de tijd

C Competenties zijn in eacuteeacuten keer te ontwikkelen

D Competenties staan in relatie tot elkaar

2 Wat wordt bedoeld met assessment

A Beoordelen van kennis en vaardigheden

B Beoordelen van competenties

C Beoordelen als de student startbekwaam is

D Beoordelen als de student geschikt is om een bepaalde opleiding te volgen

3 Welke figuur geeft de competentiegerichte assessmentpiramide weer

A B

Assessment Learning Assessment Learning

C D

Assessment Learning Assessment Learning

4 Wat hoort er NIET bij

Voor het maken van een ontwikkelingsportfolio is het noodzakelijk dat de student

A reflecteert op zijn sterke en zwakke punten

B tenminste eacuteeacuten informatiebron als bewijs gebruikt

C zich kwetsbaar openstelt

D verschillende aspecten van het persoonlijk functioneren demonstreert

5 Voor welk kwaliteitscriterium is het werken met meerdere assessoren belangrijk

A Validiteit

B Betrouwbaarheid

C Acceptatie

D Uitvoerbaarheid

======================0000000======================

Masterthesis 90

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

1 Relatie

opbouwen

kennismaken

de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak

voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen

te stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te vol-

doen worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om

te begrijpen waar de assessor

naar op zoek is

het gewenste niveau en de

criteria globaal en algemeen

worden getoetst

de student niet precies weet waar

de assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte)

van het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk

toepast om een indruk te krijgen van

het competentie- en hbo niveau van

de student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust

op verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende infor-

matie over zijn kunnen krijgt en

de assessor onvoldoende infor-

matie heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de

student overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar

kan aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan

ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo

LSD)

actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het

gesprek probeert te houden

bekend is met methodieken als

START en Turbo en die regelmatig

toepast om door te vragen op het

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de

student zelden of niet en de tijd

wordt voor een groot deel gevuld

met het bespreken van zaken die

al in het portfolio stonden of die

irrelevant zijn voor de

beoordeling

de student weet onvoldoende

Masterthesis 91

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

bekend is met de rol van examina-

torbeoordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod

laat komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

over zijn beheersingsniveau en

over de kennis of vaardigheden

attitudes die bij het compe-

tentieniveau horen en die nog

ontbreken

4 Relatie

bewijsstukken

beroepshan-

delingen en

beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen

mee te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdrie-

hoek waarin bewijzen beroepshande-

lingen en beoordelingscriteria structu-

reel met elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en

de beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van

de student op bruikbaarheid te

toetsen

5 Beoordelingstech

niek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van

de matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observe-

ren registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit

het portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze

over het oordeel en onderbouwing

informeert

de assessor toont een eenduidige

en transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed

kan toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld

aan concrete voorbeelden uit het

portfolio of CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke compe-

tenties en bijbehorend hbo-

niveau zijn aangetoond welke

niet of gedeeltelijk

7 Vastleggen

oordeel bevindingen toegankelijk vastlegt op

het daarvoor bestemde rapportage-

format

de wijze waarop het oordeel tot stand

is gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoor-

deelde competenties en hbo-

niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien

van toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van

bezwaar kan vinden en welke

stappen te nemen

(Oudkerk-Pool 2013)

Masterthesis 92

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek

De assessor

1 Relatie opbouwen kennismaken

11 stelt de student op zijn gemak

12 heeft een uitnodigende houding

13 Is alert op de aanwezigheid van eventuele weerstanden angst of onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

2 Gespreksstructuur

a Opening

21 legt het doel van het gesprek uit

22 bespreekt de procedure van het assessment

23 geeft de kandidaat de ruimte om vragen te stellen

24 deelt de inhoudelijke bevindingen over het portfolio met de kandidaat

b Midden

25 houd zich aan de structuur van het gesprek

26 geeft aan wanneer het vraaggedeelte (middengedeelte) van het CGI start

27 heeft zicht op het competentieniveau van de kandidaat

c Eind

28 geeft een onderbouwd oordeel

29 geeft de termijn waarbinnen de kandidaat de rapportage ontvangt en - indien van toepassing -

hoe die bezwaar kan aantekenen aan

210 geeft de vervolgprocedure aan

d Overall

211 Ontdekt in het middenaan het eind helemaal niet welke informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen

212 Het competentieniveau van de assessor is grondigglobaal getoetst

3 Houding

31 Demonstreert vooral de rol van een beoordelaarbegeleider

32 Benoemt het handelen van de kandidaat in termen van de gedragsindicatoren van de assessor

4 Gesprekstechnieken

a LSD

41 Luistert actief

42 Vraagt door

Masterthesis 93

De assessor

43 Vat samen

b Regie van het gesprek

44 Probeert dmv vragensamenvattingenonderbrekingen de regie in het gesprek te houden

45 Geeft de kandidaat weinigveel

ruimte voor uitweidingen

46 Onderbreekt de kandidaat zeldenmeestal

indien die teveel uitweidt

47 Vult de tijd voornamelijk met het bespreken van zaken die welniet in het porfolio staat

48 Bespreekt voornamelijk zaken die relevantirrelevant voor de beoordeling zijn

c START

49 Gaat in op de S-fase (situatie)

410 Gaat in op de T-fase (taak)

411 Gaat in op de A-fase (actie)

412 Gaat in op de R-fase (resultaat)

413 Gaat in op de T-fase (transfer)

5 Feedbackregels

51 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

52 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt

53 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

54 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

55 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

6 Omgaan met bezwaren

61 Hoort bezwaren aan

62 Vertelt waar de procedure van bezwaar opgevraagd kan worden

Doorhalen wat niet is geobserveerd

Bij de opleidingsdirecteur

Masterthesis 94

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment

Naam docent

Datum assessment 8 augustus 2014

Naam assessor

Assessmentniveau Getraind

Onderdeel 1 VRAAK-criteria

Item Oordeel Toelichting

1 De geleverde

bewijzen zijn

gevarieerd

2 De geleverde

bewijzen zijn

relevant

3 De geleverde

bewijzen zijn

authentiek

4 De geleverde

bewijzen zijn

actueel

5 Er zijn

voldoende

bewijzen per

gedragsindi-

cator

oordeel O (onvoldoende) of V (voldoende)

Masterthesis 95

Onderdeel 2 Beoordelingsdriehoek

Relatie met bewijs blijkt uit Relatie met beroepspraktijk blijkt uit

1 Relatie opbouwen kennismaken onvoldoendevoldoende

2 Gespreksstructuur

a Opening onvoldoendevoldoende

b Midden onvoldoendevoldoende

c Eind onvoldoendevoldoende

3 Gesprekstechniek

a START onvoldoendevoldoende

b TURBO onvoldoendevoldoende

c LSD onvoldoendevoldoende

4 Relatie bewijsstukken beroepshandelingen en beoordelingscriteria onvoldoendevoldoende

5 Beoordelingstechniek onvoldoendevoldoende

6 Feedback geven onvoldoendevoldoende

7 Vastleggen oordeel onvoldoendevoldoende

8 Omgaan met bezwaren (indien van toepassing) onvoldoendevoldoende

Eindoordeel (onvoldoende voldoende) ________________________________________

Handtekening Assessor

Masterthesis 96

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining

De eindopdracht is om te bewijzen dat u over de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor bezit Deze gedragsindicatoren zijn in onderstaand schema opgenomen Voor een

beter begrip van de onderstaande gedragsindicatoren wordt verwezen naar het deelnemers

materiaal van de assessorentraining waarin naast de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor ook die van een ongetrainde assessor en een expert zijn opgenomen

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

1 Relatie opbouwen

kennismaken de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen te

stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te voldoen

worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om te

begrijpen waar de assessor naar op

zoek is

het gewenste niveau en de criteria

globaal en algemeen worden

getoetst

de student niet precies weet waar de

assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte) van

het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk toepast

om een indruk te krijgen van het

competentie- en hbo niveau van de

student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust op

verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende informatie

over zijn kunnen krijgt en de

assessor onvoldoende informatie

heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de student

overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar kan

aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo LSD) actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het gesprek

probeert te houden

bekend is met methodieken als START

en Turbo en die regelmatig toepast om

door te vragen op het

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de student

zelden of niet en de tijd wordt voor

een groot deel gevuld met het

bespreken van zaken die al in het

portfolio stonden of die irrelevant

zijn voor de beoordeling

Masterthesis 97

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

bekend is met de rol van examinatorbe-

oordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod laat

komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

de student weet onvoldoende over

zijn beheersingsniveau en over de

kennis of vaardigheden attitudes

die bij het competentieniveau horen

en die nog ontbreken

4 Relatie bewijsstuk-

ken beroepshan-

delingen en beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen mee

te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdriehoek

waarin bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria structureel met

elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en de

beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van de

student op bruikbaarheid te toetsen

5 Beoordelingstechniek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van de

matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observeren

registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit het

portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze over

het oordeel en onderbouwing informeert

de assessor toont een eenduidige en

transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed kan

toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld aan

concrete voorbeelden uit het portfolio of

CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke competenties

en bijbehorend hbo-niveau zijn

aangetoond welke niet of

gedeeltelijk

7 Vastleggen oordeel2 bevindingen toegankelijk vastlegt op het

daarvoor bestemde rapportageformat

de wijze waarop het oordeel tot stand is

gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoordeelde

competenties en hbo-niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien van

toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden3

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van bezwaar

kan vinden en welke stappen te

nemen

Om de eindopdracht te maken mag gebruik gemaakt worden van de portfoliorsquos van de

afgestudeerde studenten van de SOOS Deze portfoliorsquos kunnen na afstemming met de

2 Het format om het oordeel vast te leggen is opgenomen in bijlage 1

3 De procedure is te vinden in het examenreglement

Masterthesis 98

opleidingsdirecteur in bruikleen worden gegeven om te oefenen Aangezien er niet zo veel

portfoliorsquos zijn is het verzoek om zoveel als mogelijk bij de SOOS te oefenen zodat de

portfoliorsquos niet meegenomen hoeven te worden

Het oefenen geschiedt samen met een mededeelnemer in de drie duogroepen en de ene

triogroep die tijdens de training zijn gevormd Het is de bedoeling dat elk groepslid eerst

individueel het portfolio beoordeelt waarna de assessmentgesprekken geoefend worden

Tijdens de assessmentgesprekken neemt elke deelnemer de rol van assessor en van student

aan

Aangezien tijdens het oefenen bewijzen voor het portfolio verzameld dienen te worden en die

bewijzen ook dienen te voldoen aan de VRAAK-criteria is het aan te bevelen niet met maar

eacuteeacuten studentportfolio te oefenen Hierdoor zal dan ook meer dan eacuteeacuten keer de rol van assessor

(en student) worden aangenomen

Aangezien deze training een onderzoek betreft dient er ook data verzameld te worden over

de wijze waarop de beoordeling van het portfolio is geschied Hiervoor is het noodzakelijk

dat elke deelnemer bij elke oefening ook een leerrapport schrijft conform het format dat is

opgenomen in bijlage 2 Het leerrapport dient gelijk na de oefening ingevuld te worden Het

is hierbij aan te bevelen dat de deelnemers die samen hebben geoefend elkaar helpen om het

leerrapport in te vullen De leerrapporten worden per email (querlynkromosoetonet)

ingeleverd en wel uiterlijk vrijdag 8 augustus

Het eindportfolio met daarin de bewijzen wordt ingeleverd op maandag 4 augustus 2014

Het assessment zal plaatsvinden op vrijdag 8 augustus 2014 Het assessment is een

peerassessment waarbij elke deelnemer een portfolio van een mededeelnemer krijgt om te

beoordelen Op vrijdag 8 augustus zal elke deelnemer dus de competenties van een assessor

demonstreren De beoordeling hiervan geschiedt conform dezelfde gedragsindicatoren die

zijn opgenomen in het schema op bladzijde 1-3 van dit document

De training is met goed gevolg afgerond indien

1 op maandag 4 augustus een portfolio wordt ingeleverd

2 uiterlijk vrijdag 8 augustus tenminste twee leerrapporten per email worden ingeleverd

3 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt ondergaan van een mededeelnemer op

basis van het eigen ingeleverde portfolio

4 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt afgenomen van een mededeelnemer op

basis van het ingeleverde portfolio van die mededeelnemer (de deelnemer heeft dus de

rol van assessor)

Masterthesis 99

Bijlage 12 Leerrapport

Criterium Vraag Antwoord

Relatie

opbouwen

Wat ging goed tijdens het opbouwen van de

relatie

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het opbouwen van de relatie

Structuur

assessment-

gesprek

(opening

midden en

eind)

Wat ging goed ten aanzien van de opening

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de opening het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het midden

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het midden van het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het eind van

het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het eind van het assessmentgesprek

Vraag- en

gespreks-

technieken

(START

turbo en

LSD)

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van START

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van START

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van turbo

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van turbo

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van LSD

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van LSD

Beoordelen

(WAKKER

Vraak en be-

oordelings-

driehoek)

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de WAKKER-methodiek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de WAKKER-methodiek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de vraaktechniek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de vraaktechniek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de beoordelingsdriehoek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de beoordelingsdriehoek

Masterthesis 100

Criterium Vraag Antwoord

Eindoordeel Wat ging goed tijdens het formuleren van het

eindoordeel

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het formuleren van het eindoordeel

Feedback-

regels

Wat ging goed tijdens het hanteren van de

feedbackregels

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het hanteren van de feedbackregels

Masterthesis 101

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en

feedbackregels

START-vragen

Wat was de situatie wat vond er plaats

wat was het probleem wie waren er betrokken

Wat was je rolfunctietaak wat was je opdrachtdoel

Wat deed je wat zei je welke techniek heb je gehanteerd

Wat gebeurde er wat was het resultaat hoe werd er gereageerd

Wat hebt je ervan geleerd zou je het weer zo doen

Kan je een vergelijkbare situatie noemen hoe zou je het een volgende keer

aanpakken (eventueel) Hoe zou je dit binnen de opleiding aanpakken

TURBO-vragen

1 Vergelijking Als je jezelf vergelijkt met je collegarsquos wie vind je dan het beste in het

analyseren van incidenten

2 Rangorde Op welke plaats zou jezelf staan als je een rangorde moet aanbrengen

mbthellip

3 Mening van anderen Wat vinden je collegarsquos van jouw manier van samenwerken En

op welke manier ga je met collegiale feedback om Waaruit wordt dat zichtbaar

4 ldquoStel dat vraagrdquo hier beschrijft de assessor de situatie en geeft de student aan wat

hijzij in dat geval zou doen

Feedbackregels

1 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

2 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt spreek daaruit vanuit jezelf (in

lsquoik zinnenrsquo)

3 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

4 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

5 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

Masterthesis 102

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

1 Interpersoonlijke competentie

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 Handelt eerlijk en oprecht ten

opzichte van medestudenten

en de docenten

Handelt in een gesimuleerde

beroepscontext objectief

Handelt objectief op de

werkplek

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

112 Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar onder

begeleiding

Schrijft en uit zich taalkun-

dig juist en verstaanbaar

zonder begeleiding

Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar op de

werkplek

13 De student gebruikt relevante informatie

113 Benoemt kernzaken Gebruikt de relevante

informatie bij het nemen van

beslissingen

Gebruikt de relevante informa-

tie bij het nemen van beslissin-

gen middels een praktijk-

opdracht binnen de organisatie

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

114 Identificeert problemen Demonstreert capabel te zijn

bij het oplossen van

problemen

Demonstreert capabel te zijn bij

het oplossen van problemen

middels een praktijkopdracht

binnen de organisatie

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

115 Is bekend met de gangbare

normen en waarden

Handelt conform de normen

en waarden

Stimuleert gewenst gedrag op

de werkplek

2 Organisatorische competentie

21 De student gaat methodisch te werk

211 Gebruikt hulpmiddelen

effectief

Gebruikt hulpmiddelen om

een bepaald resultaat te

bereiken

Gebruikt hulpmiddelen om een

bepaald resultaat te bereiken

binnen de organisatie

212 Is bekend met verschillende

werkwijzen

Hanteert een adequate

werkwijze om een bepaald

resultaat te bereiken

Hanteert een adequate werkwij-

ze om een bepaald resultaat te

bereiken binnen de organisatie

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 Stelt prioriteiten en past

timemanagement toe

Stelt een werkplan op Richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 Monitoort het werkplan Evalueert het werkplan Stelt het werkplan bij

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 Stelt teambelang boven eigen

belang kent en past sociale

vaardigheden toe

demonstreert sociale

vaardigheden

Levert een effectieve

bijdrage aan een groepstaak

Past de sociale vaardigheden

toe in teamverband

312 Levert een effectieve bijdrage

aan een groepstaak ter

beoordeling van de groep

Is verantwoordelijkheid voor

de te leveren bijdragen aan

een groepstaak

Is verantwoordelijk voor

groepsbeslissingen

313 Kent verschillende

samenwerkingsvormen

Demonstreert samenwer-

kingsvormen enof methoden

Komt middels samenwerkings-

vormen enof ndashmethoden tot

groepsbeslissingen

32 De student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve van de uit te voeren

werkzaamheden

Masterthesis 103

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

321 Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Neemt initiatieven in overleg

met de groep

322 Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

en staat open voor feedback

Onderhoudt contacten op een

verantwoordelijke wijze

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 Benoemt eigen sterkten en

zwakten

Blikt terug op zwakten om

die te verbeteren en sterkten

om die te ontwikkelen

Verbetert zwakten en ontwik-

kelt sterkten in de praktijk

412 Benoemt persoonlijke

kwaliteiten

Blikt terug op persoonlijke

kwaliteiten om die te

ontwikkelen

Ontwikkelt doelgericht

persoonlijke kwaliteiten in de

praktijk

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 Verslaat actuele

ontwikkelingen uit de

beroepscontext aan anderen

Vergelijkt actuele

ontwikkelingen uit de eigen

beroepscontext met die van

anderen

Benoemt tenminste eacuteeacuten nieuwe

ontwikkeling in de

beroepscontext

422 Formuleert leervragen om aan

informatie te komen over

actuele ontwikkelingen bij

anderen

Formuleert leervragen om

aan informatie te komen

over actuele ontwikkelingen

in het beroep

Beschrijft het proces van de

actuele ontwikkeling in de

beroepscontext

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 Vertelt over het eigen

handelen in de beroepscontext

Blikt terug op het eigen han-

delen in de beroepscontext

en verbetert die

Ontwikkelt het eigen handelen

in de beroepscontext verder

432 Benoemt de eigen zwakten en

sterkten in de beroepscontext

Blikt terug op de eigen

zwakten en sterkten in de be-

roepscontext en verbetert die

Verbetert de eigen zwakten en

ontwikkelt de eigen sterkten in

de beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 Toetst een administratie op

betrouwbaarheid

volledigheid en tijdige

vastlegging

Draagt bij aan een adequate

inrichting van de

administratie en

administratieve processen

Draagt bij aan een

betrouwbare volledige en

tijdige vastlegging van de

bedrijfsadministratie in de

beroepscontext

512 Werkt financieumlle

administratieve problemen uit

Analyseert cases over

financieumlle administratieve

problemen

Adviseert bij financieumlle

administratieve problemen in

de beroepscontext

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 Analyseert de interne en

externe omgeving van een

organisatie onder begeleiding

Analyseert de interne en de

externe omgeving van een

organisatie zelfstandig

Analyseert de interne en

externe omgeving in de

beroepscontext

522 Formuleert organisatiedoelen

en strategieeumln

Implementeert organisa-

tiedoelen en strategieeumln in

projecten en simulaties

Analyseert organisatiedoelen

en strategieeumln in de

beroepscontext

523 Onderscheidt de verschillende

organisatiestelsels en ndashtypen

Richt de personele en

organieke structuur van een

organisatie in

Brengt adviezen uit met betrek-

king tot de personele en

organieke structuur in de

beroepscontext

Masterthesis 104

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

524 Kent en meet zowel de finan-

cieumlle als de niet financieumlle

prestaties van een organisatie

Analyseert en trekt conclu-

sies op basis van financieumlle

en niet financieumlle prestaties

Brengt adviezen uit op basis

van onderbouwde analyses in

de beroepscontext

525 Onderscheidt de verschillende

leiderschapsstijlen en weet op

welke manier competent

leiding gegeven kan worden

Geeft op een competente

wijze leiding in simulaties of

projecten

Geeft op een competente wijze

leiding in de beroepscontext

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 Beheerst economische

theorieeumln

Gebruikt economische

theorieeumln in simulaties of

projecten

Gebruikt economische

theorieeumln in de beroepscontext

532 Kent de economische ontwik-

kelingen die van invloed kun-

nen zijn op een organisatie

Blijft op de hoogte van

economische ontwikkelingen

Speelt in op de economische

ontwikkelingen in de

beroepscontext

533 Lost economische

vraagstukken op

Lost geiumlntegreerde

economische vraagstukken

in een concrete situatie op

Lost economische vraagstuk-

ken in de beroepscontext op en

adviseert daarbij

534 Beheerst de basiskennis over

micro- en macro-economische

vraagstukken

Schrijft beleidsnotarsquos over

micro- en macro-

economische vraagstukken

Draagt oplossingsmodellen aan

over micro- en macro-econo-

mische vraagstukken uit de

beroepscontext

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 Stelt plannen begrotingen en

budgetten samen

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten in

projecten of simulaties

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten uit de

beroepscontext

542 Stelt onderdelen van een

jaarrekening samen

Analyseert jaarrekeningen Stelt een jaarrekening in de

beroepscontext samen en

analyseert deze

543 Maakt een integrale

kostprijsberekening

Maakt kostprijsberekeningen

volgens verschillende

methoden

Maakt kostprijsberekeningen in

de beroepscontext

544 Maakt financieumlle calculaties Formuleert aan de hand van

financieumlle calculaties

beleidsbeslissingen

Adviseert over te nemen

beleidsbeslissingen op basis

van financieumlle calculaties

545 Identificeert investerings- en

financieringsproblemen

Formuleert passende

antwoorden op investerings-

en financieringsproblemen

Formuleert passende antwoor-

den op investerings- en finan-

cieringsproblemen uit de

beroepscontext

546 Onderscheidt de verschillende

rechtsvormen

Relateert (financieumlle)

vraagstukken aan de

rechtsvorm

Relateert (financieumlle) vraag-

stukken uit de beroepscontext

aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student gaat consistent en effectief om met (detail)informatie

611 Selecteert informatie om

taken correct uit te voeren

Controleert als de

geselecteerde informatie

consistent is gebruikt bij de

uitvoering van taken

Is kritisch en alert bij het ge-

bruiken van (detail)informatie

in de beroepsuitoefening

612 Brengt (detail)informatie in

kaart

Gebruikt (detail)informatie

effectief

Gebruikt (detail)informatie

effectief bij analyses in de

beroepsuitoefening

613 Voert instructies uit Werkt instructies foutloos uit Voert instructies foutloos en

consistent uit bij de

beroepsuitoefening

Masterthesis 105

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

62 De student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en de cultuur waarin men werkt

621 Kent voldoende normen

waarden en omgangsregels

die gelden voor de functie en

de cultuur waarin men werkt

Past de normen waarden en

omgangsregels toe tijdens

het eigen handelen

Past de normen waarden en

omgangsregels toe binnen de

beroepsuitoefening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 Kent kwaliteitsnormen van

organisaties

Houdt rekening met de

kwaliteitsnormen bij de

uitoefening van opdrachten

Houdt voortdurend rekening

met de kwaliteitsnormen bij de

beroepsuitoefening

632 Verbetert de kwaliteit van het

eigen werk

Waarborgt de kwaliteit van

het eigen werk

Waarborgt continu de kwaliteit

van het eigen werk zoals de

organisatie dat voorschrijft

633 Evalueert en verbetert

voorgeschreven instructies

naar eigen inzichten

Evalueert samen met

collegarsquos voorgeschreven

instructies

Beoordeelt ontvangen feedback

van collegarsquos over de kwaliteit

van het werk op bruikbaarheid

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te bereiken

641 Formuleert doelen met

betrekking tot de eigen

werkzaamheden en stelt

daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de eigen werk-

zaamheden bij groepstaken

en stelt daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de uit te voeren

werkzaamheden op de

werkplek en stelt daarbij

prioriteiten

642 Maakt actieplannen om een

bepaald doel te bereiken en

geeft aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen

worden

Maakt samen met anderen

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke

middelen die gerealiseerd

zullen worden

Maakt samen met collegarsquos

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen worden

643 Formuleert doelen en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert doelen voor

groepstaken en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert samen met colle-

garsquos doelen voor groepstaken

en een stappenplan hoe deze te

realiseren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden

Bewaakt de uitvoering van

de eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden bij

groepstaken

Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden en die

van de medewerkers

66 De student doet onderzoek

661 Past basisonderzoeks-

technieken toe in een

eenvoudig onderzoek

Voert een kwalitatief en

kwantitatief onderzoek

volledig uit en rapporteert

daarover

Voert een complex

praktijkonderzoek volledig uit

en rapporteert daarover

Masterthesis 106

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief

Training assessoren

Een goede planning is het halve werk Deze slagzin heeft ook vanaf de oprichting van de

SOOS centraal gestaan bij de bedrijfsvoering Succesvolle innovatieve bedrijven hebben een

open bedrijfscultuur met nieuwsgierige en leergierige medewerkers Ze zijn niet naar binnen

gericht maar kijken om zich heen In het kader van professionalisering bij de SOOS heeft

mw drs Q Hidalgo in de maanden juni juli en augustus 2014 een training assessoren

ontwikkeld en verzorgd met als doel middels gerichte training oefening en feedback bij te

dragen aan de competenties van de assessordocent van de COE De volgende docenten van

de SOOS hebben de training succesvol gevolgd Mw Adams Mw Bhaggoe Mw Dankerlui

Mw Lunes Mw Pocorni Mw Ramdin Mw Rosario Mw Rotsburg en Dhr Telgt Op de

foto overhandigt de voorzitter van het bestuur van de SOOS mw Irene Van Dijk-Hankers

het certificaat aan mw Rotsburg De trainer Querlyn Hidalgo kijkt toe

Page 7: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht

Masterthesis 6

1 Inleiding

De Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (SOOS) is opgericht op 25 april 2002

en is in april 2003 begonnen met haar bedrijfsactiviteiten De visie van de SOOS is om het

innovatieve instituut te zijn dat met nationaal en internationaal geaccepteerde kwalitatief

goede onderwijsproducten en een betrokken team de Surinaamse markt waarin opleidingen

worden aangeboden overneemt De SOOS heeft als missie om een Surinaams kwaliteits-

waarborgend instituut te zijn dat burgers vormt om optimaal te functioneren in de

maatschappij door marktgericht en klantgericht op maat ontwikkelde onderwijsproducten aan

te bieden waarbij gebruik wordt gemaakt van proactieve innovatieve en integere

medewerkers (Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname [SOOS] 2013a)

Uit het bedrijfsprofiel van de SOOS (2013a) is af te leiden dat de diensten van de SOOS

worden onderscheiden in enerzijds projecten die met name bestaan uit het ontwikkelen en het

verzorgen van trainingen in opdracht van bedrijven organisaties en de overheid en anderzijds

opleidingen In het kader van dit onderzoek staan de opleidingen centraal waarop hieronder

kort wordt ingegaan

In 2008 is de wet voor het instellen van een Nationaal Orgaan Voor Accreditatie (NOVA) in

werking getreden waarna in 2009 het kwartierteam Interim NOVA is ingesteld Dit kwartier-

team is ertoe overgegaan om opleidingen vallende onder het hoger onderwijs een erkenning

van bestaan te verlenen mits deze voldeden aan de daartoe gestelde eisen De SOOS heeft in

juli 2010 de erkenning van bestaan verkregen voor de Marketing en Managementopleiding

(MeM) en in oktober 2010 voor de Certificaatopleiding Economie (COE) In oktober 2010 is

de SOOS gestart met de MeM die opleidt tot (assistent) marketingmanager en in maart 2011

met de COE die opleidt tot financieel analist

In juni 2011 is de Accreditatieraad ingesteld onder wiens toezicht de accreditatiekaders in

samenspraak met de hoger onderwijsinstituten zijn samengesteld De publicatie heeft plaats-

gevonden in het staatsblad van de Republiek Suriname op 26 maart en 2 april 2013 Met deze

publicatie is de weg opengesteld voor de hoger onderwijsinstituten om de accreditatie aan te

vragen In de accreditatiekaders van NOVA (Nationaal Orgaan voor Accreditatie [NOVA]

2012) is aangegeven dat de opleiding dient aan te tonen dat er een systeem van beoordeling

en toetsing is waarmee wordt nagegaan of de individuele student ook inderdaad over de

beoogde eindkwalificaties beschikt In tabel 11 zijn de toetsvormen die bij de verschillende

modules van de SOOS worden gehanteerd voor de MeM opleiding en de COE weergegeven

Tabel 11 Overzicht van het aantal modules per toetsvorm bij de MeM en de COE

Toetsvorm MeM COE

Schriftelijk tentamen 17 16

Schriftelijke (groeps)opdracht 16 18

(Groeps)presentatie 3 3

Mondelinge toets 5 1

Rollenspel 2

Masterthesis 7

Toetsvorm MeM COE

Onderlinge beoordeling 2 1

Praktijkopdracht 4

Poster 1

Briefnotulen 2

Discussiedebat 2

Portfolio 11 6

Project 4 5

Reflectie 10

Simulatie 2

Stage 1

Werkverslag 1

Persoonlijk beroepsmatig handelen 2 1

Scriptie 1 1

Totaal 85 53

(SOOS 2013b 2013c)

Uit tabel 11 blijkt dat er bij de MeM een veel grotere variatie aan toetsvormen verspreid over

de verschillende modules is dan bij de COE Daarnaast zijn er bij de MeM in tegenstelling

tot de COE ook toetsvormen als praktijkopdrachten simulatie en stage opgenomen die de

relatie met de beroepspraktijk betreffen Aangezien door NOVA (2012) duidelijk wordt ge-

steld dat hbo-opleidingen dienen aan te tonen dat de studenten daadwerkelijk kunnen functio-

neren in het beroep waarvoor zij worden opgeleid is het gemis van deze toetsvormen bij de

COE dan ook de aanleiding geweest voor een analyseonderzoek waarbij is nagegaan of en

hoe de toetsvormen bij de COE mogelijkerwijs dan wel aansluiten op de beoogde

eindkwalificaties

De beoogde eindkwalificaties zijn bij de SOOS weergegeven in het competentieprofiel van

de opleiding De competenties van de opleidingen van de SOOS worden verdeeld in alge-

mene competenties en de beroepsgerichte competenties De algemene competenties gelden

voor alle hbo-opleidingen van de SOOS terwijl de beroepsgerichte competenties afgestemd

zijn op het beroep waarvoor een hbo-opleiding opleidt De algemene competenties zijn

onderverdeeld in vier categorieeumln en de beroepsgerichte competenties in twee categorieeumln In

schema 11 zijn de zes categorieeumln van de competenties van de COE weergegeven

Schema 11 Algemene en beroepsgerichte competenties van de COE

Algemene competenties

1 Interpersoonlijke competentie

Een financieel analist die interpersoonlijk competent is schept een cooumlperatieve en open sfeer is

een rolmodel en brengt een open communicatie tot stand

2 Organisatorische competentie

Een financieel analist die organisatorisch competent is zorgt voor een ordelijke en doelmatige

werkplek en stemt de werkzaamheden op elkaar af

4 Competentie in het reflecteren

Een financieel analist die competent is in het reflecteren neemt initiatief om op de hoogte te

blijven van ontwikkelingen in het beroep en werkt samen met collegae om zijn handelen

Masterthesis 8

systematisch te kunnen verbeteren

Beroepsgerichte competenties

5 Vakspecifieke competentie

Een financieel analist die vakcompetent is verzamelt verwerkt en analyseert financieumlle

administratieve en economische gegevens aan de hand waarvan het management wordt

geadviseerd

6 Beroepsspecifieke competentie

Een financieel analist die beroepscompetent is kan volwaardig en zelfstandig functioneren

(Overgenomen van SOOS 2013d)

Uitgaande van hetgeen hierboven is beschreven heeft tijdens het analyseonderzoek de

volgende probleemstelling centraal gestaan in welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleiding

Het analyseonderzoek heeft als doel gehad om in kaart te brengen hoe de beoogde

competenties van de COE getoetst worden om op basis hiervan een interventie te doen die

moet bijdrage dat bij de COE inderdaad een systeem van toetsen wordt ingevoerd waarmee

de beoogde eindkwalificaties bij de studenten wordt gerealiseerd

Dit onderzoek is in twee delen uitgevoerd Het eerste deel betreft een analyseonderzoek

waarin de bovenstaande centrale vraag is onderzocht De resultaten van dit analyseonderzoek

zijn beschreven in hoofdstuk 2 Uitgaande van de conclusies van het analyseonderzoek heeft

vervolgens een interventieonderzoek plaatsgehad Het theoretisch kader van dit

interventieonderzoek is opgenomen in hoofdstuk 3 terwijl de beschrijving van de interventie

met het bijbehorende programma van eisen in hoofdstuk 4 is opgenomen De centrale

vraagstelling van het interventieonderzoek en de wijze waarop het interventieonderzoek is

uitgevoerd zijn beschreven in hoofdstuk 5 gevolgd door de onderzoeksresultaten in

hoofdstuk 6 De conclusies naar de effectiviteit van de gepleegde interventie de daaraan

gekoppelde aanbevelingen en de discussie met betrekking tot het verloop van de interventie

en het onderzoek zijn opgenomen in hoofdstuk 7 Deze thesis wordt tenslotte afgesloten met

het implementatieplan in hoofdstuk 8

Masterthesis 9

2 Korte weergave analyseonderzoek

In dit hoofdstuk wordt er een korte weergave gegeven van het analyseonderzoek In 21 wordt

ingegaan op de vraagstelling en onderzoeksopzet in 22 worden de resultaten van het

analyseonderzoek kort beschreven in 23 worden de conclusies van het onderzoek

beschreven en in 24 wordt de keuze voor de interventie verantwoord

21 Onderzoeksvraag en -opzet

De onderzoeksvraag van het analyseonderzoek luidt als volgt ldquoIn welke mate sluiten de

toetsvormen van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo In het

kader van dit onderzoek is een competentie gedefinieerd als een samenhangend geheel van

kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich met het oog op de toekomstige

uit te voeren beroepstaken door middel van concrete handelingen in de beroepscontext

gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere competenties ontwikkelt In het

theoretisch kader in hoofdstuk 3 wordt hier verder op ingegaan Om de onderzoeksvraag te

beantwoorden is er kwalitatief explorerend onderzoek gedaan waarbij bestaand materiaal is

geanalyseerd en interviews zijn afgenomen verwerkt en geanalyseerd De algemeen

directeur de opleidingsmanager en dertien COE docenten zijn hierbij geiumlnterviewd

211 Analyse bestaand materiaal

In november - december 2013 zijn de studiegids en het lesmateriaal van de zevenendertig

modules van de COE geanalyseerd Hierbij is er een inhoudsanalyse gedaan waarbij de

leerdoelen en de toetsvormen per module zijn verzameld In bijlage 2 is het

onderzoeksinstrument opgenomen dat gebruikt is om de benodigde informatie uit de

studiegids en het lesmateriaal te verzamelen

Om de geldigheid van de onderzoeksresultaten te kunnen garanderen zijn de

onderzoeksresultaten via email verstuurd naar de docenten zodat zij aanvullingen op enof

correcties konden plegen aan de geiumldentificeerde toetsvormen Deze controle was

noodzakelijk omdat de toetsvormen die aan de hand van de studiegids waren geiumldentificeerd

bij een vijftal modules verschilden van de toetsvormen die aan de hand van het bestaand

materiaal waren geiumldentificeerd De resultaten die zijn geanalyseerd zijn die na de controle

van de resultaten door de docenten

Bij de data-analyse zijn de prestatie-indicatoren uit het competentieprofiel als labels gebruikt

Hierbij is aan de hand van de leerstofaanduiding in het leerdoel nagegaan welk leerdoel

overeenkomt met welke prestatie-indicator Drie van de 154 leerdoelen konden aan de hand

van de leerstofaanduiding niet geplaatst worden bij een prestatie-indicator Deze drie

leerdoelen zijn buiten beschouwing gelaten bij de verdere analyse Naast het leerdoel is de

module waarop het leerdoel betrekking heeft ook gelijk opgenomen in dit overzicht Het

resultaat van deze fase is een overzicht geweest waaruit aan de hand van de leerdoelen is af

Masterthesis 10

te leiden welke competenties in casu prestatie-indicatoren in welke modules getoetst

worden

In de tweede fase van de analyse zijn in hetzelfde overzicht als hierboven genoemd de

toetsvormen naast een leerdoel ingevuld Bij deze fase bleek dat in drie gevallen aan de hand

van de omschrijving van de toetsvorm niet af te leiden was als de prestatie-indicator

daadwerkelijk getoetst werd Hierbij was het noodzakelijk om weer aanvullende data te

verzamelen uit het lesmateriaal waarbij met name de opdrachten en de beoordelingstabellen

de benodigd aanvullende data hebben opgeleverd Uit deze analysefase zijn uiteindelijk zes

overzichten voor elke competentiecategorie (interpersoonlijk organisatorisch samenwerken

reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) eacuteeacuten voortgekomen waarin per prestatie-

indicator de leerdoelen met bijbehorende toetsvorm en de betreffende module zijn

opgenomen Deze overzichten zijn voor de verkorte weergave samengevat in paragraaf 221

schema 21 waarin per competentiecategorie de toetsvormen zijn weergegeven

222 Interviews

In december 2013 zijn er interviews gehouden met de relevante actoren namelijk de

opleidingsmanager COE de algemeen directeur en dertien COE docenten

Het interview met de opleidingsmanager en de algemeen directeur heeft vooral gefocust op

hun visie op het totaal overzicht aan toetsvormen zoals verkregen uit de analyse van het

bestaand materiaal Met de interviews met de docenten is beoogd om inzicht te krijgen over

hoe de docenten denken over het competentiegericht opleiden en toetsen bij de COE De

gehanteerde interviewvragenlijsten zijn opgenomen in bijlage 3 (algemeen directeur en

opleidingsmanager) en bijlage 4 (docenten)

Interview opleidingsmanager en algemeen directeur

De interviews met de opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn schriftelijk

afgenomen waarbij de geiumlnterviewden hun antwoorden in een speciaal daarvoor bestemd

antwoordenblad hebben ingevuld (zie bijlage 3) Schriftelijke interviews hebben als voordeel

dat de respondenten het kunnen invullen op een tijdstip dat hen het beste uitkomt en dat die

daarbij kunnen nadenken over de antwoorden (Baarda De Goede amp Teunissen 2009) Dit

voordeel was in dit geval doorslaggevend voor de keuze om het interview schriftelijk af te

nemen aangezien het competentieprofiel van de COE uit zes hoofdcompetenties bestaat die

verdeeld zijn in 23 sub-competenties met in totaal 81 prestatie-indicatoren

De eerste stap bij de data-analyse is het labelen geweest Hierbij is eerst het interview van de

opleidingsmanager gelabeld waarbij er negentien labels zijn gevormd waarvan enkele zowel

in positieve als in negatieve zin voorkomen Bij het labelen is vooral naar de inhoud van de

antwoorden gekeken Het doel van het interview was vooral om een beeld te krijgen van de

visie van de opleidingsmanager en de algemeen directeur op de mate waarin de toetsvormen

aansluiten op de competenties hetgeen centraal heeft gestaan in dit analyseonderzoek De

labels zijn zodanig gekozen dat de redenen waarom de functionarissen van mening zijn dat

een bepaalde prestatie-indicator al dan niet getoetst wordt in de verschillende modules van de

Masterthesis 11

opleiding tot uiting komen De bij het interview van de opleidingsmanager geiumldentificeerde

labels zijn ook te gebruiken geweest bij de data van de algemeen directeur

De labels zijn opgenomen in bijlage 5 Bij het labelen is er voor gekozen om de fragmenten

die betrekking hadden op de mening van de opleidingsmanager en de algemeen directeur

over de huidige wijze waarop er getoetst wordt bij de COE duidelijk te onderscheiden van de

verbetervoorstellen die deze functionarissen hebben aangedragen over de toetsing Hiervoor

is gekozen zodat bij het definieumlren van de uiteindelijke themarsquos mee kan worden genomen of

een bepaalde label niet alleen iets zegt over de wijze van toetsing maar ook over de wijze

van verbetering Uiteindelijk zijn de twee groepen van labels wel samengevoegd en vervol-

gens geordend waarbij de labels met een gemeenschappelijk kenmerk bij elkaar zijn geplaatst

onder een bepaald thema Uiteindelijk zijn er hieruit zeven themarsquos als resultaat

voortgekomen waarop verder in paragraaf 222 onderzoeksresultaten wordt ingegaan

Interviews docenten

De interviews met de docenten zijn mondeling afgenomen waarbij gebruik is gemaakt van

een taperecorder en een logboek Aan alle COE docenten is gevraagd om een interview van

af te nemen waarbij eacuteeacuten docent niet heeft kunnen deelnemen aan het onderzoek In totaal zijn

er dertien docenten geiumlnterviewd De dataverwerking is begonnen met het uitschrijven van de

interviews vervolgens zijn deze uitgeschreven teksten verdeeld in relevante tekstfragmenten

waarbij elk fragment gelabeld is Vervolgens zijn de dertien gelabelde overzichten van

tekstfragmenten horizontaal geanalyseerd Hiermee wordt bedoeld dat uit elke tekst naar

kernbegrippen is gezocht die inzicht geven over

1 De omschrijving die een docent geeft over het competentiebegrip

2 De wijze waarop een docent aandacht heeft voor de competentieontwikkeling van de

student

3 De wijze waarop een docent meent een bepaalde competentie te toetsen

4 De mogelijke ondersteuning die een docent kan geven aan een meer

competentiegerichte toetsing bij de COE

Het resultaat van de hierboven beschreven analyse is verkort weergegeven in schema 24 en

schema 25

22 Korte weergave onderzoeksresultaten

De onderzoeksresultaten worden weergegeven voor het bestaand materiaal en de afgenomen

interviews

221 Bestaand materiaal

In schema 21 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing van de

algemene competenties bij de COE plaatsvindt De algemene competenties zijn de interper-

soonlijke competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken en

de competenties in het reflecteren In onderstaand schema zijn de toetsvormen die in de

Masterthesis 12

praktijksituaties plaatsvinden in het rood aangegeven en de toetsvormen die een simulatie van

de praktijksituatie zijn in het blauw

Schema 21 Huidige toetsing algemene competenties COE

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

11 De student gaat op

een rechtvaardige

manier om met

mensen

Reflectieverslag

Portfolio

21 De student gaat

methodisch te werk

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Projectplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Schriftelijk

tentamen

Projectverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Word verslag

Powerpoint-

presentatie

Internettoets

Computerboek-

houdentoets

SPSS codeboek

31 De student

functioneert als vol-

waardig groepslid

Reflectieverslag

Portfolio

Onderlinge beoor-

deling groepsleden

Vergaderingen

41 De student reflecteert

op het persoonlijk

functioneren

Persoonlijk

ontwikkelingsplan

Reflectieverslag

Portfolio

12 De student communi-

ceert schriftelijk

mondeling en non-

verbaal

Brieven en notulen

Rapportagetechnie

ken

Reflectieverslag

Portfolio

Presentatie

Gesprekken

Vergaderingen

Vragenronde

22 De student brengt

structuur aan in het

werk

Presentatie

Individuele tijds-

verantwoording

Afstudeerplan

Persoonlijk be-

roepsmatig han-

delen (afstuderen)

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

Afstudeerplan

Onderzoeksrapport

32 De student onder-

houdt contacten na-

mens de organisatie

op een verantwoor-

delijke en zorgvul-

dige wijze

Reflectieverslag

Portfolio

42 De student reflecteert

op de eigen kennis-

ontwikkeling

Reflectieverslag

Portfolio

Afstudeerscriptie

Presentatie

13 De student gebruikt

relevante informatie

Onderzoeksrapport

Afstudeerscriptie

Reflectieverslag

Portfolio

SPSS codeboek

23 De student contro-

leert activiteiten op

voortgang

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

43 De student reflecteert

op het persoonlijk

handelen in de

beroepscontext

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 13

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

14 De student werkt

voor een probleem-

situatie bruikbare

oplossingen uit

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Reflectieverslag

Portfolio

15 De student demon-

streert verantwoorde

gedragspatronen

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 21 blijkt dat elke algemene competentie bij de COE middels een reflectieverslag

en portfolio getoetst wordt Deze toetsing is (pas) in de afstudeerfase van de opleiding

waarbij de studenten tijdens het afstudeeronderzoek (in bovenstaand schema aangeduid als

afstudeerscriptie) bewijzen verzamelen die hun competentieniveau dienen aan te tonen Deze

bewijzen worden geplaatst in een portfolio terwijl de beschrijving in het reflectieverslag

geschiedt Tijdens de afstudeerscriptie vindt er dus een daadwerkelijke toetsing in de prak-

tijksituatie plaats aangezien er een praktijkonderzoek wordt gedaan De afstudeerscriptie het

reflectieverslag en het portfolio zijn in bovenstaand schema in het rood opgenomen

Verder blijkt uit schema 21 ook dat alleen bij de competenties 12 en 31 er een simulatieop-

dracht is als toetsvorm Deze simulatieopdrachten zijn in het blauw aangegeven Bij de overi-

ge toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van competenties

In schema 22 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing bij de

COE plaatsvindt van de beroepsgerichte competenties De beroepsgerichte competenties

omvatten de vakspecifieke en de beroepsspecifieke competenties Naast de in schema 22

opgenomen toetsvormen kan de toetsing van de vakspecifieke competenties ook

plaatsvinden indien de student een afstudeeronderwerp heeft die op een bepaalde competentie

betrekking heeft De toetsvormen zijn dan afstudeerscriptie reflectieverslag en portfolio Ook

is het mogelijk dat de toetsing van deze vakcompetenties middels een verslag van de

uitgevoerde werkzaamheden plaatsvindt als blijkt dat de student werkzaamheden uitoefent

waarbij een bepaalde competentie gedemonstreerd kan worden

Schema 22 Huidige toetsing beroepsgerichte competenties COE

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

51 De student levert administratieve informatie ten

behoeve van de bedrijfsvoering

Cases

Praktijkopdracht

Reflectieverslag

Computerboekhouden opdracht simulatie

Schriftelijk tentamen

61 De student kan consistent en effectief omgaan met

detailinformatie

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 14

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

52 De student richt een organisatie in en bestuurt

deze

Marketingplan

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

Presentatie

62 De student houdt zich aan de normen waarden en

omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

Reflectieverslag

Portfolio

53 De student verwerkt en analyseert economische

gegevens

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

Reflectieverslag

Portfolio

54 De student brengt de financieumlle problematiek in

kaart

Schriftelijk tentamen

Projectverslag

Cases

Verslag

Reflectieverslag

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft

benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

Reflectieverslag

Portfolio

65 De student bewaakt de voortgang van processen

taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt

de eigen werkzaam- en verantwoordelijkheden

Reflectieverslag

Portfolio

66 De student doet onderzoek

Schriftelijk tentamen

Onderzoeksplan

Onderzoeksrapport

Afstudeerplan

Afstudeerscriptie

SPSS codeboek

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 22 blijkt dat elke vakcompetentie middels een reflectieverslag getoetst wordt Dit

reflectieverslag is in de hoofdfase van de opleiding en wordt geschreven aan de hand van de

praktijksituatie Op alle beroepsspecifieke competenties wordt twee keer gereflecteerd de

eerste keer bij het verslag dat geschreven wordt op de uitgevoerde werkzaamheden in de

praktijk en de tweede keer bij de afstudeerscriptie Deze reflecties vinden (pas) plaats in de

afstudeerfase van de opleiding De portfolio die ook bij elke beroepsspecifieke competentie

is genoemd heeft net als bij de algemene competenties ook betrekking op de afstudeerfase

Bij de overige toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van

competenties

Samenvattend kan worden aangegeven dat met uitzondering van de afstudeerscriptie (en het

daarbij behorend reflectieverslag en portfolio) en het werkverslag er geen toetsing van de

competenties in de beroepspraktijk plaatsvindt bij de COE De meeste toetsvormen zijn

gericht op de toetsing van afzonderlijke vaardigheden en niet van competenties

Masterthesis 15

222 Interviews opleidingsmanager en algemeen directeur

Zoals aangegeven in paragraaf 221 hebben de opleidingsmanager en de algemeen directeur

hun zienswijze gegeven op de wijze waarop de toetsing van de competenties momenteel

plaatsvinden bij de COE Na analyse van deze interviews is gebleken dat deze twee func-

tionarissen opmerkingen hebben gemaakt over de moduleopzet en het competentieprofiel

Hierop wordt hieronder nader ingegaan

Moduleopzet

De opleidingsmanager en de algemeen directeur vinden ten aanzien van de moduleopzet het

belangrijk dat

een competentie op verschillende niveaus getoetst wordt Dit is met name het geval bij de

vakspecifieke competenties waarbij het als positief wordt ervaren dat de toetsing

verspreid is over de verschillende niveaus van weten weten hoe tonen en doen

een competentie in verschillende modules getoetst wordt Indien een competentie in

meerdere modules wordt getoetst is dat als positief aangeduid en indien het in weinig

modules voorkomt is dat als een verbeterpunt aangegeven

de toetswijze geschikt moet zijn om een competentie(niveau) te toetsen Met name

reflectie als toetsvorm is hierbij als zeer positief ervaren

de soort module ook de toetsing van de competentieontwikkeling mogelijk maakt In het

verlengde van het bovenstaande zijn ook hier de reflectiemodules als positief ervaren

de toetsing niet alleen aan het eind van een module of van de opleiding maar ook eerder

plaatsvindt Dit geldt met name voor de beroepsspecifieke competenties die met name in

de modules in de afstudeerfase getoetst worden

concrete onderwijsactiviteiten dienen te worden vastgesteld Hoewel dit aspect maar bij

twee fragmenten is voorgekomen is het wel belangrijk om het mee te nemen De

onderwijsactiviteiten vormen namelijk de brug tussen de toetsvormen en de leerdoelen

Het competentieprofiel

De opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn van mening dat de wijze waarop het

niveau van de competentieontwikkeling wordt getoetst ook beiumlnvloedt wordt door het

competentieprofiel en met name door de formulering van de competentie enof de prestatie-

indicatoren De competentie die hierbij is genoemd is 32 lsquode student onderhoudt contacten

namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige wijzersquo die in het

competentieprofiel is opgenomen onder de categorie samenwerken Gemeend wordt dat deze

competentie niet zo zeer hoort bij samenwerken maar meer bij netwerken

Op basis van het bovenstaande zijn er ten aanzien van de moduleopzet en het competentie-

profiel zeven themarsquos afgeleid die zijn weergegeven in schema 23 Hierbij geven de cijfers

tussenhaakjes aan hoe vaak een bepaald fragment is voorgekomen en een + of ndash geeft aan als

dit fragment de toetsing ondersteunt of niet

Masterthesis 16

Schema 23 Kernthemarsquos interview opleidingsmanager en algemeen directeur

Moduleopzet Competentieprofiel

Competentieniveau (26 + 1 ndash) Competentie (1 + 2 ndash)

Aantal modules (17 + 11 ndash) Prestatie-indicatoren (5 ndash)

Toetswijze (20 + 11 ndash)

Modulesoort (8 + 2 ndash)

Toetsmoment (3 + 8 ndash)

Samenvattend kan worden aangegeven dat de opleidingsmanager en de algemeen directeur

het goed zouden vinden als de competenties op verschillende niveaus (weten weten hoe

tonen doen) getoetst worden Ook blijkt dat de toetsing bij de COE module gebonden gericht

is hetgeen blijkt uit het aantal modules dat genoemd is waarin de competenties al dan niet

getoetst worden Verder blijkt dat de interviews de conclusie uit de analyse van het bestaand

materiaal (zie paragraaf 221) namelijk dat de toetsing van de competenties niet verspreid

over de gehele opleiding plaatsvindt maar vooral aan het eind van de opleiding onder-

bouwen Ook is in de interviews aangegeven dat de formulering van de competenties en de

prestatie-indicatoren de toetsing van de competentie ook kan bemoeilijken

223 Onderzoeksresultaten interviews COE docenten

De docenten legden in de interviews de nadruk op de wijze waarop zij bijdragen tot het

competentiegericht opleiden en toetsen In deze verkorte weergave van de resultaten uit het

analyseonderzoek wordt ingegaan op de manier hoe de docenten

1 het competentiebegrip omschrijven

2 de studenten ondersteunen in het ontwikkelen van hun competenties

3 bijdragen aan het competentiegericht toetsen bij de COE

In schema 24 is opgenomen hoe de COE docenten het competentiebegrip omschrijven Het

getal tussen haakjes geeft aan hoeveel docenten een bepaalde omschrijving hebben gegeven

van het begrip competentie

Schema 24 Omschrijving competentiebegrip door COE docenten

Een competentie is een combinatie van vier aspecten Een persoon is competent als die kennis heeft vaardigheden daarin

ontwikkeld gemotiveerd is om die vaardigheden te demonstreren en ook over een aantal kenmerken

beschikt die ondersteunend zijn naar die vaardigheden En als de persoon deze vier aspecten

gecombineerd kan toepassen is hij competent (1)

een vaardigheid om het geleerde zelfstandig in de praktijk uit te kunnen voeren (1)

kennis en vaardigheden (1)

kennis kunde en mogelijkheden (1)

een vaardigheid (6)

kennis kunnen gebruiken in de praktijk (1)

een vaardigheid waarvan je kennis hebt en die je kan gebruiken op het moment dat je het nodig hebt

Deze aangeleerde vaardigheid in combinatie met persoonlijkheid vormt dan een competentie (1)

een vaardigheid kennis en het gedrag van de persoon (1)

Masterthesis 17

Uit schema 24 blijkt dat de COE docenten allemaal het begrip vaardigheid relateren aan een

competentie Hierbij wordt een vaardigheid als synoniem gezien voor een competentie of

gecombineerd met begrippen als kennis mogelijkheden enof persoonskenmerken waarbij de

rol van de praktijk door twee docenten expliciet is genoemd

Tijdens de interviews hebben de docenten eerst aangegeven op welke wijze ze eraan

bijdragen dat de studenten hun competenties ontwikkelen Hierbij is het competentieprofiel

dat is opgenomen in bijlage 1 het uitgangspunt geweest waarbij elke competentie apart is

besproken Vervolgens is het competentieprofiel weer per competentie besproken waarbij de

docenten nu konden aangeven of zij inderdaad deze competentie toetsen en zo ja hoe zij dat

doen Het resultaat hiervan is samengevat weergegeven in schema 25 De cijfers

tussenhaakjes geven aan hoe vaak een bepaald aspect is genoemd

Schema 25 bijdrage COE docenten aan de ontwikkeling en de toetsing van de competenties

Ondersteuning competentieontwikkeling Toetsing van competenties

Schriftelijke opdrachten (133) Schriftelijke opdrachten (111)

Schriftelijk tentamen (1) Zelfevaluatie (8)

Tijdens colleges (19) Peerevaluatie (6)

Mondelinge opdrachten (5) Schriftelijk tentamen (20)

Voorgeschreven instructies (8) Mondelinge opdrachten (19)

Houding student (16) Feedback (9)

Module-inhoud (2) Portfolio (2)

Geen toetsing (43)

Uit schema 25 blijkt dat de docenten met name door middel van opdrachten een bijdrage

leveren aan de ontwikkeling van alle zes categorieeumln van competenties (interpersoonlijk

organisatorisch samenwerken reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) Hierbij wordt

er een onderscheid gemaakt in schriftelijke (verslagen brieven scripties opdrachten en

dergelijke) en mondelinge (presentaties vragenrondes en gesprekken) opdrachten Het

groepswerk is vooral genoemd bij de competenties in het samenwerken De interactie tijdens

de colleges zoals het geven van praktijkvoorbeelden en het bespreken van praktijksituaties

zien de docenten ook als een manier om met name de competenties in het reflecteren en de

beroepsspecifieke competenties van de studenten te ontwikkelen Met de houding van de

student worden aspecten bedoeld als prioriteiten stellen en het houden aan afspraken De

module-inhoud is genoemd bij de modules competent leidinggeven (in relatie tot de

interpersoonlijke competenties) en bestuurlijke informatievoorziening (in relatie tot de

organisatorische competenties aangezien de bestuurlijke processen op voortgang

gecontroleerd dienen te worden)

De docenten toetsen voornamelijk middels schriftelijke opdrachten de competenties Het

schriftelijk tentamen wordt met name gezien als toetsvorm voor de vakspecifieke

competenties Zelfevaluatie is met name bij de interpersoonlijke en de reflectiecompetenties

genoemd terwijl peerevaluatie vooral bij de competenties in het samenwerken is genoemd

Het geven van feedback tijdens de colleges worden bij alle zes competentiecategorieeumln

genoemd als toetsmoment van de competenties Tenslotte kan ook worden gesteld dat bij alle

Masterthesis 18

zes competentiecategorieeumln docenten hebben opgemerkt dat ze wel een bijdrage leveren aan

de ontwikkeling van de competenties van de studenten maar die niet toetsen

Samenvattend kan worden gesteld dat de docenten met name geiumlsoleerde kennis en

vaardigheden toetsen Dit blijkt vooral uit de toetsvormen die zij hanteren waarbij met name

de schriftelijke vaardigheden getoetst worden Ook blijkt dat de docenten zich tijdens de

interviews wel bewust van zijn geworden dat er geen competenties getoetst worden

23 Conclusies analyse onderzoek

Uit het analyseonderzoek met als onderzoeksvraag ldquoIn welke mate sluiten de toetsvormen

van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo kan geconcludeerd

worden dat de toetsvormen van de COE opleiding niet aansluiten op het competentiegerichte

karakter van de opleiding

Ter onderbouwing van deze conclusie kan gesteld worden dat

1 De term assessment centraal staat bij een competentiegerichte opleiding waarmee de

toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden bedoeld wordt (Wouda amp Snoek 2003)

Tijdens het analyseonderzoek is de term assessment noch bij de analyse van het bestaand

materiaal noch bij de interviews met de algemeen directeur de opleidingsmanager en de

docenten genoemd Daarnaast is een met assessment bedoelde praktijk ook niet in andere

bewoordingen genoemd

2 In het verlengde van het bovenstaande kan gesteld worden dat bij de toetsing van

competenties de beroepspraktijk centraal staat Bij de COE wordt alleen bij het verslag

over de werkzaamheden op de werkplek de afstudeerscriptie en de reflectiemodules een

relatie gelegd met de beroepsomgeving

3 Met uitzondering van het portfolio alle toetsvormen die bij de COE gebruikt worden (zie

ook schema 21) gericht zijn op het toetsen van de mate waarin de student geleerd heeft

Bij een competentiegerichte opleiding gaat het echter om assessment tijdens het leren

(ldquoassessment for learningrdquo) en niet om assessment van het leren (ldquoassessement of

learningrdquo) (Lorna 2003) Het portfolio wordt alleen bij de reflectiemodules gebruikt in de

opleiding

4 Uit de analyse van het lesmateriaal is gebleken dat de toetsvormen zijn afgestemd op de

leerdoelen van een specifieke module en niet op de competenties die zijn opgenomen in

het competentieprofiel Roelofs en Visser (2011) geven aan de toetsing binnen

afzonderlijke vakgebieden een indicatie is voor het toetsen van losse elementen (zoals

opgedeelde kennis vaardigheden attitudes) en dat het toetsen van competenties plaats

vindt in specifieke praktijksituaties (bij specifieke competenties) of gevarieerde

taaksituaties (bij algemene competenties)

Masterthesis 19

5 Uit de interviews met de algemeen directeur en de opleidingsmanager is naar voren

gekomen dat de modules van de opleiding zodanig zijn opgezet dat daarmee kennis en

vaardigheden worden aangeleerd en geen competenties worden ontwikkeld Met

uitzondering van de afstudeerscriptie en de reflectiemodules richten alle modules zich op

weten en kunnen Een competentie is echter een integratie van kennis vaardigheden

houdingen en eigenschappen (Smeijsters amp Sporken 2004 Spencer ampSpencer zoals

geciteerd in Zwaal amp Eringa 2006 Taylor 2003 Wouda amp Snoek 2003)

6 Het competentiebegrip als integratief geheel van kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen is niet bekend onder de COE docenten Ook de rol van de beroepspraktijk

die een voorwaarde is voor het ontwikkelen van competenties (Van Merrieumlnboer Van

Der Klink amp Hendriks 2002 Roelofs amp Visser 2011) is niet als indicator gebruikt bij de

COE docenten bij het aangeven van de mate waarin ze een bijdrage leveren aan het

ontwikkelen van de competenties van de studenten

24 Verantwoording interventie voorstel

Uitgaande van de conclusies uit het analyseonderzoek is besloten om de interventie te doen

onder de COE docenten (inclusief de algemeen directeur en de opleidingsmanager) waarbij

gerealiseerd moet worden dat de docenten bekend raken met

1 assessment binnen een competentiegerichte opleiding

2 het portfolio als instrument bij assessment

3 de wijze waarop competenties als integratief geheel van kennis vaardigheden

houding en eigenschappen binnen de beroepspraktijk ontwikkeld dienen te worden

Op basis hiervan is besloten om als interventieonderzoek na te gaan of oefening en training

kunnen bijdragen aan de competenties als assessor van de COE docenten Tijdens dit

interventietraject zullen de docenten dan zelf een portfolio bijhouden waarin zij bewijzen

competent te zijn als assessor op basis van de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor (Oudkerk-Pool 2013a) Ook zullen de docenten als assessor optreden waarbij ze

elkaars portfoliorsquos beoordelen en op basis daarvan een assessmentgesprek voeren

Voor de SOOS betekent dit interventietraject niet alleen dat de docenten bewust zijn

geworden van competentiegericht opleiden en beoordelen maar dat ook zelf ervaren hebben

Daarnaast kan de SOOS deze docenten ook inzetten als assessor bij zowel de COE als de

MeM opleiding

Masterthesis 20

3 Theoretisch kader met conceptueel model

In deze thesis staat het competentiegericht opleiden en beoordelen centraal Het theoretisch

kader vangt dan ook aan met een beschouwing van het competentiebegrip in 31 Bij het

competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment van de studenten centraal

hetgeen besproken wordt in 32 Vervolgens wordt in 33 ingegaan op de rol van het portfolio

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen In paragraaf 34 wordt ingegaan op de rol

van de assessor Het theoretisch kader wordt afgesloten met het conceptueel model en het

globaal interventieonderzoeksvoorstel in 35

31 Het begrip competentie

Er zijn verschillende omschrijvingen van het begrip competentie Een competentie wordt

beschreven als bekwaam handelen dat zichtbaar wordt in gedrag of resultaten van dat gedrag

in beroepsituaties op een bepaald niveau (Geerding amp Jongepier in Smeijsters amp Sporken

2004) Wouda en Snoek (2003) zien een competentie als het vermogen om op basis van

aanwezige kennis vaardigheden en houdingen adequaat te handelen in complexe

beroepssituaties en het vermogen om keuzes en beslissingen die tijdens dat handelen gemaakt

worden te kunnen verantwoorden en er op te kunnen reflecteren Spencer en Spencer (in

Zwaal amp Eringa 2006) zien een competentie als een onderliggend kenmerk van een individu

dat oorzakelijk gekoppeld is aan welomlijnde werkprestaties Uitgaande van deze

verschillende omschrijvingen kan worden afgeleid dat het definieumlren van het begrip

competenties niet eenvoudig is hetgeen ook gesteld wordt door Korthagen (2004) Luken

(2006) Straetmans en Sanders (2001) en Zwaal en Eringa (2006)

Van Merrieumlnboer Van Der Klink en Hendriks (2002) hebben elf definities van het begrip

competentie met elkaar vergeleken en hebben vervolgens op basis van die vergelijking de

volgende zes gemeenschappelijke kenmerken geiumldentificeerd

1 Competenties zijn contextgebonden

2 Competenties zijn een integratie van vaardigheden kennis attituden eigenschappen

en inzichten

3 Competenties zijn veranderlijk in de tijd

4 Competenties zijn verbonden met taken en activiteiten

5 Leer- en ontwikkelingsprocessen zijn voorwaardelijk voor competentieverwerving

6 Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Uitgaande van bovenstaande kenmerken hebben Van Merrieumlnboer et al (2002) drie dimen-

sies afgeleid die gezamenlijk in de definitie van een competentie dienen te zijn opgenomen en

drie dimensies die niet noodzakelijk geacht worden maar wel relevant zijn voor de

onderwijsdoelen Deze dimensies zijn in schema 31 weergegeven

Masterthesis 21

Schema 31 Noodzakelijke en relevante dimensies van het competentiebegrip

Noodzakelijke dimensies Relevante dimensies

1 Specificiteit 4 Handelingsgerichtheid

Het verwerven toepassen en verder

ontwikkelen van competenties vindt

plaats in contexten

Voor de ontwikkeling en toetsing van een compe-

tentie is probleemoplossend handelen voorwaardelijk

waarbij er sprake dient te zijn van situaties die het

mogelijk maken de competentie te ontwikkelen en

deze competentieontwikkeling te demonstreren

2 Integrativiteit 5 Leerbaarheid

Een competentie is een samenhan-

gend geheel van kennis vaardig-

heden houdingen en eigenschappen

Een competentie is niet in eacuteeacuten keer overdraagbaar

maar vergt inspanning en tijd om het te ontwikkelen

3 Duurzaamheid 6 Onderlinge afhankelijkheid

Er is sprake van een zekere

duurzaamheid waarbij de

onderwijsdoelen tamelijk constant

blijven (de invulling daarvan in

leerdoelen verandert wel steeds)

Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Deze relatie kan voorwaardelijk zijn zoals leer-

competenties voorwaardelijk zijn voor andere com-

petenties of relevant zijn voor onderwijsdoeleinden

Op basis van de dimensies Van Merrieumlnboer et al (2002) kan in het kader van dit onderzoek

de volgende omschrijving gegeven worden van het begrip competentie Een competentie is

een samenhangend geheel van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich

met het oog op de toekomstige uit te voeren beroepstaken door middel van concrete

handelingen in de beroepscontext gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere

competenties ontwikkelt

Uit deze paragraaf is gebleken dat de beroepscontext bij het ontwikkelen van de competentie

een belangrijke rol heeft Ook is gebleken dat bij het ontwikkelen van competenties sprake

dient te zijn van integratie van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen die

gedurende een bepaalde periode en in relatie tot elkaar aangeleerd dienen te worden Om dit

te kunnen realiseren is er een bepaalde manier van toetsen nodig Zowel Shepard et al

(2005) Wouda en Snoek (2003) als Alexander (2006) noemen in dit kader assessment als een

manier om competenties bij studenten te beoordelen Hierop wordt in de volgende paragraaf

ingegaan

32 Assessment

Bij het competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment centraal In deze

paragraaf wordt eerst ingegaan op de doeleinden van assessment (321) vervolgens wordt

ingegaan op de momenten waarop een assessment wordt afgenomen (322) gevolgd door de

kwaliteitscriteria waaraan een assessment dient te voldoen (323)

321 Doeleinden van assessment

Lorna (2003) maakt een onderscheid in assessment van (ldquoofrdquo) het leren voor (ldquoforrdquo) het leren

en tijdens (ldquoasrdquo) het leren Bij assessment van het leren wordt getoetst in welke mate de

student heeft geleerd Tentamens examens repetities en dergelijke zijn voorbeelden van deze

Masterthesis 22

wijze van assessment Bij assessment voor het leren wordt tussentijds nagegaan in welke

mate de student de leerdoelen heeft bereikt met als doel alsnog bij te stellen indien nodig Bij

assessment tijdens het leren staat de student centraal De rol van de student is niet alleen

vanwege de bijdrage die geleverd wordt aan het assessment en het leerproces maar meer nog

als de link tussen het assessment en het leerproces De student kan namelijk uitgaande van

zijn eigen beginsituatie zijn eigen leerproces monitoren

Op basis van de mate waarin de drie vormen van assessment plaatsvinden kan dan een

onderscheid gemaakt worden in een meer traditionele toetssituatie en de competentiegerichte

Bij de meer traditionele toetssituatie staat assessment van het leren centraal (zie linker pira-

mide in figuur 31) terwijl de focus bij competentiegericht opleiden zou moeten schuiven

naar assessment tijdens het leren (zie rechter piramide in figuur 31)

Figuur 31 Traditionele assessment piramide vs competentiegerichte assessmentpiramide

(aangepast van Lorna 2003)

Shepard et al (2005) maken een onderscheid in formatieve en summatieve assessment

waarbij formatieve assessment plaatsvindt tijdens het leerproces met als doel om het

onderwijzen of het leren te verbeteren en summatieve assessment plaatsvindt aan het eind van

het leerproces met als doel om de mate waarin de student geleerd heeft te beoordelen

Soortgelijke indeling in formatief en summatief wordt ook gemaakt door Alexander (2006)

waarbij formatief als doel heeft om het leerproces te monitoren zodat er eventueel bijstelling

kan plaatsvinden en summatief als doel heeft het beoordelen van het geleerde Deze indeling

in formatieve en summatieve assessment is vergelijkbaar met de eerder beschreven vormen

van assessment van Lorna (2003) waarbij formatieve assessment overeenkomt met

assessment voor en tijdens het leren en summatieve assessment met assessment van het leren

322 Beoordelingsmomenten

De toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden wordt assessment genoemd (Wouda amp Snoek

2003) Assessments kunnen op verschillende momenten in de opleiding plaatsvinden Een

intake-assessment bepaalt of de student voldoet aan de bekwaamheid die nodig is om

toegelaten te worden tot een bepaalde opleiding In een eindassessment wordt bepaald of de

student voldoet aan de startbekwaamheidseisen Naast de intake- en eindassessment zijn er

ook tussenassessments mogelijk om te bepalen of een student door kan gaan naar een

volgende fase van de opleiding Voor de hand liggende momenten voor tussenassessments

zijn de overgang van jaar 1 naar jaar 2 de afsluiting van de propedeusefase en de overgang

van jaar 3 naar jaar 4 naar de afstudeerfase (Wouda amp Snoek 2003)

Masterthesis 23

323 Kwaliteitscriteria voor assessments

Van Petegem en Vanhoof (2002) onderscheiden de kwaliteitscriteria bij assessments in

doelmatigheids- en billijkheidseisen Een assessment is doelmatig als het geschikt is voor het

doel waarvoor het is gemaakt en het is billijk als elke deelnemer aan het assessment dezelfde

behandeling krijgt

1 Doelmatigheid

Een doelmatig assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Validiteit

Een assessment is valide als het inderdaad datgene meet dat het zou moeten meten Dit

kan bereikt worden door het assessment in een zo authentiek mogelijke context te laten

plaatsvinden waarbij de verschillende doelen in het assessment verwerkt dienen te zijn

b Betrouwbaarheid

Een assessment is betrouwbaar als bij herhaling onder dezelfde condities dezelfde

resultaten weer worden gevonden Dit kan bereikt worden door de opdracht eenduidig te

formuleren en voldoende aspecten in de opdracht te verwerken dat het een goede

afspiegeling is van de leerinhoud Ook is het belangrijk dat verschillende beoordelaars op

een objectieve manier het assessment beoordelen

c Efficieumlntie

Bij efficieumlntie gaat het om een aantal praktische zaken zoals tijds- en kosteninvestering

2 Billijkheid

Een billijk assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Objectiviteit

Een assessment is objectief als elke student een gelijke kans heeft om hun prestaties te

demonstreren zonder dat niet relevante individuele kenmerken van zullen zijn op de

beoordeling Elke student krijgt dus dezelfde kans

b Doorzichtigheid

Een assessment is doorzichtig als elke student alle informatie krijgt die nodig is om te

zorgen voor een optimale voorbereiding en adequate uitvoering van de opdracht

c Normering

De eis van normering benadrukt dat men de beslissingen die genomen worden op basis

van het assessment inhoudelijk moet kunnen rechtvaardigen Hiertoe dragen vooral

beoordelingscriteria bij

Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat een assessment valide en betrouwbaar moet zijn

dat de opzet en uitslag door de betrokkenen geaccepteerd moeten worden en dat het

assessment uitvoerbaar zijn Op deze vier kwaliteitscriteria wordt hieronder ingegaan

1 Validiteit

Een valide assessment meet daadwerkelijk datgene dat gemeten moet worden Bij

competentiegerichte beoordeling gaat het dus om het lsquometenrsquo van competentie effectief

Masterthesis 24

gedrag kunnen tonen in (complexe) beroepssituaties Omdat het om verschillende

competenties gaat zal een valide assessment ook bestaan uit een mix van

assessmentonderdelen waarbij alle te beoordelen competenties bij voorkeur bij twee

instrumenten aan de orde komen

2 Betrouwbaarheid

Een betrouwbaar assessment geeft de zekerheid dat iemand die door het assessment heen

komt inderdaad competent is De uitslag van het assessment is niet afhankelijk van

toevallige factoren zoals de persoon van de assessor Betrouwbaarheid is het beste te

realiseren aan de hand van heldere en eenduidige beoordelingscriteria Bij een assessment

gaat het echter om de vraag of de student in onverwachte complexe situaties effectief kan

handelen waardoor het werken met eenduidige criteria wordt bemoeilijkt Het gaat

immers om een interpretatie van de context en van de betekenis die in die context

gegeven wordt aan lsquoeffectief handelenrsquo De betrouwbaarheid kan bij een assessment

worden gerealiseerd door met meerdere (getrainde) assessoren te werken Hierdoor

ontstaat een zekere mate van intersubjectiviteit waardoor het oordeel niet alleen is

gebaseerd op een individuele mening Ook kunnen hierdoor verschillende perspectieven

in het beoordelingsproces worden meegenomen aangezien de verschillende assessoren

elk hun eigen expertisegebied kunnen hebben

3 Acceptatie

Een acceptabel assessment houdt in dat alle betrokkenen het assessment waardevol en

rechtvaardig vinden Voor de student is het van belang dat die het juiste beeld van

zichzelf kan laten zien door zelf te kunnen bepalen welke producten en bewijsmaterialen

tijdens het assessment worden ingebracht

4 Uitvoerbaarheid

Een assessment moet uitvoerbaar zijn waarbij de vraag hoe de relatie van het assessment

is met andere beoordelingsmomenten en ndashinstrumenten belangrijk is Bij het introduceren

van assessments dient nagegaan te worden op welke wijze en in welke mate assessments

de traditionele vormen van toetsing kunnen vervangen of daarmee kunnen worden

geiumlntegreerd Het traditionele curriculum is opgebouwd uit een groot aantal modulen die

afzonderlijk afgerond worden met tentamens opdrachten en dergelijke

Uit de kwaliteitseisen zoals beschreven door Van Petegem en Vanhoof (2002) enerzijds en

Wouda en Snoek (2003) anderzijds kan afgeleid worden dat het assessment

1 doelgericht dient te zijn en plaats dient te vinden in authentieke situaties hetgeen voor

de validiteit belangrijk is

2 beoordeelt dient te worden door meerdere beoordelaars hetgeen vooral bijdraagt aan

de betrouwbaarheid

3 beoordeelt dient te worden aan de hand van beoordelingscriteria hetgeen vooral

bijdraagt aan de betrouwbaarheid doorzichtigheid en normering

4 de student de gelegenheid dient te geven om het juiste beeld van zichzelf te laten zien

hetgeen bijdraagt aan de acceptatieobjectiviteit

Masterthesis 25

Een portfolio is bij uitstek geschikt om het assessment doelgericht te laten plaatsvinden en in

authentieke situaties te beoordelen Ook krijgt de student middels een portfolio de

gelegenheid om het juiste beeld van zichzelf te laten zien Hetgeen hier gesteld is wordt

onderbouwd in de volgende paragraaf (33) Ook zal in de volgende paragraaf worden

ingegaan op de beoordeling van het portfolio aan de hand van beoordelingscriteria

Ten aanzien van de kwaliteitseis met betrekking tot de efficieumlntie geeft Alexander (2005) aan

dat het gebruik van portfoliorsquos tijdconsumerend is Dit kan worden opvangen door zo

georganiseerd mogelijk te werken Dit geldt zowel voor de leraar als de student Daarnaast

kunnen het vooraf aan de studenten geven van de beoordelingscriteria en voorbeelden van

goede portfoliorsquos er ook toe bijdragen dat er tijd bespaard kan worden

33 Het portfolio

Het begrip portfolio is afkomstig uit de wereld van kunst en architectuur waar men afbeel-

dingen recensies krantenknipsels en dergelijke over het eigen werk in mappen (portfoliorsquos)

verzamelt (Driessen amp Van Tartwijk 2006) Een portfolio wordt in het onderwijs gezien als

een doelgerichte verzameling van geleverd werk door een student op basis waarvan bepaalde

kennis vaardigheden en lsquoabilitiesrsquo aangetoond worden (Arter amp Spandel Baker amp OrsquoNeil

zoals geciteerd in Alexander 2005) Het expliciet noemen van de combinatie kennis

vaardigheden en mogelijkheden geeft aan dat het portfolio bij uitstek geschikt is voor een

competentiegerichte opleiding Alexander (2005) noemt in dit kader ook een groeiportfolio

waaruit de ontwikkeling van de studenten gedurende een bepaalde periode blijkt

Ook Van Petegem en Vanhoof (2002) geven aan dat het gebruik van een portfolio inhoudt dat

de student in een verzamelmap informatie over zijn persoonlijke prestaties en ervaringen

aanlegt die een beeld schept over zijn mogelijkheden en groei Verder stellen zij dat het

belangrijk is dat de student zelf een selectie maakt uit de producten die hij in een bepaalde

periode gecreeumlerd heeft en die selectie verantwoord Uit het portfolio dient de student ook een

systematische reflectie te laten zien op het eigen leerproces

Waar Van Petegem en Vanhoof (2003) stellen dat de student zelf een selectie dient te maken

uit de producten geeft Alexander (2005) ook de rol van hun leraar hierbij aan Volgens

Alexander zijn de studenten wel vrij om hun producten die ze in hun portfolio doen zelf uit

te kiezen maar zij zullen samen met hun leraar nagaan als die producten overeenkomen met

de doelstellingen van het assessment

Naast de producten en zelfreflecties die Van Petegem en Vanhoof (2003) noemen geven

Wouda en Snoek (2003) ook video-opnames van concrete situaties waarmee de student zijn

gedrag in kenmerkende beroepssituaties toont voorbeelden van vakinhoudelijke deskun-

digheid oordelen van anderen (bijvoorbeeld in de vorm van 360ordm feedback van begeleiders

op de werkplek of de opleiding opdrachtgevers collegarsquos en medestudenten) als mogelijke

Masterthesis 26

bewijsstukken Uit deze omschrijving van Wouda en Snoek blijkt ook weer de geschiktheid

van het gebruik van een portfolio voor een competentiegerichte opleiding aangezien de

beroepssituatie centraal staat

De bewijzen die in het portfolio opgenomen worden dienen te voldoen aan de volgende eisen

(Joosten-ten Brinke et al 2009)

authentiek het moet duidelijk zijn dat het bewijs door de kandidaat is gemaakt of

betrekking heeft op de kandidaat

relevant het bewijs moet gerelateerd zijn aan de competentie die beoordeeld wordt

voldoende niveau het bewijs dient aan te tonen dat het verwacht competentieniveau

inderdaad is bereikt

actueel het bewijs dient nog steeds actualiteitswaarde te hebben

kwantitatief het bewijs moet van voldoende volume zijn onderbouwd met voldoende

ervaring(stijd)

gevarieerd de bewijzen dienen veelzijdig te zijn

Wouda en Snoek (2003) geven aan dat studenten in het portfolio een verbinding dienen te

maken tussen de in het portfolio opgenomen bewijzen en de competentie die ze daarmee

willen aantonen Hierbij kunnen de studenten uitgaan van een (specifiek) bewijs naar de

(abstracte) competentie of van de meer (abstracte) competentie naar een (specifiek) bewijs

Beide mogelijkheden worden in onderstaande figuur geiumlllustreerd

Figuur 32 Portfolio-begeleidingsmodel (aangepast van Wouda amp Snoek 2003 p 33)

Een student die uitgaat van een specifiek bewijs (de linkercirkel) gebruikt het portfolio als

instrument om te abstraheren naar het niveau van competentie (de rechtercirkel) en te ver-

algemeniseren naar situaties waarin die competentie kan worden ingezet (de middencirkel)

Deze studenten komen meestal niet verder dan het beschrijven van concrete situaties die zij

hebben meegemaakt waardoor het portfolio hen moet helpen om te kunnen achterhalen

welke competentie aan die situatie gerelateerd is zodat zij die kunnen benoemen Een student

die uitgaat van de abstracte competentie (de rechtercirkel) gebruikt het portfolio als

bewijs

Masterthesis 27

instrument om te concretiseren door het beschrijven van concrete situaties (de middencirkel)

en daar geschikt bewijsmateriaal (de linkercirkel) bij te zoeken Deze studenten kunnen juist

goed algemene zaken over zich zelf te herkennen en te benoemen vandaar dat zij uitgaan van

de algemene competentie Het portfolio helpt hen dan om de leeractiviteiten die zij uitvoeren

in een concrete situatie te beschrijven en daar geschikt bewijsmateriaal voor te zoeken

Driesen en Tartwijk (2006) verklaren de hierboven beschreven ondersteuning die het

portfolio geeft doordat de student in een portfolio systematisch beschrijft en zichtbaar maakt

op welke wijze taken werden gepland uitgevoerd en geeumlvalueerd Dit doet de student vooral

door te reflecteren op het eigen leren en dat van anderen Ook Lorna (2003) geeft aan dat een

effectieve assessment van studenten eist dat zij zichzelf reflectieve vragen stellen en zelf

leerstrategieeumln gebruiken om zich verder te ontwikkelen waarbij zij hun leervorderingen zelf

bijhouden in een portfolio Bij het reflecteren kan de student het spiraalmodel gebruiken dat

is weergegeven in figuur 33

Figuur 33 Spiraalmodel van reflectie (Korthagen 2002 p2)

Wanneer een student een portfolio samenstelt zal die systematisch terugblikken op het eigen

handelen (fase 2) Hierbij wordt dat handelen geeumlvalueerd en geanalyseerd waardoor de

student zich bewust wordt van essentieumlle aspecten die zich tijdens dat handelen hebben

voorgedaan (fase 3) Dit geeft vervolgens inzicht in de mate waarin de student al over de

gevraagde competenties beschikt Ook biedt dit handvatten voor het ontwikkelen van

alternatieven (fase 4) Doordat het portfolio inzichtelijk maakt hoe bepaalde taken werden

uitgevoerd zal de student worden gestimuleerd om de uitvoering van deze taken ook

daadwerkelijk ter hand te nemen (fase 5 en 1) waarop wederom teruggeblikt zal worden en

de reflectiecyclus verder vervolgd kan worden (Driesen amp Tartwijk 2006)

Studenten dienen feedback te krijgen waarbij gebruik kan worden gemaakt van self-

assessment (de student beoordeelt zichzelf) en peer-assessment (medestudenten beoordelen

elkaar) (Wouda amp Snoek 2003) Bij het geven van feedback is het belangrijk dat gepraat

wordt vanuit de ik-vorm concrete gedragsvoorbeelden worden gegeven de positieve en de

verbeterpunten worden weergegeven en dat gevraagd wordt als de geleverde kritiek

herkenbaar is

Masterthesis 28

34 Assessment beoordeling

Sheperd et al (2005) stellen dat bij een assessment het belangrijk is om vast te stellen wat de

student aan het eind moet kunnen en op welke wijze dat gerealiseerd kan worden Verder

stellen zij ook dat dit vereist dat er heldere beoordelingscriteria vastgesteld dienen te worden

waardoor het mogelijk wordt dat zowel de beoordelaar als de student kunnen vaststellen als

een bepaald concept is begrepen Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat het bij de

beoordeling van competenties gaat om het beoordelen van de mate waarin de student in staat

is om zijn gedrag en handelen te verantwoorden en er op te reflecteren Om dit te kunnen

realiseren dienen assessments aan de hand van heldere criteria te geschieden die

geformuleerd zijn in de vorm van (waarneembare) gedragsindicatoren voor het handelen in

praktijksituaties

Alexander (2005) geeft aan dat een lsquorubricrsquo hierna te noemen rubriek gebruikt kan worden

om de beoordelingscriteria te specificeren waarbij een onderscheid wordt gemaakt in een

analytische en een holistische rubriek In een analytische rubriek worden eerst de

beoordelingscriteria gespecificeerd waarna vervolgens per criterium een afzonderlijke score

wordt toegekend voor de mate waarin aan dat criterium is voldaan Op basis van deze

afzonderlijke scores kan er tenslotte een overall score worden vastgesteld Een holistische

rubriek bekijkt de verschillende criteria gezamenlijk waardoor elke gegeven score meerdere

factoren omvat

Van Petegem en Vanhoof (2002) maken een onderscheid in criteria standaarden en

rubrieken Criteria zijn de voorwaarden waaraan de studentenprestaties dienen te voldoen om

als succesvol bestempeld te kunnen worden (Wiggings in Van Petegem en Vanhoof 2002)

Een standaard wordt geconcretiseerd aan de hand van criteria waarbij wordt aangegeven

welke criteria van belang zijn bij het beoordelen van studentenprestaties Deze criteria

moeten dan zodanig uitgewerkt worden dat het mogelijk wordt om een geobserveerd gedrag

in een prestatieniveau onder te brengen Een standaard geeft dus in principe aan hoe goed een

prestatie moet zijn om een bepaalde beoordeling te verdienen Wiggens (in Van Petegem en

Vanhoof 2002) omschrijft een rubriek als een geschreven geheel van richtlijnen dat het

mogelijk maakt om studentenprestaties van verschillende kwaliteiten te onderscheiden In een

rubriek wordt dus hetgeen waarnaar men moet kijken bij elk kwaliteitsniveau beschreven

Zowel uit Alexander (2005) als uit Van Petegem en Vanhoof (2002) blijkt dus dat voor het

beoordelen van portfoliorsquos een rubriek ontwikkeld dient te worden met daarin beschreven

criteria en standaarden Van Petegem en Vanhoof geven net als Alexander ook aan dat deze

rubriek analytisch of holistisch kan zijn

Uit hetgeen in de voorgaande paragrafen is beschreven kan worden afgeleid dat van

docenten in een competentiegerichte opleiding en met name van docenten die belast zijn met

het afnemen van assessments van de studenten bepaalde kwaliteiten worden verwacht

hierop wordt in de volgende paragraaf ingegaan

Masterthesis 29

35 De assessor

Degene die een assessment afneemt wordt een assessor genoemd In deze paragraaf wordt

ingegaan op de gedragsindicatoren die een assessor dient te demonstreren (351) en de

methodieken die daarbij gebruikt kunnen worden (352)

351 Gedragsindicatoren van een assessor

Van Dinther (2009) geeft aan dat binnen het competentiegericht hoger beroepsonderwijs een

assessor op basis van zijn oordeel onderbouwde uitspraken doet over het niveau van

competentieontwikkeling van een student Uitgaande hiervan dient een assessor behalve over

inhoudelijke kennis ook over de competenties analyseren beoordelen en communiceren te

beschikken Deze zijn uitgewerkt in schema 32

Schema 32 Competenties en gedragsindicatoren van een assessor

Competenties Gedragsindicatoren

Analyseren 1 Informatie structureren en hoofd- en bijzaken scheiden

2 Verbanden leggen tussen verschillende soorten informatie

3 Gebruiken van meerdere informatiebronnen en deze op waarde inschatten

Beoordelen 4 Zich een mening vormen door het afwegen van gegevens

5 Relateren van informatie en bewijzen aan de competentie(criteria)

6 Betrekken van verschillende alternatieven bij de oordeelsvorming

7 Rekening houden met onzekere of tegenstrijdige informatie

8 Het oordeel onderbouwen

Communiceren 9 Op het juiste moment toepassen van vraag- en gesprekstechnieken in het

gesprek met de student

10 Betrekken van de medeassessor in de beeld- en oordeelsvorming

11 Het eindoordeel op een overtuigende en constructieve manier overbrengen

12 Ontwikkelingsgerichte feedback geven

13 Het schrijven van een heldere gestructureerde rapportage

(Van Dinther 2009)

Geheel overeenkomstig Van Dinther (2009) geven Van Berkel Van Dinther Oudkerk Pool

en Speetjes (2008) ook aan dat een assessor over de competenties analyseren communiceren

en beoordelen dient te beschikken waarbij de gedragsindicatoren betrekking hebben op de

gehanteerde structuur in het gesprek de gehanteerde vraag- en gesprekstechnieken de

beoordeling van de relevantie van de aangeleverde bewijzen de wijze waarop feedback

wordt gegeven en de wijze waarop het oordeel wordt onderbouwd en doorgegeven aan de

student

Van Berkel et al (2008) stellen verder dat een assessor als kerntaak heeft het vaststellen van

het competentieniveau van de student met als deeltaken

1 Beoordelen van een portfolio enof performance

2 Voeren van een criterium gericht interview

3 Komen tot een onderbouwd eindoordeel

4 Vastleggen van het onderbouwd eindoordeel in een rapportage

Masterthesis 30

5 Geven van ontwikkelingsgerichte feedback

Deze deeltaken worden ook genoemd door Oudkerk Pool (2013) die aangeeft dat een asses-

sor eerst beoordeelt of een portfolio van een kandidaat voldoet om het assessmentgesprek in

te kunnen gaan Naar aanleiding van de portfoliobeoordeling voert de assessor een criterium-

gericht interview om het competentieniveau van de student te bepalen en daarbij indien

nodig ontwikkelingsgerichte feedback geeft Tenslotte legt de assessor de bevindingen en het

eindoordeel vast op daarvoor bestemde formulieren ten behoeve van de eindrapportage

Op de methodieken die de assessor kan gebruiken bij de uitvoering van deze taken wordt in

de volgende subparagraaf ingegaan

352 Methodieken

In paragraaf 331 is ten aanzien van de portfoliobeoordeling al aangegeven dat rekening

gehouden dient te worden met specifieke criteria (variatie relevant actueel authentiek en

kwantiteit) en dat er een relatie dient te zijn tussen de geleverde bewijzen en de competenties

die daarmee aangetoond worden in specifieke beroepssituaties Het geven van ontwikkelings-

gerichte feedback kan vergeleken worden met de in paragraaf 321 beschreven formatieve

assessment Uitgaande hiervan zal in deze subparagraaf alleen nog ingegaan worden op de

gesprekstechnieken die de assessor kan gebruiken bij het criteriumgerichte interview

Een assessor neemt tijdens het assessment een criteriumgericht interview af waarbij

onduidelijkheden met betrekking tot de in het portfolio opgenomen bewijsvoering verder

worden onderzocht en vragen die voortkomen uit de bestudering van het portfolio worden

gesteld Hierbij kan de assessor gebruik maken van de START-methodiek de LSD en

TURBO-vragen (Oudkerk Pool 2013)

De START-methodiek

Start staat voor situatie taak actie resultaat en transfer Hierbij wordt begonnen met een

startvraag waarbij de student een situatie dient te beschrijven (situatie) Vervolgens dient

de student aan te geven wat de opdracht was of hetgeen verwacht werd (taak) vervolgens

dient de student te verwoorden wat hij precies gedaan heeft of hetgeen gebeurd is (actie)

daarna dient de student aan te geven wat het effect was of hoe het is afgelopen (resultaat)

en tenslotte dient de student dan aan te geven hoe het een ander keer aanpakt zou kunnen

worden (transfer) (Oudkerk Pool 2013)

Hierop aanvullend geven Joosten-ten Brinke et al (2009) aan dat tijdens het

criteriumgerichte interview de STARRT methodiek gebruikt kan worden waarbij wordt

nagegaan in welke situatie de student aan een competentie gewerkt heeft welke taken

daarbij zijn uitgevoerd welke acties daaruit gevolgd zijn en met welk resultaat Deze

fasen komen dus overeen met hetgeen beschreven is door Oudkerk Pool (2013) De

transferfase zoals Oudkerk Pool die beschrijft is bij de STARRT gesplitst in reflectie en

transfer waarbij de student eerst dient terug te blikken op de beschreven situatie alvorens

die te vertalen naar een nieuwe situatie

Masterthesis 31

De LSD-methodiek

LSD staat voor luisteren samenvatten en doorvragen toe Als de assessor naast het

luisteren ook het gesprek samenvat geeft het een bepaalde structuur aan het gesprek en

geeft het de student een beeld of de assessor hetgeen hij gezegd heeft juist gehoord heeft

(Oudkerk Pool 2013)

TURBO-vragen

TURBO-vragen kunnen worden toegepast als er nog weinig tijd over is en er toch nog

wat informatie verkregen moet worden van de student De vragen kunnen dan betrekking

hebben op een vergelijking een rangorde een mening van anderen of een verdieping van

de situatie (Oudkerk Pool 2013)

36 Conceptueel model en interventieonderzoeksvoorstel

In de vorige paragrafen is ingegaan op het begrip competentie de rol van het assessment in

een competentiegerichte opleiding het portfolio de assessmentbeoordeling en de assessor

Uit dit beschreven theoretisch kader is een conceptueel model afgeleid (361) waarna

vervolgens uitgaande hiervan een interventieonderzoeksvoorstel is geformuleerd (362)

361 Verantwoording conceptueel model

Uitgaande van de centrale probleemstelling ldquoin welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo is in de voorgaande

paragrafen gebleken dat bij het competentiegericht opleiden en beoordelen het begrip

assessment centraal staat Dit assessment dient op verschillende momenten te gebeuren en

aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen Vandaar dat de in paragraaf 322 besproken

beoordelingsmomenten (tussen- en eindassessment) en de in paragraaf 323 besproken

kwaliteitseisen in het conceptueel model bij het centrale begrip assessment geplaatst worden

Uit paragraaf 33 is gebleken dat het portfolio bij het assessment gebruikt wordt om vast te

stellen als de student daadwerkelijk over de vereiste competenties beschikt waardoor het

portfolio ook bij het centrale begrip assessment geplaatst wordt

Het tweede centrale begrip is de assessor aangezien die het assessment afneemt De assessor

dient te voldoen aan bepaalde gedragsindicatoren en heeft verschillende methodieken die

gebruikt kunnen worden tijdens het assessment Deze gedragsindicatoren en methodieken

worden als bijbehorende begrippen geplaatst bij het centrale begrip assessor

Een assessment dient afgenomen te worden op basis van heldere criteria waaruit duidelijk

blijkt aan welke voorwaarden de student dient te voldoen Geheel conform de omschrijving

van het begrip assessment dient het gedrag dat bij de student geobserveerd wordt gerelateerd

te zijn aan de toekomstige beroepssituatie van de student Uitgaande hiervan wordt het begrip

criteria als derde centrale begrip opgenomen in het conceptueel model

Masterthesis 32

Samenvattend kan aan de hand van de bovenstaande gesteld worden dat voor het

competentiegericht opleiden en beoordelen er assessoren dienen te zijn die aan de hand van

criteria assessments van de studenten afnemen Dit is weergegeven in het conceptueel model

in figuur 34

Figuur 34 Conceptueel model

362 Interventieonderzoeksvoorstel

Uitgaande van het in figuur 34 weergegeven conceptueel model zijn als

interventieonderzoek docenten van de SOOS getraind tot assessor waarbij van bestaande

studentenportfoliorsquos gebruik is gemaakt Naast deze training is er ook een workshop

gehouden met als doel om het bestaand competentieprofiel van de COE te splitsen naar het

vereist bekwaamheidsniveau aan het eind van de propedeusefase de hoofdfase en de

afstudeerfase (startbekwaam) Indien de docenten getraind zijn tot assessor kunnen deze

assessoren ingezet worden bij het competentiegericht opleiden en beoordelen door aan het

eind van de propedeusefase de hoofdfase en de opleiding op basis van het portfolio van de

studenten een assessment af te nemen

Assessment

bull Beoordelingsmomenten

bull Kwaliteitseisen

bull Portfolio

Competentiegericht opleiden en beoordelen

Assessor

bull Gedragsindicatoren

bull methodieken

Criteria

bull Helder

bull Relatie met de beroepspraktijk

Masterthesis 33

4 Interventie

In dit hoofdstuk wordt de uitgevoerde interventie beschreven Deze interventie dient ter

oplossing van het probleem dat in het analyseonderzoek is gebleken namelijk dat bij de COE

opleiding er geen sprake is van competentiegericht opleiden en beoordelen maar van het

toetsen van kennis en vaardigheden (zie ook hoofdstuk 2) In 41 wordt de interventie globaal

beschreven vervolgens wordt in 42 middels een blokjesschema de relatie tussen het ontwerp

en het beoogde effect weergegeven waarna in 43 het ontwerp gedetailleerd wordt

beschreven Tenslotte wordt het programma van eisen van het ontwerp in 44 beschreven

41 Globaal ontwerp

Het globaal ontwerp bestaat uit drie onderdelen

1 Het eerste onderdeel betreft het informeren van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen Hiervoor is er een reader samengesteld

waarin theorie over het competentiegericht opleiden en beoordelen is verwerkt en is er

een informatiebijeenkomst gehouden met de docenten

2 Het tweede onderdeel is de assessorentraining bestaande uit drie bijeenkomsten

Tijdens de eerste bijeenkomst hebben de docenten aan de hand van studentenmate-

riaal geoefend in het voeren van het assessmentgesprekken Tijdens de tweede

bijeenkomst hebben de docenten wederom aan de hand van studentenmateriaal

geoefend in het beoordelen van studentenportfoliorsquos Tussen de tweede en de derde

bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend waarbij de gedragsindicatoren

van een getrainde assessor als uitgangspunt zijn gebruikt Gedurende deze periode

hebben zij op hun beurt tevens een portfolio bijgehouden waarin zij bewijzen hebben

aangeleverd waarmee zij hebben aangetoond in welke mate zij aan de acht

gedragsindicatoren van een getrainde assessor voldoen Tijdens de derde bijeenkomst

hebben de docenten van elkaar een assessment afgenomen op basis van het

ingeleverde portfolio Op basis van deze assessments is dan een uitspraak gedaan als

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de

assessorencompetenties van de docenten De docenten die deze training hebben

doorlopen hebben een certificaat ontvangen dat is uitgegeven door de SOOS

3 Het derde onderdeel is een workshop met als doel om de gedragsindicatoren in het

huidig competentieprofiel van de COE te splitsen naar tussen- en eindniveaus waarbij

tevens rekening mee wordt gehouden dat deze gedragsindicatoren helder zijn gefor-

muleerd en gerelateerd zijn aan de beroepsomgeving van de afgestudeerde student

42 Blokjeschema

De onderzoeksvraag waarmee aangetoond wordt dat het ontwerp inderdaad leidt tot

verbetering luidt als volgt kan gerichte training en oefening bijdragen aan de competenties

als assessor van de docenten van de SOOS

Masterthesis 34

Schema 41 Blokjesschema

Uitgaande van het in figuur 41 weergegeven blokjesschema wordt het ontwerp in de

volgende paragraaf gedetailleerd beschreven

43 Gedetailleerd ontwerp

Het ontwerp omvat de volgende aspecten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

(431)

2 Een assessorentraining voor de docenten (432)

3 Gerichte oefening van de docenten onderling (433)

4 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments (434)

431 Het informeren van docenten

Om de docenten te informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen is er een

gelijknamige reader opgesteld voor alle COE docenten De inhoudsopgave van deze reader is

opgenomen in bijlage 6 Ook is er een informatiebijeenkomst geweest waarvan de doelen

zijn opgenomen in schema 41

Schema 41 Doelen informatiebijeenkomst

Doelen presentatie

1 Nagaan wat docenten weten over competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Docenten informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen

3 Docenten informeren over de resultaten van een analyse van de huidige toetsing binnen de COE

4 Docenten enthousiast maken om een bijdrage te leveren aan een voorstel over de wijze waarop

wij competentiegericht kunnen opleiden en beoordelen bij de SOOS

432 Assessorentraining

Voor de assessorentraining is het trainingmateriaal assessoren ldquoVerkrijg alle beschikbare

informatie en maak de juiste beoordelingrdquo van Oudkerk-Pool gebruikt De handleiding is in

extenso gebruikt terwijl de powerpointslides deels zijn aangepast met als doel om de inhoud

Leidt tot Het ontwerp namelijk

een reader over competentiegericht

opleiden en beoordelen

een assessorentraining voor de

docenten

gerichte training en oefening van de

docenten in het aanleren van de

competenties van een assessor

een workshop voor docenten om het

huidig competentieprofiel van de

COE aan te passen

Het beoogde effect namelijk

toename van kennis in brede zin over het

competentiegericht opleiden en

beoordelen

verbetering van de competenties van een

assessor bij de docenten

aanpassing van het competentieprofiel

van de COE op basis waarvan er tussen-

en eindassessments van de studenten

kunnen worden afgenomen

Masterthesis 35

van de slides te laten aansluiten bij de praktijksituatie van de SOOS Tijdens deze training

zijn de gedragsindicatoren van een getrainde assessor als uitgangspunt gebruikt Deze

gedragsindicatoren zijn weergegeven in schema 42

Schema 42 gedragsindicatoren getrainde assessor

Gedragsindicatoren getrainde assessor

1 Brengt structuur aan in het assessmentgesprek

2 Creeumlert een sfeer waarin de kandidaat volledig tot zijn recht kan komen

3 Past verschillende vraag- en gesprekstechnieken op het juiste moment toe

4 Relateert ervaringen werkwijze en bewijzen die de kandidaat inbrengt aan relevante

competentiecriteria

5 Herkent producten als bruikbaar bewijs

6 Komt tot een onderbouwd eindoordeel en brengt dit op overtuigende en constructieve wijze over

7 Geeft ontwikkelingsgerichte feedback

8 Legt het oordeel op toegankelijke wijze vast in een rapportage

9 Gaat adequaat en klantgericht om met eventuele bezwaren tegen het eindoordeel

Uitgaande van de gedragsindicatoren die zijn weergegeven in schema 42 is de

assessorentraining erop gericht om docenten te trainen in

a het afnemen van een criteriumgericht interview

b het beoordelen van portfoliorsquos

Bijeenkomst 1

Tijdens de eerste bijeenkomst die erop gericht is om docenten te trainen in het afnemen van

een criteriumgericht interview hebben de docenten met studentenmateriaal geoefend Voor

het oefenen zijn er groepen van vier gevormd bestaande uit

Twee docenten die de rol van assessorenkoppel hebben

Een docent die de rol van student heeft

Een docent die de rol van begeleider heeft

Een docent die de rol van observator heeft

Tijdens deze bijeenkomst is er geoefend in het criteriumgericht interview waarbij de

instructies voor de voorbereiding van het gesprek zijn opgenomen in schema 43

Schema 43 instructies ter voorbereiding van de oefening gesprekstechnieken

Assessorenkoppel Kandidaat en begeleider Observator

Welke onderdelen van het

portfolio willen we aan de orde

stellen tijdens het gesprek

Welke vragen stellen we

hierbij (STARTTurbo)

Hoe stellen we de kandidaat op

zijn haar gemak

Hoe verdelen we de taken

(vragen stellen aantekeningen

maken)

Welke onderdelen van

het portfolio roepen

vragen op

Kan ik situaties

beschrijven om

startcompetenties te

bewijzen (START)

Krijgt kandidaat voldoende

gelegenheid om competenties te

etaleren

Gaan de assessoren minstens eacuteeacuten

keer uit het START-principe

(concreet uitvragen) LSD Turbo-

principe

Hebben de assessoren een beter

beeld gekregen van de compe-

tenties als gevolg van het gesprek

Masterthesis 36

Bijeenkomst 2

Tijdens de tweede bijeenkomst die erop gericht is om de docenten te trainen in het

beoordelen van portfoliorsquos zijn concrete studentenportfoliorsquos beoordeeld De opdracht is

opgenomen in schema 44

Schema 44 Instructies opdracht portfoliobeoordeling

Oefening portfoliobeoordeling

1 Elke groep beoordeelt twee competenties uit het portfolio (interpersoonlijk organisatorisch of

samenwerken) en vult het oordeel in op het beoordelingsformulier (40 minuten)

2 Zelf- en peerevaluatie (zie observatieformulier)

Doe een zelfevaluatie van de wakkermethodiek (ad 1)

Geef feedback aan ldquostudentrdquo peergroep observeert (ad 5)

Peerevaluatie van de beoordeling (ad 2 tm 4)

433 Gerichte oefening van de docenten onderling

Tussen de tweede en de derde bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend in het

aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde assessor waarbij bewijzen zijn

verzameld die de mate waarin zij de gedragsindicatoren van een getrainde assessor hebben

kunnen aanleren aantonen Het resultaat van de opdracht is opgenomen in een portfolio op

basis waarvan er een peerassessment is afgenomen de derde bijeenkomst De instructie voor

dit peerassessment zijn opgenomen in schema 45

Schema 45 Instructies peerassessment

Instructies peerassessment

Het assessment wordt in drie rondes gedaan

1 In de eerste ronde beoordeelt u het portfolio volgens de VRAAK-criteria en de beoordelings-

driehoek Hiervoor gebruikt u het formulier ldquorapportage eindassessmentrdquo en vult u de onderdelen

1 en 2 in Tijdens deze eerste ronde bereidt u tevens het assessmentgesprek (criterium gericht

interview) voor (60 minuten)

2 In de tweede ronde voert u het assessmentgesprek (30 minuten)

3 In de derde ronde formuleert u wederom op het formulier ldquorapportage eindassessment (laatste

bladzijde) het eindoordeel (15 minuten)

Het peerassessment geschiedt in drie subgroepen van elk drie docenten De eerste 60 minuten voert

elke docent individueel de eerste ronde zoals hierboven beschreven uit Vervolgens wordt het eerste

assessmentgesprek afgenomen waarbij de docent die niet deelneemt aan het assessmentgesprek

observeert volgens het formulier ldquoobservatie assessmentgesprekrdquo Na het assessmentgesprek rondt de

assessor het assessment af middels het invullen van het eindoordeel conform de derde ronde zoals

hierboven omschreven Terwijl de assessor dit invult gaat de observator na als het

observatieformulier volledig en juist is ingevuld De docent die het assessment ondergaan heeft vult

op dit moment een ervaringsformulier in

Na de eerste assessmentronde worden de rollen omgekeerd totdat elke docent een assessment heeft

afgenomen van een collega-docent

Masterthesis 37

434 Brainstormen van docenten

Tijdens een workshop hebben de docenten brainstormsessies gevoerd met als doel om het

competentieprofiel aan de hand van de kenmerken van de criteria te splitsen naar twee

tussenniveaus (eind propedeuse- en hoofdfase) en eacuteeacuten eindniveaus (eind afstudeerfase)

Tijdens deze workshop is er in groepen gewerkt waarbij de groepen een keuze hebben

mogen maken om te werken aan algemene (gelden voor beide hbo opleidingen) of

beroepsgerichte competenties (gelden voor een specifieke opleiding) Het resultaat is

geschreven op flappen waarna de docenten tijdens een stille wand discussie onderling

feedback hebben gegeven op het resultaat door hun feedbackpunten te noteren op een apart

blaadje Na de stille wand discussie is de gegeven feedback door de verschillende groepen

verwerkt in het uiteindelijk resultaat

44 Programma van eisen

Het doel van de interventie is om een bijdrage te kunnen leveren aan het ontwikkelen en

implementeren van het competentiegericht opleiden en beoordelen bij de COE Om dit doel

te realiseren is het programma van eisen geformuleerd voor het product en het proces

Uit het theoretisch kader is gebleken dat het assessment en de assessor een centrale plaats

innemen bij het competentiegericht opleiden en beoordelen waarbij de assessor op basis van

criteria het assessment afneemt Uitgaande hiervan worden de volgende eisen gesteld aan het

product

1 de docenten dienen de portfoliorsquos te beoordelen aan de hand van specifieke criteria

(variatie relevant actueel authentiek en kwantiteit) waarbij tevens de relatie tussen de

geleverde bewijzen en de competenties die daarmee aangetoond worden in specifieke

beroepssituaties wordt beoordeeld

2 de docenten dienen gesprekstechnieken te demonstreren tijdens een criteriumgericht

interview

3 De criteria in het competentieprofiel dienen helder geformuleerd te zijn gespecificeerd te

zijn in tussen- en eindniveaus en gerelateerd te zijn aan de beroepsomgeving van de

afgestudeerde

Aan het proces worden de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep

Het voeren van reguliere gesprekken met de leidinggevenden

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlag

Het mogelijk maken dat het resultaat van het onderzoek buiten het afgebakend

onderzoeksgebied gebruikt kan worden

Het informeren van alle overige betrokken

De wijze waarop de in dit hoofdstuk beschreven interventie is uitgevoerd wordt in het

volgende hoofdstuk beschreven

Masterthesis 38

5 Onderzoeksopzet

De wijze waarop de interventie is uitgevoerd wordt in dit hoofdstuk beschreven In 51 wordt

ingegaan op de centrale vraag en bijbehorende deelvragen Ook het variabelenschema wordt

in 51 weergegeven Vervolgens wordt in 52 ingegaan op het onderzoekstype in 53 op de

dataverzameling en bijbehorende onderzoeksinstrumenten en in 54 op de validiteit en de

betrouwbaarheid

51 Centrale vraag en deelvragen

De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docenten

als assessor waar te nemen

3 Op basis van welke gedragsindicatoren kunnen de tussen- en eindassessments van de

COE studenten afgenomen te worden

Uitgaande van bovenstaande deelvragen worden de centrale begrippen als volgt

geoperationaliseerd

Schema 51 Variabelenschema interventieonderzoek

Begrip Dimensie Indicatoren

Kennisniveau Kennis De docent

kent het begrippen competentie

kent de kenmerken van een assessment

kent de rol van een portfolio bij het competentiegericht opleiden

en beoordelen

Competenties

assessor

Portfolio

beoordelen

De docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en

kwantiteit van de bewijzen

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in

beroepssituaties en de competenties

Criteriumge-

richt interview

De docent

luistert actief vraagt door vat samen (LSD)

vraagt de kandidaat naar de situatie waaruit een bewijs is

voortgekomen wat de taak precies was in die situatie welke

actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was

en wat een volgend keer anders gedaan zou worden (START)

hanteert turbo vragen

past feedbackregels toe

baseert de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of

het criteriumgericht interview

Masterthesis 39

Begrip Dimensie Indicatoren

Criteria Voorwaarden

aan studenten-

prestaties

De docent

formuleert meetbare gedragsindicatoren op het niveau van de

propedeuse hoofd- en afstudeerfase waaruit de groei van het

competentieniveau van de student blijkt

relateert de gedragsindicatoren aan de beroepspraktijk

52 Onderzoekstype

Tijdens de interventie zijn er twee onderzoekstypen gebruikt namelijk actieonderzoek (521)

en effectonderzoek (522)

521 Actieonderzoek

Ponte (2010) definieert actieonderzoek als ldquoeen geheel van activiteiten van docenten die

met behulp van technieken en strategieeumln van sociaalwetenschappelijk onderzoek

reflecteren op hun handelen en de situatie waarin dit handelen plaatsvindt en

op basis van de zo verkregen inzichten hun handelen of de situatie waarin dat

handelen plaatsvindt systematisch proberen te verbeterenrdquo (p 20-21)

In de hierboven weergegeven beschrijving van actieonderzoek worden de docenten expliciet

genoemd Ponte (2010) onderscheidt vijf fasen bij actieonderzoek die in figuur 51 zijn

weergegeven

Figuur 51 fasen van actieonderzoek (Overgenomen van Ponte 2010 p 48)

De eerste fase is het formuleren van het algemeen idee waarin centraal staat het identificeren

van problemen waaraan docenten willen gaan werken In het begin kan het algemeen idee een

vage notie zijn over wat er aan de hand is en daarom is een verdere verkenning van concrete

gegevens met betrekking tot het probleem vaak noodzakelijk Bij deze tweede fase gaat het

om de beschrijving en de analyse van de te veranderen situatie De verkenning kan aanleiding

Masterthesis 40

zijn om het algemeen idee over het probleem bij te stellen Als docenten zich nader hebben

geiumlnformeerd over het probleem kan in de derde fase een algemeen plan worden opgesteld

dat kan bestaan uit een voorgenomen reeks kleine verbeteracties of uit eacuteeacuten verbeteractie

welke uitgewerkt wordt in een reeks uit te voeren stappen Dan volgt als vierde fase het

daadwerkelijk plannen uitvoeren en evalueren van de verbeteracties Docenten analyseren de

oorzaak van het al of niet succesvol verlopen van de eerste verbeteractie en op basis hiervan

plannen zij de volgende actie Zo nodig kan de evaluatie leiden tot het bijstellen van het

algemeen plan of zelfs het algemeen idee De aangegeven fasen worden herhaald tot docenten

tevreden zijn over de verkregen resultaten Het onderzoek wordt tenslotte afgesloten met een

casestudy waarin de docenten reflecteren op hun actieonderzoek (Ponte 2010)

De centrale probleemstelling die bij dit actieonderzoek centraal staat is dat er een toename

wenselijk is in het ontwikkelingsniveau van de competenties de docent als een assessor Dit is

dus het algemeen idee Tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training heeft de

verkenning van dit probleem plaatsgehad waarbij met name de gedragsindicatoren die horen

bij de competenties van een getrainde assessor zijn besproken Hierna zijn de docenten

gestart met de uitvoering van het plan waarbij er in groepen van twee of drie is geoefend met

als doel om de competenties van een getrainde assessor aan te leren Van deze oefeningen

zijn de data verzameld Vanwege de beperkte tijd (eacuteeacuten maand) is er twee keer een analyse

geweest van de oefeningen en het resultaat daarvan De data van deze analysefase zijn

verzameld in leerrapporten (zie ook paragraaf 542) Elke docent heeft als casestudy een

portfolio bijgehouden met daarin de bewijzen en reflecties waaruit het ontwikkelingsniveau

van zijn of haar competenties als assessor blijkt De resultaten van dit actieonderzoek zijn

beschreven in paragraaf 61

522 Effectonderzoek

Naast actieonderzoek is er ook sprake van een effectonderzoek en wel bij de eerste en de

tweede deelvraag In een effectonderzoek is er sprake van een onafhankelijke variabele die

gemanipuleerd wordt en een afhankelijke variabele waarop de onafhankelijke variabele

invloed uitoefent (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag waarbij is nagegaan of er een

toename is waar te nemen in het kennisniveau van de COE docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de afhankelijke variabele het kennisniveau van

de docenten terwijl de onafhankelijke variabelen de informatiebijeenkomst en de reader zijn

geweest De wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 541 terwijl het

resultaat hiervan is beschreven in paragraaf 611

Bij de tweede deelvraag waarbij is nagegaan of er een verbetering in het ontwikkelingsni-

veau van de competenties als assessor bij de COE docenten is waar te nemen is de

afhankelijke variabele het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docent als

assessor en de onafhankelijke variabele de oefeningen die de docenten hebben gedaan De

wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 542 terwijl het resultaat

hiervan is beschreven in paragraaf 612

Masterthesis 41

53 Populatie

De populatie wordt gevormd door alle docenten van de SOOS De gehele populatie is

benaderd om de eerste docentenbijeenkomst bij te wonen Tijdens deze eerste docenten-

bijeenkomst is vervolgens nagegaan welke docenten bereid zijn om te participeren aan het

interventieonderzoek In totaal hebben van de drieeumlntwintig docenten negen meegedaan aan

de training en acht aan de workshop In de ontstane steekproef zaten naast de twee

opleidingsmanagers drie docenten die vanaf het begin van de opleidingen aan de SOOS zijn

verbonden twee docenten die halverwege het bestaan van de opleidingen zijn aangetrokken

door de SOOS en twee docenten die dat studiejaar voor het eerst waren aangetrokken Ook

kan over de ontstane steekproef worden opgemerkt dat zes docenten uit het onderwijsveld

afkomstig zijn en drie uit het beroepenveld Ten aanzien van de duur waarop de docenten in

dienst zijn bij de SOOS is de ontstane steekproef wel representatief Ten aanzien van

achtergrond van de docenten is de ontstane steekproef niet representatief aangezien 57 van

de SOOS-docenten uit het toekomstig beroepenveld van de studenten afkomstig is

54 Dataverzameling en onderzoeksinstrumenten

De gegevens zijn in juli - augustus 2014 verzameld De wijze waarop de data zijn verzameld

en de hierbij gebruikte onderzoeksinstrumenten worden hieronder per deelvraag beschreven

541 Toename kennisniveau docenten

De eerste deelvraag luidt als volgt is er een toename in het kennisniveau van de docenten

over het competentiegericht opleiden en beoordelen waar te nemen Om deze vraag te

kunnen beantwoorden is er een toets ontwikkeld die is opgenomen in bijlage 7 Deze toets is

op twee verschillende momenten afgenomen Aan de hand van de toetsresultaten op deze

twee verschillende momenten is vastgesteld als het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is toegenomen In de toets zijn er vijf

meerkeuzevragen opgenomen die betrekking hadden op het competentiebegrip het begrip

assessment het assessment in een competentiegerichte opleiding het portfolio en de

kwaliteitscriteria van een assessment

542 Toename ontwikkelingsniveau competenties assessor bij docenten

De tweede deelvraag luidt is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties

als assessor bij de docenten waar te nemen Om deze vraag te kunnen beantwoorden is

gebruik gemaakt van een rubriek die door Oudkerk Pool (2013) is ontwikkeld Deze rubriek

die is opgenomen in bijlage 8 is de basis geweest voor de oefeningen die tijdens de asses-

sorentraining zijn gedaan de oefeningen die de docenten onderling hebben uitgevoerd na

eerste twee trainingsbijeenkomsten en de eindopdracht waarmee de training is afgerond Op

de training is al uitvoerig ingegaan in paragraaf 43 bij de gedetailleerde beschrijving van het

ontwerp Ook zijn alle gebruikte instrumenten om de benodigde data voor het beantwoorden

van deze tweede deelvraag te verzamelen afgeleid van dezelfde rubriek uit bijlage 8

Masterthesis 42

Zoals aangegeven in schema 51 zijn voor het beantwoorden van deze tweede deelvraag

indicatoren met betrekking tot het beoordelen van het portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

Bovengenoemde indicatoren zijn twee keer gemeten Het eerste meetmoment is geweest

tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training namelijk 4 en 11 juli 2014 Tijdens de

eerste trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het afnemen van een

criteriumgericht interview Van deze oefeningen zijn er video-opnames gemaakt die aan de

hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie bijlage 9) zijn beoordeeld Tijdens

de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het beoordelen van het

portfolio De data van deze oefeningen zijn verzameld met behulp van het formulier

rapportage eindassessment dat is opgenomen in bijlage 10

Na de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten een eindopdracht gehad conform

welke zij hebben geoefend in groepen van twee of drie in het ontwikkelen van de

competenties van assessor De oefenperiode was eacuteeacuten maand Aan het eind hiervan heeft elke

docent een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van hun

competenties onderbouwen De volledige beschrijving van deze eindopdracht is opgenomen

in bijlage 11 De data van deze oefeningen zijn verzameld middels het leerrapport dat is

opgenomen in bijlage 12 Geheel volgens de opzet van actieonderzoek (zie ook paragraaf

51) hebben de docenten aan de hand van deze leerrapporten twee keer teruggeblikt op de

wijze waarop zij deze competenties ontwikkelen

Het tweede meetmoment is tijdens de derde en tevens laatste trainingsbijeenkomst op vrijdag

8 augustus 2014 geweest Zoals eerder aangegeven heeft elke docent aan het eind van de

oefenperiode een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van

een getrainde assessor aantonen Elke docent heeft tijdens deze laatste trainingsbijeenkomst

de rol van assessor vervuld en daarbij van een collega-docent het portfolio beoordeeld en een

criteriumgericht interview afgenomen De docenten hebben hun bevindingen over de

portfoliobeoordeling genoteerd op het formulier rapportage eindassessment (zie bijlage 10)

Aan de hand van deze resultaten is inzicht verkregen in het ontwikkelingsniveau van de

docent met betrekking tot de portfoliobeoordeling terwijl inzicht in het ontwikkelingsniveau

met betrekking tot het criteriumgericht interview en het geven van ontwikkelingsgerichte

feedback verkregen is aan de hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie

bijlage 9) De gebruikte instrumenten tijdens het tweede meetmoment zijn dus dezelfde

instrumenten als die tijdens het eerste meetmoment zijn gebruikt

543 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

De derde deelvraag luidt als volgt op basis van welke criteria kunnen de tussen- en

eindassessments van de COE studenten afgenomen te worden Uit schema 51 blijkt dat de

criteria die nodig zijn voor de tussen- en eindassessments helder dienen zijn geformuleerd en

gerelateerd dienen te zijn aan de beroepspraktijk van de student Ook blijkt dat de momenten

van de tussen en eindassessments aan het eind van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

zijn De gegevens hieromtrent zijn verzameld tijdens een workshop waarbij het huidig

Masterthesis 43

competentieprofiel dat is opgenomen in bijlage 1 als instrument is gebruikt In het huidig

competentieprofiel is alleen het eindniveau opgenomen dat verwacht wordt van de

afgestudeerde student Uitgaande hiervan hebben docenten tijdens groepsgesprekken een

voorstel geformuleerd over een mogelijke indeling van de competenties in tussen- en

eindniveaus waarbij rekening gehouden wordt met de beroepspraktijk van de student Baarda

et al (2009) geven aan dat een groepsgesprek de voorkeur geniet indien het doel is het

genereren van ideeeumln In dit geval hebben de docenten ideeeumln gegenereerd voor een

mogelijke indeling van het vereist competentieniveau van de studenten aan het eind van de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase Baarda et al geven verder aan dat het voordeel van

groepsgesprekken is dat de reacties van de deelnemers meestal inspirerend werken waarbij

andere deelnemers vaak op nieuwe gedachten worden gebracht Hierdoor kan het

groepsgesprek het karakter van een brainstormsessie krijgen hetgeen in dit kader het geval is

geweest De brainstormsessies zijn geweest tijdens een workshop op 16 augustus 2014 Het

resultaat van deze brainstormsessies hebben de docenten op flappen geschreven aan de hand

waarvan de onderzoeksresultaten zijn verwerkt in paragraaf 613

55 Validiteit en betrouwbaarheid

In deze paragraaf worden de validiteit (551) en de betrouwbaarheid (552) van het

onderzoek verantwoord

551 Validiteit

Van validiteit is er sprake indien de onderzoeksbevindingen een goede weergave vormen van

datgene wat zich feitelijk in de praktijk afspeelt (Baarda De Goede amp Teunissen 2009)

Baarda (2014) maakt hierbij het onderscheid in instrumentele en ecologische validiteit

Instrumentele validiteit

De instrumentele validiteit is de mate waarin datgene dat gemeten moet worden

daadwerkelijk ook gemeten wordt Hierbij spelen de onderzoeksinstrumenten dus een

belangrijke rol Hetgeen gemeten dient te worden is weergegeven in de deelvragen in

paragraaf 51 terwijl de centrale begrippen uit deze deelvragen zijn geoperationaliseerd in

schema 51 in concrete indicatoren Zoals aangegeven in schema 51 zijn er drie centrale

begrippen namelijk kennisniveau competenties assessor en criteria Hieronder wordt voor

elk van deze centrale begrippen aangegeven hoe de indicatoren verwerkt zijn in het

gehanteerde onderzoeksinstrument

De indicatoren met betrekking tot het centrale begrip kennisniveau zijn gemeten aan de hand

van een toets met daarin vijf meerkeuzevragen (zie bijlage 7) waarbij

a Vraag 1 en 2 betrekking hebben op respectievelijk het begrip competentie en het

begrip assessment en meten dus de kennis van de docent hierover (eerste indicator)

b Vraag 3 betrekking heeft op de competentiegerichte assessmentpiramide vraag 4 op

het portfolio en vraag 5 op de kwaliteitseisen van assessment Deze vragen meten dus

Masterthesis 44

de kennis van de docent over de wijze waarop een assessment in een

competentiegerichte opleiding plaatsvindt (tweede indicator)

De indicatoren met betrekking tot de competenties van de assessor komen zijn opgenomen in

de rubriek die als basis is gebruikt bij het verzamelen van de gegevens (zie bijlage 8) Zoals

reeds beschreven in paragraaf 542 is deze rubriek als uitgangspunt gebruikt bij de

ontwikkelde instrumenten

De indicatoren met betrekking tot de criteria op basis waarvan tussen- en eindassessments

van de studenten afgenomen dienen te worden zijn verwerkt in de volgende centrale vraag

die de docenten moesten beantwoorden tijdens een groepsgesprek wat moet de student

kunnen aan het eind van de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase

Ecologische validiteit

De ecologische validiteit geeft de geldigheid van de onderzoeksresultaten in de dagelijkse

praktijk aan (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag zijn de onderzoeksdata rechtstreeks van

de docenten verzameld door de toets Bij de tweede deelvraag zijn de onderzoeksgegevens

bij het eerste meetmoment rechtstreeks bij de docenten die op dat moment de rol van asses-

sor vervulden verzameld middels de observatie Bij het tweede meetmoment zijn de gege-

vens via de bevindingen van een observator verzameld Bij het tweede meetmoment heeft de

ecologische validiteit dus moeten inboeten aangezien de observator een andere interpretatie

gegeven kan hebben aan hetgeen heeft plaatsgehad dan wanneer de data rechtstreeks van de

docent was verkregen Bij de derde deelvraag zijn de gegevens rechtstreeks van de docenten

verkregen nadat die op flappen waren geschreven Ook bij de derde deelvraag heeft de

ecologische validiteit moeten inboeten aangezien hetgeen geschreven is op de flappen niet

noodzakelijkerwijs hetgeen hoeft te zijn dat is besproken tijdens het groepsgesprek

552 Betrouwbaarheid

Baarda et al (2009) die betrouwbaarheid beschrijven als de mate waarin metingen onafhan-

kelijk zijn van toeval geven de volgende richtlijnen om de betrouwbaarheid te verhogen

1 Het vooraf uitschrijven van mogelijke vooroordelen waardoor subjectieve ervaringen en

overwegingen voorkomen kunnen worden

2 De onderzoeksverslagen en interpretaties te laten nalezen door collegarsquos (peer-

debriefing)

3 De dataverzameling na enige tijd nog eens bekijken en analyseren

4 Het zo snel mogelijk aantekeningen maken van de observaties of gesprekken die ter

plekke niet vastgelegd kunnen worden

Tijdens het interventieonderzoek is gebruik gemaakt van de tweede richtlijn waarbij de

kwaliteitsmedewerker van de SOOS de onderzoeksresultaten heeft nagelezen Uit deze peer-

debriefing is er eacuteeacuten inhoudelijke opmerking voortgekomen waarbij gesteld is dat niet is

aangeven als het effect dat op het kennisniveau heeft plaatsgehad positief of negatief is

geweest Deze opmerking is verwerkt in het resultaat in hoofdstuk 6

Masterthesis 45

6 Resultaten van het onderzoek

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het interventieonderzoek gepresenteerd In

paragraaf 61 worden ingegaan op het effect van het product terwijl in paragraaf 62 wordt

ingegaan op het effect van het proces

61 Het effect van het product

Zoals aangegeven in hoofdstuk 4 omvat het product de volgende activiteiten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Een assessorentraining waarbij de docenten

a worden getraind in de technieken die nodig zijn om portfoliorsquos te beoordelen en een

criteriumgericht interview af te nemen

b met elkaar oefenen in het aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor

3 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments

Deze drie activiteiten worden in de volgende subparagrafen beschreven

611 Informeren van docenten

Zoals beschreven in paragraaf 431 is er een reader samengesteld over het

competentiegericht opleiden en beoordelen (zie ook de inhoudsopgave in bijlage 6) Deze

reader is ongeveer twee weken voorafgaand aan de informatiebijeenkomst gestuurd naar de

docenten De informatiebijeenkomst is geweest op zondag 15 juni 2014 Aan het begin van

deze informatiebijeenkomst is de toets (zie ook paragraaf 541) afgenomen om een indicatie

te hebben over het kennisniveau van de docenten voorafgaand aan het interventietraject Deze

zelfde toets is vervolgens weer afgenomen onder de docenten aan het begin van de eerste

trainingsbijeenkomst op vrijdag 4 juli 2014 27 dagen na het eerste meetmoment De

resultaten van deze toets zijn opgenomen in tabel 61 De toets bestond uit vijf meerkeuze-

vragen Voor elke vraag die goed was beantwoord kon een docent twee punten scoren

Tabel 61 Gemiddeld toetscijfer docenten kennisniveau

Gemiddeld cijfer meetmoment 1 Gemiddeld cijfer meetmoment 2

44 62

Uit tabel 61 blijkt dat het gemiddeld toetsresultaat tijdens het eerste meetmoment 44 is

geweest Twee toetsvragen (zie bijlage 7) zijn door alle respondenten fout beantwoord

namelijk de vraag over de competentiegerichte assessmentpiramide en de vraag over hetgeen

noodzakelijk is als een student een ontwikkelingsportfolio maakt Bij de vraag over de

assessmentpiramide hebben de docenten dus niet kunnen herkennen dat bij assessment van

competenties assessment tijdens het leren (ldquoassessment as learningrdquo) de basis vormt gevolgd

door assessment voor het leren (ldquoassessment for learningrdquo) en tenslotte assessment van het

Masterthesis 46

leren (ldquoassessment of learningrdquo) Bij de vraag over het ontwikkelingsportfolio hebben de

docenten niet kunnen herkennen dat een student niet maar eacuteeacuten informatiebron als bewijs kan

gebruiken

Het gemiddeld toetsresultaat is tijdens het tweede meetmoment 62 geweest Uit de analyse

van deze toetsresultaten is in tegenstelling tot het eerste meetmoment niet gebleken dat er

specifieke onderdelen zijn waarbij de docenten een informatiegap hebben De fouten varieumlren

namelijk per docent

Uitgaande van het gemiddeld cijfer van de twee verschillende meetmomenten respectievelijk

44 en 62 kan gesteld worden dat de reader over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de informatiebijeenkomst een positief effect hebben gehad op het kennisniveau

van de docenten over het competentiegericht opleiden en beoordelen

612 Assessorentraining

De doelen van de assessorentraining zijn geweest om de docenten

a te trainen in de competenties van een assessor

b met elkaar te laten oefenen bij het aanleren van de gedragsindicatoren van een

getrainde assessor

In schema 51 zijn de indicatoren die bij de competenties van een assessor van belang zijn

weergegeven Voor de overzichtelijkheid worden die weer hier opgenomen

1 Portfolio beoordelen waarbij de docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen

(tijdens het onderzoek afgekort vraak-criteria)

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en

de competenties (tijdens het onderzoek genoemd beoordelingsdriehoek)

2 Criteriumgericht interview afnemen waarbij de docent

actief luistert doorvraagt samenvat (LSD)

de kandidaat vraagt naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak

precies was in die situatie welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van

die actie was en wat een volgend keer anders gedaan zou kunnen worden (START)

turbo vragen hanteert

feedbackregels toepast

de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of het criteriumgericht

interview baseert

Zoals eerder beschreven (zie ook paragraaf 432 en 542) zijn er bij de assessorentraining

twee meetmomenten geweest waarbij het eerste meetmoment is geweest tijdens de eerste

twee trainingsbijeenkomsten en het tweede meetmoment tijdens de derde trainingsbijeen-

komst ongeveer eacuteeacuten maand na het eerste meetmoment Gedurende deze twee meetmomenten

hebben de docenten onderling geoefend

Masterthesis 47

Om het geheel overzichtelijk te houden worden de resultaten bij dit onderdeel weergegeven

voor de twee hierboven genoemde aspecten (beoordelen portfolio en criteriumgericht

interview afnemen)

Beoordelen van het portfolio

Bij het beoordelen van het portfolio hebben de docenten tijdens het eerste meetmoment

vrijdag 11 juli 2014 in vier groepen gewerkt waarbij studentenportfoliorsquos beoordeeld

moesten worden Bij het beoordelen van de studentenportfoliorsquos hebben de docenten gelet op

de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen (vraak-criteria)

en de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en de

competenties (beoordelingsdriehoek) Het resultaat van dit groepswerk is onderling door de

groepen zelf beoordeeld Het tweede meetmoment heeft plaatsgehad op vrijdag 8 augustus

2014 Hierbij waren er acht van de negen docenten aanwezig waarbij twee docenten een

gezamenlijk portfolio hebben ingeleverd Ook hier hebben de docenten onderling de

beoordeling gedaan

Vraak-criteria

In schema 61 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven met betrekking tot

de vraak-criteria Tijdens het eerste meetmoment zijn er van vier groepen resultaten en tijdens

het tweede meetmoment zijn er van zes individuele docenten en eacuteeacuten duo-groep resultaten

Tussen het eerste en het tweede meetmoment zijn er 29 dagen

Schema 61 Portfoliobeoordeling vraak-criteria

Meetmoment 1 Meetmoment 2 1 Poging om de variatie te

brengen terwijl de andere

criteria niet zijn meegenomen

2 Alleen de variatie en de

relevantie zijn toegelicht

3 De actualiteitswaarde is niet

genoemd de overige criteria

in onvoldoende mate

4 De variatie is onvoldoende

uitgewerkt de kwantiteit is

niet aan de orde gekomen De

overige criteria zijn wel

genoemd

1 De bewijsstukken zijn echt en actueel (27 juli 28 juli en 2

augustus) Er zijn maar van twee indicatoren bewijzen

waarvan maar van eacuteeacuten er meerdere bewijzen zijn

2 Er zijn geen bewijzen als zodanig in het portfolio

opgenomen

3 Alle indicatoren zijn aan de hand van eacuteeacuten feedbackrapport

bewezen

4 De beoordeling is gedaan aan de hand van een casus en niet

van de indicatoren van een assessor

5 De vraak-criteria zijn voldoende toegepast

6 De vraak-criteria zijn onvoldoende toegepast

7 Uit de beschrijving van de werkwijze en de opsomming van

de bevindingen blijkt de variatie relevantie en de actualiteit

De authenticiteit en de kwantiteit zijn niet gebleken

Zoals in het begin van deze paragraaf aangegeven dient een assessor bij het beoordelen van

een portfolio uit te gaan van de vraak-criteria Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het

beoordelen van het portfolio zowel bij het eerste meetmoment als bij het tweede meetmoment

uit zijn gegaan van de vraak-criteria

Tussen de twee meetmomenten hebben de docenten onderling geoefend in het hanteren van

de vraak-criteria bij het beoordelen van een portfolio Tijdens het oefenen hebben de

Masterthesis 48

docenten middels een leerrapport twee keer gereflecteerd op de mate waarop zij conform de

vraak-criteria een portfolio beoordelen waarbij de sterke punten en de verbeterpunten

hiervan genoteerd zijn De resultaten van alle docenten zijn weergegeven in schema 62

Schema 62 Oefenresultaten vraak-criteria

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen toegepast (3) Alle onderdelen toegepast

Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde

Ervaring kunnen opdoen met de vraak-techniek Het beoordelen van de bewijsstukken met de vraak-

techniek (2)

Verbeterpunten

Actualiteit kon beter Actualiteit kon beter

Kwantiteit Kwantiteit

Relevantie (2) Relevantie

Juiste afbakening maken Juiste afbakening maken

Uit schema 62 blijkt dat net als bij het eerste en het tweede meetmoment de docenten bij het

oefenen bij de portfoliobeoordeling ook rekening gehouden hebben met de vraak-criteria Uit

schema 62 blijkt ook dat het maken van een juiste afbakening tussen de criteria als een

verbeterpunt is aangemerkt

Uitgaande van hetgeen hierboven gesteld is kan worden aangegeven dat de docenten vanaf

het eerste meetmoment de vraak-criteria hebben gehanteerd bij het beoordelen van

portfoliorsquos

Beoordelingsdriehoek

In schema 63 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven van de

beoordelingsdriehoek Voor het beoordelen van een portfolio op basis van de

beoordelingsdriehoek dient de docent na te gaan als de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria aan elkaar zijn gerelateerd

Schema 63 Portfoliobeoordeling beoordelingsdriehoek

Meetmoment 1 Meetmoment 2

1 Er zijn zowel bewijzen als beroepshandelingen

2 De bewijzen zijn wel beoordeeld maar de beroepshandelingen en de

beoordelingscriteria zijn niet meegenomen

3 Er is per competentie beoordeeld maar de beoordelingsdriehoek is niet

gebleken

4 De prestatie-indicatoren en het bewijsmateriaal zijn wel gebruikt maar

de beroepshandelingen (de context) niet

Bij geen enkele

indicator is er een

relatie gelegd met

het bewijs en de

beroepscontext (7)

Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het eerste meetmoment zich met name gefocust

hebben op de onderdelen (bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscriteria) van de

beoordelingsdriehoek en niet zozeer op de relatie daartussen Bij het tweede meetmoment is

Masterthesis 49

deze relatie wel meegenomen In welke mate het onderling oefenen tussen de twee

meetmomenten hiertoe heeft bijgedragen is weergegeven in schema 64

Schema 64 Oefenresultaten beoordelingsdriehoek

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Bewijzen Bewijzen

Gebruik van de competenties Gebruik van de competenties

Ervaring kunnen opdoen met beoordelingsdriehoek

Verbeterpunten

Bewust toepassen Bewust toepassen

Toepassen Toepassen (2)

Uit schema 64 blijkt dat het uitgaan van de bewijzen en de competenties en het opdoen van

ervaring met de beoordelingsdriehoek een bijdrage hebben geleverd dat tijdens het tweede

meetmoment wel op de relatie tussen de bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscri-

teria is gelet Ook heeft het (bewust) toepassen van de beoordelingsdriehoek hieraan

bijgedragen

Criteriumgericht interview

Bij het criteriumgericht interview is de focus geweest op de START (situatie taak actie

resultaat en transfer) LSD (luisteren samenvatten en doorvragen) en turbo-vragen en het

geven van feedback Tijdens het eerste meetmoment zijn drie duo-groepen gevormd en eacuteeacuten

groep van drie docenten In totaal dus vier groepen Van deze vier groepen hebben twee het

criteriumgericht interview voorbereid vanuit de rol van de student en twee vanuit de rol als

assessor waardoor uit het eerste meetmoment van twee criteriumgerichte interviews resul-

taten zijn verzameld Tijdens het tweede meetmoment zijn net als bij de portfoliobeoorde-

ling van zeven interviews resultaten verzameld De vragen die bij de START- en de TURBO

technieken gesteld konden worden en de feedbackregels zijn opgenomen in bijlage 13

START

In schema 65 zijn de resultaten van de START-techniek (situatie taak actie resultaat en

transfer) opgenomen voor de twee meetmomenten

Schema 65 Criteriumgericht interview START

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- De spanningen zijn er nog

- Wat gebeurde er precies

- Wie waren er allemaal bij betrokken

- Wat was het daadwerkelijk probleem (2)

- Wat heb je precies gesignaleerd

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- Goed (2)

- Praatstelt vragen over de samenstelling van het

portfolio

- Behandelt de cases die de kandidaten hebben

opgenomen in hun portfolio

- Ja gevraagd over de situaties als assessor

- Gevraagd over de situatie van het portfolio

- Voldoende

- Wel

Masterthesis 50

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de T-fase (taak)

De docent gaat in op de T-fase (taak)

- Niet (2)

- Goed

- Praat over de taak die is uitgevoerd tijdens het

afnemen van het assessment

- Ja heeft vragen gesteld over taak als assessor

- Heeft weinig vragen daarover gesteld de

kandidaat is zelf erop ingegaan

- Voldoende

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Wat heb je precies gedaan

- Ik begrijp dat een van de acties is geweesthellip

- Heb je naar eigen inzicht de actie ondernomen

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Niet (2)

- Vraagt wat precies is gedaan hoe het

assessment is gevoerd

- Gevraagd naar het gevoel in de rollen

- Voldoende

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Welk deel is nog niet opgelost en welk deel

wel

- Er is niet vermeld dat de oplossing is gekomen

- Waren de medewerkers er mee eens dat de

oplossing is gekomen

- Ik heb niet het idee dat er een oplossing is

gekomen

- Hoe heb je het verder opgelost

- Is het resultaat wel aanwezig

- Hoe ben je eigenlijk aan die oplossing

gekomen

- Ben je tevreden over het resultaat

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Goed (2)

- Het resultaat is het portfolio en stelt daar

vragen over Vraagt ook hoe ze het hebben

ervaren

- Onvoldoende (2)

- Matig

- Niet

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Stel dat het probleem zich weer voordoet

- Ga je een ander keer dezelfde oplossingen

gebruiken

- Is die situatie al een keer voorgekomen en hoe

ben je toen ermee omgegaan

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Goed (2)

- Vraagt als de opdracht op dezelfde manier of

anders zou worden gedaan als het opnieuw zou

moeten worden uitgevoerd

- Onvoldoende (2)

- Voldoende

- Wel

Bij het hanteren van de gesprekstechniek START dient aan de kandidaat gevraagd te worden

naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak precies was in die situatie

welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was en wat een volgend

keer anders gedaan zou kunnen worden Uitgaande van hetgeen is weergegeven in schema

65 kan ten aanzien van de START worden afgeleid dat er ten opzichte van het eerste

meetmoment waarbij de taak-fase niet was voorgekomen er een toename in het

ontwikkelingsniveau van de START techniek is waar te nemen Bij het tweede meetmoment

zijn namelijk alle vijf fasen van de START-techniek voorgekomen

De mate waarin het onderling oefenen van de docenten tussen de tweemeetmomenten een

bijdrage aan deze toename in het ontwikkelingsniveau heeft geleverd is opgenomen in

schema 66 Ook hier worden de resultaten voor de twee leerrapporten opgenomen waarbij

een onderscheid wordt gemaakt in de sterke punten en de verbeterpunten

Masterthesis 51

Schema 66 Oefenresultaten START

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen redelijk toegepast (4) Alle onderdelen redelijk toegepast (2)

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan

bod

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan bod

Situatie Taak en Actie kwamen aan bod Situatie Taak en Actie kwamen aan bod

Ervaring kunnen opdoen met Start

Verbeterpunten

Alle elementen van de Start procedure aan de

orde laten komen

Alle elementen van de Start procedure aan de orde

laten komen

Oefenen met R-T Oefenen met R-T

Slechts eacuteeacuten situatie besproken Slechts eacuteeacuten situatie besproken

Meer focussen op transfer

Beter onderscheid tussen Transfer en Turbo

Uit schema 66 blijkt dat tijdens het oefenen alle fasen van de START aan de orde zijn

geweest waardoor het oefenen tussen de twee meetmomenten een positief effect heeft gehad

op de ontwikkeling van de START-techniek bij de docenten

LSD

In schema 67 zijn de resultaten van de LSD-techniek (luisteren samenvatten en doorvragen)

opgenomen voor het eerste en het tweede meetmoment

Schema 67 Criteriumgericht interview LSD

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent luistert actief

- Bevestigend knikken (2)

- Bevestigende antwoorden (2)

- Oogcontact (2)

De docent luistert actief

- Ja en kan daardoor ook doorvragen

- Zeer actief en brengt het gesprek terug naar het

begin

- Ja stelt tussendoor vragen

- Speelt in op hetgeen de kandidaat zegt en kan

verdere vragen stellen

- Redelijk (2)

- Luistert aandachtig en kan daardoor ook ingaan

op hetgeen de kandidaat zegt

- Weinig geluisterd Meer gepraat en gevraagd

De docent vraagt door

- Er is ergens toch nog iets dat moet gebeuren

- Wat was het daadwerkelijk probleem

- Wat kan er dan voor die persoon nog

gebeuren

- Waarin uitte deze spanning zich

- Wat vindt u zelf

De docent vraagt door

- Goed

- Goed waardoor onduidelijkheden konden

worden weggenomen

- Af en toe

- Door middel van doorvragen probeert ze

meerdere antwoorden de juiste informatie te

krijgen

- Onvoldoende (2)

- Doorvragen bijvoorbeeld bij het gedeelte over

de vaststelling van de actualiteiten

- Vraagt redelijk goed door

Masterthesis 52

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent vat samen

- Je hebt dus gesignaleerd dathellip

- Dus eigenlijk heb jehellip

De docent vat samen

- Goed

- Goed aan het eind een heldere samenvatting

- Ja vat het traject van de totstandkoming van het

portfolio en de belemmeringen (tekort aan tijd)

samen

- Kort samengevat wat ze hebben gedaan bij het

eerste gesprek en gaat van daaruit verder met het

gesprek Vat ook samen op verschillende

manieren en vraagt dan verder

- Niet tijdens de vragenronde wel aan het eind

- Redelijk goed

- Ja Bijvoorbeeld na het antwoord van de

kandidaat over kwantiteit

- Heeft wel samengevat

Bij het toepassen van de LSD-techniek gaat het erom dat de docent actief luistert doorvraagt

en samenvat Uit schema 67 blijkt dat zowel bij het eerste als bij het tweede meetmoment

alle drie aspecten zijn voortgekomen Hoewel niet zichtbaar in het schema is het wel zo dat

de resultaten van het eerste meetmoment bij het onderdeel samenvatten van eacuteeacuten van de twee

interviews afkomstig zijn Bij eacuteeacuten groep is er tijdens het eerste meetmoment niet samengevat

Uitgaande hiervan kan dan gesteld worden dat bij het tweede meetmoment er een positief

effect heeft plaatsgehad aangezien alle docenten daar samengevat hebben De mate waarin

het oefenen van de docenten hieraan heeft bijgedragen is weergegeven in schema 68

Schema 68 Oefenresultaten LSD

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Luisteren en doorvragen (3) Luisteren en doorvragen (3)

Luisteren doorvragen en samenvatten (2) Luisteren doorvragen en samenvatten

Luisteren

Verbeterpunten

Samenvatten (3) Samenvatten (2)

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Met LSD naar andere situatiesacties

overstappen

Met LSD naar andere situatiesacties overstappen

Student meer ruimte geven uit te praten

Zoals blijkt uit schema 68 zijn ook tijdens het oefenen met name het luisteren en doorvragen

van de LSD-techniek gedemonstreerd Uit beide leerrapporten blijkt dat het samenvatten als

een verbeterpunt was aangegeven De resultaten van het tweede meetmoment in schema 67

geven wel aan dat alle docenten hebben samengevat tijdens het interview

Turbovragen

Bij het gebruik van de turbovragen gaat het erom dat de docenten die vragen (zie bijlage 13)

dienen te stellen tijdens het interview Ten aanzien van de turbovragen kan gesteld worden

dat er tijdens het eerste meetmoment eacuteeacuten turbovraag is gesteld namelijk lsquoStel dat het pro-

Masterthesis 53

bleem zich weer voordoetrsquo (in schema 65 is deze vraag in het rood aangegeven) Tijdens het

tweede meetmoment is dit onderdeel niet in het observatieformulier opgenomen waardoor er

geen onderzoeksresultaten ten aanzien hiervan zijn voor dit tweede meetmoment Tijdens het

oefenen hebben de docenten wel hierop gefocust De resultaten hiervan zijn in schema 69

weergegeven

Schema 69 Oefenresultaten turbovragen

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

lsquoStel datrsquo situatie (3) Inderdaad de student gebracht naar een lsquostel datrsquo

situatie

Het formuleren van de vragen tijdens het

gesprek

Alle vier vormen van Turbo gebruikt

Kwam in combinatie met de transfer aan de orde

Verbeterpunten

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen (2)

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Turbo beter kunnen onderscheiden van transfer Het formuleren van de vragen tijdens het gesprek

Ten aanzien van de turbovragen blijkt uit schema 69 dat van de verschillende soorten

turbovragen die er zijn de lsquostel datrsquo het meest gebruikt wordt door de docenten bij deze

gesprekstechniek Ook tijdens het eerste meetmoment was dit het geval Zoals blijkt uit het

resultaat van het tweede leerrapport hierboven is er wel eacuteeacuten observatie van alle vier vormen

van de turbo genoteerd hetgeen ten opzichte van het eerste meetmoment een verbetering is

Feedback geven

Naast de START-techniek LSD en turbovragen is het geven van feedback ook onderdeel

van het criteriumgericht interview Bij het geven van feedback dienen de docenten

feedbackregels (zie bijlage 13) te hanteren en de feedback te richten op concrete voorbeelden

uit het portfolio of het criteriumgericht interview Tijdens het eerste meetmoment hebben de

docenten geen feedback gegeven maar met name vragen gesteld (actief) geluisterd en

hoewel in ietwat mindere mate zoals eerder beschreven samengevat De resultaten van het

feedback geven zijn voor het oefenen weergegeven in schema 610

Schema 610 Oefenresultaten voor het geven van feedback

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Eerst de positieve punten aangegeven Eerst de positieve punten aangegeven

Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven

Suggesties meegegeven Suggesties meegegeven

Verbeterpunten

Feedbackregels toepassen (2) Feedbackregels toepassen

Bij gesprek met student ook feedback geven (2) Bij gesprek met student ook feedback geven (2)

Masterthesis 54

Uit schema 610 blijkt dat tijdens het oefenen niet altijd feedback is gegeven en dat de

feedbackregels ook niet altijd zijn toegepast De feedbackregels lsquoeerst de positieve punten

aangevenrsquo lsquozoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gevenrsquo en lsquosuggesties meegevenrsquo zijn

geiumldentificeerd als sterkte Tijdens het tweede meetmoment is er wel feedback gegeven

welke is weergegeven in schema 611

Schema 611 Criteriumgericht interview Feedback geven tweede meetmoment

Tweede meetmoment

Geeft aan dat ze afgeweken zijn van de opdracht maar dat ze het hebben uitgelegd waarom ze het

hebben gedaan

Geeft wel aan wat ze hebben gedaan

Voldoende tot uiting gekomen

De feedback was helder

Zegt ldquowat ik heel goed vindrdquo

Geeft aan waar informatie gehaald kan worden

Geeft ten aanzien van de bewijsstukken aan dat er harde bewijzen ingeleverd moeten worden

Geeft aan hoe toe te passen in de praktijk

Ten opzichte van het eerste meetmoment waarbij de docenten toen geen feedback hebben

gegeven is er bij het tweede meetmoment een toename in ontwikkelingsniveau gemeten De

feedback was positief vanuit lsquoikrsquo en ook met suggesties hetgeen aangeeft dat de

feedbackregels zijn gehanteerd Ook is ingegaan op de inhoud van het portfolio en het

criteriumgericht interview hetgeen blijkt uit de feedback op de bewijsstukken en de wijze

waarop in de praktijk gewerkt kan worden

613 Aangepast competentieprofiel

Het derde onderdeel van het ontwerp is geweest dat de docenten zich tijdens een workshop

hebben gebogen over het huidig competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments Zoals aangegeven in schema 51 zijn de

indicatoren om het competentieprofiel aan te passen ten behoeve van de tussen- en

eindassessment gedragsindicatoren op het niveau van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

Daarnaast dient er een duidelijke relatie te zijn met de beroepspraktijk Het huidig competen-

tieprofiel (zie ook bijlage 1) bestaat uit de volgende zes hoofdcategorieeumln interpersoonlijke

competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken competen-

ties in het reflecteren vakspecifieke competenties en beroepsspecifieke competenties Het

resultaat van deze workshop is een volledig nieuw competentieprofiel geweest die is

opgenomen in bijlage 14 Hieronder wordt het resultaat per hoofdcategorie beschreven

Interpersoonlijke competenties

Uit de gedragsindicatoren van de interpersoonlijke competenties blijkt dat er bij de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase een opbouwend niveau van complexiteit is waarbij die

van de afstudeerfase zich demonstreren op de werkplek Bij lsquode student gaat op een

rechtvaardige manier om met mensenrsquo blijk de opbouw van complexiteit tussen de

propedeuse- en de hoofdfase uit het handelen ten opzichte van medestudenten en docenten

(propedeusefase) en het handelen in een gesimuleerde beroepscontext (hoofdfase) Bij lsquoDe

Masterthesis 55

student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaalrsquo blijkt de opbouw in

complexiteit uit het onder begeleiding (propedeusefase) en zonder begeleiding (hoofdfase)

communiceren Bij de overige gedragsindicatoren blijkt de opbouw in complexiteit uit het

werkwoord en wel benoemen identificeren en bekend zijn (propedeusefase) om

respectievelijk gebruiken demonstreren en handelen (hoofdfase)

Organisatorische competentie

Ook bij de organisatorische competenties is er een mate van complexiteit in de drie niveaus

van gedragsindicatoren Bij de gedragsindicator lsquode student gaat methodisch te werkrsquo is het

niveau van de afstudeerfase binnen de organisatie terwijl het onderscheid tussen de

propedeuse en de hoofdfase bij 211 gemaakt wordt in de handeling en bij 212 in het

werkwoord Bij 211 gaat het in de propedeuse fase om het algemeen effectief gebruiken van

hulpmiddelen terwijl het in de hoofdfase gaat om het gebruiken van hulpmiddelen voor een

bepaald resultaat Bij de indicator lsquode student brengt structuur aan in het werkrsquo wordt het

onderscheid gemaakt in de handeling beginnende bij prioriteiten stellen gevolgd door

werkplan opstellen en tenslotte werk planmatig inrichten Bij de indicator lsquode student

controleert activiteiten op voortgangrsquo wordt het onderscheid gemaakt in het werkwoord

beginnende bij monitoren gevolgd door evalueren en tenslotte door bijstellen

Competenties in het samenwerken

Bij de verdeling van de gedragsindicatoren van de competenties in het samenwerken over de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase komt de relatie met de beroepspraktijk niet expliciet tot

uiting Bij de gedragsindicator ldquode student functioneert als een volwaardig groepslidrdquo wordt

er bij 311 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij het kennen van het teambelang en

de sociale vaardigheden centraal staat in de propedeusefase het leveren van een effectieve

bijdrage aan een groepstaak centraal staat in de hoofdfase en in de afstudeerfase het toepassen

van de sociale vaardigheden in teamverband centraal staat Bij 312 wordt het onderscheid

gemaakt in het leveren van een bijdrage aan de groepstaak het verantwoordelijk zijn van de

eigen geleverde bijdrage en het verantwoordelijk zijn voor groepsbeslissingen Bij 313

wordt het onderscheid gemaakt door de werkwoorden kennen demonstreren en komen tot

(doen) Bij de gedragsindicator ldquode student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve

van de uit te voeren werkzaamhedenrdquo wordt er bij 321 geen onderscheid gemaakt tussen de

propedeuse en de hoofdfase Naar de afstudeerfase wordt er een inhoudelijk onderscheid

gemaakt waarbij het accent wordt verschoven van het leveren van een bijdrage naar het

nemen van initiatieven in overleg met de groep Bij 322 wordt het onderscheid gemaakt

tussen de propedeuse en de hoofdfase door de toevoeging lsquoen staat open voor feedbackrsquo bij

de hoofdfase terwijl het onderscheid met de afstudeerfase inhoudelijk is waarbij het accent

verschuift van het demonstreren naar het onderhouden van de contacten

Competenties in het reflecteren

De eerste twee gedragsindicatoren van de competenties in het reflecteren zijn in de

afstudeerfase gericht op de beroepscontext Bij de gedragsindicator lsquode student reflecteert op

het persoonlijk functionerenrsquo ligt het onderscheid in het werkwoord waarbij in de

propedeusefase het om het benoemen gaat en in de hoofdfase om het terugblikken Bij de

Masterthesis 56

gedragsindicator lsquode student reflecteert op de eigen kennisontwikkelingrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase bij 421 gemaakt in het werkwoord en bij

422 in de handelingen Bij 421 gaat het om respectievelijk verslaan en vergelijken terwijl

het bij 422 gaat om het halen van informatie bij anderen respectievelijk in het beroep

De derde gedragsindicator lsquode student reflecteert op het persoonlijk handelen in de

beroepscontextrsquo staat de beroepscontext zowel in de propedeuse- als in de hoofd- als in de

afstudeerfase centraal Het onderscheid in complexiteit wordt hier gemaakt in het werkwoord

Bij 431 is het werkwoord in de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase respectievelijk

vertellen terugblikken en ontwikkelen en bij 432 benoemen terugblikken en verbeteren

Vakspecifieke competenties

Bij alle vakspecifieke competenties wordt bij de afstudeerfase het onderscheid gemaakt door

de beroepscontext Het onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase wordt gemaakt

door zowel de inhoud als het werkwoord als de plaats waar de indicator gemeten wordt Zo

wordt bij de gedragsindicator lsquode student levert administratieve informatie ten behoeve van

de bedrijfsvoeringrsquo bij 511 het onderscheid gemaakt door de werkwoorden toetsen en

bijdragen en bij 512 door de werkwoorden uitwerken en analyseren

Bij de gedragsindicator lsquode student richt een organisatie in en bestuurt dezersquo wordt bij 521

het onderscheid gemaakt door het onder begeleiding en zelfstandig werken van de student

Bij 522 ligt het onderscheid in het werkwoord (formuleren en implementeren) Daarnaast

wordt in de hoofdfase gewerkt met projecten of simulaties Bij 523 is er zowel een inhoude-

lijk onderscheid als een onderscheid in werkwoord waarbij in de propedeusefase het onder-

scheiden van de organisatiestelsels en ndashtypen centraal staan en in de hoofdfase het inrichten

van de personele en de organieke structuur Bij 524 en 525 wordt het onderscheid ook

gemaakt door het werkwoord Bij 524 gaat het om kennen en meten in de propedeusefase en

om analyseren en concluderen in de hoofdfase Bij 525 gaat het om het weten hoe leiding te

geven in de propedeusefase en het daadwerkelijk leiding geven in projecten of simulaties in

de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student verwerkt en analyseert economische gegevensrsquo wordt er

bij 533 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij er in de propedeusefase economische

vraagstukken worden opgelost en in de hoofdfase geiumlntegreerde economische vraagstukken in

concrete situaties Bij de overige indicatoren wordt het onderscheid door het werkwoord

gemaakt en wel beheersen en gebruiken in projecten of simulaties (531) kennen en op de

hoogte blijven (532) en beheersen van kennis en schrijven van beleidsnotarsquos (534)

Bij de gedragsindicator lsquode student brengt de financieumlle problematiek in kaartrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase bij 541 en 542 gemaakt door de

werkwoorden samenstellen en analyseren Bij 543 544 545 en 546 is er een inhoudelijk

onderscheid namelijk integrale kostprijsberekening en verschillende kostprijsberekeningen

financieumlle calculaties maken en beleidsbeslissingen maken op basis van financieumlle calculaties

investerings- en financieringsproblemen identificeren en antwoorden voor deze problemen

Masterthesis 57

formuleren en onderscheiden van de rechtsvormen en relateren van de vraagstukken aan de

rechtsvorm

Beroepsspecifieke competenties

Ook bij de beroepsspecifieke competenties staat de werkplek centraal in de afstudeerfase

Daarnaast worden bij de gedragsindicatoren lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo lsquode student bepaalt doelen

en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo en

lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo ook de collegarsquos betrokken bij

de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student gaat consistent en effectief om met (detail)informatiersquo

wordt het onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase gemaakt door de inhoud Bij

611 gaat het in de propedeusefase om het selecteren van informatie om taken uit te voeren

en in de hoofdfase om het controleren als geselecteerde informatie consistent is gebruikt bij

het uitvoeren van taken Bij 612 om het in kaart brengen van informatie en het effectief

gebruiken van informatie Bij 613 om het uitvoeren van instructies en het foutloos uitwerken

van instructies

Bij de gedragsindicator lsquode student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die

gelden voor de functie en de cultuur waarin men werktrsquo wordt het onderscheid gemaakt door

het werkwoord namelijk het kennen van gedragsnormen en het toepassen van de

gedragsnormen bij het eigen handelen

Bij de gedragsindicator lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar

voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo wordt bij 631 en 632 een

onderscheid gemaakt in werkwoord namelijk kennen en rekening houden met (631) en

verbeteren en waarborgen (632) Bij 633 is er een inhoudelijk onderscheid waarbij in de

propedeusefase naar eigen inzichten wordt geeumlvalueerd en in de hoofdfase samen met

collegarsquos wordt geeumlvalueerd

Bij de gedragsindicator lsquode student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties

tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo wordt er tussen de propedeuse- en de

hoofdfase een inhoudelijk onderscheid gemaakt door het samenwerken in de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten

van medewerkers en bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo gaat het

om de eigen werkzaamheden in de propedeuse fase de eigen werkzaamheden bij groepstaken

in de hoofdfase en de eigen werkzaamheden en die van de medewerkers in de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student doet onderzoekrsquo wordt het onderscheid gemaakt door een

eenvoudig onderzoek een kwalitatief en kwantitatief onderzoek en een complex praktijkon-

derzoek Bij deze twee gedragsindicatoren wordt er een inhoudelijk onderscheid gemaakt

Masterthesis 58

Samengevat kan gesteld worden dat wel bij alle gedragsindicatoren een onderscheid is

gemaakt naar propedeuse- hoofd- en afstudeerfase maar dat de relatie met de

beroepspraktijk niet bij alle indicatoren blijkt Bij de interpersoonlijke competenties de

competenties in het reflecteren de vakspecifieke competenties en de beroepsspecifieke

competenties blijkt de relatie wel maar bij de organisatorische competenties en de

competenties in het samenwerken blijkt deze relatie niet

62 Het effect van het proces

Zoals aangegeven in paragraaf 44 zijn aan het proces de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep Er is een introductiebijeenkomst

geweest om draagvlak te creeumlren onder de docenten Deze informatie bijeenkomst heeft

niet het gewenste resultaat opgeleverd Er waren maar zes docenten aanwezig op de

informatiebijeenkomst waarvan vier bereid waren om deel te nemen aan de interventie

Hierdoor is er wederom een uitnodiging gestuurd naar alle docenten om hen te

interesseren om deel te nemen aan de interventie Op die uitnodiging zijn er in totaal

negen docenten ingegaan waarvan twee ook al tijdens de informatiebijeenkomst hun

medewerking toegezegd hadden

Het voeren van reguliere gesprekken met leidinggevenden Beide opleidingsmanagers

hebben deelgenomen aan de interventie en waren als zodanig betrokken bij het geheel

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlak en het mogelijk maken dat het resultaat

van het onderzoek buiten het afgebakend onderzoeksgebied gebruikt kan worden Alle

docenten hebben een uitnodiging gehad om te participeren bij de interventie Hoewel het

onderzoek zich richt op de COE zijn de docenten van de Marketing en Managementop-

leiding (MeM) ook betrokken bij dit interventieonderzoek waardoor met dit onderzoek

tevens een aanzet wordt gegeven om de assessments te kunnen introduceren bij de MeM

opleiding Zowel docenten van de COE als van de MeM hebben de training gevolgd Ook

is er een volledig competentieprofiel van de MeM dat is ingedeeld naar de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase

Het informeren van alle overigen betrokken Tijdens de diploma- en certificaatuitreiking

van 26 oktober 2014 zijn de certificaten overhandigd aan de deelnemers van de

assessorentraining Hiervan is er verslag gedaan in de SOOS-nieuwsbrief van november

2014 Het artikel is opgenomen in bijlage 15

Masterthesis 59

7 Conclusies aanbevelingen en discussie

In dit onderzoek stond de volgende vraag centraal kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor bij de

docenten waar te nemen

3 Op basis van welke criteria kunnen de tussen- en eindassessments van de COE

studenten afgenomen te worden

71 Conclusies

1 Ten aanzien van de toename van het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de conclusie dat de aan de docenten

verstrekte reader met daarin theoretische aspecten over het competentiegericht opleiden

en beoordelen en een informatiebijeenkomst ertoe heeft geleid dat het kennisniveau is

toegenomen Voorafgaand aan de informatiebijeenkomst is het kennisniveau van de

docenten gemeten aan de hand van een toets waarbij het gemiddeld cijfer 44 is geweest

Na de informatiebijeenkomst is er een tweede meetmoment geweest waarbij het

gemiddeld cijfer 62 is geweest

2 Ten aanzien van de toename van het ontwikkelingsniveau van de competenties als

assessor bij de docenten kan geconcludeerd worden dat

Uit het onderzoek is gebleken dat de competenties van een assessor zich vooral

demonstreren bij het beoordelen van een portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

In dit onderzoek daadwerkelijk is gefocust op de competenties van een assessor Bij

een competentie staat centraal dat de kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen op een geiumlntegreerde wijze gedemonstreerd dienen te worden in de

beroepspraktijk De beroepspraktijk is in dit onderzoek de SOOS geweest waar de

docenten aan de hand van bestaande studentenportfoliorsquos getraind zijn en geoefend

hebben om een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor

te weeg te brengen De integratie van de kennis vaardigheden houding en

eigenschappen is blijkt uit de kennis die de docenten hebben opgedaan over het

beoordelen van een portfolio en het afnemen van een criteriumgericht interview op

basis waarvan zij vaardigheden zijn gaan ontwikkelen door onderling met elkaar te

oefenen aan de hand van studentenportfoliorsquos

Bij het beoordelen van het portfolio is er een toename in het ontwikkelingsniveau van

de competentie te zien bij de docenten hetgeen vooral is gebleken bij het hanteren van

Masterthesis 60

de beoordelingsdriehoek waarbij tijdens het eerste meetmoment de docenten de

beoordeling afzonderlijk voor de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria hebben gedaan en tijdens het tweede meetmoment de beoordeling

vooral vanuit de relatie tussen deze drie componenten hebben gedaan De vraak-

criteria zijn bij beide meetmomenten gehanteerd

Hoewel alle docenten in de rol van assessor rekening hebben gehouden met de

beoordelingsdriehoek heeft geen enkele docent bij het samenstellen van de eigen

portfolio deze relatie tot uiting gebracht

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen aandacht besteed aan de taakfase tijdens de START-

methodiek (situatie- taak- actie- resultaat- transferfase) en deels aan het

samenvatten tijdens de LSD-methodiek (luisteren samenvatten en doorvragen)

Tijdens het tweede meetmoment zijn alle onderdelen aan de orde geweest hetgeen

een toename van het ontwikkelingsniveau weergeeft in deze twee methodieken

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen feedback gegeven Bij het tweede meetmoment hebben de

docenten dat wel gedaan Hoewel dit op zich al een toename van het

ontwikkelingsniveau weergeeft kan ook ten aanzien van de kwaliteit van de gegeven

feedback gesteld worden dat de feedbackregels in acht zijn genomen en dat de

docenten uit zijn gegaan van de bewijzen die in het portfolio zijn opgenomen

3 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

Assessments dienen aan de hand van criteria te geschieden die geformuleerd zijn in de

vorm van heldere gedragsindicatoren In alle voorgestelde gedragsindicatoren zijn er

concrete meetbare werkwoorden en een inhoudelijk aspect opgenomen die het

verwacht gedrag van de studenten aangegeven

Bij het formuleren van de criteria dient de relatie met de beroepspraktijk tot uiting te

worden gebracht Deze relatie is bij vier van de zes competentiecategorieeumln

weergegeven

Naar aanleiding van het bovenstaande kan gesteld worden dat gerichte training en oefeningen

daadwerkelijk hebben bijdragen aan de competenties van assessor bij de SOOS docenten

Verder kan geconcludeerd worden dat uitgaande van de conclusies van het analyseonder-

zoek met dit interventieonderzoek een belangrijke aanzet is gegeven tot de implementatie

van het competentiegericht opleiden en beoordelen Ter onderbouwing van deze conclusie

worden de volgende opmerkingen gemaakt

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de term assessment dat centraal staat

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen niet in de studiegids en het

lesmateriaal voorkwam en ook niet genoemd is tijdens de afgenomen interviews

Momenteel beschikken alle docenten over een reader waarin de theoretische aspecten

Masterthesis 61

rond het competentiegericht opleiden en beoordelen zijn opgenomen Daarnaast zijn

negen docenten getraind om assessments af te nemen van studenten

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de docenten het competentiebegrip niet

konden definieumlren Ook is gebleken dat de docenten de rol van de beroepspraktijk niet

als een doorslaggevende factor hebben geiumldentificeerd bij het aangeven van de mate

waarin zij een bijdrage leverden aan het ontwikkelen van de competenties bij de

studenten Uit het interventieonderzoek is gebleken dat het kennisniveau over het

competentiegericht opleiden en beoordelen verhoogd is bij meer dan de helft van de

docenten

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat in het huidig competentieprofiel alleen

criteria zijn ontwikkeld die aangeven wat de studenten moeten kunnen aan het eind

van de opleiding Als resultaat van het interventieonderzoek is er een

competentieprofiel waarmee het mogelijk is om aan het eind van de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase het competentieniveau van de studenten te beoordelen

72 Aanbevelingen

Naar aanleiding van bovenstaande conclusies kunnen de volgende aanbevelingen gedaan

worden

Het implementeren van het aangepaste competentieprofiel en het inzetten van de

getrainde assessoren op de drie assessmentmomenten

Het houden van een informatiebijeenkomst voor de docenten die hebben deelgenomen

aan de interventie Tijdens deze informatiebijeenkomst worden de docenten geiumlnformeerd

over de resultaten van het interventieonderzoek en wordt het implementatieplan

gepresenteerd Het is ook aan te bevelen om aan het begin van de informatiebijeenkomst

een derde meetmoment te doen van het kennisniveau over het competentiegericht

opleiden en beoordelen Op basis hiervan kan namelijk worden ingeschat als er behoefte

is aan een herhaling van de theoretische aspecten van het competentiegericht opleiden en

beoordelen alvorens de assessoren zullen starten met de afname van de assessments

Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat Hiermee wordt beoogd om de gap die ten aanzien

hiervan geconstateerd is bij het samenstellen van de portfoliorsquos weg te werken

Het organiseren van een workshop onder de docenten van de SOOS waarbij er verder

gewerkt wordt aan het competentieprofiel met als doel om bij alle competenties de relatie

met de beroepspraktijk tot uiting te brengen

Het instellen van een focusgroep waarin personen uit de bedrijven waar de COE

studenten werkzaam zijn participeren met als doel om na te gaan als het voorgesteld

competentieprofiel aansluit bij de beroepsomgeving van de studenten

Masterthesis 62

Het doen van een analyseonderzoek naar de leeractiviteiten die de studenten tijdens de

verschillende modules uitvoeren met als doel na te gaan als er aanpassingen nodig zijn in

de didactische aanpakken die momenteel worden gehanteerd De didactische aanpakken

die gehanteerd worden moeten namelijk studentenactiviteiten stimuleren die het mogelijk

maken dat de studenten hun competenties kunnen ontwikkelen

Het instellen van een community of learners waarbij de getrainde docenten elkaar kunnen

ondersteunen bij de implementatie van de assessment bij de hbo-opleidingen Aangezien

de community of learners buiten beschouwing is gelaten bij dit onderzoek is het aan te

bevelen dat er een interventieonderzoek hieraan gekoppeld wordt waarbij ongeveer

dezelfde opzet als bij dit onderzoek gebruikt wordt Hiermee wordt bedoeld dat docenten

ook eerst geiumlnformeerd worden over de achtergronden van een community of learners

waarna zij getraind kunnen worden om te functioneren binnen een community of learners

Vervolgens worden workshops georganiseerd met brainstormsessies over de randvoor-

waarden die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten

Tijdens het interventieonderzoek is er een aanvang gemaakt met het ontwikkelen van een

website die gebruikt zou worden om alle producten die tijdens de onderzoeksperiode

ontwikkeld zouden worden ter beschikking te stellen voor de deelnemende docenten

Echter is het in de onderzoeksperiode niet gelukt om deze website af te ronden en te

publiceren onder de deelnemende docenten Aanbevolen wordt om deze website alsnog te

maken zodat de getrainde docenten de website als een medium kunnen gebruiken in hun

rol als assessor De (niet afgemaakte) website is beschikbaar via

httpssitesgooglecomakromosoetonetassessoren-traininghome

73 Discussie

Tijdens de interventie en het onderzoek zijn er zowel sterke punten als verbeterpunten

geconstateerd Alvorens hierop in te gaan wordt eerst ingegaan op het generatief vermogen

van het onderzoek

Generatief vermogen van het onderzoek

Er hebben negen docenten geparticipeerd aan de training waarbij geconstateerd is dat

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de competenties als

assessor De negen docenten zijn geselecteerd op basis van bereidheid waarbij elke docent

die wilde participeren aan de training mocht participeren Van deze negen docenten hadden

twee ervaring in het beoordelen van portfoliorsquos Daarnaast waren deze negen docenten

afkomstig uit verschillende disciplines waarvan eacuteeacuten rechten heeft gestudeerd vier economie

eacuteeacuten Nederlands twee management en eacuteeacuten pedagogiek Ook het aantal jaren ervaring in het

geven van onderwijs bij een hbo-instelling varieert tussen eacuteeacuten jaar en meer dan tien jaren

Uitgaande hiervan kan gesteld worden dat het mogelijk is om van alle docenten die

verbonden zijn aan beroepsgerichte instellingen middels gerichte training en oefening een

bijdrage te leveren aan hun competenties als assessor

Masterthesis 63

Sterke punten en verbeterpunten

Als sterke punten kunnen genoemd worden

1 Het onderzoek heeft inzicht gegeven in de wijze waarop de docenten zich zelf zien bij de

modules die zij geven en hun bereidheid om een bijdrage te leveren aan het

implementeren van assessments

2 Het resultaat van de interventie namelijk negen getrainde assessoren is voor de SOOS

van grote toegevoegde waarde voor het accreditatieproces Hiermee toont de SOOS

namelijk aan dat het kader aanwezig is om na te gaan of de individuele student ook

inderdaad over de beoogde eindkwalificaties beschikt

3 Het bewust worden van de docenten die betrokken zijn geweest bij het onderzoek en de

interventie Bij het analyseonderzoek is op eacuteeacuten na van alle COE docenten een interview

afgenomen waarbij de docenten bewust zijn geworden dat de huidige toetsvormen niet

aansluiten bij het competentiegericht opleiden en beoordelen

4 Het leerrendement van de onderzoeker over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de mogelijkheid om deze kennis te delen binnen de SOOS

Als verbeterpunten kunnen genoemd worden

1 De ecologische validiteit heeft moeten inboeten bij het tweede meetmoment bij de

assessorentraining aangezien de data niet rechtstreeks van de respondenten is verzameld

maar via de observanten Dit had opgevangen kunnen worden door video-opnames te

maken De data van deze video-opnames had dan vergeleken kunnen worden met die van

de observanten Een soortgelijke constatering is te maken bij het resultaat van de indeling

van het huidig competentieprofiel naar tussen- en eindniveaus Hierbij is namelijk

uitgegaan van hetgeen geschreven is op de flappen en niet van de gevoerde gesprekken

In dit geval hadden geluidsopnames gemaakt kunnen worden waarbij die data vergeleken

kon worden met data op de flappen

2 De wijze waarop de voor- en nameting bij de assessorentraining zijn gedaan Bij de

voormeting zijn namelijk de resultaten van twee groepen verwerkt en bij de nameting van

zeven individuele docenten Aangezien het om kwalitatieve data gaat is het niet mogelijk

om met een gemiddelde te werken waardoor de waarde van de conclusie met betrekking

tot de vergelijking tussen de voor- en nameting afneemt

3 Tijdens het interventieonderzoek heeft er geen controle van de ontwikkelde instrumenten

plaatsgevonden waarbij nagegaan is als alle indicatoren daadwerkelijk zijn opgenomen

Hierdoor is het onderdeel turbovragen niet meegenomen bij het meten van het effect van

de oefeningen

4 Tijdens het interventieonderzoek is er geen afstemming geweest met de observatoren om

na te gaan als hun rapportages wel in de nodige informatie resulteerden om de benodigde

resultaten te kunnen analyseren Hierdoor is zowel bij de eerste als bij de tweede meeting

tijdens de assessorentraining geen inzicht verkregen in de mate waarin de gedragsindica-

toren daadwerkelijk zijn gedemonstreerd bij de docenten die op dat moment de rol van

assessor hadden Hierdoor heeft de waarde van de conclusie moeten inboeten omdat het

oordeel gebaseerd is op de interpretatie van de observator en niet van de onderzoeker

Masterthesis 64

8 Implementatie plan

In dit implementatieplan wordt uitgaande van een gekozen implementatietheorie strategieeumln

uitgewerkt die het mogelijk maken om de resultaten van het interventieonderzoek te

implementeren

81 Implementatietheorie

Gekozen is voor de ontwikkelaanpak Deze aanpak wordt gebruikt als de problematiek nog

niet helder is er meerdere perspectieven zijn om de problemen op te lossen en de koers van

de verandering nog niet duidelijk is De ontwikkelaanpak start met een analyse van

problemen en oplossingsrichtingen door alle betrokkenen Hierbij worden de veranderingen

geleidelijk gerealiseerd en de medewerkers zijn betrokken bij alle fasen van verandering

(Boonstra 2005)

Er moet een specifieke vernieuwing worden geiumlmplementeerd waarbij de assessoren

assessments van de studenten zullen afnemen Het interventieonderzoek heeft geresulteerd in

negen getrainde assessoren en een competentieprofiel waarin de gedragsindicatoren van de

studenten gespecificeerd zijn naar tussen- en eindniveaus Zo op het eerste gezicht ziet het

ernaar uit dat de randvoorwaarden om assessments te implementeren aanwezig zijn Echter is

de problematiek niet helder en is de koers van de verandering ook nog niet duidelijk

Vragen die onder meer gesteld kunnen worden zijn

1 Kunnen de assessments naast de bestaande toetsvormen ingevoerd worden vanaf de

aanvang van de opleiding of dienen bestaande toetsvormen te worden vervangen door de

assessments Uitgaande van de resultaten van het analyseonderzoek waaruit is gebleken

dat de meeste toetsvormen zich richten op het toetsen van kennis en vaardigheden en niet

op competenties is het verwachtbaar dat assessments bestaande toetsvormen zullen

vervangen

2 Zijn de didactische aanpakken die momenteel binnen de verschillende modules

gehanteerd worden erop gericht dat er activiteiten bij de studenten gestimuleerd worden

die hen de gelegenheid geven om competenties te ontwikkelen Dit vereist een nieuw

analyseonderzoek zoals in het voorgaande hoofdstuk ook al is aanbevolen aangezien zal

er een volledige analyse van de bestaande toetsvormen moeten plaatsvinden alvorens de

assessments ingevoerd kunnen worden

3 Hoe zullen de niet getrainde docenten bewust gemaakt worden dat elke docent een

bijdrage dient te leveren aan de ontwikkeling van de competenties van de studenten Uit

het analyse onderzoek is gebleken dat de meeste docenten vooral vakinhoudelijke

docenten zijn die meer gefocust zijn op het overbrengen van de kennis enof het aanleren

van de vaardigheden met betrekking tot hun vak op de ontwikkeling van de competenties

van de studenten

Masterthesis 65

Uitgaande van de hierboven gegeven voorbeelden blijkt dus dat er wel een degelijke

probleemanalyse nodig is op basis waarvan oplossingen voorgedragen kunnen worden die

vervolgens gefaseerd geiumlmplementeerd kunnen worden Hierbij dienen alle stakeholders

betrokken te zijn hetgeen in de volgende paragraaf wordt beschreven

82 Stakeholders

Het is belangrijk dat alle stakeholders actief worden betrokken bij de implementatie Als

stakeholders worden geiumldentificeerd de (getrainde) docenten en de directie

De directie zal een belangrijke rol spelen bij het implementatietraject en met name om de

docenten te leiden tot bereidheid om deel te nemen aan de veranderingen die zullen

plaatsvinden en die bereidheid te behouden Hierbij wordt gedacht aan

1 Het vooraf tijdig informeren van de veranderingen die zullen plaatsvinden Hierbij

worden de docenten vooraf aangegeven waarom het belangrijk is dat de verschillende

veranderingen dienen plaats te vinden en welke acties hierbij ondernomen zullen

worden

2 Tijdens het implementatietraject regelmatig informatie verstrekken over de acties die

zijn ondernomen en de resultaten die hieruit zijn voortgekomen

3 Het faciliteren van de docenten door middelen vrij te maken om hen te trainen en hen

te laten participeren in de community of learners Vooral het laatste dient niet

onderschat te worden De docenten zijn namelijk allemaal deeltijdse docenten

waarvan hun vergoeding afhankelijk is van het aantal gegeven college-uren Inden de

docenten nu in een community of learners dienen te participeren zullen zij daar tijd

voor vrij dienen te maken Hierbij is het wenselijk dat zij vergoed worden hiervoor

83 Sociaal kapitaal en capacity building

Hargreaves (2013) geeft aan dat met sociaal kapitaal bedoeld wordt de mate waarin de

kwantiteit en de kwaliteit van interacties en sociale relaties onder mensen effect hebben op

hun toegang tot kennis en informatie hun verwachtingen hun verplichtingen en hun

vertrouwen en in welke mate zij blijven vasthouden aan dezelfde normen en gedragspatronen

Hierbij noemt Hargreaves (2014) professionele leergemeenschappen als mogelijk om het

sociaal kapitaal binnen een onderwijsinstelling optimaal te kunnen gebruiken Dit idee sluit

aan bij de eerder gedane aanbeveling voor het instellen van een community of learners

waarbij de docenten elkaar niet alleen kunnen ondersteunen bij het implementeren van de

assessments maar ook van elkaar kunnen leren

Masterthesis 66

84 Stappenplan

Uitgaande van de in het vorig hoofdstuk gedane aanbevelingen en hetgeen in de voorgaande

paragrafen is opgenomen wordt het volgend stappenplan voorgesteld

1 Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat

2 Het houden van een tweede workshop om het competentieprofiel verder te reviewen

waarbij vooral de rol van de beroepspraktijk bij de competentieontwikkeling

meegenomen wordt

3 Onderdeel A

De getrainde docenten worden enthousiast gemaakt om te participeren in een community

of learners Hierbij worden zij eerst geiumlnformeerd over de achtergronden van een

community of learners vervolgens worden zij getraind om te kunnen functioneren binnen

een community of learners en tenslotte zullen zij brainstormen over de randvoorwaarden

die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten De rol

van de directie is hierbij van belang en met name in het kader van het verstrekken van het

faciliteren van deze community of learners

3 Onderdeel B

Het benaderen van personen uit de beroepsomgeving van de huidige studenten om te

participeren in een focusgroep waarbij nagegaan wordt als het competentieprofiel aanluit

bij de beroepsomgeving waarin de COE studenten werken Uit dit onderzoek hiervan

dient er een competentieprofiel voort te komen dat een goed beeld geeft van het geen

verwacht wordt van de pas afgestudeerde

4 Het doen van een analyseonderzoek waarbij het huidig curriculum van de COE getoetst

wordt aan het competentieprofiel Deze brainstormsessies dienen te resulteren in een

aangepast curriculum dat het mogelijk maakt dat studenten daadwerkelijk die

leeractiviteiten zullen uitvoeren die het mogelijk maken dat zij de gedragsindicatoren

zoals beschreven in het competentieprofiel kunnen ontwikkelen

5 Het aanvangen met de assessments in de competentiegerichte opleiding door de getrainde

assessoren

De stappen 3 onderdeel A en onderdeel B zullen simultaan aanvangen

Masterthesis 67

Lijst van geraadpleegde bronnen

Alexander P (2006) Psychology in Learning and instruction New Jersey Pearson

Baarda D (2014) Dit is onderzoek Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek

Groningen Nederland Noordhoff

Baarda D De Goede M amp Teunissen J (2009) Basisboek kwalitatief onderzoek

Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek Groningen

Nederland Noordhoff

Boonstra J (2005) Besturen van organisaties vanuit een paradoxaal perspectief Accounting

1 4-11 Geraadpleegd op httpwwwjaapboonstranlwp-

contentuploads201301Besturen-vanuit-paradoxaal-perspectief1pdf

De Ronde M (zj) Emotiedobbelstenen instrument voor ontmoeting en reflectie

Geraadpleegd op

httpchenl~mediaAcademie20Mens20en20OrganisatieLectoraatMichiel20de

20Ronde20-20publicatiesDe20Luistercoach20-

20Spelvormen20bij20de20emotiedobbelsteentjespdf

Driesen E amp Van Tartwijk J (2006) Toetsen met portfoliorsquos In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 175-188) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Hargreaves A (2013) Professional capital and the future of teaching In Seddon T amp Levon

J (2013) Educators professionalism and politics global transmission national spaces

and professional projects (pp 290-307) Geraadpleegd op

httpbooksgooglenlbookshl=nlamplr=ampid=rZJbBAAAQBAJampoi=fndamppg=PA290ampdq=

relatedHfMPWxsoybQJscholargooglecomampots=_3p5Xe34piampsig=PVgZuZ3xTH0h9f

4G8uBW9et43j4v=onepageampqampf=false

Hargreaves A (2014) Professional capital transforming teaching in every school

Geraadpleegd op

httpimteckatananofiles241369387009Professional_Capital_Transforming_Teachi

ng_in_Every_Schoolpdf

Joosten-ten Brinke D De Craene B Lemmen K Van Den Boomen J Slangen M amp

Voncken J (2009) Erkenning Verworven Competenties Geraadpleegd op

httpdspaceounlbitstream182020001EVCisbn9789079447237pdf

Masterthesis 68

Korthagen F (2002) Niveaus in reflectie naar maatwerk in begeleiding VELON Tijdschrift

voor Lerarenopleiders 23(1) 29-38 Geraadpleegd op

httpwwwarteveldehogeschoolbestudielichtsitesdefaultfilesfilesReflectieopdracht

20Artikel20Niveaus20in20reflectie(1)pdf

Korthagen F (2004) Zin en onzin van competentiegericht opleiden VELON Tijdschrift voor

Lerarenopleiders 25(1) 13-23 Geraadpleegd op httpwwwvelonnlkennisbank

rubriekrubriek_itemtzin_en_onzin_van_competentiegericht_opleiden

Lorna E (2003) Assessment of Learning for Learning and as Learning Geraadpleegd op

httpwwwaacuorgmeetingsilddocumentsSymonetteMakeAssessmentWorkEarlAsse

ssmentForOfAsLearning2003pdf

Luken T (2006) Hoe meetbaar zijn competenties Dilemma en uitweg bij het werkbaar

maken van het competentiebegrip Handboek Effectief Opleiden (pp 89-108)

Geraadpleegd op httphomeplanetnl~tlukenZijnCompetentiesMeetbaarHEOpdf

Nationaal Orgaan voor Accreditatie (2012) Accreditatiekaders hoger beroepsonderwijs met

toelichting Zp

Oudkerk Pool I (2013) Expertiseontwikkeling en professionalisering van de Assessor

Ontwikkeling van een rubriek voor assessorenkwaliteit Criteriumgericht Beoordelen

Amsterdam Nederland Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding Hogeschool van

Amsterdam

Ponte P (2010) Onderwijs van eigen makelij Procesboek actieonderzoek in scholen en

opleidingen Den Haag Nederland Boom Lemma Uitgevers

Roelofs E amp Visser J (2011) De inhoud van toetsen In Stichting Cito Instituut voor

Toetsontwikkeling (Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op

httpwwwutwentenlelanhuidige_studentenOLCnotulen201205-

2012Toetsen20op20schoolpdf

Sanders P (2011) Het doel van toetsen In Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling

(Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op httpwwwutwentenlelan

huidige_studentenOLCnotulen201205-2012Toetsen20op20schoolpdf

Shepard L Hammerness K Darling-Hammond L Rust F with Baratz Snowden J

Gordon E Gutierrez C amp Pacheco A (2005) Assessment In Darling-Hammond L

amp Bransford J (Ed) Preparing teachers for a changing world What teachers should

learn and be able to do (pp 275-326) San Fransisco CA Jossey-Bass

Masterthesis 69

Smeijsters H amp Sporken S (2004) Van Taak Tot Competentie lsquoLeren lerenrsquo voor het

hoger beroepsonderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombookshl=enamplr=lang_nl

|lang_enampid=3_wb4uHyNlcCampoi=fndamppg=PA9ampdq=Van+taak+tot+competentieampots=-

3vz-

HCqWIampsig=YGo1jtM7qtz2xM0wagfM1QusQl8v=onepageampq=Van20taak20tot

20competentieampf=false

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Bedrijfsprofiel Paramaribo

Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2016

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2014 Vierjarige

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2012-2013 Marketing

en Managementopleiding Paramaribo Suriname Auteur

Straetmans G amp Sanders P (2001) Beoordelen van competenties van docenten

Geraadpleegd op httpwwwrcecnlpublicatiesoverige20publicatiesEPSbrochure5_

Beoordelenpdf

Taylor E (2003) Competenties in het voortgezet onderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombooksid=SkGXAzEx4hACamppg=PA13ampdq=Competentie+defin

itieamphl=nlampsa=Xampei=UlevUc_aB9jk4APJv4DABgampved=0CDMQ6AEwAQv=onepage

ampq=Competentie20definitieampf=false

Van Berkel A Van Dinther M Oudkerk Pool I amp Speetjes J (2008) Certificeren van

assessoren in het hbo Waarom en hoe OnderwijsInnovatie 2 17-15 Geraadpleegd op

httpwwwounlDocsTijdschriftOIOI_Juni_2008pdf

Van Dinther M (2009) Assessor in het hbo een vak apart Geraadpleegd op

httpfontyssurfsharekitnl8080getsmpid25849DS1

Van Merrieumlnboer J Van Der Klink M amp Hendriks M (2002) Competenties van

complicaties tot compromis Over schuifjes en begrenzers Geraadpleegd op

httpwwwonderwijsraadnlpublicatieszoekenitem259page=2ampsort=ampformkey=ffc29

40fed1b34bcb53b6200e25b6727fzoekform

Masterthesis 70

Van Petegem P amp Vanhoof J (2002) Evaluatie op de testbank Een handboek voor het

ontwikkelen van alternatieve evaluatievormen Mechelen Belgieuml Wolters Plantyn

Wouda S amp Snoek M (2003) Competentiegericht leren en begeleiden

Competentiegericht bewijzen en beoordelen Geraadpleegd op

httpwwwlerowebnldocsleroepslot docuassessmentpdf

Zwaal W amp Eringa K (2006) Toetsen van competenties In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 277-291) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Masterthesis 71

Bijlagenoverzicht

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE 72

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling bestaand materiaal 75

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en algemeen directeur 79

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten 85

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en algemeen directeur 87

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader 88

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten 89

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie 90

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek 92

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment 94

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining 96

Bijlage 12 Leerrapport 99

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en feedbackregels 101

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel 102

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief 106

Masterthesis 72

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE (Overgenomen van SOOS 2013d p15-21)

Het eerste cijfer in het competentieprofiel duidt op de subcategorie het tweede cijfer duidt op een

competentie van die betreffende subcategorie en het derde cijfer duidt op een prestatie-indicator van

die betreffende competentie Er zijn in totaal 23 competenties verdeeld over de zes subcategorieeumln

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Masterthesis 73

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Masterthesis 74

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 75

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling

bestaand materiaal

Leerdoelen Toetsvorm Modules

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

Masterthesis 76

Leerdoelen Toetsvorm Modules

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige

wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de administratieve

processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

Masterthesis 77

Leerdoelen Toetsvorm Modules

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

Masterthesis 78

Leerdoelen Toetsvorm Modules

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt de

eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 79

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en

algemeen directeur

Achtergrond

In het kader mijn masteropleiding moet ik een probleem dat zich voordoet in de opleiding

analyseren Ik heb hierbij gekozen voor een analyse van de wijze waarop de toetsing van de

competenties bij de driejarige COE plaatsvindt Het resultaat is bekend en te zien in het

totaaloverzicht van de toetsing van de competenties van de COE (zie bijlage)

Als vervolg op dit onderzoek wordt er een interventieonderzoek gedaan Uit deze interventie

dienen er concrete voorstellen te worden gedaan om het geanalyseerd probleem op te lossen

Om enige richting te krijgen van de wijze waarop deze interventie kan worden gedaan is het

noodzakelijk om de relevante actoren te benaderen om hun zienswijze op het totaaloverzicht

van de toetsing van de competenties te geven Als relevante actoren zijn de

opleidingsmanager van de COE en de algemeen directeur geiumldentificeerd U ontvangt deze

vragenlijst omdat u eacuteeacuten van deze functionarissen bent

Instructies

In het overzicht in de bijlage is af te lezen op welk niveau een bepaalde competentie in casus

een prestatie-indicator in een bepaalde module getoetst wordt Voor de overzichtelijkheid

zijn de verschillende modules met een afkorting in het overzicht weergegeven Onder het

overzicht is de volledige modulenaam per fase opgenomen Bij het beantwoorden van de

vragen is het goed om ook te weten dat de eerste fase van de opleiding de fase financieel

analist als persoon is en de laatste fase de fase startbekwaam financieel analist De marketing

algemene economie bedrijfseconomie en bedrijfsadministratiefase worden in afwisselende

volgorde aangeboden

Het verzoek is om het aangehecht totaaloverzicht uit te printen te bestuderen en vervolgens

per competentie uw onderbouwde mening te geven en ook een voorstel te doen over hoe de

toetsing van de competentiecategorie verbeterd kan worden Hiervoor kan het

antwoordenblad op de volgende bladzijde gebruikt worden In totaal zijn er 23 competenties

verdeeld over zes categorieeumln Elke categorie is op een nieuwe bladzijde opgenomen

Tot slot doe ik een beroep op u om het totaaloverzicht van de toetsen kritisch te bekijken en

uw denkwijze begrijpelijk en onderbouw te verwoorden Ik dank u bij voorbaat voor het

invullen van de twee onderstaande vragen

Vragen

1 Wat vindt u van de wijze waarop de competenties getoetst worden bij de COE en

waarom stel je dat Graag de onderbouwde bevindingen per competentie noteren in

de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad op de volgende bladzijde

Masterthesis 80

2 Bij welke competenties zou de toetswijze verbeterd moeten worden en hoe zou deze

verbetering kunnen plaatsvinden Graag de competenties die volgens u verbeterd

moeten worden duidelijk noemen en de voorstellen voor verbetering onder de

competentiecategorie noteren in de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad

op de volgende bladzijde

Antwoordenblad

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

Onderbouwde mening

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

Onderbouwde mening

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

Onderbouwde mening

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

Onderbouwde mening

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 81

2 Organisatorische competenties

24 De student gaat methodisch te werk

241 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

242 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

Onderbouwde mening

25 De student brengt structuur aan in het werk

251 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

252 De student richt het werk planmatig in

Onderbouwde mening

26 De student controleert activiteiten op voortgang

261 De student bewaakt de uitvoering van een plan

262 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

263 De student treedt regulerend en ordenend op

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 2

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

3 Competenties in het samenwerken

33 De student functioneert als volwaardig groepslid

331 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

332 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

333 De student stelt teambelang boven eigen belang

334 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

Onderbouwde mening

34 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

341 De student verwisselt informatie met stakeholders

342 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

343 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

344 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 82

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

Onderbouwde mening

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

Onderbouwde mening

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

Onderbouwde mening

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

Onderbouwde mening

Masterthesis 83

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

Onderbouwde mening

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 5

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Onderbouwde mening

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

Onderbouwde mening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

Onderbouwde mening

Masterthesis 84

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

Onderbouwde mening

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

Onderbouwde mening

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Onderbouwde mening

De competenties die volgens u verbeterd moeten worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 6

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 85

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten

Achtergrond

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat bij de verschillende modules de toetsing met name

gericht is op kennis en vaardigheden en niet zo zeer op de competenties Het doel van dit

interview is tweeledig In eerste instantie wordt nagegaan wat de docenten van de COE weten

over het toetsen van competenties en ten tweede wordt hiermee ingeschat in hoeverre de

docenten bereid zijn om een bijdrage te leveren aan de competentieontwikkeling van de

student in plaats van te focussen op het toetsen van de specifieke kennis en vaardigheden die

horen bij de verschillende modules Alle docenten van de COE worden dus geiumlnterviewd

Informatie over de geiumlnterviewde (vooraf in te vullen aan de hand van het resultaat van het

analyseonderzoek)

Naam docent

Module(s) en bijbehorende toetsvorm(en)

Inleiding bij het interview

De docent welkom heten en kort vertellen over het onderzoek dat ik aan het uitvoeren

ben

Het overzicht van module(s) en de bijbehorende toetsvormen van de betreffende docent

kort bespreken

Uitleggen hoe dit onderzoek past in het beleid van COE welke steun er is en dat het doel

van dit interview ook is om meer steun van docenten te verwerven

vragen

1 Hoe zou je het begrip competentie omschrijven

2 Ben je bekend met het competentieprofiel van de COE

Waar heb je het competentieprofiel gezien

Ken je het beroep waarvoor onze studenten worden opgeleid1

3 Aan welke competentie(s) uit het competentieprofiel levert (leveren) de module(s) die jij

geeft een bijdrage

1 Na deze vraag wordt het competentieprofiel van de COE overhandigd

Masterthesis 86

4 Hoe denk je over de mate waarin deze competentie(s) wordt(worden) getoetst met de

toetsvorm(en) die we nu gebruiken

5 Ben je bekend met het begrip formatieve toetsing

Indien nodig info geven en dan vragen of en waar gebruikt

6 Ben je bekend met de volgende toetsvormen

Portfoliorsquos Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Stages Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Praktijkopdrachten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Simulaties Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Logboeken Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Projecten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

7 Ben je bereid om bovengenoemde toetsvormen bij jouw module(s) te gebruiken

8 Heb je behoefte aan trainingcoachingsamenwerken met collegarsquos in

Formatieve toetsing

Portfoliorsquos

Stages

Simulaties

Logboeken

Projecten

9 Nog een aanvullende opmerking of vraag

Masterthesis 87

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en

algemeen directeur

Labels met betrekking tot de mening van de functionarissen

1 Via reflectiemodulen

2 Toetsvormen

3 Meerdere modulen

4 Doen

5 Formulering prestatie-indicatoren

6 Verschillende niveaus

7 Tijdstip toetsing

8 Tonen en doen

9 Weten en weten hoe

10 Soorten modules

Labels met betrekking tot de verbetervoorstellen gedaan door de functionarissen

11 Formulering prestatie-indicatoren

12 Verschillende niveaus

13 Toetsvormen

14 Aanvulling Prestatie-indicatoren

15 Soort module

16 Tijdstip toetsing

17 Aantal prestatie-indicatoren

18 Onderwijsactiviteiten

19 Doen

Masterthesis 88

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader

Algemeen 3

1 Het begrip competentie 4

2 Doeleinden van assessment 4

3 Portfolio 8

31 De rol van het portfolio 8

32 Inhoud van het portfolio 8

33 De rol van feedback tijdens het portfolioproces 10

4 Assessment 12

41 Beoordelingsmomenten 12

42 Kwaliteitscriteria voor assessments 13

421 Validiteit 13

422 Betrouwbaarheid 14

423 Acceptatie 15

424 Uitvoerbaarheid 15

Literatuurlijst 17

Masterthesis 89

As

FOR

OF

FOR

AS

OF

FOR

OF

AS

OF

FOR

AS

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten

Omcirkel het juiste antwoord

(de juiste antwoorden zijn onderstreept)

1 Welke van onderstaande alternatieven is GEEN kenmerk van een competentie

A Competenties zijn contextgebonden

B Competenties zijn veranderlijk in de tijd

C Competenties zijn in eacuteeacuten keer te ontwikkelen

D Competenties staan in relatie tot elkaar

2 Wat wordt bedoeld met assessment

A Beoordelen van kennis en vaardigheden

B Beoordelen van competenties

C Beoordelen als de student startbekwaam is

D Beoordelen als de student geschikt is om een bepaalde opleiding te volgen

3 Welke figuur geeft de competentiegerichte assessmentpiramide weer

A B

Assessment Learning Assessment Learning

C D

Assessment Learning Assessment Learning

4 Wat hoort er NIET bij

Voor het maken van een ontwikkelingsportfolio is het noodzakelijk dat de student

A reflecteert op zijn sterke en zwakke punten

B tenminste eacuteeacuten informatiebron als bewijs gebruikt

C zich kwetsbaar openstelt

D verschillende aspecten van het persoonlijk functioneren demonstreert

5 Voor welk kwaliteitscriterium is het werken met meerdere assessoren belangrijk

A Validiteit

B Betrouwbaarheid

C Acceptatie

D Uitvoerbaarheid

======================0000000======================

Masterthesis 90

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

1 Relatie

opbouwen

kennismaken

de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak

voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen

te stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te vol-

doen worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om

te begrijpen waar de assessor

naar op zoek is

het gewenste niveau en de

criteria globaal en algemeen

worden getoetst

de student niet precies weet waar

de assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte)

van het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk

toepast om een indruk te krijgen van

het competentie- en hbo niveau van

de student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust

op verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende infor-

matie over zijn kunnen krijgt en

de assessor onvoldoende infor-

matie heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de

student overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar

kan aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan

ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo

LSD)

actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het

gesprek probeert te houden

bekend is met methodieken als

START en Turbo en die regelmatig

toepast om door te vragen op het

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de

student zelden of niet en de tijd

wordt voor een groot deel gevuld

met het bespreken van zaken die

al in het portfolio stonden of die

irrelevant zijn voor de

beoordeling

de student weet onvoldoende

Masterthesis 91

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

bekend is met de rol van examina-

torbeoordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod

laat komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

over zijn beheersingsniveau en

over de kennis of vaardigheden

attitudes die bij het compe-

tentieniveau horen en die nog

ontbreken

4 Relatie

bewijsstukken

beroepshan-

delingen en

beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen

mee te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdrie-

hoek waarin bewijzen beroepshande-

lingen en beoordelingscriteria structu-

reel met elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en

de beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van

de student op bruikbaarheid te

toetsen

5 Beoordelingstech

niek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van

de matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observe-

ren registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit

het portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze

over het oordeel en onderbouwing

informeert

de assessor toont een eenduidige

en transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed

kan toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld

aan concrete voorbeelden uit het

portfolio of CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke compe-

tenties en bijbehorend hbo-

niveau zijn aangetoond welke

niet of gedeeltelijk

7 Vastleggen

oordeel bevindingen toegankelijk vastlegt op

het daarvoor bestemde rapportage-

format

de wijze waarop het oordeel tot stand

is gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoor-

deelde competenties en hbo-

niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien

van toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van

bezwaar kan vinden en welke

stappen te nemen

(Oudkerk-Pool 2013)

Masterthesis 92

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek

De assessor

1 Relatie opbouwen kennismaken

11 stelt de student op zijn gemak

12 heeft een uitnodigende houding

13 Is alert op de aanwezigheid van eventuele weerstanden angst of onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

2 Gespreksstructuur

a Opening

21 legt het doel van het gesprek uit

22 bespreekt de procedure van het assessment

23 geeft de kandidaat de ruimte om vragen te stellen

24 deelt de inhoudelijke bevindingen over het portfolio met de kandidaat

b Midden

25 houd zich aan de structuur van het gesprek

26 geeft aan wanneer het vraaggedeelte (middengedeelte) van het CGI start

27 heeft zicht op het competentieniveau van de kandidaat

c Eind

28 geeft een onderbouwd oordeel

29 geeft de termijn waarbinnen de kandidaat de rapportage ontvangt en - indien van toepassing -

hoe die bezwaar kan aantekenen aan

210 geeft de vervolgprocedure aan

d Overall

211 Ontdekt in het middenaan het eind helemaal niet welke informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen

212 Het competentieniveau van de assessor is grondigglobaal getoetst

3 Houding

31 Demonstreert vooral de rol van een beoordelaarbegeleider

32 Benoemt het handelen van de kandidaat in termen van de gedragsindicatoren van de assessor

4 Gesprekstechnieken

a LSD

41 Luistert actief

42 Vraagt door

Masterthesis 93

De assessor

43 Vat samen

b Regie van het gesprek

44 Probeert dmv vragensamenvattingenonderbrekingen de regie in het gesprek te houden

45 Geeft de kandidaat weinigveel

ruimte voor uitweidingen

46 Onderbreekt de kandidaat zeldenmeestal

indien die teveel uitweidt

47 Vult de tijd voornamelijk met het bespreken van zaken die welniet in het porfolio staat

48 Bespreekt voornamelijk zaken die relevantirrelevant voor de beoordeling zijn

c START

49 Gaat in op de S-fase (situatie)

410 Gaat in op de T-fase (taak)

411 Gaat in op de A-fase (actie)

412 Gaat in op de R-fase (resultaat)

413 Gaat in op de T-fase (transfer)

5 Feedbackregels

51 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

52 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt

53 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

54 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

55 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

6 Omgaan met bezwaren

61 Hoort bezwaren aan

62 Vertelt waar de procedure van bezwaar opgevraagd kan worden

Doorhalen wat niet is geobserveerd

Bij de opleidingsdirecteur

Masterthesis 94

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment

Naam docent

Datum assessment 8 augustus 2014

Naam assessor

Assessmentniveau Getraind

Onderdeel 1 VRAAK-criteria

Item Oordeel Toelichting

1 De geleverde

bewijzen zijn

gevarieerd

2 De geleverde

bewijzen zijn

relevant

3 De geleverde

bewijzen zijn

authentiek

4 De geleverde

bewijzen zijn

actueel

5 Er zijn

voldoende

bewijzen per

gedragsindi-

cator

oordeel O (onvoldoende) of V (voldoende)

Masterthesis 95

Onderdeel 2 Beoordelingsdriehoek

Relatie met bewijs blijkt uit Relatie met beroepspraktijk blijkt uit

1 Relatie opbouwen kennismaken onvoldoendevoldoende

2 Gespreksstructuur

a Opening onvoldoendevoldoende

b Midden onvoldoendevoldoende

c Eind onvoldoendevoldoende

3 Gesprekstechniek

a START onvoldoendevoldoende

b TURBO onvoldoendevoldoende

c LSD onvoldoendevoldoende

4 Relatie bewijsstukken beroepshandelingen en beoordelingscriteria onvoldoendevoldoende

5 Beoordelingstechniek onvoldoendevoldoende

6 Feedback geven onvoldoendevoldoende

7 Vastleggen oordeel onvoldoendevoldoende

8 Omgaan met bezwaren (indien van toepassing) onvoldoendevoldoende

Eindoordeel (onvoldoende voldoende) ________________________________________

Handtekening Assessor

Masterthesis 96

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining

De eindopdracht is om te bewijzen dat u over de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor bezit Deze gedragsindicatoren zijn in onderstaand schema opgenomen Voor een

beter begrip van de onderstaande gedragsindicatoren wordt verwezen naar het deelnemers

materiaal van de assessorentraining waarin naast de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor ook die van een ongetrainde assessor en een expert zijn opgenomen

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

1 Relatie opbouwen

kennismaken de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen te

stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te voldoen

worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om te

begrijpen waar de assessor naar op

zoek is

het gewenste niveau en de criteria

globaal en algemeen worden

getoetst

de student niet precies weet waar de

assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte) van

het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk toepast

om een indruk te krijgen van het

competentie- en hbo niveau van de

student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust op

verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende informatie

over zijn kunnen krijgt en de

assessor onvoldoende informatie

heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de student

overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar kan

aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo LSD) actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het gesprek

probeert te houden

bekend is met methodieken als START

en Turbo en die regelmatig toepast om

door te vragen op het

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de student

zelden of niet en de tijd wordt voor

een groot deel gevuld met het

bespreken van zaken die al in het

portfolio stonden of die irrelevant

zijn voor de beoordeling

Masterthesis 97

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

bekend is met de rol van examinatorbe-

oordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod laat

komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

de student weet onvoldoende over

zijn beheersingsniveau en over de

kennis of vaardigheden attitudes

die bij het competentieniveau horen

en die nog ontbreken

4 Relatie bewijsstuk-

ken beroepshan-

delingen en beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen mee

te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdriehoek

waarin bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria structureel met

elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en de

beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van de

student op bruikbaarheid te toetsen

5 Beoordelingstechniek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van de

matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observeren

registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit het

portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze over

het oordeel en onderbouwing informeert

de assessor toont een eenduidige en

transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed kan

toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld aan

concrete voorbeelden uit het portfolio of

CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke competenties

en bijbehorend hbo-niveau zijn

aangetoond welke niet of

gedeeltelijk

7 Vastleggen oordeel2 bevindingen toegankelijk vastlegt op het

daarvoor bestemde rapportageformat

de wijze waarop het oordeel tot stand is

gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoordeelde

competenties en hbo-niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien van

toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden3

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van bezwaar

kan vinden en welke stappen te

nemen

Om de eindopdracht te maken mag gebruik gemaakt worden van de portfoliorsquos van de

afgestudeerde studenten van de SOOS Deze portfoliorsquos kunnen na afstemming met de

2 Het format om het oordeel vast te leggen is opgenomen in bijlage 1

3 De procedure is te vinden in het examenreglement

Masterthesis 98

opleidingsdirecteur in bruikleen worden gegeven om te oefenen Aangezien er niet zo veel

portfoliorsquos zijn is het verzoek om zoveel als mogelijk bij de SOOS te oefenen zodat de

portfoliorsquos niet meegenomen hoeven te worden

Het oefenen geschiedt samen met een mededeelnemer in de drie duogroepen en de ene

triogroep die tijdens de training zijn gevormd Het is de bedoeling dat elk groepslid eerst

individueel het portfolio beoordeelt waarna de assessmentgesprekken geoefend worden

Tijdens de assessmentgesprekken neemt elke deelnemer de rol van assessor en van student

aan

Aangezien tijdens het oefenen bewijzen voor het portfolio verzameld dienen te worden en die

bewijzen ook dienen te voldoen aan de VRAAK-criteria is het aan te bevelen niet met maar

eacuteeacuten studentportfolio te oefenen Hierdoor zal dan ook meer dan eacuteeacuten keer de rol van assessor

(en student) worden aangenomen

Aangezien deze training een onderzoek betreft dient er ook data verzameld te worden over

de wijze waarop de beoordeling van het portfolio is geschied Hiervoor is het noodzakelijk

dat elke deelnemer bij elke oefening ook een leerrapport schrijft conform het format dat is

opgenomen in bijlage 2 Het leerrapport dient gelijk na de oefening ingevuld te worden Het

is hierbij aan te bevelen dat de deelnemers die samen hebben geoefend elkaar helpen om het

leerrapport in te vullen De leerrapporten worden per email (querlynkromosoetonet)

ingeleverd en wel uiterlijk vrijdag 8 augustus

Het eindportfolio met daarin de bewijzen wordt ingeleverd op maandag 4 augustus 2014

Het assessment zal plaatsvinden op vrijdag 8 augustus 2014 Het assessment is een

peerassessment waarbij elke deelnemer een portfolio van een mededeelnemer krijgt om te

beoordelen Op vrijdag 8 augustus zal elke deelnemer dus de competenties van een assessor

demonstreren De beoordeling hiervan geschiedt conform dezelfde gedragsindicatoren die

zijn opgenomen in het schema op bladzijde 1-3 van dit document

De training is met goed gevolg afgerond indien

1 op maandag 4 augustus een portfolio wordt ingeleverd

2 uiterlijk vrijdag 8 augustus tenminste twee leerrapporten per email worden ingeleverd

3 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt ondergaan van een mededeelnemer op

basis van het eigen ingeleverde portfolio

4 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt afgenomen van een mededeelnemer op

basis van het ingeleverde portfolio van die mededeelnemer (de deelnemer heeft dus de

rol van assessor)

Masterthesis 99

Bijlage 12 Leerrapport

Criterium Vraag Antwoord

Relatie

opbouwen

Wat ging goed tijdens het opbouwen van de

relatie

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het opbouwen van de relatie

Structuur

assessment-

gesprek

(opening

midden en

eind)

Wat ging goed ten aanzien van de opening

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de opening het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het midden

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het midden van het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het eind van

het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het eind van het assessmentgesprek

Vraag- en

gespreks-

technieken

(START

turbo en

LSD)

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van START

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van START

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van turbo

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van turbo

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van LSD

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van LSD

Beoordelen

(WAKKER

Vraak en be-

oordelings-

driehoek)

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de WAKKER-methodiek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de WAKKER-methodiek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de vraaktechniek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de vraaktechniek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de beoordelingsdriehoek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de beoordelingsdriehoek

Masterthesis 100

Criterium Vraag Antwoord

Eindoordeel Wat ging goed tijdens het formuleren van het

eindoordeel

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het formuleren van het eindoordeel

Feedback-

regels

Wat ging goed tijdens het hanteren van de

feedbackregels

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het hanteren van de feedbackregels

Masterthesis 101

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en

feedbackregels

START-vragen

Wat was de situatie wat vond er plaats

wat was het probleem wie waren er betrokken

Wat was je rolfunctietaak wat was je opdrachtdoel

Wat deed je wat zei je welke techniek heb je gehanteerd

Wat gebeurde er wat was het resultaat hoe werd er gereageerd

Wat hebt je ervan geleerd zou je het weer zo doen

Kan je een vergelijkbare situatie noemen hoe zou je het een volgende keer

aanpakken (eventueel) Hoe zou je dit binnen de opleiding aanpakken

TURBO-vragen

1 Vergelijking Als je jezelf vergelijkt met je collegarsquos wie vind je dan het beste in het

analyseren van incidenten

2 Rangorde Op welke plaats zou jezelf staan als je een rangorde moet aanbrengen

mbthellip

3 Mening van anderen Wat vinden je collegarsquos van jouw manier van samenwerken En

op welke manier ga je met collegiale feedback om Waaruit wordt dat zichtbaar

4 ldquoStel dat vraagrdquo hier beschrijft de assessor de situatie en geeft de student aan wat

hijzij in dat geval zou doen

Feedbackregels

1 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

2 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt spreek daaruit vanuit jezelf (in

lsquoik zinnenrsquo)

3 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

4 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

5 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

Masterthesis 102

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

1 Interpersoonlijke competentie

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 Handelt eerlijk en oprecht ten

opzichte van medestudenten

en de docenten

Handelt in een gesimuleerde

beroepscontext objectief

Handelt objectief op de

werkplek

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

112 Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar onder

begeleiding

Schrijft en uit zich taalkun-

dig juist en verstaanbaar

zonder begeleiding

Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar op de

werkplek

13 De student gebruikt relevante informatie

113 Benoemt kernzaken Gebruikt de relevante

informatie bij het nemen van

beslissingen

Gebruikt de relevante informa-

tie bij het nemen van beslissin-

gen middels een praktijk-

opdracht binnen de organisatie

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

114 Identificeert problemen Demonstreert capabel te zijn

bij het oplossen van

problemen

Demonstreert capabel te zijn bij

het oplossen van problemen

middels een praktijkopdracht

binnen de organisatie

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

115 Is bekend met de gangbare

normen en waarden

Handelt conform de normen

en waarden

Stimuleert gewenst gedrag op

de werkplek

2 Organisatorische competentie

21 De student gaat methodisch te werk

211 Gebruikt hulpmiddelen

effectief

Gebruikt hulpmiddelen om

een bepaald resultaat te

bereiken

Gebruikt hulpmiddelen om een

bepaald resultaat te bereiken

binnen de organisatie

212 Is bekend met verschillende

werkwijzen

Hanteert een adequate

werkwijze om een bepaald

resultaat te bereiken

Hanteert een adequate werkwij-

ze om een bepaald resultaat te

bereiken binnen de organisatie

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 Stelt prioriteiten en past

timemanagement toe

Stelt een werkplan op Richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 Monitoort het werkplan Evalueert het werkplan Stelt het werkplan bij

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 Stelt teambelang boven eigen

belang kent en past sociale

vaardigheden toe

demonstreert sociale

vaardigheden

Levert een effectieve

bijdrage aan een groepstaak

Past de sociale vaardigheden

toe in teamverband

312 Levert een effectieve bijdrage

aan een groepstaak ter

beoordeling van de groep

Is verantwoordelijkheid voor

de te leveren bijdragen aan

een groepstaak

Is verantwoordelijk voor

groepsbeslissingen

313 Kent verschillende

samenwerkingsvormen

Demonstreert samenwer-

kingsvormen enof methoden

Komt middels samenwerkings-

vormen enof ndashmethoden tot

groepsbeslissingen

32 De student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve van de uit te voeren

werkzaamheden

Masterthesis 103

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

321 Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Neemt initiatieven in overleg

met de groep

322 Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

en staat open voor feedback

Onderhoudt contacten op een

verantwoordelijke wijze

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 Benoemt eigen sterkten en

zwakten

Blikt terug op zwakten om

die te verbeteren en sterkten

om die te ontwikkelen

Verbetert zwakten en ontwik-

kelt sterkten in de praktijk

412 Benoemt persoonlijke

kwaliteiten

Blikt terug op persoonlijke

kwaliteiten om die te

ontwikkelen

Ontwikkelt doelgericht

persoonlijke kwaliteiten in de

praktijk

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 Verslaat actuele

ontwikkelingen uit de

beroepscontext aan anderen

Vergelijkt actuele

ontwikkelingen uit de eigen

beroepscontext met die van

anderen

Benoemt tenminste eacuteeacuten nieuwe

ontwikkeling in de

beroepscontext

422 Formuleert leervragen om aan

informatie te komen over

actuele ontwikkelingen bij

anderen

Formuleert leervragen om

aan informatie te komen

over actuele ontwikkelingen

in het beroep

Beschrijft het proces van de

actuele ontwikkeling in de

beroepscontext

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 Vertelt over het eigen

handelen in de beroepscontext

Blikt terug op het eigen han-

delen in de beroepscontext

en verbetert die

Ontwikkelt het eigen handelen

in de beroepscontext verder

432 Benoemt de eigen zwakten en

sterkten in de beroepscontext

Blikt terug op de eigen

zwakten en sterkten in de be-

roepscontext en verbetert die

Verbetert de eigen zwakten en

ontwikkelt de eigen sterkten in

de beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 Toetst een administratie op

betrouwbaarheid

volledigheid en tijdige

vastlegging

Draagt bij aan een adequate

inrichting van de

administratie en

administratieve processen

Draagt bij aan een

betrouwbare volledige en

tijdige vastlegging van de

bedrijfsadministratie in de

beroepscontext

512 Werkt financieumlle

administratieve problemen uit

Analyseert cases over

financieumlle administratieve

problemen

Adviseert bij financieumlle

administratieve problemen in

de beroepscontext

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 Analyseert de interne en

externe omgeving van een

organisatie onder begeleiding

Analyseert de interne en de

externe omgeving van een

organisatie zelfstandig

Analyseert de interne en

externe omgeving in de

beroepscontext

522 Formuleert organisatiedoelen

en strategieeumln

Implementeert organisa-

tiedoelen en strategieeumln in

projecten en simulaties

Analyseert organisatiedoelen

en strategieeumln in de

beroepscontext

523 Onderscheidt de verschillende

organisatiestelsels en ndashtypen

Richt de personele en

organieke structuur van een

organisatie in

Brengt adviezen uit met betrek-

king tot de personele en

organieke structuur in de

beroepscontext

Masterthesis 104

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

524 Kent en meet zowel de finan-

cieumlle als de niet financieumlle

prestaties van een organisatie

Analyseert en trekt conclu-

sies op basis van financieumlle

en niet financieumlle prestaties

Brengt adviezen uit op basis

van onderbouwde analyses in

de beroepscontext

525 Onderscheidt de verschillende

leiderschapsstijlen en weet op

welke manier competent

leiding gegeven kan worden

Geeft op een competente

wijze leiding in simulaties of

projecten

Geeft op een competente wijze

leiding in de beroepscontext

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 Beheerst economische

theorieeumln

Gebruikt economische

theorieeumln in simulaties of

projecten

Gebruikt economische

theorieeumln in de beroepscontext

532 Kent de economische ontwik-

kelingen die van invloed kun-

nen zijn op een organisatie

Blijft op de hoogte van

economische ontwikkelingen

Speelt in op de economische

ontwikkelingen in de

beroepscontext

533 Lost economische

vraagstukken op

Lost geiumlntegreerde

economische vraagstukken

in een concrete situatie op

Lost economische vraagstuk-

ken in de beroepscontext op en

adviseert daarbij

534 Beheerst de basiskennis over

micro- en macro-economische

vraagstukken

Schrijft beleidsnotarsquos over

micro- en macro-

economische vraagstukken

Draagt oplossingsmodellen aan

over micro- en macro-econo-

mische vraagstukken uit de

beroepscontext

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 Stelt plannen begrotingen en

budgetten samen

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten in

projecten of simulaties

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten uit de

beroepscontext

542 Stelt onderdelen van een

jaarrekening samen

Analyseert jaarrekeningen Stelt een jaarrekening in de

beroepscontext samen en

analyseert deze

543 Maakt een integrale

kostprijsberekening

Maakt kostprijsberekeningen

volgens verschillende

methoden

Maakt kostprijsberekeningen in

de beroepscontext

544 Maakt financieumlle calculaties Formuleert aan de hand van

financieumlle calculaties

beleidsbeslissingen

Adviseert over te nemen

beleidsbeslissingen op basis

van financieumlle calculaties

545 Identificeert investerings- en

financieringsproblemen

Formuleert passende

antwoorden op investerings-

en financieringsproblemen

Formuleert passende antwoor-

den op investerings- en finan-

cieringsproblemen uit de

beroepscontext

546 Onderscheidt de verschillende

rechtsvormen

Relateert (financieumlle)

vraagstukken aan de

rechtsvorm

Relateert (financieumlle) vraag-

stukken uit de beroepscontext

aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student gaat consistent en effectief om met (detail)informatie

611 Selecteert informatie om

taken correct uit te voeren

Controleert als de

geselecteerde informatie

consistent is gebruikt bij de

uitvoering van taken

Is kritisch en alert bij het ge-

bruiken van (detail)informatie

in de beroepsuitoefening

612 Brengt (detail)informatie in

kaart

Gebruikt (detail)informatie

effectief

Gebruikt (detail)informatie

effectief bij analyses in de

beroepsuitoefening

613 Voert instructies uit Werkt instructies foutloos uit Voert instructies foutloos en

consistent uit bij de

beroepsuitoefening

Masterthesis 105

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

62 De student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en de cultuur waarin men werkt

621 Kent voldoende normen

waarden en omgangsregels

die gelden voor de functie en

de cultuur waarin men werkt

Past de normen waarden en

omgangsregels toe tijdens

het eigen handelen

Past de normen waarden en

omgangsregels toe binnen de

beroepsuitoefening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 Kent kwaliteitsnormen van

organisaties

Houdt rekening met de

kwaliteitsnormen bij de

uitoefening van opdrachten

Houdt voortdurend rekening

met de kwaliteitsnormen bij de

beroepsuitoefening

632 Verbetert de kwaliteit van het

eigen werk

Waarborgt de kwaliteit van

het eigen werk

Waarborgt continu de kwaliteit

van het eigen werk zoals de

organisatie dat voorschrijft

633 Evalueert en verbetert

voorgeschreven instructies

naar eigen inzichten

Evalueert samen met

collegarsquos voorgeschreven

instructies

Beoordeelt ontvangen feedback

van collegarsquos over de kwaliteit

van het werk op bruikbaarheid

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te bereiken

641 Formuleert doelen met

betrekking tot de eigen

werkzaamheden en stelt

daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de eigen werk-

zaamheden bij groepstaken

en stelt daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de uit te voeren

werkzaamheden op de

werkplek en stelt daarbij

prioriteiten

642 Maakt actieplannen om een

bepaald doel te bereiken en

geeft aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen

worden

Maakt samen met anderen

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke

middelen die gerealiseerd

zullen worden

Maakt samen met collegarsquos

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen worden

643 Formuleert doelen en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert doelen voor

groepstaken en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert samen met colle-

garsquos doelen voor groepstaken

en een stappenplan hoe deze te

realiseren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden

Bewaakt de uitvoering van

de eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden bij

groepstaken

Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden en die

van de medewerkers

66 De student doet onderzoek

661 Past basisonderzoeks-

technieken toe in een

eenvoudig onderzoek

Voert een kwalitatief en

kwantitatief onderzoek

volledig uit en rapporteert

daarover

Voert een complex

praktijkonderzoek volledig uit

en rapporteert daarover

Masterthesis 106

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief

Training assessoren

Een goede planning is het halve werk Deze slagzin heeft ook vanaf de oprichting van de

SOOS centraal gestaan bij de bedrijfsvoering Succesvolle innovatieve bedrijven hebben een

open bedrijfscultuur met nieuwsgierige en leergierige medewerkers Ze zijn niet naar binnen

gericht maar kijken om zich heen In het kader van professionalisering bij de SOOS heeft

mw drs Q Hidalgo in de maanden juni juli en augustus 2014 een training assessoren

ontwikkeld en verzorgd met als doel middels gerichte training oefening en feedback bij te

dragen aan de competenties van de assessordocent van de COE De volgende docenten van

de SOOS hebben de training succesvol gevolgd Mw Adams Mw Bhaggoe Mw Dankerlui

Mw Lunes Mw Pocorni Mw Ramdin Mw Rosario Mw Rotsburg en Dhr Telgt Op de

foto overhandigt de voorzitter van het bestuur van de SOOS mw Irene Van Dijk-Hankers

het certificaat aan mw Rotsburg De trainer Querlyn Hidalgo kijkt toe

Page 8: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht

Masterthesis 7

Toetsvorm MeM COE

Onderlinge beoordeling 2 1

Praktijkopdracht 4

Poster 1

Briefnotulen 2

Discussiedebat 2

Portfolio 11 6

Project 4 5

Reflectie 10

Simulatie 2

Stage 1

Werkverslag 1

Persoonlijk beroepsmatig handelen 2 1

Scriptie 1 1

Totaal 85 53

(SOOS 2013b 2013c)

Uit tabel 11 blijkt dat er bij de MeM een veel grotere variatie aan toetsvormen verspreid over

de verschillende modules is dan bij de COE Daarnaast zijn er bij de MeM in tegenstelling

tot de COE ook toetsvormen als praktijkopdrachten simulatie en stage opgenomen die de

relatie met de beroepspraktijk betreffen Aangezien door NOVA (2012) duidelijk wordt ge-

steld dat hbo-opleidingen dienen aan te tonen dat de studenten daadwerkelijk kunnen functio-

neren in het beroep waarvoor zij worden opgeleid is het gemis van deze toetsvormen bij de

COE dan ook de aanleiding geweest voor een analyseonderzoek waarbij is nagegaan of en

hoe de toetsvormen bij de COE mogelijkerwijs dan wel aansluiten op de beoogde

eindkwalificaties

De beoogde eindkwalificaties zijn bij de SOOS weergegeven in het competentieprofiel van

de opleiding De competenties van de opleidingen van de SOOS worden verdeeld in alge-

mene competenties en de beroepsgerichte competenties De algemene competenties gelden

voor alle hbo-opleidingen van de SOOS terwijl de beroepsgerichte competenties afgestemd

zijn op het beroep waarvoor een hbo-opleiding opleidt De algemene competenties zijn

onderverdeeld in vier categorieeumln en de beroepsgerichte competenties in twee categorieeumln In

schema 11 zijn de zes categorieeumln van de competenties van de COE weergegeven

Schema 11 Algemene en beroepsgerichte competenties van de COE

Algemene competenties

1 Interpersoonlijke competentie

Een financieel analist die interpersoonlijk competent is schept een cooumlperatieve en open sfeer is

een rolmodel en brengt een open communicatie tot stand

2 Organisatorische competentie

Een financieel analist die organisatorisch competent is zorgt voor een ordelijke en doelmatige

werkplek en stemt de werkzaamheden op elkaar af

4 Competentie in het reflecteren

Een financieel analist die competent is in het reflecteren neemt initiatief om op de hoogte te

blijven van ontwikkelingen in het beroep en werkt samen met collegae om zijn handelen

Masterthesis 8

systematisch te kunnen verbeteren

Beroepsgerichte competenties

5 Vakspecifieke competentie

Een financieel analist die vakcompetent is verzamelt verwerkt en analyseert financieumlle

administratieve en economische gegevens aan de hand waarvan het management wordt

geadviseerd

6 Beroepsspecifieke competentie

Een financieel analist die beroepscompetent is kan volwaardig en zelfstandig functioneren

(Overgenomen van SOOS 2013d)

Uitgaande van hetgeen hierboven is beschreven heeft tijdens het analyseonderzoek de

volgende probleemstelling centraal gestaan in welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleiding

Het analyseonderzoek heeft als doel gehad om in kaart te brengen hoe de beoogde

competenties van de COE getoetst worden om op basis hiervan een interventie te doen die

moet bijdrage dat bij de COE inderdaad een systeem van toetsen wordt ingevoerd waarmee

de beoogde eindkwalificaties bij de studenten wordt gerealiseerd

Dit onderzoek is in twee delen uitgevoerd Het eerste deel betreft een analyseonderzoek

waarin de bovenstaande centrale vraag is onderzocht De resultaten van dit analyseonderzoek

zijn beschreven in hoofdstuk 2 Uitgaande van de conclusies van het analyseonderzoek heeft

vervolgens een interventieonderzoek plaatsgehad Het theoretisch kader van dit

interventieonderzoek is opgenomen in hoofdstuk 3 terwijl de beschrijving van de interventie

met het bijbehorende programma van eisen in hoofdstuk 4 is opgenomen De centrale

vraagstelling van het interventieonderzoek en de wijze waarop het interventieonderzoek is

uitgevoerd zijn beschreven in hoofdstuk 5 gevolgd door de onderzoeksresultaten in

hoofdstuk 6 De conclusies naar de effectiviteit van de gepleegde interventie de daaraan

gekoppelde aanbevelingen en de discussie met betrekking tot het verloop van de interventie

en het onderzoek zijn opgenomen in hoofdstuk 7 Deze thesis wordt tenslotte afgesloten met

het implementatieplan in hoofdstuk 8

Masterthesis 9

2 Korte weergave analyseonderzoek

In dit hoofdstuk wordt er een korte weergave gegeven van het analyseonderzoek In 21 wordt

ingegaan op de vraagstelling en onderzoeksopzet in 22 worden de resultaten van het

analyseonderzoek kort beschreven in 23 worden de conclusies van het onderzoek

beschreven en in 24 wordt de keuze voor de interventie verantwoord

21 Onderzoeksvraag en -opzet

De onderzoeksvraag van het analyseonderzoek luidt als volgt ldquoIn welke mate sluiten de

toetsvormen van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo In het

kader van dit onderzoek is een competentie gedefinieerd als een samenhangend geheel van

kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich met het oog op de toekomstige

uit te voeren beroepstaken door middel van concrete handelingen in de beroepscontext

gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere competenties ontwikkelt In het

theoretisch kader in hoofdstuk 3 wordt hier verder op ingegaan Om de onderzoeksvraag te

beantwoorden is er kwalitatief explorerend onderzoek gedaan waarbij bestaand materiaal is

geanalyseerd en interviews zijn afgenomen verwerkt en geanalyseerd De algemeen

directeur de opleidingsmanager en dertien COE docenten zijn hierbij geiumlnterviewd

211 Analyse bestaand materiaal

In november - december 2013 zijn de studiegids en het lesmateriaal van de zevenendertig

modules van de COE geanalyseerd Hierbij is er een inhoudsanalyse gedaan waarbij de

leerdoelen en de toetsvormen per module zijn verzameld In bijlage 2 is het

onderzoeksinstrument opgenomen dat gebruikt is om de benodigde informatie uit de

studiegids en het lesmateriaal te verzamelen

Om de geldigheid van de onderzoeksresultaten te kunnen garanderen zijn de

onderzoeksresultaten via email verstuurd naar de docenten zodat zij aanvullingen op enof

correcties konden plegen aan de geiumldentificeerde toetsvormen Deze controle was

noodzakelijk omdat de toetsvormen die aan de hand van de studiegids waren geiumldentificeerd

bij een vijftal modules verschilden van de toetsvormen die aan de hand van het bestaand

materiaal waren geiumldentificeerd De resultaten die zijn geanalyseerd zijn die na de controle

van de resultaten door de docenten

Bij de data-analyse zijn de prestatie-indicatoren uit het competentieprofiel als labels gebruikt

Hierbij is aan de hand van de leerstofaanduiding in het leerdoel nagegaan welk leerdoel

overeenkomt met welke prestatie-indicator Drie van de 154 leerdoelen konden aan de hand

van de leerstofaanduiding niet geplaatst worden bij een prestatie-indicator Deze drie

leerdoelen zijn buiten beschouwing gelaten bij de verdere analyse Naast het leerdoel is de

module waarop het leerdoel betrekking heeft ook gelijk opgenomen in dit overzicht Het

resultaat van deze fase is een overzicht geweest waaruit aan de hand van de leerdoelen is af

Masterthesis 10

te leiden welke competenties in casu prestatie-indicatoren in welke modules getoetst

worden

In de tweede fase van de analyse zijn in hetzelfde overzicht als hierboven genoemd de

toetsvormen naast een leerdoel ingevuld Bij deze fase bleek dat in drie gevallen aan de hand

van de omschrijving van de toetsvorm niet af te leiden was als de prestatie-indicator

daadwerkelijk getoetst werd Hierbij was het noodzakelijk om weer aanvullende data te

verzamelen uit het lesmateriaal waarbij met name de opdrachten en de beoordelingstabellen

de benodigd aanvullende data hebben opgeleverd Uit deze analysefase zijn uiteindelijk zes

overzichten voor elke competentiecategorie (interpersoonlijk organisatorisch samenwerken

reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) eacuteeacuten voortgekomen waarin per prestatie-

indicator de leerdoelen met bijbehorende toetsvorm en de betreffende module zijn

opgenomen Deze overzichten zijn voor de verkorte weergave samengevat in paragraaf 221

schema 21 waarin per competentiecategorie de toetsvormen zijn weergegeven

222 Interviews

In december 2013 zijn er interviews gehouden met de relevante actoren namelijk de

opleidingsmanager COE de algemeen directeur en dertien COE docenten

Het interview met de opleidingsmanager en de algemeen directeur heeft vooral gefocust op

hun visie op het totaal overzicht aan toetsvormen zoals verkregen uit de analyse van het

bestaand materiaal Met de interviews met de docenten is beoogd om inzicht te krijgen over

hoe de docenten denken over het competentiegericht opleiden en toetsen bij de COE De

gehanteerde interviewvragenlijsten zijn opgenomen in bijlage 3 (algemeen directeur en

opleidingsmanager) en bijlage 4 (docenten)

Interview opleidingsmanager en algemeen directeur

De interviews met de opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn schriftelijk

afgenomen waarbij de geiumlnterviewden hun antwoorden in een speciaal daarvoor bestemd

antwoordenblad hebben ingevuld (zie bijlage 3) Schriftelijke interviews hebben als voordeel

dat de respondenten het kunnen invullen op een tijdstip dat hen het beste uitkomt en dat die

daarbij kunnen nadenken over de antwoorden (Baarda De Goede amp Teunissen 2009) Dit

voordeel was in dit geval doorslaggevend voor de keuze om het interview schriftelijk af te

nemen aangezien het competentieprofiel van de COE uit zes hoofdcompetenties bestaat die

verdeeld zijn in 23 sub-competenties met in totaal 81 prestatie-indicatoren

De eerste stap bij de data-analyse is het labelen geweest Hierbij is eerst het interview van de

opleidingsmanager gelabeld waarbij er negentien labels zijn gevormd waarvan enkele zowel

in positieve als in negatieve zin voorkomen Bij het labelen is vooral naar de inhoud van de

antwoorden gekeken Het doel van het interview was vooral om een beeld te krijgen van de

visie van de opleidingsmanager en de algemeen directeur op de mate waarin de toetsvormen

aansluiten op de competenties hetgeen centraal heeft gestaan in dit analyseonderzoek De

labels zijn zodanig gekozen dat de redenen waarom de functionarissen van mening zijn dat

een bepaalde prestatie-indicator al dan niet getoetst wordt in de verschillende modules van de

Masterthesis 11

opleiding tot uiting komen De bij het interview van de opleidingsmanager geiumldentificeerde

labels zijn ook te gebruiken geweest bij de data van de algemeen directeur

De labels zijn opgenomen in bijlage 5 Bij het labelen is er voor gekozen om de fragmenten

die betrekking hadden op de mening van de opleidingsmanager en de algemeen directeur

over de huidige wijze waarop er getoetst wordt bij de COE duidelijk te onderscheiden van de

verbetervoorstellen die deze functionarissen hebben aangedragen over de toetsing Hiervoor

is gekozen zodat bij het definieumlren van de uiteindelijke themarsquos mee kan worden genomen of

een bepaalde label niet alleen iets zegt over de wijze van toetsing maar ook over de wijze

van verbetering Uiteindelijk zijn de twee groepen van labels wel samengevoegd en vervol-

gens geordend waarbij de labels met een gemeenschappelijk kenmerk bij elkaar zijn geplaatst

onder een bepaald thema Uiteindelijk zijn er hieruit zeven themarsquos als resultaat

voortgekomen waarop verder in paragraaf 222 onderzoeksresultaten wordt ingegaan

Interviews docenten

De interviews met de docenten zijn mondeling afgenomen waarbij gebruik is gemaakt van

een taperecorder en een logboek Aan alle COE docenten is gevraagd om een interview van

af te nemen waarbij eacuteeacuten docent niet heeft kunnen deelnemen aan het onderzoek In totaal zijn

er dertien docenten geiumlnterviewd De dataverwerking is begonnen met het uitschrijven van de

interviews vervolgens zijn deze uitgeschreven teksten verdeeld in relevante tekstfragmenten

waarbij elk fragment gelabeld is Vervolgens zijn de dertien gelabelde overzichten van

tekstfragmenten horizontaal geanalyseerd Hiermee wordt bedoeld dat uit elke tekst naar

kernbegrippen is gezocht die inzicht geven over

1 De omschrijving die een docent geeft over het competentiebegrip

2 De wijze waarop een docent aandacht heeft voor de competentieontwikkeling van de

student

3 De wijze waarop een docent meent een bepaalde competentie te toetsen

4 De mogelijke ondersteuning die een docent kan geven aan een meer

competentiegerichte toetsing bij de COE

Het resultaat van de hierboven beschreven analyse is verkort weergegeven in schema 24 en

schema 25

22 Korte weergave onderzoeksresultaten

De onderzoeksresultaten worden weergegeven voor het bestaand materiaal en de afgenomen

interviews

221 Bestaand materiaal

In schema 21 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing van de

algemene competenties bij de COE plaatsvindt De algemene competenties zijn de interper-

soonlijke competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken en

de competenties in het reflecteren In onderstaand schema zijn de toetsvormen die in de

Masterthesis 12

praktijksituaties plaatsvinden in het rood aangegeven en de toetsvormen die een simulatie van

de praktijksituatie zijn in het blauw

Schema 21 Huidige toetsing algemene competenties COE

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

11 De student gaat op

een rechtvaardige

manier om met

mensen

Reflectieverslag

Portfolio

21 De student gaat

methodisch te werk

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Projectplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Schriftelijk

tentamen

Projectverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Word verslag

Powerpoint-

presentatie

Internettoets

Computerboek-

houdentoets

SPSS codeboek

31 De student

functioneert als vol-

waardig groepslid

Reflectieverslag

Portfolio

Onderlinge beoor-

deling groepsleden

Vergaderingen

41 De student reflecteert

op het persoonlijk

functioneren

Persoonlijk

ontwikkelingsplan

Reflectieverslag

Portfolio

12 De student communi-

ceert schriftelijk

mondeling en non-

verbaal

Brieven en notulen

Rapportagetechnie

ken

Reflectieverslag

Portfolio

Presentatie

Gesprekken

Vergaderingen

Vragenronde

22 De student brengt

structuur aan in het

werk

Presentatie

Individuele tijds-

verantwoording

Afstudeerplan

Persoonlijk be-

roepsmatig han-

delen (afstuderen)

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

Afstudeerplan

Onderzoeksrapport

32 De student onder-

houdt contacten na-

mens de organisatie

op een verantwoor-

delijke en zorgvul-

dige wijze

Reflectieverslag

Portfolio

42 De student reflecteert

op de eigen kennis-

ontwikkeling

Reflectieverslag

Portfolio

Afstudeerscriptie

Presentatie

13 De student gebruikt

relevante informatie

Onderzoeksrapport

Afstudeerscriptie

Reflectieverslag

Portfolio

SPSS codeboek

23 De student contro-

leert activiteiten op

voortgang

Procesverslag

Reflectieverslag

Portfolio

Schriftelijk

tentamen

Projectplan

Projectverslag

43 De student reflecteert

op het persoonlijk

handelen in de

beroepscontext

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 13

1 Interpersoonlijke

competenties

2 Organisatorische

competenties

3 Competenties in het

samenwerken

4 Competenties in het

reflecteren

14 De student werkt

voor een probleem-

situatie bruikbare

oplossingen uit

Afstudeerplan

Onderzoeksplan

Afstudeerscriptie

Onderzoeksrapport

Reflectieverslag

Portfolio

15 De student demon-

streert verantwoorde

gedragspatronen

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 21 blijkt dat elke algemene competentie bij de COE middels een reflectieverslag

en portfolio getoetst wordt Deze toetsing is (pas) in de afstudeerfase van de opleiding

waarbij de studenten tijdens het afstudeeronderzoek (in bovenstaand schema aangeduid als

afstudeerscriptie) bewijzen verzamelen die hun competentieniveau dienen aan te tonen Deze

bewijzen worden geplaatst in een portfolio terwijl de beschrijving in het reflectieverslag

geschiedt Tijdens de afstudeerscriptie vindt er dus een daadwerkelijke toetsing in de prak-

tijksituatie plaats aangezien er een praktijkonderzoek wordt gedaan De afstudeerscriptie het

reflectieverslag en het portfolio zijn in bovenstaand schema in het rood opgenomen

Verder blijkt uit schema 21 ook dat alleen bij de competenties 12 en 31 er een simulatieop-

dracht is als toetsvorm Deze simulatieopdrachten zijn in het blauw aangegeven Bij de overi-

ge toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van competenties

In schema 22 wordt een overzicht gegeven van de wijze hoe momenteel de toetsing bij de

COE plaatsvindt van de beroepsgerichte competenties De beroepsgerichte competenties

omvatten de vakspecifieke en de beroepsspecifieke competenties Naast de in schema 22

opgenomen toetsvormen kan de toetsing van de vakspecifieke competenties ook

plaatsvinden indien de student een afstudeeronderwerp heeft die op een bepaalde competentie

betrekking heeft De toetsvormen zijn dan afstudeerscriptie reflectieverslag en portfolio Ook

is het mogelijk dat de toetsing van deze vakcompetenties middels een verslag van de

uitgevoerde werkzaamheden plaatsvindt als blijkt dat de student werkzaamheden uitoefent

waarbij een bepaalde competentie gedemonstreerd kan worden

Schema 22 Huidige toetsing beroepsgerichte competenties COE

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

51 De student levert administratieve informatie ten

behoeve van de bedrijfsvoering

Cases

Praktijkopdracht

Reflectieverslag

Computerboekhouden opdracht simulatie

Schriftelijk tentamen

61 De student kan consistent en effectief omgaan met

detailinformatie

Reflectieverslag

Portfolio

Masterthesis 14

5 Vakspecifieke competenties 6 Beroepsspecifieke competenties

52 De student richt een organisatie in en bestuurt

deze

Marketingplan

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

Presentatie

62 De student houdt zich aan de normen waarden en

omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

Reflectieverslag

Portfolio

53 De student verwerkt en analyseert economische

gegevens

Schriftelijk tentamen

Beleidsnota

Verslag

Reflectieverslag

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

Reflectieverslag

Portfolio

54 De student brengt de financieumlle problematiek in

kaart

Schriftelijk tentamen

Projectverslag

Cases

Verslag

Reflectieverslag

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft

benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

Reflectieverslag

Portfolio

65 De student bewaakt de voortgang van processen

taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt

de eigen werkzaam- en verantwoordelijkheden

Reflectieverslag

Portfolio

66 De student doet onderzoek

Schriftelijk tentamen

Onderzoeksplan

Onderzoeksrapport

Afstudeerplan

Afstudeerscriptie

SPSS codeboek

Reflectieverslag

Portfolio

Uit schema 22 blijkt dat elke vakcompetentie middels een reflectieverslag getoetst wordt Dit

reflectieverslag is in de hoofdfase van de opleiding en wordt geschreven aan de hand van de

praktijksituatie Op alle beroepsspecifieke competenties wordt twee keer gereflecteerd de

eerste keer bij het verslag dat geschreven wordt op de uitgevoerde werkzaamheden in de

praktijk en de tweede keer bij de afstudeerscriptie Deze reflecties vinden (pas) plaats in de

afstudeerfase van de opleiding De portfolio die ook bij elke beroepsspecifieke competentie

is genoemd heeft net als bij de algemene competenties ook betrekking op de afstudeerfase

Bij de overige toetsvormen vindt er toetsing plaats van kennis en vaardigheden en niet van

competenties

Samenvattend kan worden aangegeven dat met uitzondering van de afstudeerscriptie (en het

daarbij behorend reflectieverslag en portfolio) en het werkverslag er geen toetsing van de

competenties in de beroepspraktijk plaatsvindt bij de COE De meeste toetsvormen zijn

gericht op de toetsing van afzonderlijke vaardigheden en niet van competenties

Masterthesis 15

222 Interviews opleidingsmanager en algemeen directeur

Zoals aangegeven in paragraaf 221 hebben de opleidingsmanager en de algemeen directeur

hun zienswijze gegeven op de wijze waarop de toetsing van de competenties momenteel

plaatsvinden bij de COE Na analyse van deze interviews is gebleken dat deze twee func-

tionarissen opmerkingen hebben gemaakt over de moduleopzet en het competentieprofiel

Hierop wordt hieronder nader ingegaan

Moduleopzet

De opleidingsmanager en de algemeen directeur vinden ten aanzien van de moduleopzet het

belangrijk dat

een competentie op verschillende niveaus getoetst wordt Dit is met name het geval bij de

vakspecifieke competenties waarbij het als positief wordt ervaren dat de toetsing

verspreid is over de verschillende niveaus van weten weten hoe tonen en doen

een competentie in verschillende modules getoetst wordt Indien een competentie in

meerdere modules wordt getoetst is dat als positief aangeduid en indien het in weinig

modules voorkomt is dat als een verbeterpunt aangegeven

de toetswijze geschikt moet zijn om een competentie(niveau) te toetsen Met name

reflectie als toetsvorm is hierbij als zeer positief ervaren

de soort module ook de toetsing van de competentieontwikkeling mogelijk maakt In het

verlengde van het bovenstaande zijn ook hier de reflectiemodules als positief ervaren

de toetsing niet alleen aan het eind van een module of van de opleiding maar ook eerder

plaatsvindt Dit geldt met name voor de beroepsspecifieke competenties die met name in

de modules in de afstudeerfase getoetst worden

concrete onderwijsactiviteiten dienen te worden vastgesteld Hoewel dit aspect maar bij

twee fragmenten is voorgekomen is het wel belangrijk om het mee te nemen De

onderwijsactiviteiten vormen namelijk de brug tussen de toetsvormen en de leerdoelen

Het competentieprofiel

De opleidingsmanager en de algemeen directeur zijn van mening dat de wijze waarop het

niveau van de competentieontwikkeling wordt getoetst ook beiumlnvloedt wordt door het

competentieprofiel en met name door de formulering van de competentie enof de prestatie-

indicatoren De competentie die hierbij is genoemd is 32 lsquode student onderhoudt contacten

namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige wijzersquo die in het

competentieprofiel is opgenomen onder de categorie samenwerken Gemeend wordt dat deze

competentie niet zo zeer hoort bij samenwerken maar meer bij netwerken

Op basis van het bovenstaande zijn er ten aanzien van de moduleopzet en het competentie-

profiel zeven themarsquos afgeleid die zijn weergegeven in schema 23 Hierbij geven de cijfers

tussenhaakjes aan hoe vaak een bepaald fragment is voorgekomen en een + of ndash geeft aan als

dit fragment de toetsing ondersteunt of niet

Masterthesis 16

Schema 23 Kernthemarsquos interview opleidingsmanager en algemeen directeur

Moduleopzet Competentieprofiel

Competentieniveau (26 + 1 ndash) Competentie (1 + 2 ndash)

Aantal modules (17 + 11 ndash) Prestatie-indicatoren (5 ndash)

Toetswijze (20 + 11 ndash)

Modulesoort (8 + 2 ndash)

Toetsmoment (3 + 8 ndash)

Samenvattend kan worden aangegeven dat de opleidingsmanager en de algemeen directeur

het goed zouden vinden als de competenties op verschillende niveaus (weten weten hoe

tonen doen) getoetst worden Ook blijkt dat de toetsing bij de COE module gebonden gericht

is hetgeen blijkt uit het aantal modules dat genoemd is waarin de competenties al dan niet

getoetst worden Verder blijkt dat de interviews de conclusie uit de analyse van het bestaand

materiaal (zie paragraaf 221) namelijk dat de toetsing van de competenties niet verspreid

over de gehele opleiding plaatsvindt maar vooral aan het eind van de opleiding onder-

bouwen Ook is in de interviews aangegeven dat de formulering van de competenties en de

prestatie-indicatoren de toetsing van de competentie ook kan bemoeilijken

223 Onderzoeksresultaten interviews COE docenten

De docenten legden in de interviews de nadruk op de wijze waarop zij bijdragen tot het

competentiegericht opleiden en toetsen In deze verkorte weergave van de resultaten uit het

analyseonderzoek wordt ingegaan op de manier hoe de docenten

1 het competentiebegrip omschrijven

2 de studenten ondersteunen in het ontwikkelen van hun competenties

3 bijdragen aan het competentiegericht toetsen bij de COE

In schema 24 is opgenomen hoe de COE docenten het competentiebegrip omschrijven Het

getal tussen haakjes geeft aan hoeveel docenten een bepaalde omschrijving hebben gegeven

van het begrip competentie

Schema 24 Omschrijving competentiebegrip door COE docenten

Een competentie is een combinatie van vier aspecten Een persoon is competent als die kennis heeft vaardigheden daarin

ontwikkeld gemotiveerd is om die vaardigheden te demonstreren en ook over een aantal kenmerken

beschikt die ondersteunend zijn naar die vaardigheden En als de persoon deze vier aspecten

gecombineerd kan toepassen is hij competent (1)

een vaardigheid om het geleerde zelfstandig in de praktijk uit te kunnen voeren (1)

kennis en vaardigheden (1)

kennis kunde en mogelijkheden (1)

een vaardigheid (6)

kennis kunnen gebruiken in de praktijk (1)

een vaardigheid waarvan je kennis hebt en die je kan gebruiken op het moment dat je het nodig hebt

Deze aangeleerde vaardigheid in combinatie met persoonlijkheid vormt dan een competentie (1)

een vaardigheid kennis en het gedrag van de persoon (1)

Masterthesis 17

Uit schema 24 blijkt dat de COE docenten allemaal het begrip vaardigheid relateren aan een

competentie Hierbij wordt een vaardigheid als synoniem gezien voor een competentie of

gecombineerd met begrippen als kennis mogelijkheden enof persoonskenmerken waarbij de

rol van de praktijk door twee docenten expliciet is genoemd

Tijdens de interviews hebben de docenten eerst aangegeven op welke wijze ze eraan

bijdragen dat de studenten hun competenties ontwikkelen Hierbij is het competentieprofiel

dat is opgenomen in bijlage 1 het uitgangspunt geweest waarbij elke competentie apart is

besproken Vervolgens is het competentieprofiel weer per competentie besproken waarbij de

docenten nu konden aangeven of zij inderdaad deze competentie toetsen en zo ja hoe zij dat

doen Het resultaat hiervan is samengevat weergegeven in schema 25 De cijfers

tussenhaakjes geven aan hoe vaak een bepaald aspect is genoemd

Schema 25 bijdrage COE docenten aan de ontwikkeling en de toetsing van de competenties

Ondersteuning competentieontwikkeling Toetsing van competenties

Schriftelijke opdrachten (133) Schriftelijke opdrachten (111)

Schriftelijk tentamen (1) Zelfevaluatie (8)

Tijdens colleges (19) Peerevaluatie (6)

Mondelinge opdrachten (5) Schriftelijk tentamen (20)

Voorgeschreven instructies (8) Mondelinge opdrachten (19)

Houding student (16) Feedback (9)

Module-inhoud (2) Portfolio (2)

Geen toetsing (43)

Uit schema 25 blijkt dat de docenten met name door middel van opdrachten een bijdrage

leveren aan de ontwikkeling van alle zes categorieeumln van competenties (interpersoonlijk

organisatorisch samenwerken reflecteren vakspecifiek en beroepsspecifiek) Hierbij wordt

er een onderscheid gemaakt in schriftelijke (verslagen brieven scripties opdrachten en

dergelijke) en mondelinge (presentaties vragenrondes en gesprekken) opdrachten Het

groepswerk is vooral genoemd bij de competenties in het samenwerken De interactie tijdens

de colleges zoals het geven van praktijkvoorbeelden en het bespreken van praktijksituaties

zien de docenten ook als een manier om met name de competenties in het reflecteren en de

beroepsspecifieke competenties van de studenten te ontwikkelen Met de houding van de

student worden aspecten bedoeld als prioriteiten stellen en het houden aan afspraken De

module-inhoud is genoemd bij de modules competent leidinggeven (in relatie tot de

interpersoonlijke competenties) en bestuurlijke informatievoorziening (in relatie tot de

organisatorische competenties aangezien de bestuurlijke processen op voortgang

gecontroleerd dienen te worden)

De docenten toetsen voornamelijk middels schriftelijke opdrachten de competenties Het

schriftelijk tentamen wordt met name gezien als toetsvorm voor de vakspecifieke

competenties Zelfevaluatie is met name bij de interpersoonlijke en de reflectiecompetenties

genoemd terwijl peerevaluatie vooral bij de competenties in het samenwerken is genoemd

Het geven van feedback tijdens de colleges worden bij alle zes competentiecategorieeumln

genoemd als toetsmoment van de competenties Tenslotte kan ook worden gesteld dat bij alle

Masterthesis 18

zes competentiecategorieeumln docenten hebben opgemerkt dat ze wel een bijdrage leveren aan

de ontwikkeling van de competenties van de studenten maar die niet toetsen

Samenvattend kan worden gesteld dat de docenten met name geiumlsoleerde kennis en

vaardigheden toetsen Dit blijkt vooral uit de toetsvormen die zij hanteren waarbij met name

de schriftelijke vaardigheden getoetst worden Ook blijkt dat de docenten zich tijdens de

interviews wel bewust van zijn geworden dat er geen competenties getoetst worden

23 Conclusies analyse onderzoek

Uit het analyseonderzoek met als onderzoeksvraag ldquoIn welke mate sluiten de toetsvormen

van de COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo kan geconcludeerd

worden dat de toetsvormen van de COE opleiding niet aansluiten op het competentiegerichte

karakter van de opleiding

Ter onderbouwing van deze conclusie kan gesteld worden dat

1 De term assessment centraal staat bij een competentiegerichte opleiding waarmee de

toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden bedoeld wordt (Wouda amp Snoek 2003)

Tijdens het analyseonderzoek is de term assessment noch bij de analyse van het bestaand

materiaal noch bij de interviews met de algemeen directeur de opleidingsmanager en de

docenten genoemd Daarnaast is een met assessment bedoelde praktijk ook niet in andere

bewoordingen genoemd

2 In het verlengde van het bovenstaande kan gesteld worden dat bij de toetsing van

competenties de beroepspraktijk centraal staat Bij de COE wordt alleen bij het verslag

over de werkzaamheden op de werkplek de afstudeerscriptie en de reflectiemodules een

relatie gelegd met de beroepsomgeving

3 Met uitzondering van het portfolio alle toetsvormen die bij de COE gebruikt worden (zie

ook schema 21) gericht zijn op het toetsen van de mate waarin de student geleerd heeft

Bij een competentiegerichte opleiding gaat het echter om assessment tijdens het leren

(ldquoassessment for learningrdquo) en niet om assessment van het leren (ldquoassessement of

learningrdquo) (Lorna 2003) Het portfolio wordt alleen bij de reflectiemodules gebruikt in de

opleiding

4 Uit de analyse van het lesmateriaal is gebleken dat de toetsvormen zijn afgestemd op de

leerdoelen van een specifieke module en niet op de competenties die zijn opgenomen in

het competentieprofiel Roelofs en Visser (2011) geven aan de toetsing binnen

afzonderlijke vakgebieden een indicatie is voor het toetsen van losse elementen (zoals

opgedeelde kennis vaardigheden attitudes) en dat het toetsen van competenties plaats

vindt in specifieke praktijksituaties (bij specifieke competenties) of gevarieerde

taaksituaties (bij algemene competenties)

Masterthesis 19

5 Uit de interviews met de algemeen directeur en de opleidingsmanager is naar voren

gekomen dat de modules van de opleiding zodanig zijn opgezet dat daarmee kennis en

vaardigheden worden aangeleerd en geen competenties worden ontwikkeld Met

uitzondering van de afstudeerscriptie en de reflectiemodules richten alle modules zich op

weten en kunnen Een competentie is echter een integratie van kennis vaardigheden

houdingen en eigenschappen (Smeijsters amp Sporken 2004 Spencer ampSpencer zoals

geciteerd in Zwaal amp Eringa 2006 Taylor 2003 Wouda amp Snoek 2003)

6 Het competentiebegrip als integratief geheel van kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen is niet bekend onder de COE docenten Ook de rol van de beroepspraktijk

die een voorwaarde is voor het ontwikkelen van competenties (Van Merrieumlnboer Van

Der Klink amp Hendriks 2002 Roelofs amp Visser 2011) is niet als indicator gebruikt bij de

COE docenten bij het aangeven van de mate waarin ze een bijdrage leveren aan het

ontwikkelen van de competenties van de studenten

24 Verantwoording interventie voorstel

Uitgaande van de conclusies uit het analyseonderzoek is besloten om de interventie te doen

onder de COE docenten (inclusief de algemeen directeur en de opleidingsmanager) waarbij

gerealiseerd moet worden dat de docenten bekend raken met

1 assessment binnen een competentiegerichte opleiding

2 het portfolio als instrument bij assessment

3 de wijze waarop competenties als integratief geheel van kennis vaardigheden

houding en eigenschappen binnen de beroepspraktijk ontwikkeld dienen te worden

Op basis hiervan is besloten om als interventieonderzoek na te gaan of oefening en training

kunnen bijdragen aan de competenties als assessor van de COE docenten Tijdens dit

interventietraject zullen de docenten dan zelf een portfolio bijhouden waarin zij bewijzen

competent te zijn als assessor op basis van de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor (Oudkerk-Pool 2013a) Ook zullen de docenten als assessor optreden waarbij ze

elkaars portfoliorsquos beoordelen en op basis daarvan een assessmentgesprek voeren

Voor de SOOS betekent dit interventietraject niet alleen dat de docenten bewust zijn

geworden van competentiegericht opleiden en beoordelen maar dat ook zelf ervaren hebben

Daarnaast kan de SOOS deze docenten ook inzetten als assessor bij zowel de COE als de

MeM opleiding

Masterthesis 20

3 Theoretisch kader met conceptueel model

In deze thesis staat het competentiegericht opleiden en beoordelen centraal Het theoretisch

kader vangt dan ook aan met een beschouwing van het competentiebegrip in 31 Bij het

competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment van de studenten centraal

hetgeen besproken wordt in 32 Vervolgens wordt in 33 ingegaan op de rol van het portfolio

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen In paragraaf 34 wordt ingegaan op de rol

van de assessor Het theoretisch kader wordt afgesloten met het conceptueel model en het

globaal interventieonderzoeksvoorstel in 35

31 Het begrip competentie

Er zijn verschillende omschrijvingen van het begrip competentie Een competentie wordt

beschreven als bekwaam handelen dat zichtbaar wordt in gedrag of resultaten van dat gedrag

in beroepsituaties op een bepaald niveau (Geerding amp Jongepier in Smeijsters amp Sporken

2004) Wouda en Snoek (2003) zien een competentie als het vermogen om op basis van

aanwezige kennis vaardigheden en houdingen adequaat te handelen in complexe

beroepssituaties en het vermogen om keuzes en beslissingen die tijdens dat handelen gemaakt

worden te kunnen verantwoorden en er op te kunnen reflecteren Spencer en Spencer (in

Zwaal amp Eringa 2006) zien een competentie als een onderliggend kenmerk van een individu

dat oorzakelijk gekoppeld is aan welomlijnde werkprestaties Uitgaande van deze

verschillende omschrijvingen kan worden afgeleid dat het definieumlren van het begrip

competenties niet eenvoudig is hetgeen ook gesteld wordt door Korthagen (2004) Luken

(2006) Straetmans en Sanders (2001) en Zwaal en Eringa (2006)

Van Merrieumlnboer Van Der Klink en Hendriks (2002) hebben elf definities van het begrip

competentie met elkaar vergeleken en hebben vervolgens op basis van die vergelijking de

volgende zes gemeenschappelijke kenmerken geiumldentificeerd

1 Competenties zijn contextgebonden

2 Competenties zijn een integratie van vaardigheden kennis attituden eigenschappen

en inzichten

3 Competenties zijn veranderlijk in de tijd

4 Competenties zijn verbonden met taken en activiteiten

5 Leer- en ontwikkelingsprocessen zijn voorwaardelijk voor competentieverwerving

6 Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Uitgaande van bovenstaande kenmerken hebben Van Merrieumlnboer et al (2002) drie dimen-

sies afgeleid die gezamenlijk in de definitie van een competentie dienen te zijn opgenomen en

drie dimensies die niet noodzakelijk geacht worden maar wel relevant zijn voor de

onderwijsdoelen Deze dimensies zijn in schema 31 weergegeven

Masterthesis 21

Schema 31 Noodzakelijke en relevante dimensies van het competentiebegrip

Noodzakelijke dimensies Relevante dimensies

1 Specificiteit 4 Handelingsgerichtheid

Het verwerven toepassen en verder

ontwikkelen van competenties vindt

plaats in contexten

Voor de ontwikkeling en toetsing van een compe-

tentie is probleemoplossend handelen voorwaardelijk

waarbij er sprake dient te zijn van situaties die het

mogelijk maken de competentie te ontwikkelen en

deze competentieontwikkeling te demonstreren

2 Integrativiteit 5 Leerbaarheid

Een competentie is een samenhan-

gend geheel van kennis vaardig-

heden houdingen en eigenschappen

Een competentie is niet in eacuteeacuten keer overdraagbaar

maar vergt inspanning en tijd om het te ontwikkelen

3 Duurzaamheid 6 Onderlinge afhankelijkheid

Er is sprake van een zekere

duurzaamheid waarbij de

onderwijsdoelen tamelijk constant

blijven (de invulling daarvan in

leerdoelen verandert wel steeds)

Competenties staan in een bepaalde relatie tot elkaar

Deze relatie kan voorwaardelijk zijn zoals leer-

competenties voorwaardelijk zijn voor andere com-

petenties of relevant zijn voor onderwijsdoeleinden

Op basis van de dimensies Van Merrieumlnboer et al (2002) kan in het kader van dit onderzoek

de volgende omschrijving gegeven worden van het begrip competentie Een competentie is

een samenhangend geheel van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen dat zich

met het oog op de toekomstige uit te voeren beroepstaken door middel van concrete

handelingen in de beroepscontext gedurende een bepaalde periode in relatie tot andere

competenties ontwikkelt

Uit deze paragraaf is gebleken dat de beroepscontext bij het ontwikkelen van de competentie

een belangrijke rol heeft Ook is gebleken dat bij het ontwikkelen van competenties sprake

dient te zijn van integratie van kennis vaardigheden houdingen en eigenschappen die

gedurende een bepaalde periode en in relatie tot elkaar aangeleerd dienen te worden Om dit

te kunnen realiseren is er een bepaalde manier van toetsen nodig Zowel Shepard et al

(2005) Wouda en Snoek (2003) als Alexander (2006) noemen in dit kader assessment als een

manier om competenties bij studenten te beoordelen Hierop wordt in de volgende paragraaf

ingegaan

32 Assessment

Bij het competentiegericht opleiden en beoordelen staat assessment centraal In deze

paragraaf wordt eerst ingegaan op de doeleinden van assessment (321) vervolgens wordt

ingegaan op de momenten waarop een assessment wordt afgenomen (322) gevolgd door de

kwaliteitscriteria waaraan een assessment dient te voldoen (323)

321 Doeleinden van assessment

Lorna (2003) maakt een onderscheid in assessment van (ldquoofrdquo) het leren voor (ldquoforrdquo) het leren

en tijdens (ldquoasrdquo) het leren Bij assessment van het leren wordt getoetst in welke mate de

student heeft geleerd Tentamens examens repetities en dergelijke zijn voorbeelden van deze

Masterthesis 22

wijze van assessment Bij assessment voor het leren wordt tussentijds nagegaan in welke

mate de student de leerdoelen heeft bereikt met als doel alsnog bij te stellen indien nodig Bij

assessment tijdens het leren staat de student centraal De rol van de student is niet alleen

vanwege de bijdrage die geleverd wordt aan het assessment en het leerproces maar meer nog

als de link tussen het assessment en het leerproces De student kan namelijk uitgaande van

zijn eigen beginsituatie zijn eigen leerproces monitoren

Op basis van de mate waarin de drie vormen van assessment plaatsvinden kan dan een

onderscheid gemaakt worden in een meer traditionele toetssituatie en de competentiegerichte

Bij de meer traditionele toetssituatie staat assessment van het leren centraal (zie linker pira-

mide in figuur 31) terwijl de focus bij competentiegericht opleiden zou moeten schuiven

naar assessment tijdens het leren (zie rechter piramide in figuur 31)

Figuur 31 Traditionele assessment piramide vs competentiegerichte assessmentpiramide

(aangepast van Lorna 2003)

Shepard et al (2005) maken een onderscheid in formatieve en summatieve assessment

waarbij formatieve assessment plaatsvindt tijdens het leerproces met als doel om het

onderwijzen of het leren te verbeteren en summatieve assessment plaatsvindt aan het eind van

het leerproces met als doel om de mate waarin de student geleerd heeft te beoordelen

Soortgelijke indeling in formatief en summatief wordt ook gemaakt door Alexander (2006)

waarbij formatief als doel heeft om het leerproces te monitoren zodat er eventueel bijstelling

kan plaatsvinden en summatief als doel heeft het beoordelen van het geleerde Deze indeling

in formatieve en summatieve assessment is vergelijkbaar met de eerder beschreven vormen

van assessment van Lorna (2003) waarbij formatieve assessment overeenkomt met

assessment voor en tijdens het leren en summatieve assessment met assessment van het leren

322 Beoordelingsmomenten

De toetsomgeving waarin de aankomende beroepsbeoefenaar laat zien dat hij competent is en

waarin zijn competenties beoordeeld worden wordt assessment genoemd (Wouda amp Snoek

2003) Assessments kunnen op verschillende momenten in de opleiding plaatsvinden Een

intake-assessment bepaalt of de student voldoet aan de bekwaamheid die nodig is om

toegelaten te worden tot een bepaalde opleiding In een eindassessment wordt bepaald of de

student voldoet aan de startbekwaamheidseisen Naast de intake- en eindassessment zijn er

ook tussenassessments mogelijk om te bepalen of een student door kan gaan naar een

volgende fase van de opleiding Voor de hand liggende momenten voor tussenassessments

zijn de overgang van jaar 1 naar jaar 2 de afsluiting van de propedeusefase en de overgang

van jaar 3 naar jaar 4 naar de afstudeerfase (Wouda amp Snoek 2003)

Masterthesis 23

323 Kwaliteitscriteria voor assessments

Van Petegem en Vanhoof (2002) onderscheiden de kwaliteitscriteria bij assessments in

doelmatigheids- en billijkheidseisen Een assessment is doelmatig als het geschikt is voor het

doel waarvoor het is gemaakt en het is billijk als elke deelnemer aan het assessment dezelfde

behandeling krijgt

1 Doelmatigheid

Een doelmatig assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Validiteit

Een assessment is valide als het inderdaad datgene meet dat het zou moeten meten Dit

kan bereikt worden door het assessment in een zo authentiek mogelijke context te laten

plaatsvinden waarbij de verschillende doelen in het assessment verwerkt dienen te zijn

b Betrouwbaarheid

Een assessment is betrouwbaar als bij herhaling onder dezelfde condities dezelfde

resultaten weer worden gevonden Dit kan bereikt worden door de opdracht eenduidig te

formuleren en voldoende aspecten in de opdracht te verwerken dat het een goede

afspiegeling is van de leerinhoud Ook is het belangrijk dat verschillende beoordelaars op

een objectieve manier het assessment beoordelen

c Efficieumlntie

Bij efficieumlntie gaat het om een aantal praktische zaken zoals tijds- en kosteninvestering

2 Billijkheid

Een billijk assessment voldoet volgens Van Petegem en Vanhoof (2002) aan de volgende

eisen

a Objectiviteit

Een assessment is objectief als elke student een gelijke kans heeft om hun prestaties te

demonstreren zonder dat niet relevante individuele kenmerken van zullen zijn op de

beoordeling Elke student krijgt dus dezelfde kans

b Doorzichtigheid

Een assessment is doorzichtig als elke student alle informatie krijgt die nodig is om te

zorgen voor een optimale voorbereiding en adequate uitvoering van de opdracht

c Normering

De eis van normering benadrukt dat men de beslissingen die genomen worden op basis

van het assessment inhoudelijk moet kunnen rechtvaardigen Hiertoe dragen vooral

beoordelingscriteria bij

Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat een assessment valide en betrouwbaar moet zijn

dat de opzet en uitslag door de betrokkenen geaccepteerd moeten worden en dat het

assessment uitvoerbaar zijn Op deze vier kwaliteitscriteria wordt hieronder ingegaan

1 Validiteit

Een valide assessment meet daadwerkelijk datgene dat gemeten moet worden Bij

competentiegerichte beoordeling gaat het dus om het lsquometenrsquo van competentie effectief

Masterthesis 24

gedrag kunnen tonen in (complexe) beroepssituaties Omdat het om verschillende

competenties gaat zal een valide assessment ook bestaan uit een mix van

assessmentonderdelen waarbij alle te beoordelen competenties bij voorkeur bij twee

instrumenten aan de orde komen

2 Betrouwbaarheid

Een betrouwbaar assessment geeft de zekerheid dat iemand die door het assessment heen

komt inderdaad competent is De uitslag van het assessment is niet afhankelijk van

toevallige factoren zoals de persoon van de assessor Betrouwbaarheid is het beste te

realiseren aan de hand van heldere en eenduidige beoordelingscriteria Bij een assessment

gaat het echter om de vraag of de student in onverwachte complexe situaties effectief kan

handelen waardoor het werken met eenduidige criteria wordt bemoeilijkt Het gaat

immers om een interpretatie van de context en van de betekenis die in die context

gegeven wordt aan lsquoeffectief handelenrsquo De betrouwbaarheid kan bij een assessment

worden gerealiseerd door met meerdere (getrainde) assessoren te werken Hierdoor

ontstaat een zekere mate van intersubjectiviteit waardoor het oordeel niet alleen is

gebaseerd op een individuele mening Ook kunnen hierdoor verschillende perspectieven

in het beoordelingsproces worden meegenomen aangezien de verschillende assessoren

elk hun eigen expertisegebied kunnen hebben

3 Acceptatie

Een acceptabel assessment houdt in dat alle betrokkenen het assessment waardevol en

rechtvaardig vinden Voor de student is het van belang dat die het juiste beeld van

zichzelf kan laten zien door zelf te kunnen bepalen welke producten en bewijsmaterialen

tijdens het assessment worden ingebracht

4 Uitvoerbaarheid

Een assessment moet uitvoerbaar zijn waarbij de vraag hoe de relatie van het assessment

is met andere beoordelingsmomenten en ndashinstrumenten belangrijk is Bij het introduceren

van assessments dient nagegaan te worden op welke wijze en in welke mate assessments

de traditionele vormen van toetsing kunnen vervangen of daarmee kunnen worden

geiumlntegreerd Het traditionele curriculum is opgebouwd uit een groot aantal modulen die

afzonderlijk afgerond worden met tentamens opdrachten en dergelijke

Uit de kwaliteitseisen zoals beschreven door Van Petegem en Vanhoof (2002) enerzijds en

Wouda en Snoek (2003) anderzijds kan afgeleid worden dat het assessment

1 doelgericht dient te zijn en plaats dient te vinden in authentieke situaties hetgeen voor

de validiteit belangrijk is

2 beoordeelt dient te worden door meerdere beoordelaars hetgeen vooral bijdraagt aan

de betrouwbaarheid

3 beoordeelt dient te worden aan de hand van beoordelingscriteria hetgeen vooral

bijdraagt aan de betrouwbaarheid doorzichtigheid en normering

4 de student de gelegenheid dient te geven om het juiste beeld van zichzelf te laten zien

hetgeen bijdraagt aan de acceptatieobjectiviteit

Masterthesis 25

Een portfolio is bij uitstek geschikt om het assessment doelgericht te laten plaatsvinden en in

authentieke situaties te beoordelen Ook krijgt de student middels een portfolio de

gelegenheid om het juiste beeld van zichzelf te laten zien Hetgeen hier gesteld is wordt

onderbouwd in de volgende paragraaf (33) Ook zal in de volgende paragraaf worden

ingegaan op de beoordeling van het portfolio aan de hand van beoordelingscriteria

Ten aanzien van de kwaliteitseis met betrekking tot de efficieumlntie geeft Alexander (2005) aan

dat het gebruik van portfoliorsquos tijdconsumerend is Dit kan worden opvangen door zo

georganiseerd mogelijk te werken Dit geldt zowel voor de leraar als de student Daarnaast

kunnen het vooraf aan de studenten geven van de beoordelingscriteria en voorbeelden van

goede portfoliorsquos er ook toe bijdragen dat er tijd bespaard kan worden

33 Het portfolio

Het begrip portfolio is afkomstig uit de wereld van kunst en architectuur waar men afbeel-

dingen recensies krantenknipsels en dergelijke over het eigen werk in mappen (portfoliorsquos)

verzamelt (Driessen amp Van Tartwijk 2006) Een portfolio wordt in het onderwijs gezien als

een doelgerichte verzameling van geleverd werk door een student op basis waarvan bepaalde

kennis vaardigheden en lsquoabilitiesrsquo aangetoond worden (Arter amp Spandel Baker amp OrsquoNeil

zoals geciteerd in Alexander 2005) Het expliciet noemen van de combinatie kennis

vaardigheden en mogelijkheden geeft aan dat het portfolio bij uitstek geschikt is voor een

competentiegerichte opleiding Alexander (2005) noemt in dit kader ook een groeiportfolio

waaruit de ontwikkeling van de studenten gedurende een bepaalde periode blijkt

Ook Van Petegem en Vanhoof (2002) geven aan dat het gebruik van een portfolio inhoudt dat

de student in een verzamelmap informatie over zijn persoonlijke prestaties en ervaringen

aanlegt die een beeld schept over zijn mogelijkheden en groei Verder stellen zij dat het

belangrijk is dat de student zelf een selectie maakt uit de producten die hij in een bepaalde

periode gecreeumlerd heeft en die selectie verantwoord Uit het portfolio dient de student ook een

systematische reflectie te laten zien op het eigen leerproces

Waar Van Petegem en Vanhoof (2003) stellen dat de student zelf een selectie dient te maken

uit de producten geeft Alexander (2005) ook de rol van hun leraar hierbij aan Volgens

Alexander zijn de studenten wel vrij om hun producten die ze in hun portfolio doen zelf uit

te kiezen maar zij zullen samen met hun leraar nagaan als die producten overeenkomen met

de doelstellingen van het assessment

Naast de producten en zelfreflecties die Van Petegem en Vanhoof (2003) noemen geven

Wouda en Snoek (2003) ook video-opnames van concrete situaties waarmee de student zijn

gedrag in kenmerkende beroepssituaties toont voorbeelden van vakinhoudelijke deskun-

digheid oordelen van anderen (bijvoorbeeld in de vorm van 360ordm feedback van begeleiders

op de werkplek of de opleiding opdrachtgevers collegarsquos en medestudenten) als mogelijke

Masterthesis 26

bewijsstukken Uit deze omschrijving van Wouda en Snoek blijkt ook weer de geschiktheid

van het gebruik van een portfolio voor een competentiegerichte opleiding aangezien de

beroepssituatie centraal staat

De bewijzen die in het portfolio opgenomen worden dienen te voldoen aan de volgende eisen

(Joosten-ten Brinke et al 2009)

authentiek het moet duidelijk zijn dat het bewijs door de kandidaat is gemaakt of

betrekking heeft op de kandidaat

relevant het bewijs moet gerelateerd zijn aan de competentie die beoordeeld wordt

voldoende niveau het bewijs dient aan te tonen dat het verwacht competentieniveau

inderdaad is bereikt

actueel het bewijs dient nog steeds actualiteitswaarde te hebben

kwantitatief het bewijs moet van voldoende volume zijn onderbouwd met voldoende

ervaring(stijd)

gevarieerd de bewijzen dienen veelzijdig te zijn

Wouda en Snoek (2003) geven aan dat studenten in het portfolio een verbinding dienen te

maken tussen de in het portfolio opgenomen bewijzen en de competentie die ze daarmee

willen aantonen Hierbij kunnen de studenten uitgaan van een (specifiek) bewijs naar de

(abstracte) competentie of van de meer (abstracte) competentie naar een (specifiek) bewijs

Beide mogelijkheden worden in onderstaande figuur geiumlllustreerd

Figuur 32 Portfolio-begeleidingsmodel (aangepast van Wouda amp Snoek 2003 p 33)

Een student die uitgaat van een specifiek bewijs (de linkercirkel) gebruikt het portfolio als

instrument om te abstraheren naar het niveau van competentie (de rechtercirkel) en te ver-

algemeniseren naar situaties waarin die competentie kan worden ingezet (de middencirkel)

Deze studenten komen meestal niet verder dan het beschrijven van concrete situaties die zij

hebben meegemaakt waardoor het portfolio hen moet helpen om te kunnen achterhalen

welke competentie aan die situatie gerelateerd is zodat zij die kunnen benoemen Een student

die uitgaat van de abstracte competentie (de rechtercirkel) gebruikt het portfolio als

bewijs

Masterthesis 27

instrument om te concretiseren door het beschrijven van concrete situaties (de middencirkel)

en daar geschikt bewijsmateriaal (de linkercirkel) bij te zoeken Deze studenten kunnen juist

goed algemene zaken over zich zelf te herkennen en te benoemen vandaar dat zij uitgaan van

de algemene competentie Het portfolio helpt hen dan om de leeractiviteiten die zij uitvoeren

in een concrete situatie te beschrijven en daar geschikt bewijsmateriaal voor te zoeken

Driesen en Tartwijk (2006) verklaren de hierboven beschreven ondersteuning die het

portfolio geeft doordat de student in een portfolio systematisch beschrijft en zichtbaar maakt

op welke wijze taken werden gepland uitgevoerd en geeumlvalueerd Dit doet de student vooral

door te reflecteren op het eigen leren en dat van anderen Ook Lorna (2003) geeft aan dat een

effectieve assessment van studenten eist dat zij zichzelf reflectieve vragen stellen en zelf

leerstrategieeumln gebruiken om zich verder te ontwikkelen waarbij zij hun leervorderingen zelf

bijhouden in een portfolio Bij het reflecteren kan de student het spiraalmodel gebruiken dat

is weergegeven in figuur 33

Figuur 33 Spiraalmodel van reflectie (Korthagen 2002 p2)

Wanneer een student een portfolio samenstelt zal die systematisch terugblikken op het eigen

handelen (fase 2) Hierbij wordt dat handelen geeumlvalueerd en geanalyseerd waardoor de

student zich bewust wordt van essentieumlle aspecten die zich tijdens dat handelen hebben

voorgedaan (fase 3) Dit geeft vervolgens inzicht in de mate waarin de student al over de

gevraagde competenties beschikt Ook biedt dit handvatten voor het ontwikkelen van

alternatieven (fase 4) Doordat het portfolio inzichtelijk maakt hoe bepaalde taken werden

uitgevoerd zal de student worden gestimuleerd om de uitvoering van deze taken ook

daadwerkelijk ter hand te nemen (fase 5 en 1) waarop wederom teruggeblikt zal worden en

de reflectiecyclus verder vervolgd kan worden (Driesen amp Tartwijk 2006)

Studenten dienen feedback te krijgen waarbij gebruik kan worden gemaakt van self-

assessment (de student beoordeelt zichzelf) en peer-assessment (medestudenten beoordelen

elkaar) (Wouda amp Snoek 2003) Bij het geven van feedback is het belangrijk dat gepraat

wordt vanuit de ik-vorm concrete gedragsvoorbeelden worden gegeven de positieve en de

verbeterpunten worden weergegeven en dat gevraagd wordt als de geleverde kritiek

herkenbaar is

Masterthesis 28

34 Assessment beoordeling

Sheperd et al (2005) stellen dat bij een assessment het belangrijk is om vast te stellen wat de

student aan het eind moet kunnen en op welke wijze dat gerealiseerd kan worden Verder

stellen zij ook dat dit vereist dat er heldere beoordelingscriteria vastgesteld dienen te worden

waardoor het mogelijk wordt dat zowel de beoordelaar als de student kunnen vaststellen als

een bepaald concept is begrepen Ook Wouda en Snoek (2003) geven aan dat het bij de

beoordeling van competenties gaat om het beoordelen van de mate waarin de student in staat

is om zijn gedrag en handelen te verantwoorden en er op te reflecteren Om dit te kunnen

realiseren dienen assessments aan de hand van heldere criteria te geschieden die

geformuleerd zijn in de vorm van (waarneembare) gedragsindicatoren voor het handelen in

praktijksituaties

Alexander (2005) geeft aan dat een lsquorubricrsquo hierna te noemen rubriek gebruikt kan worden

om de beoordelingscriteria te specificeren waarbij een onderscheid wordt gemaakt in een

analytische en een holistische rubriek In een analytische rubriek worden eerst de

beoordelingscriteria gespecificeerd waarna vervolgens per criterium een afzonderlijke score

wordt toegekend voor de mate waarin aan dat criterium is voldaan Op basis van deze

afzonderlijke scores kan er tenslotte een overall score worden vastgesteld Een holistische

rubriek bekijkt de verschillende criteria gezamenlijk waardoor elke gegeven score meerdere

factoren omvat

Van Petegem en Vanhoof (2002) maken een onderscheid in criteria standaarden en

rubrieken Criteria zijn de voorwaarden waaraan de studentenprestaties dienen te voldoen om

als succesvol bestempeld te kunnen worden (Wiggings in Van Petegem en Vanhoof 2002)

Een standaard wordt geconcretiseerd aan de hand van criteria waarbij wordt aangegeven

welke criteria van belang zijn bij het beoordelen van studentenprestaties Deze criteria

moeten dan zodanig uitgewerkt worden dat het mogelijk wordt om een geobserveerd gedrag

in een prestatieniveau onder te brengen Een standaard geeft dus in principe aan hoe goed een

prestatie moet zijn om een bepaalde beoordeling te verdienen Wiggens (in Van Petegem en

Vanhoof 2002) omschrijft een rubriek als een geschreven geheel van richtlijnen dat het

mogelijk maakt om studentenprestaties van verschillende kwaliteiten te onderscheiden In een

rubriek wordt dus hetgeen waarnaar men moet kijken bij elk kwaliteitsniveau beschreven

Zowel uit Alexander (2005) als uit Van Petegem en Vanhoof (2002) blijkt dus dat voor het

beoordelen van portfoliorsquos een rubriek ontwikkeld dient te worden met daarin beschreven

criteria en standaarden Van Petegem en Vanhoof geven net als Alexander ook aan dat deze

rubriek analytisch of holistisch kan zijn

Uit hetgeen in de voorgaande paragrafen is beschreven kan worden afgeleid dat van

docenten in een competentiegerichte opleiding en met name van docenten die belast zijn met

het afnemen van assessments van de studenten bepaalde kwaliteiten worden verwacht

hierop wordt in de volgende paragraaf ingegaan

Masterthesis 29

35 De assessor

Degene die een assessment afneemt wordt een assessor genoemd In deze paragraaf wordt

ingegaan op de gedragsindicatoren die een assessor dient te demonstreren (351) en de

methodieken die daarbij gebruikt kunnen worden (352)

351 Gedragsindicatoren van een assessor

Van Dinther (2009) geeft aan dat binnen het competentiegericht hoger beroepsonderwijs een

assessor op basis van zijn oordeel onderbouwde uitspraken doet over het niveau van

competentieontwikkeling van een student Uitgaande hiervan dient een assessor behalve over

inhoudelijke kennis ook over de competenties analyseren beoordelen en communiceren te

beschikken Deze zijn uitgewerkt in schema 32

Schema 32 Competenties en gedragsindicatoren van een assessor

Competenties Gedragsindicatoren

Analyseren 1 Informatie structureren en hoofd- en bijzaken scheiden

2 Verbanden leggen tussen verschillende soorten informatie

3 Gebruiken van meerdere informatiebronnen en deze op waarde inschatten

Beoordelen 4 Zich een mening vormen door het afwegen van gegevens

5 Relateren van informatie en bewijzen aan de competentie(criteria)

6 Betrekken van verschillende alternatieven bij de oordeelsvorming

7 Rekening houden met onzekere of tegenstrijdige informatie

8 Het oordeel onderbouwen

Communiceren 9 Op het juiste moment toepassen van vraag- en gesprekstechnieken in het

gesprek met de student

10 Betrekken van de medeassessor in de beeld- en oordeelsvorming

11 Het eindoordeel op een overtuigende en constructieve manier overbrengen

12 Ontwikkelingsgerichte feedback geven

13 Het schrijven van een heldere gestructureerde rapportage

(Van Dinther 2009)

Geheel overeenkomstig Van Dinther (2009) geven Van Berkel Van Dinther Oudkerk Pool

en Speetjes (2008) ook aan dat een assessor over de competenties analyseren communiceren

en beoordelen dient te beschikken waarbij de gedragsindicatoren betrekking hebben op de

gehanteerde structuur in het gesprek de gehanteerde vraag- en gesprekstechnieken de

beoordeling van de relevantie van de aangeleverde bewijzen de wijze waarop feedback

wordt gegeven en de wijze waarop het oordeel wordt onderbouwd en doorgegeven aan de

student

Van Berkel et al (2008) stellen verder dat een assessor als kerntaak heeft het vaststellen van

het competentieniveau van de student met als deeltaken

1 Beoordelen van een portfolio enof performance

2 Voeren van een criterium gericht interview

3 Komen tot een onderbouwd eindoordeel

4 Vastleggen van het onderbouwd eindoordeel in een rapportage

Masterthesis 30

5 Geven van ontwikkelingsgerichte feedback

Deze deeltaken worden ook genoemd door Oudkerk Pool (2013) die aangeeft dat een asses-

sor eerst beoordeelt of een portfolio van een kandidaat voldoet om het assessmentgesprek in

te kunnen gaan Naar aanleiding van de portfoliobeoordeling voert de assessor een criterium-

gericht interview om het competentieniveau van de student te bepalen en daarbij indien

nodig ontwikkelingsgerichte feedback geeft Tenslotte legt de assessor de bevindingen en het

eindoordeel vast op daarvoor bestemde formulieren ten behoeve van de eindrapportage

Op de methodieken die de assessor kan gebruiken bij de uitvoering van deze taken wordt in

de volgende subparagraaf ingegaan

352 Methodieken

In paragraaf 331 is ten aanzien van de portfoliobeoordeling al aangegeven dat rekening

gehouden dient te worden met specifieke criteria (variatie relevant actueel authentiek en

kwantiteit) en dat er een relatie dient te zijn tussen de geleverde bewijzen en de competenties

die daarmee aangetoond worden in specifieke beroepssituaties Het geven van ontwikkelings-

gerichte feedback kan vergeleken worden met de in paragraaf 321 beschreven formatieve

assessment Uitgaande hiervan zal in deze subparagraaf alleen nog ingegaan worden op de

gesprekstechnieken die de assessor kan gebruiken bij het criteriumgerichte interview

Een assessor neemt tijdens het assessment een criteriumgericht interview af waarbij

onduidelijkheden met betrekking tot de in het portfolio opgenomen bewijsvoering verder

worden onderzocht en vragen die voortkomen uit de bestudering van het portfolio worden

gesteld Hierbij kan de assessor gebruik maken van de START-methodiek de LSD en

TURBO-vragen (Oudkerk Pool 2013)

De START-methodiek

Start staat voor situatie taak actie resultaat en transfer Hierbij wordt begonnen met een

startvraag waarbij de student een situatie dient te beschrijven (situatie) Vervolgens dient

de student aan te geven wat de opdracht was of hetgeen verwacht werd (taak) vervolgens

dient de student te verwoorden wat hij precies gedaan heeft of hetgeen gebeurd is (actie)

daarna dient de student aan te geven wat het effect was of hoe het is afgelopen (resultaat)

en tenslotte dient de student dan aan te geven hoe het een ander keer aanpakt zou kunnen

worden (transfer) (Oudkerk Pool 2013)

Hierop aanvullend geven Joosten-ten Brinke et al (2009) aan dat tijdens het

criteriumgerichte interview de STARRT methodiek gebruikt kan worden waarbij wordt

nagegaan in welke situatie de student aan een competentie gewerkt heeft welke taken

daarbij zijn uitgevoerd welke acties daaruit gevolgd zijn en met welk resultaat Deze

fasen komen dus overeen met hetgeen beschreven is door Oudkerk Pool (2013) De

transferfase zoals Oudkerk Pool die beschrijft is bij de STARRT gesplitst in reflectie en

transfer waarbij de student eerst dient terug te blikken op de beschreven situatie alvorens

die te vertalen naar een nieuwe situatie

Masterthesis 31

De LSD-methodiek

LSD staat voor luisteren samenvatten en doorvragen toe Als de assessor naast het

luisteren ook het gesprek samenvat geeft het een bepaalde structuur aan het gesprek en

geeft het de student een beeld of de assessor hetgeen hij gezegd heeft juist gehoord heeft

(Oudkerk Pool 2013)

TURBO-vragen

TURBO-vragen kunnen worden toegepast als er nog weinig tijd over is en er toch nog

wat informatie verkregen moet worden van de student De vragen kunnen dan betrekking

hebben op een vergelijking een rangorde een mening van anderen of een verdieping van

de situatie (Oudkerk Pool 2013)

36 Conceptueel model en interventieonderzoeksvoorstel

In de vorige paragrafen is ingegaan op het begrip competentie de rol van het assessment in

een competentiegerichte opleiding het portfolio de assessmentbeoordeling en de assessor

Uit dit beschreven theoretisch kader is een conceptueel model afgeleid (361) waarna

vervolgens uitgaande hiervan een interventieonderzoeksvoorstel is geformuleerd (362)

361 Verantwoording conceptueel model

Uitgaande van de centrale probleemstelling ldquoin welke mate sluiten de toetsvormen van de

COE aan op het competentiegerichte karakter van de opleidingrdquo is in de voorgaande

paragrafen gebleken dat bij het competentiegericht opleiden en beoordelen het begrip

assessment centraal staat Dit assessment dient op verschillende momenten te gebeuren en

aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen Vandaar dat de in paragraaf 322 besproken

beoordelingsmomenten (tussen- en eindassessment) en de in paragraaf 323 besproken

kwaliteitseisen in het conceptueel model bij het centrale begrip assessment geplaatst worden

Uit paragraaf 33 is gebleken dat het portfolio bij het assessment gebruikt wordt om vast te

stellen als de student daadwerkelijk over de vereiste competenties beschikt waardoor het

portfolio ook bij het centrale begrip assessment geplaatst wordt

Het tweede centrale begrip is de assessor aangezien die het assessment afneemt De assessor

dient te voldoen aan bepaalde gedragsindicatoren en heeft verschillende methodieken die

gebruikt kunnen worden tijdens het assessment Deze gedragsindicatoren en methodieken

worden als bijbehorende begrippen geplaatst bij het centrale begrip assessor

Een assessment dient afgenomen te worden op basis van heldere criteria waaruit duidelijk

blijkt aan welke voorwaarden de student dient te voldoen Geheel conform de omschrijving

van het begrip assessment dient het gedrag dat bij de student geobserveerd wordt gerelateerd

te zijn aan de toekomstige beroepssituatie van de student Uitgaande hiervan wordt het begrip

criteria als derde centrale begrip opgenomen in het conceptueel model

Masterthesis 32

Samenvattend kan aan de hand van de bovenstaande gesteld worden dat voor het

competentiegericht opleiden en beoordelen er assessoren dienen te zijn die aan de hand van

criteria assessments van de studenten afnemen Dit is weergegeven in het conceptueel model

in figuur 34

Figuur 34 Conceptueel model

362 Interventieonderzoeksvoorstel

Uitgaande van het in figuur 34 weergegeven conceptueel model zijn als

interventieonderzoek docenten van de SOOS getraind tot assessor waarbij van bestaande

studentenportfoliorsquos gebruik is gemaakt Naast deze training is er ook een workshop

gehouden met als doel om het bestaand competentieprofiel van de COE te splitsen naar het

vereist bekwaamheidsniveau aan het eind van de propedeusefase de hoofdfase en de

afstudeerfase (startbekwaam) Indien de docenten getraind zijn tot assessor kunnen deze

assessoren ingezet worden bij het competentiegericht opleiden en beoordelen door aan het

eind van de propedeusefase de hoofdfase en de opleiding op basis van het portfolio van de

studenten een assessment af te nemen

Assessment

bull Beoordelingsmomenten

bull Kwaliteitseisen

bull Portfolio

Competentiegericht opleiden en beoordelen

Assessor

bull Gedragsindicatoren

bull methodieken

Criteria

bull Helder

bull Relatie met de beroepspraktijk

Masterthesis 33

4 Interventie

In dit hoofdstuk wordt de uitgevoerde interventie beschreven Deze interventie dient ter

oplossing van het probleem dat in het analyseonderzoek is gebleken namelijk dat bij de COE

opleiding er geen sprake is van competentiegericht opleiden en beoordelen maar van het

toetsen van kennis en vaardigheden (zie ook hoofdstuk 2) In 41 wordt de interventie globaal

beschreven vervolgens wordt in 42 middels een blokjesschema de relatie tussen het ontwerp

en het beoogde effect weergegeven waarna in 43 het ontwerp gedetailleerd wordt

beschreven Tenslotte wordt het programma van eisen van het ontwerp in 44 beschreven

41 Globaal ontwerp

Het globaal ontwerp bestaat uit drie onderdelen

1 Het eerste onderdeel betreft het informeren van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen Hiervoor is er een reader samengesteld

waarin theorie over het competentiegericht opleiden en beoordelen is verwerkt en is er

een informatiebijeenkomst gehouden met de docenten

2 Het tweede onderdeel is de assessorentraining bestaande uit drie bijeenkomsten

Tijdens de eerste bijeenkomst hebben de docenten aan de hand van studentenmate-

riaal geoefend in het voeren van het assessmentgesprekken Tijdens de tweede

bijeenkomst hebben de docenten wederom aan de hand van studentenmateriaal

geoefend in het beoordelen van studentenportfoliorsquos Tussen de tweede en de derde

bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend waarbij de gedragsindicatoren

van een getrainde assessor als uitgangspunt zijn gebruikt Gedurende deze periode

hebben zij op hun beurt tevens een portfolio bijgehouden waarin zij bewijzen hebben

aangeleverd waarmee zij hebben aangetoond in welke mate zij aan de acht

gedragsindicatoren van een getrainde assessor voldoen Tijdens de derde bijeenkomst

hebben de docenten van elkaar een assessment afgenomen op basis van het

ingeleverde portfolio Op basis van deze assessments is dan een uitspraak gedaan als

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de

assessorencompetenties van de docenten De docenten die deze training hebben

doorlopen hebben een certificaat ontvangen dat is uitgegeven door de SOOS

3 Het derde onderdeel is een workshop met als doel om de gedragsindicatoren in het

huidig competentieprofiel van de COE te splitsen naar tussen- en eindniveaus waarbij

tevens rekening mee wordt gehouden dat deze gedragsindicatoren helder zijn gefor-

muleerd en gerelateerd zijn aan de beroepsomgeving van de afgestudeerde student

42 Blokjeschema

De onderzoeksvraag waarmee aangetoond wordt dat het ontwerp inderdaad leidt tot

verbetering luidt als volgt kan gerichte training en oefening bijdragen aan de competenties

als assessor van de docenten van de SOOS

Masterthesis 34

Schema 41 Blokjesschema

Uitgaande van het in figuur 41 weergegeven blokjesschema wordt het ontwerp in de

volgende paragraaf gedetailleerd beschreven

43 Gedetailleerd ontwerp

Het ontwerp omvat de volgende aspecten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

(431)

2 Een assessorentraining voor de docenten (432)

3 Gerichte oefening van de docenten onderling (433)

4 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments (434)

431 Het informeren van docenten

Om de docenten te informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen is er een

gelijknamige reader opgesteld voor alle COE docenten De inhoudsopgave van deze reader is

opgenomen in bijlage 6 Ook is er een informatiebijeenkomst geweest waarvan de doelen

zijn opgenomen in schema 41

Schema 41 Doelen informatiebijeenkomst

Doelen presentatie

1 Nagaan wat docenten weten over competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Docenten informeren over het competentiegericht opleiden en beoordelen

3 Docenten informeren over de resultaten van een analyse van de huidige toetsing binnen de COE

4 Docenten enthousiast maken om een bijdrage te leveren aan een voorstel over de wijze waarop

wij competentiegericht kunnen opleiden en beoordelen bij de SOOS

432 Assessorentraining

Voor de assessorentraining is het trainingmateriaal assessoren ldquoVerkrijg alle beschikbare

informatie en maak de juiste beoordelingrdquo van Oudkerk-Pool gebruikt De handleiding is in

extenso gebruikt terwijl de powerpointslides deels zijn aangepast met als doel om de inhoud

Leidt tot Het ontwerp namelijk

een reader over competentiegericht

opleiden en beoordelen

een assessorentraining voor de

docenten

gerichte training en oefening van de

docenten in het aanleren van de

competenties van een assessor

een workshop voor docenten om het

huidig competentieprofiel van de

COE aan te passen

Het beoogde effect namelijk

toename van kennis in brede zin over het

competentiegericht opleiden en

beoordelen

verbetering van de competenties van een

assessor bij de docenten

aanpassing van het competentieprofiel

van de COE op basis waarvan er tussen-

en eindassessments van de studenten

kunnen worden afgenomen

Masterthesis 35

van de slides te laten aansluiten bij de praktijksituatie van de SOOS Tijdens deze training

zijn de gedragsindicatoren van een getrainde assessor als uitgangspunt gebruikt Deze

gedragsindicatoren zijn weergegeven in schema 42

Schema 42 gedragsindicatoren getrainde assessor

Gedragsindicatoren getrainde assessor

1 Brengt structuur aan in het assessmentgesprek

2 Creeumlert een sfeer waarin de kandidaat volledig tot zijn recht kan komen

3 Past verschillende vraag- en gesprekstechnieken op het juiste moment toe

4 Relateert ervaringen werkwijze en bewijzen die de kandidaat inbrengt aan relevante

competentiecriteria

5 Herkent producten als bruikbaar bewijs

6 Komt tot een onderbouwd eindoordeel en brengt dit op overtuigende en constructieve wijze over

7 Geeft ontwikkelingsgerichte feedback

8 Legt het oordeel op toegankelijke wijze vast in een rapportage

9 Gaat adequaat en klantgericht om met eventuele bezwaren tegen het eindoordeel

Uitgaande van de gedragsindicatoren die zijn weergegeven in schema 42 is de

assessorentraining erop gericht om docenten te trainen in

a het afnemen van een criteriumgericht interview

b het beoordelen van portfoliorsquos

Bijeenkomst 1

Tijdens de eerste bijeenkomst die erop gericht is om docenten te trainen in het afnemen van

een criteriumgericht interview hebben de docenten met studentenmateriaal geoefend Voor

het oefenen zijn er groepen van vier gevormd bestaande uit

Twee docenten die de rol van assessorenkoppel hebben

Een docent die de rol van student heeft

Een docent die de rol van begeleider heeft

Een docent die de rol van observator heeft

Tijdens deze bijeenkomst is er geoefend in het criteriumgericht interview waarbij de

instructies voor de voorbereiding van het gesprek zijn opgenomen in schema 43

Schema 43 instructies ter voorbereiding van de oefening gesprekstechnieken

Assessorenkoppel Kandidaat en begeleider Observator

Welke onderdelen van het

portfolio willen we aan de orde

stellen tijdens het gesprek

Welke vragen stellen we

hierbij (STARTTurbo)

Hoe stellen we de kandidaat op

zijn haar gemak

Hoe verdelen we de taken

(vragen stellen aantekeningen

maken)

Welke onderdelen van

het portfolio roepen

vragen op

Kan ik situaties

beschrijven om

startcompetenties te

bewijzen (START)

Krijgt kandidaat voldoende

gelegenheid om competenties te

etaleren

Gaan de assessoren minstens eacuteeacuten

keer uit het START-principe

(concreet uitvragen) LSD Turbo-

principe

Hebben de assessoren een beter

beeld gekregen van de compe-

tenties als gevolg van het gesprek

Masterthesis 36

Bijeenkomst 2

Tijdens de tweede bijeenkomst die erop gericht is om de docenten te trainen in het

beoordelen van portfoliorsquos zijn concrete studentenportfoliorsquos beoordeeld De opdracht is

opgenomen in schema 44

Schema 44 Instructies opdracht portfoliobeoordeling

Oefening portfoliobeoordeling

1 Elke groep beoordeelt twee competenties uit het portfolio (interpersoonlijk organisatorisch of

samenwerken) en vult het oordeel in op het beoordelingsformulier (40 minuten)

2 Zelf- en peerevaluatie (zie observatieformulier)

Doe een zelfevaluatie van de wakkermethodiek (ad 1)

Geef feedback aan ldquostudentrdquo peergroep observeert (ad 5)

Peerevaluatie van de beoordeling (ad 2 tm 4)

433 Gerichte oefening van de docenten onderling

Tussen de tweede en de derde bijeenkomst hebben de docenten onderling geoefend in het

aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde assessor waarbij bewijzen zijn

verzameld die de mate waarin zij de gedragsindicatoren van een getrainde assessor hebben

kunnen aanleren aantonen Het resultaat van de opdracht is opgenomen in een portfolio op

basis waarvan er een peerassessment is afgenomen de derde bijeenkomst De instructie voor

dit peerassessment zijn opgenomen in schema 45

Schema 45 Instructies peerassessment

Instructies peerassessment

Het assessment wordt in drie rondes gedaan

1 In de eerste ronde beoordeelt u het portfolio volgens de VRAAK-criteria en de beoordelings-

driehoek Hiervoor gebruikt u het formulier ldquorapportage eindassessmentrdquo en vult u de onderdelen

1 en 2 in Tijdens deze eerste ronde bereidt u tevens het assessmentgesprek (criterium gericht

interview) voor (60 minuten)

2 In de tweede ronde voert u het assessmentgesprek (30 minuten)

3 In de derde ronde formuleert u wederom op het formulier ldquorapportage eindassessment (laatste

bladzijde) het eindoordeel (15 minuten)

Het peerassessment geschiedt in drie subgroepen van elk drie docenten De eerste 60 minuten voert

elke docent individueel de eerste ronde zoals hierboven beschreven uit Vervolgens wordt het eerste

assessmentgesprek afgenomen waarbij de docent die niet deelneemt aan het assessmentgesprek

observeert volgens het formulier ldquoobservatie assessmentgesprekrdquo Na het assessmentgesprek rondt de

assessor het assessment af middels het invullen van het eindoordeel conform de derde ronde zoals

hierboven omschreven Terwijl de assessor dit invult gaat de observator na als het

observatieformulier volledig en juist is ingevuld De docent die het assessment ondergaan heeft vult

op dit moment een ervaringsformulier in

Na de eerste assessmentronde worden de rollen omgekeerd totdat elke docent een assessment heeft

afgenomen van een collega-docent

Masterthesis 37

434 Brainstormen van docenten

Tijdens een workshop hebben de docenten brainstormsessies gevoerd met als doel om het

competentieprofiel aan de hand van de kenmerken van de criteria te splitsen naar twee

tussenniveaus (eind propedeuse- en hoofdfase) en eacuteeacuten eindniveaus (eind afstudeerfase)

Tijdens deze workshop is er in groepen gewerkt waarbij de groepen een keuze hebben

mogen maken om te werken aan algemene (gelden voor beide hbo opleidingen) of

beroepsgerichte competenties (gelden voor een specifieke opleiding) Het resultaat is

geschreven op flappen waarna de docenten tijdens een stille wand discussie onderling

feedback hebben gegeven op het resultaat door hun feedbackpunten te noteren op een apart

blaadje Na de stille wand discussie is de gegeven feedback door de verschillende groepen

verwerkt in het uiteindelijk resultaat

44 Programma van eisen

Het doel van de interventie is om een bijdrage te kunnen leveren aan het ontwikkelen en

implementeren van het competentiegericht opleiden en beoordelen bij de COE Om dit doel

te realiseren is het programma van eisen geformuleerd voor het product en het proces

Uit het theoretisch kader is gebleken dat het assessment en de assessor een centrale plaats

innemen bij het competentiegericht opleiden en beoordelen waarbij de assessor op basis van

criteria het assessment afneemt Uitgaande hiervan worden de volgende eisen gesteld aan het

product

1 de docenten dienen de portfoliorsquos te beoordelen aan de hand van specifieke criteria

(variatie relevant actueel authentiek en kwantiteit) waarbij tevens de relatie tussen de

geleverde bewijzen en de competenties die daarmee aangetoond worden in specifieke

beroepssituaties wordt beoordeeld

2 de docenten dienen gesprekstechnieken te demonstreren tijdens een criteriumgericht

interview

3 De criteria in het competentieprofiel dienen helder geformuleerd te zijn gespecificeerd te

zijn in tussen- en eindniveaus en gerelateerd te zijn aan de beroepsomgeving van de

afgestudeerde

Aan het proces worden de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep

Het voeren van reguliere gesprekken met de leidinggevenden

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlag

Het mogelijk maken dat het resultaat van het onderzoek buiten het afgebakend

onderzoeksgebied gebruikt kan worden

Het informeren van alle overige betrokken

De wijze waarop de in dit hoofdstuk beschreven interventie is uitgevoerd wordt in het

volgende hoofdstuk beschreven

Masterthesis 38

5 Onderzoeksopzet

De wijze waarop de interventie is uitgevoerd wordt in dit hoofdstuk beschreven In 51 wordt

ingegaan op de centrale vraag en bijbehorende deelvragen Ook het variabelenschema wordt

in 51 weergegeven Vervolgens wordt in 52 ingegaan op het onderzoekstype in 53 op de

dataverzameling en bijbehorende onderzoeksinstrumenten en in 54 op de validiteit en de

betrouwbaarheid

51 Centrale vraag en deelvragen

De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docenten

als assessor waar te nemen

3 Op basis van welke gedragsindicatoren kunnen de tussen- en eindassessments van de

COE studenten afgenomen te worden

Uitgaande van bovenstaande deelvragen worden de centrale begrippen als volgt

geoperationaliseerd

Schema 51 Variabelenschema interventieonderzoek

Begrip Dimensie Indicatoren

Kennisniveau Kennis De docent

kent het begrippen competentie

kent de kenmerken van een assessment

kent de rol van een portfolio bij het competentiegericht opleiden

en beoordelen

Competenties

assessor

Portfolio

beoordelen

De docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en

kwantiteit van de bewijzen

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in

beroepssituaties en de competenties

Criteriumge-

richt interview

De docent

luistert actief vraagt door vat samen (LSD)

vraagt de kandidaat naar de situatie waaruit een bewijs is

voortgekomen wat de taak precies was in die situatie welke

actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was

en wat een volgend keer anders gedaan zou worden (START)

hanteert turbo vragen

past feedbackregels toe

baseert de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of

het criteriumgericht interview

Masterthesis 39

Begrip Dimensie Indicatoren

Criteria Voorwaarden

aan studenten-

prestaties

De docent

formuleert meetbare gedragsindicatoren op het niveau van de

propedeuse hoofd- en afstudeerfase waaruit de groei van het

competentieniveau van de student blijkt

relateert de gedragsindicatoren aan de beroepspraktijk

52 Onderzoekstype

Tijdens de interventie zijn er twee onderzoekstypen gebruikt namelijk actieonderzoek (521)

en effectonderzoek (522)

521 Actieonderzoek

Ponte (2010) definieert actieonderzoek als ldquoeen geheel van activiteiten van docenten die

met behulp van technieken en strategieeumln van sociaalwetenschappelijk onderzoek

reflecteren op hun handelen en de situatie waarin dit handelen plaatsvindt en

op basis van de zo verkregen inzichten hun handelen of de situatie waarin dat

handelen plaatsvindt systematisch proberen te verbeterenrdquo (p 20-21)

In de hierboven weergegeven beschrijving van actieonderzoek worden de docenten expliciet

genoemd Ponte (2010) onderscheidt vijf fasen bij actieonderzoek die in figuur 51 zijn

weergegeven

Figuur 51 fasen van actieonderzoek (Overgenomen van Ponte 2010 p 48)

De eerste fase is het formuleren van het algemeen idee waarin centraal staat het identificeren

van problemen waaraan docenten willen gaan werken In het begin kan het algemeen idee een

vage notie zijn over wat er aan de hand is en daarom is een verdere verkenning van concrete

gegevens met betrekking tot het probleem vaak noodzakelijk Bij deze tweede fase gaat het

om de beschrijving en de analyse van de te veranderen situatie De verkenning kan aanleiding

Masterthesis 40

zijn om het algemeen idee over het probleem bij te stellen Als docenten zich nader hebben

geiumlnformeerd over het probleem kan in de derde fase een algemeen plan worden opgesteld

dat kan bestaan uit een voorgenomen reeks kleine verbeteracties of uit eacuteeacuten verbeteractie

welke uitgewerkt wordt in een reeks uit te voeren stappen Dan volgt als vierde fase het

daadwerkelijk plannen uitvoeren en evalueren van de verbeteracties Docenten analyseren de

oorzaak van het al of niet succesvol verlopen van de eerste verbeteractie en op basis hiervan

plannen zij de volgende actie Zo nodig kan de evaluatie leiden tot het bijstellen van het

algemeen plan of zelfs het algemeen idee De aangegeven fasen worden herhaald tot docenten

tevreden zijn over de verkregen resultaten Het onderzoek wordt tenslotte afgesloten met een

casestudy waarin de docenten reflecteren op hun actieonderzoek (Ponte 2010)

De centrale probleemstelling die bij dit actieonderzoek centraal staat is dat er een toename

wenselijk is in het ontwikkelingsniveau van de competenties de docent als een assessor Dit is

dus het algemeen idee Tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training heeft de

verkenning van dit probleem plaatsgehad waarbij met name de gedragsindicatoren die horen

bij de competenties van een getrainde assessor zijn besproken Hierna zijn de docenten

gestart met de uitvoering van het plan waarbij er in groepen van twee of drie is geoefend met

als doel om de competenties van een getrainde assessor aan te leren Van deze oefeningen

zijn de data verzameld Vanwege de beperkte tijd (eacuteeacuten maand) is er twee keer een analyse

geweest van de oefeningen en het resultaat daarvan De data van deze analysefase zijn

verzameld in leerrapporten (zie ook paragraaf 542) Elke docent heeft als casestudy een

portfolio bijgehouden met daarin de bewijzen en reflecties waaruit het ontwikkelingsniveau

van zijn of haar competenties als assessor blijkt De resultaten van dit actieonderzoek zijn

beschreven in paragraaf 61

522 Effectonderzoek

Naast actieonderzoek is er ook sprake van een effectonderzoek en wel bij de eerste en de

tweede deelvraag In een effectonderzoek is er sprake van een onafhankelijke variabele die

gemanipuleerd wordt en een afhankelijke variabele waarop de onafhankelijke variabele

invloed uitoefent (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag waarbij is nagegaan of er een

toename is waar te nemen in het kennisniveau van de COE docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de afhankelijke variabele het kennisniveau van

de docenten terwijl de onafhankelijke variabelen de informatiebijeenkomst en de reader zijn

geweest De wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 541 terwijl het

resultaat hiervan is beschreven in paragraaf 611

Bij de tweede deelvraag waarbij is nagegaan of er een verbetering in het ontwikkelingsni-

veau van de competenties als assessor bij de COE docenten is waar te nemen is de

afhankelijke variabele het ontwikkelingsniveau van de competenties van de docent als

assessor en de onafhankelijke variabele de oefeningen die de docenten hebben gedaan De

wijze van dataverzameling hierbij is beschreven in paragraaf 542 terwijl het resultaat

hiervan is beschreven in paragraaf 612

Masterthesis 41

53 Populatie

De populatie wordt gevormd door alle docenten van de SOOS De gehele populatie is

benaderd om de eerste docentenbijeenkomst bij te wonen Tijdens deze eerste docenten-

bijeenkomst is vervolgens nagegaan welke docenten bereid zijn om te participeren aan het

interventieonderzoek In totaal hebben van de drieeumlntwintig docenten negen meegedaan aan

de training en acht aan de workshop In de ontstane steekproef zaten naast de twee

opleidingsmanagers drie docenten die vanaf het begin van de opleidingen aan de SOOS zijn

verbonden twee docenten die halverwege het bestaan van de opleidingen zijn aangetrokken

door de SOOS en twee docenten die dat studiejaar voor het eerst waren aangetrokken Ook

kan over de ontstane steekproef worden opgemerkt dat zes docenten uit het onderwijsveld

afkomstig zijn en drie uit het beroepenveld Ten aanzien van de duur waarop de docenten in

dienst zijn bij de SOOS is de ontstane steekproef wel representatief Ten aanzien van

achtergrond van de docenten is de ontstane steekproef niet representatief aangezien 57 van

de SOOS-docenten uit het toekomstig beroepenveld van de studenten afkomstig is

54 Dataverzameling en onderzoeksinstrumenten

De gegevens zijn in juli - augustus 2014 verzameld De wijze waarop de data zijn verzameld

en de hierbij gebruikte onderzoeksinstrumenten worden hieronder per deelvraag beschreven

541 Toename kennisniveau docenten

De eerste deelvraag luidt als volgt is er een toename in het kennisniveau van de docenten

over het competentiegericht opleiden en beoordelen waar te nemen Om deze vraag te

kunnen beantwoorden is er een toets ontwikkeld die is opgenomen in bijlage 7 Deze toets is

op twee verschillende momenten afgenomen Aan de hand van de toetsresultaten op deze

twee verschillende momenten is vastgesteld als het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is toegenomen In de toets zijn er vijf

meerkeuzevragen opgenomen die betrekking hadden op het competentiebegrip het begrip

assessment het assessment in een competentiegerichte opleiding het portfolio en de

kwaliteitscriteria van een assessment

542 Toename ontwikkelingsniveau competenties assessor bij docenten

De tweede deelvraag luidt is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties

als assessor bij de docenten waar te nemen Om deze vraag te kunnen beantwoorden is

gebruik gemaakt van een rubriek die door Oudkerk Pool (2013) is ontwikkeld Deze rubriek

die is opgenomen in bijlage 8 is de basis geweest voor de oefeningen die tijdens de asses-

sorentraining zijn gedaan de oefeningen die de docenten onderling hebben uitgevoerd na

eerste twee trainingsbijeenkomsten en de eindopdracht waarmee de training is afgerond Op

de training is al uitvoerig ingegaan in paragraaf 43 bij de gedetailleerde beschrijving van het

ontwerp Ook zijn alle gebruikte instrumenten om de benodigde data voor het beantwoorden

van deze tweede deelvraag te verzamelen afgeleid van dezelfde rubriek uit bijlage 8

Masterthesis 42

Zoals aangegeven in schema 51 zijn voor het beantwoorden van deze tweede deelvraag

indicatoren met betrekking tot het beoordelen van het portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

Bovengenoemde indicatoren zijn twee keer gemeten Het eerste meetmoment is geweest

tijdens de eerste twee bijeenkomsten van de training namelijk 4 en 11 juli 2014 Tijdens de

eerste trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het afnemen van een

criteriumgericht interview Van deze oefeningen zijn er video-opnames gemaakt die aan de

hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie bijlage 9) zijn beoordeeld Tijdens

de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten geoefend in het beoordelen van het

portfolio De data van deze oefeningen zijn verzameld met behulp van het formulier

rapportage eindassessment dat is opgenomen in bijlage 10

Na de tweede trainingsbijeenkomst hebben de docenten een eindopdracht gehad conform

welke zij hebben geoefend in groepen van twee of drie in het ontwikkelen van de

competenties van assessor De oefenperiode was eacuteeacuten maand Aan het eind hiervan heeft elke

docent een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van hun

competenties onderbouwen De volledige beschrijving van deze eindopdracht is opgenomen

in bijlage 11 De data van deze oefeningen zijn verzameld middels het leerrapport dat is

opgenomen in bijlage 12 Geheel volgens de opzet van actieonderzoek (zie ook paragraaf

51) hebben de docenten aan de hand van deze leerrapporten twee keer teruggeblikt op de

wijze waarop zij deze competenties ontwikkelen

Het tweede meetmoment is tijdens de derde en tevens laatste trainingsbijeenkomst op vrijdag

8 augustus 2014 geweest Zoals eerder aangegeven heeft elke docent aan het eind van de

oefenperiode een portfolio ingeleverd met daarin bewijzen die het ontwikkelingsniveau van

een getrainde assessor aantonen Elke docent heeft tijdens deze laatste trainingsbijeenkomst

de rol van assessor vervuld en daarbij van een collega-docent het portfolio beoordeeld en een

criteriumgericht interview afgenomen De docenten hebben hun bevindingen over de

portfoliobeoordeling genoteerd op het formulier rapportage eindassessment (zie bijlage 10)

Aan de hand van deze resultaten is inzicht verkregen in het ontwikkelingsniveau van de

docent met betrekking tot de portfoliobeoordeling terwijl inzicht in het ontwikkelingsniveau

met betrekking tot het criteriumgericht interview en het geven van ontwikkelingsgerichte

feedback verkregen is aan de hand van het formulier observatie assessmentgesprek (zie

bijlage 9) De gebruikte instrumenten tijdens het tweede meetmoment zijn dus dezelfde

instrumenten als die tijdens het eerste meetmoment zijn gebruikt

543 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

De derde deelvraag luidt als volgt op basis van welke criteria kunnen de tussen- en

eindassessments van de COE studenten afgenomen te worden Uit schema 51 blijkt dat de

criteria die nodig zijn voor de tussen- en eindassessments helder dienen zijn geformuleerd en

gerelateerd dienen te zijn aan de beroepspraktijk van de student Ook blijkt dat de momenten

van de tussen en eindassessments aan het eind van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

zijn De gegevens hieromtrent zijn verzameld tijdens een workshop waarbij het huidig

Masterthesis 43

competentieprofiel dat is opgenomen in bijlage 1 als instrument is gebruikt In het huidig

competentieprofiel is alleen het eindniveau opgenomen dat verwacht wordt van de

afgestudeerde student Uitgaande hiervan hebben docenten tijdens groepsgesprekken een

voorstel geformuleerd over een mogelijke indeling van de competenties in tussen- en

eindniveaus waarbij rekening gehouden wordt met de beroepspraktijk van de student Baarda

et al (2009) geven aan dat een groepsgesprek de voorkeur geniet indien het doel is het

genereren van ideeeumln In dit geval hebben de docenten ideeeumln gegenereerd voor een

mogelijke indeling van het vereist competentieniveau van de studenten aan het eind van de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase Baarda et al geven verder aan dat het voordeel van

groepsgesprekken is dat de reacties van de deelnemers meestal inspirerend werken waarbij

andere deelnemers vaak op nieuwe gedachten worden gebracht Hierdoor kan het

groepsgesprek het karakter van een brainstormsessie krijgen hetgeen in dit kader het geval is

geweest De brainstormsessies zijn geweest tijdens een workshop op 16 augustus 2014 Het

resultaat van deze brainstormsessies hebben de docenten op flappen geschreven aan de hand

waarvan de onderzoeksresultaten zijn verwerkt in paragraaf 613

55 Validiteit en betrouwbaarheid

In deze paragraaf worden de validiteit (551) en de betrouwbaarheid (552) van het

onderzoek verantwoord

551 Validiteit

Van validiteit is er sprake indien de onderzoeksbevindingen een goede weergave vormen van

datgene wat zich feitelijk in de praktijk afspeelt (Baarda De Goede amp Teunissen 2009)

Baarda (2014) maakt hierbij het onderscheid in instrumentele en ecologische validiteit

Instrumentele validiteit

De instrumentele validiteit is de mate waarin datgene dat gemeten moet worden

daadwerkelijk ook gemeten wordt Hierbij spelen de onderzoeksinstrumenten dus een

belangrijke rol Hetgeen gemeten dient te worden is weergegeven in de deelvragen in

paragraaf 51 terwijl de centrale begrippen uit deze deelvragen zijn geoperationaliseerd in

schema 51 in concrete indicatoren Zoals aangegeven in schema 51 zijn er drie centrale

begrippen namelijk kennisniveau competenties assessor en criteria Hieronder wordt voor

elk van deze centrale begrippen aangegeven hoe de indicatoren verwerkt zijn in het

gehanteerde onderzoeksinstrument

De indicatoren met betrekking tot het centrale begrip kennisniveau zijn gemeten aan de hand

van een toets met daarin vijf meerkeuzevragen (zie bijlage 7) waarbij

a Vraag 1 en 2 betrekking hebben op respectievelijk het begrip competentie en het

begrip assessment en meten dus de kennis van de docent hierover (eerste indicator)

b Vraag 3 betrekking heeft op de competentiegerichte assessmentpiramide vraag 4 op

het portfolio en vraag 5 op de kwaliteitseisen van assessment Deze vragen meten dus

Masterthesis 44

de kennis van de docent over de wijze waarop een assessment in een

competentiegerichte opleiding plaatsvindt (tweede indicator)

De indicatoren met betrekking tot de competenties van de assessor komen zijn opgenomen in

de rubriek die als basis is gebruikt bij het verzamelen van de gegevens (zie bijlage 8) Zoals

reeds beschreven in paragraaf 542 is deze rubriek als uitgangspunt gebruikt bij de

ontwikkelde instrumenten

De indicatoren met betrekking tot de criteria op basis waarvan tussen- en eindassessments

van de studenten afgenomen dienen te worden zijn verwerkt in de volgende centrale vraag

die de docenten moesten beantwoorden tijdens een groepsgesprek wat moet de student

kunnen aan het eind van de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase

Ecologische validiteit

De ecologische validiteit geeft de geldigheid van de onderzoeksresultaten in de dagelijkse

praktijk aan (Baarda 2014) Bij de eerste deelvraag zijn de onderzoeksdata rechtstreeks van

de docenten verzameld door de toets Bij de tweede deelvraag zijn de onderzoeksgegevens

bij het eerste meetmoment rechtstreeks bij de docenten die op dat moment de rol van asses-

sor vervulden verzameld middels de observatie Bij het tweede meetmoment zijn de gege-

vens via de bevindingen van een observator verzameld Bij het tweede meetmoment heeft de

ecologische validiteit dus moeten inboeten aangezien de observator een andere interpretatie

gegeven kan hebben aan hetgeen heeft plaatsgehad dan wanneer de data rechtstreeks van de

docent was verkregen Bij de derde deelvraag zijn de gegevens rechtstreeks van de docenten

verkregen nadat die op flappen waren geschreven Ook bij de derde deelvraag heeft de

ecologische validiteit moeten inboeten aangezien hetgeen geschreven is op de flappen niet

noodzakelijkerwijs hetgeen hoeft te zijn dat is besproken tijdens het groepsgesprek

552 Betrouwbaarheid

Baarda et al (2009) die betrouwbaarheid beschrijven als de mate waarin metingen onafhan-

kelijk zijn van toeval geven de volgende richtlijnen om de betrouwbaarheid te verhogen

1 Het vooraf uitschrijven van mogelijke vooroordelen waardoor subjectieve ervaringen en

overwegingen voorkomen kunnen worden

2 De onderzoeksverslagen en interpretaties te laten nalezen door collegarsquos (peer-

debriefing)

3 De dataverzameling na enige tijd nog eens bekijken en analyseren

4 Het zo snel mogelijk aantekeningen maken van de observaties of gesprekken die ter

plekke niet vastgelegd kunnen worden

Tijdens het interventieonderzoek is gebruik gemaakt van de tweede richtlijn waarbij de

kwaliteitsmedewerker van de SOOS de onderzoeksresultaten heeft nagelezen Uit deze peer-

debriefing is er eacuteeacuten inhoudelijke opmerking voortgekomen waarbij gesteld is dat niet is

aangeven als het effect dat op het kennisniveau heeft plaatsgehad positief of negatief is

geweest Deze opmerking is verwerkt in het resultaat in hoofdstuk 6

Masterthesis 45

6 Resultaten van het onderzoek

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het interventieonderzoek gepresenteerd In

paragraaf 61 worden ingegaan op het effect van het product terwijl in paragraaf 62 wordt

ingegaan op het effect van het proces

61 Het effect van het product

Zoals aangegeven in hoofdstuk 4 omvat het product de volgende activiteiten

1 Docenten worden geiumlnformeerd over het competentiegericht opleiden en beoordelen

2 Een assessorentraining waarbij de docenten

a worden getraind in de technieken die nodig zijn om portfoliorsquos te beoordelen en een

criteriumgericht interview af te nemen

b met elkaar oefenen in het aanleren van de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor

3 Docenten brainstormen over het competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments

Deze drie activiteiten worden in de volgende subparagrafen beschreven

611 Informeren van docenten

Zoals beschreven in paragraaf 431 is er een reader samengesteld over het

competentiegericht opleiden en beoordelen (zie ook de inhoudsopgave in bijlage 6) Deze

reader is ongeveer twee weken voorafgaand aan de informatiebijeenkomst gestuurd naar de

docenten De informatiebijeenkomst is geweest op zondag 15 juni 2014 Aan het begin van

deze informatiebijeenkomst is de toets (zie ook paragraaf 541) afgenomen om een indicatie

te hebben over het kennisniveau van de docenten voorafgaand aan het interventietraject Deze

zelfde toets is vervolgens weer afgenomen onder de docenten aan het begin van de eerste

trainingsbijeenkomst op vrijdag 4 juli 2014 27 dagen na het eerste meetmoment De

resultaten van deze toets zijn opgenomen in tabel 61 De toets bestond uit vijf meerkeuze-

vragen Voor elke vraag die goed was beantwoord kon een docent twee punten scoren

Tabel 61 Gemiddeld toetscijfer docenten kennisniveau

Gemiddeld cijfer meetmoment 1 Gemiddeld cijfer meetmoment 2

44 62

Uit tabel 61 blijkt dat het gemiddeld toetsresultaat tijdens het eerste meetmoment 44 is

geweest Twee toetsvragen (zie bijlage 7) zijn door alle respondenten fout beantwoord

namelijk de vraag over de competentiegerichte assessmentpiramide en de vraag over hetgeen

noodzakelijk is als een student een ontwikkelingsportfolio maakt Bij de vraag over de

assessmentpiramide hebben de docenten dus niet kunnen herkennen dat bij assessment van

competenties assessment tijdens het leren (ldquoassessment as learningrdquo) de basis vormt gevolgd

door assessment voor het leren (ldquoassessment for learningrdquo) en tenslotte assessment van het

Masterthesis 46

leren (ldquoassessment of learningrdquo) Bij de vraag over het ontwikkelingsportfolio hebben de

docenten niet kunnen herkennen dat een student niet maar eacuteeacuten informatiebron als bewijs kan

gebruiken

Het gemiddeld toetsresultaat is tijdens het tweede meetmoment 62 geweest Uit de analyse

van deze toetsresultaten is in tegenstelling tot het eerste meetmoment niet gebleken dat er

specifieke onderdelen zijn waarbij de docenten een informatiegap hebben De fouten varieumlren

namelijk per docent

Uitgaande van het gemiddeld cijfer van de twee verschillende meetmomenten respectievelijk

44 en 62 kan gesteld worden dat de reader over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de informatiebijeenkomst een positief effect hebben gehad op het kennisniveau

van de docenten over het competentiegericht opleiden en beoordelen

612 Assessorentraining

De doelen van de assessorentraining zijn geweest om de docenten

a te trainen in de competenties van een assessor

b met elkaar te laten oefenen bij het aanleren van de gedragsindicatoren van een

getrainde assessor

In schema 51 zijn de indicatoren die bij de competenties van een assessor van belang zijn

weergegeven Voor de overzichtelijkheid worden die weer hier opgenomen

1 Portfolio beoordelen waarbij de docent

let op de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen

(tijdens het onderzoek afgekort vraak-criteria)

let op de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en

de competenties (tijdens het onderzoek genoemd beoordelingsdriehoek)

2 Criteriumgericht interview afnemen waarbij de docent

actief luistert doorvraagt samenvat (LSD)

de kandidaat vraagt naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak

precies was in die situatie welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van

die actie was en wat een volgend keer anders gedaan zou kunnen worden (START)

turbo vragen hanteert

feedbackregels toepast

de feedback op concrete voorbeelden uit het portfolio of het criteriumgericht

interview baseert

Zoals eerder beschreven (zie ook paragraaf 432 en 542) zijn er bij de assessorentraining

twee meetmomenten geweest waarbij het eerste meetmoment is geweest tijdens de eerste

twee trainingsbijeenkomsten en het tweede meetmoment tijdens de derde trainingsbijeen-

komst ongeveer eacuteeacuten maand na het eerste meetmoment Gedurende deze twee meetmomenten

hebben de docenten onderling geoefend

Masterthesis 47

Om het geheel overzichtelijk te houden worden de resultaten bij dit onderdeel weergegeven

voor de twee hierboven genoemde aspecten (beoordelen portfolio en criteriumgericht

interview afnemen)

Beoordelen van het portfolio

Bij het beoordelen van het portfolio hebben de docenten tijdens het eerste meetmoment

vrijdag 11 juli 2014 in vier groepen gewerkt waarbij studentenportfoliorsquos beoordeeld

moesten worden Bij het beoordelen van de studentenportfoliorsquos hebben de docenten gelet op

de variatie relevantie authenticiteit actualiteit en kwantiteit van de bewijzen (vraak-criteria)

en de relatie tussen de bewijzen de gepleegde handelingen in beroepssituaties en de

competenties (beoordelingsdriehoek) Het resultaat van dit groepswerk is onderling door de

groepen zelf beoordeeld Het tweede meetmoment heeft plaatsgehad op vrijdag 8 augustus

2014 Hierbij waren er acht van de negen docenten aanwezig waarbij twee docenten een

gezamenlijk portfolio hebben ingeleverd Ook hier hebben de docenten onderling de

beoordeling gedaan

Vraak-criteria

In schema 61 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven met betrekking tot

de vraak-criteria Tijdens het eerste meetmoment zijn er van vier groepen resultaten en tijdens

het tweede meetmoment zijn er van zes individuele docenten en eacuteeacuten duo-groep resultaten

Tussen het eerste en het tweede meetmoment zijn er 29 dagen

Schema 61 Portfoliobeoordeling vraak-criteria

Meetmoment 1 Meetmoment 2 1 Poging om de variatie te

brengen terwijl de andere

criteria niet zijn meegenomen

2 Alleen de variatie en de

relevantie zijn toegelicht

3 De actualiteitswaarde is niet

genoemd de overige criteria

in onvoldoende mate

4 De variatie is onvoldoende

uitgewerkt de kwantiteit is

niet aan de orde gekomen De

overige criteria zijn wel

genoemd

1 De bewijsstukken zijn echt en actueel (27 juli 28 juli en 2

augustus) Er zijn maar van twee indicatoren bewijzen

waarvan maar van eacuteeacuten er meerdere bewijzen zijn

2 Er zijn geen bewijzen als zodanig in het portfolio

opgenomen

3 Alle indicatoren zijn aan de hand van eacuteeacuten feedbackrapport

bewezen

4 De beoordeling is gedaan aan de hand van een casus en niet

van de indicatoren van een assessor

5 De vraak-criteria zijn voldoende toegepast

6 De vraak-criteria zijn onvoldoende toegepast

7 Uit de beschrijving van de werkwijze en de opsomming van

de bevindingen blijkt de variatie relevantie en de actualiteit

De authenticiteit en de kwantiteit zijn niet gebleken

Zoals in het begin van deze paragraaf aangegeven dient een assessor bij het beoordelen van

een portfolio uit te gaan van de vraak-criteria Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het

beoordelen van het portfolio zowel bij het eerste meetmoment als bij het tweede meetmoment

uit zijn gegaan van de vraak-criteria

Tussen de twee meetmomenten hebben de docenten onderling geoefend in het hanteren van

de vraak-criteria bij het beoordelen van een portfolio Tijdens het oefenen hebben de

Masterthesis 48

docenten middels een leerrapport twee keer gereflecteerd op de mate waarop zij conform de

vraak-criteria een portfolio beoordelen waarbij de sterke punten en de verbeterpunten

hiervan genoteerd zijn De resultaten van alle docenten zijn weergegeven in schema 62

Schema 62 Oefenresultaten vraak-criteria

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen toegepast (3) Alle onderdelen toegepast

Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde Variatie Authenticiteit Actualiteitswaarde

Ervaring kunnen opdoen met de vraak-techniek Het beoordelen van de bewijsstukken met de vraak-

techniek (2)

Verbeterpunten

Actualiteit kon beter Actualiteit kon beter

Kwantiteit Kwantiteit

Relevantie (2) Relevantie

Juiste afbakening maken Juiste afbakening maken

Uit schema 62 blijkt dat net als bij het eerste en het tweede meetmoment de docenten bij het

oefenen bij de portfoliobeoordeling ook rekening gehouden hebben met de vraak-criteria Uit

schema 62 blijkt ook dat het maken van een juiste afbakening tussen de criteria als een

verbeterpunt is aangemerkt

Uitgaande van hetgeen hierboven gesteld is kan worden aangegeven dat de docenten vanaf

het eerste meetmoment de vraak-criteria hebben gehanteerd bij het beoordelen van

portfoliorsquos

Beoordelingsdriehoek

In schema 63 zijn de resultaten van de twee meetmomenten weergegeven van de

beoordelingsdriehoek Voor het beoordelen van een portfolio op basis van de

beoordelingsdriehoek dient de docent na te gaan als de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria aan elkaar zijn gerelateerd

Schema 63 Portfoliobeoordeling beoordelingsdriehoek

Meetmoment 1 Meetmoment 2

1 Er zijn zowel bewijzen als beroepshandelingen

2 De bewijzen zijn wel beoordeeld maar de beroepshandelingen en de

beoordelingscriteria zijn niet meegenomen

3 Er is per competentie beoordeeld maar de beoordelingsdriehoek is niet

gebleken

4 De prestatie-indicatoren en het bewijsmateriaal zijn wel gebruikt maar

de beroepshandelingen (de context) niet

Bij geen enkele

indicator is er een

relatie gelegd met

het bewijs en de

beroepscontext (7)

Uit schema 61 blijkt dat de docenten bij het eerste meetmoment zich met name gefocust

hebben op de onderdelen (bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscriteria) van de

beoordelingsdriehoek en niet zozeer op de relatie daartussen Bij het tweede meetmoment is

Masterthesis 49

deze relatie wel meegenomen In welke mate het onderling oefenen tussen de twee

meetmomenten hiertoe heeft bijgedragen is weergegeven in schema 64

Schema 64 Oefenresultaten beoordelingsdriehoek

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Bewijzen Bewijzen

Gebruik van de competenties Gebruik van de competenties

Ervaring kunnen opdoen met beoordelingsdriehoek

Verbeterpunten

Bewust toepassen Bewust toepassen

Toepassen Toepassen (2)

Uit schema 64 blijkt dat het uitgaan van de bewijzen en de competenties en het opdoen van

ervaring met de beoordelingsdriehoek een bijdrage hebben geleverd dat tijdens het tweede

meetmoment wel op de relatie tussen de bewijzen beroepshandelingen en beoordelingscri-

teria is gelet Ook heeft het (bewust) toepassen van de beoordelingsdriehoek hieraan

bijgedragen

Criteriumgericht interview

Bij het criteriumgericht interview is de focus geweest op de START (situatie taak actie

resultaat en transfer) LSD (luisteren samenvatten en doorvragen) en turbo-vragen en het

geven van feedback Tijdens het eerste meetmoment zijn drie duo-groepen gevormd en eacuteeacuten

groep van drie docenten In totaal dus vier groepen Van deze vier groepen hebben twee het

criteriumgericht interview voorbereid vanuit de rol van de student en twee vanuit de rol als

assessor waardoor uit het eerste meetmoment van twee criteriumgerichte interviews resul-

taten zijn verzameld Tijdens het tweede meetmoment zijn net als bij de portfoliobeoorde-

ling van zeven interviews resultaten verzameld De vragen die bij de START- en de TURBO

technieken gesteld konden worden en de feedbackregels zijn opgenomen in bijlage 13

START

In schema 65 zijn de resultaten van de START-techniek (situatie taak actie resultaat en

transfer) opgenomen voor de twee meetmomenten

Schema 65 Criteriumgericht interview START

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- De spanningen zijn er nog

- Wat gebeurde er precies

- Wie waren er allemaal bij betrokken

- Wat was het daadwerkelijk probleem (2)

- Wat heb je precies gesignaleerd

De docent gaat in op de S-fase (situatie)

- Goed (2)

- Praatstelt vragen over de samenstelling van het

portfolio

- Behandelt de cases die de kandidaten hebben

opgenomen in hun portfolio

- Ja gevraagd over de situaties als assessor

- Gevraagd over de situatie van het portfolio

- Voldoende

- Wel

Masterthesis 50

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent gaat in op de T-fase (taak)

De docent gaat in op de T-fase (taak)

- Niet (2)

- Goed

- Praat over de taak die is uitgevoerd tijdens het

afnemen van het assessment

- Ja heeft vragen gesteld over taak als assessor

- Heeft weinig vragen daarover gesteld de

kandidaat is zelf erop ingegaan

- Voldoende

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Wat heb je precies gedaan

- Ik begrijp dat een van de acties is geweesthellip

- Heb je naar eigen inzicht de actie ondernomen

De docent gaat in op de A-fase (actie)

- Niet (2)

- Vraagt wat precies is gedaan hoe het

assessment is gevoerd

- Gevraagd naar het gevoel in de rollen

- Voldoende

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Welk deel is nog niet opgelost en welk deel

wel

- Er is niet vermeld dat de oplossing is gekomen

- Waren de medewerkers er mee eens dat de

oplossing is gekomen

- Ik heb niet het idee dat er een oplossing is

gekomen

- Hoe heb je het verder opgelost

- Is het resultaat wel aanwezig

- Hoe ben je eigenlijk aan die oplossing

gekomen

- Ben je tevreden over het resultaat

De docent gaat in op de R-fase (resultaat)

- Goed (2)

- Het resultaat is het portfolio en stelt daar

vragen over Vraagt ook hoe ze het hebben

ervaren

- Onvoldoende (2)

- Matig

- Niet

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Stel dat het probleem zich weer voordoet

- Ga je een ander keer dezelfde oplossingen

gebruiken

- Is die situatie al een keer voorgekomen en hoe

ben je toen ermee omgegaan

De docent gaat in op de T-fase (transfer)

- Goed (2)

- Vraagt als de opdracht op dezelfde manier of

anders zou worden gedaan als het opnieuw zou

moeten worden uitgevoerd

- Onvoldoende (2)

- Voldoende

- Wel

Bij het hanteren van de gesprekstechniek START dient aan de kandidaat gevraagd te worden

naar de situatie waaruit een bewijs is voortgekomen wat de taak precies was in die situatie

welke actie concreet is ondernomen wat het resultaat van die actie was en wat een volgend

keer anders gedaan zou kunnen worden Uitgaande van hetgeen is weergegeven in schema

65 kan ten aanzien van de START worden afgeleid dat er ten opzichte van het eerste

meetmoment waarbij de taak-fase niet was voorgekomen er een toename in het

ontwikkelingsniveau van de START techniek is waar te nemen Bij het tweede meetmoment

zijn namelijk alle vijf fasen van de START-techniek voorgekomen

De mate waarin het onderling oefenen van de docenten tussen de tweemeetmomenten een

bijdrage aan deze toename in het ontwikkelingsniveau heeft geleverd is opgenomen in

schema 66 Ook hier worden de resultaten voor de twee leerrapporten opgenomen waarbij

een onderscheid wordt gemaakt in de sterke punten en de verbeterpunten

Masterthesis 51

Schema 66 Oefenresultaten START

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Alle onderdelen redelijk toegepast (4) Alle onderdelen redelijk toegepast (2)

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan

bod

Situatie Taak Actie en resultaat kwamen aan bod

Situatie Taak en Actie kwamen aan bod Situatie Taak en Actie kwamen aan bod

Ervaring kunnen opdoen met Start

Verbeterpunten

Alle elementen van de Start procedure aan de

orde laten komen

Alle elementen van de Start procedure aan de orde

laten komen

Oefenen met R-T Oefenen met R-T

Slechts eacuteeacuten situatie besproken Slechts eacuteeacuten situatie besproken

Meer focussen op transfer

Beter onderscheid tussen Transfer en Turbo

Uit schema 66 blijkt dat tijdens het oefenen alle fasen van de START aan de orde zijn

geweest waardoor het oefenen tussen de twee meetmomenten een positief effect heeft gehad

op de ontwikkeling van de START-techniek bij de docenten

LSD

In schema 67 zijn de resultaten van de LSD-techniek (luisteren samenvatten en doorvragen)

opgenomen voor het eerste en het tweede meetmoment

Schema 67 Criteriumgericht interview LSD

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent luistert actief

- Bevestigend knikken (2)

- Bevestigende antwoorden (2)

- Oogcontact (2)

De docent luistert actief

- Ja en kan daardoor ook doorvragen

- Zeer actief en brengt het gesprek terug naar het

begin

- Ja stelt tussendoor vragen

- Speelt in op hetgeen de kandidaat zegt en kan

verdere vragen stellen

- Redelijk (2)

- Luistert aandachtig en kan daardoor ook ingaan

op hetgeen de kandidaat zegt

- Weinig geluisterd Meer gepraat en gevraagd

De docent vraagt door

- Er is ergens toch nog iets dat moet gebeuren

- Wat was het daadwerkelijk probleem

- Wat kan er dan voor die persoon nog

gebeuren

- Waarin uitte deze spanning zich

- Wat vindt u zelf

De docent vraagt door

- Goed

- Goed waardoor onduidelijkheden konden

worden weggenomen

- Af en toe

- Door middel van doorvragen probeert ze

meerdere antwoorden de juiste informatie te

krijgen

- Onvoldoende (2)

- Doorvragen bijvoorbeeld bij het gedeelte over

de vaststelling van de actualiteiten

- Vraagt redelijk goed door

Masterthesis 52

Meetmoment 1 Meetmoment 2

De docent vat samen

- Je hebt dus gesignaleerd dathellip

- Dus eigenlijk heb jehellip

De docent vat samen

- Goed

- Goed aan het eind een heldere samenvatting

- Ja vat het traject van de totstandkoming van het

portfolio en de belemmeringen (tekort aan tijd)

samen

- Kort samengevat wat ze hebben gedaan bij het

eerste gesprek en gaat van daaruit verder met het

gesprek Vat ook samen op verschillende

manieren en vraagt dan verder

- Niet tijdens de vragenronde wel aan het eind

- Redelijk goed

- Ja Bijvoorbeeld na het antwoord van de

kandidaat over kwantiteit

- Heeft wel samengevat

Bij het toepassen van de LSD-techniek gaat het erom dat de docent actief luistert doorvraagt

en samenvat Uit schema 67 blijkt dat zowel bij het eerste als bij het tweede meetmoment

alle drie aspecten zijn voortgekomen Hoewel niet zichtbaar in het schema is het wel zo dat

de resultaten van het eerste meetmoment bij het onderdeel samenvatten van eacuteeacuten van de twee

interviews afkomstig zijn Bij eacuteeacuten groep is er tijdens het eerste meetmoment niet samengevat

Uitgaande hiervan kan dan gesteld worden dat bij het tweede meetmoment er een positief

effect heeft plaatsgehad aangezien alle docenten daar samengevat hebben De mate waarin

het oefenen van de docenten hieraan heeft bijgedragen is weergegeven in schema 68

Schema 68 Oefenresultaten LSD

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Luisteren en doorvragen (3) Luisteren en doorvragen (3)

Luisteren doorvragen en samenvatten (2) Luisteren doorvragen en samenvatten

Luisteren

Verbeterpunten

Samenvatten (3) Samenvatten (2)

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Student heeft met de antwoorden de richting van

het gesprek bepaald

Met LSD naar andere situatiesacties

overstappen

Met LSD naar andere situatiesacties overstappen

Student meer ruimte geven uit te praten

Zoals blijkt uit schema 68 zijn ook tijdens het oefenen met name het luisteren en doorvragen

van de LSD-techniek gedemonstreerd Uit beide leerrapporten blijkt dat het samenvatten als

een verbeterpunt was aangegeven De resultaten van het tweede meetmoment in schema 67

geven wel aan dat alle docenten hebben samengevat tijdens het interview

Turbovragen

Bij het gebruik van de turbovragen gaat het erom dat de docenten die vragen (zie bijlage 13)

dienen te stellen tijdens het interview Ten aanzien van de turbovragen kan gesteld worden

dat er tijdens het eerste meetmoment eacuteeacuten turbovraag is gesteld namelijk lsquoStel dat het pro-

Masterthesis 53

bleem zich weer voordoetrsquo (in schema 65 is deze vraag in het rood aangegeven) Tijdens het

tweede meetmoment is dit onderdeel niet in het observatieformulier opgenomen waardoor er

geen onderzoeksresultaten ten aanzien hiervan zijn voor dit tweede meetmoment Tijdens het

oefenen hebben de docenten wel hierop gefocust De resultaten hiervan zijn in schema 69

weergegeven

Schema 69 Oefenresultaten turbovragen

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

lsquoStel datrsquo situatie (3) Inderdaad de student gebracht naar een lsquostel datrsquo

situatie

Het formuleren van de vragen tijdens het

gesprek

Alle vier vormen van Turbo gebruikt

Kwam in combinatie met de transfer aan de orde

Verbeterpunten

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen (2)

Naast ldquostel dat situatiersquo ook andere vormen van

turbo toepassen

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Tenminste eacuteeacuten turbovraag stellen om het gesprek

een andere wending te geven

Turbo beter kunnen onderscheiden van transfer Het formuleren van de vragen tijdens het gesprek

Ten aanzien van de turbovragen blijkt uit schema 69 dat van de verschillende soorten

turbovragen die er zijn de lsquostel datrsquo het meest gebruikt wordt door de docenten bij deze

gesprekstechniek Ook tijdens het eerste meetmoment was dit het geval Zoals blijkt uit het

resultaat van het tweede leerrapport hierboven is er wel eacuteeacuten observatie van alle vier vormen

van de turbo genoteerd hetgeen ten opzichte van het eerste meetmoment een verbetering is

Feedback geven

Naast de START-techniek LSD en turbovragen is het geven van feedback ook onderdeel

van het criteriumgericht interview Bij het geven van feedback dienen de docenten

feedbackregels (zie bijlage 13) te hanteren en de feedback te richten op concrete voorbeelden

uit het portfolio of het criteriumgericht interview Tijdens het eerste meetmoment hebben de

docenten geen feedback gegeven maar met name vragen gesteld (actief) geluisterd en

hoewel in ietwat mindere mate zoals eerder beschreven samengevat De resultaten van het

feedback geven zijn voor het oefenen weergegeven in schema 610

Schema 610 Oefenresultaten voor het geven van feedback

Leerrapport 1 Leerrapport 2

Sterke punten

Eerst de positieve punten aangegeven Eerst de positieve punten aangegeven

Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven Zoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gegeven

Suggesties meegegeven Suggesties meegegeven

Verbeterpunten

Feedbackregels toepassen (2) Feedbackregels toepassen

Bij gesprek met student ook feedback geven (2) Bij gesprek met student ook feedback geven (2)

Masterthesis 54

Uit schema 610 blijkt dat tijdens het oefenen niet altijd feedback is gegeven en dat de

feedbackregels ook niet altijd zijn toegepast De feedbackregels lsquoeerst de positieve punten

aangevenrsquo lsquozoveel mogelijk in de ik-vorm feedback gevenrsquo en lsquosuggesties meegevenrsquo zijn

geiumldentificeerd als sterkte Tijdens het tweede meetmoment is er wel feedback gegeven

welke is weergegeven in schema 611

Schema 611 Criteriumgericht interview Feedback geven tweede meetmoment

Tweede meetmoment

Geeft aan dat ze afgeweken zijn van de opdracht maar dat ze het hebben uitgelegd waarom ze het

hebben gedaan

Geeft wel aan wat ze hebben gedaan

Voldoende tot uiting gekomen

De feedback was helder

Zegt ldquowat ik heel goed vindrdquo

Geeft aan waar informatie gehaald kan worden

Geeft ten aanzien van de bewijsstukken aan dat er harde bewijzen ingeleverd moeten worden

Geeft aan hoe toe te passen in de praktijk

Ten opzichte van het eerste meetmoment waarbij de docenten toen geen feedback hebben

gegeven is er bij het tweede meetmoment een toename in ontwikkelingsniveau gemeten De

feedback was positief vanuit lsquoikrsquo en ook met suggesties hetgeen aangeeft dat de

feedbackregels zijn gehanteerd Ook is ingegaan op de inhoud van het portfolio en het

criteriumgericht interview hetgeen blijkt uit de feedback op de bewijsstukken en de wijze

waarop in de praktijk gewerkt kan worden

613 Aangepast competentieprofiel

Het derde onderdeel van het ontwerp is geweest dat de docenten zich tijdens een workshop

hebben gebogen over het huidig competentieprofiel van de COE met als doel het aan te

passen ten behoeve van tussen- en eindassessments Zoals aangegeven in schema 51 zijn de

indicatoren om het competentieprofiel aan te passen ten behoeve van de tussen- en

eindassessment gedragsindicatoren op het niveau van de propedeuse hoofd- en afstudeerfase

Daarnaast dient er een duidelijke relatie te zijn met de beroepspraktijk Het huidig competen-

tieprofiel (zie ook bijlage 1) bestaat uit de volgende zes hoofdcategorieeumln interpersoonlijke

competenties organisatorische competenties competenties in het samenwerken competen-

ties in het reflecteren vakspecifieke competenties en beroepsspecifieke competenties Het

resultaat van deze workshop is een volledig nieuw competentieprofiel geweest die is

opgenomen in bijlage 14 Hieronder wordt het resultaat per hoofdcategorie beschreven

Interpersoonlijke competenties

Uit de gedragsindicatoren van de interpersoonlijke competenties blijkt dat er bij de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase een opbouwend niveau van complexiteit is waarbij die

van de afstudeerfase zich demonstreren op de werkplek Bij lsquode student gaat op een

rechtvaardige manier om met mensenrsquo blijk de opbouw van complexiteit tussen de

propedeuse- en de hoofdfase uit het handelen ten opzichte van medestudenten en docenten

(propedeusefase) en het handelen in een gesimuleerde beroepscontext (hoofdfase) Bij lsquoDe

Masterthesis 55

student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaalrsquo blijkt de opbouw in

complexiteit uit het onder begeleiding (propedeusefase) en zonder begeleiding (hoofdfase)

communiceren Bij de overige gedragsindicatoren blijkt de opbouw in complexiteit uit het

werkwoord en wel benoemen identificeren en bekend zijn (propedeusefase) om

respectievelijk gebruiken demonstreren en handelen (hoofdfase)

Organisatorische competentie

Ook bij de organisatorische competenties is er een mate van complexiteit in de drie niveaus

van gedragsindicatoren Bij de gedragsindicator lsquode student gaat methodisch te werkrsquo is het

niveau van de afstudeerfase binnen de organisatie terwijl het onderscheid tussen de

propedeuse en de hoofdfase bij 211 gemaakt wordt in de handeling en bij 212 in het

werkwoord Bij 211 gaat het in de propedeuse fase om het algemeen effectief gebruiken van

hulpmiddelen terwijl het in de hoofdfase gaat om het gebruiken van hulpmiddelen voor een

bepaald resultaat Bij de indicator lsquode student brengt structuur aan in het werkrsquo wordt het

onderscheid gemaakt in de handeling beginnende bij prioriteiten stellen gevolgd door

werkplan opstellen en tenslotte werk planmatig inrichten Bij de indicator lsquode student

controleert activiteiten op voortgangrsquo wordt het onderscheid gemaakt in het werkwoord

beginnende bij monitoren gevolgd door evalueren en tenslotte door bijstellen

Competenties in het samenwerken

Bij de verdeling van de gedragsindicatoren van de competenties in het samenwerken over de

propedeuse- hoofd- en afstudeerfase komt de relatie met de beroepspraktijk niet expliciet tot

uiting Bij de gedragsindicator ldquode student functioneert als een volwaardig groepslidrdquo wordt

er bij 311 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij het kennen van het teambelang en

de sociale vaardigheden centraal staat in de propedeusefase het leveren van een effectieve

bijdrage aan een groepstaak centraal staat in de hoofdfase en in de afstudeerfase het toepassen

van de sociale vaardigheden in teamverband centraal staat Bij 312 wordt het onderscheid

gemaakt in het leveren van een bijdrage aan de groepstaak het verantwoordelijk zijn van de

eigen geleverde bijdrage en het verantwoordelijk zijn voor groepsbeslissingen Bij 313

wordt het onderscheid gemaakt door de werkwoorden kennen demonstreren en komen tot

(doen) Bij de gedragsindicator ldquode student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve

van de uit te voeren werkzaamhedenrdquo wordt er bij 321 geen onderscheid gemaakt tussen de

propedeuse en de hoofdfase Naar de afstudeerfase wordt er een inhoudelijk onderscheid

gemaakt waarbij het accent wordt verschoven van het leveren van een bijdrage naar het

nemen van initiatieven in overleg met de groep Bij 322 wordt het onderscheid gemaakt

tussen de propedeuse en de hoofdfase door de toevoeging lsquoen staat open voor feedbackrsquo bij

de hoofdfase terwijl het onderscheid met de afstudeerfase inhoudelijk is waarbij het accent

verschuift van het demonstreren naar het onderhouden van de contacten

Competenties in het reflecteren

De eerste twee gedragsindicatoren van de competenties in het reflecteren zijn in de

afstudeerfase gericht op de beroepscontext Bij de gedragsindicator lsquode student reflecteert op

het persoonlijk functionerenrsquo ligt het onderscheid in het werkwoord waarbij in de

propedeusefase het om het benoemen gaat en in de hoofdfase om het terugblikken Bij de

Masterthesis 56

gedragsindicator lsquode student reflecteert op de eigen kennisontwikkelingrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase bij 421 gemaakt in het werkwoord en bij

422 in de handelingen Bij 421 gaat het om respectievelijk verslaan en vergelijken terwijl

het bij 422 gaat om het halen van informatie bij anderen respectievelijk in het beroep

De derde gedragsindicator lsquode student reflecteert op het persoonlijk handelen in de

beroepscontextrsquo staat de beroepscontext zowel in de propedeuse- als in de hoofd- als in de

afstudeerfase centraal Het onderscheid in complexiteit wordt hier gemaakt in het werkwoord

Bij 431 is het werkwoord in de propedeuse- hoofd- en afstudeerfase respectievelijk

vertellen terugblikken en ontwikkelen en bij 432 benoemen terugblikken en verbeteren

Vakspecifieke competenties

Bij alle vakspecifieke competenties wordt bij de afstudeerfase het onderscheid gemaakt door

de beroepscontext Het onderscheid tussen de propedeuse en de hoofdfase wordt gemaakt

door zowel de inhoud als het werkwoord als de plaats waar de indicator gemeten wordt Zo

wordt bij de gedragsindicator lsquode student levert administratieve informatie ten behoeve van

de bedrijfsvoeringrsquo bij 511 het onderscheid gemaakt door de werkwoorden toetsen en

bijdragen en bij 512 door de werkwoorden uitwerken en analyseren

Bij de gedragsindicator lsquode student richt een organisatie in en bestuurt dezersquo wordt bij 521

het onderscheid gemaakt door het onder begeleiding en zelfstandig werken van de student

Bij 522 ligt het onderscheid in het werkwoord (formuleren en implementeren) Daarnaast

wordt in de hoofdfase gewerkt met projecten of simulaties Bij 523 is er zowel een inhoude-

lijk onderscheid als een onderscheid in werkwoord waarbij in de propedeusefase het onder-

scheiden van de organisatiestelsels en ndashtypen centraal staan en in de hoofdfase het inrichten

van de personele en de organieke structuur Bij 524 en 525 wordt het onderscheid ook

gemaakt door het werkwoord Bij 524 gaat het om kennen en meten in de propedeusefase en

om analyseren en concluderen in de hoofdfase Bij 525 gaat het om het weten hoe leiding te

geven in de propedeusefase en het daadwerkelijk leiding geven in projecten of simulaties in

de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student verwerkt en analyseert economische gegevensrsquo wordt er

bij 533 een inhoudelijk onderscheid gemaakt waarbij er in de propedeusefase economische

vraagstukken worden opgelost en in de hoofdfase geiumlntegreerde economische vraagstukken in

concrete situaties Bij de overige indicatoren wordt het onderscheid door het werkwoord

gemaakt en wel beheersen en gebruiken in projecten of simulaties (531) kennen en op de

hoogte blijven (532) en beheersen van kennis en schrijven van beleidsnotarsquos (534)

Bij de gedragsindicator lsquode student brengt de financieumlle problematiek in kaartrsquo wordt het

onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase bij 541 en 542 gemaakt door de

werkwoorden samenstellen en analyseren Bij 543 544 545 en 546 is er een inhoudelijk

onderscheid namelijk integrale kostprijsberekening en verschillende kostprijsberekeningen

financieumlle calculaties maken en beleidsbeslissingen maken op basis van financieumlle calculaties

investerings- en financieringsproblemen identificeren en antwoorden voor deze problemen

Masterthesis 57

formuleren en onderscheiden van de rechtsvormen en relateren van de vraagstukken aan de

rechtsvorm

Beroepsspecifieke competenties

Ook bij de beroepsspecifieke competenties staat de werkplek centraal in de afstudeerfase

Daarnaast worden bij de gedragsindicatoren lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en

streeft naar voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo lsquode student bepaalt doelen

en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo en

lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo ook de collegarsquos betrokken bij

de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student gaat consistent en effectief om met (detail)informatiersquo

wordt het onderscheid tussen de propedeuse- en de hoofdfase gemaakt door de inhoud Bij

611 gaat het in de propedeusefase om het selecteren van informatie om taken uit te voeren

en in de hoofdfase om het controleren als geselecteerde informatie consistent is gebruikt bij

het uitvoeren van taken Bij 612 om het in kaart brengen van informatie en het effectief

gebruiken van informatie Bij 613 om het uitvoeren van instructies en het foutloos uitwerken

van instructies

Bij de gedragsindicator lsquode student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die

gelden voor de functie en de cultuur waarin men werktrsquo wordt het onderscheid gemaakt door

het werkwoord namelijk het kennen van gedragsnormen en het toepassen van de

gedragsnormen bij het eigen handelen

Bij de gedragsindicator lsquode student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar

voortdurende verbeteringen en borging van kwaliteitrsquo wordt bij 631 en 632 een

onderscheid gemaakt in werkwoord namelijk kennen en rekening houden met (631) en

verbeteren en waarborgen (632) Bij 633 is er een inhoudelijk onderscheid waarbij in de

propedeusefase naar eigen inzichten wordt geeumlvalueerd en in de hoofdfase samen met

collegarsquos wordt geeumlvalueerd

Bij de gedragsindicator lsquode student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties

tijd en middelen aan om deze doelen te bereikenrsquo wordt er tussen de propedeuse- en de

hoofdfase een inhoudelijk onderscheid gemaakt door het samenwerken in de hoofdfase

Bij de gedragsindicator lsquode student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten

van medewerkers en bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkhedenrsquo gaat het

om de eigen werkzaamheden in de propedeuse fase de eigen werkzaamheden bij groepstaken

in de hoofdfase en de eigen werkzaamheden en die van de medewerkers in de afstudeerfase

Bij de gedragsindicator lsquode student doet onderzoekrsquo wordt het onderscheid gemaakt door een

eenvoudig onderzoek een kwalitatief en kwantitatief onderzoek en een complex praktijkon-

derzoek Bij deze twee gedragsindicatoren wordt er een inhoudelijk onderscheid gemaakt

Masterthesis 58

Samengevat kan gesteld worden dat wel bij alle gedragsindicatoren een onderscheid is

gemaakt naar propedeuse- hoofd- en afstudeerfase maar dat de relatie met de

beroepspraktijk niet bij alle indicatoren blijkt Bij de interpersoonlijke competenties de

competenties in het reflecteren de vakspecifieke competenties en de beroepsspecifieke

competenties blijkt de relatie wel maar bij de organisatorische competenties en de

competenties in het samenwerken blijkt deze relatie niet

62 Het effect van het proces

Zoals aangegeven in paragraaf 44 zijn aan het proces de volgende eisen gesteld

Het informeren van de beoogde onderzoeksdoelgroep Er is een introductiebijeenkomst

geweest om draagvlak te creeumlren onder de docenten Deze informatie bijeenkomst heeft

niet het gewenste resultaat opgeleverd Er waren maar zes docenten aanwezig op de

informatiebijeenkomst waarvan vier bereid waren om deel te nemen aan de interventie

Hierdoor is er wederom een uitnodiging gestuurd naar alle docenten om hen te

interesseren om deel te nemen aan de interventie Op die uitnodiging zijn er in totaal

negen docenten ingegaan waarvan twee ook al tijdens de informatiebijeenkomst hun

medewerking toegezegd hadden

Het voeren van reguliere gesprekken met leidinggevenden Beide opleidingsmanagers

hebben deelgenomen aan de interventie en waren als zodanig betrokken bij het geheel

Het creeumlren van zoveel als mogelijk draagvlak en het mogelijk maken dat het resultaat

van het onderzoek buiten het afgebakend onderzoeksgebied gebruikt kan worden Alle

docenten hebben een uitnodiging gehad om te participeren bij de interventie Hoewel het

onderzoek zich richt op de COE zijn de docenten van de Marketing en Managementop-

leiding (MeM) ook betrokken bij dit interventieonderzoek waardoor met dit onderzoek

tevens een aanzet wordt gegeven om de assessments te kunnen introduceren bij de MeM

opleiding Zowel docenten van de COE als van de MeM hebben de training gevolgd Ook

is er een volledig competentieprofiel van de MeM dat is ingedeeld naar de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase

Het informeren van alle overigen betrokken Tijdens de diploma- en certificaatuitreiking

van 26 oktober 2014 zijn de certificaten overhandigd aan de deelnemers van de

assessorentraining Hiervan is er verslag gedaan in de SOOS-nieuwsbrief van november

2014 Het artikel is opgenomen in bijlage 15

Masterthesis 59

7 Conclusies aanbevelingen en discussie

In dit onderzoek stond de volgende vraag centraal kunnen gerichte training en oefening

bijdragen aan de competenties als assessor bij de docenten van de SOOS

De deelvragen zijn

1 Is er een toename in het kennisniveau van de docenten over het competentiegericht

opleiden en beoordelen waar te nemen

2 Is er een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor bij de

docenten waar te nemen

3 Op basis van welke criteria kunnen de tussen- en eindassessments van de COE

studenten afgenomen te worden

71 Conclusies

1 Ten aanzien van de toename van het kennisniveau van de docenten over het

competentiegericht opleiden en beoordelen is de conclusie dat de aan de docenten

verstrekte reader met daarin theoretische aspecten over het competentiegericht opleiden

en beoordelen en een informatiebijeenkomst ertoe heeft geleid dat het kennisniveau is

toegenomen Voorafgaand aan de informatiebijeenkomst is het kennisniveau van de

docenten gemeten aan de hand van een toets waarbij het gemiddeld cijfer 44 is geweest

Na de informatiebijeenkomst is er een tweede meetmoment geweest waarbij het

gemiddeld cijfer 62 is geweest

2 Ten aanzien van de toename van het ontwikkelingsniveau van de competenties als

assessor bij de docenten kan geconcludeerd worden dat

Uit het onderzoek is gebleken dat de competenties van een assessor zich vooral

demonstreren bij het beoordelen van een portfolio en het afnemen van een

criteriumgericht interview

In dit onderzoek daadwerkelijk is gefocust op de competenties van een assessor Bij

een competentie staat centraal dat de kennis vaardigheden houdingen en

eigenschappen op een geiumlntegreerde wijze gedemonstreerd dienen te worden in de

beroepspraktijk De beroepspraktijk is in dit onderzoek de SOOS geweest waar de

docenten aan de hand van bestaande studentenportfoliorsquos getraind zijn en geoefend

hebben om een toename in het ontwikkelingsniveau van de competenties als assessor

te weeg te brengen De integratie van de kennis vaardigheden houding en

eigenschappen is blijkt uit de kennis die de docenten hebben opgedaan over het

beoordelen van een portfolio en het afnemen van een criteriumgericht interview op

basis waarvan zij vaardigheden zijn gaan ontwikkelen door onderling met elkaar te

oefenen aan de hand van studentenportfoliorsquos

Bij het beoordelen van het portfolio is er een toename in het ontwikkelingsniveau van

de competentie te zien bij de docenten hetgeen vooral is gebleken bij het hanteren van

Masterthesis 60

de beoordelingsdriehoek waarbij tijdens het eerste meetmoment de docenten de

beoordeling afzonderlijk voor de bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria hebben gedaan en tijdens het tweede meetmoment de beoordeling

vooral vanuit de relatie tussen deze drie componenten hebben gedaan De vraak-

criteria zijn bij beide meetmomenten gehanteerd

Hoewel alle docenten in de rol van assessor rekening hebben gehouden met de

beoordelingsdriehoek heeft geen enkele docent bij het samenstellen van de eigen

portfolio deze relatie tot uiting gebracht

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen aandacht besteed aan de taakfase tijdens de START-

methodiek (situatie- taak- actie- resultaat- transferfase) en deels aan het

samenvatten tijdens de LSD-methodiek (luisteren samenvatten en doorvragen)

Tijdens het tweede meetmoment zijn alle onderdelen aan de orde geweest hetgeen

een toename van het ontwikkelingsniveau weergeeft in deze twee methodieken

Bij het afnemen van het criteriumgericht interview hebben de docenten tijdens het

eerste meetmoment geen feedback gegeven Bij het tweede meetmoment hebben de

docenten dat wel gedaan Hoewel dit op zich al een toename van het

ontwikkelingsniveau weergeeft kan ook ten aanzien van de kwaliteit van de gegeven

feedback gesteld worden dat de feedbackregels in acht zijn genomen en dat de

docenten uit zijn gegaan van de bewijzen die in het portfolio zijn opgenomen

3 Criteria ten behoeve van tussen- en eindassessments

Assessments dienen aan de hand van criteria te geschieden die geformuleerd zijn in de

vorm van heldere gedragsindicatoren In alle voorgestelde gedragsindicatoren zijn er

concrete meetbare werkwoorden en een inhoudelijk aspect opgenomen die het

verwacht gedrag van de studenten aangegeven

Bij het formuleren van de criteria dient de relatie met de beroepspraktijk tot uiting te

worden gebracht Deze relatie is bij vier van de zes competentiecategorieeumln

weergegeven

Naar aanleiding van het bovenstaande kan gesteld worden dat gerichte training en oefeningen

daadwerkelijk hebben bijdragen aan de competenties van assessor bij de SOOS docenten

Verder kan geconcludeerd worden dat uitgaande van de conclusies van het analyseonder-

zoek met dit interventieonderzoek een belangrijke aanzet is gegeven tot de implementatie

van het competentiegericht opleiden en beoordelen Ter onderbouwing van deze conclusie

worden de volgende opmerkingen gemaakt

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de term assessment dat centraal staat

bij het competentiegericht opleiden en beoordelen niet in de studiegids en het

lesmateriaal voorkwam en ook niet genoemd is tijdens de afgenomen interviews

Momenteel beschikken alle docenten over een reader waarin de theoretische aspecten

Masterthesis 61

rond het competentiegericht opleiden en beoordelen zijn opgenomen Daarnaast zijn

negen docenten getraind om assessments af te nemen van studenten

Tijdens het analyseonderzoek is gebleken dat de docenten het competentiebegrip niet

konden definieumlren Ook is gebleken dat de docenten de rol van de beroepspraktijk niet

als een doorslaggevende factor hebben geiumldentificeerd bij het aangeven van de mate

waarin zij een bijdrage leverden aan het ontwikkelen van de competenties bij de

studenten Uit het interventieonderzoek is gebleken dat het kennisniveau over het

competentiegericht opleiden en beoordelen verhoogd is bij meer dan de helft van de

docenten

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat in het huidig competentieprofiel alleen

criteria zijn ontwikkeld die aangeven wat de studenten moeten kunnen aan het eind

van de opleiding Als resultaat van het interventieonderzoek is er een

competentieprofiel waarmee het mogelijk is om aan het eind van de propedeuse-

hoofd- en afstudeerfase het competentieniveau van de studenten te beoordelen

72 Aanbevelingen

Naar aanleiding van bovenstaande conclusies kunnen de volgende aanbevelingen gedaan

worden

Het implementeren van het aangepaste competentieprofiel en het inzetten van de

getrainde assessoren op de drie assessmentmomenten

Het houden van een informatiebijeenkomst voor de docenten die hebben deelgenomen

aan de interventie Tijdens deze informatiebijeenkomst worden de docenten geiumlnformeerd

over de resultaten van het interventieonderzoek en wordt het implementatieplan

gepresenteerd Het is ook aan te bevelen om aan het begin van de informatiebijeenkomst

een derde meetmoment te doen van het kennisniveau over het competentiegericht

opleiden en beoordelen Op basis hiervan kan namelijk worden ingeschat als er behoefte

is aan een herhaling van de theoretische aspecten van het competentiegericht opleiden en

beoordelen alvorens de assessoren zullen starten met de afname van de assessments

Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat Hiermee wordt beoogd om de gap die ten aanzien

hiervan geconstateerd is bij het samenstellen van de portfoliorsquos weg te werken

Het organiseren van een workshop onder de docenten van de SOOS waarbij er verder

gewerkt wordt aan het competentieprofiel met als doel om bij alle competenties de relatie

met de beroepspraktijk tot uiting te brengen

Het instellen van een focusgroep waarin personen uit de bedrijven waar de COE

studenten werkzaam zijn participeren met als doel om na te gaan als het voorgesteld

competentieprofiel aansluit bij de beroepsomgeving van de studenten

Masterthesis 62

Het doen van een analyseonderzoek naar de leeractiviteiten die de studenten tijdens de

verschillende modules uitvoeren met als doel na te gaan als er aanpassingen nodig zijn in

de didactische aanpakken die momenteel worden gehanteerd De didactische aanpakken

die gehanteerd worden moeten namelijk studentenactiviteiten stimuleren die het mogelijk

maken dat de studenten hun competenties kunnen ontwikkelen

Het instellen van een community of learners waarbij de getrainde docenten elkaar kunnen

ondersteunen bij de implementatie van de assessment bij de hbo-opleidingen Aangezien

de community of learners buiten beschouwing is gelaten bij dit onderzoek is het aan te

bevelen dat er een interventieonderzoek hieraan gekoppeld wordt waarbij ongeveer

dezelfde opzet als bij dit onderzoek gebruikt wordt Hiermee wordt bedoeld dat docenten

ook eerst geiumlnformeerd worden over de achtergronden van een community of learners

waarna zij getraind kunnen worden om te functioneren binnen een community of learners

Vervolgens worden workshops georganiseerd met brainstormsessies over de randvoor-

waarden die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten

Tijdens het interventieonderzoek is er een aanvang gemaakt met het ontwikkelen van een

website die gebruikt zou worden om alle producten die tijdens de onderzoeksperiode

ontwikkeld zouden worden ter beschikking te stellen voor de deelnemende docenten

Echter is het in de onderzoeksperiode niet gelukt om deze website af te ronden en te

publiceren onder de deelnemende docenten Aanbevolen wordt om deze website alsnog te

maken zodat de getrainde docenten de website als een medium kunnen gebruiken in hun

rol als assessor De (niet afgemaakte) website is beschikbaar via

httpssitesgooglecomakromosoetonetassessoren-traininghome

73 Discussie

Tijdens de interventie en het onderzoek zijn er zowel sterke punten als verbeterpunten

geconstateerd Alvorens hierop in te gaan wordt eerst ingegaan op het generatief vermogen

van het onderzoek

Generatief vermogen van het onderzoek

Er hebben negen docenten geparticipeerd aan de training waarbij geconstateerd is dat

gerichte training en oefening een bijdrage hebben kunnen leveren aan de competenties als

assessor De negen docenten zijn geselecteerd op basis van bereidheid waarbij elke docent

die wilde participeren aan de training mocht participeren Van deze negen docenten hadden

twee ervaring in het beoordelen van portfoliorsquos Daarnaast waren deze negen docenten

afkomstig uit verschillende disciplines waarvan eacuteeacuten rechten heeft gestudeerd vier economie

eacuteeacuten Nederlands twee management en eacuteeacuten pedagogiek Ook het aantal jaren ervaring in het

geven van onderwijs bij een hbo-instelling varieert tussen eacuteeacuten jaar en meer dan tien jaren

Uitgaande hiervan kan gesteld worden dat het mogelijk is om van alle docenten die

verbonden zijn aan beroepsgerichte instellingen middels gerichte training en oefening een

bijdrage te leveren aan hun competenties als assessor

Masterthesis 63

Sterke punten en verbeterpunten

Als sterke punten kunnen genoemd worden

1 Het onderzoek heeft inzicht gegeven in de wijze waarop de docenten zich zelf zien bij de

modules die zij geven en hun bereidheid om een bijdrage te leveren aan het

implementeren van assessments

2 Het resultaat van de interventie namelijk negen getrainde assessoren is voor de SOOS

van grote toegevoegde waarde voor het accreditatieproces Hiermee toont de SOOS

namelijk aan dat het kader aanwezig is om na te gaan of de individuele student ook

inderdaad over de beoogde eindkwalificaties beschikt

3 Het bewust worden van de docenten die betrokken zijn geweest bij het onderzoek en de

interventie Bij het analyseonderzoek is op eacuteeacuten na van alle COE docenten een interview

afgenomen waarbij de docenten bewust zijn geworden dat de huidige toetsvormen niet

aansluiten bij het competentiegericht opleiden en beoordelen

4 Het leerrendement van de onderzoeker over het competentiegericht opleiden en

beoordelen en de mogelijkheid om deze kennis te delen binnen de SOOS

Als verbeterpunten kunnen genoemd worden

1 De ecologische validiteit heeft moeten inboeten bij het tweede meetmoment bij de

assessorentraining aangezien de data niet rechtstreeks van de respondenten is verzameld

maar via de observanten Dit had opgevangen kunnen worden door video-opnames te

maken De data van deze video-opnames had dan vergeleken kunnen worden met die van

de observanten Een soortgelijke constatering is te maken bij het resultaat van de indeling

van het huidig competentieprofiel naar tussen- en eindniveaus Hierbij is namelijk

uitgegaan van hetgeen geschreven is op de flappen en niet van de gevoerde gesprekken

In dit geval hadden geluidsopnames gemaakt kunnen worden waarbij die data vergeleken

kon worden met data op de flappen

2 De wijze waarop de voor- en nameting bij de assessorentraining zijn gedaan Bij de

voormeting zijn namelijk de resultaten van twee groepen verwerkt en bij de nameting van

zeven individuele docenten Aangezien het om kwalitatieve data gaat is het niet mogelijk

om met een gemiddelde te werken waardoor de waarde van de conclusie met betrekking

tot de vergelijking tussen de voor- en nameting afneemt

3 Tijdens het interventieonderzoek heeft er geen controle van de ontwikkelde instrumenten

plaatsgevonden waarbij nagegaan is als alle indicatoren daadwerkelijk zijn opgenomen

Hierdoor is het onderdeel turbovragen niet meegenomen bij het meten van het effect van

de oefeningen

4 Tijdens het interventieonderzoek is er geen afstemming geweest met de observatoren om

na te gaan als hun rapportages wel in de nodige informatie resulteerden om de benodigde

resultaten te kunnen analyseren Hierdoor is zowel bij de eerste als bij de tweede meeting

tijdens de assessorentraining geen inzicht verkregen in de mate waarin de gedragsindica-

toren daadwerkelijk zijn gedemonstreerd bij de docenten die op dat moment de rol van

assessor hadden Hierdoor heeft de waarde van de conclusie moeten inboeten omdat het

oordeel gebaseerd is op de interpretatie van de observator en niet van de onderzoeker

Masterthesis 64

8 Implementatie plan

In dit implementatieplan wordt uitgaande van een gekozen implementatietheorie strategieeumln

uitgewerkt die het mogelijk maken om de resultaten van het interventieonderzoek te

implementeren

81 Implementatietheorie

Gekozen is voor de ontwikkelaanpak Deze aanpak wordt gebruikt als de problematiek nog

niet helder is er meerdere perspectieven zijn om de problemen op te lossen en de koers van

de verandering nog niet duidelijk is De ontwikkelaanpak start met een analyse van

problemen en oplossingsrichtingen door alle betrokkenen Hierbij worden de veranderingen

geleidelijk gerealiseerd en de medewerkers zijn betrokken bij alle fasen van verandering

(Boonstra 2005)

Er moet een specifieke vernieuwing worden geiumlmplementeerd waarbij de assessoren

assessments van de studenten zullen afnemen Het interventieonderzoek heeft geresulteerd in

negen getrainde assessoren en een competentieprofiel waarin de gedragsindicatoren van de

studenten gespecificeerd zijn naar tussen- en eindniveaus Zo op het eerste gezicht ziet het

ernaar uit dat de randvoorwaarden om assessments te implementeren aanwezig zijn Echter is

de problematiek niet helder en is de koers van de verandering ook nog niet duidelijk

Vragen die onder meer gesteld kunnen worden zijn

1 Kunnen de assessments naast de bestaande toetsvormen ingevoerd worden vanaf de

aanvang van de opleiding of dienen bestaande toetsvormen te worden vervangen door de

assessments Uitgaande van de resultaten van het analyseonderzoek waaruit is gebleken

dat de meeste toetsvormen zich richten op het toetsen van kennis en vaardigheden en niet

op competenties is het verwachtbaar dat assessments bestaande toetsvormen zullen

vervangen

2 Zijn de didactische aanpakken die momenteel binnen de verschillende modules

gehanteerd worden erop gericht dat er activiteiten bij de studenten gestimuleerd worden

die hen de gelegenheid geven om competenties te ontwikkelen Dit vereist een nieuw

analyseonderzoek zoals in het voorgaande hoofdstuk ook al is aanbevolen aangezien zal

er een volledige analyse van de bestaande toetsvormen moeten plaatsvinden alvorens de

assessments ingevoerd kunnen worden

3 Hoe zullen de niet getrainde docenten bewust gemaakt worden dat elke docent een

bijdrage dient te leveren aan de ontwikkeling van de competenties van de studenten Uit

het analyse onderzoek is gebleken dat de meeste docenten vooral vakinhoudelijke

docenten zijn die meer gefocust zijn op het overbrengen van de kennis enof het aanleren

van de vaardigheden met betrekking tot hun vak op de ontwikkeling van de competenties

van de studenten

Masterthesis 65

Uitgaande van de hierboven gegeven voorbeelden blijkt dus dat er wel een degelijke

probleemanalyse nodig is op basis waarvan oplossingen voorgedragen kunnen worden die

vervolgens gefaseerd geiumlmplementeerd kunnen worden Hierbij dienen alle stakeholders

betrokken te zijn hetgeen in de volgende paragraaf wordt beschreven

82 Stakeholders

Het is belangrijk dat alle stakeholders actief worden betrokken bij de implementatie Als

stakeholders worden geiumldentificeerd de (getrainde) docenten en de directie

De directie zal een belangrijke rol spelen bij het implementatietraject en met name om de

docenten te leiden tot bereidheid om deel te nemen aan de veranderingen die zullen

plaatsvinden en die bereidheid te behouden Hierbij wordt gedacht aan

1 Het vooraf tijdig informeren van de veranderingen die zullen plaatsvinden Hierbij

worden de docenten vooraf aangegeven waarom het belangrijk is dat de verschillende

veranderingen dienen plaats te vinden en welke acties hierbij ondernomen zullen

worden

2 Tijdens het implementatietraject regelmatig informatie verstrekken over de acties die

zijn ondernomen en de resultaten die hieruit zijn voortgekomen

3 Het faciliteren van de docenten door middelen vrij te maken om hen te trainen en hen

te laten participeren in de community of learners Vooral het laatste dient niet

onderschat te worden De docenten zijn namelijk allemaal deeltijdse docenten

waarvan hun vergoeding afhankelijk is van het aantal gegeven college-uren Inden de

docenten nu in een community of learners dienen te participeren zullen zij daar tijd

voor vrij dienen te maken Hierbij is het wenselijk dat zij vergoed worden hiervoor

83 Sociaal kapitaal en capacity building

Hargreaves (2013) geeft aan dat met sociaal kapitaal bedoeld wordt de mate waarin de

kwantiteit en de kwaliteit van interacties en sociale relaties onder mensen effect hebben op

hun toegang tot kennis en informatie hun verwachtingen hun verplichtingen en hun

vertrouwen en in welke mate zij blijven vasthouden aan dezelfde normen en gedragspatronen

Hierbij noemt Hargreaves (2014) professionele leergemeenschappen als mogelijk om het

sociaal kapitaal binnen een onderwijsinstelling optimaal te kunnen gebruiken Dit idee sluit

aan bij de eerder gedane aanbeveling voor het instellen van een community of learners

waarbij de docenten elkaar niet alleen kunnen ondersteunen bij het implementeren van de

assessments maar ook van elkaar kunnen leren

Masterthesis 66

84 Stappenplan

Uitgaande van de in het vorig hoofdstuk gedane aanbevelingen en hetgeen in de voorgaande

paragrafen is opgenomen wordt het volgend stappenplan voorgesteld

1 Het organiseren van een workshop onder de getrainde docenten waarin het beoordelen

van portfoliorsquos uitgaande van de relatie tussen de criteria de bewijsstukken en de

beroepshandelingen centraal staat

2 Het houden van een tweede workshop om het competentieprofiel verder te reviewen

waarbij vooral de rol van de beroepspraktijk bij de competentieontwikkeling

meegenomen wordt

3 Onderdeel A

De getrainde docenten worden enthousiast gemaakt om te participeren in een community

of learners Hierbij worden zij eerst geiumlnformeerd over de achtergronden van een

community of learners vervolgens worden zij getraind om te kunnen functioneren binnen

een community of learners en tenslotte zullen zij brainstormen over de randvoorwaarden

die aanwezig dienen te zijn om met de community of learners te kunnen starten De rol

van de directie is hierbij van belang en met name in het kader van het verstrekken van het

faciliteren van deze community of learners

3 Onderdeel B

Het benaderen van personen uit de beroepsomgeving van de huidige studenten om te

participeren in een focusgroep waarbij nagegaan wordt als het competentieprofiel aanluit

bij de beroepsomgeving waarin de COE studenten werken Uit dit onderzoek hiervan

dient er een competentieprofiel voort te komen dat een goed beeld geeft van het geen

verwacht wordt van de pas afgestudeerde

4 Het doen van een analyseonderzoek waarbij het huidig curriculum van de COE getoetst

wordt aan het competentieprofiel Deze brainstormsessies dienen te resulteren in een

aangepast curriculum dat het mogelijk maakt dat studenten daadwerkelijk die

leeractiviteiten zullen uitvoeren die het mogelijk maken dat zij de gedragsindicatoren

zoals beschreven in het competentieprofiel kunnen ontwikkelen

5 Het aanvangen met de assessments in de competentiegerichte opleiding door de getrainde

assessoren

De stappen 3 onderdeel A en onderdeel B zullen simultaan aanvangen

Masterthesis 67

Lijst van geraadpleegde bronnen

Alexander P (2006) Psychology in Learning and instruction New Jersey Pearson

Baarda D (2014) Dit is onderzoek Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek

Groningen Nederland Noordhoff

Baarda D De Goede M amp Teunissen J (2009) Basisboek kwalitatief onderzoek

Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek Groningen

Nederland Noordhoff

Boonstra J (2005) Besturen van organisaties vanuit een paradoxaal perspectief Accounting

1 4-11 Geraadpleegd op httpwwwjaapboonstranlwp-

contentuploads201301Besturen-vanuit-paradoxaal-perspectief1pdf

De Ronde M (zj) Emotiedobbelstenen instrument voor ontmoeting en reflectie

Geraadpleegd op

httpchenl~mediaAcademie20Mens20en20OrganisatieLectoraatMichiel20de

20Ronde20-20publicatiesDe20Luistercoach20-

20Spelvormen20bij20de20emotiedobbelsteentjespdf

Driesen E amp Van Tartwijk J (2006) Toetsen met portfoliorsquos In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 175-188) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Hargreaves A (2013) Professional capital and the future of teaching In Seddon T amp Levon

J (2013) Educators professionalism and politics global transmission national spaces

and professional projects (pp 290-307) Geraadpleegd op

httpbooksgooglenlbookshl=nlamplr=ampid=rZJbBAAAQBAJampoi=fndamppg=PA290ampdq=

relatedHfMPWxsoybQJscholargooglecomampots=_3p5Xe34piampsig=PVgZuZ3xTH0h9f

4G8uBW9et43j4v=onepageampqampf=false

Hargreaves A (2014) Professional capital transforming teaching in every school

Geraadpleegd op

httpimteckatananofiles241369387009Professional_Capital_Transforming_Teachi

ng_in_Every_Schoolpdf

Joosten-ten Brinke D De Craene B Lemmen K Van Den Boomen J Slangen M amp

Voncken J (2009) Erkenning Verworven Competenties Geraadpleegd op

httpdspaceounlbitstream182020001EVCisbn9789079447237pdf

Masterthesis 68

Korthagen F (2002) Niveaus in reflectie naar maatwerk in begeleiding VELON Tijdschrift

voor Lerarenopleiders 23(1) 29-38 Geraadpleegd op

httpwwwarteveldehogeschoolbestudielichtsitesdefaultfilesfilesReflectieopdracht

20Artikel20Niveaus20in20reflectie(1)pdf

Korthagen F (2004) Zin en onzin van competentiegericht opleiden VELON Tijdschrift voor

Lerarenopleiders 25(1) 13-23 Geraadpleegd op httpwwwvelonnlkennisbank

rubriekrubriek_itemtzin_en_onzin_van_competentiegericht_opleiden

Lorna E (2003) Assessment of Learning for Learning and as Learning Geraadpleegd op

httpwwwaacuorgmeetingsilddocumentsSymonetteMakeAssessmentWorkEarlAsse

ssmentForOfAsLearning2003pdf

Luken T (2006) Hoe meetbaar zijn competenties Dilemma en uitweg bij het werkbaar

maken van het competentiebegrip Handboek Effectief Opleiden (pp 89-108)

Geraadpleegd op httphomeplanetnl~tlukenZijnCompetentiesMeetbaarHEOpdf

Nationaal Orgaan voor Accreditatie (2012) Accreditatiekaders hoger beroepsonderwijs met

toelichting Zp

Oudkerk Pool I (2013) Expertiseontwikkeling en professionalisering van de Assessor

Ontwikkeling van een rubriek voor assessorenkwaliteit Criteriumgericht Beoordelen

Amsterdam Nederland Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding Hogeschool van

Amsterdam

Ponte P (2010) Onderwijs van eigen makelij Procesboek actieonderzoek in scholen en

opleidingen Den Haag Nederland Boom Lemma Uitgevers

Roelofs E amp Visser J (2011) De inhoud van toetsen In Stichting Cito Instituut voor

Toetsontwikkeling (Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op

httpwwwutwentenlelanhuidige_studentenOLCnotulen201205-

2012Toetsen20op20schoolpdf

Sanders P (2011) Het doel van toetsen In Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling

(Ed) Toetsen op School (pp 10-20) Geraadpleegd op httpwwwutwentenlelan

huidige_studentenOLCnotulen201205-2012Toetsen20op20schoolpdf

Shepard L Hammerness K Darling-Hammond L Rust F with Baratz Snowden J

Gordon E Gutierrez C amp Pacheco A (2005) Assessment In Darling-Hammond L

amp Bransford J (Ed) Preparing teachers for a changing world What teachers should

learn and be able to do (pp 275-326) San Fransisco CA Jossey-Bass

Masterthesis 69

Smeijsters H amp Sporken S (2004) Van Taak Tot Competentie lsquoLeren lerenrsquo voor het

hoger beroepsonderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombookshl=enamplr=lang_nl

|lang_enampid=3_wb4uHyNlcCampoi=fndamppg=PA9ampdq=Van+taak+tot+competentieampots=-

3vz-

HCqWIampsig=YGo1jtM7qtz2xM0wagfM1QusQl8v=onepageampq=Van20taak20tot

20competentieampf=false

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Bedrijfsprofiel Paramaribo

Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2016

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2013-2014 Vierjarige

Certificaatopleiding Economie Paramaribo Suriname Auteur

Stichting Opleidingen en Onderzoek in Suriname (2013) Studiegids 2012-2013 Marketing

en Managementopleiding Paramaribo Suriname Auteur

Straetmans G amp Sanders P (2001) Beoordelen van competenties van docenten

Geraadpleegd op httpwwwrcecnlpublicatiesoverige20publicatiesEPSbrochure5_

Beoordelenpdf

Taylor E (2003) Competenties in het voortgezet onderwijs Geraadpleegd op

httpbooksgooglecombooksid=SkGXAzEx4hACamppg=PA13ampdq=Competentie+defin

itieamphl=nlampsa=Xampei=UlevUc_aB9jk4APJv4DABgampved=0CDMQ6AEwAQv=onepage

ampq=Competentie20definitieampf=false

Van Berkel A Van Dinther M Oudkerk Pool I amp Speetjes J (2008) Certificeren van

assessoren in het hbo Waarom en hoe OnderwijsInnovatie 2 17-15 Geraadpleegd op

httpwwwounlDocsTijdschriftOIOI_Juni_2008pdf

Van Dinther M (2009) Assessor in het hbo een vak apart Geraadpleegd op

httpfontyssurfsharekitnl8080getsmpid25849DS1

Van Merrieumlnboer J Van Der Klink M amp Hendriks M (2002) Competenties van

complicaties tot compromis Over schuifjes en begrenzers Geraadpleegd op

httpwwwonderwijsraadnlpublicatieszoekenitem259page=2ampsort=ampformkey=ffc29

40fed1b34bcb53b6200e25b6727fzoekform

Masterthesis 70

Van Petegem P amp Vanhoof J (2002) Evaluatie op de testbank Een handboek voor het

ontwikkelen van alternatieve evaluatievormen Mechelen Belgieuml Wolters Plantyn

Wouda S amp Snoek M (2003) Competentiegericht leren en begeleiden

Competentiegericht bewijzen en beoordelen Geraadpleegd op

httpwwwlerowebnldocsleroepslot docuassessmentpdf

Zwaal W amp Eringa K (2006) Toetsen van competenties In Van Berkel H amp Bax A

(Ed) Toetsen in het hoger onderwijs (pp 277-291) Houten Nederland Bohn Stafleu

van Loghum

Masterthesis 71

Bijlagenoverzicht

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE 72

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling bestaand materiaal 75

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en algemeen directeur 79

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten 85

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en algemeen directeur 87

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader 88

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten 89

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie 90

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek 92

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment 94

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining 96

Bijlage 12 Leerrapport 99

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en feedbackregels 101

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel 102

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief 106

Masterthesis 72

Bijlage 1 Competentieprofiel van de COE (Overgenomen van SOOS 2013d p15-21)

Het eerste cijfer in het competentieprofiel duidt op de subcategorie het tweede cijfer duidt op een

competentie van die betreffende subcategorie en het derde cijfer duidt op een prestatie-indicator van

die betreffende competentie Er zijn in totaal 23 competenties verdeeld over de zes subcategorieeumln

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Masterthesis 73

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Masterthesis 74

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 75

Bijlage 2 Onderzoeksinstrument dataverzameling

bestaand materiaal

Leerdoelen Toetsvorm Modules

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

2 Organisatorische competenties

21 De student gaat methodisch te werk

211 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

212 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

222 De student richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 De student bewaakt de uitvoering van een plan

232 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

233 De student treedt regulerend en ordenend op

Masterthesis 76

Leerdoelen Toetsvorm Modules

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

312 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

313 De student stelt teambelang boven eigen belang

314 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van werkoverleg

32 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en zorgvuldige

wijze

321 De student verwisselt informatie met stakeholders

322 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

323 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

324 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de administratieve

processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

Masterthesis 77

Leerdoelen Toetsvorm Modules

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie en voor

de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

Masterthesis 78

Leerdoelen Toetsvorm Modules

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en borging

van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan om deze

doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en bewaakt de

eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Masterthesis 79

Bijlage 3 Interviewvragenlijst opleidingsmanager en

algemeen directeur

Achtergrond

In het kader mijn masteropleiding moet ik een probleem dat zich voordoet in de opleiding

analyseren Ik heb hierbij gekozen voor een analyse van de wijze waarop de toetsing van de

competenties bij de driejarige COE plaatsvindt Het resultaat is bekend en te zien in het

totaaloverzicht van de toetsing van de competenties van de COE (zie bijlage)

Als vervolg op dit onderzoek wordt er een interventieonderzoek gedaan Uit deze interventie

dienen er concrete voorstellen te worden gedaan om het geanalyseerd probleem op te lossen

Om enige richting te krijgen van de wijze waarop deze interventie kan worden gedaan is het

noodzakelijk om de relevante actoren te benaderen om hun zienswijze op het totaaloverzicht

van de toetsing van de competenties te geven Als relevante actoren zijn de

opleidingsmanager van de COE en de algemeen directeur geiumldentificeerd U ontvangt deze

vragenlijst omdat u eacuteeacuten van deze functionarissen bent

Instructies

In het overzicht in de bijlage is af te lezen op welk niveau een bepaalde competentie in casus

een prestatie-indicator in een bepaalde module getoetst wordt Voor de overzichtelijkheid

zijn de verschillende modules met een afkorting in het overzicht weergegeven Onder het

overzicht is de volledige modulenaam per fase opgenomen Bij het beantwoorden van de

vragen is het goed om ook te weten dat de eerste fase van de opleiding de fase financieel

analist als persoon is en de laatste fase de fase startbekwaam financieel analist De marketing

algemene economie bedrijfseconomie en bedrijfsadministratiefase worden in afwisselende

volgorde aangeboden

Het verzoek is om het aangehecht totaaloverzicht uit te printen te bestuderen en vervolgens

per competentie uw onderbouwde mening te geven en ook een voorstel te doen over hoe de

toetsing van de competentiecategorie verbeterd kan worden Hiervoor kan het

antwoordenblad op de volgende bladzijde gebruikt worden In totaal zijn er 23 competenties

verdeeld over zes categorieeumln Elke categorie is op een nieuwe bladzijde opgenomen

Tot slot doe ik een beroep op u om het totaaloverzicht van de toetsen kritisch te bekijken en

uw denkwijze begrijpelijk en onderbouw te verwoorden Ik dank u bij voorbaat voor het

invullen van de twee onderstaande vragen

Vragen

1 Wat vindt u van de wijze waarop de competenties getoetst worden bij de COE en

waarom stel je dat Graag de onderbouwde bevindingen per competentie noteren in

de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad op de volgende bladzijde

Masterthesis 80

2 Bij welke competenties zou de toetswijze verbeterd moeten worden en hoe zou deze

verbetering kunnen plaatsvinden Graag de competenties die volgens u verbeterd

moeten worden duidelijk noemen en de voorstellen voor verbetering onder de

competentiecategorie noteren in de daarvoor bestemde ruimte in het antwoordenblad

op de volgende bladzijde

Antwoordenblad

1 Interpersoonlijke competenties

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 De student handelt eerlijk en oprecht

112 De student handelt objectief ten opzichte van anderen

Onderbouwde mening

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

121 De student schrijft taalkundig juist samenhangend en begrijpelijk

122 De student uit zich verstaanbaar op een taalkundige correcte wijze

123 De student uit zich begrijpelijk zonder woorden

Onderbouwde mening

13 De student gebruikt relevante informatie

131 De student onderscheidt bijzaken van hoofdzaken

132 De student gebruikt betekenisvolle informatie bij het nemen van beslissingen

Onderbouwde mening

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

141 De student biedt een oplossing voor een geiumldentificeerd probleem

142 De student demonstreert zorgvuldigheid en voortvarendheid bij het oplossen van problemen

Onderbouwde mening

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

151 De student handelt conform de normen en waarden

152 De student corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 81

2 Organisatorische competenties

24 De student gaat methodisch te werk

241 De student hanteert een vaste weldoordachte werkwijze om een bepaald doel te bereiken

242 De student gebruikt hulpmiddelen effectief

Onderbouwde mening

25 De student brengt structuur aan in het werk

251 De student stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficieumlnt

252 De student richt het werk planmatig in

Onderbouwde mening

26 De student controleert activiteiten op voortgang

261 De student bewaakt de uitvoering van een plan

262 De student ziet erop toe dat vastgestelde regels en procedures worden nageleefd

263 De student treedt regulerend en ordenend op

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 2

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

3 Competenties in het samenwerken

33 De student functioneert als volwaardig groepslid

331 De student demonstreert sociale vaardigheden in teamverband

332 De student levert een effectieve bijdrage aan een groepstaak

333 De student stelt teambelang boven eigen belang

334 De student levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van

werkoverleg

Onderbouwde mening

34 De student onderhoudt contacten namens de organisatie op een verantwoordelijke en

zorgvuldige wijze

341 De student verwisselt informatie met stakeholders

342 De student identificeert relevante organisaties op nationaal en internationaal niveau

343 De student ontwikkelt en bestendigt contacten met de omgeving

344 De student demonstreert sociale vaardigheden in het samenwerken met de omgeving

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 82

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 De student brengt de eigen sterkten en zwakten in kaart

412 De student ontwikkelt de persoonlijke kwaliteiten doelgericht

413 De student blikt systematisch terug op het ontwikkelproces van de persoonlijke kwaliteiten

Onderbouwde mening

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 De student communiceert met anderen over actuele ontwikkelingen in het beroep

422 De student formuleert leervragen en onderneemt op basis daarvan leeractiviteiten

Onderbouwde mening

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 De student blikt systematisch terug op het eigen handelen in de beroepscontext

432 De student kent de eigen sterkten en zwakten bij het uitvoeren van beroepsactiviteiten en speelt

daarop in

433 De student ontwikkelt doelgericht het eigen handelen in de beroepscontext

434 De student houdt rekening met maatschappelijke waarden en normen bij het handelen in de

beroepscontext

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 1

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 De student zorgt voor een zo goed mogelijke inrichting van de administratie en de

administratieve processen

512 De student draagt zorg voor een betrouwbare volledige en tijdige vastlegging van de bedrijfsad-

ministratie

513 De student stemt de verschillende deeladministraties op elkaar af

514 De student adviseert bij financieel-administratieve problemen

Onderbouwde mening

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 De student analyseert de interne en externe omgeving van een organisatie

522 De student formuleert strategieeumln ter realisatie van de organisatiedoelen

523 De student plant ondernemingsactiviteiten

524 De student richt de personele en organieke structuur van een organisatie in

525 De student meet zowel de financieumlle als niet financieumlle prestaties van de organisatie

526 De student geeft op een competente wijze leiding

Onderbouwde mening

Masterthesis 83

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 De student gebruikt economische theorieeumln in de praktijk

532 De student blijft op de hoogte van economische ontwikkelingen

533 De student lost economische vraagstukken op

534 De student schrijft beleidsnotarsquos over micro- en macro-economische vraagstukken

Onderbouwde mening

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 De student stelt plannen begrotingen en budgetten samen met bijbehorende analyses

542 De student maakt jaarrekeningen met bijbehorende analyses

543 De student maakt kostprijsberekeningen volgens verschillende methoden

544 De student maakt financieumlle calculaties om beleidsbeslissingen te nemen

545 De student formuleert passende antwoorden op investerings- en financieringsproblemen

546 De student relateert financieumlle vraagstukken aan de rechtsvorm

Onderbouwde mening

De competenties waar de toetsing volgens u verbeterd moet worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 5

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student kan consistent en effectief omgaan met detailinformatie

611 De student blijft in routinetaken kritisch en alert en let op de eigen uitvoering hiervan

612 De student controleert het eigen werk zorgvuldig en blijft alert op details

613 De student voert nauwkeurig voorgeschreven instructies foutloos uit

Onderbouwde mening

62 De student houdt zich aan de normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en voor de cultuur waarin men werkt

621 De student informeert interne en externe klanten eerlijk over mogelijke risico`s en nadelen

622 De student is transparant in het eigen handelen

623 De student neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen

624 De student verstrekt alleen informatie aan anderen indien deze daar werkelijk recht op hebben

Onderbouwde mening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 De student controleert regelmatig of het eigen werk aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen

voldoet

632 De student herstelt fouten als deze aan het licht komen

633 De student houdt zich aan de voorgeschreven kwaliteitseisen

634 De student onderneemt zelfstandig actie om de kwaliteit van het eigen werk te waarborgen

635 De student vraagt regelmatig feedback over de kwaliteit

Onderbouwde mening

Masterthesis 84

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te verwezenlijken

641 De student stelt een realistisch tijdschema op voor bepaalde activiteiten

642 De student plaatst activiteiten in de juiste volgorde en tijd

643 De student stelt actieplannen en stappenplannen op

644 De student stelt planningen bij wanneer hier aanleiding toe is

645 De student werkt ordelijk en netjes en gebruikt adequate structuren

Onderbouwde mening

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 De student maakt afspraken met anderen over de terugkoppeling van de werkzaamheden

652 De student maakt effectief gebruik van de eigen agenda en stelt eigen deadlines

653 De student signaleert vertragingen van het werk en beperkt deze tot een minimum

654 De student stelt duidelijke deadlines voor anderen

655 De student toetst regelmatig hoe de voortgang van de werkzaamheden verloopt

Onderbouwde mening

66 De student doet onderzoek

661 De student gebruikt relevante onderzoekstechnieken

662 De student verzamelt verwerkt en interpreteert gegevens

663 De student doet statistisch verantwoord onderzoek

664 De student vertaalt de verzamelde data naar een concreet antwoord op een onderzoeksvraag

Onderbouwde mening

De competenties die volgens u verbeterd moeten worden zijn

Voorstel ter verbetering van de toetsing van de competenties behorende bij categorie 6

Graag het voorstel zodanig formuleren dat alle competenties van deze categorie die verbetering

behoeven worden meegenomen

Masterthesis 85

Bijlage 4 Interviewvragenlijst COE docenten

Achtergrond

Uit het analyseonderzoek is gebleken dat bij de verschillende modules de toetsing met name

gericht is op kennis en vaardigheden en niet zo zeer op de competenties Het doel van dit

interview is tweeledig In eerste instantie wordt nagegaan wat de docenten van de COE weten

over het toetsen van competenties en ten tweede wordt hiermee ingeschat in hoeverre de

docenten bereid zijn om een bijdrage te leveren aan de competentieontwikkeling van de

student in plaats van te focussen op het toetsen van de specifieke kennis en vaardigheden die

horen bij de verschillende modules Alle docenten van de COE worden dus geiumlnterviewd

Informatie over de geiumlnterviewde (vooraf in te vullen aan de hand van het resultaat van het

analyseonderzoek)

Naam docent

Module(s) en bijbehorende toetsvorm(en)

Inleiding bij het interview

De docent welkom heten en kort vertellen over het onderzoek dat ik aan het uitvoeren

ben

Het overzicht van module(s) en de bijbehorende toetsvormen van de betreffende docent

kort bespreken

Uitleggen hoe dit onderzoek past in het beleid van COE welke steun er is en dat het doel

van dit interview ook is om meer steun van docenten te verwerven

vragen

1 Hoe zou je het begrip competentie omschrijven

2 Ben je bekend met het competentieprofiel van de COE

Waar heb je het competentieprofiel gezien

Ken je het beroep waarvoor onze studenten worden opgeleid1

3 Aan welke competentie(s) uit het competentieprofiel levert (leveren) de module(s) die jij

geeft een bijdrage

1 Na deze vraag wordt het competentieprofiel van de COE overhandigd

Masterthesis 86

4 Hoe denk je over de mate waarin deze competentie(s) wordt(worden) getoetst met de

toetsvorm(en) die we nu gebruiken

5 Ben je bekend met het begrip formatieve toetsing

Indien nodig info geven en dan vragen of en waar gebruikt

6 Ben je bekend met de volgende toetsvormen

Portfoliorsquos Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Stages Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Praktijkopdrachten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Simulaties Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Logboeken Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

Projecten Zo ja heb je die al eerder gebruikt en waar

7 Ben je bereid om bovengenoemde toetsvormen bij jouw module(s) te gebruiken

8 Heb je behoefte aan trainingcoachingsamenwerken met collegarsquos in

Formatieve toetsing

Portfoliorsquos

Stages

Simulaties

Logboeken

Projecten

9 Nog een aanvullende opmerking of vraag

Masterthesis 87

Bijlage 5 Labels interviews opleidingsmanager en

algemeen directeur

Labels met betrekking tot de mening van de functionarissen

1 Via reflectiemodulen

2 Toetsvormen

3 Meerdere modulen

4 Doen

5 Formulering prestatie-indicatoren

6 Verschillende niveaus

7 Tijdstip toetsing

8 Tonen en doen

9 Weten en weten hoe

10 Soorten modules

Labels met betrekking tot de verbetervoorstellen gedaan door de functionarissen

11 Formulering prestatie-indicatoren

12 Verschillende niveaus

13 Toetsvormen

14 Aanvulling Prestatie-indicatoren

15 Soort module

16 Tijdstip toetsing

17 Aantal prestatie-indicatoren

18 Onderwijsactiviteiten

19 Doen

Masterthesis 88

Bijlage 6 Inhoudsopgave reader

Algemeen 3

1 Het begrip competentie 4

2 Doeleinden van assessment 4

3 Portfolio 8

31 De rol van het portfolio 8

32 Inhoud van het portfolio 8

33 De rol van feedback tijdens het portfolioproces 10

4 Assessment 12

41 Beoordelingsmomenten 12

42 Kwaliteitscriteria voor assessments 13

421 Validiteit 13

422 Betrouwbaarheid 14

423 Acceptatie 15

424 Uitvoerbaarheid 15

Literatuurlijst 17

Masterthesis 89

As

FOR

OF

FOR

AS

OF

FOR

OF

AS

OF

FOR

AS

Bijlage 7 Toets ter bepaling kennisniveau docenten

Omcirkel het juiste antwoord

(de juiste antwoorden zijn onderstreept)

1 Welke van onderstaande alternatieven is GEEN kenmerk van een competentie

A Competenties zijn contextgebonden

B Competenties zijn veranderlijk in de tijd

C Competenties zijn in eacuteeacuten keer te ontwikkelen

D Competenties staan in relatie tot elkaar

2 Wat wordt bedoeld met assessment

A Beoordelen van kennis en vaardigheden

B Beoordelen van competenties

C Beoordelen als de student startbekwaam is

D Beoordelen als de student geschikt is om een bepaalde opleiding te volgen

3 Welke figuur geeft de competentiegerichte assessmentpiramide weer

A B

Assessment Learning Assessment Learning

C D

Assessment Learning Assessment Learning

4 Wat hoort er NIET bij

Voor het maken van een ontwikkelingsportfolio is het noodzakelijk dat de student

A reflecteert op zijn sterke en zwakke punten

B tenminste eacuteeacuten informatiebron als bewijs gebruikt

C zich kwetsbaar openstelt

D verschillende aspecten van het persoonlijk functioneren demonstreert

5 Voor welk kwaliteitscriterium is het werken met meerdere assessoren belangrijk

A Validiteit

B Betrouwbaarheid

C Acceptatie

D Uitvoerbaarheid

======================0000000======================

Masterthesis 90

Bijlage 8 Rubriek ten behoeve van observatie

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

1 Relatie

opbouwen

kennismaken

de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak

voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen

te stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te vol-

doen worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om

te begrijpen waar de assessor

naar op zoek is

het gewenste niveau en de

criteria globaal en algemeen

worden getoetst

de student niet precies weet waar

de assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte)

van het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk

toepast om een indruk te krijgen van

het competentie- en hbo niveau van

de student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust

op verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende infor-

matie over zijn kunnen krijgt en

de assessor onvoldoende infor-

matie heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de

student overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar

kan aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan

ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo

LSD)

actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het

gesprek probeert te houden

bekend is met methodieken als

START en Turbo en die regelmatig

toepast om door te vragen op het

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de

student zelden of niet en de tijd

wordt voor een groot deel gevuld

met het bespreken van zaken die

al in het portfolio stonden of die

irrelevant zijn voor de

beoordeling

de student weet onvoldoende

Masterthesis 91

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat

de assessor

De gedragsindicator resulteert

dat

bekend is met de rol van examina-

torbeoordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod

laat komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

over zijn beheersingsniveau en

over de kennis of vaardigheden

attitudes die bij het compe-

tentieniveau horen en die nog

ontbreken

4 Relatie

bewijsstukken

beroepshan-

delingen en

beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen

mee te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdrie-

hoek waarin bewijzen beroepshande-

lingen en beoordelingscriteria structu-

reel met elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en

de beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van

de student op bruikbaarheid te

toetsen

5 Beoordelingstech

niek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van

de matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observe-

ren registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit

het portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze

over het oordeel en onderbouwing

informeert

de assessor toont een eenduidige

en transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed

kan toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld

aan concrete voorbeelden uit het

portfolio of CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke compe-

tenties en bijbehorend hbo-

niveau zijn aangetoond welke

niet of gedeeltelijk

7 Vastleggen

oordeel bevindingen toegankelijk vastlegt op

het daarvoor bestemde rapportage-

format

de wijze waarop het oordeel tot stand

is gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoor-

deelde competenties en hbo-

niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien

van toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van

bezwaar kan vinden en welke

stappen te nemen

(Oudkerk-Pool 2013)

Masterthesis 92

Bijlage 9 Formulier Observatie assessmentgesprek

De assessor

1 Relatie opbouwen kennismaken

11 stelt de student op zijn gemak

12 heeft een uitnodigende houding

13 Is alert op de aanwezigheid van eventuele weerstanden angst of onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

2 Gespreksstructuur

a Opening

21 legt het doel van het gesprek uit

22 bespreekt de procedure van het assessment

23 geeft de kandidaat de ruimte om vragen te stellen

24 deelt de inhoudelijke bevindingen over het portfolio met de kandidaat

b Midden

25 houd zich aan de structuur van het gesprek

26 geeft aan wanneer het vraaggedeelte (middengedeelte) van het CGI start

27 heeft zicht op het competentieniveau van de kandidaat

c Eind

28 geeft een onderbouwd oordeel

29 geeft de termijn waarbinnen de kandidaat de rapportage ontvangt en - indien van toepassing -

hoe die bezwaar kan aantekenen aan

210 geeft de vervolgprocedure aan

d Overall

211 Ontdekt in het middenaan het eind helemaal niet welke informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen

212 Het competentieniveau van de assessor is grondigglobaal getoetst

3 Houding

31 Demonstreert vooral de rol van een beoordelaarbegeleider

32 Benoemt het handelen van de kandidaat in termen van de gedragsindicatoren van de assessor

4 Gesprekstechnieken

a LSD

41 Luistert actief

42 Vraagt door

Masterthesis 93

De assessor

43 Vat samen

b Regie van het gesprek

44 Probeert dmv vragensamenvattingenonderbrekingen de regie in het gesprek te houden

45 Geeft de kandidaat weinigveel

ruimte voor uitweidingen

46 Onderbreekt de kandidaat zeldenmeestal

indien die teveel uitweidt

47 Vult de tijd voornamelijk met het bespreken van zaken die welniet in het porfolio staat

48 Bespreekt voornamelijk zaken die relevantirrelevant voor de beoordeling zijn

c START

49 Gaat in op de S-fase (situatie)

410 Gaat in op de T-fase (taak)

411 Gaat in op de A-fase (actie)

412 Gaat in op de R-fase (resultaat)

413 Gaat in op de T-fase (transfer)

5 Feedbackregels

51 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

52 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt

53 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

54 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

55 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

6 Omgaan met bezwaren

61 Hoort bezwaren aan

62 Vertelt waar de procedure van bezwaar opgevraagd kan worden

Doorhalen wat niet is geobserveerd

Bij de opleidingsdirecteur

Masterthesis 94

Bijlage 10 Formulier rapportage eindassessment

Naam docent

Datum assessment 8 augustus 2014

Naam assessor

Assessmentniveau Getraind

Onderdeel 1 VRAAK-criteria

Item Oordeel Toelichting

1 De geleverde

bewijzen zijn

gevarieerd

2 De geleverde

bewijzen zijn

relevant

3 De geleverde

bewijzen zijn

authentiek

4 De geleverde

bewijzen zijn

actueel

5 Er zijn

voldoende

bewijzen per

gedragsindi-

cator

oordeel O (onvoldoende) of V (voldoende)

Masterthesis 95

Onderdeel 2 Beoordelingsdriehoek

Relatie met bewijs blijkt uit Relatie met beroepspraktijk blijkt uit

1 Relatie opbouwen kennismaken onvoldoendevoldoende

2 Gespreksstructuur

a Opening onvoldoendevoldoende

b Midden onvoldoendevoldoende

c Eind onvoldoendevoldoende

3 Gesprekstechniek

a START onvoldoendevoldoende

b TURBO onvoldoendevoldoende

c LSD onvoldoendevoldoende

4 Relatie bewijsstukken beroepshandelingen en beoordelingscriteria onvoldoendevoldoende

5 Beoordelingstechniek onvoldoendevoldoende

6 Feedback geven onvoldoendevoldoende

7 Vastleggen oordeel onvoldoendevoldoende

8 Omgaan met bezwaren (indien van toepassing) onvoldoendevoldoende

Eindoordeel (onvoldoende voldoende) ________________________________________

Handtekening Assessor

Masterthesis 96

Bijlage 11 Eindopdracht assessorentraining

De eindopdracht is om te bewijzen dat u over de acht gedragsindicatoren van een getrainde

assessor bezit Deze gedragsindicatoren zijn in onderstaand schema opgenomen Voor een

beter begrip van de onderstaande gedragsindicatoren wordt verwezen naar het deelnemers

materiaal van de assessorentraining waarin naast de gedragsindicatoren van een getrainde

assessor ook die van een ongetrainde assessor en een expert zijn opgenomen

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

1 Relatie opbouwen

kennismaken de student op zijn gemak stelt

een uitnodigende houding heeft

alert is op de aanwezigheid van

eventuele weerstanden angst of

onzekerheid en in staat is die op

empatische wijze te benoemen

de student zich op zijn gemak voelt

de student in staat is een open

gesprek te voeren met de

assessoren

2 Gespreksstructuur

a Opening

het doel van het gesprek uitlegt

de procedure van het assessment

bespreekt

de student de ruimte geeft om vragen te

stellen

de inhoudelijke bevindingen over het

portfolio met de student deelt

de bewijzen die de student nog moet

aandragen om aan de criteria te voldoen

worden nog niet doorgegeven

de student de procedure van het

CGI kent maar inhoudelijk

onvoldoende informatie heeft om te

begrijpen waar de assessor naar op

zoek is

het gewenste niveau en de criteria

globaal en algemeen worden

getoetst

de student niet precies weet waar de

assessor naar op zoek is

b Midden zich aan de structuur van het gesprek

houdt en aangeeft wanneer het

vraaggedeelte start (middengedeelte) van

het CGI

bekend is met de gesprekstechnieken

zoals START en LSD en deze

technieken geheel of gedeeltelijk toepast

om een indruk te krijgen van het

competentie- en hbo niveau van de

student

de assessor START en LSD tech-

nisch gezien wel gebruikt maar

nog niet of niet voldoende focust op

verdieping en reflectie

(gedeeltelijke toepassing ge-

sprekstechnieken)

de student onvoldoende informatie

over zijn kunnen krijgt en de

assessor onvoldoende informatie

heeft om te beoordelen

c Eind vaak pas aan het eind ontdekt welke

informatie nog ontbreekt om tot een

onderbouwd oordeel te komen Het

oordeel kan daardoor nog steeds

gevoelsmatig en subjectief op de student

overkomen

de termijn waarbinnen de student de

rapportage ontvangt en - indien van

toepassing - hoe de student bezwaar kan

aantekenen aangeeft

de vervolgprocedure aangeeft

zowel student als assessoren de

procedure van het CGI kennen

de student het oordeel van de

assessor als subjectief kan ervaren

3 Gesprekstechniek

(START turbo LSD) actief luistert doorvraagt en samenvat

(LSD)

dmv vragen samenvattingen of

onderbrekingen de regie in het gesprek

probeert te houden

bekend is met methodieken als START

en Turbo en die regelmatig toepast om

door te vragen op het

de student krijgt veel ruimte voor

uitweidingen

de assessor onderbreekt de student

zelden of niet en de tijd wordt voor

een groot deel gevuld met het

bespreken van zaken die al in het

portfolio stonden of die irrelevant

zijn voor de beoordeling

Masterthesis 97

Gedragsindicator Uit het bewijs (de bewijzen) blijkt dat de

assessor

De gedragsindicator resulteert dat

handelingsrepertoire van de student in

een concrete beroepssituatie

bekend is met de rol van examinatorbe-

oordelaar oefent maar nog vaak

terugvalt in de meer volgzame rol van

begeleider

nog niet alle elementen van START

systematisch en consequent aan bod laat

komen Met name naar de R van

Reflectie enof Resultaat en naar de T

van Transfer worden overgeslagen

de student weet onvoldoende over

zijn beheersingsniveau en over de

kennis of vaardigheden attitudes

die bij het competentieniveau horen

en die nog ontbreken

4 Relatie bewijsstuk-

ken beroepshan-

delingen en beoor-

delingscriteria

bekend is met de VRAAK-criteria

(authenticiteit relevantie actualiteit

variatie en kwantiteit) om bewijzen mee

te beoordelen

bekend is met de beoordelingsdriehoek

waarin bewijzen beroepshandelingen en

beoordelingscriteria structureel met

elkaar verbonden worden

de assessor hanteert VRAAK en de

beoordelingsdriehoek als in-

strumenten om de bewijzen van de

student op bruikbaarheid te toetsen

5 Beoordelingstechniek het handelen van de student in termen

van de competentie-indicatoren van de

matrix benoemt

in drie stappen beoordeelt observeren

registreren en beoordelen

de beoordeling met voorbeelden uit het

portfolio praktijkopdracht en CGI

onderbouwt

tot een eindbeoordeling komt

de student op toegankelijke wijze over

het oordeel en onderbouwing informeert

de assessor toont een eenduidige en

transparante werkwijze

6 Feedback geven de feedbackregels kent en die goed kan

toepassen

feedback op maat geeft gekoppeld aan

concrete voorbeelden uit het portfolio of

CGI

de student feedback heeft

ontvangen

het duidelijk is welke competenties

en bijbehorend hbo-niveau zijn

aangetoond welke niet of

gedeeltelijk

7 Vastleggen oordeel2 bevindingen toegankelijk vastlegt op het

daarvoor bestemde rapportageformat

de wijze waarop het oordeel tot stand is

gekomen beschrijft

in de rapportage op toegankelijke

wijze is vastgelegd op welke

manier het oordeel tot stand is

gekomen

het oordeel onderbouwd is met

bevindingen uit portfolio prak-

tijkopdracht en gesprek en een

totaaloverzicht van de beoordeelde

competenties en hbo-niveau geeft

8 Omgaan met be-

zwaren (indien van

toepassing)

Bezwaren aanhoort en de verkregen

informatie verzamelt

aangeeft waar de student de procedure

van bezwaar kan vinden3

er naar de student is geluisterd en

hij heeft de informatie verkregen

waar hij de procedure van bezwaar

kan vinden en welke stappen te

nemen

Om de eindopdracht te maken mag gebruik gemaakt worden van de portfoliorsquos van de

afgestudeerde studenten van de SOOS Deze portfoliorsquos kunnen na afstemming met de

2 Het format om het oordeel vast te leggen is opgenomen in bijlage 1

3 De procedure is te vinden in het examenreglement

Masterthesis 98

opleidingsdirecteur in bruikleen worden gegeven om te oefenen Aangezien er niet zo veel

portfoliorsquos zijn is het verzoek om zoveel als mogelijk bij de SOOS te oefenen zodat de

portfoliorsquos niet meegenomen hoeven te worden

Het oefenen geschiedt samen met een mededeelnemer in de drie duogroepen en de ene

triogroep die tijdens de training zijn gevormd Het is de bedoeling dat elk groepslid eerst

individueel het portfolio beoordeelt waarna de assessmentgesprekken geoefend worden

Tijdens de assessmentgesprekken neemt elke deelnemer de rol van assessor en van student

aan

Aangezien tijdens het oefenen bewijzen voor het portfolio verzameld dienen te worden en die

bewijzen ook dienen te voldoen aan de VRAAK-criteria is het aan te bevelen niet met maar

eacuteeacuten studentportfolio te oefenen Hierdoor zal dan ook meer dan eacuteeacuten keer de rol van assessor

(en student) worden aangenomen

Aangezien deze training een onderzoek betreft dient er ook data verzameld te worden over

de wijze waarop de beoordeling van het portfolio is geschied Hiervoor is het noodzakelijk

dat elke deelnemer bij elke oefening ook een leerrapport schrijft conform het format dat is

opgenomen in bijlage 2 Het leerrapport dient gelijk na de oefening ingevuld te worden Het

is hierbij aan te bevelen dat de deelnemers die samen hebben geoefend elkaar helpen om het

leerrapport in te vullen De leerrapporten worden per email (querlynkromosoetonet)

ingeleverd en wel uiterlijk vrijdag 8 augustus

Het eindportfolio met daarin de bewijzen wordt ingeleverd op maandag 4 augustus 2014

Het assessment zal plaatsvinden op vrijdag 8 augustus 2014 Het assessment is een

peerassessment waarbij elke deelnemer een portfolio van een mededeelnemer krijgt om te

beoordelen Op vrijdag 8 augustus zal elke deelnemer dus de competenties van een assessor

demonstreren De beoordeling hiervan geschiedt conform dezelfde gedragsindicatoren die

zijn opgenomen in het schema op bladzijde 1-3 van dit document

De training is met goed gevolg afgerond indien

1 op maandag 4 augustus een portfolio wordt ingeleverd

2 uiterlijk vrijdag 8 augustus tenminste twee leerrapporten per email worden ingeleverd

3 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt ondergaan van een mededeelnemer op

basis van het eigen ingeleverde portfolio

4 er op vrijdag 8 augustus een assessment wordt afgenomen van een mededeelnemer op

basis van het ingeleverde portfolio van die mededeelnemer (de deelnemer heeft dus de

rol van assessor)

Masterthesis 99

Bijlage 12 Leerrapport

Criterium Vraag Antwoord

Relatie

opbouwen

Wat ging goed tijdens het opbouwen van de

relatie

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het opbouwen van de relatie

Structuur

assessment-

gesprek

(opening

midden en

eind)

Wat ging goed ten aanzien van de opening

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de opening het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het midden

van het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het midden van het assessmentgesprek

Wat ging goed ten aanzien van het eind van

het assessmentgesprek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het eind van het assessmentgesprek

Vraag- en

gespreks-

technieken

(START

turbo en

LSD)

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van START

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van START

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van turbo

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van turbo

Wat ging goed ten aanzien van het gebruik

van LSD

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het gebruik van LSD

Beoordelen

(WAKKER

Vraak en be-

oordelings-

driehoek)

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de WAKKER-methodiek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de WAKKER-methodiek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de vraaktechniek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de vraaktechniek

Wat ging goed tijdens het beoordelen

volgens de beoordelingsdriehoek

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

de beoordelingsdriehoek

Masterthesis 100

Criterium Vraag Antwoord

Eindoordeel Wat ging goed tijdens het formuleren van het

eindoordeel

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het formuleren van het eindoordeel

Feedback-

regels

Wat ging goed tijdens het hanteren van de

feedbackregels

Welke verbeterpunten zijn er ten aanzien van

het hanteren van de feedbackregels

Masterthesis 101

Bijlage 13 START-vragen TURBO-vragen en

feedbackregels

START-vragen

Wat was de situatie wat vond er plaats

wat was het probleem wie waren er betrokken

Wat was je rolfunctietaak wat was je opdrachtdoel

Wat deed je wat zei je welke techniek heb je gehanteerd

Wat gebeurde er wat was het resultaat hoe werd er gereageerd

Wat hebt je ervan geleerd zou je het weer zo doen

Kan je een vergelijkbare situatie noemen hoe zou je het een volgende keer

aanpakken (eventueel) Hoe zou je dit binnen de opleiding aanpakken

TURBO-vragen

1 Vergelijking Als je jezelf vergelijkt met je collegarsquos wie vind je dan het beste in het

analyseren van incidenten

2 Rangorde Op welke plaats zou jezelf staan als je een rangorde moet aanbrengen

mbthellip

3 Mening van anderen Wat vinden je collegarsquos van jouw manier van samenwerken En

op welke manier ga je met collegiale feedback om Waaruit wordt dat zichtbaar

4 ldquoStel dat vraagrdquo hier beschrijft de assessor de situatie en geeft de student aan wat

hijzij in dat geval zou doen

Feedbackregels

1 Noemt eerst iets positiefs dat verband houdt met het onderwerp

2 Zegt objectief wat er gebeurdewaar je kritiek op hebt spreek daaruit vanuit jezelf (in

lsquoik zinnenrsquo)

3 Spreekt vanuit zichzelf (ik-zinnen)

4 Vermijdt het woord lsquomaarrsquo

5 Geeft een suggestie hoe iets beter zou kunnen

Masterthesis 102

Bijlage 14 Aangepast competentieprofiel

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

1 Interpersoonlijke competentie

11 De student gaat op een rechtvaardige manier om met mensen

111 Handelt eerlijk en oprecht ten

opzichte van medestudenten

en de docenten

Handelt in een gesimuleerde

beroepscontext objectief

Handelt objectief op de

werkplek

12 De student communiceert schriftelijk mondeling en non-verbaal

112 Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar onder

begeleiding

Schrijft en uit zich taalkun-

dig juist en verstaanbaar

zonder begeleiding

Schrijft en uit zich taalkundig

juist en verstaanbaar op de

werkplek

13 De student gebruikt relevante informatie

113 Benoemt kernzaken Gebruikt de relevante

informatie bij het nemen van

beslissingen

Gebruikt de relevante informa-

tie bij het nemen van beslissin-

gen middels een praktijk-

opdracht binnen de organisatie

14 De student werkt voor een probleemsituatie bruikbare oplossingen uit

114 Identificeert problemen Demonstreert capabel te zijn

bij het oplossen van

problemen

Demonstreert capabel te zijn bij

het oplossen van problemen

middels een praktijkopdracht

binnen de organisatie

15 De student demonstreert verantwoorde gedragspatronen

115 Is bekend met de gangbare

normen en waarden

Handelt conform de normen

en waarden

Stimuleert gewenst gedrag op

de werkplek

2 Organisatorische competentie

21 De student gaat methodisch te werk

211 Gebruikt hulpmiddelen

effectief

Gebruikt hulpmiddelen om

een bepaald resultaat te

bereiken

Gebruikt hulpmiddelen om een

bepaald resultaat te bereiken

binnen de organisatie

212 Is bekend met verschillende

werkwijzen

Hanteert een adequate

werkwijze om een bepaald

resultaat te bereiken

Hanteert een adequate werkwij-

ze om een bepaald resultaat te

bereiken binnen de organisatie

22 De student brengt structuur aan in het werk

221 Stelt prioriteiten en past

timemanagement toe

Stelt een werkplan op Richt het werk planmatig in

23 De student controleert activiteiten op voortgang

231 Monitoort het werkplan Evalueert het werkplan Stelt het werkplan bij

3 Competenties in het samenwerken

31 De student functioneert als volwaardig groepslid

311 Stelt teambelang boven eigen

belang kent en past sociale

vaardigheden toe

demonstreert sociale

vaardigheden

Levert een effectieve

bijdrage aan een groepstaak

Past de sociale vaardigheden

toe in teamverband

312 Levert een effectieve bijdrage

aan een groepstaak ter

beoordeling van de groep

Is verantwoordelijkheid voor

de te leveren bijdragen aan

een groepstaak

Is verantwoordelijk voor

groepsbeslissingen

313 Kent verschillende

samenwerkingsvormen

Demonstreert samenwer-

kingsvormen enof methoden

Komt middels samenwerkings-

vormen enof ndashmethoden tot

groepsbeslissingen

32 De student onderhoudt contacten met anderen ten behoeve van de uit te voeren

werkzaamheden

Masterthesis 103

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

321 Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Levert een bijdrage aan

vergaderingen en ander

werkoverleg

Neemt initiatieven in overleg

met de groep

322 Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

Demonstreert vaardigheden

met betrekking tot het

ontwikkelen en bestendigen

van contacten met anderen

en staat open voor feedback

Onderhoudt contacten op een

verantwoordelijke wijze

4 Competenties in het reflecteren

41 De student reflecteert op het persoonlijk functioneren

411 Benoemt eigen sterkten en

zwakten

Blikt terug op zwakten om

die te verbeteren en sterkten

om die te ontwikkelen

Verbetert zwakten en ontwik-

kelt sterkten in de praktijk

412 Benoemt persoonlijke

kwaliteiten

Blikt terug op persoonlijke

kwaliteiten om die te

ontwikkelen

Ontwikkelt doelgericht

persoonlijke kwaliteiten in de

praktijk

42 De student reflecteert op de eigen kennisontwikkeling

421 Verslaat actuele

ontwikkelingen uit de

beroepscontext aan anderen

Vergelijkt actuele

ontwikkelingen uit de eigen

beroepscontext met die van

anderen

Benoemt tenminste eacuteeacuten nieuwe

ontwikkeling in de

beroepscontext

422 Formuleert leervragen om aan

informatie te komen over

actuele ontwikkelingen bij

anderen

Formuleert leervragen om

aan informatie te komen

over actuele ontwikkelingen

in het beroep

Beschrijft het proces van de

actuele ontwikkeling in de

beroepscontext

43 De student reflecteert op het persoonlijk handelen in de beroepscontext

431 Vertelt over het eigen

handelen in de beroepscontext

Blikt terug op het eigen han-

delen in de beroepscontext

en verbetert die

Ontwikkelt het eigen handelen

in de beroepscontext verder

432 Benoemt de eigen zwakten en

sterkten in de beroepscontext

Blikt terug op de eigen

zwakten en sterkten in de be-

roepscontext en verbetert die

Verbetert de eigen zwakten en

ontwikkelt de eigen sterkten in

de beroepscontext

5 Vakspecifieke competentie

51 De student levert administratieve informatie ten behoeve van de bedrijfsvoering

511 Toetst een administratie op

betrouwbaarheid

volledigheid en tijdige

vastlegging

Draagt bij aan een adequate

inrichting van de

administratie en

administratieve processen

Draagt bij aan een

betrouwbare volledige en

tijdige vastlegging van de

bedrijfsadministratie in de

beroepscontext

512 Werkt financieumlle

administratieve problemen uit

Analyseert cases over

financieumlle administratieve

problemen

Adviseert bij financieumlle

administratieve problemen in

de beroepscontext

52 De student richt een organisatie in en bestuurt deze

521 Analyseert de interne en

externe omgeving van een

organisatie onder begeleiding

Analyseert de interne en de

externe omgeving van een

organisatie zelfstandig

Analyseert de interne en

externe omgeving in de

beroepscontext

522 Formuleert organisatiedoelen

en strategieeumln

Implementeert organisa-

tiedoelen en strategieeumln in

projecten en simulaties

Analyseert organisatiedoelen

en strategieeumln in de

beroepscontext

523 Onderscheidt de verschillende

organisatiestelsels en ndashtypen

Richt de personele en

organieke structuur van een

organisatie in

Brengt adviezen uit met betrek-

king tot de personele en

organieke structuur in de

beroepscontext

Masterthesis 104

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

524 Kent en meet zowel de finan-

cieumlle als de niet financieumlle

prestaties van een organisatie

Analyseert en trekt conclu-

sies op basis van financieumlle

en niet financieumlle prestaties

Brengt adviezen uit op basis

van onderbouwde analyses in

de beroepscontext

525 Onderscheidt de verschillende

leiderschapsstijlen en weet op

welke manier competent

leiding gegeven kan worden

Geeft op een competente

wijze leiding in simulaties of

projecten

Geeft op een competente wijze

leiding in de beroepscontext

53 De student verwerkt en analyseert economische gegevens

531 Beheerst economische

theorieeumln

Gebruikt economische

theorieeumln in simulaties of

projecten

Gebruikt economische

theorieeumln in de beroepscontext

532 Kent de economische ontwik-

kelingen die van invloed kun-

nen zijn op een organisatie

Blijft op de hoogte van

economische ontwikkelingen

Speelt in op de economische

ontwikkelingen in de

beroepscontext

533 Lost economische

vraagstukken op

Lost geiumlntegreerde

economische vraagstukken

in een concrete situatie op

Lost economische vraagstuk-

ken in de beroepscontext op en

adviseert daarbij

534 Beheerst de basiskennis over

micro- en macro-economische

vraagstukken

Schrijft beleidsnotarsquos over

micro- en macro-

economische vraagstukken

Draagt oplossingsmodellen aan

over micro- en macro-econo-

mische vraagstukken uit de

beroepscontext

54 De student brengt de financieumlle problematiek in kaart

541 Stelt plannen begrotingen en

budgetten samen

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten in

projecten of simulaties

Analyseert plannen

begrotingen en budgetten uit de

beroepscontext

542 Stelt onderdelen van een

jaarrekening samen

Analyseert jaarrekeningen Stelt een jaarrekening in de

beroepscontext samen en

analyseert deze

543 Maakt een integrale

kostprijsberekening

Maakt kostprijsberekeningen

volgens verschillende

methoden

Maakt kostprijsberekeningen in

de beroepscontext

544 Maakt financieumlle calculaties Formuleert aan de hand van

financieumlle calculaties

beleidsbeslissingen

Adviseert over te nemen

beleidsbeslissingen op basis

van financieumlle calculaties

545 Identificeert investerings- en

financieringsproblemen

Formuleert passende

antwoorden op investerings-

en financieringsproblemen

Formuleert passende antwoor-

den op investerings- en finan-

cieringsproblemen uit de

beroepscontext

546 Onderscheidt de verschillende

rechtsvormen

Relateert (financieumlle)

vraagstukken aan de

rechtsvorm

Relateert (financieumlle) vraag-

stukken uit de beroepscontext

aan de rechtsvorm

6 Beroepsspecifieke competenties

61 De student gaat consistent en effectief om met (detail)informatie

611 Selecteert informatie om

taken correct uit te voeren

Controleert als de

geselecteerde informatie

consistent is gebruikt bij de

uitvoering van taken

Is kritisch en alert bij het ge-

bruiken van (detail)informatie

in de beroepsuitoefening

612 Brengt (detail)informatie in

kaart

Gebruikt (detail)informatie

effectief

Gebruikt (detail)informatie

effectief bij analyses in de

beroepsuitoefening

613 Voert instructies uit Werkt instructies foutloos uit Voert instructies foutloos en

consistent uit bij de

beroepsuitoefening

Masterthesis 105

Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

62 De student houdt zich aan normen waarden en omgangsregels die gelden voor de functie

en de cultuur waarin men werkt

621 Kent voldoende normen

waarden en omgangsregels

die gelden voor de functie en

de cultuur waarin men werkt

Past de normen waarden en

omgangsregels toe tijdens

het eigen handelen

Past de normen waarden en

omgangsregels toe binnen de

beroepsuitoefening

63 De student hanteert hoge kwaliteitsnormen en streeft naar voortdurende verbeteringen en

borging van kwaliteit

631 Kent kwaliteitsnormen van

organisaties

Houdt rekening met de

kwaliteitsnormen bij de

uitoefening van opdrachten

Houdt voortdurend rekening

met de kwaliteitsnormen bij de

beroepsuitoefening

632 Verbetert de kwaliteit van het

eigen werk

Waarborgt de kwaliteit van

het eigen werk

Waarborgt continu de kwaliteit

van het eigen werk zoals de

organisatie dat voorschrijft

633 Evalueert en verbetert

voorgeschreven instructies

naar eigen inzichten

Evalueert samen met

collegarsquos voorgeschreven

instructies

Beoordeelt ontvangen feedback

van collegarsquos over de kwaliteit

van het werk op bruikbaarheid

64 De student bepaalt doelen en prioriteiten en geeft benodigde acties tijd en middelen aan

om deze doelen te bereiken

641 Formuleert doelen met

betrekking tot de eigen

werkzaamheden en stelt

daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de eigen werk-

zaamheden bij groepstaken

en stelt daarbij prioriteiten

Formuleert doelen met be-

trekking tot de uit te voeren

werkzaamheden op de

werkplek en stelt daarbij

prioriteiten

642 Maakt actieplannen om een

bepaald doel te bereiken en

geeft aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen

worden

Maakt samen met anderen

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke

middelen die gerealiseerd

zullen worden

Maakt samen met collegarsquos

actieplannen om een bepaald

doel te bereiken en geeft

daarbij aan met welke middelen

die gerealiseerd zullen worden

643 Formuleert doelen en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert doelen voor

groepstaken en een

stappenplan hoe deze te

realiseren

Formuleert samen met colle-

garsquos doelen voor groepstaken

en een stappenplan hoe deze te

realiseren

65 De student bewaakt de voortgang van processen taken of activiteiten van medewerkers en

bewaakt de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden

651 Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden

Bewaakt de uitvoering van

de eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden bij

groepstaken

Bewaakt de uitvoering van de

eigen werkzaamheden en

verantwoordelijkheden en die

van de medewerkers

66 De student doet onderzoek

661 Past basisonderzoeks-

technieken toe in een

eenvoudig onderzoek

Voert een kwalitatief en

kwantitatief onderzoek

volledig uit en rapporteert

daarover

Voert een complex

praktijkonderzoek volledig uit

en rapporteert daarover

Masterthesis 106

Bijlage 15 Artikel SOOS nieuwsbrief

Training assessoren

Een goede planning is het halve werk Deze slagzin heeft ook vanaf de oprichting van de

SOOS centraal gestaan bij de bedrijfsvoering Succesvolle innovatieve bedrijven hebben een

open bedrijfscultuur met nieuwsgierige en leergierige medewerkers Ze zijn niet naar binnen

gericht maar kijken om zich heen In het kader van professionalisering bij de SOOS heeft

mw drs Q Hidalgo in de maanden juni juli en augustus 2014 een training assessoren

ontwikkeld en verzorgd met als doel middels gerichte training oefening en feedback bij te

dragen aan de competenties van de assessordocent van de COE De volgende docenten van

de SOOS hebben de training succesvol gevolgd Mw Adams Mw Bhaggoe Mw Dankerlui

Mw Lunes Mw Pocorni Mw Ramdin Mw Rosario Mw Rotsburg en Dhr Telgt Op de

foto overhandigt de voorzitter van het bestuur van de SOOS mw Irene Van Dijk-Hankers

het certificaat aan mw Rotsburg De trainer Querlyn Hidalgo kijkt toe

Page 9: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 10: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 11: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 12: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 13: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 14: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 15: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 16: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 17: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 18: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 19: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 20: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 21: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 22: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 23: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 24: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 25: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 26: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 27: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 28: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 29: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 30: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 31: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 32: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 33: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 34: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 35: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 36: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 37: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 38: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 39: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 40: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 41: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 42: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 43: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 44: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 45: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 46: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 47: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 48: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 49: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 50: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 51: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 52: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 53: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 54: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 55: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 56: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 57: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 58: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 59: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 60: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 61: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 62: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 63: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 64: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 65: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 66: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 67: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 68: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 69: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 70: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 71: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 72: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 73: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 74: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 75: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 76: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 77: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 78: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 79: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 80: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 81: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 82: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 83: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 84: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 85: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 86: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 87: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 88: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 89: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 90: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 91: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 92: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 93: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 94: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 95: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 96: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 97: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 98: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 99: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 100: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 101: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 102: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 103: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 104: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 105: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 106: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht
Page 107: Anton de Kom Universiteit van Suriname · Anton de Kom Universiteit van Suriname Faculty of Graduate Studies I.O. Assessment van competenties Een aanzet tot het competentiegericht