uva-dare (digital academic repository) bodemonderzoek ......het in 2011 gepubliceerde...

75
UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl) UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ten behoeve van ecologisch herstel en inrichting van verbindingszone in het gebied Monnikenberg den Haan, M.; Sevink, J. Link to publication Citation for published version (APA): den Haan, M., & Sevink, J. (2014). Bodemonderzoek ten behoeve van ecologisch herstel en inrichting van verbindingszone in het gebied Monnikenberg. Goois Natuurreservaat. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. Download date: 06 Mar 2021

Upload: others

Post on 11-Oct-2020

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Bodemonderzoek ten behoeve van ecologisch herstel en inrichting van verbindingszone inhet gebied Monnikenberg

den Haan, M.; Sevink, J.

Link to publication

Citation for published version (APA):den Haan, M., & Sevink, J. (2014). Bodemonderzoek ten behoeve van ecologisch herstel en inrichting vanverbindingszone in het gebied Monnikenberg. Goois Natuurreservaat.

General rightsIt is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s),other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulationsIf you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, statingyour reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Askthe Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam,The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

Download date: 06 Mar 2021

Page 2: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

1

Bodemonderzoek ten behoeve van ecologisch herstel en inrichting van verbindingszone in het gebied Monnikenberg

MSc. M. den Haan

Prof. dr. J. Sevink

2014

Page 3: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

2

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Stichting Goois Natuurreservaat (GNR)

In samenwerking met:

BK Ingenieurs afdeling Bodem te IJmuiden

Sevink Consultancy te Baarn

Page 4: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

3

Colofon

Titel: Bodemonderzoek ten behoeve van ecologisch herstel en inrichting van verbindingszone in het gebied Monnikenberg Status: Eindversie Datum: december 2014 Auteurs: M. (Michael) den Haan & J. (Jan) Sevink Opdrachtgever: Goois Natuurreservaat | dhr. P. Hulzink Contactgegevens: M. den Haan: [email protected] J. Sevink: [email protected] Omslagfiguur: Luchtfoto 2005 Monnikenberg | bron: Google Earth

Page 5: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

4

Inhoud

Samenvatting 5. 1. Inleiding 6.

1.1 Masterplan Monnikenberg 6. 1.2 Doelstelling onderzoek 7. 1.3 Werkwijze 8. 1.4 Afbakening onderzoek 8.

2. Monnikenberg 10.

2.1 Ontstaansgeschiedenis en morfologie 10. 2.2 Historisch bodemgebruik 10. 2.3 Huidig gebruik 11. 2.4 Streefbeeld natuurgebied Monnikenberg 11.

2.4.1 Groene Schakel 11. 3. Onderzoeksresultaten bodemkundige kenmerken Monnikenberg 12.

3.1 Weiland 12. 3.1.1 Stagnatie 12. 3.1.2 Veenbasis 13. 3.1.3 Paddenpoel 14. 3.1.4 Conclusies ten aanzien van het weiland 15.

3.2 Akker 18. 3.2.1 Bouwvoor 18. 3.2.2 Conclusies ten aanzien van de akker 18.

3.3 Stuifduingebied en voormalige kwekerij 20. 3.3.1 Conclusies ten aanzien van beoogde ecoduct en faunapassage 20.

3.4 Resultaten chemische analyse bodemmonsters 21. 4. Uitvoering, haalbaarheid en mogelijke implicaties herstelmaatregelen 23.

4.1 Weiland 23. 4.2 Akker 28. 4.3 Ecoduct en faunapassage 30. 4.4 Uitvoeringsvoorstel en aandachtspunten toekomstige sanering 30.

5. Conclusies 31. 6. Literatuur 32. 7. Bijlagen 33.

7.1 Compleet overzicht boorbeschrijvingen 33. 7.2 Aanvullende figuren 51. 7.3 Technische annex GIS modellen en bewerkingen 58. 7.4 Analyse resultaten Omegam 61.

Page 6: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

5

Samenvatting

In het kader van ecologisch herstel en ter aanvulling op eerder uitgevoerd inventariserend onderzoek

is een bodemonderzoek uitgevoerd van het eigendomsgebied van het GNR ‘de Monnikenberg’. Naar

aanleiding van de verworven resultaten zijn de eerder gemaakte inrichtingsplannen uit het Alterra

rapport 2209 (2011) besproken en waar mogelijk voorzien van aanbevelingen.

Uit het onderzoek kwam naar voren dat het Monnikenwater een oligotroof hangwaterven is, dat

oorspronkelijk is ontstaan als eutroof grondwaterven. Door toenemende stagnatie is dit ven in de

loop van de tijd veranderd in een hangwaterven . Haar veenbasis (stagnerende podzol B) is al

ontstaan gedurende het Neolithicum (±4000 B.C.), mogelijk zelfs eerder. In de Late Middeleeuwen is

het ven voor het eerst verstoord door afgraven van het veen op kleine schaal. Later, tijdens de aanleg

van het landgoed, hebben er in het gebied grootschalige vergravingen plaatsgevonden, die onder

meer egalisatie en opvulling van het ven omvatten. Ondanks deze grote vergravingen is het karakter

van het hangwaterven niet aangetast omdat de ‘natte’ podzol voor een belangrijk deel intact bleef.

De ruimtelijke verspreiding en het reliëf van de stagnerende laag zijn gedurende deze studie in detail

in kaart gebracht. Deze resultaten tonen aan dat door de aanwezigheid van de (deels) intacte

stagnerende laag en het bovenliggend veendek het gebied uiterst geschikt is voor reconstructie en

(her)ontwikkeling van een hangwaterven. Deze stagnerende laag loopt niet door tot aan de

aangrenzende grondwater gevoede paddenpoel en aanpassingen aan deze poel zullen dus, mits

voorzichtig uitgevoerd, geen effect hebben op de waterhuishouding van het ven. Echter, in het

zuidwestelijke deel van het weiland dienen maatregelen genomen te worden in de vorm van een

kleilaag of ijzeren schot ter voorkoming van zijdelings wegzijgen van water in dit deel van het

weiland. Als er voor gekozen wordt deze maatregelen niet te nemen zal het niveau van het ven lager

komen te liggen wat een aanzienlijk effect zal hebben op de toekomstige omvang van het ven.

Aanvullend onderzoek naar de aanliggende akker toont aan dat haar bodem ook op zeer grote schaal

is verstoord, al beperkt de huidige bouwvoor zich tot 40-50 cm dikte. Voor de geplande inrichting als

droge heide/ heischraalgrasland zal afgraving tot de minerale C horizon mogelijk nodig zijn aangezien

de onverstoorde BC horizon relatief rijk is aan potentieel beschikbaar fosfaat. De achtergrondwaarde

van potentieel beschikbaar P van de ‘arme’ C horizon ligt rond de 0,3 g/kg P. Het westen van de akker

wordt gekenmerkt door een zeer opvallende, opgebrachte laag met zeer veel hout, plastic, botresten

en modern aardewerk. Chemische analyse van deze laag gaf aan dat de vervuiling onder de

interventiewaarden vallen en sanering niet nodig is.

Er worden naar aanleiding van dit onderzoek geen grote problemen voorzien bij beoogde aanleg van

ecoduct en faunapassage. De bodems in het aangewezen gebied zijn diep verstoord en er zijn geen

originele bodemprofielen meer aanwezig (alleen in een dunne strook langs de A27 en tot >1m

overstoven profielen). Hierdoor is er ook een zeer geringe kans dat er archeologisch materiaal zal

worden aangetroffen. Als dit wel het geval is zal dit niet in-situ materiaal zijn, wat interpretatie en

achterhalen van herkomst nagenoeg onmogelijk maakt.

Page 7: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

6

1. Inleiding

In opdracht van het ‘Consortium Masterplan Monnikenberg in het bijzonder Tergooiziekenhuizen’ is

in 2012 een eerste bodemkundig/hydrologisch detailonderzoek verricht binnen het gebied

Monnikenberg, eigendom van het Goois Natuurreservaat, hierna te noemen GNR (Sevink & den

Haan, 2012). Gedurende dit inventariserende onderzoek bleek dat relatief oude en weinig

gedetailleerde 1:50.000 bodem- en geomorfologiekaarten zeer onnauwkeurig en, ten dele, onjuist

waren.

Aanvullende gedetailleerde informatie over het aangrenzende deel van het gebied Monnikenberg

werd verkregen middels een door RAAP Archeologisch Adviesbureau in 2012 uitgevoerd verkennend

archeologisch onderzoek (Coppens & Verschoof MA, 2012). Ten aanzien van de betrouwbaarheid van

de bovengenoemde kaarten kwam RAAP tot dezelfde conclusies. Patronen en verschijnselen

(stuifzanden en hun voorkomen en dikte; voorkomen van overstoven vennetjes) kwamen sterk

overeen met die welke door Sevink en den Haan werden gevonden in het GNR-deel. Het onderzoek

werd overigens bodemkundig begeleid door J. Sevink.

Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op

ecologische inrichting en beheer van het landgoed’ geeft een gedetailleerd voorstel voor die

ecologische inrichting en het beheer, dat is gebaseerd op de eerder genoemde bodem- en

geomorfologiekaarten. Op een aantal wezenlijke punten is daarbij sprake van onjuiste aannames dan

wel veronderstellingen, die gevolgen hebben voor de relevantie van de voorgesteld aanpak.

Aangezien het onderzoek van Sevink en den Haan (2012) niet meer inhield dan een verkenning van

de bodemkundige/hydrologische situatie en ontoereikend is als basis voor uitgewerkte plannen voor

ecologische inrichting is er dan ook gekozen voor een uitgebreider en gedetailleerder hydrologisch en

bodemkundig onderzoek binnen het GNR eigendom van het landgoed Monnikenberg. Gedurende dit

onderzoek is de bodemkundige samenstelling van het gebied in kaart gebracht om als leidraad te

dienen voor de natuurherstelvoorstellen zoals aangedragen door van der Grift et al (2011) in het

Alterra rapport 2209.

De resultaten en aanvullende informatie van het uitgevoerde onderzoek zullen dan ook tegen de

inrichtingsvoorstellen voor het Landgoed Monnikenberg van GNR gehouden worden om deze met

onderbouwing te kunnen bespreken en becommentariëren. Tevens kunnen zij dienen als basis voor

de definitieve inrichtingsplannen van GNR.

1.1 Masterplan Monnikenberg

De huidige functie en inrichting van de Monnikenberg is gebaseerd op natuur en zorgfuncties,

waaronder een ziekenhuis en particuliere bewoning in een groene omgeving. Vernieuwde inrichting

van het gebied met nadruk op zorg- en natuurfuncties zijn beschreven in het ‘Masterplan

Monnikenberg’ (Luisman et al, 2011).

Page 8: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

7

Figuur 1. Hoogtekaart van het Gooi met de ligging van de Monnikenberg (rood). Er is binnen het consortium masterplan Monnikenberg gekozen om binnen het eigendomsgebied van

het GNR natuurherstelwerkzaamheden uit te voeren ter verbetering van de natuurlijke intrinsieke

waarde van het gebied, alsmede het aanleggen van ecologische verbindingen in het kader van de

Groene Schakel en Ecologische Hoofdstructuur. Aan de noordzijde zal het gebied verbonden worden

door een geplande natuurbrug over het spoor, en aan de oostzijde zal een beoogde faunapassage

onder de A27 worden gerealiseerd naar het bosgebied de Hooge Vuursche. Figuur 1 geeft de ligging

van het gebied aan binnen het Gooi.

1.2 Doelstelling onderzoek

In het noordoostelijke deel van het gebied zullen bouwactiviteiten in de vorm van een ecoduct en

faunapassage plaatsvinden met aanzienlijke ingrepen in de bodem en waterhuishouding, die een

permanent of tijdelijk karakter kunnen hebben (zie Huizenga & Winters, 2012). De centrale vraag is

of deze activiteiten directe of indirecte gevolgen hebben voor de rest van het gebied. Tevens rees de

vraag wat de natuurlijke (bodem) kenmerken zijn binnen het gebied en of deze gebruikt en/of

hersteld kunnen worden in natuurlijke staat. Deze vragen zijn in een aantal deelvragen en daaraan

gekoppeld onderzoek uitgewerkt:

1. Wat zijn de kenmerken van de bodems binnen het gebied?

2. Wat is de precieze ruimtelijke verspreiding en het ondergronds reliëf van de eerder

aangetroffen stagnerende laag en veenpakket?

Page 9: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

8

3. Wat is de mate en verbreiding van de reeds eerder vastgestelde bodemverstoring en aard en

dikte van de door landbouw ontstane bouwvoor?

4. Kan er een schatting gemaakt worden van de hoeveelheid af te voeren materiaal bij

ecologisch herstel op basis van relevante scenario’s?

Naast het beantwoorden van deze deelvragen zullen de voorgestelde ecologische inrichting en

beheer van het landgoed (van der Grift et al, 2011) beoordeeld worden op basis van de

voorkomende bodemkenmerken en vergaarde resultaten.

1.3 Werkwijze

De onderzoekresultaten zijn tot stand gekomen middels een combinatie van veldwerk en

bureaustudie. Gedurende het veldwerk zijn 121 handmatige boringen gezet waarbij de

bodemhorizonten, bodemeigenschappen en diepte van verstoring zijn genoteerd. De geografische

locatie van iedere boring is middels een mobiel GIS systeem met GPS connectie (ArcPAD) opgeslagen.

De digitale gegevens zijn beschikbaar gesteld door het GNR en bestonden uit een uitsnede van: het

hoogtemodel met 0,5m resolutie (AHN2), topografische kaart (Top10NL), luchtfoto uit 2010 en

enkele gegevens uit de gemeentelijke basiskaart Nederland (GBKN). Tevens zijn, waar mogelijk, de

boorgegevens uit het eerder uitgevoerde inventariserende bodemonderzoek (Sevink & den Haan,

2012) gebruikt.

Door de verworven veldgegevens te combineren met de beschikbare digitale data konden er

meerdere bewerkingen worden uitgevoerd en (3D) modellen geproduceerd. Gebruikte methoden en

verworven resultaten zullen in onderstaande hoofdstukken en bijbehorende paragrafen in meer

detail beschreven worden. Voor een uitgebreide beschrijving van de digitale bewerking wordt

verwezen naar de technische annex die is bijgevoegd in de bijlagen.

1.4 Afbakening onderzoek

Het onderzoek heeft zich beperkt tot het eigendom van het GNR binnen het plangebied ‘de

Monnikenberg’, zie figuur 2.

Uit het eerder uitgevoerde inventariserende onderzoek (Sevink & den Haan, 2012) kwam al naar

voren dat het onderzoeksgebied in aparte eenheden onderverdeeld moest worden. Dit omdat iedere

eenheid zijn eigen kenmerken in morfologie en (historisch) gebruik heeft. Het is ook daarom dat er

voor een onderverdeling van de gebieden weiland, akker en faunaverbindingen (stuifduingebied/

voormalige kwekerij) is gekozen.

Page 10: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

9

Figuur 2. Luchtfoto van de ligging van het onderzoeksgebied (geel) binnen het plangebied ‘de Monnikenberg’.

Figuur 3. Hoogteprofiel van het onderzoeksgebied, de hoogte is in meters boven NAP.

Page 11: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

10

2. Monnikenberg

Het bosrijke landgoed met klooster wordt aan de noordzijde begrensd door de spoorlijn Amersfoort-

Hilversum, aan de oostzijde door de A27 en aan de zuidzijde door de Soestdijkerstraatweg (N415), en

staat ook wel bekend als de Monnikenberg (figuur 2).

2.1 Ontstaansgeschiedenis en morfologie

De geologische ondergrond van het gebied wordt gekenmerkt door een dik pakket Pleistoceen

dekzand. In dit dekzand ontwikkelde zich podzolen die, in de lager gelegen delen onder invloed van

grondwater, een stagnerende laag ontwikkelden. Door deze stagnerende laag kwam de ontwikkeling

van de veenbasis tot stand. Gedurende het latere deel van het Holoceen – vermoedelijk vanaf de

Middeleeuwen, maar mogelijk al eerder (zie Sevink et al. 2011) kwam het dekzand in beweging, wat

resulteerde in de vorming van stuifduinen.

In eerder uitgevoerd inventariserend onderzoek (Sevink & den Haan, 2011) kwam naar voren dat het

ven een oligotroof hangwaterven is, zoals ondermeer de oorspronkelijke Laarder Wasmeren en het

Hilversumse Wasmeer (Sevink et al, 2013), dat in het verleden is vergraven/verrommeld en mogelijk

zelfs verveend. De stagnerende podzol is goed bewaard gebleven en heeft een onregelmatig

patroon. Het weiland waar dit ven ligt is geëgaliseerd, waarbij een deel is afgegraven met gehele of

gedeeltelijke verdwijning van de droge podzol, en het lage deel met inbegrip van het ven grotendeels

is opgevuld met de afgegraven grond. Het huidige water vormt een restant van het oorspronkelijke

ven.

2.2 Historisch bodemgebruik

Het zandige karakter van de ondergrond in combinatie met begrazing door vee zorgde voor de

ontwikkeling van heide. Deze zogenoemde ‘woeste gronden’ werden gedurende de verdeling door

de Staat in 1840 geveild aan vermogende landeigenaren. De aanleg van het landgoed vond plaats in

1864 en het werd al snel omsloten door de aanleg van de spoorlijn in 1873/74. De villa (en later

klooster) Monnikenberg werd in 1900 gebouwd (de Vries & Sietses, 2012).

De Monnikenberg behoort tot de vroege moderne ontginningen in het Gooi (midden 19e eeuw),

waarbij op grote schaal bos is aangeplant, maar heidevelden ook zijn omgezet in landbouwgrond (zie

bijv. van der Heijden & Kuiters, 2011). Deze ontginning ging veelal gepaard met intensieve

grondbewerking, leidend tot min of meer complete verstoring van het bodemprofiel (podzol).

Overigens is goed mogelijk dat ook al eerder in het Monnikenveld veen is ontgraven (zie o.a. van der

Heijden & Kuiters, 2011). Het gebied wijkt voor wat betreft deze vroege ontginningen sterk af van de

genoemde aangrenzende noordelijke en zuidelijke gebieden, waar het bodemprofiel nauwelijks is

verstoord en op uitgebreide schaal stagnatie op een slecht doorlatende podzol voorkomt.

Page 12: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

11

2.3 Huidig gebruik

Het huidige gebruik van de Monnikenberg is gericht op natuur, recreatie en cultuurhistorie. De

voorkomende natuurtypen zijn bos, ven, weide grasland en akker. Volgens de SNL indeling komen de

volgende beheertypen voor: N04.02 Zoete Plas; N12.02/05 Kruiden- en faunarijk grasland/akker;

N15.02 Dennen-, eiken-, beukenbos; N17.03 Park- en stinzenbos.

2.4 Streefbeeld natuurgebied Monnikenberg

Door de unieke bodemkundige en morfologische eigenschappen van het gebied bestaat de

mogelijkheid het gebied te herinrichten zodat dat er een grotere diversiteit aan natuurtypen kan

worden gerealiseerd om hiermee de flora en fauna op kwalitatief en kwantitatief niveau te

verbeteren. Tevens kan door de ligging van het gebied een ecologische corridor geslagen worden ter

verbinding van de respectievelijk noordelijk en zuidelijk gelegen natuurgebieden zoals is voorgesteld

binnen de ecologische hoofdstructuur (EHS).

2.4.1 Groene Schakel

In het kader van Uitvoeringsprogramma Noordelijke Heuvelrug (GNR et al. 2003) wordt er door het

Goois Natuurreservaat gewerkt aan de ontwikkeling van De Groene Schakel (zie ook GNR 2009). De

doelstelling is het realiseren van een ecologische verbinding tussen de natuurgebieden in het Gooi

(o.a. Bussummerheide, Westerheide, Zuiderheide, Laarder Wasmeer) en op de Utrechtse Heuvelrug

(Boswachterij De Vuursche, Landgoed Pijnenburg). In de ecologische verbinding moeten drie

landschapstypen een plek krijgen: bos, heide en (kleinschalig) agrarisch landschap.

Om dit te realiseren zijn er plannen om tussen de Monnikenberg en Anna’s Hoeve een ecoduct te

bouwen en een faunapassage aan te leggen tussen Monnikenberg en Hooge Vuursche (figuur 4).

Figuur 4. Weergave van de plannen in het kader van

De Groene Schakel omgeving Monnikenberg.

Overgenomen uit GNR, 2009.

Page 13: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

12

3. Onderzoeksresultaten bodemkundige

kenmerken Monnikenberg

1. Wat zijn de kenmerken van de bodems binnen het gebied

Het algehele beeld van de bodemopbouw is dat het gebied in grote mate verstoord en vergraven is.

Dit is te zien aan het op grote schaal voorkomen van bodems bestaande uit een dik dek ‘podzol

materiaal’ (dat wil zeggen een mengsel van herkenbare delen van bodemhorizonten) op een meer of

minder onthoofde podzol, en uit opgeworpen heuvels die uit bodemmateriaal bestaan.

De resultaten van de diverse deelgebieden zoals eerder aangegeven zullen hieronder in verder detail

worden besproken. In het rapport worden de benodigde figuren aanvullend op de resultaten

getoond, overige kaarten en boorbeschrijvingen zijn bijgevoegd in bijlage 7.2.

3.1 Weiland

2. Wat is de precieze ruimtelijke verspreiding en het ondergronds reliëf van de eerder

aangetroffen stagnerende laag en veenpakket?

4. Kan er een schatting gemaakt worden van de hoeveelheid af te voeren materiaal bij

ecologisch herstel op basis van relevante scenario’s?

3.1.1 Stagnatie

Het voorkomen van stagnatie kan afgeleid worden uit een drietal bodemkundige verschijnselen te

weten: 1. Het voorkomen van veen; 2. Het ontbreken van een Bs horizont en in plaats daarvan

aanwezig zijn van een typische natte Bh horizont; 3. Het voorkomen van witte zanden in de

bovenzijde van het veendek. Voor een gedetailleerde uitleg over natte en droge podzolen wordt

verwezen naar Sevink & den Haan (2012).

De genoemde witte zanden zijn onder andere uitgebreid waargenomen bij het onderzoek van het

Laarder Wasmeren gebied (Sevink et al, 2013) en danken hun vorming en kleur aan afzetting van

verspoeld en/of verstoven zand in een open water milieu. Hierbij treedt reductie op en wordt

eventueel nog aanwezig ijzer en organisch materiaal gemobiliseerd. Wat rest zijn witte sterk

gebleekte zandkorrels veelal in banden met variërende dikte voorkomend en ingeschakeld tussen

venige lagen.

Uit de waarnemingen blijkt dat de westelijke zijde van de stagnerende laag een gradueel verloop met

de diepte heeft, in tegenstelling tot het oostelijke deel waar de overgang zeer steil en abrupt is

(figuur 5). In het oostelijke deel komen op grote schaal witzandige lagen voor in de bovenzijde van de

venvulling. Dit patroon is in overeenstemming met het verplaatsingspatroon van de stuifduinen en

de algemeen heersende windrichting (van ZZW naar NNO). Overigens lijkt plaatselijk vóór afzetting

van het stuifzand al flinke erosie te zijn opgetreden blijkend uit het ontbreken van het oude

podzolprofiel onder het stuifzand in het profiel van boring 29.

Page 14: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

13

De begrenzing van het oorspronkelijke ven kan afgeleid worden uit de overgang tussen onder relatief

natte omstandigheden ontstane profielen (dat wil zeggen zonder Bs horizont), en “droge” profielen

met Bs. Voorbeelden hiervan zijn de profielen in de boringen 7, 30, 39, 49 en 56 t/m 58. In deze

profielen ontbreekt een bovenliggend veendek. Aan de NW zijde liepen de randen dus geleidelijker

af, in tegenstelling tot de meer onder invloed van steile stuifzandwanden zijnde oostelijke gebieden

tegen de bosrand aan. Dit wordt geïllustreerd door figuur 5 (diepteligging stagnerende laag tov

maaiveld en tov +NAP).

Boringen 35 t/m 38 hebben direct onder de bouwvoor een laag veen met daar doorheen banden

witzand met variërende dikte. Dit wordt alleen aan de rand van de huidige waterpartij aangetroffen.

Omdat deze laag bovenop de verrommelde / doorgespitte laag zit geeft dit aan dat het overgebleven

ven zich na de aanleg van het landgoed deels had hersteld en tevens groter was dan de huidige

omvang van de waterpartij.

Figuur 5. Ruimtelijke verspreiding en reliëf van de bovenzijde van de stagnerende laag. De

kleurenweergave (groen – wit) geven de diepte van de stagnerende laag in cm vanaf huidige

maaiveld aan. De contourlijnen vertegenwoordigen de hoogtewaarden van de stagnerende laag in

meter boven NAP.

3.1.2 Veenbasis

De dikte van het veenpakket (figuur 6) komt in redelijke mate overeen met de diepte van de

stagnerende laag, dat wil zeggen in het (noord)westelijke deel een dunner pakket en dikke pakketten

aan de oostelijke zijde. Tevens waren er aan de westelijke zijde enkele locaties waar het veendek

ontbrak, maar er wel een stagnerende podzol werd aangetroffen. Het zeer onregelmatig verloop en

Page 15: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

14

plaatselijk ontbreken van het veendek geeft aan dat het veenpakket is verstoord/vergraven. Dit is

dan ook vooral gebeurd op de delen die beter toegankelijk waren (noordwestelijke deel).

Pollenanalyse en C14 dateringen uit het veen (van Geel & Sevink, in prep.) tonen aan dat de basis

van het veen is ontstaan voor de aanvang van landbouw in het gebied (Neolithicum maar mogelijk

ook eerder). De bovenzijde van het veen bevat boekweit en hennep wat zou aangeven dat dit een

Laatmiddeleeuwse ouderdom heeft, al kwamen de C14 resultaten hier niet mee overeen. Dit komt

dus redelijk overeen met de door van der Heijden en Kuiters (2011) gemelde vroege (Middeleeuwse)

vervening.

De onderzochte sectie van van Geel & Sevink (in prep) bestaat voor wat betreft de onderzijde uit

goed herkenbare plant-macroresten, terwijl het verstoorde middelste en bovenste deel van het veen

overwegend uit fijn, slecht herkenbaar organisch materiaal bestaat. Dit onderscheid tussen dieper

goed bewaard, en ondieper sterk omgezet/ gehomogeniseerd veen komt in de boringen als

algemeen kenmerk terug.

Figuur 6. Dikte van veenpakket in cm op basis van geïnterpoleerde gegevens. In het noordoosten is

duidelijk de dieper gelegen paddenpoel te zien.

3.1.3 Paddenpoel

De rand van het voormalige ven lag ten zuidwesten van de locatie van de huidige paddenpoel en er

is geen verbinding in de vorm van een stagnerende laag tussen dit ven en de paddenpoel. De diep

uitgegraven paddenpoel (figuur 6) is grondwater gevoed (Sevink & den Haan, 2012).

Aanpassingen/opschoning hiervan zal, mits voorzichtig uitgevoerd, daarom dan ook geen invloed

hebben op de stagnerende laag en het te herstellen veenpakket.

Page 16: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

15

3.1.4 Conclusies ten aanzien van het weiland

Op basis van de waarnemingen kunnen er conclusies worden getrokken op een drietal punten.

Allereerst is inzicht verkregen in ontstaan van ven en de geschiedenis van het landschap en de

daaruit resulterende bodemopbouw. De kennis van deze bodemopbouw vormt de basis voor herstel

en ontwikkeling en daarbij te hanteren scenario’s. Deze zijn uitgewerkt tot gekwantificeerde volumes

af te voeren grond. Deze punten zullen achtereenvolgens besproken worden.

3.1.4.1 Ontstaan ven en landschapsgeschiedenis

Op basis van de gedane boringen en waarnemingen kan het ontstaan van het ven en de

landschapsgeschiedenis van het weiland als volgt worden beschreven:

1. Vorming van een meer als gevolg van hoge grondwaterstand, waarbij een natte podzol ontstaat,

die steeds ondoorlatender wordt en leidt tot geleidelijke uitbreiding van de stagnatie, uiteindelijk tot

boven het grondwaterniveau. Veenvorming gaat optreden, waarbij eerst eutroof/mesotroof veen

wordt gevormd - grondwater gevoed - maar geleidelijk een overgang plaats vindt naar een

hangwaterven met oligotroof veen.

2. Vanuit het zuidwesten wordt stuifzand het ven in geblazen, waarbij een afwisseling van wit

zandige afzettingen en veenlagen aan die zijde ontstaat. Elders meer doorlopend veenvorming.

3. Waarschijnlijk in de late Middeleeuwen wordt het ven grotendeels ontveend en vergraven. Het

huidige oppervlak van het veen is namelijk onregelmatig en soms ontbreekt het geheel.

4. Bij de aanleg van het landgoed - zo’n 150-200 jaar geleden, wordt het ven flink op de schop

genomen, net als de rest van het landgoed. Het weiland wordt min of meer geëgaliseerd, waarbij een

deel wordt afgegraven en de afgegraven grond wordt gebruikt om het lage deel op te vullen en te

egaliseren. Een klein meertje wordt open gelaten.

5. Vervolgens wordt er op dat nieuwe oppervlak flink geploegd en gemest, waarbij een dikke

bouwvoor ontstaat. Bij het meertje ontstaat opnieuw een kleine zone van venige gronden met

verspoeld wit zand, maar nu als heel lokaal verschijnsel.

3.1.4.2 Scenario’s

Op basis van de vergaarde resultaten ten aanzien van het onderzoek naar het ontstaan van het ven

en bijbehorende landschap zijn er voor de inrichting van het weiland een drietal scenario’s

opgemaakt. Er is voor deze manier gekozen om zo de voor- en nadelen van de verschillende

scenario’s tegen elkaar uit te kunnen zetten. Hieronder zullen alleen de scenario’s uitgezet worden,

voor een beschrijving over de haalbaarheid en eventuele uitvoering wordt verwezen naar hoofdstuk

4. De scenario’s zoals opgemaakt zijn:

1. Afgraven van de bouwvoor - In het geval van scenario 1 gaat het enkel om het afgraven van de bovenste 40-50 cm dikke, organisch rijke bouwvoor van het gehele weiland.

2. Afgraven tot aan de bovenkant van het ongestoorde pakket - Voor scenario 2 geldt dat over het gehele weiland de bouwvoor en verstoorde laag verwijderd zullen worden. in het gedeelte waar de stagnerende laag voorkomt zou

Page 17: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

16

dit veelal betekenen dat er tot aan de bovenkant van het veenpakket gesaneerd zal worden.

3. Afgraven tot op de bovenzijde van de stagnerende laag - In scenario 3 zullen zowel de bouwvoor, gestoorde laag en veendek verwijderd worden tot aan het voorkomen van de stagnerende laag. In het gedeelte van het weiland waar deze laag ontbreekt zal de bouwvoor en verstoorde laag afgegraven worden.

3.1.4.3 Volumes af te voeren grond en daarbij geldende randvoorwaarden

Op basis van de verzamelde gegevens is er voor het weiland een berekening gemaakt voor de

hoeveelheid af te voeren materiaal. Hierbij dient wel rekening gehouden te worden met een

afwijkende oppervlakte voor de volumeberekening, dit omdat de interpolatie niet het gehele

oppervlak van het weiland beslaat. De werkelijke oppervlakte van het weiland beslaat 5,4 ha (54089

m2), terwijl er voor de volumeberekening ‘slechts’ een oppervlak van 4,9 ha (49658 m2) is gebruikt.

Ondanks deze afwijking komt de schatting van af te voeren materiaal in scenario 1 (afgraven van de

bouwvoor) op 20142 m3. Voor scenario 2 (afgraven tot de onverstoorde laag) komt het volume af te

graven materiaal op 34037m3. Het volume af te graven materiaal uitgaande van scenario 3 (afgraven

tot stagnerende laag) komt uit op 44135 m3. Hieronder in figuur 7 t/m 9 worden de diktes van de af

te voeren grond in centimeters vanaf het maaiveld voor de drie scenario’s in het weiland

weergegeven. Voor een visualisatie van de vernieuwde maaiveld hoogtes in meter boven NAP wordt

verwezen naar de figuren in hoofdstuk 4.

Figuur 7. Dikte af te voeren bouwvoor in centimeters vanaf het maaiveld

Page 18: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

17

Figuur 8. Dikte af te voeren grond tot bovenzijde onverstoorde laag in centimeters vanaf het maaiveld.

Figuur 9. Dikte af te voeren grond tot bovenzijde stagnerende laag in centimeters vanaf het maaiveld.

Page 19: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

18

3.2 Akker

3. Wat is de mate en verbreiding van de reeds eerder vastgestelde bodemverstoring en aard en

dikte van de door landbouw ontstane bouwvoor?

4. Kan er een schatting gemaakt worden van de hoeveelheid af te voeren materiaal bij

ecologisch herstel op basis van relevante scenario’s?

3.2.1 Bouwvoor

De bodems in de akker bestaan uit een organisch rijke bouwvoor met een dikte van 40-50 cm. Onder

deze bouwvoor zit al dan niet een vergraven laag met daaronder het zeer humusarme originele

profiel. In het westelijke deel van de oostelijke akker is een grofzandige, zeer organisch rijke laag

aangetroffen met zeer veel hout, plastic, botresten en modern aardewerk. De aard van deze laag gaf

duidelijk aan dat deze recentelijk opgebracht was. Om de kwaliteit van deze laag te beoordelen is er

een bulkmonster (n=10) genomen en zijn de chemische eigenschappen onderzocht. De resultaten

hiervan worden geven in paragraaf 3.4.

Uit het eerder uitgevoerde onderzoek kwam naar voren dat in de akkerbodems de hoeveelheid

fosfaat zeer hoog is. Tevens bleek dat het fosfaatgehalte in de onderzijde van de onthoofde podzol

profielen hoger uitviel dan bij de venbodems, maar naar de onderzijde van het profiel wel afliepen.

Dit geeft aan dat het fosfaat in de akkerbodems dieper uitspoelt om daarna te worden vastgelegd. Er

is daarom bij de uitwerking van de resultaten uitgegaan van een tweetal scenario’s, te weten

sanering tot de onverstoorde laag en sanering tot de minerale C horizon.

3.2.2 Volumes af te voeren grond en daarbij geldende randvoorwaarden

Er is voor beide scenario’s een volume berekening gemaakt over de hoeveelheid af te voeren

materiaal. De totale oppervlakte van de akker beslaat 2,5 ha (25816 m2). Bij afgraving tot de

verstoorde laag zou een volume van 21570 m3 afgevoerd moeten worden, terwijl bij het geheel

afgraven tot de minerale C horizon het volume af te voeren materiaal 27018 m3 zou omvatten.

In de onderstaande figuren (10 en 11) staan respectievelijk de diktes van de bouwvoor+verstoorde

laag en van de diepte tot de minerale C horizon gevisualiseerd. Deze figuren geven een beeld van de

dieptes af te graven grond vanaf het maaiveld voor beide scenario’s. De resultaten van beide

scenario’s in hoogte in meters boven NAP na afgraving worden weergegeven in figuur 15 en 16 in

hoofdstuk 4.

Page 20: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

19

Figuur 10. Dikte af te voeren materiaal tot onverstoorde laag in cm vanaf het maaiveld.

Figuur 11. Dikte af te voeren materiaal tot minerale C horizon in cm vanaf het maaiveld.

Page 21: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

20

3.3 Stuifduinen en voormalige kwekerij

In de verdere omgeving zijn bij de aanleg van het landgoed de bodems diep verspit, soms wel tot een

meter. Dit was in de boringen duidelijk zichtbaar door het ontbreken van stratificatie en originele

profielen.

Originele profielen zijn wel aangetroffen in een dunne strook langs de A27. Hier waren boven de

oudere podzolen micropodzolen in het stuifzand ontstaan. Andere delen waar originele profielen

aangetroffen zijn, zijn de hoger gelegen delen van stuifduinen. In meer detail daar waar de oude

podzolbodems in dekzand zijn bedekt met een laag stuifzand van >1 meter.

Uit de boringen kwam naar voren dat het gebied van het beoogde ecoduct ernstig is vergraven. Dit is

zichtbaar in de vorm van een grote heuvel bestaande uit witzand en veen, gelegen nabij de

spoorbaan. Deze heuvel is ontstaan door het dumpen van materiaal dat naar alle waarschijnlijkheid

uit het ven is gehaald voordat het ven geëgaliseerd werd met de eerder genoemde vergraven podzol.

Het gebied van de voormalige kwekerij toont een vergelijkbaar beeld met de bodemprofielen in de

omgeving, dat is dat door egalisatie het originele profiel is afgegraven en (ten dele) ontbreekt.

Tevens is er hier een zeer dikke bouwvoor aanwezig, wat in overeenstemming is met het voormalige

gebruik. Van de bouwvoor is een bulkmonster (n=10) genomen waar de chemische eigenschappen

van zijn geanalyseerd. De resultaten hiervan zijn weergegeven in de onderstaande paragraaf 3.4.

Door de extensieve en diepe verstoring in het gebied aan beide zijden van de A27 zullen er geen

problemen ontstaan in verband met mogelijke verstoring van intacte bodems bij zowel de aanleg van

het ecoduct, alsmede bij het graven van de faunapassage. Tevens is door de verstoring de kans op

aanwezigheid van in-situ archeologisch materiaal zeer klein.

3.3.1 Conclusies ten aanzien van het beoogde ecoduct en faunapassage

De locatie van het toekomstige ecoduct en faunapassage kan opgedeeld worden in een drietal

gebieden die bodemkundig van elkaar te onderscheiden zijn. Dit zijn: het speelveld, het

stuifduingebied omsloten door de spoorweg en A27 en de voormalige kwekerij ten oosten van de

A27.

Hieronder worden de waarnemingsresultaten alsmede de voorkomende bodems en

ontstaansgeschiedenis kort beschreven.

Speelveld

- Het oude stuifduinen patroon met podzolen is volledig vergraven tot een diepte van

ongeveer 90 - 100 cm. In het bos rondom de speeltuin waar het reliëf intact is gelaten (niet

geëgaliseerd) is de oude overstoven podzol bewaard gebleven, mits bedekt door een laag

stuifzand van meer dan 1 meter.

Stuifduingebied

- In een smalle strook noordelijk van de beukenlaan en westelijk langs de A27 zijn nog volledig

intacte bodemprofielen aanwezig. De oude podzolen ontwikkeld in dekzand zijn overstoven

geraakt met stuifzand en gedurende lange tijd stabiel. Dit is te zien aan de goed ontwikkelde

Page 22: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

21

micropodzolen in de bovenste 30-50 cm. De bodemkenmerken zoals de vorming van

micropodzolen aan de bovenzijde van het vergraven deel wijzen uit dat deze bosaanleg 150 –

200 jaar geleden hebben plaatsgevonden.

- De bodem in het stuifduin landschap zuidelijk van de spoorlijn is bij de aanleg van het bos

volledig vergraven tot een diepte van 90-120 cm. Het gaat hier om een oude verstoring

aangezien ook hier in de eerste 20cm van de bodemprofielen micropodzolen zijn ontwikkeld

die ten minste 100-200 jaar nodig hebben om te ontwikkelen.

- Na de bosaanleg en verstoring is het heuvelachtige reliëf nog lokaal verstoord en opgehoogd

met allochtoon materiaal (wit grofzand), vermoedelijk afkomstig uit de voormalige kwekerij

(afgegraven E horizont) of uit het ven als restant van ontvening. Over de precieze herkomst

van dit materiaal is zonder laboratoriumonderzoek weinig te zeggen

Voormalige kwekerij

- Het gebied bestond origineel uit een heuvelig dekzandgebied met laagtes en met mogelijk

stuifduinen. In de laagste delen is lokaal een min of meer hydromorfe podzol aangetroffen

wijzend op grondwater binnen 1 m diepte (boring 73), passend in het beeld van een

regionaal GHG van 1,80+NAP. De hogere delen bestonden uit podzolen. Het gebied is volledig

vergraven en ontwaterd. Dit is te zien aan de aanwezige greppels en egalisatie van het

gebied, alsmede de verstoring in de bodem.

- De dikke Ap (+-50 cm) verraad het oude landbouwgebruik van het gebied.

3.4 Resultaten chemische analyse bodemmonsters

In navolging op het eerder uitgevoerd chemisch bodem onderzoek (Sevink & den Haan, 2012) is een

tweetal bulkmonsters (n=10) van de Ap horizont (bouwvoor) geanalyseerd op zware metalen, N, P en

C, alsmede op organische verbindingen en minerale olie. Deze monsters zijn genomen van de

bouwvoor in de voormalige kwekerij langs de A27 en de opgebrachte laag in het westelijke deel van

de oostelijke akker. In tabel 1 worden de resultaten hiervan weergegeven.

Aanvullend is de hoeveelheid biologisch beschikbaar fosfaat in de akkerbodems onderzocht. Er zijn

hiervoor op zes locaties van zowel de B(C) horizont als de C horizont monsters genomen. Monster 2B

en 3B zijn in de verstoorde podzol genomen. Monsters 1B, 4B, 5B en 6B zijn in de BC horizon

genomen. Middels de methode van ammoniumoxalaat-oxaalzuurextractie (Searle & Daly, 1977; Zee

et al, 1987) zijn de hoeveelheid Al, Fe en P in oplossing geanalyseerd. Daarnaast is de pH van de

monsters bepaald in water. De resultaten van deze analyses worden weergegeven in tabel 2. Voor

een overzicht van de monsterlocaties en compleet overzicht van de resultaten een wordt

respectievelijk verwezen naar bijlage 7.2 en 7.4.1.

Page 23: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

22

Tabel 1: C, N en P gehalten, alsook C/N en N/P ratios.

%C C/N %N mg/kg

N

%P mg/kg

P

N/P Droogrest

%

Kwekerij A27 2.0 14.3 0.14 1400 0.080 800 1.75 86.3

Verstoorde laag Akker 6.0 26.1 0.23 2300 0.036 360 6.39 74.5

Uit de chemische analyses kunnen de volgende conclusies getrokken worden:

Kwekerij:

Een lage C/N ratio door een overmaat aan stikstof. Uit deze lage C/N ratio kan geconcludeerd

worden dat de bovengrond goed omgezette organische stof bevat, wijzend op een vrij eutrofe

bodem. Dit wordt bevestigd door de N/P ratio, die duidt op een overschot aan P, veroorzaakt door de

langdurige bemesting van de kwekerij.

Akker:

De zeer hoge hoeveelheid NO3 (nitraat) wijst op zware recente bemesting, in overeenstemming met

de waarnemingen gedaan aan het recent gedumpte materiaal. C/N ratios reflecteren de originele

landbouwbodem en zijn relatief hoog, in overeenstemming met de eerder gevonden resultaten uit

2012. Deze C/N ratio (boven de 24) geeft aan dat er stikstofvastlegging plaats vindt in de bodem.

Ondanks de hoge P waarde ligt deze toch lager dan verwacht. Globaal gezien treden bij waarden van

N/P kleiner dan 15 een tekort aan N op, c.q. een overschot aan P. Is de waarde groter dan 15 dan is

sprake van een tekort aan P. Van belang is verder dat totaal P niet gelijk is aan de beschikbare

hoeveelheid P (deze is lager), alhoewel die waarden van totaal P toch een redelijke aanwijzing geven

voor de mate waarin P is geaccumuleerd. Daarom is er gekozen om voor de akkerbodems het

biobeschikbare fosfaat met diepte te analyseren middels oxalaatextractie. Vrij beschikbaar fosfor

komt het meest voor in de vorm van fosfaat (PO43-). Fosfaat in de bodem is grofweg te verdelen in

vier fracties: een labiele, direct beschikbare fractie (met name in het bodemvocht), een fractie die

aan ijzer, ijzer(hydr)oxiden en aluminium (inclusief organische complexen) gebonden is, een fractie

die aan calcium(carbonaat) gebonden is en een organische fractie (Lamers et al., 2005). De

hoeveelheid ijzer en aluminium in de bodem zegt echter nog niet veel over de bindingscapaciteit

voor P van een bodem. Een deel van de ijzer en aluminium ionen kan namelijk ingebouwd zijn in

kristallen in kleimineralen, veldspaten, zware mineralen en kristallijn ijzer en aluminiumhydroxiden.

Deze ionen zullen alleen op zeer lange termijn onder extreme omstandigheden beschikbaar komen.

Van groter belang zijn de ‘actieve’ vormen van Fe en Al, welke aanwezig zijn als amorfe hydroxiden

en zich binden aan organisch materiaal. Deze ’actieve’ vormen hebben een groot sorptieoppervlak en

P gebonden aan deze ‘actieve’ vormen is relatief snel beschikbaar. Deze ‘actieve’ vormen zijn dus een

potentiële bron van opgelost P. Bij een ammoniumoxalaat-zuur extractie lossen amorfe ijzer- en

aluminiumoxiden op (Houba et al, 1986). Ook calciumfosfaten lossen op tijdens deze extractie. Deze

methode zou dus als een goede maat kunnen worden gezien voor het voor nalevering beschikbare P

van het sorptiecomplex.

Page 24: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

23

Tabel 2: Al, Fe en P hoeveelheden en pH van akkermonsters en mol ratio’s

Al mg/kg Fe mg/kg P mg/kg pH

Al/P

molratio

Fe/P

molratio

Al+Fe/P

molratio

Al/Fe

molratio

1-b 9330 1355 1425 5,44 7,5 0,5 8,0 14

1-c 9443 1011 506 5,28 21,4 1,1 22,5 19

2-b 20270 920 2163 5,21 10,8 0,2 11,0 46

2-c 10080 520 425 5,13 27,2 0,7 27,9 40

3-b 23270 2044 4150 4,42 6,4 0,3 6,7 24

3-c 7287 740 300 4,83 27,9 1,4 29,3 20

4-b 30410 801 920 4,87 38,0 0,5 38,4 78

4-c 9780 471 361 5,16 31,1 0,7 31,8 43

5-b 12550 993 632 4,8 22,8 0,9 23,7 26

5-c 7227 461 303 4,98 27,4 0,8 28,2 32

6-b 10750 1129 1678 5,3 7,4 0,4 7,7 20

6-c 10410 560 310 5,06 38,6 1,0 39,6 38

De resultaten van de totale hoeveelheid P en biobeschikbaar P zijn in overeenstemming met de

eerder gevonden waarden van de profielen met onthoofde podzol en venbodem, alsmede de

akkermonsters. Dat wil zeggen een hoge hoeveelheid totaal fosfaat in de bouwvoor. Bij de

akkerbodems bleek tevens dat het totale fosfaat aan de bovenzijde van de verstoorde podzol

gelijkwaardig hoge waarden vertoonde met de venbodems in het weiland. Het totale fosfaat nam

binnen de akkerbodems wel af met diepte.

De hoeveelheden biobeschikbaar P binnen de akkerbodems vertoonde het volgende beeld:

- Voor alle monsters geldt dat er een duidelijk verloop van biobeschikbaar P met diepte

zichtbaar is tussen de ‘rijkere’ B(C) horizonten en ‘armere’ C horizonten.

- Een tweedeling is te zien tussen hogere P waarden van monsters 1, 2 en 3 (genomen in de

diep geploegde akker) en significant lagere P waarden van monster 4, 5 en 6 (ongeploegde

akker).

- In de verstoorde podzol cq. tot grote diepte geploegde profielen (monster 1b, 2b en 3b)

liggen de waarden van P het hoogst (tot 4 g P/kg), al zijn deze wel zeer variabel.

- In de monsters van de ‘armere’ C horizont schommelen de waarden rond de 0,3 g P/kg. Dit is

het meest duidelijk in de monsters 3C, 4C, 5C en 6C.

- Fe en Al waarden en de diverse mol ratio’s volgen een vergelijkbaar patroon, echter de zeer

hoge Al waarde voor monster 4b zou verklaard kunnen worden door een restant van een

voormalige Bh horizon in de verstoorde podzol. Dit monster is namelijk direct onder de

verstoorde podzol in de BC horizon genomen.

- De hogere pH van de geploegde monsters is verklaarbaar door een sterkere verrijking met

meststoffen.

In de bouwvoor van de voormalige kwekerij zijn licht verhoogde waarden van koper, lood en PAK’s

(Polycyclische aromatische koolstoffen) aangetroffen maar de waarden hiervan lagen ruim onder de

interventiewaarden. Er hoeft bij de sanering van de bodem dan ook geen rekening gehouden te

worden met milieuhygiënische maatregelen bij de afvoer van het materiaal.

Page 25: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

24

4. Uitvoering, haalbaarheid en mogelijke

implicaties herstelmaatregelen

Eerdere inrichtingsvoorstellen voor de Monnikenberg zijn gedaan in het Alterra rapport 2209 (2011).

Op basis van de resultaten uit dit onderzoek zullen deze voorstellen in dit hoofdstuk tegen een nieuw

licht gehouden worden en zullen er op basis van de eerder gemaakte inrichtingsvoorstellen

aanbevelingen worden geformuleerd. Zoals eerder besproken zullen de deelgebieden weiland, akker

en faunapassages apart behandeld worden om zo per deelgebied een aparte beschrijving en per

opgesteld scenario aanbevelingen te kunnen geven.

4.1.Weiland

De ruimtelijke verspreiding van de stagnerende laag en bijbehorend veendek zijn nu goed in beeld.

Hiermee is het herstel van het oorspronkelijke ven haalbaar geworden, al moet er wel rekening

gehouden worden met het aanwezige veen en onderliggende stagnerende laag. Omdat het ven

hangwater gevoed is, is het essentieel dat de stagnerende laag niet verstoord wordt. Door de

bouwvoor en verstoorde laag van het veen af te halen wordt de kans op verstoring van de

stagnerende laag zo klein mogelijk gehouden. Tevens is de hoeveelheid af te voeren materiaal

minder, wat daarmee zorgt voor een kostenefficiëntere variant.

Op basis van de resultaten van het bodemkundige onderzoek en met betrekking tot de eerder

beschreven scenario’s voor het weiland kunnen er binnen deze bodems 4 lagen van elkaar

onderscheiden worden, te weten: bouwvoor, opgebrachte grond (podzol), veenpakket +

witzandlagen en de stagnerende laag.

De herkenning van ieder van deze lagen is van belang in het toekomstige bestek alsmede de

uitvoering, omdat iedere laag zijn eigen eigenschappen en toepassing heeft. De organisch rijke

bouwvoor zou separaat afgevoerd kunnen worden. Ook voor de verstoorde laag, bestaande uit de

vergraven podzol, is eenvoudig een herbestemming te vinden.

Ondanks de hoge mate van veraarding (mineralisatie) van het veen, is het organisch stofgehalte

hoog. Dit maakt dat deze laag geschikt zou zijn voor toepassingen elders.

4.1.1 Bodemkwaliteit

De resultaten van eerder uitgevoerd chemisch onderzoek van de grondmonsters lieten een relatief

lage EC zien, die naar beneden in de verstoorde laag enigszins afloopt. Dit komt door de lagere

hoeveelheid organische stof en dus ook minder uitwisselingsplaatsen, terwijl de pH wat oploopt. De

waarden duiden op een relatief nutriëntarme en vrij zure bodem. Opvallend is daarbij het verschil

tussen de sterk humeuze en slecht gedraineerde bodems in het centrale deel van het weiland (203

en 422) en de bovengronden van de onthoofde podzolen ten westen hiervan (208 en 425), die

duidelijk zuurder en armer zijn. Het organisch stofgehalte en N-gehalte is ook duidelijk hoger bij de

Page 26: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

25

hangwaterprofielen van het ven. Opvallend is echter dat de P-waarden op een diepte van ca. 50 cm

in de onthoofde podzolen hoger is dan in de veniger venbodems. Dit duidt op een verdere

uitspoeling van P en vastlegging daarvan in de zandige podzolondergrond. Tevens zijn de C en N

waarden in de bovengrond duidelijk hoger dan in de ondergrond, dit als gevolg van het hogere

organische stofgehalte van de bovengrond, maar ook de effecten van langdurige bemesting blijkend

uit het hogere P-gehalte van de bovengrond.

Het geheel aan data – EC, pH en C/N/P waarden en hun ratios – duidt er op dat de bodems als

eutroof gekenmerkt kunnen worden, met kleine verschillen tussen ‘venbodem’ en vergraven podzol.

Voor P geldt daarbij dat de bodems vermoedelijk verzadigd zijn met P, gegeven de lage N/P ratios en

ook in absolute zin vrij hoge P-gehalten.

De wateranalyses lieten een beeld zien dat geheel in overeenstemming is met de analyse van de

grondmonsters. De overeenkomst tussen hangwater en ondiep grondwater kwam in de

overgangszone duidelijk naar voren. Zij bevestigen het beeld van een tijdens regenperioden

overlopend relatief nutriëntarm hangwaterven, (lage EC), waarbij dit overlopende water wegzijgt

naar het grondwater.

Gegevens over EC en pH van het diepere grondwater in het Monnikenveld zijn niet bekend.

4.1.2 Sanering

Bij het afgraven van de bouwvoor en verstoorde laag dient er rekening mee te worden gehouden dat

de stagnerende laag en het bovenliggend veenpakket niet verstoord worden als het doel is om het

ven in originele staat te herstellen.

Het scenario van de af te graven bouwvoor (scenario 1) wordt niet meegenomen, omdat bij enkel het

afgraven van de bouwvoor in het gedeelte met de stagnerende laag een mineraal dek (verstoorde

laag) boven het veen blijft bestaan. Dit zal ervoor zorgen dat het herstel van het ven niet optimaal zal

verlopen. Echter, onderscheid tussen bouwvoormateriaal en dieper gelegen bodemmaterialen is van

belang voor de toepassing van de ontgraven grond. Aangezien deze organisch rijke laag gebruikt kan

worden wordt het volume van de laag bouwvoor wel aangegeven, zoals beschreven in hoofdstuk 3.

Gegeven het voorgaande zijn alleen voor de scenario’s 2 en 3 figuren gemaakt waar het vernieuwde

maaiveld in meter boven NAP wordt weergegeven. Deze zijn weergegeven in onderstaande figuren

12 en 13.

Page 27: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

26

Figuur 12. Vernieuwde situatie hoogte maaiveld in meters +NAP na afgraving bouwvoor en verstoorde laag; scenario 2.

Figuur 13. Vernieuwde situatie hoogte maaiveld in meters +NAP na afgraving tot bovenzijde stagnerende laag; scenario 3.

Page 28: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

27

4.1.3 Inrichting/ uitvoeringsvoorstel binnen het weiland

Om in het gebied van het weiland de beoogde natuurdoeltypen te kunnen realiseren kunnen een

aantal aanbevelingen gegeven worden die betrekking hebben op de eerder geschetste scenario’s en

uit te voeren sanering.

Vanuit bodemkundig perspectief gaat de voorkeur uit naar scenario 2. Het afgraven van de bouwvoor

en verstoorde podzol in het gedeelte met de stagnerende laag alsmede het behoud van het veendek

zal door de natuurlijke waterdragende capaciteit van deze laag resulteren in een beter en sneller

herstel van het ven.

Scenario 1 is niet een goede optie omdat er een minerale laag boven het veendek aanwezig zal

blijven. Dit zal het herstel van het ven ernstig beperken dan wel niet volledig onmogelijk maken. Ook

scenario 3 is niet de meest ideale optie, omdat voorkomen moet worden dat de stagnerende laag

verstoord wordt. Bij de uitvoering van scenario 3 is hier een zeer reële kans op, wat het herstel van

het ven onmogelijk zou maken.

Op basis van de aangetroffen en waargenomen voormalige grens van het ven is aan te nemen dat de

venbasis zich na sanering conform scenario 2 zal gaan herstellen op een hoogte van ongeveer 2.7

meter +NAP. Er kan hierdoor een inschatting gemaakt worden van het venniveau na sanering op

basis van de vernieuwde hoogte van het maaiveld (figuur 14).

In figuur 14 is duidelijk zichtbaar dat het ven op enkele plaatsen overloop zal vertonen. In zowel de

oostelijke zijde als de noordelijke zijde richting het bos komt de stagnerende laag snel omhoog en zal

een afsluitende werking hebben.

Uit interne communicatie met het GNR (P. Hulzink) bleek dat de stagnerende laag in het

zuidwestelijke deel vergraven is geraakt bij bouwwerkzaamheden. Door deze verstoring zal, wanneer

er geen maatregelen zullen worden genomen, wegzijging van water uit de zuidwestelijke zijde van

het ven plaatsvinden. Het ven zal door de aanwezigheid van een verhoogde richel in de stagnerende

laag naar alle waarschijnlijkheid op 2,6 meter +NAP komen te liggen en daarmee een stuk kleiner

worden in omvang (figuur 14). Wegzijging van water in de zuidwestelijke zijde kan worden

voorkomen door maatregelen in de vorm van aanbrengen van een kleilaag of stalen wand die een

basis dienen te hebben op de bovenzijde van de stagnerende laag en ten minste een hoogte van 2,8

m +NAP.

Page 29: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

28

Figuur 14. Vernieuwde situatie hoogte maaiveld in meters +NAP na afgraving bouwvoor en

verstoorde laag; met contourlijnen met 5 cm interval. In blauw wordt het vernieuwde ven niveau op

2,7m +NAP weergegeven, in geel het niveau van 2,6m +NAP.

Het graduele verloop van de stagnerende laag aan de westelijke zijde van het weiland zorgt ervoor

dat deze ‘droge’ zijde toch gevoed worden met overloopwater vanuit het ven. Hierdoor zou er in dit

gedeelte van het weiland waar de stagnerende laag niet voorkomt, en hier de bouwvoor en

verstoorde laag afgegraven worden, in de overgangsrandzone richting de akker een natte

heidevegetatie gerealiseerd kunnen worden. Dit is gebaseerd op eerder uitgevoerde chemische

wateranalyses alsmede grond-, en hangwaterhoogtes en waarnemingen gedurende het eerder

uitgevoerde inventariserende onderzoek (Sevink & den Haan, 2012). Dit onderzoek heeft

plaatsgevonden in het voorjaar van 2012 (mei – veldwerk) gedurende een natte periode. In het kader

van inrichting met een natte heidevegetatie luidt het devies dan ook om in ook het deel van het

weiland waar de stagnerende laag ontbreekt zowel de bouwvoor alsmede de verstoorde podzol af te

graven.

Het eerder voorgestelde baggeren van het water (van der Grift et al, 2011) behoort niet tot de opties

en moet ten aller tijden vermeden worden, aangezien hiermee de kans dat de stagnerende laag zal

worden verstoord te groot is.

Page 30: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

29

4.2 Akker

Omdat de hoeveelheid fosfaat aan de bovenzijde van de akkerbodem in ieder geval te hoog is om

een droge heide/ schraal grasland te laten ontwikkelen, zal het gebied verschraald moeten worden.

Aangezien verschraling via begrazing en afvoeren minimaal meerdere decennia in beslag zal nemen is

dit geen reële optie. Om een dergelijk droog schraal grasland te kunnen laten ontwikkelen moet ten

minste de bovenliggende bouwvoor afgegraven worden.

Ondanks de aanwezigheid van een sterk geurende verstoorde laag in het westen van de akker wijzen

de resultaten van het chemische onderzoek uit dat de vervuiling hiervan onder de

interventiewaarden zitten (Staatscourant, 2013) en er dus geen milieutechnische maatregelen

hoeven plaats te vinden bij de sanering. Voor de afgegraven grond kan redelijk eenvoudig een

herbestemming worden gevonden.

4.2.1 Bodemkwaliteit

Eerder uitgevoerde chemische analyses van de akkerbodem toonden een vergelijkbaar beeld voor

wat betreft de kenmerken van de bovengrond: eutrofe bodems met relatief lage C/N en N/P ratios.

Een typisch beeld voor (voormalige) landbouwbodems met langdurige bemesting.

Dit beeld werd bevestigd door de aanvullende gegevens van de oxalaat extracties en pH waarden.

Die laten zien dat de hoeveelheid biobeschikbaar P met de diepte afneemt, met een

achtergrondwaarde van rond de 0,3 g/kg P in de ‘arme’ C horizon. Waar onder de bouwvoor nog

resten van de podzol aanwezig zijn, in de vorm van al dan niet gemengde diepere podzol B

horizonten (Bh / BC), is de hoeveelheid biobeschikbaar P echter relatief hoog.

4.2.2 Sanering

In de onderstaande figuren worden de twee eerder uiteengezette scenario’s visueel weergegeven in

hoogtes van het maaiveld in meter boven NAP na sanering.

4.2.3 Inrichting/ uitvoeringsvoorstel binnen de akker

Bij het uitvoeren van scenario 1 zal de relatief grote hoeveelheid overgebleven biobeschikbaar P in

een aanzienlijk deel van de akker , zonder aanvullende verschralende maatregelen, de ontwikkeling

van een droge hei/ heischraal grasland vegetatie belemmeren. Door de combinatie van hoge

biobeschikbare P en N depositie zal er, vergelijkbaar met de huidige situatie, een monotone grasland-

ruigte ontwikkelen.

Bij het afgraven van de akker tot de armere minerale C horizon zullen de laagste delen rond de 1,90-

2,00 +NAP komen te liggen. Met een GHG van 1,80-1,90+NAP zal dan een situatie ontstaan waarbij

het freatisch vlak dicht onder het maaiveld komt. Het gevolg hiervan is dat de lager gelegen droge

heide/ droog schraalgrasland vegetatie in natte perioden mogelijk (sneller) onder druk komen te

staan en ligt de ontwikkeling van een meer wisselvochtige vegetatie voor de hand.

Page 31: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

30

Figuur 15. Vernieuwde hoogte maaiveld akker in meter boven NAP na afgraven verstoorde laag; scenario 1.

Figuur 16. Vernieuwde hoogte maaiveld akker in meter boven NAP na afgraven tot minerale C horizon; scenario 2.

Page 32: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

31

4.3 Ecoduct en faunapassage

Door de grote mate van verstoring en het ontbreken van originele bodems worden er geen grote

problemen voorzien in de aanleg van het beoogde ecoduct en de faunapassage. Enkel in een smalle

strook ten noorden van de beukenlaan en ten westen van de A27 komen nog intacte bodemprofielen

voor, maar het voorkomen van deze intacte bodems is klein en de locatie zodanig dat de geplande

locatie van het ecoduct niet hoeft te worden verlegd om verstoring van intacte bodems te

voorkomen. Tevens is door de grote mate van verstoring de kans op het aantreffen van archeologisch

materiaal zeer gering. Eventueel aanwezige artefacten zullen niet meer in-situ zijn, wat interpretatie

en contextbeschrijvingen onmogelijk maakt.

Voor de locatie van de faunapassage kunnen de diep verstoorde bodems van de voormalige

speeltuin en kwekerij aangewezen worden.

4.4 Uitvoeringsvoorstel en aandachtspunten toekomstige sanering

De sanering van het weiland zal door een bodemkundig expert begeleid moeten worden, omdat het

reliëf van het veendek zeer onregelmatig is en verstoring van het veendek en de onderliggende

stagnerende laag een reëel gevaar is.

Tevens dient er voor aanvang van de sanering een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740

uitgevoerd en begeleid te worden door een gecertificeerd bedrijf/ uitvoerder.

Page 33: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

32

5. Conclusies

De genese van het hangwaterven is nu volledig duidelijk geworden. Het ven is ontstaan als

grondwaterven, waarna door toenemende stagnatie een hangwaterven is gevormd. Dit heeft

plaatsgevonden gedurende het Neolithicum of mogelijk zelfs al eerder. Voor meer precieze

uitspraken over het ontstaan van de veenbasis zullen aanvullende C14 monster genomen moeten

worden van het diepere veen. De eerste verstoring van het veen vond plaats gedurende de Late

Middeleeuwen, maar grootschalige vergravingen vonden plaats gedurende de aanleg van het

landgoed, gepaard gaande met egalisatie en opvulling. Ondanks deze grote vergravingen is het

karakter van het hangwaterven niet aangetast door het grotendeels intact laten van de ‘natte’

podzol.

Door de aanwezigheid van de stagnerende laag en, in mindere mate, het bovenliggend veendek is

het gebied uiterst geschikt voor reconstructie en (her)ontwikkeling van een hangwaterven met dik

veenpakket. De stagnerende laag loopt niet door tot aan de paddenpoel en aanpassingen hieraan

zullen, mits voorzichtig uitgevoerd, dus geen serieuze gevolgen hebben voor de waterhuishouding

van het ven. Ook moet een keuze gemaakt worden bij de aanpak van het zuidwestelijke deel van het

weiland. Meer specifiek, het aanbrengen van een kleilaag/metalen schot ter voorkoming van

overloop van water uit het zuidwestelijke deel van het ven, of accepteren van de verkleining van de

omvang van het ven door wegzijging van water in dit deel en daarmee gepaard gaande verlaging van

de venbasis.

In de randzone tussen het deel van het weiland met stagnerende laag en de akker kan er na afgraving

van de bovenliggende bouwvoor een natte heidevegetatie ontwikkelen. De akker is op zeer grote

schaal verstoord, al beperkt de bouwvoor zich tot 40-50 cm. Gehele afgraving van de akker tot de

minerale C horizon is niet zonder meer nodig aangezien in de BC en onderzijde van de verstoorde

laag maar zeer beperkt organisch materiaal aanwezig is waardoor het inrichten tot schraal grasland

na de sanering tot de mogelijkheden behoort. Echter, de hoeveelheden beschikbaar P in de al dan

niet geroerde bodem onder de bouwvoor, voor zover niet bestaand uit C materiaal, zijn vrij

aanzienlijk en te hoog voor het doen ontstaan van vegetaties, die zowel een lage N als P

beschikbaarheid vereisen. Voor dergelijke vegetaties wordt aanbevolen de akker zodanig diep te

ontgronden dat de C horizont aan het oppervlak komt. De opgebrachte laag in het westen van de

akker bleek na chemische analyse niet vervuild, waardoor deze laag niet apart behandeld hoeft te

worden.

De voorstellen voor herinrichting van het ven zoals aangedragen in het Alterra rapport 2209 (2011)

zijn te algemeen en dienen opnieuw uitgewerkt te worden naar aanleiding van bovenstaande

aanbevelingen.

Er worden naar aanleiding van dit onderzoek geen grote problemen voorzien bij de beoogde aanleg

van ecoduct en faunapassage. De bodems in het betreffende gebied zijn diep verstoord en er zijn

geen originele bodemprofielen meer aanwezig (alleen in een dunne strook langs de A27 en tot >1m

overstoven profielen). Hierdoor is er ook een zeer geringe kans dat archeologisch materiaal zal

worden aangetroffen. Als dit wel het geval is zal dit niet in-situ materiaal zijn, wat interpretatie en

achterhalen van herkomst nagenoeg onmogelijk maakt. Vastgesteld is dat de bodems aan beide zijde

Page 34: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

33

van de A27 tot een diepte van ten minste 1.90 m verstoord zijn. Dit maakt bodemkundig het tracee

van het speelveld naar de voormalige kwekerij de meest geschikte locatie voor de aanleg van de

beoogde faunapassage.

Page 35: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

34

6. Literatuur

Coppens C.F.H., Verschoof W.B., 2012. Plangebied Monnikenberg Hilversum, gemeente Hilversum, archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend vooronderzoek, RAAP Archeologisch Adviesbureau, RAAP-Rapport 2615. van Geel B., Sevink J., in prep. Ontstaan van het Monnikenven. GNR, Stichting Het Utrechts Landschap, Vereniging Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer, 2003. Uitvoeringsprogramma noordelijke Heuvelrug. Stichting Gooisch Natuurreservaat, Hilversum. GNR, 2009. Beheervisie en beheerplan 2010-2019. Met hierin opgenomen het beheerplan ex. art. 17 Natuurbeschermingswet voor beschermde natuurmonumenten. Goois Natuurreservaat, Hilversum. van der Grift E.A., Bugter R., Goossen C.M., Griffioen A., Jochem R., de Jong J.J. , Snep R.P.H., 2011. Masterplan Monnikenberg; Visie op ecologische inrichting en beheer van het landgoed. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 2209. van der Heijden A., Kuiters P., 2011. Floristische gegevens van de waterpartij op de Monnikenberg. Luisman et al, 2011 Masterplan Monnikenberg Lamers L.P.M., Lucassen E.C.H.E.T., Smolders A.J.P, Roelofs, J.G.M., 2005. Fosfaat als adder onder het gras bij ‘nieuwe natuur’, H2O 17, pp. 28-30 Searle P.L., Daly B.K., 1977. The determination of aluminium, iron, manganese and silicon in acid oxalate soil extracts by flame emission and atomic absorption spectrometry. Geoderma vol 19, p 1 – 10. Sevink J., den Haan M., 2012. Inventariserend bodemonderzoek Monnikenberg. Intern rapport GNR. Sevink Consultancy. Sevink J., 2010. Precisiewerk bij bodemsanering. Aandacht voor venherstel en aardkundige waarden bij sanering Laarder Wasmeren. Vakblad Natuur Bos en Landschap 9, pp. 26-29. Sevink J., Koster E.A., van Geel B., Wallinga J., 2013. Drift sands, lakes and soils: the multiphase history of the Laarder Wasmeren area near Hilversum, the Netherlands. Netherlands Journal of Geosciences 92 – 2/3, pp. 96-217. Staatscourant, 2013. Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013. Staatscourant 2013 nr. 16675, p. 58

Smolders A.J.P., Roelofs J.G.M., Lucassen E.C.E.T., 2011. Abiotische bodemcondities sturen

vegetatieontwikkeling in natuurgebieden: Goede grond voor Natuur. Bodem 2, pp. 11-13.

de Vries E., Sietses D.J., 2012. EHS-Toets Monnikenberg; beoordeling van effecten als gevolg van de

herstructurering van de Monnikkenberg in relatie tot de wezenlijke kenmerken en waarden van de

Ecologische Hoofdstructuur. EcoGroen Advies.

van der Zee S.E.A.T.M., Fokkink L.G.J., van Riemsdijk W.H., 1987. A new technique for assessment of

reversibly adsorbed phosphate. Soil Science Society American Journal 51, pp 599-604.

Page 36: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

35

7. Bijlagen

7.1 Complete dataset boorgegevens

7.1.1 Weiland

Boorgegevens weiland Monnikenberg

Uitgevoerd door: Michael den Haan en Jan Sevink

Uitgevoerd op: 15/17 okt 2014

Boring/ boorcode/ omschrijving in-situ

diepte horizont

boring 1 151001 weiland

0-40 Ap

40-50 E intact profiel in-situ

50-70 Bh droge podzol, ijzer in B, niet hydromorf in-situ

70+ C geel dekzand in-situ

boring 2 151002 weiland

0-45 Ap

45-100 verrommeld opgevuld met oude podzol

100-120 OE verrommelde bovenkant orgineel profiel in-situ

120+ Bh stagnerende natte podzol B, hydromorf in-situ

boring 3 151003 weiland

0-40 Ap

40-85 verrommeld opgevuld met oude podzol

85-110 2Ah venige Ah overgaand naar Bh in-situ

110-120 Bh stagnerende natte podzol B, hydromorf in-situ

boring 4 151004 weiland

0-40 Ap

40-75 verrommeld opgevuld met oude podzol

75-90 Ah/E oude natte podzol in-situ

90+ Bh stagnerende natte podzol B, hydromorf in-situ

boring 5 151005 weiland

0-45 Ap

45-70 verrommeld opgevuld met oude podzol

70-90 O veraard veen in-situ

90-100 E/Bh kan ook instuivingslaag in veen zijn in-situ

100+ Bh stagnerende natte podzol B, hydromorf in-situ

Page 37: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

36

boring 6 151006 weiland

0-30 Ap

30-85 verrommeld opgevuld met oude podzol

85-100 O veraard veen in-situ

100-110 E/Bh kan ook instuivingslaag in veen zijn in-situ

110+ Bh stagnerend in-situ

boring 7 151007 weiland

0-40 Ap

40-45 verrommeld opgevuld met oude podzol

45-60 Ah/E in-situ

60-70 Bh zwart niet stagnerend in-situ

70+ Bhs bruin compact rand stagnatie in-situ

boring 8 151008 weiland

0-40 Ap

40+ C in-situ

boring 9 151009 weiland; geschikt voor bemonstering

0-40 Ap

40-60 verrommeld opgevuld met oude podzol

60-95 O veraard veen met stuifband in-situ

95-110 O bruin intact veen met macro resten in-situ

110-120 Ah in-situ

120-130 Bhs bruin stagnerend in-situ

130+ C in-situ

boring 10 151010 weiland

0-40 Ap

40-60 verrommeld opgevuld met oude podzol

60+ Bh onderkant vergraven podzol, niet stagnerend in-situ

boring 11 151011 weiland

0-40 Ap

40-105 verrommeld opgevuld met oude podzol

105+ Bh onderkant vergraven podzol, niet stagnerend in-situ

boring 12 151012 weiland

0-40 Ap

40-50 verrommeld doorgeploegd

50+ C geel dekzand, vergraven in-situ

boring 13 151013 weiland

0-40 Ap

Page 38: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

37

40-70 verrrommeld opgevuld met oude podzol

70-105 O veraard veen met stuifbanden in-situ

105+ Bh bruin, stagnerend in-situ

boring 14 151014 weiland; veendek ontbreekt

0-35 Ap

35-110 verrommeld opgevuld met oude podzol

110+ Bh bruin, stagnerend in-situ

boring 15 151015 weiland

0-40 Ap

40-90 verrommeld opgevuld met oude podzol

90-110 O veraard veen met stuifbanden in-situ

110+ Bh bruin, stagnerend in-situ

boring 16 151016 weiland; veendek ontbreekt

0-35 Ap

35-100 verrommeld opgevuld met oude podzol

100+ Bh bruin, stagnerend in-situ

boring 17 151017 weiland

0-40 Ap

40-90 verrommeld opgevuld met oude podzol

90+ Bhs niet stagnerend, onderzijde onthoofd profiel in-situ

boring 18 151018 weiland

0-35 Ap

35-45 verrommeld verploegd

45+ Bhs niet stagnerend, onderzijde onthoofd profiel in-situ

boring 19 151019 weiland; intact profiel

0-30 Ap in-situ

30-45 E in-situ

45+ Bs niet stagnerend in-situ

boring 20 151020 weiland

0-40 Ap

40-55 verrommeld opgevuld met oude podzol

55-70 O/Ah veraard veen met stuifbanden in-situ

70+ Bh compact, rand stagnatie in-situ

boring 21 151021 weiland; referentie boring tav 2012 boringen

0-40 Ap

40-90 1C stuifzand dek in-situ

90-120 O/Ah veraard veen met stuifbanden in-situ

Page 39: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

38

120+ Bh stagnerend in-situ

boring 22 151022 weiland

0-40 Ap

40-100 verrommeld opgevuld met oude podzol

100-130 O/Ah veraard veen met stuifbanden in-situ

130+ Bh stagnerend in-situ

boring 23 151023 weiland

0-40 Ap

40-90 verrommeld opgevuld met oude podzol

90-120 O/Ah veraard veen met stuifbanden in-situ

120+ Bh stagnerend in-situ

boring 24 151024 weiland

0-40 Ap

40-70 verrommeld opgevuld met oude podzol

70-115 O veraard veen met stuifbanden in-situ

115-125 Ah/E bovenkant oude podzol in-situ

125+ Bh stagnerend in-situ

boring 25 151025 weiland

0-40 Ap

40+ C onthoofd podzol profiel in-situ

boring 26 151026 weiland

0-40 Ap

40-80 verrommeld opgevuld met oude podzol

80-90 O/Ah veraard veen met stuifbanden in-situ

90+ Bh stagnerend in-situ

boring 27 151027 weiland

0-40 Ap

40-55 E in-situ

55+ Bh compact, rand stagnatie in-situ

boring 28 151028 weiland

0-40 Ap

40-80 verrommeld opgevuld met oude podzol

80-125 O veraard veen met stuifbanden in-situ

115-125 Ah/E bovenkant oude podzol in-situ

125+ Bh stagnerend in-situ

boring 29 151029 bosrand aan weiland

0-40 Ap

Page 40: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

39

40-140 1C

140-160 2Bh droge podzol niet stagnerend in-situ

160+ 2C in-situ

boring 30 151030 bosrand aan weiland

0-40 Ap

40-70 verrommeld opgevuld met oude podzol

70-130 O veraard veen met stuifbanden in-situ

130+ Bh compact, rand stagnatie in-situ

boring 31 151031 bosrand aan weiland

0-40 Ap

40-70 verrommeld opgevuld met oude podzol

70-130 O veraard veen met stuifbanden in-situ

130-140 Ah oude podzol in-situ

140-145 E oude podzol in-situ

145+ Bh stagnerend in-situ

boring 32 151032 weiland

0-40 Ap

40-50 verrommeld verploegd

50-110 O veraard veen met stuifbanden in-situ

110-125 O/Ah veraard veen met macroresten in-situ

125-130 E oude podzol in-situ

130+ Bh stagnerend in-situ

boring 33 151033 weiland

0-50 Ap

50-110 verrommeld opgevuld met oude podzol

110-140 O veraard veen met stuifbanden in-situ

140-150 O/Ah/E veen met macroresten, bovenzijde oude podzol in-situ

150+ Bh stagnerend in-situ

boring 34 151034 weiland

0-40 Ap

40-120 verrommeld

120+ orgineel B niet aangetroffen, zit dieper dan 170cm

boring 35 151035 weiland

0-30 Ap

30-45 O veen + witzand in-situ

45-95 verrommeld opgevuld met oude podzol

95-125 O/Ah veraard veen met stuifbanden in-situ

125+ Bh stagnerend in-situ

Page 41: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

40

boring 36 151036 weiland

0-30 Ap

30-45 O veen + witzand in-situ

45-115 verrommeld opgevuld met oude podzol

115 Bh stagnerend in-situ

boring 37 151037 weiland

0-40 Ap

40-50 O veen + witzand in-situ

50-60 verrommeld opgevuld met oude podzol

60-100 O/Ah veraard veen met stuifbanden in-situ

100+ Bh stagnerend in-situ

boring 38 151038 weiland

0-30 Ap

30-40 O veen + witzand in-situ

40-55 verrommeld opgevuld met oude podzol

55-60 O/Ah veraard veen met stuifbanden in-situ

60+ Bhs niet stagnerend, overgang in-situ

boring 39 151039 weiland

0-40 Ap

40-55 E in-situ

55-60 O/Ah veraard veen met stuifbanden in-situ

60+ Bhs niet stagnerend, overgang in-situ

boring 40 151040 weiland

0-50 Ap

50+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 41 171001 bosrand oude schuur klooster

0-40 Ap

40-130 verrommeld opgevuld met oude podzol

130-160 O/Ah veraard veen met stuifzand in-situ

160+ Bh stagnerend, droog in-situ

boring 42 171002 bosrand oude schuur klooster

0-40 Ap

40-100 verrommeld opgevuld met oude podzol

100-120 O/Ah veraard veen met stuifzand in-situ

120+ Bh stagnerend in-situ

boring 43 171003 weiland

0-30 Ap

30-70 verrommeld opgevuld met oude podzol

Page 42: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

41

70-130 O/Ah veraard veen met stuifbanden in-situ

130+ Bh stagnerend in-situ

boring 44 171004 weiland

0-30 Ap

30-120 verrommeld opgevuld met oude podzol

120-130 O/Ah veraard veen, rommelig in-situ

130+ Bh stagnerend in-situ

boring 45 171005 weiland, geschikt voor pollen analyse

0-30 Ap

30-80 verrommeld opgevuld met oude podzol

80-150 O/Ah veraard veen, grote macro resten in-situ

150+ Bh stagnerend in-situ

boring 46 171006 weiland, veendek ontbreekt

0-30 Ap

30-125 verrommeld opgevuld met oude podzol

125+ Bh stagnerend in-situ

boring 47 171007 weiland

0-40 Ap

40-50 Bs niet stagnerend in-situ

50+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 48 171008 weiland

0-40 Ap

40-60 verrommeld doorgeploegd

60+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 49 171009 weiland, referentie boring met 2012

0-40 Ap

40-80 verrommeld doorgespit

80+ Bs niet stagnerend, droge podzol in-situ

boring 50 171010 weiland, veendek ontbreekt

0-40 Ap

40-60 verrommeld doorgeploegd

60-75 E mogelijk ook onderkant stuifband in-situ

75+ Bh stagnerend, veendek ontbreekt in-situ

boring 51 171011 weiland

0-40 Ap

40+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

Page 43: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

42

boring 52 171012 weiland

0-40 Ap

40-60 verrommeld doorgeploegd

60+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 53 171013 weiland

0-40 Ap

40-80 verrommeld doorgespit

80+ Bs niet stagnerend in-situ

boring 54 171014 weiland

0-40 Ap

40-70 verrommeld opgevuld met oude podzol

70-95 O/Ah veraard veen met stuifbanden in-situ

95-100 E mogelijk ook stuifband in-situ

100+ Bh stagnerend in-situ

boring 55 171015 weiland

0-40 Ap

40-55 verrommeld opgevuld met oude podzol

55-80 O/Ah veraard veen met stuifbanden in-situ

80-95 E mogelijk ook stuifband in-situ

95+ Bh stagnerend in-situ

boring 56 171016 weiland, veendek ontbreekt

0-40 Ap

40-55 verrommeld doorgeploegd

55-65 E mogelijk ook stuifband in-situ

65+ Bh stagnerend, rand, veendek ontbreekt in-situ

boring 57 171017 weiland, veendek ontbreekt

0-40 Ap

40-60 verrommeld doorgeploegd

60-70 E mogelijk ook stuifband in-situ

70+ Bhs stagnerend, rand, veendek ontbreekt in-situ

boring 58 171018 weiland

0-35 Ap

35-80 verrommeld opgevuld met oude podzol

80-100 E mogelijk ook stuifband in-situ

100+ Bhs stagnerend, rand, veendek ontbreekt in-situ

boring 59 171019 bosrand tussen weiland en paddenpoel

0-45 Ap

45-50 E in-situ

Page 44: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

43

50+ Bs niet stagnerend in-situ

boring 60 171020 bosrand tussen weiland en paddenpoel

0-40 Ap

40-70 verrommeld doorgespit

70+ Bhs niet stagnerend in-situ

Notities bij boringen weiland:

- Tussen boring 1 en 2 steil oplopende podzol B, niet zichtbaar aan oppervlakte relief

- Door het ontbreken van een laag (veraard) veen, maar eerder kenmerken hebben van een

minerale bodem die wel onder invloed stond van grondwaterfluctuaties, kan geconcludeerd

worden dat boring 7, 30, 39, 49 en 56t/m58 de rand van het oude veen/meer markeren.

- Het profiel van boring 29 bevind zich aan de rand van een stuifduin, mits materiaal uit

stuifzand bestaat, is oude podzol verstoven/ vergraven voor de stuifzand bedekking. Mogelijk

ook antropogeen.

- Boring 35 t/m38 hebben direct onder de bouwvoor een laag veen met daar doorheen

banden witzand met varierende dikte. Dit wordt alleen aan de rand van het huidige ven

gevonden en indiceert dat de overgebleven veenbasis onderhevig was aan opvulling met

verslagen zand. Deze laag ligt boven op de verrommelde laag, wat aangeeft dat de veenbasis

zich deels had hersteld en waterhoogtes varieerden.

7.1.2 Akker

Boorgegevens akker Monnikenberg

Uitgevoerd door: Michael den Haan en Jan Sevink

Uitgevoerd op: 20/22 okt 2014

Boring/ boorcode/ Omschrijving in-situ

diepte horizont

boring 90 201025 zuidelijke akker

0-40 Ap

40-70 verrommeld doorgespit/doorgeploegd

70+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 91 201026 zuidelijke akker

0-40 Ap

40-60 verrommeld Doorgespit

60+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

Uitleg afkortingen

AW modern aardewerk

BT bot materiaal

HT hout

PLTC plastic

Page 45: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

44

boring 92 201027 zuidelijke akker

0-40 Ap

40-70 Bhs niet stagnerend, droge podzol in-situ

70+ C geel dekzand in-situ

boring 93 201028 zuidelijke akker

0-35 Ap

35-50 E/Bhs Doorgeploegd

50+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 94 201029 zuidelijke akker

0-40 Ap

40-70 verrommeld Doorgespit

70-90 Bs niet stagnerend, droge podzol in-situ

90+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 95 201030 zuidelijke akker

0-40 Ap

40-75 verrommeld doorgespit

75+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 96 201031 zuidelijke akker

0-40 Ap

40-90 verrommeld doorgespit

90+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 97 201032 zuidelijke akker

0-40 Ap

40-90 verrommeld doorgespit

90-100 Bs onderzijde, niet stagnerend, droge podzol in-situ

100+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 98 201033 zuidelijke akker

0-40 Ap

40-110 verrommeld doorgespit, veel organisch materiaal

110+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 99 201034 zuidelijke akker, recent opgebracht

0-60 Ap grofzandig materiaal, AW, BT, HT, PLTC

40-60 2Ap

60-90 verrommeld doorgespit

90-130 BC in-situ

130+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 100 201035 zuidelijke akker, recent opgebracht

Page 46: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

45

0-50 Ap grofzandig materiaal, AW, BT, HT, PLTC

50-80 2Ap

80-110 verrommeld doorgespit

110+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 101 201036 zuidelijke akker, recent opgebracht

0-40 Ap grofzandig materiaal, AW, BT, HT, PLTC

40-80 2Ap

80-100 BC in-situ

100+ C geel dekzand in-situ

boring 102 201037 zuidelijke akker, recent opgebracht

0-40 Ap grofzandig materiaal, AW, BT, HT, PLTC

40-80 verrommeld doorgespit in-situ

80+ C geel dekzand in-situ

boring 103 201038 zuidelijke akker

0-30 Ap

30-50 verrommeld doorgeploegd

50-70 BC in-situ

70+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 104 201039 zuidelijke akker

0-40 Ap

40-50 verrommeld doorgeploegd

50-80 BC in-situ

80+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 105 201040 zuidelijke akker

0-40 Ap

40-50 verrommeld doorgeploegd

50-80 BC in-situ

80+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 106 201041 zuidelijke akker

0-30 Ap

30-90 verrommeld doorgespit

90+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 107 201042 zuidelijke akker

0-50 Ap

50-110 verrommeld doorgespit

110+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 108 221001 noordelijke akker

Page 47: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

46

0-30 Ap

30-90 verrommeld doorgespit

90-100 Bhs niet stagnerend, droge podzol in-situ

100+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 109 221002 noordelijke akker

0-40 Ap

40-110 verrommeld doorgespit, 40-70 lijkt intact profiel

110+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 110 221003 noordelijke akker

0-40 Ap

40-50 Bs doorgeploegd

50-70 BC in-situ

70+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 111 221004 noordelijke akker

0-40 Ap

40-90 BC in-situ

90+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 112 221005 noordelijke akker

0-40 Ap

40-50 verrommeld doorgeploegd

50-90 BC in-situ

90+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 113 221006 noordelijke akker

0-40 Ap

40-50 verrommeld dooggeploegd

50-60 E in-situ

60-70 Bhs in-situ

70-110 BC in-situ

110+ C geel dekzand, intact profiel in-situ

boring 114 221007 noordelijke akker

0-40 Ap

40-80 verrommeld doorgespit

80+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 115 221008 noordelijke akker

0-40 Ap

40-70 verrommeld doorgespit

70-80 BC in-situ

80+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

Page 48: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

47

boring 116 221009 noordelijke akker

0-40 Ap

40-100 verrommeld doorgespit

100+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 117 221010 noordelijke akker

0-40 Ap

40+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 118 221011 noordelijke akker

0-40 Ap

40-70 verrommeld doorgespit

70+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 119 221012 noordelijke akker

0-40 Ap

40-70 verrommeld doorgespit

70-80 BC in-situ

80+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 120 221013 noordelijke akker

0-30 Ap

30-40 E doorgeploegd in-situ

40-50 Bs niet stagnerend, droge podzol in-situ

50-100 BC in-situ

100+ C geel dekzand, intact profiel in-situ

boring 121 221014 noordelijke akker

0-40 Ap

40-70 verrommeld doorgespit

70-110 BC in-situ

110+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

Notities bij boringen akker

- Originele reliëf is verstoord en geëgaliseerd, dit resulteert in plaatsen waar de oude podzol

nog (deels) aanwezig is en in plaatsen waar deze volledige is af- of vergraven. Het westelijke

deel van de zuidelijke akker (boring 99 – 102) is zeer recentelijk opgehoogd. De dikte van

deze ophoging ligt rond de 40 cm en bestaat uit zeer organisch rijk, grofzandig materiaal met

modern aardewerk, plastic, botmateriaal en zeer veel hout. De eerste indruk van de laag is

dat de herkomst hiervan gezocht moet worden in een oude beerput vulling.

Page 49: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

48

7.1.3 Overig

Boorgegevens omgeving Monnikenberg

Uitgevoerd door: Michael den Haan en Jan Sevink

Uitgevoerd op: 17/20 okt 2014

Boring/ boorcode/ omschrijving in-situ

diepte horizont

Speelveld

boring 61 171021 midden speelveld

0-30 Ap

30-70 verrommeld doorgespit

70+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 62 171022 bosrand rondom speelveld

0-35 Ap

35-90 verrommeld doorgespit

90+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 63 171023 bosrand rondom speelveld

0-30 Ap

30-90 verrommeld doorgespit

90+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 64 171024 bosrand rondom speelveld

0-35 Ap

35-70 verrommeld doorgespit

70+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 65 171025 bosrand rondom speelveld

0-30 Ap

30-70 verrommeld doorgespit

70+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

Voormalige dennenbos/kwekerij langs A27

boring 66 201001 voormalige kwekerij

0-50 Ap

50-100 verrommeld doorgespit

100+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

Page 50: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

49

boring 67 201002 voormalige kwekerij

0-50 Ap

50-120 verrommeld doorgespit

120+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 68 201003 voormalige kwekerij

0-40 Ap

40-60 verrommeld doorgeploegd

60-85 2Ah in-situ

85+ 2Bh niet stagnerend, droge podzol in-situ

boring 69 201004 voormalige kwekerij

0-70 Ap overgang moeilijk te zien

70-80 2Ah in-situ

80-90 2E in-situ

90+ 2Bh niet stagnerend, droge podzol in-situ

boring 70 201005 voormalige kwekerij

0-60 Ap

60-100 verrommeld doorgespit

100+ C geel dekzand, verstoord profiel in-situ

boring 71 201006 in bos naast voormalige kwekerij

0-30 Ah

30-90 verrommeld doorgespit, micropodzol begint

90+ 2Bh in-situ

boring 72 201007 voormalige kwekerij

0-50 Ap

50-110 verrommeld opgevuld met oude podzol

110-120 2Ah onderzijde natte A in-situ

120+ 2Bh beginnende stagnatie in-situ

boring 73 201008 voormalige kwekerij

0-50 Ap

50-70 verrommeld doorgeploegd

70+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

boring 74 201009 voormalige kwekerij

0-50 Ap

50-70 verrommeld doorgeploegd

70+ C geel dekzand, onthoofd profiel in-situ

Stuifduinen omsloten door spoorweg en A27

Page 51: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

50

boring 75 201010 noordelijk van beukenlaan langs A27

0-50 Ah/E/B micropodzol in-situ

50-60 2Ah in-situ

60-65 2E in-situ

65-80 2Bh niet stagnerend, droge podzol in-situ

80+ 2C geel dekzand in-situ

boring 76 201011 noordelijk van beukenlaan langs A27 in-situ

0-30 Ah/E/B micropodzol in-situ

30-35 2Ah in-situ

35-40 2E in-situ

40-65 2Bh niet stagnerend, droge podzol in-situ

65+ 2C geel dekzand in-situ

boring 77 201012 noordelijk van beukenlaan langs A27

0-40 Ah/E/B micropodzol in-situ

40-50 2E in-situ

50-55 2Bh zwart in-situ

55-70 2Bs bruin, niet stagnerend, droge podzol in-situ

70+ 2C geel dekzand in-situ

boring 78 201013 noordelijk van beukenlaan langs A27

0-20 Ah in-situ

20-25 E in-situ

25-35 Bh zwart in-situ

35-50 Bs bruin, niet stagnerend, droge podzol in-situ

50+ C geel dekzand in-situ

boring 79 201014 noordelijk van beukenlaan langs A27

0-20 Ah in-situ

20-40 E in-situ

40-50 Bh zwart in-situ

50-70 Bs bruin, niet stagnerend, droge podzol in-situ

70+ C geel dekzand in-situ

boring 80 201015 hoek spoorweg A27

0-20 Ah in-situ

20-45 E in-situ

45-70 Bs niet stagnerend, droge podzol in-situ

70+ C in-situ

boring 81 201016 stuifduinen zuidelijk van spoorlijn

0-20 Ah

20-90 verrommeld wit zandig materiaal, verstoord

Page 52: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

51

90+ C stuifzand in-situ

boring 82 201017 stuifduinen zuidelijk van spoorlijn

0-20 Ap

20-70 - wit zandig materiaal, verstoord

70-90 Bh verstoord

90+ C in-situ

boring 83 201018 stuifduinen zuidelijk van spoorlijn

0-20 Ap

20-100 verrommeld wit zandig materiaal, verstoord

100-110 E in-situ

110+ Bh zwart, niet stagnerend, droge podzol in-situ

boring 84 201019 stuifduinen zuidelijk van spoorlijn

boring 85 201020 stuifduinen zuidelijk van spoorlijn

0-20 Ah

20-60 verrommeld doorgespit, opgehoogd

60-70 2E in-situ

70-80 2Bh in-situ

80-85 3E in-situ

85-90 3Bh in-situ dubbele overstoven podzol in-situ

niet stagnerend

boring 86 201021 stuifduinen zuidelijk van spoorlijn

0-20 Ap

20-50 verrommeld doorgespit, opgehoogd

50-70 E in-situ

70-110 Bs bruin, niet stagnerend, droge podzol in-situ

110+ C geel dekzand in-situ

boring 87 201022 stuifduinen zuidelijk van spoorlijn

0-20 Ap

20-60 verrommeld doorgespit, opgehoogd

60-80 E in-situ

80+ Bs niet stagnerend, droge podzol in-situ

boring 88 201023 stuifduinen zuidelijk van spoorlijn

0-20 Ap

20-50 verrommeld doorgespit, opgehoogd

50-60 E in-situ

60-70 Bh zwart in-situ

70+ Bs bruin, niet stagnerend, droge podzol in-situ

Page 53: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

52

boring 89 201024 stuifduinen zuidelijk van spoorlijn

0-25 Ap

25-80 verrommeld doorgespit, opgehoogd

80-90 E in-situ

90-100 Bh zwart in-situ

100+ Bs bruin, niet stagnerend, droge podzol in-situ

Notities bij boringen overige locaties

Speelveld

- Het oude stuifduinlandschap met podzolen is volledig vergraven tot een diepte van ongeveer

90 - 100 cm. In het bos rondom de speeltuin waar het relief intact is gelaten (niet

geegaliseerd) is de oude overstoven podzol bewaard gebleven, mits bedekt door een laag

stuifzand van meer dan 1 meter.

Voormalige kwekerij langs A27

- Het gebied bestond origineel uit stuifduinen op dekzand met laagtes. In de laagste delen is

lokaal een beginnende stagnatie ontwikkeld. De hogere delen bestonden uit podzolen met

een stuifzanddek. Het gebied van de voormalige kwekerij is volledig vergraven en ontwaterd,

dit is te zien aan de aanwezige greppels en egalisatie van het gebied, alsmede de verstoring

in de bodem.

- De dikke Ap (+-50 cm) verraad het oude landbouwgebruik van het gebied.

Stuifduinen omsloten door spoorweg en A27

- In een smalle strook noordelijk van de beukenlaan en langs de A27 zijn nog volledig intacte

bodemprofielen aanwezig. De oude podzolen ontwikkeld in dekzand zijn overstoven geraakt

met stuifzand en vervolgens gedurende lange tijd stabiel, dit is te zien aan de goed

ontwikkelde micropodzolen in de bovenste 30-50 cm.

- De bodem in het landschap zuidelijk van de spoorlijn is bij de aanleg van het bos volledig

vergraven tot een diepte van 90-120 cm. Het gaat hier om een oude verstoring aangezien er

in de eerste 20cm van de bodemprofielen micropodzolen zijn ontwikkeld die ten minste 100-

200 jaar nodig hebben om te ontwikkelen. Het heuvelachtige reliëf is op plaatsen opgehoogd

met allochtoon, wit uitgeloogd materiaal (mogelijk E horizont overzijde A27 voormalige

kwekerij of materiaal uit ven). Over de precieze herkomst van dit materiaal is zonder

laboratorium onderzoek weinig te zeggen

Page 54: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

53

7.2 Aanvullende figuren

Boorlocaties 2014

Page 55: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

54

Dikte Veen in centimeters

Hoogte bovenzijde veenpakket in meters +NAP

Page 56: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

55

Hoogte bovenzijde stagnerende laag in meters +NAP

Hoogte maaiveld Weiland na afgraving tot bovenzijde onverstoorde laag

Page 57: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

56

Hoogte maaiveld weiland na afgraving tot bovenzijde onverstoorde laag, AHN klassen

Diepte onverstoorde laag, i.e. dikte verstoorde laag

Page 58: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

57

Diepte minerale C horizon, i.e. dikte verstoorde laag + BC horizon

Hoogte maaiveld Akker na afgraving tot onverstoorde laag ondergrond volledige AHN

Page 59: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

58

Hoogte maaiveld Akker na afgraving tot onverstoorde laag, ondergrond AHN klassen

Hoogte maaiveld Akker na afgraving tot minerale C horizon

Page 60: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

59

Hoogte maaiveld Akker na afgraving tot minerale C horizon, ondergrond AHN klassen

Hoogte maaiveld akker en weiland na afgraving tot onverstoorde laag , AHN klassen

Page 61: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

60

7.3 Technische annex opbouw GIS modellen

In deze technische annex worden de bewerkingen en opbouw van GIS modellen nader beschreven.

7.3.1 Werkomgeving

C:\\..\Monnikenberg\Bodemonderzoek tbv ecologisch herstel\GIS Data\

Monnikenberg_bodemonderzoek.gdb

Projectie: RD_New

Gebruikte data:

Uitsnede AHN2 raster: resolutie: 0,5 m (bron: GNR)

Luchtfoto: BEL_LufoNL2010_Ortho10.ecw (bron: GNR)

Uitsnede GBKN_Hilversum (bron: GNR)

Boorpunten.shp (boringen 2012; bron: den Haan)

Verzamelde data:

Boorpunten2.shp

7.3.2 Algemeen

Ter verduidelijking van het hoogtemodel is er een ‘Hillshade’ gemaakt (Spatial Analyst Tool – Surface

– Hillshade), dit bestand creëert een schaduwreliëf gebaseerd op illuminatie en lichtinvalshoek. Voor

de opmaak van de ‘Hillshade’ is gebruik gemaakt van de standaard waarden (‘azimuth’: 315,

‘altitude’: 45, ‘Z’:1).

7.3.3 Stagnerende laag en veendek

Alvorens de berekeningen van de hoogte van de stagnerende laag in meters boven NAP, alsmede de

hoogte van de bovenkant van het veendek in meters boven NAP en dikte van het veendek op te

maken is de omtrek van de stagnerende laag aangemaakt. Dit is gedaan door de een nieuwe polyline

aan te maken (Stagnatie.shp) en deze middels de ‘Editor’ te tekenen op basis van de verkregen

informatie over de aanwezigheid van de stagnerende laag.

Er is voor gekozen om, daar waar de stagnerende laag is aangetroffen, de boorgegevens van 2014 en

2012 met elkaar te combineren. Voor ieder boorbestand (boorpunten.shp (2012); boorpunten2.shp

(2014) zijn de boorpunten voorkomen van stagnerende laag geselecteerd doormiddel van ‘Select by

Attributes’ met de query “Where ‘Diep_sta’ > 0”. De geselecteerde punten zijn hierna geëxporteerd

naar een nieuwe shapefiles (‘Export_Stagnatie_Boorpunten.shp’ en

‘Export_Stagnatie_Boorpunten2.shp’). Via de “Merge” tool in de “Data Analyst – General” van de

ArcToolbox zijn deze twee bestanden gecombineerd naar een nieuw bestand

(Stagnatie_Boorpunten.shp).

Page 62: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

61

Voor ieder van de boorpunten in deze nieuwe shapefile is de hoogte (in meters boven NAP) uit de

uitsnede van het AHN2 bestand gehaald. Dit is gedaan met de “Add Surface Information” Tool die

kan worden gevonden in de “3D Analyst Tools- Functional Surface”. Hierna is de hoogte van zowel de

stagnerende B, alsmede het veenpakket middels de “field calculator” in de “attribute table”

berekend met de formules: Z_stag = Z – (diepte stg / 100) en Z_Veen = Z – (diepte veen / 100).

Om hierna een hoogtekaart te kunnen maken van de stagnerende laag en de bovenkant van het

veenpakket zijn de eerder verkregen hoogtegegevens geïnterpoleerd middels de IDW (Inverse

Distant Weight) interpolatie techniek (“Spatial Analyst – Interpolation”). Er is voor deze techniek

gekozen omdat, naast het meenemen van de waarde van omliggende punten, er een begrenzing aan

de interpolatie gegeven kan worden. De automatisch gegenereerde standaard instellingen zijn voor

beide berekeningen behouden; ‘output cell size’: 0,956, ‘power’: 2, ‘search radius’: variable, ‘number

of points’: 12. Als ‘input barrier line features’ is de shapefile ‘stagnatie.shp’ geselecteerd.

Voor zowel de hoogte van de stagnerende laag, alsmede de hoogte van de veenbasis (beiden in

meters +NAP) zijn ter verduidelijking contourlijnen gemaakt met een interval van 5cm. Dit is gedaan

door de ’Contour tool’ binnen de ‘Spatial Analyst - Surface’ te gebruiken. De instellingen zijn gekozen

zoals automatisch gegenereerd (Z=1) en als ‘contour interval’ is de waarde van 0.05 gekozen om tot

een 5 centimeter interval te komen.

7.3.4 Bouwvoor akker

Voor de berekening van de hoogte van de onverstoorde laag en C horizont in de akker zijn dezelfde

technieken gebruikt zoals hierboven beschreven voor de stagnerende laag en veenpakket. Echter zijn

de boringen van 2012 niet meegenomen in de berekeningen, omdat deze in de akker minder

accuraat bleken te zijn. Hieronder een korte samenvatting van de genomen stappen:

1. Boringen 2014 (2012 niet omdat deze inaccurater zijn)

2. Z maaiveld uit AHN2 halen – add surface information 3d analyst

3. Z bovenkant BC in m boven NAP = Z – (Diep_onv / 100); field calculator attribute table

4. Interpolate IDW (Spatial Analyst), standard settings 12 points – input barrier polyline features

= Omtrek_Akker

7.3.5 Volume berekeningen

De volumes zijn berekend door van de benodigde rasters een TIN surface te maken. (3D Analyst –

from raster to TIN). Deze bewerking is uitgevoerd voor het AHN, de bovenkant van de onverstoorde

laag van het weiland (wei_vol_onv2.shp – wei_vol_bwvr.shp – wei_vol_stg.shp) en de twee

potentiële saneringslagen in de akker (hgt_onverstrd – hgt_C). Alle automatisch gegenereerde

standaard waarden zijn gebruikt.

Met deze TIN files kon daardoor met de tool ‘surface difference’ in de Triangulated Surface tab van

de 3D Analyst tool een oppervlakte en volume berekening gemaakt worden beide oppervlakten tov.

het AHN.

Page 63: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

62

TIN triangular irregular network

(http://resources.arcgis.com/en/help/main/10.1/index.html#//006000000001000000)

Door de individuele punten waar een raster uit bestaat met elkaar te verbinden ontstaat er een

bestandstype (TIN) dat bestaat uit vlakken en punten. TIN staat daarom ook wel bekend als de

digitale manier om oppervlakte morfologie (reliëf) weer te geven. Dit bestandstype maakt het

mogelijk dat er o.a. volumeberekeningen gedaan kunnen worden tussen twee 3D oppervlakken met

beiden een onregelmatig patroon.

Voor de akker zijn middels de ‘surface difference’ de shapefiles ‘ak_vol_c.shp’ en ‘ak_vol_onv.shp’,

gecreëerd waarbij ‘ak_vol_c.shp’ voor het af te graven volume tot de C horizon staat. En

‘ak_vol_onv.shp’ voor het af te graven volume tot de onverstoorde laag.

De attribute table van deze shapefiles bevat de oppervlakte en volume zoals berekend. De shapefiles

geven enkel aan of het berekende volume boven of onder de gekozen waarde zit en is in dit geval

dus vlakdekkend met de waarde below (in de attribute table weergegeven als code= -1).

Voor de boorpunten van het weiland is dit ook gedaan, hier zijn de boorgegevens van de 2012 en

2014 boringen meegenomen in het berekenen van het volume af te graven materiaal, het gaat hier

om de shapefiles ‘wei_vol_onv2.shp’, ‘wei_vol_bwvr.shp’ en ‘wei_vol_stg’ voor respectievelijk de

volumes bouwvoor, verstoorde laag+bouwvoor en veen+verstoorde laag+bouwvoor.

Page 64: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

63

7.4 Analyse resultaten Omegam

Page 65: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

64

Page 66: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

65

Page 67: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

66

Page 68: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

67

Page 69: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

68

Page 70: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

69

Page 71: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

70

Page 72: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

71

Page 73: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

72

Page 74: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

73

Page 75: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Bodemonderzoek ......Het in 2011 gepubliceerde Alterra-rapport 2209, getiteld ‘Masterplan Monnikenberg: visie op ecologische inrichting en

74