stageverslag az jan palfijn
TRANSCRIPT
DEPARTEMENT BEDRIJFSINFORMATIE
OPLEIDING OFFICE MANAGEMENT
AFSTUDEERRICHTING MEDICAL MANAGEMENT ASSISTANT
SCHOONMEERSSTRAAT 52
9000 GENT
ACADEMIEJAAR 2010 - 2011
Stageverslag
Medische Beeldvorming
Student: Nele De Crée
Klas: 2OMMMA
Stageplaats: AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming
Stagementor: Dhr. Dhont
Stagebegeleider: Mevr. Deknuyt
DEPARTEMENT BEDRIJFSINFORMATIE
OPLEIDING OFFICE MANAGEMENT
AFSTUDEERRICHTING MEDICAL MANAGEMENT ASSISTANT
SCHOONMEERSSTRAAT 52
9000 GENT
ACADEMIEJAAR 2010 - 2011
Stageverslag
Medische Beeldvorming
Student: Nele De Crée
Klas: 2OMMMA
Stageplaats: AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming
Stagementor: Dhr. Dhont
Stagebegeleider: Mevr. Deknuyt
Woord vooraf
AZ Jan Palfijn, dienst Medische Beeldvorming. Dat is de plaats waar ik in mijn
tweede jaar Office Management Medical Management Assistant van 21 februari tot
9 mei 2011 stage mocht lopen. Dankzij de mensen die daar werken werd dit een
onvergetelijke eerste ervaring met de echte medische wereld. Ze toonden me zo
veel mogelijk, lieten me mijn theoretische kennis in praktijk brengen, leerden me
tal van nieuwe dingen, verbeterden waar nodig en gaven me de kans mijn
kwaliteiten te tonen en verder te ontwikkelen. Daarom dank ik al deze mensen
voor hun tijd en moeite.
Daarnaast wil ik ook graag mevrouw Deknuyt bedanken. Ook zij maakte tijd voor
mij, tijd om te praten met het personeel van de stagedienst en gaf me advies wat
ik nog kon verbeteren.
Verder dank ik ook mevrouw Van Geit. Als stagecoördinator regelde zij de
stageplaatsen, gaf ons een infosessie over het stage lopen en zorgde ervoor dat
alles in goede banen werd geleid.
Inhoudsopgave
1 Inleiding............................................................................... 6
2 Medische Beeldvorming ........................................................ 7
3 Taken ................................................................................... 8
4 Begrippenlijst ......................................................................10
4.1 Gastro-enterologie ........................................................................................... 11 4.1.1 De darmen ....................................................................................................... 11 4.1.2 De lever ........................................................................................................... 20
4.2 Gyneacologie ................................................................................................... 24 4.2.1 De borsten ....................................................................................................... 24
4.3 Medische Beeldvorming ................................................................................... 29 4.3.1 Onderzoeken ................................................................................................... 29
4.4 Keel-neus-oorkunde ........................................................................................ 34 4.4.1 Hals ................................................................................................................. 34
4.5 Orthopedie....................................................................................................... 38 4.5.1 Knie ................................................................................................................. 38 4.5.2 Lumbale wervelzuil .......................................................................................... 44
4.6 Pneumologie .................................................................................................... 50 4.6.1 Thorax ............................................................................................................. 50
5 Besluit ................................................................................58
Referentielijst ...................................................................................60
6 Bijlagen ...............................................................................62
6.1 Stageagenda .................................................................................................... 62
6.2 Bronmateriaal ................................................................................................. 67
Nele De Crée 2 OMMD Inleiding
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 6 van 71
1 Inleiding
Ik, Nele De Crée, ben student van de Hogeschool Gent, opleiding Office
Management, Medical Management Assistant. Voor het opleidingsonderdeel Stage
I stel ik u graag mijn stageverslag voor.
Ik liep stage van 21 februari tot 9 mei 2011 in het AZ Jan Palfijn, dienst Medische
Beeldvorming. Ik werkte er elke maandag van 8.30 tot 15.30 u.
In dit verslag krijgt u eerst krijgt u een bondige beschrijving van de dienst en
daarna de taken die ik mocht uitvoeren. Verder vindt u ook een medische
begrippenlijst. Hierin vindt u allerlei termen die ik in de loop van mijn stage ben
tegengekomen. Als laatste vindt u de bijlagen met de outlookagenda en het
bronmateriaal.
Voor het schrijven van dit verslag maakte ik gebruik van verschillende medische
woordenboeken en encyclopedieën, naslagwerken en sites opgericht door dokters,
ziekenhuizen of verenigingen.
Ik hoop dat u na het lezen van dit verslag een goed beeld zal hebben van het reilen
en zeilen van de dienst Medische Beeldvorming in het AZ Jan Palfijn.
Nele De Crée 2 OMMD Medische Beeldvorming
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 7 van 71
2 Medische Beeldvorming
De dienst Medische Beeldvorming is een afdeling waar patiënten verschillende
soorten onderzoeken kunnen ondergaan zoals: echografie, CT-scan, MR, RX
(gewone foto‟s)…
In het AZ Jan Palfijn is deze dienst overzichtelijk georganiseerd. Aan de ene kant
van de receptie bevindt zich een zaal waar MR onderzoeken kunnen doorgaan.
Aan de andere kant van de receptie bevinden zich zeven zalen, elk voorbehouden
voor specifieke onderzoeken. De zalen kunnen langs twee kanten betreden
worden. Er is namelijk een gang voor ambulante en een gang voor opgenomen
patiënten. Deze laatste wordt ook in speciale gevallen gebruikt, bijvoorbeeld
wanneer er politie bij de persoon in kwestie aanwezig is.
Het team bestaat uit Dr. Baelde, diensthoofd, een aantal verpleegkundigen met als
hoofdverpleegkundige Dr. Dhont, tevens mijn stagementor, zorgkundigen en
Medical Management Assistants, waarmee ik mocht samenwerken.
De dienst Medische Beeldvorming bevindt zich op twee plaatsen, de
Watersportlaan en de Fabiolalaan, waardoor je elke dag met andere mensen kan
samenwerken.
Graag wil ik het verloop van de dienst nog even schetsen.
Eerst en vooral maken de patiënten een afspraak, behalve voor RX. Dit kan zowel
telefonisch als aan de receptie van Medische Beeldvorming.
Op de afgesproken datum komen de patiënten naar de receptie en geven hun
onderzoekaanvraag af.
Na het inschrijven wordt de patiënt verzocht plaats te nemen aan een bepaalde
zaal en daar te wachten tot hij/zij wordt geroepen door de verpleegkundige.
Daarna zal de dokter de resultaten bekijken en zijn bevindingen inspreken in de
dictafoon. De MMA zal dit dan uittypen tot een deftig protocol.
De resultaten kunnen doorgestuurd worden naar de desbetreffende dokter of de
patiënt kan ze schriftelijk meekrijgen. Voor dit laatste wordt gevraagd of hij/zij zo
vriendelijk zou willen zijn even te wachten.
Nele De Crée 2 OMMD Taken
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 8 van 71
3 Taken
Mijn takenpakket als stagiaire Medical Management Assistant op de dienst
Medische Beeldvorming was zeer uitgebreid. Al van in het begin kreeg ik na een
korte demonstratie de mogelijkheid theorie in praktijk om te zetten.
Patiënten inschrijven behoort tot één van de belangrijkste taken. Hoewel dit een
eenvoudig proces lijkt, komen er heel wat aspecten bij kijken, zoals nakijken of de
patiënt wel degelijk een afspraak heeft, heeft de patiënt zijn etiketten bij of is het
vragen van de SIS-kaart vereist, wanneer moeten we patiënten zonder afspraak
weigeren of toelaten… Eenmaal de patiënt naar de juiste wachtruimte is verwezen
is het belangrijk de aanvraag correct in te schrijven. Dit wil zeggen dat je de
verschillende onderzoeken in de juiste zalen moet inschrijven, de juiste afkorting
van het onderzoek weten… Kortom, concentratie is vereist.
Naast het inschrijven van patiënten is ook tijdig klasseren en archiveren één van
de dagelijkse taken van een MMA. Dit lijkt in eerste instantie misschien niet echt
een boeiende of leerrijke taak, maar toch is zeker noodzakelijk. Het is zeer handig
voor het opzoeken van een patiënt. Ook indien er een fout is gelopen in het
elektronisch dossier kan je je altijd beroepen op het papieren dossier. Uit mijn
stage heb ik geleerd dat klasseren soms zeer delicaat kan zijn. Wanneer je
bijvoorbeeld juist een nieuwe maand begonnen bent en er nog aanvragen liggen
van de vorige maand, kan het soms aankomen op één cijfertje.
Om over te gaan op het archiveren moeten alle reeksen geklasseerde aanvragen
nagekeken worden. Hierbij is het de bedoeling de nog niet ingescande aanvragen
in te scannen. Er zijn verschillende redenen waarom deze nog niet ingescand
zouden zijn. Soms gebeurt het wel eens dat een aanvraag vergeten in te scannen
wordt, maar wanneer patiënten ‟s avonds via spoed binnenkomen en de dokters
daar een onderzoek nodig hebben, vullen ze de aanvraag wel in maar scannen
deze nooit. Vandaar dat het belangrijk is alles nog eens te controleren alvorens
zomaar te archiveren.
Vooraleer patiënten bepaalde onderzoeken kunnen ondergaan, krijgen ze eerst een
contrastvloeistof ingespoten. Aangezien de voorraad niet oneindig is, is het
noodzakelijk deze dagelijks bij te houden. Daarvoor zijn wij ook een deel
verantwoordelijk. Van ons wordt verwacht per patiënt het voorschift na te kijken
en te controleren of de dokter op beide papieren heeft getekend, of alle kruisjes
aanwezig zijn en of de hoeveelheid van de contrastvloeistof is aangeduid op beide
papieren.
Verder mocht ik ook al eens kennismaken met het typen van protocols. Gezien de
nog weinige kennis van medische termen behoorde dit niet tot één van mijn
wekelijkse taken. Er werden dan speciaal bandjes beluisterd en gekeken of het
doenbaar zou zijn voor mij en dan mocht ik dat uittypen. Ook al heb ik dit niet
zoveel gedaan, toch leerde ik in een mum van tijd veel nieuwe woorden bij.
Als laatste kreeg ik ook de opdracht mammoscreenings in te schrijven in Access.
Enige kennis van dit computerprogramma was niet vereist aangezien het bestand
op zich al gemaakt was. Eén van de collega‟s legde me uit hoe ik tewerk kon gaan
en uiteindelijk was het niet veel meer dan gegevens ingeven in een soort
Nele De Crée 2 OMMD Taken
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 9 van 71
tabelvorm. Op zich geen moeilijke taak, maar ook hier kwam het aan op één
cijfertje verschil en je kon de verkeerde patiënt krijgen.
Er werd mij ook getoond hoe de facturatie gebeurde, maar dat ik heb ik nooit
moeten doen. Ze vonden dit een minder interessante taak om mij te laten
uitvoeren aangezien ik er niet veel van kon leren.
Daarnaast was er ook de telefoon. Hierover waren ze van in het begin vrij
duidelijk. Ik zou die niet moeten opnemen; wel mogen maar als je elke keer moet
antwoorden dat je de collega zal geven, kan je je beter bezig houden met zaken
waarmee je de dienst helpt.
Verder leerde ik ook omgaan met een iets drukkere dag bijvoorbeeld. Voor mij was
een drukke dag tof want dan kon ik zo veel inschrijvingen doen en kon ik
verschillende dingen tegelijk doen en toch zorgen dat er niets fout liep. Dit lijkt
misschien niet echt een taak maar het altijd beleefd en vriendelijk blijven in alle
omstandigheden zoals drukte, kan wel als taak gelden.
Natuurlijk zijn er naast bovenstaande taken nog tal van andere dingen die de
Medical Management Assistant voor zijn/haar rekening mag nemen. Mijn collega‟s
hebben er echter bewust voor gekozen mij enkel de hoofd- of meest frequente
taken te laten doen zodat ik een goed beeld zou verkrijgen over het echte werk.
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 10 van 71
4 Begrippenlijst
In deze begrippenlijst bevinden zich termen die ik tijdens mijn stage in protocols
en aanvraagformulieren ben tegengekomen. Sommige begrippen waren mij
volledig onbekend, van andere had ik weliswaar al gehoord maar kende ik de
finesse niet.
Zoals u weet is de dienst Medische Beeldvorming geen dienst zoals een andere.
Patiënten komen van verschillende afdelingen voor een onderzoek. Je maakt er
dus kennis met een grote variëteit van begrippen.
Voor de indeling van de woorden heb ik mij gebaseerd op de lichaamsplaats waar
de scan is genomen, bijvoorbeeld CT-scan van het abdomen, van de knie, van de
thorax… Deze verschillende lichaamsdelen zijn ondergebracht onder de afdeling
waar de patiënt normaal naartoe gaat met dat soort klachten.
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 11 van 71
4.1 Gastro-enterologie
De kennis van het maag-darmkanaal (JOCHEMS, 2009)
4.1.1 De darmen
4.1.1.1 Anatomie
De darmen bestaan uit twee delen: de dunne darm (twaalfvingerige darm,
nuchtere darm en kronkeldarm) en de dikke darm (karteldarm en endeldarm).
Samen nemen ze het onderste tweederde deel van de buik in beslag. De dunne
darm komt van de maag; hierin vindt vooral de opname plaats door het bloed van
voedingsstoffen na de vertering (enkelvoudige suikers, aminozuren uit eiwitten,
vetzuren en glycerol uit vetten). Ook worden hier sommige vitaminen opgenomen
(bijvoorbeeld B12 dat aan het einde van de kronkeldarm door het bloed
opgenomen wordt).
De dikke darm is de voortzetting van de dunne darm; hier vindt vooral de
absorptie van water en zouten (elektrolyten) plaats. Als de stoffen de endeldarm
hebben bereikt, zijn er alleen nog afvalstoffen over, de ontlasting. De dikke darm
logt als een omlijsting rond de buikholte; het eerste deel is de blindedarm waaraan
een wormvormig aanhangsel (appendix) vastzit. De karteldarm wordt naar de
plaats en vorm onderverdeeld in stijgende darm, transversale darm, dalende darm
en sigma (sikkelvormige darm, ook sigmoïd) om te eindigen in de endeldarm. De
dunne darm bevindt zich binnen de omlijsting die de dikke darm vormt. (TROMP,
2004)
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 12 van 71
4.1.1.2 Pathologieën
4.1.1.2.1 Aneurysma van de aorta abdominalis
Inleiding
Met een diameter van ongeveer 2,5 cm is de aorta de grootste slagader in het
lichaam. Dit bloedvat ontvangt zuurstofrijk bloed uit de linker hartkamer en
verdeelt dit over het gehele lichaam, met uitzondering van de longen (die bloed
ontvangen vanuit de rechter hartkamer). Direct voorbij het punt waar de aorta het
hart verlaat, splitst deze kleinere slagaders af die bloed naar het hoofd en de
armen voeren. De aorta buigt vervolgens naar beneden af, en splitst verdere
takken af op zijn weg van de linker hartkamer naar de onderbuik, ter hoogte van
de bovenrand van het heupbeen (bekken). Op dit punt splitst de aorta zich in de
twee darmbeenslagaders, die de benen van bloed voorzien.
Tot de aandoeningen van de aorta behoren uitpuilingen (aneurysma's) op zwakke
plekken in de aortawand en het ontstaan van een scheiding tussen de lagen van
de wand (dissectie). Deze aandoeningen kunnen acuut tot de dood leiden, maar
ontstaan meestal in de loop van jaren. Ook in andere slagaders kunnen
aneurysma's ontstaan.
Aneurysma's kunnen overal in de aorta ontstaan. Driekwart van de aorta-
aneurysma's treedt echter op in het gedeelte van de aorta dat door de buik loopt
(de abdominale aorta of buikaorta), en de rest ontstaat in het gedeelte dat door de
borstkas loopt (thoracale aorta). Aneurysma's kunnen ook ontstaan in de
slagaders in de knieholte (de arteriae popliteae), de grote slagaders in de dijen
(bovenbeenslagaders), de slagaders die naar het hoofd leiden (halsslagaders), de
slagaders naar de hersenen (hersenslagaders) en de slagaders die de hartspier van
bloed voorzien (kransslagaders). Een aneurysma kan rond (sacciform) zijn of
langwerpig (fusiform). Deze laatste vorm komt het meest voor.
Abdominale aorta-aneurysma's kunnen zich op elke leeftijd voordoen, maar
komen het meest voor bij mannen tussen 50 en 80 jaar oud. Abdominale aorta-
aneurysma's komen vaak voor bij meer leden van eenzelfde familie en doen zich
veelal voor bij mensen met hoge bloeddruk, vooral bij degenen die daarnaast nog
roken. Ongeveer 20% van dergelijke aneurysma's scheurt uiteindelijk open.
Wat is een abdominaal aorta aneurysma?
Abdominale aorta-aneurysma's zijn aneurysma's die ontstaan in het gedeelte van
de aorta dat door de buik loopt (de abdominale aorta of buikaorta). Een
aneurysma is een verwijd, uitpuilend deel van de wand van een slagader, meestal
de aorta.
De uitpuiling ontstaat gewoonlijk op een zwakke plek in de slagaderwand. Door de
druk van het bloed in de slagader puilt de wand naar buiten als de binnenband
van een fiets. Als er niet wordt ingegrepen, kan een aneurysma scheuren, met
inwendige bloedingen als gevolg.
Oorzaak
De meest voorkomende oorzaak van aneurysma's is arteriosclerose, een
aandoening die leidt tot verzwakking van de aortawand, meestal in combinatie
met een hoge bloeddruk. Tot de minder vaak voorkomende oorzaken behoren
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 13 van 71
verwondingen, ontstekingen van de aorta (aortitis), erfelijke bindweefselziekten als
het syndroom van Marfan en bepaalde infectieziekten als syfilis. Bij patiënten met
het syndroom van Marfan ontstaat het aneurysma meestal in het eerste deel van
de aorta, waar deze het hart verlaat (de aorta ascendens). Bij ouderen worden
bijna alle aneurysma's in verband gebracht met arteriosclerose. Hoge bloeddruk,
een veelvoorkomende aandoening bij ouderen, en het roken van sigaretten
verhogen het risico van het ontstaan van een aneurysma.
In een aneurysma ontstaat vaak een bloedstolsel (trombus) doordat het bloed in
het aneurysma niet vlot kan doorstromen. Een dergelijk stolsel kan zich
uitbreiden over de gehele wand van het aneurysma. Een stolsel kan los raken en
(als zogenoemde „embolus') met het bloed worden meegevoerd, waarna het elders
een slagader kan afsluiten. Vooral bij aneurysma's in de knieholte is er een
verhoogd risico dat er emboli ontstaan. In sommige gevallen vormt zich geleidelijk
een calciumafzetting in de wand van een aneurysma.
Symptomen
Patiënten met een abdominaal aorta-aneurysma voelen vaak een kloppend gevoel
in de buik. Het aneurysma kan pijn veroorzaken, meestal een diepe doordringende
pijn, vooral in de rug. De pijn kan hevig zijn en als het aneurysma lekt, heeft de
patiënt meestal aanhoudend pijn.
Wanneer een aneurysma openscheurt, is het eerste symptoom meestal een
ondraaglijke pijn in de onderbuik en de rug en drukpijn ter hoogte van het
aneurysma. Als er een zware inwendige bloeding is, kan de patiënt spoedig in
shock raken (zie Shock). Een opengescheurd aneurysma in de buik is vaak fataal.
Diagnose
De pijn is een goede aanwijzing, maar deze treedt pas vrij laat op. Veel patiënten
met een aneurysma hebben echter helemaal geen symptomen. Hun aneurysma
wordt bij toeval gediagnosticeerd wanneer om andere redenen een lichamelijk
onderzoek wordt uitgevoerd of een röntgenonderzoek of echografisch onderzoek
wordt gedaan. Soms voelt de arts op de middenlijn van de buik een kloppende
massa. Met een stethoscoop op het midden van de buik is er gewoonlijk een ruis
te horen, die wordt veroorzaakt door de turbulente stroming van het bloed langs
het aneurysma. Bij zwaarlijvige patiënten worden echter zelfs grote aneurysma's
soms niet ontdekt. Bij snel groter wordende aneurysma's die op het punt staan
open te scheuren, is er vaak pijn of drukpijn wanneer de arts tijdens lichamelijk
onderzoek op de buik duwt.
Wanneer in de wand van het aneurysma calcium is afgezet, is die soms zichtbaar
op een röntgenfoto van de buik, maar dergelijke opnamen leveren weinig andere
informatie op. Met andere onderzoeken is de arts beter in staat aneurysma's op te
sporen en de omvang ervan te bepalen. Met echografie zijn de afmetingen van het
aneurysma gewoonlijk duidelijk te bepalen. Als er een aneurysma wordt ontdekt,
kan er om de paar maanden een echogram worden gemaakt om te bepalen of en
hoe snel het aneurysma groter wordt. Nog nauwkeuriger kunnen de grootte en
vorm van het aneurysma worden vastgesteld op een CT-scan (computertomogram)
van de buik, vooral als eerst een contrastvloeistof wordt ingespoten. Dit onderzoek
is echter duurder dan echografie. Onderzoek met behulp van magnetische
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 14 van 71
kernspinresonantie (MRI) is ook nauwkeurig, maar is duurder dan echografie of
CT-scans.
Behandeling
Een aneurysma met een diameter kleiner dan 5 centimeter zal niet gauw
openscheuren. In dat geval hoeft de patiënt soms alleen geneesmiddelen tegen
hoge bloeddruk (antihypertensiva) te gebruiken (zie Hoge bloeddruk:Introductie).
Met beeldvormende technieken als echografie of computertomografie wordt
bekeken hoe snel het aneurysma groter wordt, om te bepalen wanneer operatief
ingrijpen noodzakelijk wordt. Aanvankelijk wordt dit om de drie tot zes maanden
gedaan, daarna hangt de frequentie af van de snelheid waarmee het aneurysma
groter wordt.
Bij aneurysma's met een diameter groter dan ongeveer 6 centimeter is het risico
van openscheuren vrij groot. In dergelijke gevallen wordt meestal aanbevolen om
operatief in te grijpen, tenzij een operatie voor een bepaalde patiënt te riskant is.
Bij een dergelijke operatie wordt het aneurysma hersteld met behulp van een
kunststofprothese. Er zijn twee verschillende methoden. Bij de traditionele aanpak
krijgt de patiënt een algehele narcose en wordt een insnede gemaakt vanaf een
punt vlak onder het borstbeen tot net onder de navel. De prothese wordt op zijn
plaats gehecht in de aorta, waarna de wanden van het aneurysma om de prothese
heen worden gewikkeld en de operatiewond weer wordt gedicht. Deze operatie
duurt drie tot zes uur en de patiënt moet gewoonlijk vijf tot acht dagen in het
ziekenhuis blijven. Een nieuwere, minder invasieve benadering is het gebruik van
een zogeheten stent (endoprothese). Hierbij wordt een plaatselijke verdoving
(epidurale anesthesie, ruggenprik) gegeven, waardoor het lichaam alleen beneden
het middel gevoelloos wordt. Via een kleine insnede in de lies wordt een lange
dunne voerdraad in de aorta gebracht en naar het aneurysma opgevoerd. Over de
voerdraad heen wordt een slangetje (katheter) met daarin de stent (een
ontplooibaar „rietje' van metaalgaas) naar binnen geleid en op zijn plaats gebracht
in het aneurysma. Na ontplooiing van de stent vormt deze een stevig kanaal
waardoorheen het bloed kan stromen. Deze operatie duurt twee tot vijf uur en de
patiënt moet gewoonlijk twee tot vijf dagen in het ziekenhuis blijven. De
overlijdenskans bij een operatie van een aneurysma waarbij een stent wordt
ingebracht, is ongeveer 2 tot 5%. De methode met de katheter is technisch niet bij
elk aneurysma mogelijk.
Wanneer een abdominaal aorta-aneurysma openscheurt of dreigt open te
scheuren, moet er een spoedoperatie worden uitgevoerd. In dat geval is er slechts
50% kans dat de patiënt de operatie overleeft. Wanneer een aneurysma
openscheurt, kan er nierletsel ontstaan door onvoldoende bloedtoevoer of door
shock als gevolg van bloedverlies. Als er na de operatie nierinsufficiëntie optreedt,
nemen de overlevingskansen sterk af. Een gescheurd abdominaal aorta-
aneurysma dat niet wordt behandeld, is altijd fataal. (Merck & Co., Inc., 2004-
2005)
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 15 van 71
Figuur 1: Abdominaal en thoracaal aorta-aneurysma
4.1.1.2.2 Diverticulose
Wat is diverticulose?
Diverticulose is de aanwezigheid van verscheidene divertikels, meestal in de dikke
darm (het colon). Divertikels kunnen overal in de dikke darm ontstaan, maar ze
komen het meest voor in het colon sigmoideum, het deel van de dikke darm vlak
vóór de endeldarm (het rectum). De diameter van divertikels varieert van 2,5 mm
tot 2,5 cm. Ze komen niet vaak voor bij mensen jonger dan 40 jaar, maar daarna
komen ze steeds vaker voor. Vrijwel iedereen die 90 jaar oud wordt, heeft een
groot aantal divertikels. Reuzendivertikels zijn zeldzame uitstulpingen met een
doorsnede van 25 mm tot 15 cm. Sommige patiënten hebben slechts één
reuzendivertikel. (TROMP, 2004)
Oorzaak
Aangenomen wordt dat divertikels ontstaan door spasmen van de spierlaag van de
darm. De oorzaak van deze darmspasmen is onbekend, maar kan verband houden
met een vezelarm dieet of met onvoldoende vloeistofinname. De druk die deze
spasmen op de darmwand uitoefenen, leidt ertoe dat een deel van de wand op een
zwakke plek uitstulpt, meestal waar een slagader door de spierlaag van de dikke
darm loopt. Vaak wordt bij mensen met diverticulose vastgesteld dat de dikte van
de spierlaag in het colon sigmoideum is toegenomen. De oorzaak van een
reuzendivertikel is onduidelijk.
Symptomen
De divertikels zelf zijn niet gevaarlijk. De meeste mensen met diverticulose hebben
zelfs geen symptomen. Diverticulose kan soms echter onverklaarbare pijnlijke
krampen, diarree of andere problemen met de darmvoortstuwing en bloed in de
ontlasting veroorzaken. De nauwe opening van een divertikel kan bloeden, soms
hevig, eerst in de darm en daarna via het rectum naar buiten. Bloedingen kunnen
ook ontstaan wanneer ontlasting in het divertikel komt vast te zitten en een
bloedvat beschadigt (doorgaans een slagader die langs het divertikel loopt).
Ontlasting die in een divertikel vastzit, kan niet alleen bloedingen veroorzaken,
maar ook ontstekingen en infecties. Dit leidt tot diverticulitis.
Diagnose
Diverticulose wordt vermoed wanneer iemand symptomen als onverklaarbare
pijnlijke krampen, diarree of andere problemen met de darmvoortstuwing, of
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 16 van 71
rectale bloedingen heeft. De diagnose wordt bevestigd door röntgenonderzoek na
een klysma met bariumpap of door coloscopie. Heeft de patiënt echter ernstige
buikpijn, dan wordt in plaats daarvan computertomografie (CT) toegepast, opdat
de ontstoken darm niet perforeert.
Als er bloed in de ontlasting aanwezig is, kan de oorzaak meestal het best met
behulp van coloscopie worden vastgesteld. Het kan echter ook nodig zijn om de
oorzaak van de bloedingen met behulp van angiografie of isotopenonderzoek (dat
wordt uitgevoerd na intraveneuze injectie van radioactief gemerkte rode
bloedcellen) vast te stellen.
Behandeling
Het doel van de behandeling is meestal het verminderen van de darmspasmen.
Het beste resultaat wordt bereikt met een vezelrijk dieet (dat bestaat uit groenten,
fruit en volkorenproducten) en door veel te drinken. De toegenomen massa in de
dikke darm vermindert de spasmen, waardoor de druk op de wand van de darm
afneemt. Als een vezelrijk dieet alleen niet effectief is, kan het dagelijks worden
aangevuld met zemelen of een volumevergrotend middel (zoals psylliumpreparaten
of methylcellulose).
Ongecompliceerde diverticulose, waarbij geen aanwijzingen van ontsteking,
infectie of complicaties worden gevonden, hoeft niet chirurgisch te worden
behandeld. Als er vaak bloedingen optreden of als de bron van de bloeding niet
kan worden vastgesteld, is chirurgische verwijdering van het grootste deel van de
dikke darm nodig, maar een dergelijke operatie wordt niet vaak uitgevoerd.
Een reuzendivertikel moet meestal chirurgisch worden behandeld omdat de
divertikel waarschijnlijk geïnfecteerd zal raken en zal scheuren.
Complicaties
Bij divertikelziekte kan er bloed uit een divertikel naar de darm lekken. Als een
divertikel scheurt, komt de inhoud van de darm, inclusief bacteriën en bloed, in
de buikholte terecht, wat vaak infectie veroorzaakt. Tussen de dikke darm en een
ander orgaan kan een abnormaal kanaal worden gevormd (fistel). Dit gebeurt
meestal wanneer een divertikel dat tegen een ander orgaan aanligt, scheurt.
(Merck & Co., Inc., , 2004-2005)
Figuur 2: Colondiverticulose
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 17 van 71
4.1.1.2.3 Diverticulitis
Wat is diverticulitis?
Diverticulitis is een ontsteking of infectie van een of meer divertikels.
Diverticulitis komt voor bij mensen met diverticulose. Meestal wordt het colon
sigmoideum aangetast, het laatste deel van de dikke darm, vlak voor de
endeldarm. Diverticulitis komt vaker voor bij mensen ouder dan 40 jaar. Hoewel
de aandoening op elke leeftijd ernstige vormen kan aannemen, is ze bij ouderen
het ernstigst, vooral bij mensen die corticosteroïden gebruiken of andere
geneesmiddelen die het immuunsysteem onderdrukken en daardoor het risico van
infectie vergroten. Bij driemaal zoveel mannen als vrouwen jonger dan 50 jaar is
een operatie nodig wegens diverticulitis. Bij mensen ouder dan 70 jaar betreft het
juist driemaal zoveel vrouwen als mannen.
Symptomen
Diverticulitis veroorzaakt meestal pijn, drukpijn (meestal links onder in de
buikholte) en koorts. In tegenstelling tot diverticulose veroorzaakt diverticulitis
over het algemeen geen maag-darmbloedingen.
Diagnose
Als een arts weet dat de patiënt al diverticulose heeft, kan de diagnose bijna
geheel op basis van de symptomen worden gesteld. Een groot aantal andere
aandoeningen van de dikke darm en andere organen in de buikholte en het
bekken kunnen echter symptomen veroorzaken die lijken op die van diverticulitis.
Enkele van deze aandoeningen zijn appendicitis, colon- of ovariumkanker, een
met pus gevulde infectiehaard (abces) en goedaardige gezwellen op de wand van de
baarmoeder (vleesbomen).
Een CT-scan of een echogram kan helpen om onderscheid te maken tussen
diverticulitis en appendicitis of een abces.
Als de ontsteking is verdwenen of de infectie is behandeld, kan de arts coloscopie
uitvoeren (onderzoek van de dikke darm met behulp van een flexibele kijkbuis) of
een röntgenonderzoek na toediening van een klysma met bariumpap. Deze
onderzoeken worden uitgevoerd om de aanwezigheid van divertikels te bevestigen
of de ernst daarvan te bepalen. Coloscopie of röntgenonderzoek na toediening van
een klysma met bariumpap kan meestal pas verschillende weken na de
behandeling worden uitgevoerd omdat tijdens deze onderzoeken de ontstoken
darm kan beschadigen of perforeren. Mogelijk is operatief onderzoek nodig om de
diagnose te bevestigen.
Behandeling
Een lichte vorm van diverticulitis kan worden behandeld met rust, een vloeibaar
dieet en orale antibiotica. De symptomen verdwijnen meestal snel. Na een paar
dagen kan dan worden overgegaan op een zacht, vezelarm dieet en dagelijkse
inname van psylliumzaadpreparaten. Na een maand kan met een vezelrijk dieet
worden begonnen.
Als de symptomen ernstiger zijn en er bijvoorbeeld sprake is van buikpijn, een
lichaamstemperatuur van meer dan 38 °C, weinig reactie op orale antibiotica en
andere aanwijzingen voor een ernstige infectie of complicatie, is doorgaans
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 18 van 71
ziekenhuisopname noodzakelijk. De patiënten krijgen dan intraveneus vocht en
antibiotica toegediend, moeten het bed houden en krijgen niets via de mond
toegediend totdat de symptomen verdwijnen. Bij ongeveer 20% van de mensen met
diverticulitis is een operatieve ingreep nodig omdat de symptomen niet
verminderen.
Als de bron van de bloedingen bekend is, wordt bij de meeste mensen alleen het
aangetaste darmgedeelte verwijderd. Als de bron van de bloedingen niet bekend is,
wordt een groter deel van de darm weggenomen, een ingreep die „subtotale
colectomie' wordt genoemd.
Patiënten bij wie de darm is geperforeerd, moeten met spoed worden geopereerd.
Een darmruptuur leidt namelijk altijd tot infectie van de buikholte. De chirurg
verwijdert doorgaans het geperforeerde gedeelte en maakt een opening tussen de
dikke darm en het huidoppervlak. Zo'n opening wordt een „colostoma' genoemd
(zie Tumoren van het spijsverteringsstelsel:Tumoren van dikke darm en
endeldarm). Ongeveer 10 tot 12 weken later (of soms nog later) worden de
doorgesneden uiteinden van de darm bij een volgende operatie weer met elkaar
verbonden en wordt het colostoma afgesloten.
Niet bij alle mensen met diverticulitis is operatief ingrijpen noodzakelijk. Als een
abces wordt ontdekt, kan worden geprobeerd de inhoud via de huid te laten
weglopen voordat een operatie wordt overwogen.
Behandeling van een fistel omvat het wegnemen van het deel van de dikke darm
waarin de fistel begint, het op elkaar aansluiten van de doorgesneden uiteinden
van de dikke darm en het herstellen van het andere aangetaste gebied
(bijvoorbeeld de blaas of de dunne darm).
Complicaties
Door de ontsteking van de darmwand kunnen fistels (abnormale kanaaltjes)
ontstaan die de dikke darm met andere organen verbinden. Fistels ontstaan
meestal wanneer een divertikel in de dikke darm tegen een ander orgaan (zoals de
blaas) aanligt en de divertikel scheurt. De daardoor veroorzaakte ontsteking dringt
samen met de bacterie-inhoud van de dikke darm langzaam het naastgelegen
orgaan binnen, wat tot een fistel leidt. De meeste fistels komen voor tussen het
colon sigmoideum en de blaas. Deze fistels komen vaker voor bij mannen dan bij
vrouwen, hoewel vrouwen bij wie de baarmoeder is verwijderd (hysterectomie) een
verhoogd risico hebben, omdat de dikke darm en de blaas niet langer door de
baarmoeder worden gescheiden. Wanneer tussen de dikke darm en de blaas fistels
ontstaan, komt de darminhoud, inclusief de normale bacteriële darmflora, in de
blaas terecht en veroorzaakt urineweginfecties. Er kunnen ook fistels ontstaan
tussen dikke darm en dunne darm, baarmoeder, vagina, buikwand en zelfs heup
of borst, maar die komen minder vaak voor.
Andere mogelijke complicaties van diverticulitis zijn ontsteking van nabijgelegen
organen (zoals de baarmoeder, blaas of andere delen van het
spijsverteringskanaal), ruptuur van de wand van een divertikel, een abces (met
pus gevulde infectiehaard), infectie van het buikvlies (peritonitis) en bloedingen.
Herhaaldelijke aanvallen van diverticulitis kunnen leiden tot darmafsluiting,
omdat de daardoor veroorzaakte littekenvorming en spierverdikking de
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 19 van 71
binnenzijde van de dikke darm kan vernauwen zodat vaste ontlasting niet meer
kan passeren. (Merck & Co., Inc., 2004-2005)
Figuur 3: Diverticulitis
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 20 van 71
4.1.2 De lever
4.1.2.1 Anatomie
De lever of hepar is vanwege zijn vele onmisbare functies een van de belangrijkste
organen in het menselijke lichaam. De (gezonde) lever weegt 1,5 tot 2 kilo en is
omgeven door een glad en glanzend kapsel. Het grootste deel van de lever ligt
rechtsboven in de buikholte onder de rechter diafragmakoepel en wordt naar
voren beschermd door de onderste ribben. De voorzijde is bol en de achterzijde is
platter. De lever ligt grotendeels intraperitoneaal, waardoor deze voor een
belangrijk deel bekleed is met buikvlies.
De lever is opgebouwd uit een linkerkwab (lobus sinister) en een grote
rechterkwab (lobus dexter). Onderaan de lever liggen nog twee kleinere kwabben:
de vierkante kwab (lobus quadratus) en de staartkwab (lobus caudatus). Tussen
beide grote leverkwabben bevindt zich aan de boven- en de vooronderzijde het
sikkelvormige ligament (ligamentum falciforme), dat door een dubbellaag van
buikvlies tussen lever, buikwand en middenrif wordt gevormd. Onder en tegen de
rechterkwab van de lever, aan de voorzijde naast de hilus, bevindt zich bovendien
een groenachtige blaas, de galblaas (vesica fellea biliaris). De galblaas ligt
intraperitoneaal en is een peervormige zak met een maximale inhoud van circa 50
ml. Het slijmvlies bestaat uit cilindrisch epitheel met honingraatvormige plooien.
De wand bevat veel glad spierweefsel en de galblaas is bekleed met serosa
(peritoneum).
Bloedvoorziening
De bloedvoorziening van de lever is afwijkend van die van andere organen. Het
merendeel van de bloedvoorziening van de lever bestaat namelijk uit veneus bloed!
De lever krijgt via twee wegen bloed aangevoerd. Ongeveer 25 procent van het
bloed dat de lever instroomt, is arterieel of zuurstofrijk bloed dat aangeleverd
wordt door de leverslagader (arteria hepatica, een aftakking van de
ingewandsslagader of truncus coelicus). De overige 75 procent van het bloed dat
de lever binnenstroomt is veneus of zuurstofarm bloed uit de poortader (vena
portae). Het zuurstofarme bloed is rijk aan voedingsstoffen, die door de cellen van
het darmslijmvlies aan het veneuze bloed van de darm worden afgegeven.
Alle in de darm opgenomen voedingsstoffen en toxische stoffen worden dus eerst
aan de lever aangeboden. Deze haalt een groot deel van de voedingsstoffen en
toxische stoffen uit het bloed zodat het bloed dat de lever verlaat voor een
belangrijk deel ontdaan is van voor het lichaam essentiële voedingsstoffen maar
ook van toxische stoffen. (SC Practidisc Special SRL, 2005)
Functies van de lever
De lever produceert ongeveer de helft van de totale hoeveelheid cholesterol in het
lichaam. De rest is afkomstig uit het voedsel. Het grootste gedeelte van de door de
lever gevormde cholesterol wordt gebruikt voor de productie van gal, een
groengele, stroperige vloeistof die de spijsvertering bevordert. Cholesterol is ook
nodig voor de aanmaak van bepaalde hormonen, zoals oestrogeen, testosteron en
de bijnierhormonen, en is een essentieel bestanddeel van elke celmembraan. De
lever maakt ook andere stoffen aan, vooral eiwitten, die het lichaam nodig heeft
om zijn functies uit te voeren. Stollingsfactoren zijn bijvoorbeeld eiwitten die nodig
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 21 van 71
zijn om het bloed te laten stollen in geval van een bloeding. Albumine is een eiwit
dat nodig is om de juiste druk in de bloedbaan te handhaven.
Suikers worden in de lever in de vorm van glycogeen opgeslagen en worden
wanneer dat nodig is weer afgebroken en als glucose aan het bloed afgegeven,
bijvoorbeeld wanneer de bloedglucosespiegel te laag wordt, zoals het geval is
tijdens de slaap wanneer urenlang niets wordt gegeten.
Nog een belangrijke functie van de lever is het afbreken van schadelijke of giftige
stoffen die uit de darm zijn opgenomen of die elders in het lichaam zijn ontstaan.
Vervolgens worden ze als onschadelijke afbraakproducten in de gal of het bloed
uitgescheiden. De in de gal uitgescheiden afbraakproducten komen in de darm
terecht en verlaten vervolgens het lichaam met de ontlasting. De in het bloed
uitgescheiden afbraakproducten worden er door de nieren uitgefiltreerd en
verlaten het lichaam met de urine. De lever zet ook geneesmiddelen om
(metaboliseert ze), waardoor ze inactief worden of gemakkelijker kunnen worden
uitgescheiden.
Stoornissen van de leverfunctie kunnen grofweg in twee groepen worden verdeeld:
stoornissen die door een afwijking in de levercellen zelf worden veroorzaakt (zoals
cirrose en hepatitis) en stoornissen die het gevolg zijn van een obstructie van de
galstroom vanuit de lever door de galwegen (zoals galstenen en kanker). (Merck &
Co., Inc., 2004-2005)
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 22 van 71
4.1.2.2 Pathologie
4.1.2.2.1 Focale nodulaire hyperplasie
Wat is Focale nodulaire hyperplasie?
Focale nodulaire hyperplasie (FNH) is een goedaardige levertumor. De tumor
ontstaat uit levercellen en cellen van de galwegen. De grootte van de tumor kan
variëren. Kenmerkend voor FNH is de stervormige kern, in het midden van de
tumor. FNH komt iets vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Ongeveer 3 op de
1000 Nederlanders heeft FNH.
Oorzaak
De oorzaak van FNH is onbekend.
Symptomen
In de meeste gevallen veroorzaakt FNH geen klachten. Soms is er sprake van vage
pijnklachten in de rechterbovenbuik. Als de tumor erg groot is, kan de pijn
duidelijker aanwezig zijn. In zeldzame gevallen kan de tumor gaan bloeden of
scheuren. Dit geeft vaak hevige, plotselinge buikpijn. Deze kans is voornamelijk
aanwezig als de FNH erg groot is. Ook kunnen er klachten optreden als een grote
goedaardige tumor de galwegen en/of bloedvaten dichtdrukt.
Diagnose
Een goedaardige levertumor, zoals FNH, wordt vaak bij toeval ontdekt tijdens een
echo van de bovenbuik. Een echo is een beeldvormend onderzoek waarbij gebruik
gemaakt wordt van geluidsgolven. De lever kan door middel van een echo goed in
beeld gebracht worden. Meestal zal de arts vervolgens een MRI-scan of CT-scan
uitvoeren, om met zekerheid vast te stellen dat de tumor goedaardig is.
Bij een CT-scan en een MRI-scan wordt de lever in doorsneden gedetailleerd in
beeld gebracht. Een CT-scan maakt gebruik van röntgenstralen, terwijl een MRI-
scan gemaakt wordt met behulp van een sterk magnetisch veld. Bij beide
onderzoeken wordt van tevoren contrastvloeistof toegediend om het beeld nog
duidelijker te maken. Op de scan is de stervormige kern in het midden van de
tumor goed te zien. In dat geval is de diagnose met zekerheid te stellen.
Behandeling
Bij FNH is behandeling over het algemeen niet nodig. Slechts in geval van pijn kan
men op zoek gaan naar een behandeling. (Maag Lever Darm Stichting)
Figuur 4: Focale nodulaire hyperplasie
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 23 van 71
4.1.2.3 Wetenschappelijke term
4.1.2.3.1 Leverparenchym
Het leverparenchym is het weefsel waaruit de lever is opgebouwd. Behalve
bloedvaten gaat het bij de lever maar om één type cel, namelijk de hepatocyt of
lever(parenchym)cel. Hepatocyten zijn kubische cellen die in balkjes (één cel dik)
zijn gerangschikt. De gewone leverparenchymcellen zijn veelhoekig met ronde tot
eivormige kernen en talrijke mitochondriën en lysosomen. In het celplasma
bevinden zich ophopingen van glycogeen en soms van vetten en (vooral bij
veroudering) een geelbruin pigment (lipofuscine). (SC Practidisc Special SRL,
2005)
Figuur 5: Microscopische dwarssnede van het leverparenchym met de hepatocyten
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 24 van 71
4.2 Gyneacologie
De wetenschap van de ziekten der vrouwelijke geslachtsorganen (JOCHEMS, 2009)
4.2.1 De borsten
4.2.1.1 Anatomie
De mammae liggen ter hoogte van costa 3 tot 7 op de musculus pectoralis . Zij
worden gefixeerd door de zogenaamde ligamenta suspensoria mammaria, ook wel
de banden van Cooper genoemd. Deze collagene vezelbundels dienen om de positie
van de mamma bij verschillende lichaamshoudingen zo weinig mogelijk te laten
veranderen.
De mammae bestaan voornamelijk uit vetweefsel, subcutaan bindweefsel en voor
een klein deel uit klierweefsel. Het klier- en bindweefsel worden samen ook wel het
fibroglandulair weefsel genoemd. Het klierweefsel, ofwel het borstparenchym,
bestaat uit zo‟n 15 tot 20 trosvormige klieren, ook wel lobben genoemd. Elke lob is
opgebouwd uit meerdere aftakkende lobules. Deze lobules bestaan weer uit een
lobulaire ductus met daaraan meerdere ductules. Deze afvoergangen, en
vertakkingen daarvan, zijn omringd door stevig bindweefsel. Aan de binnenzijde
zijn ze bekleed met tweelagig epitheel. Aan de buitenkant is dit myo-epitheel. Dit
heeft samentrekkende eigenschappen. Aan de luminale kant zit het cilindrisch
epitheel, met uitscheidende eigenschappen. Een onderdeel van de mamma is de
mammilla. Meestal ligt deze in het midden van de mamma. De mammilla wordt
omgeven door de areola mamma, waarop de ducti met 15-20 porienvormige
openingen uitmonden. Net onder de mammilla zijn de ducti verwijd tot 1 à 2 mm
brede melkzakjes, de sinus lactiferi. Hierin wordt vlak na de zwangerschap melk
opgeslagen voordat deze wordt uitgescheiden. (Cloïn)
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 25 van 71
4.2.1.2 Pathologie
4.2.1.2.1 Cyste
Wat is een cyste?
De cyste (ook wel ganglion genoemd) zijn frequent voorkomende, goedaardige
knobbeltjes of gezwelletjes.
Oorzaak
Er is niet echt geweten wat de aanzet is tot het vormen van een cyste. We zien wel
dat de cyste iets meer bij vrouwen voorkomen. Soms is er een verhaal van een
voorafgaand trauma of herhaalde belastingen.
De goedaardige cystjes zijn gevuld met een gelatineachtige vloeistof, ze kunnen
ontstaan uit het gewrichtskapsel van nabijgelegen gewrichten, ligamenten of
peesscheden van buig- of strekpezen, wanneer deze geïrriteerd/ontstoken zijn.
Symptomen
Hoewel in de meeste gevallen de ganglions pijnloos zijn, geven ze soms toch last,
bijvoorbeeld wanneer ze pas ontstaan zijn of bij constante en/of zware arbeid van
de hand/ pols. Daarnaast kan er ook pijn zijn tgv het drukken van de cyste op een
zenuw. Grote cysten kunnen ondanks dat ze pijnloos zijn, toch storend zijn owv
esthetische redenen.
De grootte van de cysten is zeer wisselend. Soms verdwijnen de cysten spontaan,
zonder enige behandeling.
Belangrijk voor de diagnose is de plaats en het uitzicht van de cyste. Om
onderliggende aandoeningen van de gewrichten uit te sluiten wordt er een RX
genomen, terwijl een echografie meer informatie geeft omtrent vorm, inhoud en de
relaties met de omliggende structuren (pezen, bloedvaten, zenuwen,...).
Diagnose
Cysten kunnen de oorzaak zijn van pijnlijke, palpabele afwijkingen. De diagnose
kan gesteld worden op basis van echografie alleen, voor de pijnlijke, palpabele
cysten kan een ontlastende punctie worden aangeboden.
Behandeling
De meeste cysten moeten niet behandeld worden. Het is wel belangrijk
opmerkzaam te zijn voor veranderingen in de vorm of consistentie.
Niet-operatief
Wanneer de cyste de patiënt toch last bezorgt (pijn, verstoren van de handfunctie
of esthetiek) kan een niet-operatieve behandeling overwogen worden, zoals een
punctie (= opzuigen van het vocht uit de cyste), al dan niet gecombineerd met een
cortisone-injectie. Belangrijk om te weten is dat de kans op succes met deze
conservatieve maatregelen in vele gevallen vrij klein is.
Operatief
Als de zonet besproken maatregelen geen verbetering van de klachten geven, kan
er beslist worden over te gaan tot een heelkundige verwijdering van de cyste. De
ingreep gebeurt over het algemeen via daghospitaal (‟s morgens opname en ‟s
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 26 van 71
avonds, na het ontslag, naar huis). De verdoving is algemeen of regionaal, dit
wordt beslist in overleg met de anesthesist.
De ingreep zelf bestaat er in het ontstaansmechanisme van de cyste (ventiel- of
klepmechanisme) te verwijderen. Vaak moet hiervoor een deel van het betrokken
gewrichtskapsel of de peeschede weggenomen worden. Om een herstel van deze
structuren (vooral indien thv de pols) mogelijk te maken is een gipsverband
gedurende 2 à 3 weken noodzakelijk.
Complicaties
Zoals bij elke operatie is er een risico op infectie, nabloeding of letsels aan andere
structuren.
Niettegenstaande de operatieve verwijdering van de cysten de grootste kans op
succes geeft, kunnen we geen uitspraken doen over het al dan niet wegblijven
ervan. Men moet er dus rekening mee houden dat de cysten kunnen terugkomen,
uit studies is gebleken dat de kans hierop ergens rond de 5 à 10% ligt. (AZ Sint-
Elisabeth, 1996-2011)
Toelichting
In het protocol gaat het specifiek over een borstcyste.
Borstcysten zijn met vocht gevulde blaasjes die in de borsten ontstaan.
Borstcysten komen veel voor. Bij sommige vrouwen ontstaan regelmatig vele
cysten, soms als onderdeel van een aandoening die „mastopathie' wordt genoemd.
Bij andere vrouwen ontstaan nooit cysten. De oorzaak van borstcysten is niet
bekend, maar letsel kan een rol spelen. Borstcysten kunnen zeer klein zijn, maar
ook enkele centimeters in doorsnede.
Cysten veroorzaken soms pijn in de borsten. Om de pijn te verlichten, kan met
een dunne naald vocht uit de cyste worden opgezogen (drainage). Het vocht wordt
microscopisch onderzocht op kanker. De arts let op de kleur en de hoeveelheid
vocht. Als het vocht bloederig, bruin of troebel is, of als de cyste binnen 12 weken
na drainage niet is verdwenen of terugkomt, wordt de gehele cyste chirurgisch
verwijderd omdat er dan van kanker in de cystenwand sprake kan zijn, al komt dit
zelden voor. (Merck & Co., Inc., 2004-2005)
Figuur 6: Borstcysten
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 27 van 71
4.2.1.3 Symptomen
4.2.1.3.1 Calcificatie
Wat is calcificatie?
Bij het analyseren van calcificaties zijn de belangrijkste factoren de vorm, grootte
en densiteit van de afzonderlijke deeltjes. Ook naar het aantal en de verdeling
moet worden gekeken.
De meeste calcificaties in de mammae zijn goedaardig. Meer dan 80% van de
gebiopteerde groepjes calcificaties representeren een goedaardig proces.
De oplossing voor het analyseren van calcificaties ligt in het lokaliseren van hun
anatomische plaats van ontstaan:
Ductaal: in de uiteinden van de melkgangen.
Lobulair: in cyste-achtige verwijde melkkliertjes.
Gemengd: De calcificaties kunnen overal liggen.
Ontstaan van microcalcificaties
Woekering van het epitheel kan zich via verschillende atypische stadia
ontwikkelen tot een intraductaal carcinoom. Met dit proces kunnen calcificaties
verschijnen. Deze kunnen zowel het resultaat zijn van actieve cellulaire secretie,
als van calcificatie van intraluminale celresten. Ongeacht het proces dat tot de
calcificaties leidt, is het eindresultaat een maligne type microcalcificatie, die zeer
variabel in vorm, grootte, densiteit en aantal zijn. Hieronder volgt een meer
gedetailleerde uitleg.
Ductale calcificatietypes:
De microcalcificaties kunnen zich ontwikkelen tot 2 maligne types:
Granulair:
Onregelmatig van vorm, grootte en densiteit. Dicht bij elkaar gegroepeerd in één
gebied van de mamma.
Casting:
Deze vormen het meest typische en betrouwbare teken van een intraductaal
carcinoom. Het is het ductale lumen dat de maximale breedte bepaald van de
castings. Ook aftakkingen van de ductus kunnen opgevuld worden. Dan is er een
„v-vormige‟ calcificatie te zien. Zeer onregelmatige contour, en verschillen in vorm,
lengte en densiteit. Hoewel periductale mastitis ook uitgestrekte intraductale
calcificaties produceert, hebben deze een regelmatige vorm en contour en een hoge
gelijkmatige densiteit.
Lobulaire calcificatietypes:
Deze calcificaties verschijnen in een bolvormige holte, die hun vorm bepaald. De
gehele inhoud van de holte kan calcificeren, geproduceerd als een homogene,
solide, scherp omlijnde, parelachtige densiteit. Hoe kleiner de holte, hoe
aannemelijker het is dat de gehele inhoud calcificeert. Dit is een typisch beeld van
adenosclerose.
Oorzaken
(slag)aderverkalking
littekens na operatie
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 28 van 71
kalkneerslag na een bloeduitstorting
hele kleine kalkspatjes diffuus in de borst door een chronische irritatie van
melkgangetjes (periductitis)
woekering van bekledende cellen (epitheel) van melkgangetjes en klierlobjes
welke kleine hoeveelheden kalk kunnen uitscheiden
restanten van afgestorven kankercellen
verstikking van kankercellen waardoor deze uitsterven en vervolgens verkalken
Toelichting
Een popcorncalcificatie is een ringvormige calcificatie. (Cloïn)
Figuur 7: Macro-calcificatie in de borst
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 29 van 71
4.3 Medische Beeldvorming
Kennis en toepassing van stralingsenergie voor diagnostiek en therapie (JOCHEMS, 2009)
4.3.1 Onderzoeken
4.3.1.1 CAT-scan
Wat is een CAT-scan?
Een CAT- of CT-scan (computertomografie) is een röntgenfototechniek die een
driedimensionaal beeld van een lichaamsdeel geeft. De patiënt ligt in een
cilindervormige scanner met daaromheen een draaiende röntgenbuis. Een
computergestuurd beeld wordt gevormd van foto‟s uit verschillende hoeken. De
contrastresolutie van een CAT-scan is veelbeter dan die van een conventionele
röntgenfoto.
Toepassing
CAT-scans hebben de diagnoses van veel ziekten radicaal veranderd. Tumoren en
andere hersenstoornissen kunnen nauwkeurig worden afgebeeld, ook al is een
contrastvloeistof soms nodig voor het onderscheiden van de aangrenzende
bloedvaten. Longkanker kan eerder worden ontdekt, wat de kans op een geslaagde
operatie groter maakt. De kleinere kransslagaderen van het hart kunnen
nauwkeurig worden onderzocht op de ernst van de blokkades als een arts een
bypassoperatie overweegt. Afwijkingen in de onderbuik kunnen nauwkeuriger met
contrastoplossingen in de darmen of maag worden gediagnosticeerd.
Botbreuken (vooral breuken van kleine botjes van de voet en het bootvormig been
in de pols die door hoge druk zijn ontstaan) kunnen nauwkeuriger en sneller
worden bekeken dan met een conventionele röntgenfoto, evenals botziekten en
ruggenmergaandoeningen, zoals verschoven wervels. Zacht weefsel, spieren,
bindweefselbanden en kraakbeen kunnen echter gemakkelijker worden
onderscheiden met de MRI-scan. (TROMP, 2004)
Figuur 8: CT-scan
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 30 van 71
4.3.1.2 Duplexonderzoek
Wat is een duplexonderzoek?
Een duplexonderzoek of Dopller-echografie is een onderzoek van de bloedvaten,
bestaande uit een combinatie van echografie en Doppleronderzoek. Het onderzoek
is vernoemd naar Christian Doppler (Oostenrijks arts, 1803 – 1853) en is
gebaseerd op het feit dat de toonhoogte van een geluidsbron hoger wordt wanneer
deze snel nadert en lager wordt wanneer de bron zich verwijdt. (TROMP, 2004)
Toepassing
Een duplex wordt gebruikt voor het meten van vloeistofstromingen, meestal die
van bloed. Met ultrageluid wordt de slagader van de hals, been, nier of buik
afgebeeld en worden vernauwingen, atheromen, stolsels en verkalkingen
zichtbaar. Bij kleuren-Doppler worden de slagaders rood en de aders blauw
afgebeeld. (VAN OTTERLOO, 2003)
Figuur 9: Beeld van een duplex met rood afgebeeld de slagaders en blauw afgebeeld de aders
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 31 van 71
4.3.1.3 Echografie
Wat is een echografie?
Echografie, ook bekend als ultrasonografie of sonografie, is een diagnoseprocedure
die geluidsgolven met meer dan 20.000 trillingen per seconde gebruikt om een
beeld te maken.
Methode
Echografie is meestal een non-invasieve procedure. Een klein beetje gel wordt op
de te scannen huid gesmeerd waardoor de verzending van geluidsgolven nog beter
functioneert. De transductor voor de echo wordt heen en weer bewogen over de
huid en verzendt de reflecties van de geluidsgolven naar een computer, die ze
vertaalt naar het beeldscherm.
Toepassing
Een echo maakt uitstekende beelden van zachte of met vocht gevulde organen,
wordt gebruikt voor cysten en vaste tumoren en de oorzaak van buikpijn en voor
het inbrengen van een naald tijdens een naaldbiopsie of een test zoals een
vruchtwaterpunctie. Tijdens de zwangerschap worden echo‟s gebruikt om de
leeftijd van de foetus te bepalen, de ligging en/of gezondheid van de placenta te
controleren, het aantal baby‟s vast te stellen en de fysieke ontwikkeling van de
baby te volgen. (TROMP, 2004)
Figuur 10: Toestel waarmee men de echografie uitvoert
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 32 van 71
4.3.1.4 Mammografie
Wat is een mammografie?
Een mammografie is een röntgenfoto van de borsten.
Methode
Bij het maken van de borstfoto‟s wordt de borst op de steunplaat van het
mammografieapparaat gelegd. Hierin bevindt zich de röntgenfilm. Met behulp van
een kunststofplaat wordt de borst goed aangedrukt. Hierna wordt de foto gemaakt.
In principe worden er bij een mammografie twee foto‟s van elke borst gemaakt.
Eén in horizontale stand en één in schuine stand. Het aandrukken van de borst
kan gevoelig, soms zelfs pijnlijk zijn, omdat de kunststofplaat tegen de borstwand
aandrukt of omdat het borstweefsel wordt samengedrukt. Dit verschilt van vrouw
tot vrouw. Voor het maken van een scherpe foto is het echter heel belangrijk om
de borst goed aan te drukken. Het aandrukken van de borst kan geen kwaad, ook
niet indien er een knobbeltje of borstprothese aanwezig is.
Toepassing
Een mammogram wordt gebruikt om tumoren en cysten te vinden en om
kwaadaardige van goedaardige tumoren te onderscheiden. Elke vrouw met
symptomen als bulten, tepelafscheiding, borstpijn, indeuking van de huid of
ingetrokken tepel moet een mammogram laten nemen; 90 tot 95 procent van alle
borstkankers wordt met een mammogram ontdekt. Het onderzoek wordt ook
gebruikt voor vrouwen die geen symptomen vertonen. Vrouwen vanaf veertig jaar
worden aangeraden jaarlijks, of in elk geval om de twee jaar, een mammogram te
laten maken, omdat vanaf die leeftijd de kans op borstkanker toeneemt. Vrouwen
boven de 50 jaar zouden het zeker elk jaar moeten doen. (Leids Universitair
Medisch Centrum, 2011)
Figuur 11: Toestel en methode voor het uitvoeren van de mammografie
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 33 van 71
4.3.1.5 MR –MRI
Wat is een MRI?
Ook kernspinotomografie, MR of NMR, techniek voor het maken van
doorsnedefoto‟s van het lichaam.
Methode
Mbv een zeer sterk magnetisch veld en korte radiogolven worden in het lichaam
signalen opgewekt die vertaald worden naar een beeld van het inwendige.
Patiënten bij wie dit onderzoek wordt gebruikt, worden dan ook in een sterk
magnetisch veld geplaatst (maar merken daar gewoonlijk niets van).
De techniek berust op het natuurkundige principe dat de kernen van de in het
lichaam aanwezige watermoleculen in een magneetveld gebracht zich als
staafmagneetjes gaan gedragen. Hierbij kunnen de dichtheid en de richting van
deze moleculen met behulp van een computer worden vertaald in grijstinten, die
samen een beeld geven van het inwendige.
Toepassing
De methode wordt veel gebruikt voor onderzoek aan hersenen, ruggenmerg, hart,
bloedvaten en gewrichten.
De gebruikte elektromagnetische golven worden onschadelijk geacht. (VAN
OTTERLOO, 2003)
Figuur 12: MRI
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 34 van 71
4.4 Keel-neus-oorkunde
Medisch specialisme m.b.t. de genoemde lichaamsdelen, evenals de luchtpijp en slokdarm
(JOCHEMS, 2009)
4.4.1 Hals
4.4.1.1 Anatomie
De hals draagt het hoofd, maakt het beweeglijk en bevat een groot aantal
belangrijke structuren in een relatief kleine ruimte: het ruggenmerg, beschermd
door de wervels, grote bloedvaten naar de hersenen en het gezicht en doorgangen
voor voedsel en lucht. Er lopen belangrijke zenuwen door de hals en sommige
beginnen in het halsgebied.
De hals is te verdelen in twee hoofd-„kolommen‟. Het nekgebied aan de achterkant
bestaat uit de halswervels (vertebrae cervicales) en hun spieren. De keel-„kolom‟
aan de voorkant heeft te maken met organen lager in het lichaam -waarin
strottenhoofd, luchtpijp en daarachter keelholte en slokdarm- en heeft aan
weerszijden grote bloedvaten.
De keel is het voorste deel van de hals. Hier bevinden zich de fauces, de opening
die van de mond naar de heelholte, en de keelholte zelf, de holte die mond, neus
en strottenhoofd met elkaar verbindt en die zich bevindt achter de boog achter in
de mond.
De keelholte (farynx) is een verticale, langwerpige buis die achter neus, mond en
strottenhoofd ligt. De keelholte heeft openinge naar elk van deze drie gebieden en
is een gemeenschappelijke doorgang wardoor lucht, vocht en voedsel het lichaam
binnentreden. Deze omvat de nasofarynx (achter de neus), de orofarynx (achter de
mond) en de laryngofarynx (het stemapparaat). De spieren rond de keelholte
worden gebruikt bij het spreken en slikken.
De nasofarynx ligt direct onder de schedelbasis, achter de neus. Lucht uit de neus
stroomt weg op naar de longen door de nasofarynx. In de zijwanden van de
nasofarynx liggen de openingen van de buizen van Eustachius, die de keelholte
met het middenoor verbinden. Daarnaast bevat de nasofarynx ook amandelweefsel
in de vorm van neusamandelen of adenoïden. Deze weefsels van het
immuunsysteem beschermen het lichaam tegen ziekteverwekkende organismen
die het lichaam via de neus kunnen binnendringen.
De orofarynx ligt achter de mond en vormt een doorgang voor lucht, water en
voedsel. Deze wordt van de mond gescheiden door twee weefselbogen aan elke
kant. De ingang van de mond naar de keel wordt bewaakt door de keelamandelen,
gelegen in de tonsilnis (fossa) tussen de twee bogen aan elke kant en hebben een
vergelijkbare functie als het amandelweefsel in de nasofarynx. De orofarynx
ontvangt lucht en neusslijm uit de nasofarynx erboven en mondt uit in de
laryngofarynx en het strottenhoofd eronder.
De laryngofarynx (ook wel hypofarynx genoemd) is het onderste deel van de
keelholte, dat van het uiteinde van het strotklepje tot de onderkant van het
strottenhoofd loopt. Aan de voorkant heeft de laryngofarynx een opening naar het
strottenhoofd en er kan lucht door het bovenste deel ervan lopen op weg naar het
strottenhoofd. Voedsel uit de orofarynx gaat door de laryngofarynx op weg nar de
slokdarm en maag. (TROMP, 2004)
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 35 van 71
4.4.1.2 Pathologie
4.4.1.2.1 Orofarynxcarcinoom
Inleiding
Kankercellen ontwikkelen zich uit gezonde cellen in een ingewikkeld proces dat
„transformatie' wordt genoemd. De eerste stap in dit proces heet initiatie. In deze
fase ontstaat een verandering in het genetisch materiaal van de cel (het DNA en
soms de structuur van de chromosomen) waardoor deze zich carcinomateus
(kankerachtig) gaat ontwikkelen. De verandering in het genetisch celmateriaal kan
spontaan ontstaan of kan worden veroorzaakt door een kankerverwekkende stof
(een carcinogeen). Carcinogenen zijn onder andere bepaalde chemische stoffen,
tabak, virussen, straling en zonlicht. Niet alle cellen zijn echter even gevoelig voor
carcinogenen. Door een genetische afwijking kan een cel gevoeliger worden voor
carcinogenen. Zelfs chronische fysische prikkels kunnen een cel gevoeliger maken.
De tweede stap bij het ontstaan van kanker heet promotie. Stoffen die promotie
veroorzaken, heten „promotors'. Promotors kunnen stoffen uit de omgeving zijn,
maar ook bepaalde geneesmiddelen (zoals barbituraten). Anders dan carcinogenen
veroorzaken promotors zelf geen kanker. Promotors zorgen ervoor dat een cel die
de initiatiefase heeft doorgemaakt, kwaadaardig wordt. Promotie heeft geen
invloed op niet-geïnitieerde cellen. Voor het ontstaan van kanker zijn dus
verschillende factoren nodig, meestal een combinatie van een gevoelige cel en een
carcinogeen.
Sommige carcinogenen zijn zo krachtig dat ze kanker kunnen veroorzaken zonder
dat daarbij promotie nodig is. Ioniserende straling, bijvoorbeeld, kan verschillende
vormen van kanker veroorzaken, in het bijzonder sarcomen, leukemie,
schildklierkanker en borstkanker. Ioniserende straling wordt gebruikt bij
röntgenonderzoek en is een product van kerncentrales en komt vrij bij
kernexplosies.
Kanker kan direct in het omliggende weefsel ingroeien, maar kan zich ook
uitzaaien naar dichtbij of veraf gelegen weefsels of organen. Kanker kan zich via
het lymfestelsel verspreiden. Deze vorm van uitzaaiing komt vooral voor bij
carcinomen. Borstkanker zaait zich bijvoorbeeld gewoonlijk eerst uit naar dichtbij
gelegen lymfeklieren en verspreidt zich pas later verder door het gehele lichaam.
Kanker kan zich ook via de bloedbaan uitzaaien. Deze vorm van uitzaaiing komt
vooral voor bij sarcomen.
Kwaadaardige weefsels (maligniteiten) kunnen worden onderverdeeld in kanker
van het bloed en de bloedvormende weefsels (leukemieën en lymfomen) en
kwaadaardige vaste tumoren, de zogenoemde „solide' tumoren. De kwaadaardige
solide tumoren worden onderverdeeld in carcinomen en sarcomen.
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 36 van 71
Wat is een orofarynxcarcinoom?
Carcinomen zijn kwaadaardige tumoren van epitheelcellen. Deze cellen vormen
het dekweefsel dat een oppervlak of holte bekleedt die aan de buitenwereld grenst
(huid en slijmvliezen), hormonen produceert en waaruit klieren zijn opgebouwd.
Voorbeelden van carcinomen zijn huidkanker, longkanker, dikkedarmkanker,
maagkanker, borstkanker, prostaatkanker en schildklierkanker. Kenmerkend is
dat carcinomen vaker op oudere dan op jongere leeftijd voorkomen. (Merck & Co.,
Inc., 2004-2005)
Een oropharynxcarcinoom duidt op een kwaadaardige tumor van de mond- en
keelholte.
Symptomen
Keelkanker heeft in het beginstadium vaak vage klachten zoals slikklachten, veel
slijm in de keel, het gevoel dat er iets blijft hangen in de keelholte, pijnklachten en
soms is een zwelling in de hals. In een later stadium kunnen ernstige slikklachten
optreden en benauwdheid omdat de tumor de doorgang van lucht en voedsel
blokkeert. Daarnaast zijn bloed en slijm ophoesten symptomen van een tumor in
de keelholte. Bij tumoren op de stembanden is (acute) heesheid het belangrijkste
verschijnsel. Heesheid die langer dan drie weken blijft bestaan, is een reden voor
verder onderzoek.
Diagnose
Voordat de diagnose kanker in de mond- of keelholte gesteld kan worden, gaan er
een aantal onderzoeken aan vooraf.
Eerste onderzoek
In eerste instantie zal de huisarts of tandarts onderzoek doen door middel van
inspectie van de mond- en keelholte. Als hij verder onderzoek noodzakelijk vindt,
dan kan hij de patiënt doorverwijzen naar een KNO-arts (keel-, neus-, en oorarts)
of een kaakchirurg.
Onderzoek specialist
Door goed te kijken, met behulp van een spiegel, en te voelen kan de arts al veel
informatie krijgen. Voor tumoren verder in de keelholte kan kijkonderzoek nodig
zijn. Dit wordt ook wel een endoscopie genoemd. Tijdens een endoscopie kan de
arts met een flexibele slang via de mond in de keel en slokdarm kijken.
Weefselonderzoek
Om met zekerheid vast te stellen of de tumor goedaardig of kwaadaardig is, moet
de arts een klein stukje weefsel (biopt) nemen. Dit kan bijvoorbeeld tijdens een
endoscopie met behulp van een soort grijpertje. Dit biopt wordt vervolgens onder
de microscoop onderzocht. Als het een kwaadaardige tumor (kanker) is, is verder
onderzoek noodzakelijk.
Beeldvormend onderzoek
Door middel van beeldvormend onderzoek kijkt de arts of er uitzaaiingen zijn naar
lymfeklieren en/of andere lichaamsdelen. Dit kan gebeuren door een onderzoek
waarbij gebruik wordt gemaakt van röntgenstraling zoals een CT-scan of
röntgenonderzoek. De arts kan ook beeldvormend onderzoek doen met behulp van
geluidsgolven (echografie) of een magnetisch veld (MRI)…
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 37 van 71
Behandeling
De meest toegepaste behandelingen bij kanker van de mond- of keelholte zijn een
operatie en bestraling. Soms krijgen patiënten ook een behandeling met
kankerremmende medicijnen.
Operatie
Tijdens de operatie verwijdert de chirurg de tumor en een randje van het gezonde,
omliggende weefsel. De operatie is afhankelijk van de exacte plaats van de tumor.
Meestal werkt de chirurg nauw samen met een KNO-arts om ervoor te zorgen dat
het resultaat zo goed mogelijk is. Bij de meeste patiënten worden ook de
lymfeklieren in de hals verwijderd. Hierdoor wordt de kans op uitzaaiingen
verkleind. De lymfeklieren worden vervolgens in het laboratorium onderzocht op
kwaadaardige cellen.
Bestraling (radiotherapie)
Dit is een behandeling waarbij kankercellen vernietigd worden door radioactieve
straling. Deze straling wordt zo precies mogelijk gericht op de tumor. Toch kunnen
ook omliggende gezonde cellen beschadigd raken. Gezonde cellen herstellen zich
over het algemeen beter dan kankercellen. Bestraling bij kanker in de mond- of
keelholte kan alleen of in combinatie met een operatie plaatsvinden. In het laatste
geval is het meestal na de operatie om de kans dat de tumor terugkomt te
verkleinen. Bestraling kan zowel inwendig als uitwendig gedaan worden.
Uitwendige bestraling is bestraling door de huid heen van buitenaf. Bij inwendige
bestraling vindt de bestraling van binnenuit plaats.
Behandeling met kankerremmende medicijnen (chemotherapie)
Het is gebleken dat chemotherapie meestal weinig invloed heeft op tumoren in de
mond- en keelholte. Chemotherapie is daarom geen behandeling van eerste keus.
Het wordt soms wel gebruikt als aanvullende behandeling om bijvoorbeeld
klachten te verminderen.
Complicaties
Na een operatie of na bestraling kunnen problemen ontstaan met slikken, praten,
mondhygiëne, het gebit of andere klachten in de mondholte. Uw behandelende
arts kan u hiervoor doorverwijzen naar een tandarts, mondhygiënist, kaakchirurg,
diëtist of een logopedist. (Maag Lever Darm Stichting)
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 38 van 71
4.5 Orthopedie
Voorkoming en behandeling van ziekelijke vorm- en functieveranderingen van het
bewegingsapparaat (JOCHEMS, 2009)
4.5.1 Knie
4.5.1.1 Anatomie
Het kniegewricht is het grootste gewricht in het lichaam en omvat het dijbeen
(femur), scheenbeen (tibia) en de knieschijf (patella). Het bevat twee
gewrichtsvlakken tussen femur en tibia en één tussen femur en patella. Noteer dat
de twee ronde condylen van de femur articuleren met het relatieve vlakke plateau
van de tibia waardoor er geen vanzelfsprekende stabiliteit is in het kniegewricht.
De menisci en de ligamenten zijn hierdoor extra belangrijk. De incongruentie van
de gewrichtsvlakken tussen de condylen van de de femur en de condylen van de
tibia worden opgeheven door de inschakeling van de menisci. De mediale
meniscus is halvemaanvormig en vergroeid met het ligamentum collaterale
mediale en is weinig beweeglijk. De laterale meniscus is bijna rond en niet
vergroeid met het ligamentum collaterale laterale en daardoor beweeglijker. Dit
verklaart dat de pathologie van de mediale meniscus het frequentst is.
Twee zijdelingse banden versterken de knie: het ligamentum collaterale mediale en
het ligamentum collaterale laterale. Die dienen als geleidebanden bij de buig- en
strekbeweging.
De voorste kruisband en de achterste kruisband onderhouden het contact tussen
femur en tibia bij draaibewegingen.
Het patellofemoraal gewricht: de patella glijdt in de trochleaire groeve gedurende
flexie en extensie.
In het kniegewricht vindt men talrijke bursae waarvan sommige met de
gewrichtsholte communiceren waarvan de belangrijkste de bursa (of recessus)
suprapatellaris is. Van de niet communicerende bursae is de bursa (of recessus)
prepatellaris de belangrijkste.
Bij geflecteerde knie is ook rotatie mogelijk. De amplitude van de exorotatie (naar
buiten draaiing) is groter dan deze van de endorotatie (naar binnen draaiing). (UZ
Gent, 2008)
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 39 van 71
4.5.1.2 Pathologie
4.5.1.2.1 Bursitis
Wat is bursitis?
Slijmbeursontsteking (bursitis) is een pijnlijke ontsteking van een slijmbeurs. Dit
is een plat zakje met gewrichtsvloeistof (synoviaal vocht) dat voor vermindering
van de wrijving zorgt op plaatsen waar huid, spieren, pezen en gewrichtsbanden
over het bot wrijven.
Een slijmbeurs bevat gewoonlijk zeer weinig vocht. Maar als de slijmbeurs
beschadigd of overbelast is, kan deze ontstoken raken en zich met vocht vullen.
Slijmbeursontsteking wordt meestal veroorzaakt door irritatie als gevolg van
ongewoon gebruik of overbelasting. De aandoening kan ook worden veroorzaakt
door letsel, jicht, pseudo-jicht, reumatoïde artritis of bepaalde infecties, vooral
infecties veroorzaakt door Staphylococcus aureus. De oorzaak is vaak onbekend.
Hoewel de schouder het meest gevoelig is voor een slijmbeursontsteking, raken de
slijmbeurzen in ellebogen, heupen (trochanterbursitis), bekken, knieën, tenen en
hielen) ook vaak ontstoken.
Symptomen
Een slijmbeursontsteking veroorzaakt pijn en leidt tot bewegingsbeperking, maar
de specifieke symptomen worden bepaald door de plaats van de ontstoken
slijmbeurs. Bij een ontstoken slijmbeurs in de schouder is het bijvoorbeeld pijnlijk
en moeilijk om de arm zijwaarts op te tillen, zoals nodig is bij het aantrekken van
een jas.
Acute slijmbeursontsteking treedt plotseling op. Bij beweging of aanraking is het
ontstoken gebied pijnlijk. Wanneer er een slijmbeurs is ontstoken die vlak onder
de huid zit, zoals bij knie en elleboog, kan de huid eromheen rood en gezwollen
zijn. Een acute slijmbeursontsteking die door een infectie of jicht (zie Jicht en
pseudo-jicht) wordt veroorzaakt, is buitengewoon pijnlijk. Het aangetaste gebied is
rood en voelt bij aanraking warm aan.
Een chronische slijmbeursontsteking kan het gevolg zijn van eerdere aanvallen
van acute slijmbeursontsteking of van herhaalde verwondingen. In sommige
gevallen wordt de wand van de slijmbeurs dikker en kan er zich abnormaal
materiaal ophopen in de vorm van vaste, krijtachtige kalkafzettingen. Wanneer
beschadigde slijmbeurzen aan ongewone inspanning of belasting worden
blootgesteld, neemt de kans op een bijkomende ontsteking toe. Langdurige pijn en
zwelling kunnen de beweging beperken, waardoor de spieren in omvang kunnen
afnemen (atrofie) en verzwakken. Opvlammingen van chronische
slijmbeursontsteking kunnen een paar dagen tot enkele weken duren en
veelvuldig terugkeren.
Diagnose
Een arts vermoedt een slijmbeursontsteking als het gebied rondom een slijmbeurs
bij aanraking gevoelig is en als bepaalde bewegingen van het gewricht pijnlijk zijn.
Als de slijmbeurs een duidelijke zwelling vertoont, kan de arts met een
injectiespuit een monster van het vocht uit de slijmbeurs nemen om onderzoek te
doen naar de oorzaak van de ontsteking (zoals een infectie of jicht). Het maken
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 40 van 71
van röntgenfoto's heeft gewoonlijk geen zin, maar op de foto's kunnen wel de
kalkafzettingen te zien zijn die het gevolg zijn van een chronische
slijmbeursontsteking.
Behandeling
Wanneer een acute slijmbeursontsteking niet door een infectie wordt veroorzaakt,
bestaat de behandeling meestal uit rust, tijdelijke immobilisatie van en een
ijskompres op het pijnlijke gebied en een niet-steroïd anti-inflammatoir preparaat
(zie Pijn: Niet-steroïde anti-inflammatoire preparaten (NSAID's)). Soms zijn er
sterkere pijnstillers nodig, zoals een opioïd. Wanneer de slijmbeurs niet
geïnfecteerd is, zal een arts vaak direct in de slijmbeurs een injectie geven van een
mengsel van een plaatselijke verdoving en een corticosteroïd. Deze behandeling
heeft onmiddellijk effect of anders binnen een paar uur tot een paar dagen. De
injectie moet misschien na een aantal maanden worden herhaald.
Patiënten met een ernstige slijmbeursontsteking kunnen soms gedurende enkele
dagen een oraal corticosteroïd als prednison toegediend krijgen. Zodra de pijn
verdwijnt, kan de bewegingsuitslag van het gewricht met behulp van gerichte
oefeningen worden verbeterd.
Een chronische, niet-geïnfecteerde slijmbeursontsteking wordt op dezelfde wijze
behandeld, hoewel het minder waarschijnlijk is dat rust en immobilisatie zin
hebben. Heel soms kunnen grote kalkafzettingen in de schouder via een dikke
naald worden weggespoeld. Wanneer het sediment is los gemaakt, kan het worden
weggezogen. Deze behandeling kan in de spreekkamer plaatsvinden. Grote
afzettingen moeten misschien operatief worden verwijderd.
De pijn van een invaliderende slijmbeursontsteking in de schouder kan worden
verlicht door meerdere injecties met corticosteroïden. In combinatie daarmee
wordt intensieve fysiotherapie toegepast om de functie van het gewricht te
herstellen. De verzwakte spieren kunnen namelijk door middel van oefeningen
worden versterkt om zo de volledige bewegingsuitslag van het gewricht te
herstellen. Een slijmbeursontsteking treedt vaak opnieuw op als de onderliggende
oorzaak, zoals jicht, reumatoïde artritis of chronische overbelasting, niet wordt
verholpen.
Een geïnfecteerde slijmbeurs moet worden gedraineerd waarna de passende
antibiotica worden verstrekt, meestal tegen Staphylococcus aureus. (Merck & Co.,
Inc., 2004-2005)
Toelichting
In het protocol spreekt men van een infrapatellaire bursitis.
Dat verwijst naar een ontsteking van een slijmbeurs onder de knieschijf.
Figuur 13: Infrapatellaire bursitis
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 41 van 71
4.5.1.3 Symptoom
4.5.1.3.1 Hydrops
Inleiding
Hydrops is een abnormale vochtophoping in de lichaamsholten.
Het kan op verschillende plaatsen voorkomen en heeft ook verschillende functies,
in die zin dat het zowel een ziekte als een symptoom kan zijn. Aangezien ik deze
term uit een protocol van CT-scan van de rechter knie heb gehaald, concentreert
de uitleg zich vooral op de aandoening waarvan hydrops een symptoom is,
namelijk artrose.
Wat is artrose?
Het kraakbeen van het kniegewricht kan worden aangetast door slijtage, dit
noemen we artrose. Kenmerkend voor artrose is dat de hoogte van de
kraakbeenlaag afneemt en het gewricht meer op elkaar komt te zitten.
Artrose van het kniegewricht wordt gonartrose genoemd.
Er zijn drie vormen van artrose die het kniegewricht kunnen aantasten.
Primaire artrose als een degeneratieve ziekte waarbij het kraakbeen van het bot
langzaam weg slijt
Dit komt het meest voor bij mensen van middelbare leeftijd of ouder.
Secundaire artrose als gevolg van Rheumatoïde Artritis (reuma)
Deze ziekte geeft een ontstekingsreactie van het gewricht die het kraakbeen kan
vernietigen met artrose als resultaat. Dit kan op iedere leeftijd voorkomen. Meestal
worden meerdere gewrichten aangetast.
Secundaire artrose als laat gevolg van een ongeval
Posttraumatische artrose. Dit kan ontstaan na een verwonding van de knie zoals
een fractuur, een bandletsel of een meniscusscheur. Deze vorm van artrose kan
jaren na het doorgemaakte trauma alsnog optreden.
Bij een gevorderde artrose met een vervorming van het gewricht spreekt men wel
van artrosis deformans.
Symptomen
Pijn: Pijn bij knieartrose wordt veelal aangegeven in de knie, de knieholte met
uitstraling naar onder- en bovenbeen. Door de klachten in de ene knie kunt u de
knie aan andere zijde of andere gewrichten gaan overbelasten. Ook kan de pijn
zodanig zijn dat uw slaap verstoord wordt. Over het algemeen wordt de pijn die
door de artrose wordt veroorzaakt geleidelijk erger, hoewel een plotseling begin
ook mogelijk is. Veel mensen zeggen dat weersveranderingen, m.n. koude en
vochtige weersomstandigheden, ook effect hebben op de pijn.
Zwelling: Het gewricht kan stijf en gezwollen raken waardoor buigen en strekken
van de knie moeilijker wordt. Het vocht in de knie noemen we hydrops. Als het
vocht uitpuilt in de knieholte kan dat na langere tijd tot een uitstulping van het
kapsel leiden, er ontstaat een cyste (Bakerse cyste). Zo'n cyste is vrijwel altijd een
gevolg van een aandoening in de knie. Daarom zal het uitsluitend verwijderen van
de cyste zelden voorgesteld worden (zie ook normale knie).
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 42 van 71
Ochtendstijfheid / startstijfheid: De slijtage van het kraakbeen kan behalve pijn
ook stijfheid veroorzaken, vooral bij het opstaan uit bed of van een stoel, of bij het
instappen van een auto en bij het traplopen. Deze klachten noemen wij
startklachten. Pijn en zwelling zijn vaak het hevigst in de ochtend en na een
periode van rust. De knie voelt dan stijf aan en moet “op gang komen”.
Belasting- en inspanningafhankelijke klachten: De pijn verergert vaak tijdens of
na periodes van lopen, traplopen of knielen.
Instabiliteitsklachten: De pijn en het ruwe gewrichtoppervlak geeft vaak een gevoel
van zwakte van de knie. Dit kan resulteren in haperen of doorzakken. Deze
“instabiliteit” die door de patiënt wordt ervaren berust meestal niet op een echte
instabiliteit (zoals bij een gescheurde band), maar wordt meestal veroorzaakt door
een reflexmatige ontspanning van de bovenbeenspieren door een pijnscheut in de
artrotische knie.
Bewegingsbeperking van de knie: t.g.v. de artrose ontstaat er vaak een
strekbeperking van de knie met als gevolg een mankend looppatroon. Ook kan de
knie vaak minder goed buigen, waardoor het hurken of knielen wordt beperkt.
Wanneer de knieartrose langer bestaat kunnen zich verkortingen van kapsel en
omgevende spieren ontwikkelen, de zogenaamde contracturen. De knie kan in een
O-stand of X-stand gaan staan. In de eindstadia van artrose is er slechts minimale
beweging mogelijk en ontstaat in feite een stijf gewricht (ankylose). Dit proces van
verstijving is het natuurlijke beloop van een ernstige kraakbeenbeschadiging
indien geen operatieve behandeling wordt ingesteld en neemt meestal tientallen
jaren in beslag. In de Westerse wereld komt dit vrijwel niet meer voor.
Kraken: Doordat de gewrichtsoppervlakten niet meer glad maar oneffen/hobbelig
zijn kan er een krakende sensatie ontstaan waarbij het lijkt of men over een
grindpad of door droge sneeuw loopt.
Slotklachten of pseudoslotklachten: Bij slotklachten is er meestal sprake van losse
botfragmenten of kraakbeenfragmenten. Bij pseudoslotklachten is het niet goed
over elkaar glijdende ruwe en hobbelige kraakbeen de oorzaak van het verschijnsel
dat de knie kortdurend lijkt te blokkeren.
Osteofyten: Indien de artrose vordert verandert het gewricht van vorm ten gevolge
van botaangroei (osteofyten). De botaangroei heeft als voornaamste doel het
gewrichtsoppervlak te vergroten waardoor de druk per oppervlakte-eenheid wordt
verminderd. De botranden die zich op deze manier vormen, zijn bij het onderzoek
van de knie goed te voelen en veroorzaken een verbreding van het kniegewricht.
Al deze klachten kunnen overigens per persoon sterk verschillen.
Diagnose
De arts zal een lichamelijk onderzoek verrichten dat gericht is op de manier van
lopen, de bewegingsmogelijkheden van de knie, zwelling en gevoeligheid van het
gewricht.
Belaste (staande) röntgenfoto‟s zullen een versmalling van de gewrichtspleet in de
aangetaste knie tonen en zijn meestal afdoende voor het stellen van de diagnose.
MRI en CT-scan hebben weinig aanvullende waarde. Bij reumatoïde artritis
kunnen bloedonderzoek en andere testen nodig zijn om de diagnose vast te
stellen.
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 43 van 71
Behandeling
Gonartrose kan behandeld worden met conservatieve therapie (niet operatief) of
door middel van een operatie (operatief).
Eén van de mogelijkheden van operatieve behandeling is het plaatsen van een
prothese. (Maatschap Orthopaedie Rijnland Ziekenhuis , 2006)
Figuur 14: links een normale knie - rechts een knie met artrose
Toelichting
Hydrops kan zoals reeds gezegd ook een ziekte op zich zijn, bijvoorbeeld hydrops
foetalis.
Wat is hydrops foetalis?
Veralgemeende ophoping van vocht in de foetus, meestal ook in de placenta. Naast
algemeen oedeem wordt veel vocht aangetroffen in de sereuze holten, voornamelijk
in de buik (ascites).
Oorzaken
Ernstige anemie (bloedgroepimmunisatie, alfathalassemie) of hartdecompensatie
bij de foetus. Chromosoomafwijkingen, stofwisselingsziekten (vaak is dan ook
sprake van consanguine ouders), virale infecties (parvovirus), lues of toxoplasmose
en een uitgebreide groep zeldzame oorzaken. Vaak blijft de oorzaak
onopgehelderd. Naast gedetailleerd echoscopisch onderzoek is chromosomaal
onderzoek van de foetus aangewezen.
Behandeling
Soms is de oorzaak van de hydrops behandelbaar tijdens de zwangerschap. Dit is
o.a. het geval bij de meeste vormen van foetale anemie (zie Intra-uteriene
transfusie) en zeldzame in utero behandelbare structurele afwijkingen.
Bij overlijden van het kind is van belang spijtmateriaal (bloed en of weefsel) af te
nemen voor opslag en latere diagnostiek. (Codex Medicus, 2011)
Figuur 15: Hydrops foetalis
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 44 van 71
4.5.2 Lumbale wervelzuil
4.5.2.1 Anatomie
De wervelkolom of columna vertebralis bevindt zich tussen de schedelbasis en het
os coccygis. Met de rug wordt meestal het gebied bedoeld tussen het processus
spinosus van de zevende halswervel en het os coccygis. De term nek is
gereserveerd voor het gebied tussen de schedelbasis en T1. De wervelkolom
bepaalt voor een groot deel de lichaamshouding. Bovendien beschermt de
wervelkolom het ruggenmerg en de cauda equina en vormt de aanhechtingsplaats
van de schouder en bekkengordelspieren.
De wervelkolom bestaat uit 7 cervicale, 12 thoracale en 5 lumbale wervels. De 5
wervels van het os sacrum zijn met elkaar vergroeid alsook de 3 of 4 wervels van
het os coccygis.
Een wervel bestaat uit een wervellichaam (corpus vertebrae) met aan de dorsale
zijde een wervelboog (arcus vertebrae) met een aantal benige uitsteeksels naar
dorsaal (processus spinosus), naar lateraal (processus transversus), naar beneden
(processus articularis inferior) en naar boven (processus articularis superior). De
arcus vertebrae wordt onderverdeeld in een lamina en pediculus. De lamina is het
achterste deel van de arcus. De wervelboog en de dorsale zijde van het corpus
omsluiten een ruimte: het foramen vertebrale, die allen samen de canalis
vertebralis vormen waarin zich het ruggenmerg en delen van de uittredende
zenuwwortels bevinden.
Tussen de meeste wervels bevinden zich vaak benige tussenwervelschijven (disci
intervertebrales) opgebouwd uit een ringvormige bindweefselige annulus fibrosus
waarbinnen zich de gelatineuse nucleus pulposus bevindt. Deze disci doen dienst
als schokbrekers en hebben een functie in de flexibiliteit. Al de benige structuren
zijn door ligamenten met elkaar verbonden.
De beweeglijkheid van de wervelzuil kan als volgt samengevat worden: Flexie kan
in de gehele wervelkolom plaatsvinden doch het meest uitgesproken cervicaal.
Extensie is het meest uitgesproken cervicaal en lumbaal. Lateroflexie is cervicaal,
thoracaal, lumbaal in gelijke mate mogelijk. Rotatie tenslotte is vooral cervicaal en
(hoog) thoracaal mogelijk en het minst lumbaal.
De 5 lendewervels (vertebrae lumbales) zijn de grootste en sterkste. De processus
spinosi zijn aan hun uiteinden verdikt en staan vrijwel horizontaal. De lumbale
wervelzuil is onderhevig aan bijzonder grote krachten. De beweeglijkheid van de
lumbale wervelzuil ligt halverwege die van de cervicale en de thoracale wervelzuil.
(UZ Gent, 2008)
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 45 van 71
4.5.2.2 Ingreep
4.5.2.2.1 ALIF
Inleiding
Dank zij de toename van de heelkundige technieken is men tegenwoordig in staat om bepaalde
rugaandoeningen te opereren via anterieure weg.
Dit heeft als voordeel dat men de achterste rugspieren niet moet schenden en tevens de
zenuwstructuren niet hoeft te manipuleren (en dus ook hieraan geen schade kan veroorzaken).
Wat is een ALIF?
ALIF staat voor anterieure lumbale interbody fusie.
De ALIF procedure is het vastzetten van de lage rug via anterieure weg. De rugchirurg benadert
hiermee de rug via van voor echter gaat via een heelkundige truc niet door maar achter de
darmstructuren. Men noemt dit de retroperitoneale toegangsweg.
Toepassing
De ALIF zal worden aangeraden bij elke patiënt waar er geen contra-indicatie bestaat om langs
voor te opereren en waar het plaatsen van een discusprothese niet wenselijk is. De beste schakel
momenteel om een ALIF te doen is L5-S1; gezien we hier beschikken over adequate fixatie
systemen.
Voor- en nadelen
Deze toegangsweg heeft grote voordelen wat betreft de postoperatieven revalidatie. Zoals bij elke
operatie zijn er ook nadelen. Aangezien men in de buurt komt van grote bloedvaten kunnen deze
ook in het gedrang komen en dan een grotere insnede vergen dan oorspronkelijk gewenst om een
eventueel letsel aan deze bloedvaten te herstellen. We laten ons in ieder geval bijstaan door een
vaatchirurg in zulke omstandigheden.
Bij mannen bestaat ook het risico (<1%) van retrograde ejaculatie waarbij de zaadlozing naar de
blaas gaat in plaats van naar buiten.
Uiteraard kunnen we zoals bij elke rugoperatie geen 100% garantie geven. Tevens zijn er zoals bij
elke operatie risico’s. Aan de patiënt om uit te maken of deze opwegen tegen de last.
Verloop van de operatie
De operatie wordt gedaan onder algemene narcose. Eerst en vooral wordt wat been genomen uit
de voorste bekkenkam. In tegenstelling tot het nemen van been uit de achterste kam geeft dit
weinig problemen op termijn. Nadien wordt via een aperte insnede de wervelkolom benaderd.
Nadat de rug mooi zichtbaar is gemaakt zal men de slechte tussenwervelschijf die de problemen
veroorzaakt volledig verwijderen. Men zal deze vervangen door een carbonkooi gevuld met het
eigen bot. Meestal zal de chirurg een bijkomend fixatieplaatje aanbrengen om meer stevigheid en
meer kans tot ingroei te creëren.
Na de ingreep
Na de operatie dient de patiënt een corset te dragen voor een zestal weken. Het roken wordt
afgeraden, omdat dit de ingroei van de greffe bemoeilijkt. Indien het L5-S1 is dat wordt vastgezet
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 46 van 71
zal men het langdurig zitten afraden in de beginperiode. Spuitjes tegen flebitis zijn wenselijk de
eerste zes weken na de operatie. (Belgian Spine Society, 2007)
Figuur 16: Ingebrachte carbonkooi en fixatieplaatje
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 47 van 71
4.5.2.3 Oorzaak
4.5.2.3.1 Discusbulging
Inleiding
Een discusbulging is meestal het eerste stadium in discusaandoeningen waarbij
een onderscheid gemaakt kan worden tussen een alzijdige uitpuiling en een
dorsolaterale uitpuiling. Deze laatste ontwikkelt zich mogelijk verder tot een
hernia.
Wat is een discushernia?
De lendenwervelzuil bestaat uit een keten van wervels, telkens met vooraan een
wervellichaam, daarachter het ruggenmergkanaal en helemaal achteraan de
wervelbogen. Tussen de wervellichamen bevindt zich de tussenwervelschijf of
discus. Deze bestaat uit een rubberachtige ring met in het midden ervan een
geleiachtige substantie. Het geheel werkt als een veersysteem, terwijl de
rubberachtige ring ook een stevige vasthechting aan de wervellichamen boven en
onder heeft, zodat de bewegingen tussen deze twee wervellichamen kunnen
worden gecontroleerd.
Onder bepaalde omstandigheden kan een grotere scheur in de rubberachtige ring
ontstaan waardoor een stuk hiervan min of meer loskomt en, onder invloed van
het lichaamsgewicht dat erop drukt, zich gaat verplaatsen, meestal naar achter
toe. We spreken dan van een "discushernia".
Onmiddellijk erachter ligt echter het ruggenmergkanaal en beiderzijds ervan
telkens een uittredende zenuwwortel. De verschoven tussenwervelschijf kan druk
uitoefenen op deze zenuwwortels. Dit kan niet alleen pijnklachten, maar ook
uitvalsverschijnselen veroorzaken: gevoelsstoornissen of verlammingen,
krachtsvermindering in de benen, soms controleverlies over ontlasting en
urinelozing.
Symptomen
Afhankelijk van de oorzaak en de soort pijn kan lage rugpijn periodiek of constant
zijn, oppervlakkig of diep, dof of schrijnend, kloppend of scherp en stekend.
Soorten lage rugpijn
Er zijn verschillende soorten lage rugpijn.
Gelokaliseerde pijn treedt in een specifiek gebied van de onderrug op. Deze pijn is
meestal een gevolg van verstuiking en overbelasting. Acute pijn kan worden
gevoeld wanneer het letsel optreedt. Gelokaliseerde pijn kan vaak worden verlicht
door een verandering van houding of door lichte activiteit gevolgd door rekken.
Gelokaliseerde pijn kan constant en schrijnend zijn of soms ook onderbroken en
scherp. Gelokaliseerde pijn verdwijnt na enkele dagen tot weken meestal vanzelf.
Pijn die door compressie van een zenuwwortel wordt veroorzaakt, kan een gevolg
zijn van aandoeningen als een uitpuilende tussenwervelschijf, artrose,
osteoporose, spinale stenose of de ziekte van Paget. De pijn treedt vaak op binnen
minuten tot uren na het optillen van een zeer zwaar voorwerp, maar kan ook
spontaan optreden. Dit soort pijn is vaak een doffe pijn met soms een scherpe,
hevige uitstralende pijn eroverheen. Meestal verdwijnen de pijn en gevoeligheid
geleidelijk na een paar weken tot maanden. Bij grote druk op de zenuwwortel kan
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 48 van 71
de pijn vergezeld gaan van spierzwakte in het been, tintelingen of zelfs
gevoelloosheid en verlies van blaas- en darmcontrole.
Uitstralingspijn (veroorzaakt in andere organen) is meestal diep, schrijnend,
constant en diffuus. De pijn wordt gewoonlijk niet door beweging beïnvloed, maar
wordt 's nachts erger. Nierinfecties kunnen bijvoorbeeld lage rugpijn veroorzaken
die niet zozeer midden in de rug wordt gevoeld als wel aan de zijkant.
Diagnose
De symptomen, de voorgeschiedenis en de resultaten van een lichamelijk
onderzoek kunnen de arts een indicatie geven van de oorzaak van de lage rugpijn.
De arts kan als onderdeel van het lichamelijk onderzoek de patiënt vragen
bepaalde bewegingen te maken om het soort pijn vast te stellen. De arts kan de
patiënt bijvoorbeeld vragen plat op de rug te gaan liggen en dan een been op te
tillen zonder de knie te buigen. Als de oorzaak overbelasting of verstuiking is, is er
meestal geen verder onderzoek nodig. Als de arts een andere oorzaak vermoedt, is
verder onderzoek vaak wel nodig.
Met een röntgenfoto van de onderrug kunnen hernia, scoliose, degeneratieve
veranderingen door artrose en compressiefracturen door osteoporose worden
opgespoord. Magnetische kernspinresonantie (MRI) of computertomografie (CT)
geven evenwel duidelijker beelden waarmee de diagnose „uitpuilende
tussenwervelschijf', „spinale stenose' of „kanker' kan worden bevestigd of
uitgesloten. In zeldzame gevallen, wanneer de resultaten van de MRI onduidelijk
zijn, is myelografie met CT noodzakelijk. Soms wordt elektromyografie uitgevoerd
om de plaats van de zenuwbeschadiging vast te stellen.
Behandeling
Het hierboven beschreven probleem kan op verschillende manieren behandeld
worden. De bedoeling van de behandeling is steeds om op een aanvaardbare
termijn de druk van het zenuwweefsel (ruggenmerg of zenuwwortels) weg te halen,
vooraleer dit weefsel definitieve beschadiging oploopt.
Het blijft namelijk een vaststaand gegeven dat de moderne geneeskunde nog geen
oplossingen heeft voor een beschadigde zenuw. Het herstel van een beschadigde
zenuw is een natuurlijk proces dat nagenoeg niet kan worden beïnvloed. De
snelheid en de mate waarin dit herstel optreedt, hangen af van de ernst van de
zenuwbeschadiging en de duur dat ze bestaat. Het is dus onzeker in welke mate
een zenuw na een beschadiging zal herstellen.
Een groot aantal discushernia's kan zonder operatie worden opgelost. We laten
dan de natuur de tijd om een litteken te vormen op de beschadigde
"rubberachtige" ring. Een litteken heeft de neiging te gaan krimpen en daardoor
zal de druk van de zenuwen geleidelijk verdwijnen. Voornaamste manier om dit te
bereiken is het opleggen van liggende rust, zodat de druk van het gewicht op de
zieke tussenwervelschijf beperkt wordt.
Soms zal de behandelende arts moeten overgaan tot een operatie. Het principe van
deze operatie bestaat uit het vrijmaken van de zenuwstructuren (=het wegnemen
van de druk op de zenuwstructuren), meestal door het verwijderen van de kapotte
discusfragmenten. Een ingreep kan nodig zijn wanneer de hernia te groot is of te
ver van zijn originele plaats in het ruggenmergkanaal zit, zodat de natuur er niet
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 49 van 71
in slaagt op een redelijke termijn een genezing te bewerkstelligen. Ook
progressieve uitvalsverschijnselen (= steeds meer gevoelsstoornissen of
krachtvermindering, steeds meer controleverlies over ontlasting of urinelozing)
kunnen een reden vormen om te beslissen tot operatie.
Verloop van de operatie
De patiënt wordt op zijn buikzijde geïnstalleerd op een speciaal kussen. De
chirurg zal door een kleine insnede in de rug de wervelzuil langs achter
benaderen, tussen twee wervelbogen de ruggenmergzak en de zenuwwortels
opzoeken en eromheen en ertussen op zoek gaan naar de hernia. Hierbij moeten
zenuwwortels wat opzij gelegd en dus gemanipuleerd worden. Deze operatie
gebeurt onder rechtstreeks zicht of onder de operatiemicroscoop.
Het kapotte stuk tussenwervelschijf wordt opgezocht en verwijderd. Tenslotte gaat
de chirurg met speciale instrumenten tussen de wervellichamen om te zien of er
nog andere losse stukken zitten die eveneens dienen te worden verwijderd. De
wonde wordt gesloten en de patiënt op zijn rug in bed gelegd. (Belgian Spine
Society, 2007)
Figuur 17: Discushernia
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 50 van 71
4.6 Pneumologie
De kennis van anatomie, fysiologie en pathologie van de longen (JOCHEMS, 2009)
4.6.1 Thorax
4.6.1.1 Anatomie
De thorax, ook wel borst of borstkas genoemd, wordt ventraal gevormd door het
borstbeen, dorsaal door de thoracale wervels en verder door de ribben. De thorax
is door het middenrif van de buikholte gescheiden. (JOCHEMS, 2009)
De longen liggen in de borstholte, een ruimte waar zich ook het mediastinum
bevindt. In het mediastinum bevinden zich het hart, de zwezerik, lymfeklieren,
delen van de aorta (grote lichaamsslagader), de holle ader (vena cava), de
luchtpijp, de slokdarm en verschillende zenuwen. Het mediastinum wordt aan de
voorkant begrensd door het borstbeen, aan de achterkant door de wervelkolom,
aan de bovenkant door de ingang naar de borstholte en aan de onderkant door het
middenrif. De functie van het mediastinum is ervoor te zorgen dat de linker en de
rechter long van elkaar gescheiden zijn. Als de borstwand bijvoorbeeld aan één
kant wordt doorboord, waardoor de long inklapt, blijft de long aan de andere kant
wel functioneren, omdat de twee longen van elkaar gescheiden zijn.
De longen en de overige organen in de borstholte worden beschermd door een
„kooi', gevormd door het borstbeen (sternum), de ribben en de wervelkolom. De 12
paar ribben liggen van achteren af om de borstholte heen gebogen. Elk paar
ribben zit aan een wervel (vertebra) van de wervelkolom vast. Aan de borstzijde
zitten de bovenste zeven paar ribben met kraakbeen aan het borstbeen vast. Het
achtste, negende en tiende paar ribben is verbonden met het kraakbeen van het
paar erboven; de laatste twee paar ribben zijn korter en zitten aan de voorkant
niet vast (de zwevende ribben). (Merck & Co., Inc., 2004-2005)
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 51 van 71
4.6.1.2 Pathologie
4.6.1.2.1 Berylliose
Inleiding
In het verleden werd beryllium veelal gewonnen voor toepassing in de elektronica-
industrie, chemische industrie en bij de fabricage van tl-buizen. Tegenwoordig
wordt beryllium hoofdzakelijk in de ruimtevaartindustrie en voor gietstukken van
berylliumaluminium gebruikt. Behalve bij werkers in deze industrieën is berylliose
ook incidenteel geconstateerd bij omwonenden van berylliumfabrieken.
Berylliose verschilt in die zin van andere beroepsziekten van de longen dat er bij
een lichte mate van blootstelling alleen longproblemen lijken te ontstaan bij
mensen die gevoelig zijn voor beryllium. Dit betreft ongeveer 2% van de mensen
die met deze stof in aanraking komen. Bij deze mensen kan berylliose al na
betrekkelijk korte blootstelling aan beryllium optreden
Wat is berylliose?
Berylliose is een ontsteking van het longweefsel die ontstaat door inhalatie van
stof of dampen met beryllium.
Symptomen
Soms ontstaat berylliose plotseling (acute berylliose), hoofdzakelijk als een
ontsteking van de longen (pneumonitis). De longen zijn dan stug en functioneren
slecht. Patiënten met acute berylliose beginnen plotseling te hoesten, de
ademhaling verloopt moeizaam en ze vallen af. Bij acute berylliose kunnen ook de
huid en de ogen worden aangetast.
Een andere vorm is chronische berylliose, waarbij in de longen abnormaal weefsel
ontstaat en de lymfeklieren opzwellen. Bij deze patiënten ontstaan hoesten,
ademhalingsproblemen en gewichtsverlies geleidelijk, vaak pas 10 tot 20 jaar na
de blootstelling.
Diagnose
De diagnose wordt gesteld op grond van blootstelling aan beryllium in het
verleden, de symptomen en de kenmerkende veranderingen op de thoraxfoto. Op
röntgenfoto's lijkt berylliose echter veel op de longaandoening sarcoïdose (zie
Interstitiële longaandoeningen: Sarcoïdose). Er kan aanvullend immunologisch
onderzoek (zoals de beryllium-lymfocytentransformatietest) nodig zijn.
Prognose, preventie en behandeling
Acute berylliose kan ernstig verlopen. De meeste patiënten herstellen met een
adequate behandeling (zoals beademing en toediening van corticosteroïden)
binnen 7 tot 10 dagen. Sommige patiënten bij wie de ziekte ernstige vormen heeft
aangenomen, overlijden echter.
Het ziektebeloop is geheel anders bij mensen bij wie de symptomen pas na lange
tijd ontstaan. Patiënten met chronische berylliose houden blijvend klachten, die
vaak verergeren. Als de longen ernstig beschadigd zijn, kan overbelasting van het
hart ontstaan, met als gevolg een bepaalde vorm van hartfalen (cor pulmonale (zie
Pulmonale hypertensie:Introductie)) en overlijden. Soms worden bij chronische
berylliose orale corticosteroïden zoals prednison voorgeschreven, maar in het
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 52 van 71
algemeen hebben deze weinig effect. Berylliose kan worden voorkomen door
blootstelling aan beryllium tot een minimum te beperken. (Merck & Co., Inc.,
2004-2005)
4.6.1.2.2 Sarcoïdose
Wat is sarcoïdose?
Sarcoïdose (de ziekte van Besnier-Boeck-Schaumann) is een ziekte waarbij in veel
organen een abnormale ophoping van ontstekingscellen (granulomen) ontstaat.
Sarcoïdose wordt door ophopingen van ontstekingscellen (granulomen)
gekenmerkt. De ziekte is primair een longaandoening, maar granulomen ontstaan
ook in de lymfeklieren, lever, ogen en huid, en minder vaak in milt, botten,
gewrichten, skeletspieren, hart en zenuwstelsel. De granulomen kunnen
uiteindelijk geheel verdwijnen of in littekenweefsel veranderen.
Oorzaak
De oorzaak van sarcoïdose is niet bekend. Sarcoïdose kan het gevolg zijn van een
infectie of van een abnormale reactie van het immuunsysteem. Erfelijke factoren
kunnen een belangrijke rol spelen. Sarcoïdose ontstaat vooral op een leeftijd
tussen de 20 en 40 jaar. De ziekte komt het meest voor bij Noord-Europeanen en
negroïde Amerikanen, maar kan bij iedereen optreden.
Symptomen
Veel patiënten met sarcoïdose vertonen geen symptomen. De ziekte wordt dan ook
vaak pas ontdekt op een thoraxfoto die om een andere reden wordt gemaakt. Bij
de meeste patiënten ontstaan minimale symptomen die niet verergeren. Ernstige
symptomen komen zelden voor.
De symptomen van sarcoïdose kunnen sterk variëren, afhankelijk van de plaats
van de ziekte en hoever deze zich heeft uitgebreid. Koorts, vermoeidheid, een vage
pijn in de borst, een gevoel van ziekzijn (malaise), gewichtsverlies en gewrichtspijn
kunnen bij ongeveer eenderde van de patiënten de eerste aanwijzingen zijn dat er
een probleem bestaat. Vergrote lymfeklieren komen algemeen voor, maar
veroorzaken meestal geen klachten. Tijdens het beloop van de ziekte kunnen
koorts en nachtzweten steeds opnieuw optreden.
De long is het orgaan dat het meest door sarcoïdose wordt aangetast. Op een
thoraxfoto kunnen op de plaats waar de longen tegen het hart aan liggen of rechts
van de luchtpijp vergrote lymfeklieren te zien zijn. Bij sarcoïdose ontstaan er
ontstekingsverschijnselen in de longen die uiteindelijk tot littekenvorming en
cystevorming kunnen leiden, wat hoesten en kortademigheid kan veroorzaken.
Gelukkig komt een dergelijke voortschrijdende littekenvorming niet vaak voor. Bij
een ernstige longziekte kan de rechter harthelft uiteindelijk zwakker worden.
Sarcoïdose komt ook vaak in de huid voor. De aandoening begint vaak met
pijnlijke, rode verhevenheden, meestal op de schenen (erythema nodosum (zie
Jeuk en niet-infectieuze uitslag: Erythema nodosum)), die gepaard gaan met
koorts en gewrichtspijn. Bij langdurig bestaande sarcoïdose kunnen er vlekken
(plaques), verhevenheden of knobbeltjes vlak onder de huid ontstaan, met
verkleuring van de neus, wangen, lippen en oren (lupus pernio). Lupus pernio
komt het meest voor bij negroïde vrouwen.
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 53 van 71
Bij ongeveer 70% van de patiënten met sarcoïdose worden granulomen in de lever
aangetroffen. Deze granulomen geven vaak geen klachten en de lever lijkt normaal
te functioneren. Bij minder dan 10% van de patiënten met sarcoïdose is de lever
vergroot. Geelzucht door een slecht functionerende lever komt zelden voor. Ook de
milt wordt groter.
Bij 15% van de patiënten met sarcoïdose zijn de ogen aangetast. Door uveïtis
(ontsteking van bepaalde inwendige oogstructuren) worden de ogen rood en
pijnlijk en gaat het gezichtsvermogen achteruit. Door langdurige ontsteking kan
de vochtafvoer uit het oog worden belemmerd. Hierdoor ontstaat glaucoom, dat tot
blindheid kan leiden. In de conjunctiva (het vlies over de oogbol en aan de
binnenkant van de oogleden) kunnen granulomen ontstaan. Deze granulomen
veroorzaken meestal geen klachten, maar uit de conjunctiva kan een arts
gemakkelijk weefselmonsters voor onderzoek afnemen. Sommige patiënten met
sarcoïdose hebben last van droge, pijnlijke en rode ogen. Dit komt waarschijnlijk
doordat de traanklieren door de ziekte zijn aangetast en onvoldoende traanvocht
produceren om de ogen vochtig te houden.
Granulomen in het hart kunnen angina pectoris of hartfalen veroorzaken.
Granulomen nabij het elektrische geleidingssysteem van het hart kunnen mogelijk
fatale hartritmestoornissen veroorzaken.
Door de ontsteking kunnen er verspreid over het gehele lichaam gewrichtspijnen
ontstaan. De hand- en voetgewrichten worden het meest aangetast. In de botten
treedt cystevorming op waardoor nabijgelegen gewrichten opzwellen en
drukgevoelig worden.
Sarcoïdose kan de hersenzenuwen aantasten, wat dubbelzien en een afhangende
gelaatshelft tot gevolg heeft. Als de hypofyse of de omringende botstructuren zijn
aangetast, kan diabetes insipidus ontstaan. De hypofyse maakt geen vasopressine
meer, een hormoon dat de nieren nodig hebben om de urine te concentreren,
waardoor de patiënt zeer vaak en zeer veel urine moet lozen.
Bij sarcoïdose kunnen hoge calciumspiegels in het bloed en in de urine ontstaan.
Deze hoge spiegels treden op doordat sarcoïde granulomen geactiveerd vitamine D
produceren. Deze vitamine bevordert de calciumopname vanuit de darm. Bij hoge
calciumspiegels in het bloed treden symptomen op als gebrek aan eetlust,
misselijkheid, braken, dorst en een abnormaal hoge urineproductie. Als
sarcoïdose lang aanhoudt, kunnen de hoge calciumspiegels in het bloed leiden tot
nierstenen of kalkafzetting in de nieren en uiteindelijk tot nierinsufficiëntie.
Diagnose
De diagnose „sarcoïdose' wordt meestal gesteld door naar kenmerkende
veranderingen te zoeken, zoals vergrote lymfeklieren en longweefsel dat er op een
thoraxfoto of een CT-scan wazig en als matglas uitziet. Wanneer nader onderzoek
nodig is, wordt de diagnose bevestigd door microscopisch onderzoek van een
weefselmonster op ontsteking en granulomen. Bij de meeste patiënten is een
bronchoscopie met een transbronchiale longbiopsie de beste methode om een
weefselmonster af te nemen. Andere mogelijke bronnen voor weefselmonsters zijn
huidafwijkingen, opgezette lymfeklieren vlak onder de huid en granulomen op de
conjunctiva. Onderzoek van een van deze weefselmonsters levert in 87% van de
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 54 van 71
gevallen een duidelijke diagnose op. Een leverbiopsie is zelden nodig, ook niet bij
aantasting van de lever.
Omdat er bij tuberculose veel veranderingen kunnen optreden die lijken op die
van sarcoïdose, worden er ook altijd een tuberculinehuidtest en soms een
longbiopsie uitgevoerd om tuberculose uit te sluiten.
Andere methoden om sarcoïdose te diagnosticeren of de ernst ervan vast te stellen
zijn onder meer bepaling van de hoeveelheid angiotensine-converterend enzym
(angiotensin converting emzyme, ACE) in het bloed, longspoeling en onderzoek van
het spoelvocht, en een galliumscintigram van het gehele lichaam. Bij veel
patiënten met sarcoïdose is de bloedspiegel van het angiotensine-converterend
enzym verhoogd. Het spoelvocht van een long met een actieve sarcoïdose bevat een
groot aantal lymfocyten, maar dit is niet specifiek voor sarcoïdose. Omdat een
galliumscintigram afwijkingen in de longen of de lymfeklieren laat zien bij een
patiënt die op die plaats sarcoïdose heeft, wordt dit onderzoek soms uitgevoerd
wanneer de diagnose niet vaststaat.
Bij patiënten met littekenvorming in de longen kan uit longfunctieonderzoek
blijken dat de hoeveelheid lucht die de long kan bevatten kleiner is dan normaal.
Bij bloedonderzoek kan een laag aantal witte bloedcellen of bloedplaatjes worden
gevonden. De immunoglobulinespiegels zijn vaak hoog, vooral bij mensen van het
negroïde ras. Als de lever is aangetast, kunnen de spiegels van de leverenzymen,
vooral van alkalische fosfatase, verhoogd zijn.
Prognose
Tweederde van de patiënten met longsarcoïdose verbetert spontaan of geneest
zonder behandeling. Zelfs vergrote lymfeklieren in de borstholte en uitgebreide
ontsteking in de longen kunnen binnen enkele maanden of jaren verdwijnen. Bij
10 tot 30% van de patiënten wordt de ziekte chronisch of verergert de aandoening.
Ernstige sarcoïdose buiten de longen (bijvoorbeeld van het hart, het zenuwstelsel,
de ogen of de lever) komt bij 4 tot 7% van de patiënten bij het begin van de ziekte
voor. De kans op sarcoïdose buiten de longen neemt toe als de ziekte in de longen
blijft bestaan.
Patiënten bij wie sarcoïdose tot de borstholte beperkt is gebleven, hebben een
betere prognose dan patiënten bij wie sarcoïdose ook elders in het lichaam
voorkomt. Patiënten met vergrote lymfeklieren in de borstholte maar zonder
longafwijkingen hebben een zeer goede prognose. Degenen bij wie de ziekte met
erythema nodosum is begonnen, hebben de beste prognose. Bij ongeveer 50% van
de mensen die ooit sarcoïdose hebben gehad, treedt de ziekte opnieuw op.
Ongeveer 10% van de sarcoïdosepatiënten raakt ernstig invalide door
beschadiging van de ogen, het ademhalingsstelsel of elders in het lichaam. De
meest voorkomende doodsoorzaken zijn ademhalingsinsufficiëntie en cor
pulmonale door vorming van littekenweefsel in het longweefsel, gevolgd door
longbloedingen als gevolg van een infectie met de schimmel Aspergillus. Deze
schimmel groeit vaak in de longcysten die ontstaan bij patiënten met
verergerende, chronische longsarcoïdose.
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 55 van 71
Behandeling
De meeste patiënten met sarcoïdose hoeven niet te worden behandeld. Om
ernstige klachten als kortademigheid, gewrichtspijn en koorts te onderdrukken,
worden corticosteroïden toegediend. Deze middelen worden ook toegediend in
geval van hoge calciumspiegels in het bloed, aantasting van hart, lever of
zenuwstelsel, als sarcoïdose ontsierende huidafwijkingen veroorzaakt of
oogafwijkingen die niet reageren op oogdruppels met corticosteroïden, of bij
aanhoudende verslechtering van de longafwijkingen. Patiënten zonder symptomen
dienen geen corticosteroïden te gebruiken. Hoewel de symptomen met
corticosteroïden goed te behandelen zijn, kan hiermee niet worden voorkomen dat
in de loop der jaren littekenvorming in het longweefsel optreedt. Ongeveer 10%
van de patiënten die moeten worden behandeld, reageert niet op corticosteroïden
en wordt in plaats daarvan behandeld met chloorambucil of methotrexaat,
middelen die zeer effectief kunnen zijn. Hydroxychloroquine is soms zinvol om
ontsierende huidafwijkingen tegen te gaan.
Of de behandeling wel of niet aanslaat, kan worden gecontroleerd met
thoraxfoto's, CT-scans, longfunctieonderzoek en bepaling van de hoeveelheid
calcium of angiotensine-converterend enzym in het bloed. Deze onderzoeken
worden regelmatig herhaald om na staken van de behandeling recidieven op te
sporen. (Merck & Co., Inc., 2004-2005)
Figuur 18: Radiografie van een profielthorax met aanwezigheid van sarcoïdose
4.6.1.2.3 DISH
Wat is DISH?
Bij de ziekte van Forestier of Diffuse Idiopatische Skelettale Hyperostose groeit
extra bot aan op plaatsen waar pezen of banden aan het bot vastzitten. Het komt
vooral voor aan de randen van wervels.
De ziekte van Forestier wordt tegenwoordig ook wel DISH genoemd. DISH is een
afkorting van de Engelse naam: Diffuse Idiopathic Skeletal Hyperostosis. Het is
een aandoening waarbij extra bot aangroeit op plaatsen waar pezen of banden aan
het bot hechten. Dit heet hyperostose. Soms kan op die hechtingsplaats een lichte
ontsteking ontstaan.
De botaangroei ontstaat vooral aan de randen van uw wervels. Maar het kan ook
voorkomen op andere plaatsen in uw lichaam, bijvoorbeeld bij peesaanhechtingen
van uw knie, elleboog, schouder of hiel. De aangroei bij de hiel heet hielspoor. Ook
kunnen pezen en banden verkalken.
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 56 van 71
De ziekte van Forestier komt vrij veel voor bij mensen boven de 50 jaar, bij
mannen vaker dan bij vrouwen. De aandoening komt bijna nooit voor op jongere
leeftijd.
Oorzaak
De oorzaak van de ziekte van Forestier (DISH) is niet bekend. Wel komt onder
mensen met Forestier vaker overgewicht en een lichte vorm van diabetes mellitus
voor.
Symptomen
De meeste patiënten hebben vooral ‟s ochtends last van stijfheid van de borst- en
lendenwervelkolom. De gewrichten zijn minder goed beweegbaar en de patiënten
ervaren meer pijn bij het bewegen.
De voornaamste klacht is stijfheid van de borst- en lendenwervelkolom, vooral ‟s
ochtends. Soms komen de klachten ‟s avonds terug. Stijfheid treedt ook op indien
de patiënt lang is dezelfde houding heeft gezeten en als het koud is.
Daarnaast zijn de wervelkolom en de gewrichten minder goed beweegbaar.
De pijn neemt toe als de patiënt beweegt. Botaangroei van de pees onder de
hielbot (hielspoor) kan erg pijnlijk zijn, omdat de hiel het volledige
lichaamsgewicht moet dragen.
Diagnose
Klachten bij de ziekte van Forestier (DISH) lijken op klachten bij de ziekte van
Bechterew en artrose. Bloedonderzoek kan deze ziekten uitsluiten, wat nodig is
omdat er geen bloedtest bestaat om Forestier aan te tonen. Botaangroei en
verkalking zijn goed te zien op röntgenfoto‟s. Op basis daarvan kan de arts de
diagnose Forestier stellen.
Prognose
De ziekte van Forestier (DISH) verloopt meestal mild. De patiënt kan de ene dag
meer pijn en last van stijfheid hebben dan de andere dag. Wel zijn botaangroei en
verkalking blijvend. Deze processen nemen heel langzaam toe. Gelukkig betekent
dit niet altijd dat de klachten ook toenemen.
Soms raken de zenuwen of spieren bekneld door de botaangroei. De arts
beoordeelt dan of het nodig is dat een neuroloog verder onderzoek doet, of dat de
behandeling wordt aangevuld met bijvoorbeeld fysiotherapie.
Behandeling
De behandeling is er vooral op gericht pijn en stijfheid te verminderen en
beweeglijkheid te verbeteren.
Afhankelijk van de ernst van de aandoening kan de patiënt onder behandeling van
een reumatoloog, misschien een orthopeed, of huisarts staan. Als de aandoening
lange tijd niet erger wordt, kan de huisarts de controles doen. De arts zal zo nodig
medicijnen voorschrijven.
Behandelaars zoals een fysiotherapeut of oefentherapeut kunnen helpen bij het
beweeglijk houden van de gewrichten. Een ergotherapeut kan de patiënt
begeleiden bij de dingen die hij/zij in het dagelijks leven doet. Een podotherapeut
helpt bij het verminderen van voetproblemen, bijvoorbeeld bij een hielspoor. Een
Nele De Crée 2 OMMD Begrippenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 57 van 71
speciale inlay in uw schoen (een op maat gemaakte inlegzool) kan dan de pijn
verlichten.
Als een zenuw of pees beklemt raakt, kan de orthopeed of neurochirurg het
aangegroeide bot verwijderen.
Aanvullende behandelingen
Mensen met reuma zoeken vaak naar alternatieve behandelingen voor hun ziekte.
Sommigen merken hiervan effect. Vooraf overleg met de specialist is aangeraden.
Wie reuma heeft, wil vaak zelf iets kunnen doen aan zijn ziekte.
Dan kan het zo zijn, dat de patiënt bij een alternatieve behandeling uitkomt.
Sommigen zoeken hierin een oplossing als de gewone artsen niets meer te bieden
hebben. Anderen hopen juist de ziekte in het begin met een alternatieve of
complementaire behandeling te bestrijden. De meeste alternatieve en
complementaire behandelingen hebben geen wetenschappelijk bewezen effect.
Toch kan een dergelijke behandeling verlichting geven als aanvulling op de
reguliere geneeskunde en de vermoeidheid en pijn verminderen. De patiënt levert
zelf een bijdrage. Alleen dát kan al helpen om op een positieve manier met de
ziekte om te gaan. (Reumafonds, 2010)
Nele De Crée 2 OMMD Besluit
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 58 van 71
5 Besluit
Reeds vanaf de eerste dag werd op mijn stage duidelijk gemaakt wat van mij verwacht werd. Ze
hielpen me en toonden mij hoe ik aan hun verwachtingen kon voldoen. De begeleiding hierbij vond
ik zeer goed. Niet alleen lieten ze je zoveel mogelijk zelfstandig werken, maar verbeterden ook
waar nodig.
Mijn stagementor, Dhr. Dhont heb ik tijdens mijn stageperiode niet zoveel gezien. Niettemin was
hij zeker op de hoogte van wie je was, wat je deed en hoe je je werk deed.
De Medical Management Assistants waarmee ik mocht samenwerken, vormden een echt team. Ze
namen me op bij hun gesprekken, hielden rekening met mij, mijn mening werd gevraagd… Ook het
feit dat ik elke week met een verschillend team mocht werken vond ik zeer positief.
Tijdens deze stage leerde ik tal van vaktechnische vaardigheden. Ik leerde niet alleen het
inschrijvingssysteem maar ook het programma voor het lezen van SIS-kaarten hanteren. Klasseren
op zich had ik al eens gedaan maar aangezien elke instelling een andere klasseermethode heeft,
kreeg ik ook de mogelijkheid hier wat bij te leren. Daarnaast breidde ik ook mijn medische
terminologielijst uit terwijl ik het dictafoongebruik inoefende. Verder leerde ik ook dat er bij het
onthaal heel wat meer bij komt kijken dan een aanvraag aannemen of een SIS-kaart vragen.
Qua sociale vaardigheden heb ik heel wat bijgeleerd dankzij de hulp van mijn collega’s.
Vriendelijkheid en beleefdheid waren geen probleem maar de collega’s wezen me op het feit dat ik
in het begin onbewust zeer stil praatte tegen de patiënten. Ik probeerde er sindsdien dan ook
zoveel mogelijk op te letten. Een ander punt dat ook ter sprake kwam op de eindevaluatie was dat
ik mijn patiënten mocht vragen even te wachten ipv ze gewoon te laten wachten zonder iets te
zeggen. Ik haastte mij altijd om af te werken waarmee ik bezig was ipv de patiënt aan te spreken en
te vragen even geduld te hebben. Ik weet van mezelf dat ik in het bijzijn van vreemden altijd
verlegen wordt, maar apprecieerde het wel dat ze me er attent op maakten. Ik heb ook schrik voor
dingen fout te doen, vandaar dat ik vaker dingen dubbel vroeg voor de zekerheid.
Ik vond van mezelf dat ik wel zeker mijn best had gedaan. Ik weet dat ik niet alles perfect kan, zo
heb ik bijvoorbeeld de SIS-kaart bij een patiënt vergeten te vragen, maar ik probeer wel alles zo
vlot mogelijk te doen. Ik ben nooit op het matje geroepen geweest dus ik denk dat dit ook een
positief punt is. Het feit dat ze je een positieve opmerking gaven als je iets goed had gedaan, was
ook zeker een stimulans.
Voor de toekomst denk ik dat dit een plaats is waar studenten veel zullen leren. Het is een zeer
aangenaam team, zowel om mee te werken als te ‘ontspannen’ en ze begeleiden ze je zeer goed. Ik
vond dit persoonlijk een zeer leuke ervaring.
Nele De Crée 2 OMMD Figurenlijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 59 van 71
Figurenlijst
Figuur 1: Abdominaal en thoracaal aorta-aneurysma .....................................................................15
Figuur 2: Colondiverticulose ...........................................................................................................16
Figuur 3: Diverticulitis ....................................................................................................................19
Figuur 4: Focale nodulaire hyperplasie ...........................................................................................22
Figuur 5: Microscopische dwarssnede van het leverparenchym met de hepatocyten .....................23
Figuur 6: Borstcysten .....................................................................................................................26
Figuur 7: Macro-calcificatie in de borst...........................................................................................28
Figuur 8: CT-scan............................................................................................................................29
Figuur 9: Beeld van een duplex met rood afgebeeld de slagaders en blauw afgebeeld de aders .....30
Figuur 10: Toestel waarmee men de echografie uitvoert ................................................................31
Figuur 11: Toestel en methode voor het uitvoeren van de mammografie .......................................32
Figuur 12: MRI ...............................................................................................................................33
Figuur 13: Infrapatellaire bursitis ...................................................................................................40
Figuur 14: links een normale knie - rechts een knie met artrose .....................................................43
Figuur 15: Hydrops foetalis ............................................................................................................43
Figuur 16: Ingebrachte carbonkooi en fixatieplaatje .......................................................................46
Figuur 17: Discushernia ..................................................................................................................49
Figuur 18: Radiografie van een profielthorax met aanwezigheid van sarcoïdose .............................55
Nele De Crée 2 OMMD Referentielijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 60 van 71
Referentielijst
AZ Sint-Elisabeth. (1996-2011). Orthopedie Herentals - cysten. Opgehaald van Orthopedie Herentals
- cysten: http://www.orthopedieherentals.be/index.php?page=cysten-pols-hand
Belgian Spine Society. (2007). ALIF: Anterieure Lumbale Interbody Fusie. Opgehaald van ALIF:
Anterieure Lumbale Interbody Fusie:
http://www.belgianspinesociety.be/borv/borv.nsf/pages/anterieurefusie.html?OpenDocument
Belgian Spine Society. (2007). Lumbale discushernia. Opgehaald van Lumbale discushernia:
http://www.belgianspinesociety.be/borv/borv.nsf/pages/Lumbale+discushernia.html?OpenDocum
ent
Cloïn, W. G. (sd). Pathologie & Biopsiemethoden van de mammae. Opgehaald van Pathologie &
Biopsiemethoden van de mammae: http://www.mammabiopsiemethoden.nl/mammo.php?id=23
Codex Medicus. (2011). Codex Medicus - Verloskunde: Hydrops foetalis. Opgehaald van Codex
Medicus - Verloskunde: Hydrops foetalis:
http://www.codexmedicus.nl/sectie/23/Chap23disp8200/Hydrops_foetalis.html
JOCHEMS, A. &. (2009). Coëlho Zakwoordenboek der Geneeskunde. Doetinchem: Elsevier.
Leids Universitair Medisch Centrum. (2011). Röntgenonderzoek van de borst. Opgehaald van
Röntgenonderzoek van de borst:
http://www.lumc.nl/home/0001/12556/19997/805161054552715#n3
Maag Lever Darm Stichting. (sd). Focale nodulaire hyperplasie (FNH). Opgehaald van Focale
nodulaire hyperplasie (FNH): http://www.mlds.nl/ziekten/120/focale-nodulaire-hyperplasie-fnh/
Maag Lever Darm Stichting. (sd). Kanker van de mond- of keelholte. Opgehaald van Kanker van de
mond- of keelholte: http://www.mlds.nl/ziekten/22/kanker-van-de-mond-of-keelholte
Maatschap Orthopaedie Rijnland Ziekenhuis . (2006). Reinland Orthopaedie: Specifieke
orthopaedische onderwerpen: Knie: Artrose. Opgehaald van Reinland Orthopaedie: Specifieke
orthopaedische onderwerpen: Knie: Artrose:
http://www.rijnlandorthopedie.nl/content.asp?id=140
Merck & Co., Inc. (2004-2005). Berylliose: Beroepslongaandoeningen: Merck Manual Medisch
handboek. Opgehaald van Berylliose: Beroepslongaandoeningen: Merck Manual Medisch
handboek: http://www.merckmanual.nl/mmhenl/sec04/ch049/ch049e.html?qt=berylliose&alt=sh
Merck & Co., Inc. (2004-2005). Borstcysten: Borstaandoeningen: Merck Manual Medisch Handboek.
Opgehaald van Borstcysten: Borstaandoeningen: Merck Manual Medisch Handboek:
http://www.merckmanual.nl/mmhenl/sec22/ch251/ch251b.html?qt=cyste&alt=sh
Merck & Co., Inc. (2004-2005). De borstholte: Biologie van de longen en de luchtwegen: Merck
Manual Medisch handboek. Opgehaald van De borstholte: Biologie van de longen en de
luchtwegen: Merck Manual Medisch handboek:
http://www.merckmanual.nl/mmhenl/sec04/ch038/ch038c.html?qt=borstholte&alt=sh
Nele De Crée 2 OMMD Referentielijst
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming Pagina 61 van 71
Merck & Co., Inc. (2004-2005). Merck Manual Medisch Handboek. Opgehaald van Merck Manual
Medisch Handboek:
http://www.merckmanual.nl/mmhenl/sec03/ch035/ch035a.html?qt=aneurysma&alt=sh
Merck & Co., Inc. (2004-2005). Merck Manual Medisch Handboek. Opgehaald van Merck Manual
Medisch Handboek:
http://www.merckmanual.nl/mmhenl/sec09/ch128/ch128c.html?qt=diverticulitis&alt=sh
Merck & Co., Inc. (2004-2005). Merck Manual Medisch Handboek. Opgehaald van Merck Manual
Medisch Handboek:
http://www.merckmanual.nl/mmhenl/sec10/ch133/ch133b.html?qt=lever&alt=sh
Merck & Co., Inc. (2004-2005). Overzicht van kanker: Merck Manual Medisch Handboek. Opgehaald
van Overzicht van kanker: Merck Manual Medisch Handboek:
http://www.merckmanual.nl/mmhenl/sec15/ch180/ch180b.html?qt=kanker&alt=sh
Merck & Co., Inc. (2004-2005). Sarcoïdose: Interstitiële longaandoeningen: Merck Manual Medisch
handboek. Opgehaald van Sarcoïdose: Interstitiële longaandoeningen: Merck Manual Medisch
handboek: http://www.merckmanual.nl/mmhenl/sec04/ch050/ch050g.html?qt=sarcoidose&alt=sh
Merck & Co., Inc. (2004-2005). Slijmbeursontsteking: Spier-, slijmbeurs- en peesaandoeningen:
Merck Manual Medisch handboek. Opgehaald van Slijmbeursontsteking: Spier-, slijmbeurs- en
peesaandoeningen: Merck Manual Medisch handboek:
http://www.merckmanual.nl/mmhenl/sec05/ch074/ch074d.html?qt=bursitis&alt=sh
Merck & Co., Inc., . (2004-2005). Merck Manual Medisch Handboek. Opgehaald van Merck Manual
Medisch Handboek:
http://www.merckmanual.nl/mmhenl/sec09/ch128/ch128b.html?qt=diverticulose&alt=sh
Reumafonds. (2010). Forestier - Reumafonds. Opgehaald van Forestier - Reumafonds:
http://www.reumafonds.nl/informatie-voor-doelgroepen/patienten/vormen-van-reuma/ziekte-
van-forestier
SC Practidisc Special SRL. (2005). Hepatitis. Opgehaald van Hepatitis: http://www.prd-
online.com/user/coursedat/c43/Marmed/Geelzucht.php
TROMP, B. (2004). De nieuwe medische encyclopedie. Librero.
UZ Gent. (2008). Universiteit Gent - Skillslab. Opgehaald van Universiteit Gent - Skillslab:
http://www.skillslab.ugent.be/leerpadOrthOnd/orthopedieOL.htm
UZ Gent. (2008). Universiteit Gent - Skillslab. Opgehaald van Universiteit Gent - Skillslab:
http://www.skillslab.ugent.be/leerpadOrthOnd/orthopedieWZ.htm
VAN OTTERLOO, J. (2003). Winkler Prins Medische Encyclopedie. Het Spectrum.
Nele De Crée 2 OMMD Bijlagen
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming
6 Bijlagen
6.1 Stageagenda
Agenda van stage_agenda_NDC
maandag 21 februari 2011 – maandag 9 mei 2011
Tijdzone: (UTC+01:00) Brussels, Copenhagen, Madrid, Paris
(Aangepast aan zomertijd)
februari 2011
ma di wo do vr za zo
1 2 3 4 5 6
7 8 9 10 11 12 13
14 15 16 17 18 19 20
21 22 23 24 25 26 27
28
maart 2011
ma di wo do vr za zo
1 2 3 4 5 6
7 8 9 10 11 12 13
14 15 16 17 18 19 20
21 22 23 24 25 26 27
28 29 30 31
april 2011
ma di wo do vr za zo
1 2 3
4 5 6 7 8 9 10
11 12 13 14 15 16 17
18 19 20 21 22 23 24
25 26 27 28 29 30
mei 2011
ma di wo do vr za zo
1
2 3 4 5 6 7 8
9 10 11 12 13 14 15
16 17 18 19 20 21 22
23 24 25 26 27 28 29
30 31
Nele De Crée 2 OMMD Bijlagen
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming
Ontvangen van de kledij, rondleiding op de dienst en
kennismaking met het personeel ma 21 feb 8:30 – 9:00
Meevolgen inschrijven patiënten 9:00 – 9:15
Meevolgen klasseren 9:15 – 9:30
Klasseren 9:30 – 12:00
Verdelen en ophalen van de aanvragen 10:00 – 12:00
Inscannen aanvragen 18/02 12:00 – 13:15
Lunchpauze 13:15 – 14:00
Inscannen aanvragen 19/02 14:00 – 15:30
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen brengen 14:00 – 15:30
Afhalen kledij ma 28 feb 8:20 – 8:35
Klasseren 8:35 – 11:00
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen brengen 8:35 – 13:05
Controleren van voorschriften voor contrastvloeistof 11:00 – 12:00
Inscannen aanvragen 21/02 en 22/02 12:00 – 13:05
Lunchpauze 13:05 – 14:00
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen brengen 14:00 – 15:30
Klasseren 14:00 – 15:40
Nele De Crée 2 OMMD Bijlagen
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming
Klasseren ma 14 mrt 8:30 – 9:00
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen
brengen 9:00 – 10:00
Controleren van voorschriften voor
contrastvloeistof 10:00 – 11:00
Inscannen aanvragen 11/03 en 12/03 11:00 – 12:00
Lunchpauze 12:00 – 13:00
Klasseren 13:00 – 13:30
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen
brengen 13:30 – 15:30
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen
brengen ma 21 mrt 9:00 – 11:30
Klasseren 9:00 – 11:30
Protocol uittypen 11:30 – 12:00
Lunchpauze 12:00 – 13:00
Protocol uittypen 13:00 – 13:30
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen
brengen 13:30 – 16:00
Klasseren 13:30 – 16:00
Nele De Crée 2 OMMD Bijlagen
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen brengen ma 28 mrt 8:30 – 10:00
Klasseren 8:30 – 10:00
Controleren van voorschriften voor contrastvloeistof 10:00 – 11:00
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen brengen 11:00 – 12:00
Klasseren 11:00 – 12:00
Lunchpauze (onderweg voorschriften van
contrastvloeistoffen naar de apotheek gebracht) 12:00 – 13:00
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen brengen 13:00 – 14:00
Klasseren 14:00 – 14:30
Inscannen aanvragen 21/02 en 22/02 14:30 – 14:50
Protocol uittypen 14:50 – 15:30
Inschrijven mammoscreenings in Access ma 4 apr 8:30 – 9:40
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen brengen 9:40 – 13:00
Klasseren 9:40 – 13:00
Lunchpauze (onderweg voorschriften van
contrastvloeistoffen naar de apotheek gebracht) 13:00 – 14:00
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen brengen 14:00 – 14:30
Klasseren 14:30 – 15:25
Nele De Crée 2 OMMD Bijlagen
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming
Inscannen aanvragen 25/04 en 26/04 ma 2 mei 8:30 – 13:00
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen
brengen 8:30 – 13:00
Klasseren 8:30 – 13:00
Lunchpauze 13:00 – 14:00
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen
brengen 14:00 – 15:30
Klasseren 14:00 – 15:30
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen
brengen ma 9 mei 8:30 – 9:00
Controleren van voorschriften voor
contrastvloeistof 9:00 – 9:30
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen
brengen 9:30 – 12:00
Klasseren 9:30 – 12:00
Protocols uittypen 12:00 – 13:00
Lunchpauze 13:00 – 14:00
Potocol uittypen 14:00 – 14:30
Klasseren 14:30 – 15:30
Inschrijven patiënten + aanvragen naar de zalen
brengen 15:00 – 15:30
Nele De Crée 2 OMMD Bijlagen
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming
6.2 Bronmateriaal
Nele De Crée 2 OMMD Bijlagen
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming
Nele De Crée 2 OMMD Bijlagen
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming
Nele De Crée 2 OMMD Bijlagen
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming
Nele De Crée 2 OMMD Bijlagen
2010 - 2011 AZ Jan Palfijn – Medische Beeldvorming