profielwerkstuk passend onderwijs · passend onderwijs isw hoogeland en kinderen met een...
TRANSCRIPT
1 | P a g i n a
Profielwerkstuk Passend Onderwijs
ISW Hoogeland en kinderen met een gedragsstoornis
“Everybody is a genius. But if you judge a fish by its ability to climb a tree, it will live its whole life believing that it is stupid.”
Naam: Katy Burger Klas: AG6C Begeleider: Meneer Van Vliet Vak: maatschappijwetenschappen Datum: 15 februari 2016
2 | P a g i n a
Passend Onderwijs
ISW Hoogeland en kinderen met een gedragsstoornis
Katy Burger AG6C
“Je hebt docenten die docent zijn omdat ze een vak geweldig vinden,
en je hebt docenten die zijn pedagoog, psycholoog en hulpverlener
én geven toevallig ook nog een vak.”
Mark van Vliet
3 | P a g i n a
Voorwoord
Voor u ligt een profielwerkstuk met als onderwerp: Passend Onderwijs, ISW Hoogeland en kinderen
met een gedragsstoornis. Er is meer dan 80 uur aan gewerkt. Een deel zou niet gelukt zijn door hulp
van andere mensen. Verschillende mensen hebben een bijdrage geleverd door het invullen van
enquêtes, het beantwoorden van interviewvragen of het beantwoorden van vragen via de mail. Ik
bedank de volgende personen voor hun bijdrage aan dit profielwerkstuk:
Meneer van Vliet, mijn profielwerkstukbegeleider;
Meneer Versloot, locatiedirecteur ISW Hoogeland;
Mevrouw de Lange, zorgcoördinator ISW Hoogeland;
Koos Mosterd, Douwe Splinter en Mirjam Mulder van het VSO;
Leerkrachten van ISW Hoogeland;
Ouders van brugklasleerlingen uit HV1B en HV1F.
4 | P a g i n a
Inhoudsopgave
Voorwoord ………………………………………………………………………………………………………………………………………..3
Inleiding …………………………………………………………………………………………………………………………………………….7
Hoofdstuk 1| Passend Onderwijs
1.1 Begripsbepaling …………………………………………………………………………………………………………………………10
1.11 Passend Onderwijs ………………………………………………………………………………………………………10
1.12 Inclusief Onderwijs ………………………………………………………………………………………………………11
1.13 Adaptief Onderwijs ……………………………………………………………………………………………………..12
1.2 Wet op Passend Onderwijs 2014 ……………………………………………………………………………………………….13
1.21 Doelen van de Wet op Passend Onderwijs ………………………………………………………………….13
1.22 Zorgplicht …………………………………………………………………………………………………………………….14
1.23 Financiering …………………………………………………………………………………………………………………14
1.24 Politiek en Passend Onderwijs …………………………………………………………………………………….15
1.3 Passend Onderwijs en de school ………………………………………………………………………………………………..20
1.31 Ondersteuningsprofielen van de school ………………………………………………………………………20
1.32 Ontwikkelingsperspectieven ……………………………………………………………………………………….24
1.33 Van curatieve naar preventieve behandeling ………………………………………………………………26
1.34 Voor welke leerling geldt Passend Onderwijs?...............................................................27
1.35 Handelingsgericht werken …………………………………………………………………………………………..28
1.4 Samenvattend ……………………………………………………………………………………………………………………………31
Hoofdstuk 2| Kinderen met een gedragsstoornis
2.1 Gedragsprobleem of gedragsstoornis ………………………………………………………………………………………..32
2.2 Verschillende gedragsstoornissen ……………………………………………………………………………………………..32
2.21 Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) …………………………………………………………33
2.22 Attention Deficit Disorder (ADD)………………………………………………………………………………….35
2.23 Oppositional Defiant Disorder (ODD) of Conduct Disorder (CD) ………………………………….36
2.24 Autismespectrumstoornis (ASS) ………………………………………………………………………………….36
2.25 Het Syndroom van Gilles de la Tourette ………………………………………………………………………39
2.26 Non-verbal Learning Disorder (NLD) ……………………………………………………………………………39
5 | P a g i n a
2.3 Samenvattend ……………………………………………………………………………………………………………………………40
Hoofdstuk 3| Voortgezet Speciaal Onderwijs
3.1 Mensen uit het werkveld aan het woord ……………………………………………………………………………………42
3.11 De school …………………………………………………………………………………………………………………….42
3.12 De klas …………………………………………………………………………………………………………………………43
3.13 De les …………………………………………………………………………………………………………………………..44
3.14 Regulier onderwijs en kinderen met een gedragsstoornis …………………………………………..46
3.2 Voortgezet Speciaal Onderwijs ………………………………………………………………………………………………….47
3.21 Leerlingen op het VSO ………………………………………………………………………………………………...47
3.22 Kerndoelen Voortgezet Speciaal Onderwijs …………………………………………………………………47
3.23 De lessen op het VSO – verschillende systemen en modellen …………………………………….48
3.3 Thuiszitters ………………………………………………………………………………………………………………………………..51
3.4 Samenvattend ……………………………………………………………………………………………………………………………55
Hoofdstuk 4| Passend Onderwijs op ISW Hoogeland
4.1 Samenwerkingsverband …………………………………………………………………………………………………………….57
4.11 Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Westland ………………………………………….57
4.12 Ondersteuningsplan SVOW …………………………………………………………………………………………58
4.2 De school: ISW Hoogeland …………………………………………………………………………………………………………61
4.21 Het ondersteuningsprofiel van ISW Hoogeland …………………………………………………………..61
4.21.1 Basisondersteuning ……………………………………………………………………………………..61
4.21.2 Extra ondersteuning …………………………………………………………………………………….62
4.21.3 Grenzen aan ondersteuning …………………………………………………………………………62
4.21.4 Aanwezige expertise …………………………………………………………………………………….62
4.21.5 Ambities voor de toekomst ………………………………………………………………………….62
4.21.6 Consequenties en scholing van leerkrachten ……………………………………………….63
4.21.7 Communicatie naar ouders ………………………………………………………………………….63
4.22 Locatiedirecteur ISW Hoogeland over Passend Onderwijs …………………………………………..63
4.23 Zorgcoördinator ISW Hoogeland over Passend Onderwijs …………………………………………..64
4.24 Ouders over Passend Onderwijs ………………………………………………………………………………….66
4.3 Docenten op ISW Hoogeland ……………………………………………………………………………………………………..67
4.4 De ouders over ISW Hoogeland ………………………………………………………………………………………………….75
6 | P a g i n a
4.5 Samenvatting …………………………………………………………………………………………………………………………….79
Hoofdstuk 5| Conclusie: Aanbevelingen aan ISW Hoogeland
5.1 Ondersteuning aan een leerling met ADHD ……………………………………………………………………………….82
5.2 Ondersteuning aan een leerling met ADD ………………………………………………………………………………….83
5.3 Ondersteuning aan een leerling met ODD of CD ………………………………………………………………………..84
5.4 Ondersteuning aan een leerling met ASS ……………………………………………………………………………………84
5.5 Ondersteuning aan een leerling met het Syndroom van Gilles de la Tourette ……………………………85
5.6 Ondersteuning aan een leerling met NLD …………………………………………………………………………………..85
5.7 Samenvatting………………………………………………………………………………………………………………………………85
Passend Onderwijs: ISW Hoogeland en leerlingen met een gedragsstoornis
Tien geboden voor een gelukkige leerling in een gelukkige klas ………………………………………………………87
Plan van Aanpak ………………………………………………………………………………………………………………………………89
Logboek …………………………………………………………………………………………………………………………………………..91
Nawoord ………………………………………………………………………………………………………………………………………….95
Bronvermelding ……………………………………………………………………………………………………………………………….96
7 | P a g i n a
Inleiding
Dit profielwerkstuk gaat over onderwijs aan kinderen met een gedragsstoornis. In eerste opzicht lijkt
dit voor veel mensen misschien nog niet een heel spannend onderwerp. Kinderen met ADHD, de
eerste stoornis die bij mensen in hun hoofd opkomt door alle berichten in het nieuws de afgelopen
jaren, zijn gewoon heel druk. Maar kom op zeg, die leerlingen kunnen gewoon leren. Ze moeten
leren zich rustiger te gedragen in de klas. Maar is dit wel zo?
Dit jaar en het jaar daarvoor ben ik klassenleerling geweest op mijn school. Klassenleerlingen
worden aangesteld in tweetallen per brugklas, ter ondersteuning van de mentor. Bovendien hebben
zij een signalerende functie om te zien hoe het gaat met de klas en de individuele leerling. Ik kreeg in
die jaren als het ware een ‘kijkje achter de schermen’ op school. Je hoort meer over de situaties met
betrekking tot resultaten van de kinderen, de situaties thuis, de rapportvergaderingen en de
meningen van docenten over de klas. Echter viel mij een ding op. Ik geef toe dat het zeker geen
makkelijke klas was, er waren veel problemen bij de leerlingen zelf, thuis en in de klas. Maar steeds
opnieuw werden enkele leerlingen bestempeld als ‘zorgleerlingen’. In eerste instantie vond ik dat
niet gek, maar ik merkte dat er weinig aan gedaan werd, of aan gedaan kon worden. Die drukke
leerling hield de klas maar van het werk, die rustige leerling leek weinig te durven en keek steeds
maar om zich heen als de hele klas bezig was aan de opgegeven opdracht en een ander raakte
overstuur door elke prikkel. En dan die leerling die de grappen die bij hem uitgehaald werden totaal
niet aankon en agressief werd, maar vervolgens wel dezelfde grappen uithaalde bij andere leerlingen
in de klas. Een stempeltje ‘zorgleerling’ lost dit niet op. Waarom doet een leerling wat hij of zij doet
en wat heeft hij nodig? Een gedragsstoornis kan niet worden opgelost, maar de manier waarop er
mee wordt omgegaan kan al veel schelen. Bovendien kan dit ervoor zorgen dat de rest van de klas er
minder last van heeft. Accepteren dat een leerling een ‘zorgleerling’ is en vervolgens geen
veranderingen toepassen in de omgang met de leerling, verbetert de situatie niet.
Het recht op onderwijs staat onder andere omschreven in het Kinderrechtenverdrag en in artikel 26
van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Ieder kind heeft het recht op goed
8 | P a g i n a
onderwijs. Kinderen die extra ondersteuning nodig hebben, kregen voorheen extra geld, het
zogenoemde Rugzakje. Vervolgens werd in 2013 bekend dat er op 1 september 2014 een nieuwe wet
zou komen: de Wet op Passend Onderwijs. Goed onderwijs voor elke leerling. Onderwijs dat past bij
de leerling, aansluit bij de onderwijsbehoeften en met behulp van de zogenoemde Zorgplicht wordt
er gezorgd dat alle kinderen een plek op een school krijgen. Regulier waar het kan, speciaal waar het
moet; dat is het idee. Echter kwam er veel verzet van onder andere docenten tegen de komst van de
Wet op Passend Onderwijs. In eerste instantie leek het een bezuinigingsmaatregel, de rugzakjes
vielen namelijk weg. Bovendien zouden er veel meer leerlingen met extra onderwijsbehoeften in het
regulier onderwijs komen en docenten voelden zich daar niet toe in staat. Hoe de Wet op Passend
Onderwijs nu precies in elkaar zit en wat de invloed van de overheid daarop is lees je in Hoofdstuk 1
waar we de volgende deelvraag beantwoorden: Wat is Passend Onderwijs en wat is de rol van de
overheid en scholen hierin?
Echter was de discussie over het Passend Onderwijs niet de enige discussie die gaande was in het
onderwijs. Nog altijd is er een discussie over de ‘etiketjes’ die kinderen krijgen wanneer ze een
bepaalde stoornis hebben of kenmerken daarvan vertonen. “Jaren terug waren er helemaal geen
leerlingen met ADHD” was een uitspraak die veel naar voren kwam. Echter is het nodig om te weten
wat de kenmerken van een bepaalde stoornis zijn om zo elk kind goed onderwijs te kunnen geven.
Het is van belang om dit te weten om de sfeer in de klas goed te houden en zo te streven naar een
optimaal leerresultaat voor de leerling. In hoofdstuk 2 behandelen we dan ook de vraag: welke
gedragsstoornissen zijn er en hoe herken je deze in een klas?
Het blijkt echter wel dat er haken en ogen aan het mooie idee van het Passend Onderwijs zitten. Zo
onderzocht het programma Zembla waarom er zoveel leerlingen ‘tussen wal en schip raken’ en
vervolgens thuiszitten omdat er voor hen geen passende plaats is in het onderwijs. Nog altijd zitten
er duizenden kinderen thuis. Wat ging er mis met de Zorgplicht? De Kinderombudsman komt in beeld
en daarbij ook de reacties van de Staatssecretaris van Onderwijs, Sander Dekker. In hoofdstuk 3
wordt bekeken hoe Passend Onderwijs verloopt op het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO), onder
andere met behulp van interviews met mensen uit het werkveld. Daarbij wordt het VSO in het
algemeen behandeld. Hier wordt ook uitgebreid de situatie van de thuiszittende leerlingen
behandeld. Dit alles met het doel om de volgende vraag te beantwoorden: Hoe verloopt Passend
Onderwijs op het Voortgezet Speciaal Onderwijs?
In hoofdstuk 4 wordt bekeken hoe de situatie is op mijn middelbare school, ISW Hoogeland. Aan de
hand van interviews met de locatiedirecteur en de zorgcoördinator wordt de huidige situatie
geschetst. Maar Wet op Passend Onderwijs of niet, goed onderwijs voor elke leerling is belangrijk.
9 | P a g i n a
Sommigen hebben nu eenmaal wat meer aandacht nodig dan anderen. Hoe pakken docenten van
ISW Hoogeland dat aan? In hoofdstuk 4 zijn de resultaten van de docentenenquête te lezen met
daarin hun meningen en behoeften. Op basis van al deze informatie kon deze vraag beantwoord
worden: Welke procedures zijn er op ISW Hoogeland voor kinderen met een gedragsstoornis en hoe
verloopt dit in de praktijk?
Niet elke leerling heeft meteen een gedragsstoornis. Er kan ook sprake zijn van een
gedragsprobleem. Er is hier wel degelijk een verschil tussen, wat naar voren zal komen in hoofdstuk
2. Bij voorbaat wil ik zeggen dat de aanbevelingen die gedaan worden in hoofdstuk 5 niet ten koste
zullen gaan van alle andere 25 leerlingen in de klas. Elke leerling zal er wat aan hebben, of ze zullen
er geen last van hebben. Maar het is toch belangrijk dat elke leerling goed onderwijs krijgt? Ik vind
van wel en daarom heb ik onderzoek gedaan naar hoe Passend Onderwijs verloopt op ISW
Hoogeland en hoe het onderwijs nog passender gemaakt kan worden. Er is maatwerk nodig en hoe
kan dit gegeven worden? Mijn aanbevelingen aan ISW Hoogeland lees je in hoofdstuk 5.
Een profielwerkstuk over Passend Onderwijs op ISW Hoogeland met als hoofdvraag: Hoe wordt er op
dit moment omgegaan met leerlingen met gedragsstoornissen op ISW Hoogeland en wat kan er
gedaan worden om het onderwijs nog passender te maken?
Veel leesplezier!
10 | P a g i n a
Hoofdstuk 1| Passend Onderwijs
Wat is Passend Onderwijs en wat is de rol van de overheid en scholen hierin?
De afgelopen jaren is er veel gedoe geweest rondom het zogenoemde ‘Passend Onderwijs’. De
Rijksoverheid stelde een nieuwe wet op waarmee besloten werd dat scholen de plicht hebben om te
zorgen dat een kind dat vanwege problemen niet op hun school geplaatst kan worden, wel terecht
kan op een onderwijsinstelling in de buurt. Echter kwam hier veel verzet tegen. Bezorgde berichten
van de ouders dat zij soms wel 4 middelbare scholen langs moesten gaan voordat ze een plekje
kregen voor hun kind met een gedragsstoornis. Ook een deel van de leraren zag het niet zitten; te
grote klassen, extra ‘zorgkinderen’ en de toenemende werkdruk. Maar hoe zit het nu precies met het
Passend Onderwijs?
1.1 Begripsbepaling
1.11 Passend Onderwijs
Wanneer we praten over Passend Onderwijs kan het voorkomen dat iedereen een andere definitie
van dit begrip hanteert. Ook als je gaat zoeken op internet en in boeken wordt je overspoeld door
verschillende omschrijvingen.
De regering heeft bepaald dat elk samenwerkingsverband, elke school en iedere leraar
Passend Onderwijs moet aanbieden. Volgens de scholengemeenschap Ivo-Deurne (z.d.) is Passend
Onderwijs: “Goed onderwijs voor alle leerlingen, ook voor leerlingen die extra ondersteuning nodig
hebben” 1. Overveld (2014) omschrijft het als volgt: “Passend onderwijs vraagt van leraren dat zij
kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen; niet alleen op cognitief gebied, maar ook ten
aanzien van gedrag” (p. 15)2. Hier is dus al een duidelijk verschil te zien. De scholengemeenschap Ivo-
Deurne laat de leerling de hoofdrol spelen in de definitie, Overveld legt juist de focus op de leraren.
De landelijke regiegroep Passend Onderwijs hanteert de volgende definitie: “Passend Onderwijs is de
ontwikkeling die het voor elke leerling mogelijk gaat maken optimaal gebruik te maken van de
onderwijsvoorzieningen en alle ondersteuning die daarbij geboden kan worden”3 (Roest, z.d.).
Het is dus duidelijk dat er verschillende definities bestaan. In dit profielwerkstuk ligt de
nadruk voornamelijk op hoe kinderen met een gedragsstoornis het beste onderwijs kunnen krijgen.
Zo zegt een leerkracht primair onderwijs in de brochure Passend Onderwijs voor leraren4, uitgebracht
door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat Passend onderwijs voor hem
omschreven kan worden als hoe je kinderen individueel tot leren brengt en zo met verschillen in de
1 Ivo-Deurne. (z.d.). Passend Onderwijs. Geraadpleegd op 3 september 2015, van http://www.ivoDeurne.nl/. 2 Overveld, K. van. (2014). Groepsplan gedrag in het voortgezet onderwijs: Planmatig werken aan passend onderwijs. Hendrik-Ido-Ambacht: PICA 3 Roest, M. (z.d.). Passend Onderwijs, een woud van begrippen. Geraadpleegd op 3 september 2015, van http://www.drs-online.nl/. 4 Bootsma, M. (2013). Passend Onderwijs voor leraren. Gedownload op 5 september 2015, van https://www.eduvier.nl/user_files/1396003579eduvier.pdf
11 | P a g i n a
klas om kan gaan (Bootsma, 2013, p. 7). Met de komst van de nieuwe wetten met betrekking tot
Passend onderwijs wordt het belangrijk dat docenten in staat zijn om te kunnen omgaan met een
klas waarin veel verschillen zijn tussen leerlingen. De omschrijving van Passend Onderwijs in dit
profielwerkstuk is dan ook: Het door docenten kunnen bieden van goed onderwijs in een klas vol
verschillen, dus ook aan kinderen met een gedragsstoornis.
Naast dat er voor Passend Onderwijs veel verschillende definities bestaan, bestaan er ook begrippen
die gebruikt worden voor extra begeleiding op school voor kinderen die dat nodig hebben. Zo wordt
Passend Onderwijs vaak verward met Inclusief onderwijs en Adaptief onderwijs. We bespreken
hieronder deze begrippen om die verwarring te voorkomen.
1.12 Inclusief onderwijs
Inclusief onderwijs wordt vaak verward met Passend Onderwijs. Inclusief onderwijs is een alternatief
voor het speciaal onderwijs, door kinderen met een handicap toe te laten op reguliere scholen. Het
doel van inclusief onderwijs is “om een optimale leerervaring op zowel cognitief als sociaal gebied te
creëren.”5 (Stichting Inclusief Onderwijs, z.d.). Inclusief onderwijs zorgt ervoor dat kinderen zich op
veel verschillende vlakken ontwikkelen; ze worden gestuurd om goed te presteren voor zichzelf,
maar ook leren ze over respect, eerlijkheid en tolerantie. Zo worden ze voorbereid op de volwassen
maatschappij. Deze begrippen worden aangeleerd in de praktijk: “de klas is opengesteld voor
leerlingen met een handicap. Zo kunnen deze begrippen op een duidelijke manier worden
aangeleerd, zonder dat er iemand wordt buitengesloten”6 (Stichting Inclusief Onderwijs, z.d.). Deze
vorm van onderwijs zou de beste manier zijn om discriminatie tegen te gaan en een tolerante
samenleving te ontwikkelen (CNV Onderwijs, 2006).
Voordelen van het Inclusief onderwijs zijn dat leerlingen met en zonder een beperking leren
samenleven en dat zorgt voor opgroeiende gezonde leerlingen. Iedereen heeft dezelfde rechten en
dezelfde kansen, en dus is het belangrijk dat ook kinderen met een beperking een kans kunnen
krijgen om regulier onderwijs te volgen. Door kinderen met een beperking deze kans te geven wordt
ook de kans op uitsluiting uit de samenleving op latere leeftijd verkleind.
Echter zijn er natuurlijk ook nadelen of tegenstanders van deze vorm van onderwijs. Men kan
van mening zijn dat in een welvarende samenleving gebruikgemaakt moet worden van de luxe
zorgvoorzieningen die er zijn. Kinderen met een beperking zouden dus gebruik moeten maken van
het speciaal onderwijs. Ook zou het zo zijn dat leerlingen met een beperking veilig en beschermd
5 Stichting Inclusief Onderwijs. (z.d.) Visie inclusief onderwijs. Geraadpleegd op 3 september 2015, van http://www.inclusiefonderwijs.nl/visie.php. 6 Stichting Inclusief Onderwijs. (z.d.) Visie inclusief onderwijs. Geraadpleegd op 3 september 2015, van http://www.inclusiefonderwijs.nl/visie.php.
12 | P a g i n a
moeten leven en dat dat alleen kan door de voor hen speciale voorzieningen. Zo wordt ook
voorkomen dat deze kinderen zich minderwaardig voelen doordat ze het niet kunnen bijbenen op de
reguliere school (Otter, 2006).
Concluderend kunnen we stellen dat het niet gek is dat Inclusief Onderwijs verward wordt met
Passend Onderwijs. Echter ligt de focus bij Inclusief Onderwijs meer op de mogelijkheid om kinderen
met een beperking in het reguliere onderwijs te plaatsen en bij Passend Onderwijs gaat het om
kinderen met gedragsproblemen of een gedragsstoornis. Wel wordt er bij beiden veel gevraagd van
de leraren, namelijk het beschikken van educatieve én pedagogische kwaliteiten, dus het kunnen
omgaan met verschillen in een klas.
1.13 Adaptief onderwijs
Ook Adaptief onderwijs is zo’n begrip dat vaak verward wordt met Passend Onderwijs. Toegegeven,
deze vormen van onderwijs hebben ook weer wat van elkaar weg. Adaptief onderwijs heeft een
grondlegger, genaamd Luc Stevens. Al tientallen jaren wordt geprobeerd het Adaptief onderwijs in te
voeren in het huidige basisonderwijs. Evenals het Passend Onderwijs gaat Adaptief onderwijs uit van
de verschillen tussen kinderen in een klas en dat deze kinderen dus ook verschillende behoeften
hebben. De visie achter het Adaptief Onderwijs is dat kinderen beter leren en gemotiveerder zijn om
te leren als de informatie bij de leerling past. In de lessen wordt veel samengewerkt en de lessen
bevatten een gevarieerd programma. Jos Cöp, onderwijskundige en methodeontwikkelaar bij
Uitgeverij Zwijsen omschrijft Adaptief onderwijs als volgt: “Het zoeken van manieren om tegemoet te
komen aan verschillen in onderwijsbehoeften van kinderen”7 (Cöp, z.d.). Volgens hem kan een kind
pas effectief leren als het actief en gemotiveerd is.
Wat Cöp noemt heeft te maken met de theorie achter het Adaptief onderwijs. Adaptief
Onderwijs heeft namelijk 3 basisvoorwaarden. Als aan deze basisvoorwaarden wordt voldaan,
ontstaat er een actieve leerhouding. De eerste basisvoorwaarde is competentie. Competentie houdt
in dat een leerling het gevoel moet hebben dat het in staat is om iets te doen. De tweede
basisvoorwaarde is relatie. Het is belangrijk dat de leerling het gevoel kan hebben dat anderen om
hem of haar geven. De laatste basisvoorwaarde is onafhankelijkheid. Deze heeft iets te maken met
de eerste basisvoorwaarde, namelijk competentie. De leerling moet het gevoel hebben in staat te
zijn om iets zelfstandig te kunnen doen. Cöp stelt dat wanneer een leerling voldoet aan deze
voorwaarden, hij of zij in staat is om effectief te leren (Cöp,z.d.).
7 Cöp, J. (z.d.). Is ons onderwijs al adaptief? Geraadpleegd op 3 september 2015, van http://wij-leren.nl/adaptief-onderwijs-integratie.php.
13 | P a g i n a
Om deze basisvoorwaarden te creëren is het van belang dat de leraar onderscheid kan
maken in onderwijsbehoeften van de leerlingen en zo te kunnen omgaan met verschillen in een klas.
De input van de leerkracht is volgens de theorie achter Adaptief onderwijs terug te zien in het
leerresultaat van de leerling.
Concluderend kunnen we stellen dat Adaptief onderwijs een duidelijk punt gemeenschappelijk heeft
met het Passsend Onderwijs, namelijk het kijken naar de onderwijsbehoeften van ieder kind en als
leraar in staat zijn om te gaan met verschillen in een klas. Echter is Adaptief onderwijs veel meer een
‘onderwijstheorie’, een theorie over hoe je leerlingen het beste kunt laten leren. Kort gezegd komt
de theorie neer op het feit dat kinderen beter zouden leren als de leerstof past bij de leerling en zijn
of haar interesses. Op dit punt verschilt het Adaptief onderwijs dus duidelijk van het Passend
Onderwijs (Wij-leren.nl, z.d.).
1.2 Wet op Passend Onderwijs 2014
De Wet op Passend Onderwijs, een nieuwe wet die de overheid invoerde vanaf 1 augustus 2014. Het
uitgangspunt van het Passend Onderwijs is goed onderwijs voor alle leerlingen. Door te kijken wat de
kwaliteiten en mogelijkheden van een leerling zijn, wordt de beste plek uitgekozen. Door deze
kinderen een plek te geven in het reguliere onderwijs, worden zij goed voorbereid op de
maatschappij (passendonderwijs.nl, z.d.). Het uitgangspunt van de Wet op Passend Onderwijs wordt
ook wel omschreven als ‘regulier waar het kan, speciaal waar het moet’8 (Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, 2013). Dit wil zeggen dat kinderen met een gedragsstoornis geplaatst
kunnen worden op het reguliere onderwijs. Mocht de stoornis zo zwaar zijn of het kind speciale
behoeften hebben, dan kan het altijd nog terecht op het speciaal onderwijs.
1.21 Doelen van de Wet op Passend Onderwijs
De overheid heeft de Wet op Passend Onderwijs bedacht met verschillende doelen voor ogen. Het
belangrijkste doel is het creëren van goed onderwijs voor elke leerling. Door te kijken naar de
onderwijsbehoeften, kwaliteiten en mogelijkheden van het kind kunnen alle kinderen een passende
plek in het onderwijs krijgen. Deze passende plek kan hierdoor ook vaker in het reguliere onderwijs
zijn, in plaats van het speciale onderwijs. Het doel is om scholen te ondersteunen in de begeleiding
en zorg van deze kinderen. Ook is het Passend Onderwijs ingevoerd om te voorkomen dat kinderen
langdurig thuis moeten zitten, omdat er voor hen geen plek is op verschillende scholen
8 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2013). Passend Onderwijs voor leraren. Gedownload op 5 september 2015, van https://www.eduvier.nl/user_files/1396003579eduvier.pdf.
14 | P a g i n a
(Rijksoverheid, z.d.). Christelijk Voortgezet Onderwijs Rotterdam noemt verder als doelen het
verbeteren van het onderwijs en het vergroten van de leeropbrengsten 9(CVO, 2012).
Nevendoelen van Passend Onderwijs zijn bijvoorbeeld het versterken van de posities van de
docent en de ouders. Ook is het de bedoeling dat de zorgstructuur in, maar ook rond de school,
versterkt wordt. Ook moeten de negatieve effecten van de Leerlinggebonden Financiering (zie 1.23
financiering) worden voorkomen, door te kijken naar welke leerling recht heeft op extra zorg, in
plaats van recht op geld (CVO, 2012).
1.22 Zorgplicht
Met de invoering van de Wet op Passend Onderwijs krijgen de scholen Zorgplicht. Dat houdt in dat
scholen de plicht hebben om te zorgen dat een kind dat vanwege problemen niet op hun school
geplaatst kan worden, wel terecht kan op een onderwijsinstelling in de buurt (passendonderwijs.nl,
z.d.). Vanaf 1 augustus 2014 zijn scholen verplicht te zoeken naar een passende plek voor een kind
dat extra ondersteuning nodig heeft. De Zorgplicht gaat heeft drie ‘stappen’. De eerste stap is dat het
kind op de school terechtkan waar het zich heeft aangemeld, eventueel met extra zorg. Mocht dit
niet mogelijk zijn, dan wordt er gekeken naar de tweede stap, een andere reguliere school. Samen
met de ouders wordt alles besproken en wordt er gekeken naar de deskundigheid van andere
scholen. Mocht het kind echt gespecialiseerde hulp nodig hebben of bieden de reguliere scholen
geen uitkomst, dan kan er gekeken worden of er een plek is voor het kind in het speciale onderwijs
(Rijksoverheid, z.d.).
Het voordeel van de Zorgplicht van scholen is dat ouders niet naar een andere school hoeven
te zoeken als hun kind niet terechtkan op de school waar het kind is aangemeld. Ook wordt
voorkomen dat kinderen die nergens terechtkunnen langdurig thuiszitten en er is een passende plek
voor elk kind zodat elk kind goed onderwijs krijgt (Rijksoverheid, z.d.)10.
1.23 Financiering
Vóór de invoering van het Passend Onderwijs was er de Leerlinggebonden Financiering11, ook wel het
‘rugzakje’ genoemd. Een rugzakje hield in dat leerlingen extra ondersteuning konden krijgen in het
reguliere onderwijs dat betaald kon worden met het extra budget. Met dit extra budget was het ook
mogelijk dat een leerling op het speciaal onderwijs terechtkon. Om deze financiering mogelijk te
maken, moesten de ouders aanvraag doen bij de regionale Commissie voor de Indicatiestelling. Deze
9 CVO. (2012). CVO nieuwsbrief Passend Onderwijs. Gedownload op 5 september 2015, van http://www.cvointranet.nl/page.php?38&dir=Passend+onderwijs%2F&file=CVO+Nieuwsbrief+Passend+Onderwijs.pdf. 10 Rijksoverheid. (z.d.). Passend Onderwijs voor elk kind. Geraadpleegd op 18 september 2015, van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/inhoud/passend-onderwijs-vanaf-schooljaar-2014-2015. 11 Steunpuntpassendonderwijs. (z.d.). Leerlinggebonden financiering (rugzakje). Geraadpleegd op 15 september 2015, van http://www.steunpuntpassendonderwijs.nl/rugzak/.
15 | P a g i n a
commissie bepaalde of een leerling in aanmerking kwam voor de Leerlinggebonden Financiering.
Scholen mochten echter wel een plaatsingsbeleid hanteren (steunpuntpassendonderwijs, z.d.).
Met de komst van het Passend Onderwijs verdwijnt het rugzakje. Het geld gaat nu naar het
samenwerkingsverband waarin scholen samenwerken. Scholen worden onderdeel van een regionaal
samenwerkingsverband. Er zijn 77 samenwerkingsverbanden voor het primair onderwijs en 75 voor
het voortgezet onderwijs. Binnen de samenwerkingsverbanden wordt een ondersteuningsplan
opgesteld waarin wordt vastgelegd hoe de scholen in die regio Passend Onderwijs zullen realiseren
(passendonderwijs.nl, z.d.)12.
Het rugzakje verdwijnt, maar er wordt met de komst van Passend Onderwijs niet bezuinigd
op de kosten. Het budget wordt alleen op een andere manier verdeeld. De Rijksoverheid maakt een
onderscheid tussen basiskosten en kosten voor extra hulp. De basiskosten houden in dat scholen een
standaard bedrag krijgen per leerling, zowel in het reguliere als in het speciale onderwijs. Voor de
extra ondersteuning aan leerlingen die dat nodig hebben is ook een bedrag beschikbaar. Dit geld
wordt verdeeld over de regionale samenwerkingsverbanden. Hiermee wordt de extra begeleiding
van leerlingen betaald, maar ook de extra begeleiding voor leraren. Scholen kunnen nu dus zelf
beslissen hoe het geld verdeeld wordt en zo kunnen zij beter kijken naar de onderwijsbehoeften van
leerlingen (Rijksoverheid, z.d.)13.
1.24 Politiek en Passend Onderwijs
Kabinet Rutte-1 heeft de Wet op Passend Onderwijs ingevoerd. Dit, omdat zij van mening zijn dat
ieder kind een plekje in het onderwijs verdiend dat bij hen past. Door goed onderwijs worden zij
klaargestoomd voor de maatschappij. Er moet worden gekeken naar de kwaliteiten van het kind en
niet naar de beperking, ‘stempeltjes’ moeten dus worden voorkomen. Er blijven ruim 70 duizend
plekken vrij in het speciaal onderwijs voor kinderen die dat nodig hebben. De VVD14 houdt goed in de
gaten hoe de invoering van het Passend Onderwijs en de samenwerking in de
samenwerkingsverbanden verloopt. De focus op de economie komt heel duidelijk naar voren. Goed
onderwijs geeft de kinderen een kans op een succesvol leven en dat levert de basis voor een sterke
economie. VVD vindt dat Passend Onderwijs belangrijk is voor een sterke maatschappij (VVD, z.d.).
De PVV15 is voor de Wet op Passend Onderwijs. De Wet zorgt voor een beperking van de
kosten. Zij schetsen dat in 2003 55.000 kinderen naar het speciaal onderwijs gingen, in 2010 waren
dat er 69.000. In 2003 waren er 11.005 kinderen met een rugzakje, in 2010 waren dat er 39.385.
12 Passenonderwijs.nl. (z.d.). Passend Onderwijs in het kort. Geraadpleegd op 18 september 2015, van https://www.passendonderwijs.nl/over-passend-onderwijs/in-het-kort/. 13 Rijkoverheid. (z.d.). Financiering Passend Onderwijs. Geraadpleegd op 18 september 2015, van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/inhoud/financiering-passend-onderwijs. 14 VVD. (z.d.). Passend Onderwijs. Geraadpleegd op 19 september 2015, van http://www.vvd.nl/standpunten/32/passend-onderwijs. 15 PVV. (z.d.). Spreektekst Passend Onderwijs. Geraadpleegd op 19 september 2015, van http://www.pvv.nl/index.php/component/content/article.html?id=5278:spreektekst-passend-onderwijs.
16 | P a g i n a
Volgens de PVV is dit een opmerkelijke groei. Zij zijn van mening dat de kinderen in die jaren
helemaal niet zijn veranderd, maar is er wel een sterke groei geconstateerd in de kosten. En dat
moet anders. Door de komst van de Wet op Passend Onderwijs wordt er gekeken naar de kwaliteiten
van de kinderen en daardoor kunnen ze terecht op een reguliere school. De plaatsen die vrij zijn in
het speciaal onderwijs zijn voor gehandicapte kinderen, vindt de PVV. Ze zijn zich ervan bewust dat
het een bezuiniging is, maar volgens hen is dat alleen maar gunstig: het onderwijs wordt door de
nieuwe wet toekomstbestendig. Ook relativeren zij heel erg de meningen van docenten en andere
werkende personen in het onderwijs. Die grotere klassen en al die mensen die ontslagen moeten
worden, dat valt allemaal wel mee. De PVV vindt het een mooie wet; geen labels meer, geen
bureaucratie meer en geen thuiszittende kinderen (PVV, z.d.).
Ook het CDA16 is het eens met de Wet op Passend Onderwijs. In 2013 noemde Michel Rog
dat er meer aandacht moet komen voor het kind en zijn behoeften en niet voor de financiële en
bestuurlijke zaken van het Passend Onderwijs. Ouders en leraren willen volgens hem duidelijkheid,
maar vooral goed onderwijs (Rog, 2013). Wanneer je de huidige standpunten van het CDA met
betrekking tot het onderwijs bekijkt, zie je bovenstaand argument terug. Onderwijs is in het belang
van de samenleving en er moet daarom gekeken worden naar ieders talent, ook op het speciaal
onderwijs. Daarom wil het CDA, ook in tijden van economische problemen, investeren in het
onderwijs en de kwaliteiten van de leraren, maar ook in extra hulp aan kinderen die dat nodig
hebben (CDA, z.d.).
Toen de onderhandelingen rondom het Passend Onderwijs aan de gang waren viel het woord
bezuiniging erg vaak. D6617 stribbelde tegen. Bezuinigingen zouden leiden tot een afname van de
kwaliteit van het speciaal onderwijs. Speciaal onderwijs is er voor de leerlingen die dat nodig hebben
en daar hebben zij recht op, in een speciale leeromgeving. Zij hebben dan ook kunnen voorkomen
dat het Passend Onderwijs een bezuiniging werd. D66 is van mening dat ieder kind goed onderwijs
verdiend en dat de kwaliteit van het onderwijs hoog moet worden gehouden. Dit kan als
schoolbesturen en gemeenten goed samenwerken en kwaliteit en maatwerk voor leerlingen die dat
nodig hebben stimuleren (D66, 2014).
De SGP18 is voor de invoering van het Passend Onderwijs, echter kijken ze wel kritisch naar de
gevolgen. De SGP ziet de invoering van Passend Onderwijs als een uitdaging. Zij vinden dat ook de
school verantwoordelijk is voor de opname van kinderen met speciale onderwijsbehoeften in het
reguliere onderwijs. Echter ziet de SGP wel grenzen. Er moet gekeken worden naar de capaciteit van
de leraar en het mag niet zo zijn dat de zorgbehoefte van een kind een daling van de kwaliteit van
16 CDA. (z.d.). Standpunt Onderwijs. Geraadpleegd op 19 september 2015, van https://www.cda.nl/standpunten/standpunt/onderwijs/. 17 D66. (2014, 1 mei). Speciaal onderwijs. Geraadpleegd op 24 september 2015, van https://d66.nl/standpunt-over/speciaal-onderwijs/. 18 SGP. (z.d.). Passend onderwijs. Geraadpleegd op 24 september 2015, van https://www.sgp.nl/Standpunten/Standpunten/Standpunten_ABC?letter=P&standid=188.
17 | P a g i n a
het lesgeven aan andere kinderen tot gevolg heeft. Er moet dus rekening worden gehouden met de
mogelijkheden van scholen. De SGP geeft aan dat het speciaal onderwijs moet blijven bestaan. Het is
van belang dat wanneer het niet realistisch is dat een kind regulier onderwijs volgt, het terechtkan op
het speciaal onderwijs. Hier stuit de SGP op nog een kritisch punt, kinderen mogen niet tussen wal en
schip raken. Er moet dus ook een goede samenwerking zijn tussen het regulier en speciaal onderwijs
(SGP, z.d.).
Het is belangrijk dat alle kinderen zijn of haar door God gegeven talenten kunnen
ontwikkelen vindt de ChristenUnie19. Zij zien onderwijs als een investering. De CU heeft onder andere
met D66 de bezuiniging van het Passend Onderwijs kunnen terugdraaien. ChristenUnie is het ook
eens met het feit dat leerlingen een kans moeten krijgen in het regulier onderwijs, maar speciaal
onderwijs blijft hard nodig. De ChristenUnie staat vooral kritisch tegenover het feit dat de
samenwerking binnen scholen, gemeenten en andere maatschappelijke instellingen verre van soepel
verloopt. Dit zou mede komen doordat de focus ligt op de financiën. De obstakels voor een goede
samenwerking met betrekking tot Passend Onderwijs moeten worden weggehaald. Er moet
voornamelijk gekeken worden naar de aansluiting van regio’s met Passend Onderwijs en GGD- en
veiligheidsregio’s. Verder moeten docenten professionaliseringmogelijkheden krijgen, maar leraren
zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit, zowel inhoudelijk, didactisch als pedagogisch, van hun
lessen. Kortom ChristenUnie wil geen bezuiniging met betrekking tot Passend Onderwijs en wil
ruimte voor een zorgvuldige invoering (ChristenUnie, 2015).
Alle kinderen verdienen goed onderwijs, waar mogelijk regulier onderwijs en waar het moet
speciaal onderwijs. Zo luidt het standpunt van de Partij van de Arbeid over het Passend Onderwijs.
Doordat alle kinderen een kans kunnen krijgen in het regulier onderwijs kan ieder kind vrolijk
opgroeien tussen leeftijdsgenootjes. Daarbij vindt de PvdA dat wanneer een kind extra
ondersteuning krijgt in het regulier onderwijs, er ook extra ondersteuning voor de leerkracht moet
komen en dat de ouderbetrokkenheid erg belangrijk is. Qua thuiszittende kinderen is de PvdA van
mening dat de verantwoordelijkheid hiervan niet op de ouders geschoven moet worden, maar dat de
school verantwoordelijk blijft (Ypma, 2014). Een jaar later schrijft Ypma weer over dit onderwerp en
brengt naar voren dat ze een wetsvoorstel heeft opgesteld waarin staat dat kinderen die niet een
hele week naar school kunnen, dat niet hoeven. Hier is maatwerk voor nodig en daarvoor moet een
goede samenwerking komen tussen de school en de ouders. De samenwerkingsverbanden moeten
toezien op deze samenwerking. Indien nodig kan er geld beschikbaar worden gesteld per leerling
19ChristenUnie. (2015, 1 september). Leerlingen. Geraadpleegd op 24 september 2015, van http://www.christenunie.nl/nl/standpunten/onderwijs-en-cultuur#faqItem2326.
18 | P a g i n a
voor een maatwerkoplossing. Haar doel is om zoveel mogelijk kinderen naar school te krijgen en dat
iedereen een passend plekje krijgt (Ypma, 2015) (PvdA, z.d.)2021.
Vervolgens komen we bij een sociaaldemocratische partij, GroenLinks22. Deze partij is evenals
enkele bovengenoemde partijen van mening dat er moet worden gekeken naar de mogelijkheden
van leerlingen. GroenLinks vindt het belangrijk dat scholen beter inspelen op de specifieke
onderwijsbehoeften van kinderen. Zij willen meer mogelijkheden voor leraren en zijn voor het
aanstellen van klassenassistenten, zodat de druk op leraren afneemt. Er moet meer gespecialiseerde
kennis komen om alle kinderen een plaats te geven in het regulier onderwijs. Verder zijn ze van
mening dat kinderen niet zo snel moeten worden bestempeld als ‘afwijkend’. GroenLinks is daardoor
duidelijk voor het feit dat alle kinderen naar het regulier onderwijs moeten kunnen. Over de
mogelijkheid tot speciaal onderwijs wordt niets gezegd (Grashoff, z.d.).
Tenslotte komen we bij de Socialistische Partij23. De SP noemt als allereerste punt: de klassen
moeten kleiner, evenals de scholen. De aandacht voor leerlingen komt door de schaalvergroting die
in het onderwijs wordt toegepast in het geding. Binnen grote klassen is het onverantwoord om
kinderen met speciale onderwijsbehoeften op het regulier onderwijs te plaatsen. Speciaal onderwijs
moet beschikbaar blijven voor kinderen die dat nodig hebben. De huidige omstandigheden, onder
andere de schaalvergroting in het onderwijs, zijn volgens de SP niet in staat het Passend Onderwijs
te kunnen dragen. Het wordt dan meer ‘Knellend Onderwijs’ (SP, z.d.)(Dijk, z.d.).
Wanneer we kijken naar de politieke stromingen die bij de politieke partijen horen vinden we een
relatie tussen de stroming en de standpunten met betrekking tot het Passend Onderwijs. De liberale
stroming (VVD en D66) zijn voor het Passend Onderwijs. De kwaliteit van het onderwijs moet worden
hooggehouden voor een sterke economie. Dit streven past bij de liberale stroming die pleit voor een
vrijemarkteconomie. Liberalen vinden dat de overheid een aantal kerntaken heeft. Het invoeren van
het Passend Onderwijs past hierbij; een van de kerntaken is namelijk het vervullen van handhaving in
het onderwijs. Naast de kerntaken op het gebied van rechtsstaat, defensie, infrastructuur en
onderwijs pleit het liberalisme voor een terughoudende overheid.
De confessionele stroming waar het CDA, de SGP, en de ChristenUnie bij horen is ook voor
het Passend Onderwijs, maar zullen religie ook vaak noemen in hun standpunten. Goed onderwijs
zou geplaatst kunnen worden bij het streven naar naastenliefde. Het is belangrijk dat iedereen goed
onderwijs kan volgen en dat men voor elkaar zorgt. Leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben
20PvdA. (z.d.). Passend Onderwijs. Geraadpleegd op 24 september 2015, van http://www.pvda.nl/standpunten/Onderwijs+en+cultuur/Passend+onderwijs. 21 PvdA. (z.d.). Passend Onderwijs. Geraadpleegd op 24 september 2015, van http://www.pvda.nl/standpunten/Onderwijs+en+cultuur/Passend+onderwijs 22 Grashoff, R. (z.d.). Passend Onderwijs. Geraadpleegd op 24 september 2015, van https://groenlinks.nl/standpunten/passend-onderwijs. 23 SP. (z.d.). Speciaal onderwijs. Geraadpleegd op 24 september 2015, van https://www.sp.nl/standpunt/speciaal-onderwijs.
19 | P a g i n a
moeten deze zorg uit naastenliefde ook krijgen. Het mooie idee van Passend Onderwijs sluit
daardoor ook goed aan bij het streven naar solidariteit en harmonie in de samenleving door de
confessionelen. Niet alleen de overheid, maar ook het volk is verantwoordelijk voor de inrichting van
de samenleving. Het Passend Onderwijs zal dan ook niet tot stand komen alleen door werk van de
overheid.
De idealen van de socialistische stroming zijn voornamelijk gelijkheid en een sterke rol voor
de overheid. Socialisten hechten veel waarde aan de mens en vinden dat iedereen gelijke kansen
heeft. Dit komt terug in de standpunten ten opzichte van Passend Onderwijs. De partijen die bij deze
stroming horen, PvdA, GroenLinks en de SP, vinden dat er maatwerk moet komen voor kinderen. De
focus ligt heel erg op het kind en zijn of haar leerbehoeften. Het zorgen voor goed onderwijs voor
iedereen door de Wet op Passend Onderwijs past bij het streven naar een actievere rol voor de
overheid. Onderwijs is een grondrecht voor iedereen en iedereen moet dan ook gelijke kansen
krijgen om regulier onderwijs te volgen.
Nu blijven het altijd standpunten van politieke partijen. De partijen formuleren standpunten
vaak zo gunstig mogelijk. Het blijft dan ook een punt van kritiek of het waar is dat er onderwijs voor
alle kinderen gerealiseerd kan worden. Is het echt zo dat kinderen een passende plek vinden zonder
van school naar school gestuurd te worden? Bovendien zitten er nog duizenden kinderen thuis (zie
hoofdstuk 3). De ideeën zijn dus mooi, de standpunten ook, maar is het in praktijk ook uitvoerbaar?
Ik denk dat het mogelijk is om aan kinderen onderwijs te geven dat bij hen past zonder dat andere
leerlingen daar onder lijden. Maar ik denk dat het verplaatsen van kinderen van school naar school
beter moet. Als een leerling hoogbegaafd is en autisme heeft, moet het niet op een school gezet
worden voor moeilijklerende kinderen, dat is de leerling immers niet. Ik denk dat er nog meer naar
het kind gekeken moet worden en naar wat een kind kan en nodig heeft als extra ondersteuning. Het
blijft de vraag of dit gebeurt door de invoering van de Wet op Passend Onderwijs.
In onderstaande tabel is een kort overzicht te zien van de standpunten van politieke partijen
tegenover het Passend Onderwijs. Zoals je kunt zien zijn alle partijen voor de invoering van Passend
Onderwijs, kinderen verdienen een passende plek. Ook is het grootste deel het eens dat speciaal
onderwijs wel moet blijven bestaan. Ook zijn de partijen het over het algemeen wel eens over het
investeren in de kwaliteit van leraren en het kijken naar de mogelijkheden voor een passende plek
per leerling. In de kolom ‘opmerkingen’ ziet u echter wat details die opvallend zijn in de meningen
van de politieke partijen.
20 | P a g i n a
Tabel 1 visie politieke partijen op Passend Onderwijs
Bron: VVD, PVV, CDA, D66 (2014), SGP, ChristenUnie (2015), Ypma (2015), PvdA, Grashoff, SP & Dijk.
Politieke
partij
Voor/tegen
Passend
Onderwijs
Speciaal
onderwijs
wel/niet
Leraar Leerling Opmerkingen
VVD Voor Wel - Kijken naar de kwaliteiten
van kind
Passend Onderwijs
goed voor sterke
economie
PVV Voor Alleen voor
gehandicapte
kinderen
- Minder ‘stempels’ en dus
minder rugzakjes
Vóór bezuinigingen
Passend onderwijs
CDA Voor Wel Investeren in
kwaliteit
Meer aandacht voor
speciale
onderwijsbehoeften
-
D66 Voor Wel Nodig: goede
samenwerking
Ieder kind recht op een
passende plek
Tegen bezuinigingen,
kwaliteit onderwijs
voorop
SGP Voor, maar
kritisch
Wel Kijken naar capaciteit
leraar
Kind mag niet tussen wal
en schip raken
Kijk naar
mogelijkheden van de
school
CU Voor Wel Professionalisering Talentontwikkeling Tegen bezuiniging
Passend Onderwijs
PvdA Voor Wel Nodig: extra
ondersteuning
Maatwerk Zoveel mogelijk
kinderen naar school
door wetsvoorstel
GL Voor - Meer mogelijkheden
en klassenassistent
Kijken naar kind en
mogelijkheden, geen
‘stempels’
Scholen moeten
inspelen op kind en
onderwijsbehoeften
SP Voor, maar
nu niet
mogelijk
Wel - Leerling verdiend een
passende plek met
passende aandacht
Schaalvergroting en
Passend Onderwijs
gaan niet samen
1.3 Passend Onderwijs en de school
Nu we weten wat Passend Onderwijs is, wat de wet inhoudt en wat de politiek ervan vindt, komen
we bij een niet onbelangrijk punt: Passend Onderwijs en de school. Ook voor de scholen verandert er
namelijk veel. Scholen krijgen bijvoorbeeld een bepaald ondersteuningsprofiel, maar zijn ook
verplicht ontwikkelingsperspectieven op te stellen. Wat houden deze begrippen in? We behandelen
deze onderwerpen hieronder en aan de hand van deze informatie kunnen we later in dit
profielwerkstuk een goed beeld schetsen van ISW Hoogeland.
1.31 Ondersteuningsprofielen van de school
In het kader van Passend Onderwijs wordt er in de school door de schoolbesturen, in samenwerking
met leraren en schoolleiding, een ondersteuningsprofiel opgesteld. Elke school is verplicht in ieder
geval de basisondersteuning te bieden. De manier waarop dit gerealiseerd wordt, is vastgelegd in dit
profiel. Daarbij wordt er vastgelegd welke extra ondersteuning geboden kan worden door de school
21 | P a g i n a
(Steunpunt medezeggenschap Passend Onderwijs, z.d.). Het ondersteuningsprofiel van een school
wordt elke 4 jaar vastgelegd en laat dus zien in welke mate de school op dat moment in staat is
Passend Onderwijs te realiseren.
Allereerst gaan de samenwerkingsverbanden een ondersteuningsplan opstellen (zie tabel 2). De
vraag die hierbij van belang is, is hoe alle leerlingen binnen het samenwerkingsverband de
ondersteuning kunnen krijgen die zijn nodig hebben. Het samenwerkingsverband bepaalt het niveau
van basisondersteuning die de scholen binnen dat verband moeten geven. Elke school binnen het
verband specialiseert zich in een bepaalt soort ondersteuning. Door deze specialisatie vormen de
scholen binnen het samenwerkingsverband een dekkend aanbod aan ondersteuning. Het
samenwerkingsverband bepaalt hoeveel geld er voor de extra ondersteuning naar welke school gaat.
Daarnaast wordt er gekeken wat er moet gebeuren wanneer een leerling wordt doorgestuurd naar
het speciaal onderwijs. Verder wordt er gekeken naar de toekomst. Welke doelen met betrekking tot
de invoering van Passend Onderwijs zijn er binnen het verband? Dit kunnen doelen zijn die over de
kwaliteit gaan, maar ook over de kwantiteit. Deze doelen worden ook vastgelegd in het
ondersteuningsplan. Als laatste wordt er bepaald hoe de ouders het beste kunnen worden
voorgelicht over de ondersteuningsmogelijkheden van de verschillende scholen binnen het
samenwerkingsverband (Kok, Boon-Mens & Vos, 2014)24.
Aan de hand van het ondersteuningsplan kan dus een ondersteuningsprofiel25 (tabel 3) voor een
school gemaakt worden. Allereerst wordt daar de basisondersteuning in vastgelegd. De
basisondersteuning wordt bepaald door de samenwerkingsverbanden en kan dus verschillen per
regio. In de basisondersteuning staat vermeld wat de mogelijkheden van een school zijn met
betrekking tot bijvoorbeeld onderstaande onderwerpen:
1. Het aanbod van de school voor leerlingen die dyslexie of dyscalculie hebben;
2. De toegankelijkheid van het schoolgebouw. Zijn er ruimtes die speciaal zijn aangepast met
hulpmiddelen voor leerlingen die dat nodig hebben?
3. Procedures met betrekking tot het voorkomen en aanpakken van gedragsproblemen;
4. Een protocol waarin de medische handelingen zijn vastgelegd. (Steunpunt Passend
Onderwijs, z.d.)
24 Kok, Boon-Mens & Vos. (2014). Medezeggenschapsraad en ondersteuningsprofiel, 2e versie. Gedownload op 26 september 2015, van file:///C:/Users/Suzan/Downloads/Handreiking_schoolondersteuningsprofiel_2eversie.pdf. 25 Steunpunt medezeggenschap Passend Onderwijs. (z.d.). Handreiking schoolondersteuningsprofiel. Geraadpleegd op 26 september 2015, van http://www.medezeggenschap-passendonderwijs.nl/3447/handreiking-schoolondersteuningsprofiel/ .
22 | P a g i n a
In elk ondersteuningsprofiel komen 4 aspecten van de basisondersteuning26 terug. De eerste zijn
preventieve en licht curatieve interventies. Dat wil zeggen dat alle scholen in staat moeten kunnen
zijn om leerproblemen, maar ook opvoedproblemen, te kunnen signaleren en oplossen. Ten tweede
wordt ook de ondersteuningsstructuur vastgelegd. Hoe is de school georganiseerd? Beschikken alle
werknemers binnen de school over de nodige kwaliteiten om die preventieve en licht curatieve
interventies op te lossen? Werkt de school samen met bijvoorbeeld de GGD of andere
maatschappelijke- en zorginstellingen? Het derde punt dat naar voren komt is het planmatig werken
van de school. Dit houdt bijvoorbeeld in hoe de onderwijsinspectie de school controleert. Het laatste
punt is de kwaliteit van de basisondersteuning (Kok, Boon-Mens & Vos, 2014).
Naast de basisondersteuning worden er nog meer punten vastgelegd in het ondersteuningsprofiel
van de school. Het kan per school verschillen hoe uitgebreid het profiel is, maar er zijn 4 belangrijke
dingen die altijd moeten worden vastgelegd:
a) Welke ondersteuning biedt de school? Hier staat vermeld wat de basisondersteuning van de
school is en welke extra ondersteuning een school biedt.
b) Wat zijn de doelen van de school met betrekking tot de ondersteuning? Wil de school in de
toekomst extra ondersteuning gaan bieden, of juist niet?
c) De expertise die ontwikkeld gaat worden.
d) De mogelijkheden en consequenties met betrekking tot de scholing van leerkrachten.
e) Wat zijn de grenzen van de mogelijkheden voor extra ondersteuning? Welke ondersteuning
kan de school niet bieden? (Kok, Boon-Mens & Vos, 2014)27.
Tabel 2 Ondersteuningsplan door samenwerkingsverband schematisch. Bron: (Kok, Boon-mens & Vos, 2014)
Ondersteuningsplan - Niveau basisondersteuning - Procedures en criteria bij doorverwijzing naar speciaal onderwijs - Budgetverdeling voor extra ondersteuning - Beoogde resultaten - Manier van informatieverstrekking aan ouders over ondersteuningsvoorziening
26 Steunpunt Passend Onderwijs. (z.d.). Wat is basisondersteuning? Geraadpleegd op 26 september 2015, van http://www.steunpuntpassendonderwijs.nl/passend-onderwijs/school-en-passend-onderwijs/basisondersteuning/ 27 Kok, Boon-Mens & Vos. (2013, mei). Medezeggenschapsraad en ondersteuningsprofiel. Geraadpleegd op 30 september 2015, van https://www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2014/07/Medezeggenschap-en-schoolondersteuningsprofiel.pdf.
23 | P a g i n a
Tabel 3 Ondersteuningsprofiel van een school schematisch
Bron: Steunpunt Passend Onderwijs (z.d.) (Kok, Boon-mens & Vos, 2014)
Ondersteuningsprofiel (geldig voor 4 jaar) Welke ondersteuning kan de school bieden en hoe is deze georganiseerd? Basisondersteuning 4 aspecten:
1. Preventieve en licht curatieve interventies 2. Ondersteuningsstructuur 3. Planmatig werken 4. Kwaliteit van basisondersteuning
Extra ondersteuning (specialisatie)
Lichte ondersteuning - Leerproblemen - Dyslectie/dyscalculie - Faalangst - Concentratieproblemen - Etc.
Zware ondersteuning - Verstandelijk/lichamelijk - Psychiatrisch/gedrag
1. Preventieniveau 1 2. Preventieniveau 2 3. Preventieniveau 3
(zie ook 1.33)
Grenzen, welke ondersteuning kan er niet geboden worden
Zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve grenzen van de ondersteuningsmogelijkheden van de school. Het is belangrijk voor een school te weten wat ze niet kunnen, zeker nu met de komst van de Zorgplicht.
Expertise in de school a) De huidige stand van zaken b) Materiaal, gebouw etc.
Ambities voor de toekomst
Wil de school verder bouwen op de huidige situatie (conservatief) of is het ondersteuningsprofiel een ambitie om de school te ontwikkelen en zo passend onderwijs vorm te geven (vooruitstrevend).
Consequenties en scholing van leerkrachten
Hoe worden docenten begeleid in het bieden van verschillende ondersteuning en het omgaan met verschillen in een klas?
Informatie naar de ouders
Wat komt er in de schoolgids te staan?
Medezeggenschapsraad
De medezeggenschapsraad van de school heeft adviesrecht met betrekking tot het ondersteuningsprofiel.
Het ondersteuningsprofiel is een belangrijk onderdeel van Passend Onderwijs. De school legt haar
taken, maar ook verantwoordelijkheden en de manier van werken vast in dit profiel. Welke
ondersteuning kan de school bieden en hoe wordt dit gerealiseerd? Het schoolondersteuningsprofiel
is allereerst belangrijk voor de leraren. Het is van belang dat zij weten hoe en welke zorg er kan
24 | P a g i n a
worden gegeven en wat hun rol daarin is. Ook staat er in het profiel vermeld hoe de docenten
worden begeleid. Daarnaast is het ondersteuningsprofiel belangrijk voor zowel de leerling als de
ouders. Aan de hand van deze profielen kunnen zij de beste school kiezen, de school die de
ondersteuning kan bieden die de leerling nodig heeft. Doordat de specialisatie van de scholen binnen
het samenwerkingsverband dus verschilt, kan ook de Zorgplicht worden vervuld (Kok, Boon-Mens &
Vos, 2013).
1.32 Ontwikkelingsperspectieven
Wanneer een leerling extra ondersteuning nodig heeft, wordt er door de school een
ontwikkelingsperspectief28 opgesteld. In een ontwikkelingsperspectief wordt onder andere gekeken
naar de leerdoelen en de ondersteuning die de betreffende leerling daarbij krijgt. Scholen zijn
verplicht om een ontwikkelingsperspectief op te stellen voor de leerlingen die extra ondersteuning
nodig hebben, dit geldt dus voor de reguliere scholen. Voor leerlingen in het speciaal basisonderwijs
of in het speciaal voortgezet onderwijs wordt sowieso een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Voor
reguliere scholen geldt dat voor leerlingen die binnen de basisondersteuning vallen, zoals leerlingen
die hulp krijgen bij dyslectie, geen ontwikkelingsperspectief opgesteld hoeft te worden
(Passendonderwijs.nl, z.d.). Een ontwikkelingsperspectief wordt opgesteld vanuit de overtuiging dat
zowel leerling als leerkracht hun kwaliteiten zo het best kunnen ontwikkelen. Een
ontwikkelingsperspectief is dé stap naar onderwijs dat bij de leerling past (Weide & Doornbos, z.d.)29.
In het ontwikkelingsperspectief van een leerling staat altijd vermeld welke factoren invloed hebben
op het volgen van onderwijs voor dat kind. Er wordt daarnaast ook gekeken naar de
uitstroommogelijkheden en de manier waarop dit geregeld zal worden. De school kan door het
gebruik van een leerlingvolgsysteem goed in de gaten houden of de leerling zich ontwikkelt zoals
verwacht. Mocht het nodig zijn, dan kan het ontwikkelingsperspectief worden bijgesteld. Eens per
jaar gebeurt dit ook samen met de ouders. In het voortgezet speciaal onderwijs wordt op zulke
momenten ook gekeken of de betreffende leerling alsnog terecht kan in het regulier onderwijs
(Passendonderwijs.nl, z.d.).
De overheid heeft bepaald dat de ondersteuningsperspectieven van leerlingen vanaf 1
augustus 2015 op een andere manier geregistreerd moeten worden. Deze wet wordt ‘Registratie van
leerlingen met een ontwikkelingsperspectief in het basisregister onderwijs’ genoemd. Reguliere
28 Passendonderwijs.nl. (z.d.). Ontwikkelingsperspectief. Geraadpleegd op 1 oktober 2015, van https://www.passendonderwijs.nl/over-passend-onderwijs/zorgplicht/ontwikkelingsperspectief-en-voortgangsregistratie/. 29 Weide, A. van der. & Doornbos, W. (z.d.). Handreiking ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) in het voortgezet onderwijs). Gedownload op 1 oktober 2015, van http://www.steunpuntpassendonderwijs-vo.nl/wp-content/uploads/2014/02/Handreiking-Ontwikkelingsperspectiefplan-OPP-v2.pdf.
25 | P a g i n a
scholen moeten in het leerlingenadministratiesysteem vermelden wanneer een
ontwikkelingsperspectief ingaat, de inhoud hoeft niet vermeld te worden (DUO, z.d.)30.
Scholen moeten binnen 6 weken na aanmelding van een leerling met extra ondersteuningsbehoeften
een ontwikkelingsperspectief op gaan stellen. Bij de aanmelding wordt gekeken welke ondersteuning
een leerling nodig heeft en of de betreffende school die ondersteuning kan bieden. Ook wordt er
gekeken onder welke categorie deze ondersteuning valt: de basisondersteuning of de extra
ondersteuning. Scholen hoeven voor leerlingen die binnen de basisondersteuning vallen geen
ontwikkelingsperspectief op te stellen.
Bij het opstellen van het perspectief wordt er ingeschat welke ontwikkelingsmogelijkheden
er zijn voor de leerling. Het ontwikkelingsperspectief is dus een meerjarig perspectief. Er wordt
gekeken hoe de leerling de ondersteuning kan krijgen om het einddoel te halen. Wanneer er een
ontwikkelingsperspectief wordt opgesteld worden leerlingen, ouders, docenten en andere
professionals zoals een zorgcoördinator erbij betrokken. De leerling mag zelf meepraten en zijn of
haar wensen uiten met betrekking tot de extra ondersteuning. Docenten hebben inspraak hoe zij
met de betreffende leerling handelingsgericht-, maar ook opbrengstgericht willen gaan werken. Ook
kan er aan de hand van de verschillende ontwikkelingsperspectieven besproken worden hoe
docenten kunnen omgaan met verschillen in een klas.
Het perspectief is gebaseerd op het leren, de werkhouding, de sociaal-emotionele
ontwikkeling van de leerling, dus het gedrag, en het welbevinden. De leerling zal dus samen met de
ouders en de school vragen beantwoorden als: wat kan ik, wat wil ik, welke werkplek past bij mij, wat
ga ik doen om stappen te maken en wie kan me helpen? Deze instelling past goed bij de invoering
van het Passend Onderwijs: Kinderen met speciale onderwijsbehoeften een plek geven in het regulier
onderwijs en voornamelijk kijken naar wat een leerling wél kan (Weide & Doornbos, z.d.)31.
In het schematische overzicht in figuur 1 is te zien hoe een school omgaat met verschillen in het
kader van Passend Onderwijs. De afbeelding is verdeeld in drie niveaus: het
samenwerkingsverband/bestuur, de school/directeur en de klas/leraar. Het samenwerkingsverband
zorgt voor het ondersteuningsplan, de school en de klas vormen het ondersteuningsprofiel van de
school. De rode pijlen geven de wisselwerking tussen de school en het samenwerkingsverband aan.
Binnen de school en het samenwerkingsverband zijn de letters PDCA te zien. Dit staat voor Plan, Do,
Check, Act (schoolaanzet.nl, z.d.). Plan gaat over hoe de huidige situatie verbeterd kan worden. Do is 30 DUO. (z.d.). Actueel: Nieuwe wetgeving vanaf 1 augustus 2015. Geraadpleegd op 1 oktober 2015, van https://duo.nl/zakelijk/VO/passend_onderwijs/actueel.asp. 31 Weide, A. van der. & Doornbos, W. (z.d.). Handreiking ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) in het voortgezet onderwijs). Gedownload op 1 oktober 2015, van http://www.steunpuntpassendonderwijs-vo.nl/wp-content/uploads/2014/02/Handreiking-Ontwikkelingsperspectiefplan-OPP-v2.pdf.
26 | P a g i n a
de uitwerking van die geplande verbetering. Vervolgens wordt er gecheckt wat het resultaat is en
aan de hand daarvan worden bij Act de plannen aangepast. Zo is de PDCA-cyclus32 compleet en start
hij weer opnieuw. De PDCA-cyclus wordt gebruikt om de onderwijskwaliteit te verbeteren. Het
samenwerkingsverband gebruikt dit bij het opstellen van het ondersteuningsplan en de school bij het
opstellen van het ondersteuningsprofiel. Verder is in het schematische overzicht in figuur 1 te zien
dat de klas handelingsgericht werkt (zie ook paragraaf 1.35) met behulp van de individuele
ontwikkelingsperspectieven van leerlingen. Er wordt een klassenmanagement opgericht die bestaat
uit waarnemen, begrijpen, plannen en uitvoeren. Dit alles gebeurt door een samenwerking tussen
leerling, leraar en ouders.
1.33 Van curatieve naar preventieve behandeling
Met betrekking tot de extra ondersteuning die een school kan bieden, is er in tabel 3 te zien dat er 3
preventieniveaus zijn: preventieniveau 1,2 en 3. Kees van Overveld zegt in zijn Groepsplan Gedrag33
dat we in Nederland erg curatief gericht zijn. De Nederlanders in het onderwijs repareren liever
achteraf alles wat fout is gegaan (Overveld, 2014). Echter komt met de Wet op Passend Onderwijs
preventie boven curatie te staan. Overveld definieert preventie als volgt: “Preventie wordt
gedefinieerd als het voorkomen van psychosociale problematiek, het opsporen van risicofactoren in
de ontwikkeling, en het verminderen en in de hand houden van licht probleemgedrag”34 (2014). Het
is belangrijk dat problemen vroeg gesignaleerd worden. Deze vorm van preventie zal er voor zorgen
dat het mogelijk is om met lichte middelen in te grijpen: voorkomen is beter dan genezen. Ook de
PO-raad35 noemt dit. Zij leggen uit dat het Referentiekader Passend Onderwijs verwacht dat curatie
boven preventie komt te staan. Zo kunnen er kosten bespaard worden en dit geld kan worden
besteed aan versterking van de ondersteuning en de kwaliteit van het onderwijs (PO-raad, 2013).
Preventieniveau 1 geldt voor 85 tot 90 procent van de leerlingen. Het gaat om een goed
klassenmanagement en een regelsysteem dat zorgt voor een rust en orde in de klas. Preventieniveau
2 geldt voor 7 tot 10 procent van de leerlingen. Dit zijn leerlingen die een verhoogde kans hebben om
‘problematisch’ gedrag te vertonen. Er zal specifieker worden gekeken naar de persoonlijke en
omgevingsfactoren. Preventieniveau 3 geldt voor 3 tot 5 procent van de leerlingen. Voor hen zijn de
preventiemaatregelen van niveau 1 en 2 niet voldoende. Zij hebben behoefte aan een sterke
ondersteuning, door een combinatie van leraren, mentoren en bijvoorbeeld een zorgcoördinator
(Overveld, 2014).
32 Schoolaanzet.nl. (z.d.). PDCA-cyclus. Geraadpleegd op 3 oktober 2015, van http://www.schoolaanzet.nl/old-vo-pages/opbrengstgericht-werken/pdca-cyclus/. 33 Overveld, K. van. (2014). Groepsplan gedrag in het voortgezet onderwijs: Planmatig werken aan passend onderwijs. Hendrik-Ido-Ambacht: PICA 34 Overveld, K. van. (2014). Groepsplan gedrag in het voortgezet onderwijs: Planmatig werken aan passend onderwijs. Hendrik-Ido-Ambacht: PICA 35 PO-Raad. (2013, januari). Referentiekader Passend Onderwijs. Gedownload op 3 oktober 2015, van https://www.poraad.nl/files/referentiekader_pao_versie_def_januari_2013.pdf.
27 | P a g i n a
1.34 Voor welke leerling geldt Passend Onderwijs?
In Nederland gaan er zo’n 70 duizend kinderen naar het speciaal onderwijs. Deze leerlingen werden
voor de invoering van de Wet op Passend Onderwijs verdeeld in 4 clusters36:
1) Cluster 1 wordt gevormd door leerlingen met een visuele beperking. Deze kinderen zijn dus
blind of slechtziend en hebben daardoor een aangepast onderwijsprogramma nodig.
2) Cluster 2 betreft leerlingen met een auditieve of communicatieve beperking. Dit zijn
kinderen die doof of slechthorend zijn en kinderen met spraak- en taalproblemen.
3) Cluster 3 is er voor leerlingen met een verstandelijke of een lichamelijke beperking en
leerlingen die langdurig ziek zijn.
4) Cluster 4 tenslotte wordt gevormd door kinderen met een psychische beperking. Dit kunnen
leerlingen met gedragsstoornissen zijn, een ontwikkelingsstoornis of een psychiatrisch
probleem.
Met de komst van Passend Onderwijs verandert dit clusteronderwijs. Cluster 1 en 2 blijven in een
landelijk systeem georganiseerd. Cluster 3 en 4 daarentegen vallen onder de regionale
samenwerkingsverbanden. Dat wil zeggen dat het Passend Onderwijs alleen geldt voor leerlingen in
36 Ministerie van Cultuur, Onderwijs en Wetenschap. (2013, november). Brochure Passend Onderwijs voor Leraren. Gedownload op 4 oktober 2015, van https://www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2014/01/Brochure-passend-onderwijs-voor-leraren.pdf.
Figuur 1 Schematisch overzicht omgaan met verschillen. Bron: http://www.kpcgroep.nl/voortgezet-onderwijs/passend-onderwijs.aspx
28 | P a g i n a
cluster 3 en 4 en dat alleen deze leerlingen mogelijk terechtkunnen op een reguliere school
(Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2013)(Steunpuntpassendonderwijs, z.d.).
1.35 Handelingsgericht werken
Naar aanleiding van al die wetten en bedachte regeltjes moet er een manier gevonden worden om
het Passend Onderwijs in praktijk te brengen, ook in de klas. In onderwijsland wordt hier vaak
Handelingsgericht werken (HGW)37 voor gebruikt, echter is dit vaak alleen in het basisonderwijs.
HGW sluit aan bij het Passend Onderwijs doordat de leraar zich afstemt op de verschillen in
onderwijsbehoeften van leerlingen en doordat hij of zij bepaalt hoe om te gaan met die verschillen.
HGW is een cyclisch proces en deze cyclus kent 4 verschillende fasen (tabel 4). De eerste fase gaat
om het waarnemen. Welke leerlingen zitten er in mijn klas? Wat zijn de ondersteuningsbehoeften
van deze leerlingen? Bij het waarnemen worden de leerlinggegevens verzameld en de behoefte aan
ondersteuning gesignaleerd. Fase 2 bestaat uit analyseren en begrijpen. In fase 1 zijn de extra
ondersteuningsbehoeften gesignaleerd, nu worden ze benoemd. Vervolgens wordt er een plan
gemaakt in fase 3. Er wordt een klassenplan gemaakt. Dit klassenplan wordt in fase 4 uitgevoerd:
realiseren (Overveld, 2014).
HGW kent 7 uitgangspunten38 (tabel 5) (Overveld, 2014):
1) De werkwijze is doelgericht;
Er zijn doelen vastgesteld voor de klas of voor een leerling. Deze doelen zijn ambitieus en
zullen de onderwijskwaliteit verhogen.
2) Het gaat om afstemming en wisselwerking;
Leerlingen ontwikkelen zich door invloeden vanuit de omgeving. Een bepaalt gedrag zal altijd
ontstaan door een bepaalde wisselwerking. Het gaat om deze leerling, in deze klas, bij deze
leraar, op deze school, van deze ouders, in deze leeromgeving. Vervolgens is het belangrijk
dat de docent zijn lessen, maar ook zijn pedagogische en didactische vaardigheden afstemt
op de behoeften van een leerling.
3) Onderwijsbehoeften van leerlingen staan centraal;
Wat heeft een leerling nodig om de doelen van stap 1 te bereiken? Het gaat er hierbij niet
om of een leerling een bepaalde stoornis heeft, maar wat hij nodig heeft om naar een doel
toe te kunnen werken. Zo heeft het ene kind een langere uitleg nodig en het andere kind
heeft behoefte aan feedback van het gedane werk. Doordat leraren nadenken over wat de
37 Overveld, K. van. (2014). Groepsplan gedrag in het voortgezet onderwijs: Planmatig werken aan passend onderwijs. Hendrik-Ido-Ambacht: PICA. (bladzijde 40-42). 38 Overveld, K. van. (2014). Groepsplan gedrag in het voortgezet onderwijs: Planmatig werken aan passend onderwijs. Hendrik-Ido-Ambacht: PICA.
29 | P a g i n a
leerlingen nodig hebben, wordt er duidelijk hoe het beste kan worden omgegaan met de
verschillen tussen leerlingen. Hierdoor wordt het ook makkelijker om in de praktijk daarmee
om te kunnen gaan.
4) Leraren en mentoren maken het verschil;
Goede leraren zorgen voor goed onderwijs. Ook de leraar zal dus voor zichzelf doelen
moeten stellen. Wat heeft een docent nodig om die bepaalde pedagogische of didactische
aanpak toe te passen in de praktijk?
5) Positieve aspecten zijn van groot belang;
Er moet worden gekeken naar wat een leerling wel kan, wat zijn of haar mogelijkheden zijn.
Positief denken geeft ruimte voor ontwikkeling.
6) Betrokkenen werken constructief samen;
Het is belangrijk dat leraren, ouders en leerlingen samenwerken. Leraren worden in deze
samenwerking gezien als de onderwijsprofessionals, ouders als ervaringsdeskundigen. De
leerling zal vaak voor zichzelf goed kunnen beslissen wat hij nodig heeft. Door deze kennis bij
elkaar te voegen, zal er een goede samenwerking en dus een goede aanpak tot stand kunnen
komen om zo in de onderwijsbehoeften van de leerling te kunnen voorzien.
7) De werkwijze is systematisch en transparant;
Wie doet wat, wanneer, hoe, waar en waarom? Dit geldt voor de klas, individuele leerlingen
en de begeleiding van leerkrachten. HGW wordt dan ook gekenmerkt door een
systematische en transparante werkwijze door het maken van heldere afspraken.
Aan de hand van HGW wordt er dus duidelijk wat er goed gaat en wat er moeilijk gaat. Dit is het
overzicht; de huidige situatie is duidelijk. De oorzaken waardoor dit goed of niet goed gaat komen
ook naar voren. Daarbij wordt duidelijk wat de kenmerken van het kind zijn en welke rol opvoeding
en voornamelijk onderwijs daarin spelen. Dit is het inzicht. Er is inzicht gekomen in hoe de huidige
situatie ontstaan is. Ten slotte kan er met behulp van HGW een uitzicht worden opgesteld: welke
doelen worden nagestreefd en op welke manier wordt dit gedaan?39 (Willems & Wienke, 2013).
Er is op deze manier dus een duidelijk overzicht ontstaan voor de leerkrachten. Dit zorgt
ervoor dat het kunnen voorzien in individuele ondersteuningsbehoeften makkelijker gaat. De
vooruitgang van de leerlingen kan duidelijk worden bijgehouden en aan de hand van de doelen kan
er planmatig gewerkt worden met structuur en duidelijkheid voor iedereen. Door de verschillende
fasen van HGW kunnen eventuele problemen vroegtijdig worden gesignaleerd en komt preventie dus
boven de curatie te staan (Willems & Wienke, 2013).
39 Willems, P. & Wienke, D. (2013, februari). Handelingsgericht werken, handelingsgerichte diagnostiek en handelingsgericht indiceren. Gedownload op 4 oktober 2015, van http://www.nji.nl/nl/Handelingsgericht_werken.pdf.
30 | P a g i n a
HGW heeft ook voor de schoolleiding en het samenwerkingsverband enkele voordelen.
Allereerst zal de samenwerking tussen de docenten en andere professionals binnen de school
verbeteren. Aan de buitenwereld kan worden laten zien dat de zorg binnen de school duidelijk
gestructureerd is. Verder verloopt de registratie van onderwijsbehoeften van leerlingen ook
gemakkelijker doordat alles op eenzelfde manier wordt genoteerd. Al met al tilt handelingsgericht
werken het onderwijs naar een hoger niveau. Door HGW te combineren met het Passend Onderwijs
zal er dus kwalitatief goed onderwijs voor elke leerling ontstaan (Willems & Wienke, 2013).
Tabel 4 Fasen handelingsgericht werken schematisch. Bron: (Overveld, 2014)
Fasen Handelingsgericht werken (HGW)
Fase 1: waarnemen Fase 2: analyseren en begrijpen Fase 3: plannen Fase 4: realiseren
Tabel 5 Uitgangspunten handelingsgericht werken schematisch. Bron: (Overveld, 2014)
Uitgangspunten Handelingsgericht werken
1. Doelgerichte werkwijze Ambitieuze doelen vaststellen voor klas of leerling.
Wat wil de leraar bereiken met de klas/met de leerling?
2. Afstemming en wisselwerking Bepaalt gedrag ontstaat door invloeden uit de omgeving, door een bepaalde wisselwerking. Hoe stemt de leraar zijn lessen hierop af.
Het gaat om deze leerling, in deze klas, bij deze leraar/mentor, op deze school, van deze ouders en in deze leeromgeving, hoe gaat de leraar dat aanpakken?
3. Onderwijsbehoeften van leerling centraal Vastleggen wat de leerling nodig heeft om de doelen van uitgangspunt 1 te bereiken.
De leerling heeft een leraar nodig die…, een les nodig die…, een planning nodig die….
4. Leraren en mentoren van belang Goede leraren zorgen voor goed onderwijs.
Wat heeft de leraar nodig om de leerling de didactische en pedagogische aanpak te geven die nodig is?
5. Positiviteit Er wordt gekeken naar wat een leerling wél kan.
Wat zijn de mogelijkheden van de leerling?
6. Betrokkenheid voor constructieve samenwerking Een goede samenwerking tussen leraren, ouders en leerlingen is nodig om te kunnen voorzien in de onderwijsbehoeften van een leerling.
De leraar is onderwijsprofessional, ouders ervaringsdeskundige en leerling mederegisseur van eigen leerproces.
7. Systematische en transparante werkwijze Het maken van heldere afspraken is belangrijk.
Wie doet wat, wanneer, hoe, waar en waarom?
31 | P a g i n a
1.4 Samenvattend
Passend Onderwijs is ingevoerd met de Wet op Passend Onderwijs vanaf augustus 2014. Het doel
van deze wet is goed onderwijs voor alle leerlingen. Het is de bedoeling dat zoveel mogelijk
leerlingen een passende plek vinden in het reguliere onderwijs. Dit geldt voornamelijk voor cluster 3
en 4 leerlingen van het speciaal onderwijs. Wanneer we de verschillende standpunten van de
politieke partijen bekijken, kunnen we concluderen dat elke partij voor de invoering van Passend
Onderwijs is. Er zijn echter in elk standpunt afwijkende details te vinden. Door de komst van de Wet
op Passend Onderwijs krijgen scholen Zorgplicht. Zo wordt er voorkomen dat kinderen langdurig
thuis komen te zitten, doordat er voor hen geen passend plekje is op een school.
Scholen werken samen in regionale samenwerkingsverbanden. Het samenwerkingsverband stelt een
ondersteuningsplan op. Aan de hand van dit plan kunnen scholen hun eigen ondersteuningsprofiel
opstellen. Scholen zijn verplicht om de basisondersteuning aan te bieden. De verschillende scholen in
een samenwerkingsverband specialiseren zich in een bepaald soort extra ondersteuning. Zo ontstaat
er een dekkend aanbod aan ondersteuning binnen het samenwerkings-verband. Wanneer er een
leerling is die extra ondersteuning nodig heeft, wordt er in samenwerking met leraren, ouders en
andere professionals binnen de school een ontwikkelingsperspectief opgesteld.
Aan de hand van het ondersteuningsplan, het ondersteuningsprofiel en de individuele
ondersteuningsperspectieven wordt duidelijk wat er nodig is om te kunnen voorzien in de
verschillende ondersteuningsbehoeften. Een preventieve behandeling komt met de nieuwe wet
boven de huidige curatieve behandeling te staan: het voorkomen van problemen is beter dan het
genezen ervan. De invoering van Passend Onderwijs en het omgaan met verschillen in een klas wordt
gemakkelijker met behulp van Handelingsgericht werken. Er kan planmatig worden gewerkt met
structuur en duidelijkheid voor iedereen. Deze manier van werken zal belangrijk worden in de
omgang met en het lesgeven aan kinderen met een gedragsstoornis. De definitie van Passend
Onderwijs in dit profielwerkstuk is dan ook: Het door docenten kunnen bieden van goed onderwijs in
een klas vol verschillen, dus ook aan kinderen met een gedragsstoornis.
32 | P a g i n a
Hoofdstuk 2| Kinderen met een gedragsstoornis
Welke soorten gedragsstoornissen zijn er en hoe herken je deze in een klas?
Leerlingen die bestempeld worden als ‘zorgleerlingen’ of ‘probleemkinderen’, het komt steeds vaker
voor. Deze leerlingen zouden moeilijk zijn om goed onderwijs aan te geven en daarom krijgen ze een
bovengenoemd stempeltje. Die ene drukke leerling leidt ook andere kinderen te veel af, de leerling
die, wanneer hij een opdracht krijgt, om zich heen gaat kijken en vervolgens nog niets doet. Maar
deze leerlingen vertonen dit gedrag niet zomaar. Door een kind te bestempelen als ‘zorgleerling’ en
te accepteren dat dit zo is, wordt hij of zij niet geholpen. Kinderen met een gedragsstoornis hebben
extra ondersteuning nodig om optimaal onderwijs te kunnen krijgen.
Met de komst van het Passend Onderwijs groeit het belang van een leraar die onderscheid
kan maken in de leerbehoeften van kinderen. Om elk kind goed onderwijs te kunnen bieden is het
belangrijk dat duidelijk is welke gedragsstoornissen er zijn en hoe deze in een klas te herkennen zijn.
Waarom doet een kind wat hij doet? We bespreken in dit hoofdstuk de verschillende
gedragsstoornissen door eerst kort te vertellen hoe het ontstaat en vervolgens te bekijken hoe deze
gedragsstoornis herkend kan worden in een groep leerlingen.
2.1 Gedragsprobleem of gedragsstoornis?
Het is belangrijk om het verschil te weten tussen een gedragsprobleem en een gedragsstoornis. Een
gedragsprobleem ontstaat door een verkeerde interactie met de omgeving, het is dus een gevolg van
iets. Factoren die gedrag beïnvloeden zijn bijvoorbeeld de opvoeding, een leerstoornis als dyslexie,
maar ook de relatie met de docent. Het is dus mogelijk om samen met de leerling een oplossing voor
zijn gedragsprobleem te vinden door de leerling bepaalde vaardigheden te leren of door
veranderingen aan te brengen in de omgeving. Kinderen met een gedragsstoornis zijn echter
geboren met de stoornis, of met de aanleg voor een stoornis. Kinderen met een gedragsstoornis
hebben problemen met de verwerking van bepaalde prikkels door hun genen. Als leerling met een
gedragsstoornis moet je hier in principe mee leren leven, en de docent dus ook. Het is echter wel
mogelijk om de beperkingen van een stoornis te verminderen door de omgeving zo goed mogelijk op
het kind af te stemmen. Een verkeerde omgeving kan de stoornis verergeren (Horeweg, 2015) 40.
Er is dus een duidelijk verschil tussen een gedragsprobleem en een gedragsstoornis. Een
gedragsprobleem is vaak een reactie op iets wat er ‘mis’ gaat in de omgeving en dit is oplosbaar. Een
gedragsstoornis is (deels) aangeboren en hier is geen oplossing voor. Wel kan er extra ondersteuning
aan deze kinderen worden geboden, maar er moet rekening mee worden gehouden dat de invloed
40 Horeweg, A. (2014). Gedragsproblemen in de klas, in het voortgezet onderwijs. Houten: Lannoo Campus
33 | P a g i n a
op een stoornis beperkt is. Als voorbeeld kan hierbij worden gegeven dat het niet zal lukken om een
kind met ADHD volledig, een uur lang, bij de les te krijgen. Maar je kunt wel proberen structuur te
bieden en hem of haar enkele steuntjes te geven, zodat de leerling zelf, maar ook de medeleerlingen,
niet te veel last zullen hebben van het gedrag.
2.2 Verschillende gedragsstoornissen
We bespreken de verschillende gedragsstoornissen door eerst een korte beschrijving te geven van de
stoornis. Vervolgens wordt er bekeken welke kenmerken bij de stoornis van toepassing zijn en hoe je
deze kunt herkennen in een klas. Welk gedrag kunnen leerlingen met deze stoornis vertonen? Ik wil
voorkomen dat een leerling met een bepaalde eigenschap negatief wordt afgebeeld, maar het is
nodig om kenmerken te noemen om deze te herkennen in een groep leerlingen. Later zal er bij de
aanpassing van bijvoorbeeld de lesstof (hoofdstuk 5) meer aandacht worden gegeven aan het
positief benaderen van deze leerlingen.
2.21 Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD)
Het Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) is een ontwikkelingsstoornis van het
zenuwstelsel. Recent onderzoek heeft aangetoond dat er een afwijking in de bouw van de hersenen
is bij mensen met ADHD. Ook speelt erfelijkheid een rol (Steunpunt ADHD, z.d.)41. Het Nederlands
Jeugdinstituut noemt vervolgens ook dat omgevingsfactoren een rol spelen bij het ontstaan, maar
ook bij het in stand houden van ADHD. Deze omgevingsfactoren kunnen zelfs het roken van de
moeder tijdens de zwangerschap betreffen, maar ook speelt opvoeding een grote rol (NJI, z.d.)42. Er
bestaan drie pijlers die kunnen aantonen of iemand deze gedragsstoornis heeft. De eerste pijler is
aandachtstekort, de tweede hyperactiviteit en de derde impulsiviteit. Deze symptomen komen naar
voren in meerdere situaties, dus bijvoorbeeld thuis, maar ook op school (Horeweg, 2015). De oorzaak
van de gedragsstoornis ADHD is gebrekkige inhibitie. Dat wil zeggen dat mensen met ADHD niet goed
zijn in het remmen van hun gedrag (Barkley & Murphy, 2006)43. Daarbij is kenmerkend voor een
gedragsstoornis, en dus ook voor ADHD, dat het niet verdwijnt. Bij ADHD wordt vaak genoemd dat
het op latere leeftijd minder wordt of zelfs verdwijnt. Echter verandert het alleen qua uitingsvorm en
leren de mensen er mee leven, zodat het minder opvalt (Horeweg, 2015)44.
41 Steunpunt ADHD. (z.d.). Oorzaken en erfelijkheid van AD(H)D. Geraadpleegd op 28 november 2015, van http://www.steunpuntadhd.nl/is-het-adhd/oorzaken-erfelijkheid/. 42 NJI. (z.d.). Oorzaken. Geraadpleegd op 28 november 2015, van http://www.nji.nl/Oorzaken. 43 Barkely, R.A. & Murphy, K. R. (2006). Fact Sheet: Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) Topics. Gedownload op 28 november 2015, van http://www.russellbarkley.org/factsheets/adhd-facts.pdf. 44 Horeweg, A. (2014). Gedragsproblemen in de klas, in het voortgezet onderwijs. Houten: Lannoo Campus
34 | P a g i n a
Een leerling met ADHD zal opvallen in de klas. Niet alleen doordat ADHD de meest besproken en
omstreden stoornis is geweest in het afgelopen jaar. Kinderen met ADHD vallen op door zogenoemd
acting-out gedrag. Gedrag dat je ziet en gedrag dat je hoort. ADHD is dan ook een externaliserende
stoornis, ‘een stoornis waarbij ongewenst gedrag wordt vertoond dat voor anderen storend kan
zijn’45 (NJI, z.d.). De stoornis komt voor bij 3 tot 5 procent van de leerlingen.
Dit acting-out gedrag ontstaat door executieve functies die niet goed werken. Horeweg
omschrijft deze functies in zijn boek Gedragsproblemen in de klas als volgt: ‘Circuits in de hersenen
die je gedrag aansturen en controleren’ (Horeweg, 2015). Voorbeelden van acting-out gedrag zijn
bijvoorbeeld het niet goed kunnen stilzitten of het steeds maar blijven praten of door de klas roepen.
Door de matig werkende executieve functies worden impulsen slecht geremd waardoor kinderen
met ADHD niet goed in kunnen schatten hoe zij zich gedragen in bepaalde situaties. Door dit gedrag
kan een leerling ook last hebben van een gering concentratievermogen. Een leerling kan het moeilijk
vinden om zijn aandacht bij de les te houden. Hij wordt door steeds opnieuw afgeleid. Iemand met
ADHD vertoont dus als het ware context gestuurd gedrag: hun aandacht wordt geleid door alles wat
er om hen heen gebeurt. Een leerling met ADHD kan hierdoor ook moeite hebben met het inschatten
van tijd. Ze zullen doordat ze steeds worden afgeleid op den duur ook taken gaan vermijden waar
een lange geestelijke inspanning voor nodig is. Door het vermijden van deze taken zullen ze
bijvoorbeeld gaan praten. Een andere factor dat hierbij een rol speelt is het ontbreken van een
‘startknop’. Veel leerlingen met ADHD vinden het moeilijk om ergens aan te beginnen. Er is dus geen
sprake van onwil, maar van executieve functies die niet goed werken. Leerlingen met ADHD vinden
het moeilijk om ergens hun aandacht bij te houden, zoals de uitleg. Vervolgens krijgen ze een
opdracht en door het ontbreken van een ‘startknop’ hebben ze veel tijd nodig om te starten met de
opdracht. Ook hebben leerlingen met ADHD moeite met een reeks handelingen achter elkaar
uitvoeren, zoals de juiste spullen uit je tas pakken. Dit komt mede doordat ze geen overzicht hebben.
Kinderen met deze gedragsstoornis willen graag alles meteen doen, ze zijn heel impulsief. Ze denken
niet goed na voordat ze handelen, waardoor dingen mislukken en er frustraties ontstaan. Ten slotte
zijn leerlingen met ADHD minder goed in emotieregulatie, dus het onder controle houden van hun
eigen emoties. Hierdoor komen stemmingswisselingen vaak voor bij deze leerlingen. Ook vinden zij
het herkennen van emoties bij anderen moeilijk, waardoor grenzen voor hen moeilijk zijn in te
schatten. Explosief gedrag kan dus ook voorkomen bij deze gedragsstoornis. Dit wordt vervolgens
vaak herkend als gedrag dat niet door de beugel kan, terwijl het te maken heeft met factoren waar
de leerling zelf niets aan kan doen (Horeweg, 2015).
45 NJI. (z.d.). Definitie. Geraadpleegd op 28 november 2015, van http://www.nji.nl/Gedragsproblemen-Probleemschets-Definitie.
35 | P a g i n a
De goede eigenschappen van kinderen met ADHD zijn dat het vaak hele enthousiaste
kinderen zijn die dol zijn op sporten en bewegen. Ze bezitten vaak een goed gevoel voor humor.
Daarbij zijn ze vaak erg zorgzaam, ondernemend en hebben ze veel fantasie (Horeweg, 2015).
2.22 Attention Deficit Disorder (ADD)
Het Attention Deficit Disorder wordt in het Nederlands aandachtstekort zonder hyperactiviteit
genoemd. Het kan worden beschouwd als een vorm van ADHD waarbij overwegend onoplettendheid
van de leerling een rol speelt in plaats van de hyperactiviteit. In tegenstelling tot ADHD is ADD een
internaliserende stoornis. Internaliserend wil zeggen dat de stoornis meer in de persoon zelf zit en
dat het dus voor de buitenwereld moeilijk te ontdekken is. Het kernprobleem is aandachtstekort.
Echter vertonen leerlingen met ADD veel gedrag dat iedereen wel eens heeft, zoals dagdromen,
onzeker zijn of het niet op tijd in de les verschijnen. Het gedrag bij ADD komt evenals bij ADHD voort
uit een verminderende werking van de executieve functies. Iemand met ADD heeft een filtersysteem
in de hersenen dat niet zo goed werkt waardoor de verwerking van informatie op een heel andere
manier verloop dan bij iemand zonder ADD. Een leerling met ADD heeft veel moeite met het
onderscheid maken in relevante informatie en informatie die er minder of niet toedoet (ADDonline,
z.d.)46.
Kenmerkend voor leerlingen met ADD is dat ze moeite hebben met het beginnen aan een taak en
vervolgens te blijven werken. Ze kunnen moeilijk hun gedachten erbij houden en ook stellen ze vaak
hun werk uit. Dit levert voor een leerling veel frustratie op: je weet dat je moet beginnen, maar je
kunt je er niet toe zetten. Verder is kenmerkend voor mensen met ADD dat ze snel afgeleid zijn, door
uitwendige prikkels of door eigen gedachten. Daardoor lijken ze vaak dromerig en inactief. Daarbij
kan het voorkomen dat iemand gefrustreerd reageert wanneer je ze ‘stoort’ als ze diep in gedachte
zijn. Voor de ‘buitenwereld’ kan dit overkomen als een reactie die geheel vanuit het niets komt.
Echter kan het ook voorkomen dat een leerling volledig opgaat in een taak die hem interesseert. Er is
dan sprake van hyperfocus. Echter treedt dit alleen op als de informatie aansluit bij zijn of haar
interesses. In de les komt het vaak voor dat de leerling grote delen van de uitleg mist, waardoor hij
uiteindelijk vast kan lopen. Ten slotte kan het voorkomen dat een leerling met ADD vaak dingen kwijt
is, zoals het huiswerk, of het huiswerk nooit in zijn agenda schrijft. Dit komt doordat ze geen
overzicht hebben en het heeft als gevolg dat ze vergeetachtig zijn (Horeweg, 2015)47.
Leerlingen met ADD reageren vaak langzamer dan gemiddeld op een prikkel van buitenaf.
Het lijkt dan alsof ze niet luisteren, maar de prikkel is wel binnengekomen. Leerlingen met ADD
46 ADDonline. (z.d.). ADD volgens mensen met ADD. Geraadpleegd op 28 november 2015, van http://www.addonline.nl/add/add.html. 47 Horeweg, A. (2014). Gedragsproblemen in de klas, in het voortgezet onderwijs. Houten: Lannoo Campus
36 | P a g i n a
vinden het moeilijk om dingen op papier te zetten, in tegenstelling tot het mondeling vertellen van
bijvoorbeeld de leerstof. Doordat deze leerlingen langzamer op prikkels reageren, hebben ze moeite
in situaties waarin alle informatie snel wordt doorgenomen, zoals in de klas. Tijdens de les gaan
bijvoorbeeld de interacties tussen de docent en andere leerlingen te snel. Een leerling met ADD kan
zich extremer dan gemiddeld druk maken over wat andere mensen van hem of haar denken.
(Horeweg, 2015). Positieve kenmerken van leerlingen met ADD zijn dat ze vaak heel creatief zijn en
dat ze een groot inlevingsvermogen en doorzettingsvermogen hebben.
2.23 Oppositional Defiant Disorder (ODD) of Conduct Disorder (CD)
De oppositionele opstandige stoornis (ODD) is een stoornis in gedrag en emotie. Kinderen met ODD
komen vaak in opstand tegen volwassenen, maar ze komen ook in conflict met medeleerlingen. Ze
zien de omgeving als vijandig. Ze reageren hierop, maar zien niet dat zij degene zijn die vijandig
reageert. Zo zal het beeld dat zij hebben steeds worden bevestigd. Het gedrag wat leerlingen
vertonen met ODD is te verdelen in 3 groepen: dwars en uitdagend gedrag, boos en prikkelbaar
gedrag en wraakzuchtig gedrag. Het gedrag moet vertoond worden tegen alle volwassenen met wie
de leerling in aanraking komt. Is dit niet zo, kan er namelijk ook sprake zijn van een relatieprobleem.
Het gedrag bij het Conduct Disorder (CD) is voornamelijk antisociaal in plaats van
oppositioneel. Kenmerken van iemand met CD zijn bijvoorbeeld het vertonen van agressie tegen
mens en dier, zoals pesten of mishandelen. Leerlingen met CD zullen vaak liegen en regels
overtreden, bijvoorbeeld door te spijbelen. Ook zien zij, evenals leerlingen met ODD, de omgeving als
vijandig. Echter kent iemand met CD weinig schuldgevoelens.
Het gedrag van leerlingen met ODD of CD levert vanuit hun oogpunt vaak winst op. Echter
hebben de leerlingen weinig probleembesef en zelfreflectie. Dit is moeilijk om mee om te gaan; ze
zullen de schuld altijd op een ander afschuiven (Horeweg, 2015)48.
2.24 Autismespectrumstoornis (ASS)
De autismespectrumstoornis (ASS) is als het ware de paraplu boven de verschillende vormen van
autisme, zoals het syndroom van Kanner (de klassieke vorm van autisme), het syndroom van
Asperger en PDD-NOS. Ze vallen allemaal onder ASS, omdat ze elkaar overlappen en omdat geen
enkel kind met autisme dezelfde symptomen laat zien. Autisme ontwikkelt zich met het ouder
worden. Dat wil zeggen dat sommige symptomen kunnen verdwijnen, maar dat er andere
kenmerken van autisme op latere leeftijd kunnen optreden.
48
Horeweg, A. (2014). Gedragsproblemen in de klas, in het voortgezet onderwijs. Houten: Lannoo Campus
37 | P a g i n a
De verschillende vormen van autisme:
o Het Syndroom van Kanner is de benaming voor de klassieke vorm van autisme, genoemd
naar de eerste man die autisme bestempelde als een apart syndroom. Er is sprake van deze
vorm van autisme als iemand moeite heeft met sociale interactie en dus met communicatie,
zowel verbaal als non-verbaal. Ook vertonen ze stereotiepe patronen in hun gedrag.
o Het Syndroom van Asperger lijkt op de klassieke vorm van autisme, maar verschilt op enkele
punten daarvan. Het syndroom van Asperger is een stoornis in de informatieverwerking van
de hersenen. Ze kunnen zich moeilijk inleven in anderen, ze herkennen weinig emoties en
kunnen soms helemaal opgaan in een onderwerp. Het verschil met klassiek autisme is dat
mensen met Asperger een heel goede taalontwikkeling hebben en zelfstandig kunnen leven
(Hersenstichting, z.d.)49.
o PDD-NOS staat voor Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified. In het
Nederlands staat het voor Pervasieve Ontwikkelingsstoornis, niet anders omschreven. Je
krijgt deze diagnose als je maar een deel van de kenmerken van autisme bezit (NVA, z.d.)50.
Elke vorm van autisme is aangeboren51. Mensen met autisme verwerken alle informatie die ze
binnen krijgen op een andere manier dan mensen zonder autisme. En dat brengt problemen, maar
ook positieve eigenschappen met zich mee. Leerlingen met autisme vinden het leggen van
verbanden heel lastig. Iemand zonder autisme ziet alles in een bepaalde context, dat wil zeggen dat
wanneer een vriend zijn hand opsteekt diegene weet dat hij ‘hallo’ bedoelt. Wanneer de docent zijn
hand opsteekt, betekent dit dat diegene stil moet zijn. Een leerling met autisme ziet die context vaak
niet. Daardoor kan het voorkomen dat wanneer hij heeft geleerd dat het opsteken van een hand
‘hallo’ betekent, hij ‘hallo’ door de klas zal roepen wanneer de docent zijn hand opsteekt, terwijl hij
dan wil dat iedereen stil is. Dit zal bij de docent niet altijd in goede aarde vallen (NVA, z.d.).
Aan de buitenkant kun je vaak niet zien dat een leerling autisme heeft. Daarbij is de manier
van denken soms moeilijk te begrijpen. Een school kan voor een leerling met autisme heel
onbegrijpelijk zijn. Elk uur een ander lokaal en een andere docent kan door deze leerling erg
verwarrend ervaren worden doordat hij of zij moeite heeft met ruimtelijke oriëntatie en daardoor
letterlijk de weg in de school niet kan vinden. Wanneer je weet dat een leerling met autisme het ook
heel moeilijk vindt om contact te maken met anderen en dat de leerling zijn dagen ziet als een keten
van vaste gebeurtenissen, wordt het misschien duidelijk dat school onbegrijpelijk kan zijn. Het
49 Hersenstichting. (z.d.). Syndroom van Asperger. Geraadpleegd op 28 november 2015, van https://www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/hersenaandoeningen/syndroom-van-asperger. 50 NVA. (z.d.). PDD-NOS. Kenmerken van deze vorm van autisme. Geraadpleegd op 28 november 2015, van http://www.autisme.nl/autisme-onderzoek/wat-is-autisme-(spectrum-stoornis)/pdd-nos.aspx. 51 NVA. (z.d.). Autisme in het kort. Geraadpleegd op 28 november 2015, van http://www.autisme.nl/autisme-onderzoek/wat-is-autisme-(spectrum-stoornis)/.aspx.
38 | P a g i n a
onbegrijpelijke gedrag van mensen, de niet-vaste keten van gebeurtenissen, het zoeken naar lokalen
en ieder uur opnieuw wennen aan de docent zorgen ervoor dat een leerling met autisme school
ervaart als een onveilige wereld (Horeweg, 2015)52.
Kenmerkend voor een leerling met autisme kan dus ook zijn dat er, door deze onveilige gevoelens en
het voortdurend voorkomen van onverwachte gebeurtenissen, ineens een ontploffing van emoties is
bij de leerling. Het kan ook voorkomen dat een leerling ineens heel druk is. Een leerling met autisme
houdt van rituelen en wanneer er te veel onverwachte dingen gebeuren helpt bewegen voor
stressvermindering. Een leerling lijkt dan hyperactief, maar het is waarschijnlijker dat hij ergens mee
zit. Daarbij is het kenmerkend voor leerlingen met autisme dat ze een gebrek hebben aan
verbeeldend vermogen. Een leerling zonder autisme weet dat een bank een voorwerp is waar je op
kunt zitten, maar dat het ook een gebouw is waar je geld kunt pinnen? Leerlingen met autisme zien
dit niet. Als hij of zij het begrip ‘bank’ voor het eerst heeft gezien als het voorwerp waar je op kunt
zitten, zal hij het gebruik voor het gebouw niet snappen.
Ook bij leerlingen met autisme is er sprake van gebrekkige executieve functies. Hierdoor zijn
ze niet flexibel en vinden ze het moeilijk om in te spelen op onverwachte gebeurtenissen. Daarbij
hebben deze leerlingen moeite met sociaal gedrag en het zien van verschil in status. Het is moeilijk
voor deze leerling om te begrijpen dat je met een docent anders omgaat dat met je vrienden. Het is
voor een leerling met autisme moeilijk om te snappen dat jouw gedachten niet de gedachten van een
ander zijn. Inlevingsvermogen is daardoor ook erg lastig.
Leerlingen met autisme zullen tijdens de uitleg vaak wegkijken. Het kan dan lijken alsof ze
niet opletten. Echter vinden deze leerlingen het moeilijk om informatie af te lezen van iemands
gezicht. Iemand in de ogen kijken zal zorgen voor afleiding; het wegkijken is dus een teken van
concentratie. Daarbij vinden deze leerlingen het moeilijk om hun aandacht te verdelen. Wanneer ze
hun boek uit hun tas pakken tijdens de uitleg van de docent, is hun focus geheel op het boek uit de
tas halen (Horeweg, 2015).
Kinderen met autisme zijn vaak heel eerlijk, beleefd, systematisch en hebben oog voor detail. Ze
hebben een goed langetermijngeheugen. Doordat regels hen houvast geven geldt voor hen ‘afspraak
is afspraak’. Tenslotte kunnen ze zich heel goed verdiepen in een onderwerp dat bij hun interesses
aansluit. Ze verdiepen zich daar zo goed in dat ze daar heel veel vanaf weten (Horeweg, 2015)53.
52 Horeweg, A. (2014). Gedragsproblemen in de klas, in het voortgezet onderwijs. Houten: Lannoo Campus 53 Horeweg, A. (2014). Gedragsproblemen in de klas, in het voortgezet onderwijs. Houten: Lannoo Campus
39 | P a g i n a
2.25 Het Syndroom van Gilles de la Tourette
Het Syndroom van Gilles de la Tourette is een genetisch bepaalde stoornis die zich uit door tics: ‘een
plotselinge, snelle, terugkerende, niet-ritmische beweging of geluid’54(Stichting Gilles de la Tourette,
z.d.). Welke tics en de hoeveelheid tics kunnen verschillen per periode. Horeweg verdeelt in zijn boek
Gedragsproblemen in de klas deze tics in 3 categorieën. De eerste categorie wordt gevormd door
motorische tics, de tics die zich uiten in beweging. Dit kan bijvoorbeeld een plotselinge beweging zijn
van een lichaamsdeel of het uitsteken van de tong. De tweede categorie zijn vocale tics, tics waarbij
een leerling geluid maakt. Men denkt bij Tourette vaak als eerst aan het noemen van scheldwoorden,
echter komt dit maar bij ongeveer 10 procent van de kinderen voor. Vocale tics kunnen bijvoorbeeld
zijn fluiten, grommen of lachen. Ten slotte is er nog de categorie dwanggedachten, de cognitieve tics.
Een leerling heeft dan last van beelden of woorden die steeds opnieuw terugkeren in zijn gedachten.
Een leerling met Tourette kan ook overgevoelig zijn voor kleur, geur en hoe iets aanvoelt (Horeweg,
2015).
Leerlingen met Tourette kunnen vaak last hebben van concentratieproblemen en de daardoor
ontstane problemen met betrekking tot de informatieverwerking. Deze leerlingen hebben moeite
met veranderingen. Wanneer de structuur wegvalt, kunnen de tics tijdelijk verergeren.
Verder kunnen er problemen ontstaan met bijvoorbeeld het lezen van teksten, omdat een
leerling bijvoorbeeld het laatste woord van elke zin drie keer moet lezen. Schrijven kan hierdoor ook
moeilijk zijn.
2.26 Non-verbal Learning Disorder (NLD)
Leerlingen met het Non-verbal Learning Disorder (NLD), of in het Nederlands niet-verbale
leerstoornis, hebben het vaak moeilijk op de middelbare school. Helaas is NLD is moeilijk te
herkennen. Leerlingen met NLD begrijpen de leerstof vaak wel, maar kunnen deze moeilijk
toepassen. Het is een neuropsychologische ontwikkelingsstoornis. Leerlingen met NLD kunnen
auditieve informatie beter verwerken dan visuele informatie. Ze kunnen dus goed luisteren en
praten, maar het is moeilijk voor hen om visueel waar te nemen en vervolgens taken uit te voeren.
Leerlingen met NLD hebben moeite met het verwerken van nieuwe informatie, ruimtelijk inzicht,
oorzaak-gevolgrelaties en sociaal-emotionele aanpassing (Horeweg, 2015). Ze ondervinden hierdoor
problemen bij bijna alle schoolse vaardigheden, zoals schrijven, rekenen, natuur- en scheikunde
enzovoort. Doordat deze leerlingen moeite hebben met de informatieverwerking is het werktempo
vaak erg laag. Wel hebben ze een heel goed geheugen, de uitleg zullen ze goed na kunnen vertellen.
54 Stichting Gilles de la Tourette. (z.d.). Wat is Tourette. Geraadpleegd op 28 november 2015, van http://tourette.nl/over-tourette/wat-is-tourette.
40 | P a g i n a
Deze leerlingen hebben vaak een slechte motoriek waardoor ze problemen ondervinden tijdens
bijvoorbeeld sport. Hun ruimtelijk inzicht is niet optimaal. Leerlingen met NLD vinden de weg vinden
in de school moeilijk, waardoor het vaak voorkomt dat ze niet op tijd in de les verschijnen. Het
verwoorden van gedachten kunnen de leerlingen prima, maar ze ondervinden problemen bij het op
papier zetten. Het aanpassen aan onverwachte situatie verloopt moeizaam en ook het herkennen
van emoties bij anderen is voor een leerling met NLD moeilijk. Door de verminderde werking van
executieve functies raken de leerlingen vaak het overzicht kwijt (Horeweg, 2015)55.
Leerlingen met NLD worden in eerste instantie vaak bestempeld als een leerling met ADHD of
ASS. Er is dan ook een overlappend gebied wanneer je de gedragingen naast elkaar zou leggen.
2.3 Samenvattend
Er is een verschil tussen een gedragsprobleem en een gedragsstoornis. Een gedragsprobleem is vaak
een reactie op iets wat er ‘mis’ gaat in de omgeving en dit is oplosbaar. Een gedragsstoornis is (deels)
aangeboren en hier is geen oplossing voor. Wel kan er extra ondersteuning aan deze kinderen
worden geboden, maar er moet rekening mee worden gehouden dat de invloed op een stoornis
beperkt is. Om deze ondersteuning te kunnen bieden, en zo ook kinderen met een gedragsstoornis
goed onderwijs te kunnen geven, is achtergrondkennis van de verschillende stoornissen nodig.
Om een duidelijke en overzichtelijke samenvatting van dit hoofdstuk te geven, staan de
gedragsstoornissen in onderstaan schema. In de rechterkolom staan kort de kenmerken van de
stoornis waaraan je deze kunt herkennen in een klas vol leerlingen.
Tabel 6 Gedragsstoornissen en de daarbij horende kenmerken. Bron: (Horeweg, 2015)
Gedragsstoornis Hoe herken je dit in een klas?
ADHD Attention Deficit Hyperactivity Disorder
ADHD heeft drie pijlers: aandachtstekort, hyperactiviteit en impulsiviteit. Een leerling met ADHD vertoont acting-out gedrag waardoor de leerling opvalt. Heeft moeite met stil-zitten, praat veel, is snel afgeleid en heeft moeite met het beginnen aan een taak.
ADD Attention Deficit Disorder
Een leerling met ADD lijkt dromerig en inactief. Ze worden vaak afgeleid door eigen gedachten. Hierdoor hebben ze moeite met het concentreren op een taak. Echter kan er ook hyperfocus optreden.
ODD-CD Oppositional Defiant Disorder –
Leerlingen met ODD en CD zien de omgeving als vijandig. Een leerling met ODD vertoont dwars, uitdagend, boos en
55 Horeweg, A. (2014). Gedragsproblemen in de klas, in het voortgezet onderwijs. Houten: Lannoo Campus
41 | P a g i n a
Conduct Disorder prikkelbaar gedrag terwijl een leerling met CD antisociaal is.
ASS Autismespectrumstoornis
Een leerling met ASS heeft moeite met het zien van context waardoor verwarring ontstaat. De leerling heeft moeite met ruimtelijke oriëntatie, sociaal contact maken en ziet de dag als een vaste keten van gebeurtenissen. Ze zijn daardoor niet in staat in te spelen op onverwachte gebeurtenissen waardoor onveilige gevoelens, ontploffing en hyperactiviteit kunnen ontstaan.
Tourette Syndroom van Gilles de la Tourette
Een leerling met Tourette heeft last van tics. Deze tics kunnen motorisch zijn, vocaal of cognitief. Door deze tics hebben ze problemen met concentratie, maar ook lezen en schrijven.
NLD Non-verbal Learning Disorder
Een leerling met NLD heeft moeite met het visueel opnemen van leerstof, ruimtelijk inzicht, het toepassen van de leerstof en sociaal-emotionele aanpassing. De leerling ondervindt hierdoor vaak problemen bij bijna alle vakken. Echter is het voor de buitenwereld moeilijk te zien.
42 | P a g i n a
Hoofdstuk 3| Voortgezet Speciaal Onderwijs
Hoe verloopt Passend Onderwijs op het Voortgezet Speciaal Onderwijs?
Niet alle kinderen zijn in staat om onderwijs te volgen op een reguliere school. Zij hebben
specialistische en intensieve begeleiding nodig voor een optimaal leerresultaat. Voor deze leerlingen
bestaat het Speciaal Onderwijs (SO) en het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO)56. Op deze scholen
kunnen leerlingen terecht met bijvoorbeeld een handicap, een gedragsstoornis of een chronische
ziekte (Rijksoverheid, z.d.). In dit hoofdstuk bekijken we hoe het VSO vorm geeft aan het Passend
Onderwijs. Welke leerlingen kunnen op het VSO terecht? Welke extra begeleiding is er aanwezig?
Ook wordt er gekeken naar de opbouw van lessen en de inrichting van een klaslokaal, allemaal
factoren die moeten aansluiten bij een leerling voor een optimaal leerresultaat.
In dit hoofdstuk komen allereerst drie mensen aan het woord: Douwe Splinter, Mirjam
Mulder, en Koos Mosterd. Douwe Splinter is de locatiedirecteur van VSO Leo Kanner School in
Oegstgeest. Mirjam Mulder is locatiedirecteur van VSO Inspecteur S. de Vriesschool in Den Haag. Ten
slotte is Koos Mosterd intern begeleider bij de Inspecteur S. de Vriesschool in Den Haag. Zij zullen
een voor een vertellen voor wie hun school bedoeld is en hoe de Wet op Passend Onderwijs invloed
heeft gehad. Vervolgens vertellen ze over de klas en de docenten en ten slotte over de lessen.
Vervolgens bekijken we het Voortgezet Speciaal Onderwijs in het algemeen. Wat is het? Hoe werkt
het? Wat heeft de overheid bepaald? We lichten enkele manieren van lesgeven toe, genoemd door
de mensen uit het werkveld. Ten slotte schetsen we de situatie die eigenlijk het negatieve gevolg is
van de komst van Passend Onderwijs, namelijk de enorme hoeveelheid thuiszittende leerlingen.
3.1 Mensen uit het werkveld aan het woord
3.11 De school
Douwe Splinter vertelt dat er op zijn school, een school speciaal voor leerlingen met ASS, door de
komst van het Passend Onderwijs meer tijd en energie is gestoken in het samenwerken met het
regulier voortgezet onderwijs. Zij onderzoeken daarmee de opties om leerlingen na bepaalde
ontwikkelingen terug te plaatsen op deze reguliere school. Hij vindt het Passend Onderwijs een
goede ontwikkeling, omdat het daardoor mogelijk wordt voor leerlingen om onderwijs dicht bij huis
te volgen. Momenteel zitten er leerlingen soms langer dan anderhalf uur in een taxi om op school te
komen. Door kinderen een plek te geven op een regulier onderwijs, kan dat voorkomen worden
denkt hij.
56 Rijksoverheid. (z.d.). Organisatie van het speciaal onderwijs. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/inhoud/speciaal-onderwijs.
43 | P a g i n a
Mirjam Mulder werkt op de Inspecteur S. de Vriesschool in Den Haag. Zij vertelt dat door de komst
van het Passend Onderwijs weinig is veranderd wat betreft het soort leerlingen en het aantal
leerlingen dat bij haar op school zit. De Inspecteur S. de Vriesschool is een school voor zeer moeilijk
lerende kinderen van 12 tot 20 jaar. Ze geeft aan dat het samenwerkingsverband wel nieuw is. Dit
samenwerkingsverband moet een toelaatbaarheidsverklaring afgeven voor de bestaande leerlingen
en nieuwe leerlingen. Dit vraagt van de school veel werk voor de invulling van het digitale
aanvraagformulier. Door deze nieuwe samenwerking wordt het mogelijk om om de twee jaar te
beslissen of een leerling overgeplaatst kan worden naar een reguliere school. Mirjam Mulder is van
mening dat de hoofdgedachte van het Passend Onderwijs goed is; alle leerlingen op de school die bij
hen past en dat elke leerling op die manier goed onderwijs kan krijgen. Alleen, vindt ze, dat dat in het
begin wel meer bureaucratie geeft. Maar het samen bepalen is goed.
Koos Mosterd is intern begeleider op een andere Inspecteur S. de Vriesschool in Den Haag. Zijn
school is bedoeld voor kinderen met een verstandelijke beperking. Met de komst van Passend
Onderwijs heeft ook de Inspecteur S. de Vriesschool Zorgplicht gekregen. Wanneer een leerling niet
bij hun school past, moeten ze samen met die leerling een andere geschikte plaats zoeken. Hij vertelt
dat ouders meer rechten hebben gekregen. Zij moeten tegenwoordig onder veel documenten hun
handtekening zetten en kunnen dit dus niet doen mochten zij het er niet mee eens zijn. Zo worden er
bij de toelating allerlei psychologische onderzoeken en toelaatbaarheidsverklaringen ondertekend.
Hij vindt het idee van Passend Onderwijs prima. Voor ieder kind moet er een passend plek zijn. Maar
teleurgesteld is hij wel: er zitten nog zoveel leerlingen thuis. Leerlingen voor wie geen passende vorm
van onderwijs gevonden wordt. Op zijn school zitten er leerlingen met een verstandelijke beperking
en veel grensoverschrijdend gedrag. Voor deze leerlingen is het nu heel moeilijk om een goede plek
te vinden. Ze hebben een intelligentie die past bij zijn school, maar het gedrag past meer bij een
school voor leerlingen die zeer moeilijk leren. Leerlingen moeten passen in het systeem. Zou het
systeem niet aangepast moeten worden aan de leerling, vraagt hij zich af. Als een leerling niet van
school of leren houdt, maar wel van praktische zaken, dan zouden er plekken moeten komen waar
dat zou kunnen. Doorschuiven van school naar school heeft dan geen zin. En dat is zonde.
3.12 De klas
Op de Leo Kanner school waar Douwe Splinter locatiedirecteur is werken leerlingen in een kleine
groep met een vaste docent. Er zitten maximaal 12 leerlingen in de klas. De vaste leerkracht geeft
alle theoretische vakken. Praktijkvakken worden door andere leerkrachten gegeven aan de halve
groep, dus een groepje van 6 leerlingen. De leerkrachten op de Leo Kanner school hebben een
44 | P a g i n a
gezamenlijke scholing gevolgd. De scholing heeft ervoor gezorgd dat er voor iedere leerkracht en
voor iedere leerling duidelijkheid is over hoe een les in elkaar steekt.
Er zijn onderwijskundige begeleiders en orthopedagogen om de klas en de leerlingen
nauwlettend te volgen. Door enkele van hen wordt de Commissie van Begeleiding gevormd. Deze
komt 3 keer per jaar bijeen. Op deze momenten wordt elke leerling doorgesproken. De mogelijkheid
om een leerling direct te bespreken is er ook. De onderwijskundige begeleiders en orthopedagogen
zijn er ook om de leraar te ondersteunen in de begeleiding van de leerlingen.
Mirjam Mulder vertelt dat op haar school de onder- en middenbouwgroepen gemiddeld 10
leerlingen groot zijn. Bovenbouwgroepen hebben soms 15 leerlingen, omdat daar leerlingen
individuele stagedagen buiten school hebben en dus de klas niet altijd compleet is. De leerkracht die
voor de groep staat is coachend bezig om zo de leerling zelf te laten handelen en te laten oefenen
met praktijkgerichte opdrachten. De leerlingen hebben een leerkracht die als mentor fungeert. In de
onderbouw geeft de leerkracht veel vakken aan de leerlingen in het lokaal. In de middenbouw
behandelt de leerkracht veel vakken met de leerlingen buiten de klas, door de hele school en om de
school. Een leerling wordt betrokken in het leerproces door zelf keuzes te mogen maken over wat hij
of zij leert. Dit wordt gedaan door middel van een portfoliosysteem waardoor kinderen en
leerkrachten de vorderingen kunnen volgen.
Op de Inspecteur S. de Vriesschool waar Koos Mosterd werkt, zijn er klassen van 5 tot 15 leerlingen.
Op zijn school heeft elke les dezelfde indeling, met vanzelfsprekend een inleiding, kern en afsluiting.
Vaak wordt de leerkracht bijgestaan door een klassenassistent. Ook worden de leerlingen gevolgd
door een orthopedagoge en is er begeleiding van schoolmaatschappelijk werk. Voor de praktische
vakken zijn er speciale leraren: een techniekleraar, een gymleraar enzovoort. Ook is er een
logopediste aanwezig, een fysiotherapeut, een interne coach en een intern begeleider. Er wordt
gewerkt met een praktisch leerlingvolgsysteem. De leerlingen hebben hun eigen portfolio waarin de
doelen en praktische vaardigheden zijn vertaald. Na het werken aan zo’n vaardigheid wordt het
besproken en kunnen de leerlingen aangeven hoe ze vinden dat ze het gedaan hebben. Ook de
leerkracht geeft hierover een beoordeling. Het is een zelfvolgend leerlingvolgsysteem. Als ze een
aantal bij elkaar horende vaardigheden hebben behaald krijgen ze voor dat setje vaardigheden een
certificaat.
3.13 De les
Douwe Splinter geeft aan dat elke les gegeven wordt aan de hand van het Directe Instructiemodel.
Dit is een systeem dat structuur creëert in de les met behulp van terugblik, oriëntatie, instructie,
45 | P a g i n a
begeleid oefenen, controle, verwerking en afronding (zie ook 3.23). Dit lesmodel sluit goed aan bij de
verschillende manieren van leren van de kinderen. Er wordt dus op didactische en
orthopedagogische wijze gedifferentieerd. Sommige leerlingen snappen de uitleg nu eenmaal sneller
dan anderen en het Directe Instructiemodel sluit daar goed op aan. De opbouw van elke les, in elke
groep is dus hetzelfde. Mochten er afwijkingen nodig zijn wordt dit beschreven in het groepsplan dat
voor elke klas wordt opgesteld en ook komt het terug in het Plan van Aanpak. Er wordt geprobeerd
om maatwerk te leveren. Individueel onderwijs is echter niet mogelijk. In hetzelfde groepsplan staat
beschreven welke leerlingen aan dezelfde doelen werken en welke aanpak nodig is. Het onderwijs
en de lokalen zijn zo ingericht dat er voor de leerling geen onduidelijkheden zijn. Er is veel structuur,
veel rust en weinig prikkels.
De lessen op de Inspecteur S. de Vriesschool waar Mirjam Mulder werkt zijn erg praktisch gericht. De
zeer moeilijk lerende kinderen waar de school voor bedoeld is hebben veel oefenen en veel praktijk
nodig. Er zijn ook cognitieve vakken, vormgegeven als op een basisschool. De lessen hebben dezelfde
opbouw: inleiding, verwerking en afsluiting. Er wordt gewerkt met smartboards en tablet om de
kinderen te ondersteunen in het leerproces. In de lessen komt veel praktijk aan bod en er wordt, veel
meer dan op een reguliere school, geoefend en herhaald. Door kleine stapjes te zetten in de leerstof
en door veel individuele aandacht wordt er gezorgd dat ieder kind een optimaal leerresultaat
behaalt. Wanneer er een praktijkles geweest is wordt er samen met elk kind geëvalueerd. Wat heb ik
geleerd en hoe was mijn werkhouding? Zo krijgt het kind inzicht in eigen doen en kunnen. In de les
wordt gestreefd naar een optimale structuur voor alle leerlingen. Dit zorgt voor veel duidelijkheid.
In de lessen op de school waar Koos Mosterd werkt is er veel persoonlijke aandacht. Daarbij is het
erg gericht op de praktijk. Er is geen leerstofjaarklassensysteem. Dat wil zeggen dat er geen druk is
om bepaalde boeken in een jaar met de kinderen te behandelen. Er worden veel individuele doelen
gesteld. Zo is er meer tijd om aandacht te besteden aan conflictsituaties en vragen of problemen
waar leerlingen mee zitten. In elke les wordt geprobeerd zoveel mogelijk structuur, voorspelbaarheid
en duidelijkheid te creëren. De aanpak van een bepaalde leerling is bij elke leerkracht bekend. Per
leerling wordt er namelijk soms een afspraak gemaakt over bijvoorbeeld een time-outplek als het
kind te druk is zodat hij weer rustig kan worden. Ook wordt er rekening gehouden met het feit dat
sommige kinderen een loopje door de gang nodig hebben of juist even een gesprekje met de
schoolmaatschappelijk werker. Structuur komt bijvoorbeeld tot stand door het dagprogramma voor
de hele dag op het bord te zetten. Aan het begin van de dag wordt dit programma met de leerlingen
doorgesproken zodat er rust, ritme en regelmaat ontstaan. Ook worden afspraken vaak herhaald.
Alles moet helder en duidelijk zijn voor de leerling. Na dit komt dat en ik verwacht van jou dit en dit.
46 | P a g i n a
Daarbij wordt er gewerkt met het systeem van Meervoudige Intelligentie. De leerkracht probeert in
te spelen op gevoelige gebieden; visueel, tactiel en bijvoorbeeld muzikaal (zie ook 3.23). Alle
kinderen leren op hun eigen manier en het is belangrijk dat hier rekening mee wordt gehouden. Dit
komt ook terug in de verwerkingsopdrachten.
3.14 Regulier onderwijs en kinderen met een gedragsstoornis
Bovengenoemde personen kregen ook de vraag wat zij graag anders zouden willen zien op het
reguliere onderwijs met betrekking tot het onderwijs aan kinderen met een gedragsstoornis. Douwe
Splinter vertelt dat hij vindt dat regulier onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs meer bij elkaar
zouden moeten kijken en zo van elkaar moeten kunnen leren. Voor een leerling met autisme is vaak
de grootte van de school en de klas een struikelblok. Ook geeft elke leerkracht op zijn eigen manier
invulling aan de les en ziet een leerling met ASS elk uur een andere leerkracht. De manier van
omgaan met huiswerk noteren is bij een ieder ook verschillend. Ten slotte voegt hij er nog aan toe
dat er vaak geen mogelijkheid is voor een leerling om zich terug te trekken. Dat zou anders moeten.
Mirjam Mulder vindt het moeilijk om haar school te vergelijken met het reguliere onderwijs. Maar ze
geeft aan dat belangrijke voorwaarden voor goed onderwijs structuur en duidelijkheid zijn. Ze geeft
aan dat leerlingen betrokken moeten worden bij hun eigen leerproces. Zij zijn meestal goed in staat
om te bespreken waar zij behoefte aan hebben. Dit lukt ook bij onze leerlingen zegt ze, dus dat zou
ook op een reguliere school moeten gelden. Geef de leerlingen zelf verantwoordelijkheid.
Voorbespreking, voorstructurering, een vaste plek in de klas. Koos Mosterd vindt het belangrijk dat
er wordt gezorgd voor structuur zodat leerlingen met een stoornis optimaal kunnen leren. De
afspraken met en voor een leerling moeten duidelijk zijn bij een leerling én het hele team van
docenten. De mentor zou elke week op een vast moment de vinger aan de pols moeten houden met
die leerling. Wellicht kan het handig zijn om klasgenoten aan te wijzen die een leerling ondersteunen.
Bespreek de eigenaardigheden van bijvoorbeeld een leerling met autisme met de klas. Zet iemand
met ADHD niet achterin de klas, maar juist voorin. Voorin heeft deze leerling minder last van prikkels.
Probeer uitjes, excursies, lesveranderingen en roosterveranderingen van tevoren met de leerling
goed en duidelijk door te spreken. Rust, ritme en regelmaat; dat is wat de leerlingen nodig hebben.
47 | P a g i n a
3.2 Voortgezet Speciaal Onderwijs
3.21 Leerlingen op het VSO
Het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO)57 is er voor leerlingen die intensieve begeleiding nodig
hebben bij hun leerproces, doordat ze bijvoorbeeld een stoornis, een handicap of een ziekte hebben
(Rijksoverheid, z.d.). De leerlingen worden verdeeld in de 4 al eerder genoemde clusters. Cluster 1
zijn leerlingen die blind of slechtziend zijn, cluster 2 wordt gevormd door dove en slechthorende
kinderen, cluster 3 door verstandelijk gehandicapte en chronisch zieke kinderen en cluster 4 door
leerlingen met een gedragsprobleem of gedragsstoornis. Met de komst van Wet op Passend
Onderwijs58 werken scholen voor leerlingen uit de clusters 3 en 4 samen in een verband met het
regulier onderwijs. Door deze ontwikkeling is er een toelaatbaarheidsverklaring nodig om een
leerling recht te geven op een plek in het speciaal onderwijs (Rijksoverheid, z.d.).
Het Voortgezet Speciaal Onderwijs is voor leerlingen in de leeftijdscategorie 12 tot 20 jaar.
Leerlingen met een toelaatbaarheidsverklaring hebben recht op een plekje. Elk jaar kan er worden
gekeken of een overstap naar het regulier onderwijs, binnen het samenwerkingsverband, mogelijk is.
Elke leerling heeft binnen het VSO een eigen ontwikkelingsplan waarin staat hoe het einddoel bereikt
wordt. Het einddoel is in de meeste gevallen het diploma, maar ook het vinden van een baan of
dagbesteding. Door dit plan is elk betrokken persoon op de hoogte van de situatie van een leerling
(Rijksoverheid, z.d).
3.22 Kerndoelen Voortgezet Speciaal Onderwijs
De overheid heeft voor het voortgezet speciaal onderwijs enkele kerndoelen opgesteld. Deze zijn
vastgelegd in de Wet Kwaliteit (V)SO59. De kerndoelen omschrijven de belangrijkste punten die
scholen moeten aanbieden. De kerndoelen garanderen dat een leerling zich gedurende zijn
schoolcarrière kan blijven ontwikkelen en dat hij een gevarieerd onderwijsprogramma heeft. De
doelen worden nagestreefd om de leerlingen zo goed mogelijk op de toekomst voor te bereiden. De
kerndoelen geven een richting aan waardoor er mogelijkheden open blijven voor individuele
aanpassingen. De kerndoelen gaan over een heel breed gebied met betrekking tot het VSO. Zo zijn er
leergebiedspecifieke60 kerndoelen die zich richten op de uitstroommogelijkheden. Zo staat hier
omschreven dat leerlingen Engels en Nederlands goed moeten beheersen en eventueel gebarentaal,
dit alles om een zo goed mogelijke integratie in de samenleving te hebben. De
57 Rijksoverheid. (z.d.). Organisatie van het speciaal onderwijs. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/inhoud/speciaal-onderwijs. 58 Rijksoverheid. (z.d.). Organisatie van het speciaal onderwijs. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/inhoud/speciaal-onderwijs. 59 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2014, 9 februari). Kerndoelen Voortgezet Speciaal Onderwijs. Gedownload op 2 januari 2015, van https://www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2013/07/Kerndoelen-voortgezet-speciaal-onderwijs.pdf. 60 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2014, 9 februari). Kerndoelen Voortgezet Speciaal Onderwijs. Gedownload op 2 januari 2015, van https://www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2013/07/Kerndoelen-voortgezet-speciaal-onderwijs.pdf.
48 | P a g i n a
leergebiedoverstijgende61 kerndoelen richten zich op het leren leren, maar ook het ontwikkelen van
sociale vaardigheden en het leren omgaan met de handicap of stoornis (Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, 2014).
3.23 De lessen op het VSO - verschillende systemen en modellen
De personen uit het werkveld noemden dat de lessen volgens een bepaald model zijn ingedeeld of
gebaseerd zijn op een bepaald systeem. We lichten hier de twee genoemde systemen en modellen
uit. Douwe Splinter gaf aan dat elke les gegeven wordt aan de hand van het Directe Instructiemodel.
Koos Mosterd noemde dat er gewerkt wordt met het systeem van Meervoudige Intelligentie. Maar
wat houdt het precies in en hoe gaat het in zijn werk?
Het Directe Instructiemodel waar Douwe Splinter het over had is volgens het kennisplatform
voor het onderwijs ‘Wij-leren’62 een “lesmodel dat uitgaat van de verschillende leervermogens van
kinderen” (Wij-leren, z.d.). In dit systeem wordt dus rekening gehouden met leerlingen die de
instructie of de stof snel en goed begrijpen en aan het werk willen gaan en met de leerlingen die wat
extra uitleg en ondersteuning nodig hebben. Zoals Douwe Splinter al noemde bestaat elke les uit een
terugblik, een oriëntatie, een instructie, begeleid inoefenen, controle, verwerking en afronding. Het
Directe Instructiemodel is bewezen effectief.
Het Directe Instructiemodel heeft 7 stappen in chronologische volgorde. De les begint met de
zogenoemde ‘terugblik’. De stof uit de vorige les wordt even opgefrist en ook wordt de basiskennis
naar boven gehaald mocht dit relevant zijn (Kerpel, z.d.)63. Tijdens de fase van oriëntatie wordt
bepaald wat het doel van de les is. Het doel moet voor alle kinderen in de klas haalbaar zijn. Gaat het
hoofdstuk over het Middellandse Zeegebied? Dan kan een van de doelen zijn ‘Ik kan omschrijven hoe
de Middellandse Zee is ontstaan’. Gaat die les over de Eerste Kamer? Dan kan een doel zijn ‘Ik kan
uitleggen hoe de Eerste Kamerleden gekozen worden’.
Vervolgens begint de derde stap van het Directe Instructiemodel, de instructie64. De
instructie is van belang voor het zelfstandig kunnen oefenen met de stof. Zeker voor kinderen die
extra structuur nodig hebben is het van belang dat de stof eerst wordt uitgelegd voordat zij aan het
werk worden gezet. De instructie kan een uitleg zijn waarbij leerlingen aantekeningen maken en er
voorbeelden worden gegeven. Een tweede vorm van instructie kan het voordoen zijn en daarbij
bijvoorbeeld gebruikmaken van voorwerpen of materialen. De laatste vorm van instructie kan het
hardop denken zijn. Je praat hierbij in de ik-vorm en gaat het probleem oplossen. Het is echter wel
61 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2014, 9 februari). Kerndoelen Voortgezet Speciaal Onderwijs. Gedownload op 2 januari 2015, van https://www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2013/07/Kerndoelen-voortgezet-speciaal-onderwijs.pdf. 62 Wij-leren. (z.d.). Directe Instructiemodel. Geraadpleegd op 5 januari 2016, van http://wij-leren.nl/directe-instructiemodel.php. 63 Kerpel, A. (z.d.). Effectieve instructie met het Directe instructiemodel. Geraadpleegd op 5 januari 2016, van http://wij-leren.nl/directe-instructie-model.php. 64 Schmeier, M. (z.d.). Instructie: de vorm. Geraadpleegd op 5 januari 2016, van http://www.directeinstructie.nl/instructie%20de%20vorm.html.
49 | P a g i n a
belangrijk dat je aangeeft dat je hardop aan het denken bent, omdat het anders ten koste zou
kunnen gaan van de structuur in de les die juist zo belangrijk was. Marcel Schmeier, de schrijver van
een boek over dit Directe Instructiemodel geeft aan dat het van belang is altijd eerst uitleg te geven
in plaats van lesgeven via vraag en antwoord. Je stelt de vragen na je uitleg, zodat je daadwerkelijk
controleert of de stof is aangekomen en wordt begrepen, ook bij de leerlingen die wat moeilijker
meekomen(Schmeier, z.d.).
Het stellen van controlevragen gebeurt na de vierde stap, het begeleid inoefenen65. Het
begeleid inoefenen is gebaseerd op het volgende idee: ‘Ik doe het voor, wij doen het samen, jij doet
het zelf’. Tijdens de instructie is er uitleg gegeven en is het voorgedaan. Vervolgens worden er
controlevragen gesteld en wordt de stof nog wat herhaald om zo de leerlingen zelfstandig aan het
werk te kunnen laten gaan. Schmeier plaatste hier de volgende opmerking bij: “Oefening baart niet
altijd kunst. Zonder instructie en feedback kan oefening ook fouten baren. Zorg dus voor voldoende
begeleide inoefening” (Schmeier, z.d.). Vervolgens wordt er dus in de vijfde stap gecontroleerd door
middel van het stellen van de juiste vragen. Niet de vraag ‘Snapt iedereen het?’, maar gerichte
vragen over de lesstof zullen duidelijk maken welke leerlingen het nog niet snappen. Hier kan op in
worden gespeeld door die puntjes extra uit te leggen. Vervolgens is de uitleg voorbij en zijn de
controlevragen gesteld. Leerlingen kunnen nu zelfstandig aan de slag, het begin van stap 6: de
verwerking. Echter zullen er leerlingen zijn die nog niet in staat zijn zelfstandig aan de slag te gaan
doordat zij bijvoorbeeld meer tijd nodig hebben om iets eigen te maken. Ze doen dan niet langer
over het leren en er hoeven geen lagere doelen gesteld te worden. “Passend Onderwijs gaat niet om
het verlagen van de doelen of het vertragen van het leerproces van sommige leerlingen, maar om
het uitbreiden van de leertijd en het verbeteren van de instructie van de leerkracht” (Schmeier, z.d.).
Terwijl het grootste deel aan het werk is, is er tijd voor de ‘verlengde instructie’. De verlengde
instructie is de tijd waarin de ‘zorgleerlingen’ extra in beeld komen. De leerling heeft behoefte aan
structuur en dus wordt het concept of de vaardigheid herhaald. Het werkt goed als de docent op dit
moment niet voorin de klas staat en de leerling achterin. De afstand tussen de leraar en leerling
moet het liefst kleiner zijn. Werk het bijvoorbeeld samen met de leerling kort uit op papier. Schmeier
geeft met nadruk aan dat het van belang is dat de verlengde instructie dezelfde materialen en
manier van uitleg bevat. Er is namelijk geen andere uitleg nodig, maar wel méér uitleg.
De laatste stap van het Directe Instructiemodel is de lesafsluiting. Er wordt een verschil
gemaakt tussen de kleine lesafsluiting en de grote lesafsluiting. De kleine lesafsluiting is het afsluiten
van de uitleg door het stellen van de controlevragen. De grote lesafsluiting is de afsluiting van de les
65 Schmeier, M. (z.d.). Begeleide inoefening. Geraadpleegd op 7 januari 2016, van http://www.directeinstructie.nl/begeleide%20inoefening.html.
50 | P a g i n a
na de totale 50 minuten. Hierbij wordt niet alleen gekeken of de leerlingen de stof hebben begrepen,
er is ook even kort de aandacht voor de werkhouding van de groep (Schmeier, z.d.)66.
Koos Mosterd werkt op zijn school met het systeem van Meervoudige Intelligentie67. Hij werkt op
een Inspecteur de Vriesschool voor Zeer Moeilijk Lerende Kinderen. Op basis van dit gegeven is
besloten te werken met het systeem Meervoudige Intelligentie om zo maatwerk te kunnen leveren
aan de leerlingen. Meervoudige Intelligentie wil zeggen dat de school gebruik wil maken van de
intelligenties die een bepaald kind gebruikt om te leren (Inspecteur S. de Vriesschool, z.d.). De
theorie is ontwikkeld door psycholoog Howard Gardner. Hij stelde dat er verschillende intelligenties
ontwikkeld kunnen worden. Hij formuleert intelligentie als “het vermogen om problemen op te
lossen en ook het vermogen om nieuwe problemen te bedenken”68 (Leraar24, 2009). De
intelligenties worden ingedeeld in verschillende categorieën69 (Inspecteur S. de Vriesschool, z.d.).
Verbaal-linguïstisch. Leerlingen met deze vorm van intelligentie denken in woorden. Zij
kunnen dan ook goed formuleren wat ze denken, ze kunnen snel lezen en goed
argumenteren.
Muzikaal-ritmisch. Een leerling die gevoelig is voor muziek heeft de muzikaal-ritmische
intelligentie. De leerling kan werken met ezelsbruggetjes en rijmpjes op een bepaalde
melodie en zo de stof onthouden.
Intrapersoonlijk. Deze leerling stelt zich graag op de achtergrond op en leeft op die manier in
zijn of haar eigen wereldje. De leerling heeft veel zelfkennis, houdt van dagdromen en is heel
scherp in de waarneming van de omgeving.
Interpersoonlijk. Deze leerling houdt van contact met anderen en wil deze personen dan ook
graag helpen. Samenwerken, maar ook de gezelligheid in groepen, zijn dingen waar iemand
met een interpersoonlijke intelligentie van houdt.
Lichamelijk-kinesthetisch. Een leerling met de lichamelijk-kinesthetische intelligentie leert
door te doen. De leerling kent zijn eigen lichaam goed en heeft een fijne motoriek. Deze
leerlingen zijn vaak heel creatief en houden van sleutelen of knutselen.
Visueel-ruimtelijk. De werkelijkheid voor een visueel-ruimtelijk iemand is wat diegene ziet,
de ruimte en de kleuren. De leerlingen tekenen vaak en hebben ruimtelijk inzicht. Deze
leerlingen zijn echte beelddenkers.
66 Schmeier, M. (z.d.). De lesafsluiting. Geraadpleegd op 9 januari 2016, van http://www.directeinstructie.nl/lesafsluiting.html. 67 Inspecteur S. de Vriesschool. (z.d.). Meervoudige Intelligentie. Geraadpleegd op 9 januari 2016, van http://www.inspecteurdevriesschool.nl/content/meervoudige-intelligentie. 68 Leraar24. (2009, 14 januari). Dossier: Meervoudige Intelligentie. Geraadpleegd op 9 januari 2016, van https://www.leraar24.nl/dossier/15/meervoudige-intelligentie#tab=0. 69 Inspecteur S. de Vriesschool. (z.d.). Meervoudige Intelligentie. Geraadpleegd op 9 januari 2016, van http://www.inspecteurdevriesschool.nl/content/meervoudige-intelligentie.
51 | P a g i n a
Logisch-mathematisch. Logisch nadenken, kritisch nadenken en wiskundige opdrachten, dat
zijn dingen die een leerling met deze vorm van intelligentie heel goed kan. Deze leerlingen
houden van cijfertjes en werken gestructureerd.
Naturalistisch-ecologisch. Deze leerling houdt van de natuur, alles wat groeit en bloeit. Hij of
zij houdt van dieren en leert graag door in de natuur en in de buitenlucht te zijn.
In de praktijk komt de Meervoudige Intelligentie terug in de lessen. Een docent kan bijvoorbeeld
naast zijn mondelinge uitleg beeldmateriaal gebruiken, zodat ook de beelddenkers de informatie tot
zich kunnen nemen. Af en toe een educatief spelletje tussendoor is ook goed voor een deel van de
intelligenties. Verder heeft de Meervoudige Intelligentie impact op hoe de kinderen zelf leren, dus
bijvoorbeeld tijdens het voorbereiden van een toets (profi-leren, z.d.)70.
3.3 Thuiszitters
Een van de belangrijkste doelen van het Passend Onderwijs is het voorkomen van thuiszittende
leerlingen. Het is de bedoeling dat er voor elke leerling een passende plek is en dat elk kind dus goed
onderwijs kan krijgen (Passendonderwijs, z.d.). Koos Mosterd noemde zijn teleurstelling al: de
doelstelling is mooi, maar het werkt nog niet. Hij heeft gelijk, er is nog voor te veel leerlingen geen
passende plek. Deze leerlingen zitten hierdoor thuis. Landelijke oudervereniging Balans71 vindt het
een schande en maakt zich ook ernstig zorgen. Het recht op onderwijs is vastgelegd in onder andere
het Kinderrechtenverdrag en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (artikel 26).
Balans noemt het grote aantal thuiszitters een “schendig van de internationale verdragen” (Balans,
z.d.). De Kinderombudsman72 deed in 2013 onderzoek naar thuiszitters en recht op onderwijs (de
Kinderombudsman, 2013). Hierin komt naar voren dat het grootste deel van de thuiszitters wel kan
leren, en dus wel leerbaar is. Echter krijgen zij onvoldoende maatwerk waardoor zij thuis komen te
zitten. Dit zijn vaak leerlingen met een hoge intelligentie of autisme. Stichting Autipassend Onderwijs
Utrecht73 noemt dat 6 op de 1000 leerplichtige kinderen geen onderwijs krijgt
(Autipassendonderwijs, 2015). In 2013 concludeerde de Kinderombudsman dat de staatssecretaris
van Onderwijs, Sander Dekker, met de Wet op Passend Onderwijs het aantal thuiszitters wil
terugdringen. Echter vond de Kinderombudsman toen dat bijvoorbeeld leraren vinden dat ze niet in
70 Profi-leren. (z.d.). Meervoudige Intelligentie. Gedownload op 9 januari 2016, van http://www.profi-leren.nl/files/llb_dc4_intelligentie.pdf. 71 Balans. (z.d.). Thuiszitters. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van http://www.balansdigitaal.nl/balans/wat-vindt-balans/thuiszitters/. 72 De Kinderombudsman. (2013, 16 mei). Rapport ‘Van Leerplicht naar Leerrecht’. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van http://www.dekinderombudsman.nl/92/ouders-professionals/publicaties/rapport-van-leerplicht-naar-leerrecht/?id=110. 73 Autipassendonderwijs. (2015). Thuiszitters: aantallen zoals opgegeven door de overheid. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van http://www.autipassendonderwijsutrecht.nl/thuiszitters.
52 | P a g i n a
staat zijn om rekening te houden met leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. Hij vond 5
obstakels74 die ervoor zorgden dat het leveren van ‘maatwerk’ per leerling moeilijk is:
1. De Leerplichtwet. Deze wet geeft aan dat een leerling hele dagen naar school moet, of
helemaal niet. Er zijn geen tussenoplossingen. Onderwijs thuis kan niet worden gegeven.
2. Scholen richten zich veel op de kwantiteit, dus of de leerlingen wel goede cijfers halen. Zo
krijgt de onderwijsinspectie een goed beeld van de school. Echter worden scholen niet
beoordeeld op het leveren van maatwerk. De focus ligt daar totaal niet op.
3. Er wordt vaak alleen gecontroleerd of een leerling naar school gaat of niet. Waarom een
leerling niet naar school kan wordt niet nagegaan. Of er maatwerk nodig is komt zo ook niet
aan het licht en er worden geen oplossingen bedacht.
4. Er is niemand die bepaalt wat voor maatwerk een leerling nodig heeft.
5. Er is niemand die een beslissing kan nemen over het maatwerk en die mensen kan
verplichten zich hieraan te houden.
De focus ligt dus te weinig op de leerling zelf. De Kinderombudsman is dan ook van mening dat er
niet zo streng gekeken moet worden naar wetten en regels. Als een kind extra ondersteuning nodig
heeft, moet dan kunnen. Scholen moeten zorgen dat hun mensen in staat zijn om maatwerk te geven
en dat de kwaliteit hiervan gecontroleerd wordt.
Vervolgens stuurde de Kinderombudsman zijn onderzoek naar het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap met de boodschap dat hij een thuiszittersakkoord wil. “Partijen moeten
afspraken maken over de mogelijkheden om maatwerk te leveren, de manier waarop dit moet
worden gefinancierd en wat voor middelen leraren en leerplichtambtenaren nodig hebben om deze
nieuwe werkwijze uit te voeren”75(de Kinderombudsman, 2013). Bovendien noemt hij ook dat hij
geen vertrouwen heeft in de Wet op Passend Onderwijs.
Op 8 september 2015 verscheen er een nieuw rapport van de Kinderombudsman met de titel
‘Passend onderwijs maakt belofte nog niet waar’. Het Passend Onderwijs heeft volgens hem een
aantal knelpunten: het aantal thuiszitters wordt niet teruggedrongen en er zijn onvoldoende
mogelijkheden voor maatwerk. Bovendien staat het kind niet centraal genoeg
(AutipassendOnderwijs, 2015). Op 22 april in hetzelfde jaar onderzocht het programma Zembla76 de
wereld van het Passend Onderwijs. Ook zij vragen zich af waarom het kan dat ondanks de Wet op
74 De Kinderombudsman. (2013, 16 mei). Rapport ‘Van Leerplicht naar Leerrecht’. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van http://www.dekinderombudsman.nl/92/ouders-professionals/publicaties/rapport-van-leerplicht-naar-leerrecht/?id=110. 75 De Kinderombudsman. (2013, 16 mei). Rapport ‘Van Leerplicht naar Leerrecht’. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van http://www.dekinderombudsman.nl/92/ouders-professionals/publicaties/rapport-van-leerplicht-naar-leerrecht/?id=110. 76 Zembla. (2015, 22 april). Thuiszitters. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van http://zembla.vara.nl/seizoenen/2015/afleveringen/22-04-2015.
53 | P a g i n a
Passend Onderwijs, dat een plek voor ieder kind garandeert, er nog altijd duizenden kinderen
thuiszitten. Er wordt een situatie geschetst over 3 jongens die nu al 8 maanden af en toe door hun
ouders les krijgen. De jongens zaten een jaar daarvoor in een ‘autistenklasje’ op een reguliere school.
Ze kregen onderwijs dat perfect aansloot bij hun behoeften. Er was rust, regelmaat en alles werd
gegeven op hun niveau; het zijn erg slimme jongens. Leerlingen en ouders waren tevreden, maar de
school niet. Het klasje werd te klein. Vervolgens werden de jongens overgeplaatst naar een school
voor zeer moeilijk lerende kinderen. Het maximale niveau was vmbo-tl. Die school kon niet bieden
wat deze jongens nodig hadden; ze kwamen thuis te zitten.
Meneer Gerritsen van de Jeugdbescherming Amsterdam reageert hierop. Hij vindt dat er veel
te veel leerlingen thuiszitten, leerlingen die tussen wal en schip raken. Veel scholen zijn gericht op de
gemiddelde leerling, daar zijn ze goed in. Zodra zij te maken krijgen met ‘moeilijke’ leerlingen,
leerlingen die maatwerk nodig hebben, ontstaat er strijd. Met vaak als gevolg dat de leerlingen thuis
komen te zitten. Zoals Jesse, een jongen van 12 jaar. Hij is hoogbegaafd, maar heeft erge dyslexie. Op
de 4 scholen waar hij heeft gezeten moest hij steeds opnieuw dingen doen die hij echt niet kon.
Bovendien waren de klassen veel te groot voor hem. Het lukte niet, nu zit hij thuis. De extra hulp die
hij nodig heeft bij het leren krijgt hij niet, hij wordt steeds opnieuw weggestuurd bij scholen. De
scholen weten geen raad. Als reactie hierop werd in 2014 de Wet op Passend Onderwijs ingevoerd;
de scholen krijgen Zorgplicht. Echter in de gevallen van de thuiszittende leerlingen werkte het vanaf
het eerste moment al niet. Leerlingen werden toch maar aangenomen op een school, maar opnieuw
werd daar niet ingespeeld op hun behoeften. De ouders haalden de kinderen van school. Er ontstond
een strijd, want de school was van mening dat zij een passend aanbod hadden voor de jongens. Veel
later werd er door een onderzoekscommissie geconcludeerd dat de school niet genoeg naar de
ouders had geluisterd en dat er een nieuw akkoord moest komen.
Sander Dekker noemt vervolgens dat hij weet dat er individuele gevallen zijn waar dit soort strijd
ontstaat. Maar hij blijft van mening dat er randvoorwaarden zijn gesteld en dat het aantal gevallen
hierdoor afneemt. Vervolgens komt een onderwijsjuriste aan het woord. Zij is het volstrekt oneens
met meneer Dekker. Zij houdt zich bezig met onderwijswetgeving en ziet dat er na de Wet op
Passend Onderwijs nog van alles misgaat op de scholen. Daar komt bij dat de leerplichtambtenaar
het afgelopen jaar heel veel leerlingen een vrijstelling heeft gegeven van de leerplicht. De afgelopen
3 jaar is het aantal leerlingen dat een vrijstelling ontvangt met 43 procent gestegen. Het aantal
leerlingen dat een vrijstelling heeft ligt nu rond de 4500 leerlingen. De vrijstelling betekent dat de
leerlingen als het ware worden ‘afgeschreven’ en worden bestempeld als leerlingen die niet in staat
zijn om te leren, terwijl ze dat wel zijn. Ze zijn leerbaar, maar ieder op hun eigen manier. Het bestaan
van de vrijstelling kan worden gezien als de enige manier om niet te laten merken dat het huidige
54 | P a g i n a
systeem niet werkt, aldus meneer Gerritsen van de Jeugdbescherming Amsterdam. Ook wordt er
genoemd dat scholen kijken naar de gebreken van een leerling, de onmogelijkheden in plaats van de
mogelijkheden.
Thuiszitters brengen echter maatschappelijke kosten met zich mee. Het kan lijden tot sociale
uitsluiting, verminderde kansen of geen kansen op de arbeidsmarkt met als gevolg
werkloosheidsuitkeringen enzovoort. In totaal zitten er nu ruim 8000 kinderen thuis, de kinderen
met een vrijstelling niet meegeteld. De oplossing zou Passend Onderwijs zijn, voor elk kind goed
onderwijs. Echter lopen deze leerlingen keer op keer vast bij scholen en zitten alsnog thuis. De
onderwijsjuriste wil dat thuisonderwijs mogelijk wordt. Sander Dekker is in principe tegen het
thuisonderwijs. Maar na een tijdje geeft hij toch aan dat mocht er nu echt geen mogelijkheid zijn om
een leerling in het onderwijs te plaatsen, dan moet er toch de mogelijkheid zijn om die kinderen iets
van onderwijs te geven. Echter op de vraag of kinderen met autisme thuisonderwijs moeten kunnen
krijgen, was zijn antwoord keihard nee (Zembla, 2015)77.
In een Kamerbrief78 reageert Sander Dekker uiterst politiek correct op de vraag een reactie te geven
op het programma Zembla. Hij vindt het niet wenselijk dat leerlingen thuiszitten. Vervolgens noemt
hij weer de elementen van de Wet op Passend Onderwijs; het samenwerkingsverband moet zorgen
voor een passend aanbod en een passende plaats. In zeldzame gevallen is het tijdelijk volgen van
thuisonderwijs mogelijk. Hij noemt ook weer dat de ouders een sterke positie hebben en dat de
leerlingen onder de verantwoordelijkheid vallen van de school zij zich hebben aangemeld (Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2015).
Helaas is het niet zo mooi en prachtig als het lijkt. Nog altijd zitten er dus ruim 8000
leerlingen thuis. Sander Dekker gaat hier eigenlijk niet op in, nergens. Hij noemt alleen dat het niet
wenselijk is.
Op 8 september 2015 schrijft onder andere het NRC79 dat de Kinderombudsman inderdaad een
rapport publiceert waarin hij concludeert dat het Passend Onderwijs een jaar na invoering nog altijd
niet van de grond is gekomen, er zitten nog duizenden kinderen thuis (NRC, 2015). Er zitten nog
zoveel kinderen thuis doordat de Zorgplicht niet goed werkt. Allereerst concludeert de
Kinderombudsman dat het kind niet centraal staat. Er wordt gepraat over het kind, in plaats van met
het kind. De communicatie tussen de ouders en de school en het samenwerkingsverband is gebrekkig
77 Zembla. (2015, 22 april). Thuiszitters. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van http://zembla.vara.nl/seizoenen/2015/afleveringen/22-04-2015. 78 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2015, 22 mei). Kamerbrief aan Sander Dekker. Gedownload op 2 januari 2015, van http://content1b.omroep.nl/urishieldv2/l27m553b1f1b07a80d31005687eb50000000.192f2cf603961b28af29ba561c44da09/kro/documents/journalistiek/zembla/kamerbrief-over-thuiszittende-leerlingen-en-passend-onderwijs%20%281%29.pdf. 79 NRC. (2015, 8 september). Passend Onderwijs niet van de grond gekomen. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van http://www.nrc.nl/nieuws/2015/09/08/passend-onderwijs-niet-van-de-grond-gekomen.
55 | P a g i n a
en lijdt tot strijd. De scholen voelen onvoldoende verantwoordelijkheid om een kind een goede plek
te geven. Bovendien is de leerplichtambtenaar een beetje uit het beeld verdwenen en moeten
ouders alsnog van school naar school met hun kind in plaats van de ambtenaar. Ouders kennen hun
positie vaak niet goed genoeg. Scholen mogen met de komst van de Wet op Passend Onderwijs
leerlingen niet zomaar weren en toch gebeurt dit. Bovendien is er lef nodig om een leerling passend
onderwijs te geven; een oplossing staat of valt met lef van de betrokken professionals. Passend
Onderwijs zal alleen van de grond kunnen komen als alle genoemde obstakels worden opgeheven
stelt de Kinderombudsman80 (Kinderombudsman, 2015).
Staatssecretaris Sander Dekker reageerde hierop dat “de ruimte voor maatwerk is
toegenomen en dat scholen daar gebruik van moeten maken” (NRC, 2015). Hij zegt dat het ministerie
daar bovenop zit. Bovendien vindt hij dat de Kinderombudsman te snelle conclusies trekt, het is pas
een jaar geleden dat de Wet op Passend Onderwijs is ingevoerd (NRC, 2015). Hierop reageerde de
Kinderombudsman vervolgens: “Als kind wil je naar school en heb je recht op onderwijs. Je kunt niet
een jaar wachten. Wat mij betreft is de tijd nu op”81 (Autipassendonderwijs, 2015)
3.4 Samenvattend
Het Voortgezet Speciaal Onderwijs bestaat voor verschillende groepen leerlingen. In dit hoofdstuk
komen scholen naar voren die leerlingen hebben met ASS, leerlingen met een verstandelijke
beperking en leerlingen die zeer moeilijk leren. Door de komst van Passend Onderwijs is het VSO
gaan samenwerken in samenwerkingsverbanden met het regulier onderwijs. Hierdoor zijn de
mogelijkheden voor een leerling om door te stromen naar het reguliere onderwijs toegenomen. Het
brengt meer rechten voor de ouders met zich mee, maar ook veel administratief werk.
Op het VSO wordt gewerkt met kleine klassen: 5 tot 15 leerlingen per klas. Een klas heeft
vaak een vaste docent voor de theoretische vakken. Er is veel begeleidend personeel in de school
aanwezig. De prestaties en vorderingen van leerlingen worden op verschillende manieren gevolgd.
Wel is het zo dat alle leerlingen worden betrokken bij de manier waarop het onderwijs wordt
vormgegeven; ze kunnen hun eigen doelen stellen.
Tijdens de les wordt er prioriteit gegeven aan het creëren van structuur. De lessen zijn
allemaal op dezelfde manier opgebouwd en de leraren kennen de individuele afspraken met een
leerling. Structuur, rust en regelmaat is belangrijk voor alle leerlingen. Daarbij worden alle taken en
opdrachten met de leerling geëvalueerd. Ten slotte wordt er in de lessen rekening gehouden, zo
80 Kinderombudsman. (2015). Werkt Passend Onderwijs? Stand van zaken een jaar na dato. Gedownload op 2 januari 2016, van http://www.dekinderombudsman.nl/ul/cms/fck-uploaded/2015.KOM014.Werktpassendonderwijs.rapport.pdf 81 Autipassendonderwijs. (2015). Thuiszitters: aantallen zoals opgegeven door de overheid. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van http://www.autipassendonderwijsutrecht.nl/thuiszitters.
56 | P a g i n a
goed als dat kan, met de verschillende manieren waarop kinderen leren. Men werkt vaak met het
Directe Instructie model en het systeem van Meervoudige Intelligentie.
Het idee van Passend Onderwijs is dus mooi; goed onderwijs voor elke leerling. De gevolgen voor het
Voortgezet Speciaal Onderwijs en het reguliere voortgezet onderwijs zijn enigszins gelijk. Echter
worden leerlingen van het VSO duidelijker ingedeeld in de 4 clusters. Scholen die leerlingen hebben
uit cluster 3 en 4 zijn de enige scholen van het VSO die samenwerken in een samenwerkingsverband.
Bovendien is het duidelijk dat door de komst van de Wet op Passend Onderwijs nog lang niet alle
leerlingen een passende plek kunnen vinden. Er zitten nog veel leerlingen thuis. De
Kinderombudsman noemt dat scholen in staat moeten kunnen zijn maatwerk te leveren. Als een
leerling ondersteuning nodig heeft moet dat kunnen. Scholen zijn gericht op goede cijfers, maar ook
op de gemiddelde leerling. Bovendien zijn er verschillende obstakels die ervoor zorgen dat Passend
Onderwijs niet van de is grond gekomen het afgelopen jaar. Thuiszittende leerlingen zijn niet
wenselijk, vindt de staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker, maar met de Wet op Passend
Onderwijs zal alles wel goedkomen. De Kinderombudsman vindt dat niet kunnen, de kinderen
hebben nú recht op onderwijs dat bij hen past.
Er moet dus maatwerk komen voor alle leerlingen die dat nodig hebben. Aanbevelingen over hoe
maatwerk geleverd kan worden op ISW Hoogeland vind je in de volgende hoofdstukken.
57 | P a g i n a
Hoofdstuk 4| Passend Onderwijs op ISW Hoogeland
Welke procedures zijn er op ISW Hoogeland voor kinderen met een gedragsstoornis en hoe verloopt
dit in de praktijk?
In hoofdstuk 1 hebben we Passend Onderwijs gedefinieerd als het door docenten kunnen bieden van
goed onderwijs in een klas vol verschillen, dus ook aan kinderen met een gedragsstoornis. Met de
komst van de Wet op Passend Onderwijs veranderde een deel van de regels voor zowel regulier als
speciaal onderwijs. Zo moeten samenwerkingsverbanden bijvoorbeeld een ondersteuningsplan
opstellen en aan de hand daarvan kan het ondersteuningsprofiel van een school gemaakt worden.
Hoe zit dit bij ISW Hoogeland? In dit hoofdstuk is er aan de hand van interviews, enquêtes en overige
informatie onderzoek gedaan naar de procedures met betrekking op Passend Onderwijs op ISW
Hoogeland en de mate waarin dit uitvoerbaar is in de praktijk. Wordt er op ISW Hoogeland Passend
Onderwijs geboden zoals het gedefinieerd is in dit profielwerkstuk? We bekijken dit hoofdstuk op 5
niveaus: het samenwerkingsverband, ISW Hoogeland als school, de docenten van ISW Hoogeland en
de ouders van de leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften op ISW Hoogeland. Aan het
eind van het hoofdstuk concluderen we wat de aandachtspunten zijn.
4.1 Samenwerkingsverband
4.11 Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Westland
ISW Hoogeland zit in het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Westland waarin regulier
onderwijs samenwerkt met het Voortgezet Speciaal Onderwijs. ISW Hoogeland zit samen met de
andere locaties uit de Interconfessionele Scholengroep Westland in het verband, namelijk Lage
Woerd, Hoge Woerd, Irenestraat, Sweelincklaan en Gasthuislaan/Madeweg. Andere reguliere
scholen in dit samenwerkingsverband behoren tot de Stichting Lentiz Onderwijsgroep en dat zijn het
Floracollege en de Dalton Mavo. Scholen die speciaal onderwijs bieden binnen dit verband zijn het
Herman Broerencollege van de Herman Broerenstichting; de Keerkring, de Witte Vogel en de
Maurice Maeterlinckschool van Stichting Responz; het Westerbeek College, het Transvaal College,
J.C. Pleysierschool locatie Delft en locatie Zoetermeer van Stichting J.C. Pleysierschool en tenslotte de
Piramide en de Inspecteur De Vriesschool van Stichting De Haagse scholen (SVOW, z.d.)82.
De reguliere scholen van de Interconfessionele Scholengroep Westland en Stichting Lentiz
Onderwijsgroep bieden met elkaar een compleet aanbod aan onderwijsniveaus. Van
praktijkonderwijs tot en met gymnasium en alle niveaus daartussen (SVOW, z.d.)83.
82 SVOW. (z.d.). Deelnemende schoolbesturen. Geraadpleegd op 9 januari 2016, van http://www.swv-westland.nl/site/nl/descholenendeondersteuningsstructuur/deelnemendeschoolbesturen. 83 SVOW. (z.d.). Overzicht scholen regulier voortgezet onderwijs Westland. Gedownload op 9 januari 2016, van http://www.swv-westland.nl/site/documents/17/Overzicht+schoolsoorten+3.pdf.
58 | P a g i n a
Het Voortgezet Speciaal Onderwijs binnen het samenwerkingsverband bevat scholen voor
Zeer Moeilijk Lerende Kinderen (ZMLK), voor leerlingen met een extra meervoudige beperking (EMB),
leerlingen met een lichamelijke of meervoudige beperking en langdurig zieke kinderen en leerlingen
met een gedragsstoornis en/of psychiatrische problematiek (SVOW, z.d.)84.
4.12 Ondersteuningsplan SVOW
Het samenwerkingsverband stelt een ondersteuningsplan op waarbinnen te zien moet zijn dat het
verband een dekkend aanbod heeft. Aan de hand van het ondersteuningsplan kunnen de scholen
binnen het verband een ondersteuningsprofiel opstellen. Het Samenwerkingsverband Voortgezet
Onderwijs Westland heeft ook een ondersteuningsplan85 opgesteld. Aan de hand van het gebruikte
ondersteuningsplan in hoofdstuk 1 (tabel 7) bekijken we het ondersteuningsplan van SVOW.
Tabel 7 Ondersteuningsplan door samenwerkingsverband schematisch
Ondersteuningsplan (door samenwerkingsverband) Aan de hand van dit plan kunnen scholen hun eigen ondersteuningsprofiel opstellen. De scholen bieden sowieso de basisondersteuning, maar kunnen zich specialiseren in een extra ondersteuning. Zo vormen scholen binnen een samenwerkingsverband een dekkend aanbod qua ondersteuning.
- Niveau basisondersteuning - Procedures en criteria bij doorverwijzing naar speciaal onderwijs - Budgetverdeling voor extra ondersteuning - Beoogde resultaten - Manier van informatieverstrekking aan ouders over ondersteuningsvoorziening
Tabel 8 Ondersteuningsplan ISW (bron: Ondersteuningsplan SWV-Westland)
Ondersteuningsplan (bron: Ondersteuningsplan SWV-Westland) Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Westland 2014-2018
- Niveau basisondersteuning De basisondersteuning heeft betrekking op alle leerlingen binnen SVOW en deze ondersteuning is voor 85 procent van de leerlingen voldoende om goed onderwijs te krijgen. Elke school binnen het samenwerkingsverband heeft een basisondersteuning dat past bij de visie van de school. Wanneer de basisondersteuning op een school niet goed genoeg werkt, moet het samenwerkingsverband erop toezien dat dit wel goed gaat werken. Hierin heeft SVOW dus een signalerende taak. Vanaf het schooljaar 2014/2015 kunnen scholen in sommige gevallen basisondersteuning+ aanbieden, een extra ondersteuning van maximaal
84 SVOW. (z.d.). Voortgezet Speciaal Onderwijs. Geraadpleegd op 9 januari 2016, van http://www.swv-westland.nl/site/nl/descholenendeondersteuningsstructuur/voortgezetspeciaalonderwijs. 85 Ondersteuningsplan SWV-Westland. (z.d.). Ondersteuningsplan 2014-2018, SWV VO Westland, VO2808. Gedownload op 9 januari 2016, van http://www.swv-westland.nl/site/documents/15/Ondersteuningsplan+SWV+VO+Westland+2808.pdf.
59 | P a g i n a
3 maanden voor een leerling, de klas, docent of een docententeam. Scholen kunnen zelf bepalen welke schoolondersteuners zij tot hun beschikking willen hebben. Dit kunnen orthopedagogen zijn of mensen die gespecialiseerd zijn in leerlingen binnen cluster 3 en 4 of een ASS-specialist.
- Procedures en criteria bij doorverwijzing naar speciaal onderwijs Binnen het samenwerkingsverband zijn er trajectgroepen of FlexColleges voor de leerlingen die niet echt in het reguliere onderwijs passen en niet in het speciale onderwijs. Mochten de trajectgroepen of FlexColleges ook geen oplossing bieden, kunnen leerlingen doorgestuurd worden naar het VSO. Binnen het SVOW wordt ongeveer 2,74 procent van alle leerlingen doorgestuurd naar het VSO. Het landelijk gemiddelde is hoger, namelijk 3,07 procent. Er moet kunnen worden aangetoond dat een leerling te weinig baat heeft bij de extra ondersteuning die hij of zij krijgt in het reguliere onderwijs. De scholen binnen het samenwerkingsverband Westland gebruiken om dit aan te tonen het Vraagprofiel Instrument (VPI)86. De leerkracht beschrijft de leerling zoals hij die meemaakt in de klas. Hoe leert de leerling? Hoe is de omgang met anderen? De snelheid van begrip? Hoe zelfstandig is de leerling? De leerkracht beschrijft ook op welke manieren hij extra ondersteuning kan bieden aan de leerling, bijvoorbeeld door de lesstof aan te passen of de leerling voor te bereiden op veranderingen. Het is een laagdrempelig instrument dat handelingsgericht werken mogelijk maakt (Passendonderwijs.nl, 2012). Over de toelatingscriteria zegt SVOW niet erg veel. Voor cluster 4 is het doel gesteld om meer te focussen op de ondersteuningsbehoeften van de leerling en minder op de stoornis. Op basis van de kenmerken van het kind die vastgesteld zijn en zijn of haar ondersteuningsbehoeften kan worden besloten welke school voor hem of haar het beste is en of hij of zij dus terecht kan op een Voortgezet Speciaal Onderwijs. Het persoonlijke ontwikkelingsplan wat voor een leerling is gemaakt moet geëvalueerd worden en aan de hand van al deze gegevens wordt besloten of een kind terechtkan op het VSO of niet.
- Budgetverdeling voor extra ondersteuning Met de komst van het Passend Onderwijs stroomt al het geld naar het SVOW en van daaruit wordt het geld verdeeld over de scholen binnen het verband. Scholen krijgen 87 euro per leerling voor het realiseren van lichte ondersteuning. Wanneer een leerling zware ondersteuning nodig heeft, krijgt de school voor die leerling 504 euro. Vanaf schooljaar 2015/2016 vallen ook Leerweg Ondersteunend Onderwijs en Praktijkonderwijs onder Passend Onderwijs en dit moet het samenwerkingsverband ook bekostigen. Wanneer een leerling wordt overgeplaatst naar een FlexCollege moet de school van herkomst ongeveer 6 duizend euro overdragen naar het samenwerkingsverband.
- Beoogde resultaten О Het vergroten van het draagvlak voor Passend Onderwijs in de scholen. О Het bieden van passende ondersteuning aan alle leerlingen die extra
86 Passendonderwijs.nl. (2012, 27 januari). Handleiding en instructie Vraagprofiel Instrument (VPI). Geraadpleegd op 9 januari 2016, van https://www.passendonderwijs.nl/brochures/handleiding-en-instructie-vpi-versie-mbo/.
60 | P a g i n a
ondersteuningsbehoeften hebben. Hiermee worden hoge eisen gesteld aan de deskundigheid en professionaliteit van de docenten.
О De samenwerking tussen de scholen versterken. О De samenwerking met externe partners (Gemeente Westland op het gebied van
Jeugdzorg en leerplicht, jeugdzorgpartners zoals Stichting Jeugdformaat, samenwerkingsverband Primair Onderwijs Westland, MBO westland, VSO cluster 1 en 2, aangrenzende samenwerkingsverbanden en ouders) versterken.
- Manier van informatieverstrekking aan ouders over ondersteuningsvoorziening Per e-mail en via de site is alle informatie beschikbaar voor de ouders. Dit wordt geregeld via de scholen. Het samenwerkingsverband vindt dat ouders goed moeten worden ingelicht over de doelen van Passend Onderwijs en de ondersteuningsmogelijkheden.
In het ondersteuningsplan van SVOW is te zien dat alle scholen sowieso de basisondersteuning
bieden en dat deze ondersteuning voor 85 procent van de leerlingen genoeg zal zijn. Wat binnen dit
samenwerkingsverband ook kan is een basisondersteuning+ aanbieden door voor maximaal 3
maanden een specialist in te schakelen voor de extra hulp bij de ondersteuning.
Wanneer een leerling niet terechtkan op het reguliere onderwijs wordt er eerst gekeken of
de betreffende leerling terechtkan in de trajectgroep of in het FlexCollege87. Trajectgroepen zijn
bedoeld voor leerlingen die tijdelijk geen onderwijs kunnen volgen op een reguliere school. Deze
leerling kan in een trajectgroep geplaatst worden om te voorkomen dat het gedrag escaleert. Het
traject kan helemaal op maat worden ‘gemaakt’ voor de leerling die het nodig heeft. Het Zorgteam
van een school bespreekt samen met de school de leerling en vervolgens wordt besloten of hij of zij
terechtkan in een Trajectgroep. Een andere mogelijkheid is het FlexCollege. Hier kunnen leerlingen
terecht die hun eigen veiligheid of dat van andere leerlingen of docenten in gevaar brengen. Het doel
is om de leerling na het volgen van het FlexCollege te laten terugkeren naar de school waar hij of zij
eerst op zat. Op deze school blijft de leerling ook ingeschreven staan. De school is dan ook verplicht
om alle nodige materialen voor die leerling aan te leveren (SWV-Westland, z.d.). Wanneer een
leerling ook niet terechtkan op een van deze twee mogelijkheden wordt er gekeken door een
speciale commissie, en aan de hand van het VPI, of een leerling terechtkan op het VSO.
Het samenwerkingsverband betaald scholen een bepaald bedrag dat afhankelijk is van de
mate van ondersteuning per leerling.
De doelen die het samenwerkingsverband heeft gesteld gaan over het bieden van de beste
ondersteuning aan leerlingen die bepaalde ondersteuning nodig hebben. Er wordt ook verwacht dat
87 SWV-Westland.nl. (z.d.). FlexCollege en Trajectgroep. Geraadpleegd op 9 januari 2016, van http://www.swv-westland.nl/site/nl/descholenendeondersteuningsstructuur/flexcollege.
61 | P a g i n a
docenten hiertoe in staat zijn. Bovendien wordt er belang gehecht aan het versterken van de
samenwerking tussen scholen en met externe partners.
Ouders worden op de hoogte gebracht over de werking van Passend Onderwijs en de
ondersteuningsmogelijkheden per e-mail via het samenwerkingsverband of via de school, of de
ouders kunnen ten alle tijden de site raadplegen waarop alle informatie beschikbaar is.
4.2 De school: ISW Hoogeland
4.21 Het ondersteuningsprofiel van ISW Hoogeland
Aan de hand van het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband heeft ISW Hoogeland een
ondersteuningsprofiel88 gemaakt. Aan de hand van tabel 3 (zie hoofdstuk 1) behandelen we hier de
onderdelen van het ondersteuningsprofiel.
4.21.1 Basisondersteuning
Preventieve en licht curatieve ondersteuning
De dossiers van de nieuwe leerlingen worden gelezen door de mentor en de zorgcoördinator. Alle
intakegegevens worden in het Leerlingvolgsysteem geplaatst. De jaren hierna worden ook alle
gegevens hierbij gezet, van vorderingen in cijfers tot gediagnostiseerde stoornissen tot
verzuimgegevens. De mentor is de medewerker die als eerste de leerlingenzorg op zich neemt en dus
ook de preventieve en licht curatieve ondersteuning zou moeten kunnen bieden. Daarnaast wordt in
het schoolondersteuningsplan van ISW Hoogeland vermeld dat docenten in staat moeten kunnen zijn
leer- of sociaal-emotionele problemen te signaleren en om ermee om te gaan. Ze worden hiervoor
bijgeschoold. Op deze manieren wordt op ISW Hoogeland gezorgd dat leerproblemen en
gedragsproblemen gesignaleerd en eventueel deels opgelost worden (SOP ISW Hoogeland, z.d.).
Ondersteuningsstructuur
Alle gegevens van een leerling staan omschreven in het leerlingvolgsysteem. Op basis hiervan kunnen
medewerkers binnen de school, of externe partijen zien met welke leerling ze te maken hebben om
zo de preventieve en licht curatieve interventies op te lossen. De ondersteuningsstructuur van ISW
Hoogeland bestaat dan ook uit de mentor, een zorgcoördinator en een vertrouwenspersoon. Ook is
er een Remedial Teacher aanwezig, een dyslexiecoach, een faalangsttrainer, een verzuimcoördinator,
een EHBO’er en een contactpersoon voor ouders. Verder vertelt het ondersteuningsplan van ISW
Hoogeland dat docenten beschikken over de kwaliteiten om de preventieve en licht curatieve
interventies op te lossen. Verder werkt de school samen met psychologen, orthopedagogen, een
88 SOP ISW Hoogeland. (z.d.). Schoolondersteuningsprofiel ISW Hoogeland. Gedownload op 10 januari 2016, van http://www.swv-westland.nl/site/documents/18/Ondersteuningsaanbod+scholen.pdf.
62 | P a g i n a
algemeen maatschappelijk werker, een schoolverpleegkundige en Bureau Jeugdzorg (SOP ISW
Hoogeland, z.d.).
Planmatig werken
Met behulp van het leerlingvolgsysteem wordt er planmatig gewerkt. Bovendien heeft ISW
Hoogeland verschillende protocollen waar men zich aan moet houden, zoals een pestprotocol, maar
ook het protocol (onvoldoende verklaard) ziekteverzuim regio Haaglanden. Criteria met betrekking
tot de onderwijsinspectie worden niet vermeld. De school heeft verder een interne en een externe
zorgcommissie (SOP ISW Hoogeland, z.d.).
4.21.2 Extra ondersteuning
ISW Hoogeland biedt extra ondersteuning voor leerlingen met dyslexie, door bijvoorbeeld
voorleesapplicatie in te zetten, en ook kan er aan hoogbegaafde leerlingen extra uitdagingen
geboden worden. Voor de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben wordt er samen met
team, docent, ouders en leerling bekeken wat er nodig is en dat wordt vastgelegd in het
ontwikkelingsperspectief (OPP). Er kan een aangepast lesprogramma gemaakt worden bij ziekte. Ook
worden er faalangsttrainingen geboden en ook is examenvreesreductietraining mogelijjk (SOP ISW
Hoogeland, z.d.).
4.21.3 Grenzen aan ondersteuning
Leerlingen uit cluster 1 en 2, dus leerlingen die volledig blind of doof zijn, kunnen op ISW Hoogeland
niet begeleid worden. Bovendien kunnen leerlingen die zichzelf niet kunnen verzorgen, leerlingen die
ernstig psychische problemen hebben en leerlingen die ernstig verslaafd zijn niet op de school
terecht. Ook leerlingen die door hun gedrag de veiligheid van het team, de docenten of de
medeleerlingen in gevaar brengen kunnen niet op de school terecht (SOP ISW Hoogeland, z.d.).
4.21.4 Aanwezige expertise
Het gebouw van ISW Hoogeland is rolstoelvriendelijk. Daarnaast heeft het gebouw volgens het
ondersteuningsplan van ISW Hoogeland rustige plekken waar leerlingen zich terug kunnen trekken.
4.21.5 Ambities voor de toekomst
Kwaliteiten van docenten die in ontwikkeling zijn, zijn bijvoorbeeld het kunnen geven van een
verlengde uitleg aan leerlingen die dat nodig hebben. Ze moeten de stof kunnen aanpassen tot het
niveau van de leerling en ze moeten in staat zijn leerlingen individueel te begeleiden. Daarbij moeten
docenten in staat zijn om te signaleren welke ondersteuningsbehoeften een leerling heeft en hier
63 | P a g i n a
dan ook een passend gevolg aan te geven. Verder is een sociale vaardigheidstraining in ontwikkeling
(SOP ISW Hoogeland, z.d.).
4.21.6 Consequenties en scholing van leerkrachten
Het ondersteuningsplan van ISW Hoogeland meldt dat docenten in staat zijn gevarieerde lessen te
draaien en structuur te bieden aan de leerlingen. Daarbij kunnen ze leerlingen met dyslexie in de klas
begeleiden. Docenten worden regelmatig bijgeschoold op het onderwijsgebied. Docenten weten ook
hoe ze om moeten gaan met faalangst in de klas. De mentoren hebben een mentortraining gevolgd
(SOP ISW Hoogeland, z.d.).
4.21.7 Communicatie naar ouders
Aan het begin van het schooljaar zijn er momenten waar ouders kunnen kennismaken met de
mentor. Bovendien kunnen de ouders de resultaten van hun kind volgen in Magister. De school
maakt samen met de ouders en de leerling afspraken over activiteiten. Er worden ouderavonden en
informatieavonden georganiseerd voor de ouders. De ouders worden met behulp van een
nieuwsbrief op de hoogte gehouden over ontwikkelingen van de school, deze komt via de e-mail.
Tenslotte is er een Ouderraad (SOP ISW Hoogeland, z.d.).
4.22 Locatiedirecteur ISW Hoogeland over Passend Onderwijs
ISW Hoogeland is een grote school en dat weet locatiedirecteur meneer Versloot als geen ander.
Wanneer hem gevraagd wordt wat hij vindt van Passend Onderwijs geeft hij aan dat hij nog wel eens
zijn reserves heeft bij Passend Onderwijs. Voordelen vindt hij het idee van ‘goed onderwijs voor
iedereen’ en bovendien is het fijn voor leerlingen dat ze niet zo snel meer worden gestigmatiseerd.
Maar hij vindt dat de politiek wel veel op het bordje van het reguliere onderwijs heeft geschoven.
Het reguliere onderwijs, ook ISW Hoogeland, heeft te maken met grote klassen, met docenten met
een bepaalde kennis en ervaring met een bepaald type leerling. Wanneer daar een ander type
leerling bij komt, een leerling die zorg nodig heeft, maar er eigenlijk te weinig geld is, gaat de hele
schoolstructuur een beetje schuiven. Hij staat niet helemaal achter het Passend Onderwijs, omdat
het op deze manier toch een bezuinigingsmaatregel wordt. Er zijn echter ook nog andere leerlingen
op ISW Hoogeland en die hebben ook nog aandacht nodig. We kunnen wel ondersteuning bieden,
maar dan moeten we daar ook wel het geld voor krijgen.
Met de komst van de Wet op Passend Onderwijs zijn er niet echt extreme veranderingen
doorgevoerd. Aan de zorgkant verdwenen de rugzakjes, nu wordt het vanuit het
samenwerkingsverband gecoördineerd. Meneer Versloot is er zeker van dat Passend Onderwijs van
belang is. Er zijn leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, en dat moeten we kunnen bieden.
64 | P a g i n a
Misschien niet in de vorm van Passend Onderwijs, want voor de ernstige gevallen is er nog altijd het
speciaal onderwijs. Echter zijn er leerlingen met ondersteuningsbehoeften waar misschien een
aparte setting voor moet komen. Leerlingen die niet op het speciaal onderwijs terechtkunnen, maar
voor wie we hier op school ook niet genoeg te bieden hebben. Hij weet niet of het mogelijk is hier op
school alle zorg te kunnen realiseren. Er blijft een groep leerlingen die je niet hier in de klas kunt
zetten en waar het automatisch goed mee gaat. Je kunt ook niet altijd van de leerkracht verwachten
dat hij deze leerling begeleid, want vanuit die docent bekeken heeft hij 7 klassen per dag, 7 keer een
ander plaatje en 7 keer andere ‘Passend Onderwijsleerlingen’.
De ondersteuning die ISW Hoogeland kan bieden zit hem in het geven van tijdverlenging,
aldus Versloot. Als je echt naar gedrag gaat kijken is er soms een mogelijkheid tot ondersteuning
buiten de les om. Ondersteuning in de les is gewoon lastiger.
Wat wel veranderd is voor onze school is de komst van de Zorgplicht. Wanneer een leerling die bij
ons wordt ingeschreven niet op Hoogeland terechtkan vanwege zorgbehoeften, moeten we zorgen
voor een geschikte plek in het samenwerkingsverband. Als ISW Hoogeland wel in jouw behoeften kan
voorzien wordt er een OPP voor de leerling gemaakt. De leerling wordt vergeleken met het profiel
van de school waarin staat welke zorg we wel en niet kunnen bieden. Als de leerling een geval is die
toch net niet ‘in het plaatje past’ dan kan er alsnog een overplaatsing plaatsvinden naar een andere
school of naar het speciaal onderwijs. Wanneer een leerling wordt overgeplaatst naar het Voortgezet
Speciaal Onderwijs gaat het geld dat ISW Hoogeland heeft gekregen voor die leerling, met de leerling
mee. Meneer Versloot legt uit dat die overplaatsing dus geld kost. Geld volgt de leerling.
Toch houdt meneer Versloot zijn twijfels bij het Passend Onderwijs. Hij weet niet of ISW
Hoogeland de goede dingen kan doen voor die kleine groep leerlingen. Het regulier onderwijs is toch
gefocust op de gemiddelde leerling en hij weet niet of we meer focus kunnen leggen op de
‘zorgleerling’. “Zijn we dan niet die goedbedoelde huisarts die een pilletje voorschrijft terwijl de
persoon eigenlijk naar het ziekenhuis zou moeten?” vraagt hij zich af. Kunnen wij de leerlingen die
ondersteuning bieden of zijn ze op het speciaal onderwijs toch niet beter op hun plek.
4.23 Zorgcoördinator ISW Hoogeland over Passend Onderwijs
Mevrouw de Lange is zorgcoördinator op ISW Hoogeland. Ze legt uit dat ISW Hoogeland ook een
schoolondersteuner heeft vanuit het samenwerkingsverband. Zij is 6 uur per week op school en kan
zowel team als leerling begeleiden in de omgang met een gedragsprobleem. Ook kan zij de
gedragsproblemen in kaart brengen. Zij biedt ondersteuning voor een korte periode, maximaal 3
maanden. Samen met ouders, team, docent en leerling wordt er dan een begeleidingsplan opgesteld.
Eventueel kan de ondersteuning een halfjaar duren, maar als het langer dan een halfjaar duurt
65 | P a g i n a
moeten we toch echt gaan kijken of we voor die leerling kunnen doen wat hij of zij nodig heeft. Is er
geen andere school binnen het samenwerkingsverband die jou meer ondersteuning kan bieden, de
ondersteuning die jij nodig hebt? Wanneer geen enkele reguliere school jouw hulpvraag kan
beantwoorden, dan gaan we pas kijken naar het Voortgezet Speciaal Onderwijs. Wanneer deze
overstap plaatsvindt zijn daar allerlei instanties binnen het samenwerkingsverband bij betrokken.
Alles heeft met elkaar te maken, er vinden rond de tafel gesprekken plaats in de hoop alles zo goed
mogelijk te laten verlopen. Passend Onderwijs is niet: wij kunnen jou passend maken, maar we
kunnen wel kijken of we jou zo goed mogelijk kunnen begeleiden om het einddoel te bereiken. Daar
heb je een heel team voor nodig en dat is nog wel eens de crux, want alle neuzen moeten dezelfde
kant op komen te staan.
In principe worden alle leerlingen aangenomen. De aanmeldprocedure begint in maart. Dan komen
de basisscholen met hun kinderen aan, de zogenoemde onderstroom. We gaan ervan uit dat die
scholen een redelijke kijk hebben gekregen op het kind. We krijgen jaarlijks weinig kinderen binnen
met een diagnose, vorig jaar waren er van de 257 leerlingen 7 gediagnostiseerd. Maar daarnaast
krijgen we wel allerlei informatie dat er een vermoeden bestaat dat er een stoornis is. We nemen dus
eigenlijk alles aan. De kinderen die we niet kunnen aannemen zijn kinderen die gecombineerde
problematiek hebben. Het is niet dat wij niets kunnen met een autisme, het is niet zo dat we niets
kunnen met een ADHD, maar soms is de problematiek zo heftig dat er meer voor nodig is. Wij als
grote school kunnen niet 24 uur per dag toezicht bieden. Leerlingdossiers waar we heel veel
uitroeptekens bij geplaatst hebben worden rond de tafel besproken waar alle scholen uit het
samenwerkingsverband bij zitten en alle zorgcoördinatoren van die scholen. Dan wordt er gekeken
welke leerling past bij welke school, wat hebben we dan nodig en is het haalbaar?
Deze situatie is in principe niet veel anders dan voor de komst van de Wet op Passend Onderwijs.
Wat wel veranderd is met de Wet op Passend Onderwijs is het feit dat er voor de leerling die extra
ondersteuning nodig heeft een OPP opgesteld moet worden. Dit moet de basisschool ook doen en dit
OPP van de basisschool kunnen wij nu blijven gebruiken zodat er een doorlopende groeilijn te zien is.
Wij als school willen ervoor zorgen dat alle zorg- en ondersteuningsmogelijkheden al bij de voordeur
voor de ouders duidelijk zijn. Zodra kinderen worden aangemeld kijken we wat er mogelijk is en of er
eventueel binnen school iets moet worden aangepast. Maar we kunnen niet alles waarmaken en
daarom zijn we heel voorzichtig met het naar buiten brengen van wat we kunnen bieden. Er is een
angst op ISW Hoogeland dat zodra we gaan zeggen: we kunnen dit en dit bieden voor die en die
stoornissen dat dan alle kinderen met die stoornis bij ons terechtkomen en dan kunnen we het weer
66 | P a g i n a
niet waarmaken. Daarnaast is het zo dat ISW Hoogeland ook niet altijd even geschikt is voor een
leerling met een bepaalde gedragsstoornis. Het is een grote school, met grote klassen, met heel veel
prikkels, met veel mensen, 3 stromen pauze en dan moeten we toch kijken: is dit wel passend voor
jou.
Zodra een leerling is ‘binnengehaald’ bij ons op school, valt diegene ook onder de
verantwoordelijkheid van de school. Er wordt een laagdrempelige Plan van Aanpak opgesteld en ook
het OPP. Ik verwacht van docenten dat ze het Plan van Aanpak kennen, aldus mevrouw de Lange. Ik
snap dat je niet voor die ene leerling van de 300 niet een heel OPP kan gaan lezen. Maar het Plan van
Aanpak is laagdrempelig en duidelijk en het wordt verwacht dat je dit kent. Alleen, zegt ze, ik weet
ook dat een deel van de docenten dit niet doet. Ook niet als ze het uitgeprint krijgen in hun postvak,
én gemaild én het nog 23 keer te horen krijgen van de mentor. In het Plan van Aanpak staan
aanwijzingen die de omgang met de leerling makkelijker zouden kunnen maken.
4.24 Ouders over Passend Onderwijs
Een moeder van een leerling van ISW Hoogeland met extra ondersteuningsbehoeften vertelt dat de
Wet op Passend Onderwijs in eerste instantie mooi klinkt, maar dat het in de praktijk niet altijd
haalbaar is. Er zijn té veel kinderen met leerproblemen om voor ieder kind voor Passend Onderwijs te
zorgen. Het is wel goed dat er over na wordt gedacht, want ze denkt dat individuele aandacht en zorg
in het reguliere onderwijs tekortschiet. Haar inziens is het dus beter om kinderen die meer zorg nodig
hebben naar het speciaal onderwijs door te verwijzen. Dit omdat hier meer tijd is om kinderen
individuele aandacht en zorg te geven die het kind nodig heeft, om zo meer uit het kind te kunnen
halen, het kind beter tot zijn recht te laten komen en zich zo beter kan ontwikkelen.
Waar het ISW tekortschiet is de onderlinge communicatie onder docenten. Dat zou beter
kunnen denkt ze. Wanneer dit zo is zijn alle docenten op de hoogte. Op dit moment zijn er nog
steeds docenten die niet weten van de stoornis van haar zoon. Hierdoor kunnen ze er ook geen
rekening mee houden. In het gebouw zelf zou het handig zijn als er een plek voor deze leerlingen
komt waar ze gewoon naar binnen kunnen lopen als dit nodig is, om even tot rust te komen of
dingen te bespreken. Voor haar zoon is er een extern begeleider die af en toe dingen met hem
bespreekt. Deze extern begeleider houdt haar echter niet op de hoogte van wanneer het gesprek
plaatsvindt en wat er besproken wordt. Ze zou het fijn vinden om achteraf een kort verslagje te
ontvangen van wat er besproken is.
Wat andere ouders vinden is in paragraaf 4.4 uitgewerkt aan de hand van enquêteresultaten.
67 | P a g i n a
4.3 Docenten op ISW Hoogeland
Hoe docenten van ISW Hoogeland denken over het onderwerp van dit profielwerkstuk werd gepeild
door middel van een online enquête. 80 docenten vulden deze vragenlijst in, dat is 60,2 procent van
alle leerkrachten op ISW Hoogeland. Het aantal jaren onderwijservaring van deze leerkrachten
verschilt tussen de 1 en de ruim 40 jaar, met een gemiddelde van 15 jaar onderwijservaring. 53
docenten geven aan een HBO-opleiding of een (tweedegraads) lerarenopleiding gevolgd te hebben.
29 docenten hebben hun studie gevolgd op de universiteit. Een enkeling is van het HBO
doorgestroomd naar de universiteit, vandaar dat de aantallen HBO-opleidingen en universitaire
opleidingen samen meer dan 80 zijn. 11 docenten geven aan extra cursussen met betrekking tot het
onderwijs/speciale onderwijszorg gevolgd te hebben of psychologie of een andere opleiding met een
pedagogische of onderwijsachtergrond te hebben gedaan. 2 docenten geven aan ook de PABO
gedaan te hebben.
53,3 procent van de docenten geeft aan les te geven aan 5 tot 7 klassen. 25 procent geeft les
aan 8 tot 10 klassen, 16,3 procent minder dan 5 en 7,5 procent meer dan 10. Op de vraag hoeveel
leerlingen met een gedragsstoornis er gemiddeld per klas zitten antwoordt 92,5 procent minder dan
4 leerlingen. 6,3 procent geeft aan dat er gemiddeld 4 tot 8 leerlingen met een gedragsstoornis per
klas zitten en slechts 1,3 procent geeft aan dat er gemiddeld 8 tot 12 leerlingen met een bepaalde
gedragsstoornis in een klas zitten.
Aan de docenten werd de vraag gesteld of zij hun lessen aanpassen aan leerlingen met een dergelijke
gedragsstoornis. Een kleine meerderheid van 51,2 procent geeft aan dit niet te doen, 48,8 procent
doet dit wel. Echter moet bij deze vraag een kleine opmerking geplaatst worden. Deze vraag werd op
verschillende manieren geïnterpreteerd als in ‘Ik pas niet mijn les aan, maar houdt wel rekening met
de individuele aanpak’ en dus antwoordden deze docenten ‘nee’ op deze vraag. Een ander deel van
de docenten interpreteerde de vraag op dezelfde manier, maar antwoordde op de vraag ‘ja’.
Een volgende vraag die aan de docenten werd gesteld is waarom zij de les wel of niet
aanpassen of waarom ze wel of niet dingen anders doen in de les voor een leerling met een
dergelijke gedragsstoornis. Wanneer een docent ‘nee’ antwoordde kreeg hij of zij de vraag waarom
niet. De meeste docenten (7 van de 39) vulden in daar óf geen tijd voor te hebben óf er was geen
duidelijke noodzaak. Andere redenen die genoemd werden zijn dat de klassen te groot zijn, andere
leerlingen daaronder lijden, de leerlingen met een gedragsstoornis zich aan moeten passen, de
gedragsproblemen te divers zijn, de kennis ontbreekt of het is mij niet gevraagd (tabel 9).
68 | P a g i n a
Tabel 9 Antwoorden docenten op de vraag waarom zij hun lessen niet aanpassen
Reden Aantal docenten
Ik heb daar geen tijd voor 7 De klassen zijn te groot 6 Andere leerlingen lijden daaronder 6 Geen duidelijke noodzaak / is niet nodig 7 De leerlingen met een gedragsstoornis moeten zich aanpassen 5
De gedragsproblemen zijn te divers 2 Ik heb daar de kennis niet voor 3 Het is mij niet gevraagd 1
10 docenten geven op de bovenstaande vraag aan dat ze wel extra letten op de individuele aanpak,
of dat ze wel rekening houden met het feit dat een leerling een bepaalde stoornis heeft, maar passen
dus niet hun hele les aan. Opvallende opmerkingen op de vraag waarom docenten hun lessen niet
aanpassen voor kinderen met een gedragsstoornis zijn de volgende:
“De lessen zijn een gemiddelde. Differentiëren is in ons systeem niet haalbaar.”
“Voorbereidingen voor een les aan deze leerlingen wordt niet door de school betaald en is
dus vrijwilligerswerk”.
“Het merendeel van de klas heeft de gedragsstoornis niet en het ontbreekt me aan kennis en
tijd om aanpassingen voor een enkele leerling te maken.”
“Ik pas mijn lessen niet aan, maar ik probeer in de lessen in te spelen op verschillen tussen
leerlingen.”
“De leerling met de gedragsstoornis moet zich aanpassen. Wees bewust van je stoornis, dan
kan je veel meer”.
48,8 procent van de docenten vulden ‘ja’ in op de vraag of ze hun les aanpassen aan leerlingen met
een gedragsstoornis en kregen vervolgens de vraag op welke manieren ze dat doen. 11 docenten
doen dat door extra uitleg te geven aan de betreffende leerling. 9 docenten doen dat door te zorgen
voor een gevarieerde les door verschillende activiteiten, verschillende werkvormen of door rekening
te houden met de verschillende manieren van leren. Wat opvalt is dat de docenten die aangeven dat
ze hun lessen aanpassen aan deze leerlingen ook goed weten hoe ze dat moeten doen en dus al
meer kennis hebben over hoe je bijvoorbeeld kan differentiëren in een les. Andere manieren hoe
docenten op ISW Hoogeland rekening houden met leerlingen met een bepaalde gedragsstoornis zijn
het inlassen van een kleine pauze, het geven van duidelijke instructies, het geven van individuele
69 | P a g i n a
begeleiding of bijvoorbeeld het zorgen voor een vaste plek in de klas, eventueel dicht bij de docent.
Ook wordt positieve feedback genoemd, rekening houden met correctie of gedragsregels (tabel 10).
Tabel 10 Antwoord docenten op de vraag hoe zij hun lessen aanpassen
Manier Aantal antwoorden
Manier van omgaan met gedragsregels / coulant corrigeren / rekening houden met correctie
5
Lager tempo 2 Pauzetje inlassen / leerling iets laten halen / een loopje toestaan 3 Vaker meekijken 1 Extra uitleg geven 11
Kortere uitleg 3 Groeten bij de deur 1 Controle opdrachtbegrip / laten herhalen van de opdracht 4 Duidelijke instructies geven 7 Een beeldende PowerPoint / uitleg met ondersteuning van het bord 2 Veel wisselingen van activiteiten in een les / verschillende werkvormen / variëren in lessen / rekening houden met manieren van leren
9
Structuur / rust 4 Vaste plek / plek dicht bij de docent 5 Positieve feedback / complimentjes geven / positief stimuleren 3 Individuele begeleiding 8 Huiswerk in magister 1
Opvallende opmerkingen die docenten maakten bij deze vraag waren bijvoorbeeld:
“Verlengde instructie (herhalen 1 op 1 of in groepjes) en pre-teaching (duidelijke uitleg wat
leerlingen in een volgende les kunnen verwachten).”
“Dit wordt een lang verhaal. Het ligt aan de stoornis.”
“Ik bedenk passende werkvormen voor deze leerlingen. Sommige kunnen bijvoorbeeld met
oortjes wel heel goed zelfstandig werken en rustig blijven. Een andere werkvorm stimuleert
weer op zijn beurt de samenwerking tussen leerlingen. Bijvoorbeeld in groepjes werken etc.”
“Ik probeer deze leerlingen erbij te betrekken door directe vragen te stellen en anderzijds ze
ook af en toe te beschermen voor kwetsende opmerkingen van medeleerlingen. In principe
vind ik wel dat ze de lessen ‘gewoon’ moeten volgen zonder voorkeursbehandeling”.
“Als vakdocent meer gerichte aandacht geven; extra hulp bij uitleg indien nodig, betere plek
in het lokaal aanbieden, aangepaste opdracht of hoofdstuk indien mogelijk etc. Als mentor
heb ik overleg met ouders, collega’s en zorgverleners”.
70 | P a g i n a
“Probeer die leerlingen extra te betrekken, of in het geval van leerlingen met een ADHD of
andere drukke stoornis deze achterin de klas te plaatsen en ze af en toe te negeren bij druk
gedrag. Verder probeer ik veel afwisseling in mijn les te gebruiken”.
Een deel van bovenstaande opmerkingen illustreren de kennis van deze docenten goed. Ze noemen
vaak verschillende manieren hoe ze rekening kunnen houden met de leerlingen in de les.
Hoe denken docenten over het feit dat er leerlingen met een bepaalde gedragsstoornis en dus
specifieke onderwijsbehoeften in hun klas zitten. De volgende stellingen werden aan hen voorgelegd:
1. Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zijn bij mij in de klas goed op hun plek.
2. Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zie ik als een uitdaging.
3. Het lukt mij om de zorg voor deze leerlingen in te passen in mijn onderwijs.
4. Ik voel mij overbelast door het geven van onderwijs aan leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften of een gedragsstoornis.
Aan de docenten werd gevraagd aan te geven of ze het eens of oneens waren met de stellingen. Er
was ook een mogelijkheid om aan te geven dat ze er neutraal tegenover stonden. De meest linkse
staafjes geven de stelling ‘Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zijn bij mij in de klas goed
op hun plek’ aan. 23,8% geeft aan het hier mee eens te zijn. Echter geeft toch nog 16,3% aan dit niet
te vinden. 60% staat hier neutraal tegenover, wat kan betekenen dat docenten bescheiden
antwoorden of in sommige gevallen wel vinden dat een bepaalde leerling bij hem of haar goed op
zijn plek is en in sommige gevallen niet. Bij de volgende stelling, ‘Leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften zie ik als een uitdaging’ reageert een meerderheid van 55% positief, zij zijn het
eens met deze stelling. 11,3% ziet deze leerlingen niet als een uitdaging. 33,8% is neutraal. De derde
stelling, ‘Het lukt mij om de zorg voor deze leerlingen in te passen in mijn onderwijs’ werd door
26,3% met ‘eens’ geantwoord. Echter geeft 20% aan dat dit hen niet lukt. De meerderheid (53,8%) is
neutraal. De laatste stelling is ‘Ik voel mij overbelast door het geven van onderwijs aan leerlingen
met specifieke onderwijsbehoeften of een gedragsstoornis’. Meer dan een derde van de docenten
(35%) geeft aan zich overbelast te voelen, 47,5% staat hier neutraal tegenover en 17,5% geeft aan
zich niet overbelast te voelen en de zorg voor deze leerlingen aan te kunnen (figuur 2).
71 | P a g i n a
Figuur 2 Vier aan de docenten voorgelegde stellingen en de mate waarin zij het er mee eens zijn
In de vragenlijst werd de docenten ook verzocht aan te geven in welke mate zij aandacht besteden
aan enkele aspecten. Figuur 3 is de staafdiagram met de resultaten van de antwoorden die de
docenten op de stellingen gaven. De stellingen (van links naar rechts in de grafiek) zijn:
Deelname aan professionaliseringsactiviteiten(1);
53,8% van de docenten geeft aan in beperkte mate aandacht te besteden aan deelname aan
professionaliseringsactiviteiten. 13,8% besteedt hier veel aandacht aan en 25% tamelijk veel.
Slechts 6,3% besteedt hier helemaal geen aandacht aan en 1,3% geeft een vraagteken aan.
Het grootste deel van de docenten van ISW Hoogeland besteedt dus beperkte aandacht aan
het deelnemen aan professionaliseringsactiviteiten.
Inhoudelijke kennis over gedragsstoornissen en andere leerproblemen (2);
35% van de docenten geeft aan hier tamelijk veel aandacht aan te besteden, 12,5% zelfs veel
aandacht, maar nog altijd een meerderheid van 47,5% besteedt hier beperkte aandacht aan.
Slechts 3,8% besteedt hier helemaal geen aandacht aan.
Inhoudelijke kennis over hoe het beste onderwijs geboden kan worden aan leerlingen met een
gedragsstoornis(3);
Bijna de helft van de docenten die de vragenlijst hebben ingevuld (48,8%) besteedt beperkte
aandacht aan deze inhoudelijke kennis. 45% besteedt er tamelijk veel tot veel aandacht aan.
Handelingsgericht werken (zie evt. hoofdstuk 1)(4);
72 | P a g i n a
7,5% besteedt helemaal geen aandacht aan handelingsgericht werken tijdens de les. 42,5%
doet dit in beperkte mate, 41,3% doet dit tamelijk veel en 8,8% geeft aan hier veel aandacht
aan te besteden.
Differentiatie in de les(5);
Meer dan de helft (51,7%) van de docenten besteedt beperkte aandacht aan het
differentiëren in de les. In vergelijking met de andere aspecten besteden relatief gezien veel
docenten (17,5%) veel aandacht aan dit aspect. Hier is dus een duidelijke scheiding te zien
tussen docenten die wel of niet differentiëren in de les.
Figuur 3 Vijf stellingen en de mate waarin de docenten hier aandacht aan besteden
Vervolgens werd er aan de docenten gevraagd in welke mate zij behoefte hebben aan extra
ondersteuning in het begeleiden van leerlingen met een gedragsstoornis, inhoudelijke kennis over de
soorten gedragsstoornissen en inhoudelijke kennis over hoe zij differentiatie kunnen toepassen in
hun lessen. Daarnaast konden ze aangeven of ze behoefte hebben aan meer duidelijkheid over de
specifieke leerproblemen van de leerlingen aan wie ze lesgeven en of ze meer duidelijkheid
behoeven over de aanpak die andere docenten hanteren voor een leerling met een gedragsstoornis
(figuur 4).
Op de eerste stelling (meest links), ‘Ik heb behoefte aan extra ondersteuning in het begeleiden van
leerlingen met een gedragsstoornis’ reageert 37,5% van de docenten dat ze daar behoefte aan
hebben, 42,5% heeft een matige behoefte. Een klein deel (5%) heeft daar sterke behoefte aan. De
overige 15% heeft daar geen behoefte aan. Op de tweede stelling reageert in totaal 81,4% matige
73 | P a g i n a
behoefte tot sterke behoefte te hebben aan inhoudelijke kennis over de soorten gedragsstoornissen
die er zijn. 18,8% heeft daar geen behoefte aan. Ook is er matige tot sterke behoeften aan
inhoudelijke kennis over hoe differentiatie toegepast kan worden in de lessen van de docenten.
Namelijk 43,8% geeft aan daar behoefte aan te hebben, 7,5% zelfs sterke behoefte. Verder heeft
37,5% daar matige behoefte aan en maar een klein deel van 11,3% heeft daar geen behoefte aan.
Vervolgens gaan er twee stellingen over de leerlingen die de docenten momenteel in de klas
hebben en de aanpak van andere docenten bij die leerlingen. Op de stelling ‘Ik heb behoefte aan
meer duidelijkheid over de specifieke leerproblemen van de leerlingen aan wie ik lesgeef’ reageert
een meerderheid van 52,5% daar behoefte aan te hebben, 5% zelfs sterke behoefte. 35% heeft een
matige behoefte hieraan en 7,5% geen behoefte. Bij de laatste stelling ‘Ik heb behoefte aan meer
duidelijkheid over de aanpak die andere docenten hanteren voor een leerling met een
gedragsstoornis’ reageert opnieuw een meerderheid van 52,5% daar behoefte aan te hebben. 7,5%
heeft daar sterke behoefte aan, een derde van de docenten (31,3%) heeft daar matige behoefte aan
en ten slotte 8,8% geen behoefte.
Figuur 4 De mate van behoefte in 5 aan de docenten voorgelegde stellingen
De locatiedirecteur van ISW Hoogeland, meneer Versloot, geeft aan dat hij denkt dat docenten niet
per definitie heel negatief staan tegenover het Passend Onderwijs en dat leerlingen extra zorg nodig
hebben. Mede door eigen ervaring in het onderwijs weet hij te vertellen dat hij denkt dat vooral tijd
en kennis het grote issue zijn. Ook de grootte van de klas is één van de obstakels. Docenten zullen
verschillend reageren. De ene docent zal zeggen ‘Ik heb het druk zat, 30 kinderen en dan ook nog
rekening houden met extra ondersteuning, hoe moet ik dan nu gaan doen?’. Een andere docent zal
74 | P a g i n a
aangeven het wel te willen doen, maar dat het eigenlijk niet goed lukt door een gebrek aan kennis.
Meneer Versloot beaamt dat er aanbevelingen moeten komen, aanbevelingen die ook docenten die
zich druk voelen kunnen toepassen. Hij geeft aan dat in een les van 50 minuten met 30 leerlingen er
eigenlijk maar 1,5 minuut per leerling beschikbaar is. Als je 5 minuten besteed aan de ene leerling
dan loop je al spaak met de rest. Maar er zijn wel dingen mogelijk.
Hij heeft lichte twijfels bij het feit of docenten in staat zijn de leerlingen met extra
ondersteuningsbehoeften te kunnen begeleiden. Hij denkt dat een deel echt nog wel de nadere
scholing nodig heeft. Zeker op het havo/vwo is het kenniscomponent over het algemeen veel
belangrijker dan de leerling zelf en hoe gaat het in de klas. Een deel van de docenten zal niet het
juiste gereedschap in zijn koffer hebben zitten om naast het overdragen van kennis ook nog rekening
te kunnen houden met verschillende gedragingen. Het grootste deel zal zeggen dat hij of zij daar
geen tijd voor heeft, maar met aanbevelingen hoe het anders zou kunnen zou ik er wel tijd voor
kunnen maken.
Elke docent heeft een cursussenbudget geeft meneer Versloot aan. Ook vanuit school zijn er
wel bepaalde lijnen en cursussen die aan worden gegeven. Komend jaar zal er meer focus komen te
liggen op de verschillende afdelingen en de leerling die daarbij hoort. Bovendien zal er ook meer
geschoold moeten worden rondom Passend Onderwijs. Op de mavo-afdeling gebeurt het vaker dat
er cursussen gegeven worden rondom autisme etc. Het gebeurt, maar niet heel breed.
Ook kijkt meneer Versloot er niet van op dat een deel van de docenten zich overbelast voelt.
Natuurlijk zijn er collega’s die vrolijk door de school huppelen en er zijn of haar hand niet voor
omdraaien. Er zijn ook echt wel docenten die er moeite mee hebben. Ik kan me goed voorstellen dat
extra ondersteuning bieden verzwarend werkt.
De zorgcoördinator van ISW Hoogeland, Y. de Lange, geeft aan dat zij denkt dat als docenten het van
tevoren weten, dat er dan meer begrip is. Het lastigste is de periode van onwetendheid wanneer
kinderen nog niet gediagnostiseerd zijn. Dan zijn er ook echt wel docenten die dan het geduld
verliezen. ‘Dan sta ik naast hem, leg ik het nog een keer uit, met drie kleuren stiften en alles precies
volgens het plan en wat de bedoeling was, nu doet hij nog niks!’. De docent levert dan inspanning,
maar haakt af omdat het resultaat achterblijft. Vaak is de tijd dat die kinderen nodig hebben om de
activiteit te automatiseren langer dan het geduld van een docent, en dat maakt het lastig. Ook de
communicatie is soms lastig, want je moet er steeds maar weer op letten dat je niet te veel
beeldspraak gebruikt en zorgt dat de opdracht duidelijk overkomt, zonder spreekwoordelijke
gezegdes enzovoort. Ten slotte is het vaak ook geen onwil, maar de gekte van de dag. Een docent
ziet soms wel 300 kinderen per dag en elke keer, bij elke klas, zitten er leerlingen die zorg nodig
75 | P a g i n a
hebben. Het is lastig om bij elk plaatje steeds jezelf eraan te herinneren, oh ja die heeft dit en die
heeft dat nodig. Dan doen de docenten hun uiterste best, maar dan mis je toch nog wat.
Wanneer we naar de resultaten kijken van de enquête zien we de punten van meneer Versloot
terugkomen en ook mevrouw de Lange heeft enkele dingen genoemd die het voor een docent
moeilijker maken goed en passend onderwijs te bieden. Concluderend kunnen we stellen dat er een
verschil te zien is in de docenten die wel en de docenten die niet in staat zijn hun lessen aan te
passen aan leerlingen met een gedragsstoornis. Een kleine meerderheid van de docenten is hier niet
toe in staat door een gebrek aan tijd en kennis. Vervolgens wordt er aan de docenten gevraagd of zij
deelnemen aan professionaliseringsactiviteiten of dat ze aandacht besteden aan inhoudelijke kennis
over gedragsstoornissen en de manier waarop aan hen het beste onderwijs geboden kan worden. Op
deze stellingen reageert steeds een meerderheid hier geen of beperkte aandacht aan te besteden.
Een deel doet het wel, maar het grootste deel niet. Ook is er duidelijk te zien dat het grootste deel
van de docenten geen aandacht besteed aan handelingsgericht werken of differentiëren in de les.
Echter op de vraag of er behoefte is aan inhoudelijke kennis over de soorten gedragsstoornissen en
hoe differentiatie toegepast kan worden in de les geeft meer dan de helft van de docenten aan daar
behoefte aan te hebben.
Veel docenten zien de leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften als uitdaging. Echter geeft
toch 16,3 procent aan dat ze vinden dat leerlingen met die behoeften niet goed op hun plek zijn in de
klas bij de betreffende docent. Bovendien geeft ook 20 procent aan dat het niet lukt om de zorg voor
de leerlingen in te passen in het onderwijs. Ten slotte voelt meer dan een derde van de docenten
zich overbelast door het geven van onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
Daarbij is ook een aandachtspunt dat er sterke behoefte is aan meer duidelijkheid over de specifieke
leerproblemen of gedragsstoornissen van leerlingen aan wie de docenten lesgeven. Bovendien
hebben de docenten behoefte aan duidelijkheid over de aanpak van andere docenten bij sommige
leerlingen.
De conclusie is dus dat het grootste deel van de docenten wel extra ondersteuning en begeleiding wil
bieden, maar door een gebrek aan kennis niet weet hoe.
4.4 De ouders over ISW Hoogeland
Wat vinden ouders van het Passend Onderwijs? En weten zij wat de zorgmogelijkheden zijn op ISW
Hoogeland? De mening en kennis van ouders zijn met behulp van vragenlijsten in kaart gebracht. De
vragenlijst is ingevuld door 39 ouders van brugklasleerlingen van ISW Hoogeland van het schooljaar
76 | P a g i n a
2015-2016. De ouders hebben een of twee kinderen in de brugklas van het havo/vwo en eventueel
een of meer kinderen in hogere klassenlagen. De kinderen van de ondervraagde ouders zitten in
HV1B en HV1F. In de vragenlijst is de ouders verzocht in te vullen in welke mate zij eens zijn met de
gegeven stellingen, waarbij 1 staat voor zeer oneens tot en met 5 dat staat voor helemaal mee eens.
De stellingen zijn onderverdeeld in drie groepen: Passend Onderwijs en ISW Hoogeland, verschillen in
de klas van mijn kind en een passende aanpak voor mijn kind met speciale onderwijsbehoeften.
De eerste groep stellingen die de ouders is voorgelegd gaat over het Passend Onderwijs en de zorg-
en ondersteuningsmogelijkheden op ISW Hoogeland (zie tabel 11). 15,4 procent van de ouders zegt
goed op de hoogte te zijn van de inhoud van het Passend Onderwijs. Ditzelfde percentage ouders
geeft aan niet op de hoogte te zijn. Het hoogste percentage betreft het getal 3. Dit gedeelte van de
ondervraagde ouders weet deels wat Passend Onderwijs inhoud, maar een deel is nog onbekend. De
ouders reageerden op deze stelling dus niet extreem negatief en niet extreem positief.
46,4 procent van de ouders geeft een 4 aan op de schaal op de stelling ‘Ik ben op de hoogte
van de zorg en ondersteuningsmogelijkheden van ISW Hoogeland’. 15,4 procent geeft aan dat ze zeer
op de hoogte zijn. Samen betreft dit meer dan de helft van de ondervraagde ouders. Slechts 7,7
procent geeft aan niet op de hoogte te zijn van de zorg- en ondersteuningsmogelijkheden op de
school van hun kind. Op de vraag of er behoefte is aan meer duidelijkheid over de zorg- en
ondersteuningsmogelijkheden van ISW Hoogeland reageert 12,8 procent van de ouders positief. Zij
geven 4 tot 5 aan op de schaal en geven daarbij aan behoefte te hebben aan meer duidelijkheid.
Voor het grootste deel van de ouders, 43,6 procent, zijn de mogelijkheden duidelijk en is er dus geen
behoefte aan meer uitleg of informatie.
Over de schoolkeuze van hun kind reageren ouders positief. Een derde van de ouders geeft
een 4 aan op de schaal en 56,4 procent zelfs een 5. Slecht 2,6 procent geeft aan dat deze keuze niet
geheel soepel is verlopen met een 2 op de schaal.
Tabel 11 Mening van ouders van brugklasleerlingen van ISW Hoogeland over hun kennis over Passend Onderwijs,
de zorg- en ondersteuningsmogelijkheden van ISW Hoogeland en de schoolkeuze
Zeer oneens Helemaal mee eens
1 2 3 4 5 - Ik ben op de hoogte van de inhoud van Passend Onderwijs
15,4% 17,9% 25,6% 13,1% 15,4% 2,6%
Ik ben op de hoogte van de zorg- en ondersteuningsmogelijkheden van ISW Hoogeland
7,7% 10,2% 17,9% 46,2% 15,4% 2,6%
Ik zou graag meer duidelijkheid willen hebben over de zorg- en ondersteuningsmogelijkheden op ISW Hoogeland
12,8% 43,6% 30,8% 7,7% 5,1% -
De schoolkeuze van mijn kind is goed verlopen
- 2,6% 7,7% 33,3% 56,4% -
77 | P a g i n a
De kinderen van de ondervraagde ouders zitten op het moment van het afnemen van de vragenlijst
pas 2 maanden op ISW Hoogeland. De vragenlijst verzocht de ouders in te vullen hoe zij dachten over
het bestaan van verschillen in een klas en dan voornamelijk met betrekking tot bijvoorbeeld
leerlingen met en zonder een bepaalde gedragsstoornis (zie tabel 12). 35,9 procent van de ouders
geeft aan het helemaal niet erg te vinden dat er leerlingen in de klas van hun kind zitten die extra
ondersteuning nodig hebben. 41,1 procent reageerde ook positief, zij gaven een 2 aan op de schaal.
Slechts 2,6 procent van de ouders geeft aan moeite te hebben met de aanwezigheid van leerlingen
met extra ondersteuningsbehoeften in de klas van hun kind. Als vervolg hierop geeft een derde van
de ouders een 3 aan op de schaal bij de stelling of de verschillen in een klas ten koste gaan van de
aandacht en leskwaliteit van andere leerlingen. 33,3 procent denkt daar dus gemiddeld over. 5,1
procent geeft aan; ja, verschillen in een klas zorgen daadwerkelijk voor een verminderde aandacht
voor en verminderde leskwaliteit van de andere leerlingen. 15,4 procent geeft aan het hier niet mee
eens te zijn. 82,1 procent van de ouders antwoordt met 3-4 op de schaal op de stelling ‘Verschillen in
een klas zijn goed voor de ontwikkeling van alle leerlingen’. 7,7 procent geeft zelfs aan het hier
helemaal mee eens te zijn.
De hoogste percentages ouders vulden bij de stelling ‘Een docent moet in staat zijn om te
gaan met verschillen in een klas’ een 4 of een 5 aan op de schaal. Dit is 89,7 procent van de ouders
die zo positief antwoordde op deze stelling. Bij de vorige stelling gaf de meerderheid aan het niet erg
te vinden dat er leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften in de klas van hun kind zit, maar men
vindt het wel erg belangrijk dat de docent in staat is daarmee om te kunnen gaan. Wanneer een
leraar daartoe in staat is zullen de verschillen niet ten koste gaan van de aandacht en de leskwaliteit
van de ‘niet-zorgleerlingen’.
Tabel 12 Mening van ouders van brugklasleerlingen van ISW Hoogeland over verschillen in een klas
Zeer oneens Helemaal mee eens
1 2 3 4 5
Ik vind het erg dat er leerlingen in de klas van mijn kind zitten die extra ondersteuning nodig hebben
35,9% 41,1% 10,2% 10,2% 2,6%
Een docent moet in staat zijn om te gaan met verschillen in een klas
- 2,6% 7,7% 41,1% 48,6%
Verschillen in een klas gaan ten koste van de aandacht en leskwaliteit van andere leerlingen
15,4% 23,1% 33,3% 23,1% 5,1%
Verschillen in een klas zijn goed voor de ontwikkeling van alle leerlingen
- 10,2% 35,9% 46,2% 7,7%
78 | P a g i n a
Wat zijn de wensen van ouders wanneer hun kind speciale onderwijsbehoeften heeft? Twee
stellingen werden er aan de 39 ouders voorgelegd. ‘Wanneer mijn kind speciale onderwijsbehoeften
heeft, moeten de ouders betrokken worden bij het opstellen van een goede aanpak’ en dezelfde
stelling, maar dan met de vraag of de leerkrachten betrokken moeten worden bij het opstellen van
een aanpak (zie tabel 13). Achteraf gezien mist er hier een stelling, namelijk of het kind zelf
betrokken moet worden bij het opstellen van een aanpak. Bij de twee voorgelegde stellingen werden
1 en 2 door niemand ingevuld op de schaal. Meer dan de helft (56,4%) geeft aan dat de ouders
betrokken moeten worden bij het opstellen van een aanpak door een 5 in te vullen op de schaal. 38,5
procent deed dit door een 4 te antwoorden. Hetzelfde geldt voor de tweede stelling, waarbij 53, 8
procent een 5 aangaf op de stelling of de leerkrachten betrokken moeten worden bij dit proces. 43,8
procent gaf een 4 aan.
Tabel 13 Mening van ouders van brugklasleerlingen van ISW Hoogeland over het opstellen van een aanpak voor
kinderen met speciale onderwijsbehoeften
Zeer oneens Helemaal mee eens
1 2 3 4 5 Wanneer mijn kind speciale onderwijsbehoeften heeft, moeten de ouders betrokken worden bij het opstellen van een goede aanpak
- - 5,1% 38,5% 56,4%
Wanneer mijn kind speciale onderwijsbehoeften heeft, moeten leerkrachten betrokken worden bij het opstellen van een goede aanpak
- - 2,6% 43,8% 53,8%
Concluderend kunnen we stellen dat ouders niet extreem goed op de hoogte zijn van het Passend
Onderwijs. Dit in tegenstelling tot de zorg- en ondersteuningsmogelijkheden van ISW Hoogeland.
Ouders geven aan goed te weten wat de mogelijkheden zijn en hebben ook geen extra behoefte aan
meer duidelijkheid hierover. Ook is de schoolkeuze van hun kind goed verlopen.
De meeste ouders vinden het niet erg dat er verschillen zijn tussen leerlingen in de klas van
hun kind. Kinderen met extra ondersteuningsbehoeften zullen niet zorgen voor aandachts- en
leskwaliteitsvermindering voor de andere leerlingen. Maar ze geven wel aan dat dit alleen kan als de
docent in staat is om te gaan met verschillen in een klas. Wanneer het kind van de ouders extra
ondersteuningsbehoeften zou hebben zouden zowel ouders als leerkrachten betrokken moeten
worden bij het opstellen van een aanpak, aldus de meerderheid van de ouders.
Echter zijn de antwoorden niet helemaal representatief voor alle ouders van de leerlingen
van ISW Hoogeland doordat het alleen ouders zijn met een of twee leerlingen in de brugklas. Ook zijn
79 | P a g i n a
het alleen de ouders van de brugklasleerlingen van havo/vwo en van maar 2 van de 7 klassen. Echter
zijn de ouders van brugklasleerlingen wel de ouders die net het schoolkeuzeproces achter de rug
hebben en waarbij dus de meeste kans bestaat dat zij zich verdiept hebben in de zorg- en
ondersteuningsmogelijkheden van ISW Hoogeland of dat hebben gehoord op een
voorlichtingsavond.
Mevrouw de Lange, de zorgcoördinator van ISW Hoogeland, geeft aan dat de ouders betrokken
worden bij het opstellen van een Plan van Aanpak voor het kind. Dit plan wordt opgesteld samen met
ouders, docenten, het team en de leerling zelf. Ook wordt er hulp verwacht van ouders wanneer hun
kind ondersteuningsbehoeften nodig heeft op school. Er zal veel intensief contact plaatsvinden en
steeds zal het Plan van Aanpak worden geëvalueerd. De wensen die de ouders hebben laten
doorschemeren in de vragenlijst worden in de praktijk ook uitgevoerd.
Een moeder van een leerling met onderwijsbehoeften op ISW Hoogeland vertelt dat haar ervaringen
met ISW Hoogeland tot nu toe goed zijn, maar ze weet van verschillende ouders dat hun kind op de
school niet goed op zijn plek zat. De reden hiervoor was dat het kind niet genoeg individuele
aandacht en zorg kreeg die hij nodig had. Maar haar ervaringen zijn tot nu toe erg goed. Ze heeft
regelmatig contact met de zorgcoördinator. Ondanks dat ISW Hoogeland eigenlijk een tweede keus
was bleek het toch de goede keuze. Tijdens de aanmeldingsprocedure hebben zij als ouders
aangegeven dat ze een zorgarrangement wilde aanvragen voor hun zoon, zodat hun zoon individuele
zorg en aandacht kon krijgen indien nodig. ISW Hoogeland kwam ons in die zorgvraag tegemoet,
mede op basis van de overdracht van de basisschool. Ze hebben een goed zorgplan opgesteld voor
haar zoon en naar haar weten wordt hier ook redelijk goed mee omgegaan.
4.5 Samenvatting
ISW Hoogeland zit in het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Westland. Dit
samenwerkingsverband heeft een ondersteuningsplan opgesteld voor de scholen die bij het verband
zijn aangesloten. Het samenwerkingsverband heeft verschillende doelen gesteld. Een daarvan is dat
scholen in staat moeten kunnen zijn ondersteuning te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning
nodig hebben. Ook docenten moeten hiertoe in staat zijn.
Op basis van het ondersteuningsplan heeft ISW Hoogeland een ondersteuningsprofiel
opgesteld. ISW Hoogeland biedt naast de basisondersteuning extra ondersteuning aan leerlingen met
dyslexie, hoogbegaafde leerlingen en leerlingen met faalangst of examenvrees. Bovendien wordt er
voor de leerling die extra ondersteuning nodig heeft een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Het
opstellen van dit OPP wordt ook genoemd door zowel de locatiedirecteur als de zorgcoördinator als
80 | P a g i n a
een moeder van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften. Echter is een aandachtspunt dat
niet alle docenten op de hoogte zijn van dit OPP of het meer laagdrempelige Plan van Aanpak.
Leerlingen die niet op ISW Hoogeland terechtkunnen zijn leerlingen die volledig doof of blind
zijn, leerlingen die niet voor zichzelf kunnen zorgen, leerlingen met ernstige psychische problematiek
of een verslaving en leerlingen die met hun gedrag de veiligheid van anderen in gevaar brengen.
Bovendien geeft de zorgcoördinator ook aan dat het moeilijker wordt om de juiste ondersteuning te
bieden zodra er bij een leerling sprake is van gecombineerde problematiek, zoals een ADHD en een
autisme en daarbij een depressie.
In het ondersteuningsprofiel staat dat ISW Hoogeland als ambitie voor de toekomst heeft dat
docenten in staat zijn verlengde uitleg te geven aan een individu, een leerling individueel kan
begeleiden en eventuele ondersteuningsbehoeften bij een leerling kan signaleren.
De geïnterviewde personen, de locatiedirecteur, de zorgcoördinator en de moeder, zijn
terughoudend over de Wet op Passend Onderwijs, ondanks het idee mooi wordt gevonden. De
locatiedirecteur geeft aan dat het lastig is om ondersteuning te bieden aan leerlingen die dat nodig
hebben tijdens de les. De zorgcoördinator geeft aan dat in principe alle leerlingen worden
aangenomen en dat er ook veel mogelijkheden zijn in de zorg en ondersteuning, maar dat voor
sommige leerlingen de school gewoon echt niet geschikt is door de grootte van het gebouw en de
klassen.
Uit de enquête van de docenten blijkt dat het grootste deel van de docenten wel ondersteuning zou
willen bieden aan leerlingen die dat nodig hebben, maar dat het ze ontbreekt aan kennis en tijd. Ze
zouden wel meer inhoudelijke kennis willen over de verschillende stoornissen en op welke manieren
er gedifferentieerd kan worden in een les. Bovendien hebben de docenten behoefte aan meer
duidelijkheid over de specifieke leerproblemen of gedragsstoornissen van leerlingen aan wie ze
lesgeven en aan meer duidelijkheid over de aanpak van ander docenten bij deze leerlingen.
Ouders van brugklasleerlingen weten niet erg goed wat Passend Onderwijs inhoudt, maar zijn
daarentegen goed op de hoogte van de zorg- en ondersteuningsmogelijkheden van ISW Hoogeland.
De meeste ouders vinden het niet erg dat er verschillen zijn tussen leerlingen in de klas van hun kind.
Kinderen met extra ondersteuningsbehoeften zullen niet zorgen voor aandachts- en
leskwaliteitsvermindering voor de andere leerlingen. Maar ze geven wel aan dat dit alleen kan als de
docent in staat is om te gaan met verschillen in een klas. Wanneer het kind van de ouders extra
ondersteuningsbehoeften zou hebben zouden zowel ouders als leerkrachten betrokken moeten
worden bij het opstellen van een aanpak.
81 | P a g i n a
Vanuit het samenwerkingsverband wordt het verwacht en ook ouders vinden het belangrijk:
de docenten zouden in staat moeten zijn om te gaan met verschillen in een klas en maatwerk te
kunnen leveren. Echter geven de docenten aan hier niet de kennis voor te hebben en ook tijd is een
obstakel. Er is een Plan van Aanpak voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, maar wat
kan er nog meer gedaan worden om maatwerk te leveren aan de leerlingen die dat nodig hebben?
Wat zijn de aanbevelingen voor ISW Hoogeland? Dat behandelen we in het volgende hoofdstuk.
82 | P a g i n a
Hoofdstuk 5| Conclusie: Aanbevelingen aan ISW Hoogeland
Wat kan er gedaan worden om het onderwijs aan kinderen met een gedragsstoornis op ISW
Hoogeland passender te maken?
In het vorige hoofdstuk hebben we gezien wat de aandachtspunten zijn op ISW Hoogeland. We
zetten ze nog even kort op een rijtje:
Docenten hebben behoefte aan meer inhoudelijke kennis over de verschillende
gedragsstoornissen en de manieren waarop gedifferentieerd kan worden in de les;
Docenten hebben behoefte aan meer duidelijkheid over de specifieke leerproblemen of
gedragsstoornissen van de leerlingen aan wie ze lesgeven;
Docenten hebben behoefte aan meer duidelijkheid over de aanpak van andere docenten bij
leerlingen met specifieke leerproblemen of gedragsstoornissen.
Hieruit kunnen we concluderen dat het allereerst belangrijk is dat leerlingen met specifieke
leerproblemen en gedragsstoornissen met docenten worden besproken en dat docenten het ook
met elkaar erover hebben welke manieren ze hebben om die leerlingen te ondersteunen. Dit zou
misschien kunnen worden gedaan tijdens bijvoorbeeld een rapportvergadering.
Verder bekijken we wat er gedaan kan worden voor een leerling met een specifieke gedragsstoornis.
Wat heeft een leerling met ADHD nodig? Wat kan de docent bieden aan een leerling met autisme?
Het is hoofdstuk is geschreven op basis van het boek Gedragsproblemen in de klas, in het voortgezet
onderwijs geschreven door Anton Horeweg89.
5.1 Ondersteuning aan een leerling met ADHD
Allereerst is het belangrijk om te realiseren dat elke leerling met ADHD anders is. Ga uit van de sterke
kanten van deze leerlingen. Dit werkt, omdat de leerling zich gezien en gehoord zal voelen. De
docent waardeert hem. Bovendien voelt de leerling dit als succes doordat hij wordt aangesproken op
de dingen die hij goed kan. Voor een leerling met ADHD is structuur belangrijk. Zorg dat de planning
voor de les op het bord staat en bespreek dit. Begeleidt ook de stappen door te zeggen ‘Ik wil graag
dat je…’ en help de leerling daardoor zich beter te concentreren, zijn huiswerk goed op te schrijven
etc. Het is ook mogelijk om met de leerling een bepaald teken af te spreken en om dat onopvallend
te laten zien wanneer de leerling gedrag vertoond dat buiten de afspraken valt. Let er wel op dat je in
89 Horeweg, A. (2014). Gedragsproblemen in de klas, in het voortgezet onderwijs. Houten: Lannoo Campus
83 | P a g i n a
dit geval ook positieve seintjes geeft, zodat de leerling weet dat hij of zij goed bezig is. Leerlingen met
ADHD luisteren vaak pas nadat je hun naam hebt gezegd. Zeg dus eerst zijn of haar naam en benoem
daarna pas hetgeen wat je wilde zeggen.
Zorg dat de leerling af en toe kan bewegen. Laat de leerling even een rondje door de school
lopen bijvoorbeeld. In tegenstelling tot wat veel docenten denken is dat het weinig zal voorkomen
dat een leerling hier misbruik van zal maken. Maak afspraken over de hoeveelheid rondjes
bijvoorbeeld en het zal voor veel rust zorgen voor de leerling. Een leerling met ADHD heeft weinig
tijdsbesef, dus afspraken maken over een maximale tijd heeft niet erg veel zin. Het is wel belangrijk
dat je afspraken met een leerling met ADHD herhaalt, herhaalt en herhaalt.
Naast het op het bord schrijven van de planning of het afspreken van een teken, kan de plek in de
klas ook verschil maken. Een leerling met ADHD kun je beter niet voor in de klas zetten. Hij zal
worden afgeleid door alle prikkels die hij achter zich hoort en hij zal zich steeds omdraaien. Een
betere plek is van het raam vandaan, bij bijvoorbeeld een muur. Het kan strategisch zijn om hem of
haar op een plek te zetten waar oogcontact met de docent mogelijk is.
Qua het noteren van huiswerk is het handig om het in Magister te zetten. Dan kan de leerling thuis
opnieuw bekijken wat het huiswerk precies is. Het is ook mogelijk om met de ouders af te spreken of
zij met hun kind meekijken en helpen met het overschrijven van het huiswerk in de agenda zodra de
leerling thuis is (Horeweg, 2014).
5.2 Ondersteuning aan een leerling met ADD
Zet allereerst ook bij deze leerling in op een goede relatie. Vanuit dat punt is het makkelijker om
duidelijke afspraken te maken. Het noemen van de naam en het afspreken van verschillende
onopvallende gebaren werkt ook heel goed voor leerlingen met ADD. Wanneer een leerling met ADD
zich echt niet goed kan concentreren is het handig om hem of haar even apart te zetten, dus niet
direct naast een leerling. Help deze leerlingen met beginnen en spoor de leerlingen aan op een
positieve manier. Leerlingen met ADD hebben moeite om ergens aan te beginnen. Loop tijdens de les
een paar keer langs om te kijken of hij vastloopt.
Zorg voor een visuele uitleg met interactie. De kans dat de leerling zijn concentratie verliest
bij alleen luisteren naar de uitleg is heel groot. Geef een leerling met ADD tijd om na te denken over
het antwoord bij het stellen van een vraag. De informatieverwerking verloopt trager dan bij andere
leerlingen. Wanneer een deel van de stof heel belangrijk is, benoem dit dan ook. Benoem
opdrachten gestructureerd door kleine stappen aan te geven. Aantekeningen overnemen is voor
84 | P a g i n a
deze leerlingen vaak lastig. Geef ze bijvoorbeeld een kopie van de aantekeningen aan het einde van
de les zodat de leerling de stof toch geheel in zijn bezit heeft.
Ook een leerling met ADD heeft moeite met het opschrijven van het huiswerk. Het maken
van het huiswerk is ook een heel obstakel. Zorg dat je als docent niet gaat mopperen op de leerling
wanneer het huiswerk niet gedaan is. Vraag hem wat hij nodig heeft om het huiswerk zelf te maken
en geef hem of haar wat extra uitleg in kleine stapjes. De leerling zal vaak het huiswerk of zijn boeken
vergeten. Mopperen helpt dus niet, de leerling doet zijn best maar is erg ongeorganiseerd en zal dus
vaak dingen vergeten (Horeweg, 2014).
5.3 Ondersteuning aan een leerling met ODD of CD
Leerlingen met ODD vinden het moeilijk om gezag te accepteren. De leerlingen zijn, ondanks dat dat
komt door hun stoornis, expres vijandig. Het is misschien moeilijk, maar het is belangrijk om een
relatie met deze leerling op te bouwen. Daarbij is een positieve benadering belangrijk, geef
complimenten en beloningen. Zorg ervoor dat er reële, maar duidelijke grenzen gesteld zijn en dat je
daar ook consequent mee omgaat. Wanneer een leerling regeloverschrijdend gedrag vertoont is het
van belang dat de consequenties al van tevoren bekend zijn. Pas op met zinnen als ‘Je mag niet…’
Deze leerlingen zijn extra gevoelig voor dit soort uitspraken en zullen tegendraads reageren. Zeg
liever ‘We luisteren geconcentreerd’.
Communicatie is erg belangrijk. Wanneer je als docent doorhebt dat deze leerling een
dwarse bui heeft kun je daarop inspelen. Geef allereerst duidelijk de grenzen en consequenties aan.
Geef ook weer ‘Ik wil..’ boodschappen. De leerling weet dan waar hij of zij aan toe is. Let erop dat je
ook complimenten geeft en de leerling positief benaderd (Horeweg, 2014)
5.4 Ondersteuning aan een leerling met een autismespectrumstoornis (ASS)
Leerlingen met een vorm van autisme zien niet de context van dingen zoals mensen zonder autisme
dat zien. Er is dan ook een andere vorm van communicatie nodig. Zorg ervoor dat je de leerling
positieve feedback geeft. Een leerling met ASS kan slecht tegen correctie. Stel daarnaast geen vage
open vragen. Vraag wat er gebeurde of wie erbij betrokken waren, maar voorkom vragen als
‘Waarom doe je dat?’, daar kan een leerling met ASS weinig mee. Zorg voor een duidelijke korte
uitleg en maak daarbij gebruik van plaatjes etc. Geef ook duidelijke opdrachten. Wanneer je vraagt of
een leerling met ASS voor het bord wil komen, zal de leerling niet weten wat hij nu moet doen. Als hij
het wil moet het dan nu? Of straks? Gebruikt dan liever: ‘Ik wil graag dat je even voor het bord komt,
alsjeblieft’. Ook leerlingen met ASS hebben behoefte aan wat denktijd na het stellen van een vraag.
Geef ze dat ook. Ook bij deze stoornis is het van belang dat wanneer je een leerling aanspreekt, je
eerst zijn of haar naam noemt en vervolgens uitlegt wat de bedoeling is. Probeer tenslotte
85 | P a g i n a
beeldspraak te voorkomen en wees concreet. Voor een leerling met ASS is de lesplanning op het
bord ook heel handig, dit levert veel structuur.
Zorg dat de leerling aan een kant in de klas zit waar het schuin oogcontact met de docent kan
maken. Let er wel op dat de bewegingsruimte niet te smal is, leerlingen met autisme houden er vaak
niet van om aangeraakt te worden. Zet de leerling bijvoorbeeld naast een muur, dit zorgt ook gelijk
voor een vermindering van de prikkels.
Het benoemen van het doel van de les geeft een leerling met ASS de mogelijkheid zich te
focussen op de hoofdzaak. Geef tijdens het zelfstandig werken hulp aan de leerling door af en toe
langs te lopen en te kijken of de leerling vastloopt. Tijdens het geven van de instructie is het
belangrijk om bijvoorbeeld te zeggen ‘Schrijf dit huiswerk op in je agenda, … jij ook.’ Zo weet de
leerling dat de instructie ook voor hem bedoeld is (Horeweg, 2014).
5.5 Ondersteuning aan een leerling met het Syndroom van Gilles de la Tourette
Bij het Syndroom van Gilles de la Tourette is het van belang dat de klas goed weet wat de stoornis
inhoudt, zodat pesterijen worden voorkomen. Het is belangrijk dat je als docent de tic van de leerling
weet te negeren, dit levert minder ergernissen op. Los van de tics is het voor deze leerlingen ook van
belang structuur te bieden, door bijvoorbeeld de lesindeling op het bord te schrijven. Je kunt niet van
de leerling eisen de tics te onderdrukken en houd er daarbij rekening dat de tics toenemen in tijden
van stress of op momenten dat iedereen stil moet zijn. Het kan de leerling helpen op een computer
te werken, omdat schrijven veel inspanning kost (Horeweg, 2014).
5.6 Ondersteuning aan een leerling met NLD
Ook bij een leerling met NLD is een positieve benadering belangrijk. Geef veel complimenten. Houd
rekening met de moeilijkheidsgraad voor een leerling met NLD. Probeer het geduld te hebben het in
stapjes uit te leggen en de moeilijkheid in stapjes op te bouwen. Herhaal de uitleg van de stof of de
opdracht vaak. Vraag ook voordat een leerling aan zijn opdracht gaat beginnen de opdracht te
herhalen, zodat je zeker weet dat de leerling in staat is de opdracht te maken. Een leerling met NLD
kan zich het best concentreren vooraan in het midden van de klas.
Ook voor een leerling met NLD is het belangrijk om te helpen met het opschrijven van het
huiswerk. Zet het ook in magister zodat het thuis terug gelezen kan worden (Horeweg, 2014).
5.7 Samenvatting
De aanpak voor leerlingen met een gedragsstoornis heeft veel overeenkomsten. Bouw allereerst een
relatie op met de leerlingen en zorg voor een positieve benadering door complimenten te geven.
Schrijf de planning op het bord en bespreek hoe de les eruit zal zien. Leerlingen weten daardoor
86 | P a g i n a
beter wat ze kunnen verwachten en kunnen zich focussen op de hoofdzaken. Het is mogelijk om
handgebaren af te spreken met leerlingen. Deze moeten het liefst onopvallend zijn of loop even naar
de leerling toe als iedereen bezig is met zijn of haar werk. Dit voorkomt gezichtsverlies bij de leerling
en het voorkomt daarmee ook het terechtkomen in een negatieve spiraal. Let op de plek in de klas
van de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, dit kan al verschil maken. Geef tenslotte
duidelijk aan wat de grenzen en consequenties zijn en wees dan ook consequent bij
regelovertredend gedrag. Start je les met een welkomspraatje, een inleiding of een introductie, geef
complimenten en biedt structuur; dat zijn de belangrijkste dingen.
87 | P a g i n a
Passend Onderwijs| ISW Hoogeland en leerlingen met een gedragsstoornis
De ‘tien geboden’ voor een gelukkige leerling in een gelukkige klas waarbij maatwerk wordt gegeven.
Schrijf de planning op het bord en zet het huiswerk in magister
Zorg dat de planning van de les op het bord staat en bespreek deze met de leerlingen. Let
vervolgens extra op bij het opschrijven van het huiswerk in de agenda’s. Het is belangrijk om het
huiswerk ook in magister te zetten zodat leerlingen, met of zonder gedragsstoornis, met of zonder
hulp van ouders, het huiswerk kunnen zien en goed over kunnen nemen in hun agenda’s. Deze
twee dingen bieden extra structuur voor alle leerlingen.
Als docent moet je proberen om het verkeerde gedrag te blijven zien als het verkeerde gedrag en
het niet te vereenzelvigen met de leerling.
Het blijft ongewenst gedrag, maar de leerlingen moeten de kans krijgen om direct na het
vertonen van dit gedrag met een schone lei te beginnen. Als volwassene is het soms moeilijk om
te begrijpen dat een leerling niet meteen het juiste gedrag vertoont, echter heeft het tijd nodig
om dit bij een leerling, en zeker een leerling met een bepaalde stoornis, te automatiseren.
Zorg voor voorspelbaarheid.
Voorspelbaarheid wordt niet alleen gecreëerd door het op het bord schrijven van de planning
voor die les. Voorspelbaarheid heeft ook te maken met het vertellen wat je gaat doen, ook op het
gebied van straffen. Vertel wat de consequenties zijn en doe dit dan ook wanneer iemand een
bepaalde regel overtreedt. Door dit van tevoren aan te geven wordt er veiligheid en structuur
gecreëerd en dat is goed voor alle leerlingen.
Positieve controle
Leerlingen horen vaak wat ze niet goed doen, maar zeker voor een leerling met een bepaalde
gedragsstoornis is het van belang om aan te geven wat ze wél goed doen of kunnen. Dit kan ook
worden toegepast op andere leerlingen, horen wat je verkeerd doet is niet erg goed voor je
zelfbeeld. Bovendien voorkomt positieve controle boos of onverschillig gedrag. Wanneer een
leerling toch aangesproken moet worden op zijn gedrag, maak dan gebruik van de ik-boodschap.
Deze boodschap benoemt niet wat jij fout doet, maar wat ik ervan vind.
Begin de les met een warm welkom
Leerlingen waarderen het wanneer een docent praat over andere dingen dan zijn werk. Heet de
leerlingen welkom, herhaal even kort wat er in de vorige les behandeld is, vertel wat er vandaag
op de planning staat en begin vervolgens pas de uitleg. Zo weet elke leerling waar hij aan toe is en
is er een moment waarin leerlingen even kunnen omschakelen van de drukke gang naar het
focussen op de les.
Noem de doelen van de les en benoem aan het eind van de les de successen
88 | P a g i n a
Spreek uit wat je verwacht van de klas. Hoge verwachtingen uitspreken werkt echt. Aan het eind
van de les wordt er besproken wat er goed ging tijdens de les.
Leg eerst even kort de stof uit voordat de leerlingen zelfstandig aan de slag gaan
Het is voor een leerling, en zeker een leerling met een gedragsstoornis, belangrijk om eerst even
kort een uitleg te krijgen over de stof. Leerlingen met een stoornis zullen moeite hebben
zelfstandig te kijken hoe de opdracht in elkaar zit en wat hij of zij moet doen.
Wat niet kan, dat kan niet
Wanneer een leerling probleemgedrag blijft vertonen, vraag je waarschijnlijk iets wat hij of zij niet
kan leveren. Het is dan een stoornis die iedereen zal moeten accepteren, vervelend maar de
realiteit. Wanneer er geaccepteerd wordt dat een leerling iets niet kan, komt er ruimte voor een
andere oplossing. Hoe reageert de leerling op een andere plek in de klas? Betrek ook de leerling
zelf in dit proces, hij weet vaak goed wat hij nodig heeft. Het gaat erom wat wel kan.
Vermijd vragen als ‘Snapt iedereen het?’ en stel gerichte vragen
Wanneer je vraagt of iedereen het snapt zullen leerlingen die het niet zo goed durven te zeggen
niks zeggen of ja antwoorden op de vraag. Stel controlerende vragen over de stof. Door middel
van het stellen van controlevragen (zie evt. 3.23) wordt er duidelijk welke leerling de stof wel
snapt en dus aan de slag kan gaan en welke leerlingen er op dat moment nog extra uitleg nodig
hebben. Degene die zelfstandig aan de slag kunnen gaan, gaan dat en aan de andere leerlingen
kun je de stof nog een keer herhalen en uitbreiden. Zo is het mogelijk om te differentiëren in de
hoeveelheid uitleg die je leerlingen geeft.
Geef duidelijk aan wat de grenzen en de daarbij horende consequenties zijn
En wees ook consequent. Leerlingen met een bepaalde stoornis hebben behoefte aan structuur.
Wanneer je ze duidelijk vertelt wat de bedoeling is en wat de consequenties zijn wanneer de
leerling dat niet doet wordt er een gevoel van veiligheid en duidelijkheid gecreëerd.
Passend Onderwijs werd in dit profielwerkstuk als volgt gedefinieerd: ‘Het door docenten kunnen
bieden van goed onderwijs in een klas vol verschillen, dus ook aan kinderen met een
gedragsstoornis’. Wet op Passend Onderwijs of niet, het is belangrijk dat elke leerling goed onderwijs
krijgt en als daar maatwerk voor nodig is, is het belangrijk dat dat geboden kan worden. Maatwerk
bieden aan kinderen met een gedragsstoornis, dat is nog niet zo eenvoudig als het lijkt, meldden veel
docenten. En dat klopt. Maar in dit hoofdstuk hebben we gezien dat er heel veel overeenkomsten
zijn in de aanpak en ondersteuning aan leerlingen met een verschillende gedragsstoornis. Dingen
waar je op kunt letten, ook als er niet veel tijd is. Tien geboden voor gelukkige leerlingen in een klas
op ISW Hoogeland vormen een einde van dit profielwerkstuk. “We kunnen niet van alle kinderen
dezelfde sterren maken, maar we kunnen ze wel laten schitteren.”
89 | P a g i n a
Plan van Aanpak
Plan van aanpak
Hoofdvraag Hoe wordt er op dit moment omgegaan met leerlingen met gedragsstoornissen op ISW Hoogeland en wat kan er gedaan worden om het onderwijs nog passender te maken?
Deelvragen 1. Wat is passend onderwijs en wat is de rol van de overheid en scholen hierin? 2. Welke soorten gedragsstoornissen zijn er en hoe herken je deze in een klas? 3. Hoe verloopt Passend onderwijs op het Voortgezet Speciaal Onderwijs? 4. Welke procedures zijn er op ISW Hoogeland voor kinderen met
gedragsproblemen en hoe verloopt dit in de praktijk? 5. Wat kan er gedaan worden om het onderwijs op ISW Hoogeland aan
kinderen met een gedragsstoornis passender te maken?
Hypothese/ Verwachtingen
Ik verwacht dat een groot aantal mensen op ISW Hoogeland op de goede manier bezig is met de zorg en begeleiding van kinderen met gedragsproblemen. Ik denk dat de basis er is, maar doordat het passend onderwijs nu op de schouders van het regulier onderwijs komt te liggen het belangrijk is dat de dingen die niet goed gaan verbeterd worden.
Werkwijze/ methode
Ik ga me eerst inlezen in wat voor soort gedragsproblemen er voorkomen, hoe die ontstaan en wat de beste oplossingen ervoor zijn qua omgang leraar-leerling en sfeer in de klas. Vervolgens ga ik informeren wat de procedures op dit moment zijn op het ISW voor leerlingen met gedragsproblemen. Wat vinden docenten hiervan en kan het toegepast worden in de praktijk? En dan naar aanleiding van de gelezen literatuur eventueel bespreken wat er goed is aan het passende onderwijs op ISW Hoogeland en wat er eventueel beter kan.
Informatiebronnen /hulpmiddelen
Boeken, informatie van het internet zoals wetenschappelijke onderzoeken over kinderen met gedragsproblemen, informatie over de aanpak van het ISW m.b.t. het onderwerp en evt. enquêtes/interviews etc.
Presentatievorm Schriftelijk verslag
Tijdplan
Activiteit Hoe lang? Wanneer?
Plan van aanpak maken 45 min. Voor 22 juni ’15
Informatie verzamelen en inlezen 12 uur Juli en augustus (zomervakantie)
Hoofdstuk 1 schrijven 6 uur September, oktober (inleveren voor 5 oktober ’15)
Hoofdstuk 1 bijwerken, hoofdstuk 2,3 schrijven
20 uur Oktober, november (inleveren voor 30 november ’15)
90 | P a g i n a
Informeren, onderzoek /enquêtes ISW Hoogeland
20 uur September, oktober, november
Rest hoofdstukken schrijven m.b.v. gelezen literatuur etc.
15 uur November, december
Eerste volledige versie PWS Voor 11 januari ‘16
De volledige, herziende versie PWS inleveren
Voor 15 februari ’16
91 | P a g i n a
Logboek
Logboek
Datum Tijd Plaats Verrichte werkzaamheden
opmerkingen afspraken
14/4/15 50 minuten Hoogeland Voorlichting PWS
14/5/15 45 minuten Thuis Plan van Aanpak
22/5/15 30 minuten Hoogeland Bespreking PWS (VLT)
4/8/15 1,5 uur Thuis Opzet hoofdstuk 1 Passend Onderwijs
3/9/15 2 uur Thuis Hoofdstuk 1, 1.1 en bronverwerking
4/9/15 15 minuten Hoogeland Bespreking PWS onderwerp met meneer van Vliet
Hoofdvraag goed, deelvragen bijwerken
5/9/15 2,5 uur Thuis Afronden 1.1 begripsbepaling, start 1.2 wet op Passend Onderwijs, alle bronnen uitgewerkt
18/9/15 1,5 uur Thuis 1.22, 1.23 Zorgplicht en financiering uitgewerkt
19/9/15 1,5 uur Thuis 1.24 politieke partijen en Passend Onderwijs
Begin VVD, PVV en CDA
24/9/15 2,5 uur Thuis 1.24 politieke partijen en Passend Onderwijs af
26/09/15 1 uur Thuis 1.31 Ondersteuningsplan informatie verzamelen
30/06/15 1 uur Thuis 1.31 Ondersteuningsplan uitgewerkt
1/10/15 2 uur Thuis 1.32 Ondersteunings- perspectief uitgewerkt, enquête ouders gemaakt
1/10/15 10 minuten Hoogeland Enquêtes in laten vullen in HV1F en HV1B door ouders
92 | P a g i n a
3/10/15 1,5 uur Thuis Afronding 1.32 en uitwerking 1.33 curatie naar preventie
4/10/15 3 uur Thuis Afronding hoofdstuk 1
5/10/15 - - Inlever moment 1
28/10/15 30 minuten Thuis Mails naar VSO met de vraag of ik kan meelopen
Helaas bij geen van allen mogelijk
15/11/15 1,5 uur Thuis Vragen opstellen VSO en mailen of ze vragen willen beantwoorden
Indien reactie vragen mailen
28/11/15 6 uur Thuis Hoofdstuk 2 gedragsstoornissen
29/11/15 5 uur Thuis Afronding hoofdstuk 2 en schrijven hoofdstuk 3
Verwerken antwoorden VSO
30/11/15 3 uur Thuis Afronding inlevermoment 2, bijwerken hoofdstuk 1
Inlever moment 2
1/12/15 1 uur Thuis Vragen opstellen enquête docenten
7/12/15 30 minuten Thuis Vragen aanpassen enquête docenten
10/12/15 1,5 uur Thuis Enquête maken en mailen naar docenten
Week 51 2 uur Thuis Resultaten en mails docenten bijhouden
16/12/15 15 minuten ISW Hoogeland
Mailen naar Zorg ISW Hoogeland; afspraak maken met mr. Versloot
Afspraak Zorg na de vakantie
17/12/15 35 minuten ISW Hoogeland
Interview meneer Versloot
31/12/15 1,5 uur Thuis Hoofdstuk 3 verbeteren
2/1/16 5 uur Thuis Uitwerken 3.2 en 3.3 Behalve 3.23
5/1/16 2 uur Thuis 3.23 Directe Instructiemodel
5/1/16 15 minuten Thuis Mailcontact mevrouw de
93 | P a g i n a
Lange
6/1/16 6,5 uur Thuis Uitwerken ouderenquêtes Schrijven deel inleiding
Gegevens verzameld, percentages berekend en tabellen gemaakt
7/1/16
4,5 uur Thuis Uitwerken interview Versloot, vragen opstellen mevrouw de Lange, beschrijving ouderenquête
Mailcontact mevrouw de Lange
7/1/16 45 minuten Thuis 3.23 modellen
8/1/16 45 minuten ISW Hoogeland
Interview mevrouw de Lange (ISW zorg)
9/1/16 2 uur en 20 minuten
Thuis Uitwerken en afronden hoofdstuk 3
9/1/16 4,5 uur Thuis Bestuderen bestanden mevrouw de Lange, start hoofdstuk 4 en uitwerken interview mevr. De Lange
10/1/16 8 uur en 40 minuten
Thuis Hoofdstuk 4, enquêtes verwerken, interviews uitwerken, ondersteuningsplannen bestuderen
11/1/16 5 uur Thuis Hoofdstuk 5, afronding hoofdstuk 4, inleiding, voorwoord, nawoord en inhoudsopgave
30/01/16 - - - Voorlopige versie beoordeling VLT
02/02/16 2,5 uur Thuis Voetnoten hoofdstuk 1-5 Regelafstand aangepast Figuurnummering Voorkant gemaakt
94 | P a g i n a
03/02/16 3 uur Thuis Bronnen op alfabetische volgorde Grafieken hoofdstuk 4 opnieuw gemaakt
Nu grafieken zonder watermark
04/02/16 3 uur Thuis Hoofdstuk 1 politiek toegevoegd Inleiding ingekort Nawoord geschreven Inhoudsopgave nummering verbeterd
12/02/16 2 uur Thuis Spellingcontrole
13/02/16 3 uur Thuis Spellingcontrole en alles nagelopen
14/04/16 50 minuten Thuis Voetnoten aangepast volgens APA
95 | P a g i n a
Nawoord
U bent aan het einde gekomen van dit Profielwerkstuk over Passend Onderwijs op ISW Hoogeland. Er
zit veel werk in, maar dat was het waard. Ik ben tevreden met het resultaat en heb er veel van
geleerd! Dit onderzoek is een bevestiging geweest van mijn doel om het onderwijs in te gaan! Ik heb
gemerkt dat hier mijn interesses liggen en dat ik later in mijn docentencarrière hier zeker aandacht
aan wil en ga besteden. Verder vond ik het interessant om te lezen hoe docenten te werk gaan en
wat hun mening is over dit onderwerp. Ik wil dan ook alle docenten die de enquête hebben ingevuld
bedanken! Ook wil ik meneer Versloot en mevrouw de Lange nogmaals bedanken voor hun
antwoorden en enthousiasme over mijn onderzoek. Ik hoop van harte dat een deel van de docenten
wat heeft aan de aanbevelingen die ik heb gedaan!
Katy Burger
96 | P a g i n a
Bronvermelding
Boeken
Horeweg, A. (2014). Gedragsproblemen in de klas, in het voortgezet onderwijs. Houten: Lannoo Campus.
Overveld, K. van. (2014). Groepsplan gedrag in het voortgezet onderwijs: Planmatig werken aan passend
onderwijs. Hendrik-Ido-Ambacht: PICA.
Internetbronnen
ADDonline. (z.d.). ADD volgens mensen met ADD. Geraadpleegd op 28 november 2015, van
http://www.addonline.nl/add/add.html.
Autipassendonderwijs. (2015). Thuiszitters: aantallen zoals opgegeven door de overheid. Geraadpleegd op 2
januari 2016, van http://www.autipassendonderwijsutrecht.nl/thuiszitters.
Balans. (z.d.). Thuiszitters. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van
http://www.balansdigitaal.nl/balans/wat-vindt-balans/thuiszitters/.
Barkely, R.A. & Murphy, K. R. (2006). Fact Sheet: Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) Topics.
Gedownload op 28 november 2015, van http://www.russellbarkley.org/factsheets/adhd-facts.pdf.
Bootsma, M. (2013). Passend Onderwijs voor leraren. Gedownload op 5 september 2015, van
https://www.eduvier.nl/user_files/1396003579eduvier.pdf.
CDA. (z.d.). Standpunt Onderwijs. Geraadpleegd op 19 september 2015, van
https://www.cda.nl/standpunten/standpunt/onderwijs/.
ChristenUnie. (2015, 1 september). Leerlingen. Geraadpleegd op 24 september 2015, van
http://www.christenunie.nl/nl/standpunten/onderwijs-en-cultuur#faqItem2326.
ChristenUnie. (2015, 1 september). Leraren. Geraadpleegd op 24 september 2015, van
http://www.christenunie.nl/nl/standpunten/onderwijs-en-cultuur#faqItem2326.
CNV Onderwijs. (2006). Inclusief onderwijs. Geraadpleegd op 3 september 2015, van
http://www.deschool.nl/meer-lezen/inclusief-onderwijs/.
Cöp, J. (z.d.). Is ons onderwijs al adaptief? Geraadpleegd op 3 september 2015, van
http://wij-leren.nl/adaptief-onderwijs-integratie.php.
CVO. (2012). CVO nieuwsbrief Passend Onderwijs. Gedownload op 5 september 2015, van
http://www.cvointranet.nl/page.php?38&dir=Passend+onderwijs%2F&file=CVO+Nieuwsbrief+Passend
+Onderwijs.pdf.
D66. (2014, 1 mei). Speciaal onderwijs. Geraadpleegd op 24 september 2015, van
https://d66.nl/standpunt-over/speciaal-onderwijs/.
De Kinderombudsman. (2013, 16 mei). Rapport ‘Van Leerplicht naar Leerrecht’. Geraadpleegd op 2 januari
2016, van http://www.dekinderombudsman.nl/92/ouders-professionals/publicaties/rapport-van-
leerplicht-naar-leerrecht/?id=110.
Dijk, J. van. (z.d.). Onderwijs en Cultuur: voortgezet onderwijs. Geraadpleegd op 24 september 2015, van
https://www.sp.nl/onderwerp/voortgezet-onderwijs.
DUO. (z.d.). Actueel: Nieuwe wetgeving vanaf 1 augustus 2015. Geraadpleegd op 1 oktober 2015, van
https://duo.nl/zakelijk/VO/passend_onderwijs/actueel.asp.
Grashoff, R. (z.d.). Passend Onderwijs. Geraadpleegd op 24 september 2015, van
https://groenlinks.nl/standpunten/passend-onderwijs.
Hersenstichting. (z.d.). Syndroom van Asperger. Geraadpleegd op 28 november 2015, van
https://www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/hersenaandoeningen/syndroom-van-asperger.
Inspecteur S. de Vriesschool. (z.d.). Meervoudige Intelligentie. Geraadpleegd op 9 januari 2016, van
http://www.inspecteurdevriesschool.nl/content/meervoudige-intelligentie.
Ivo-Deurne. (z.d.). Passend Onderwijs. Geraadpleegd op 3 september 2015, van
http://www.ivo-deurne.nl/Default.aspx?pid=1&id=10002096.
97 | P a g i n a
Kerpel, A. (z.d.). Effectieve instructie met het Directe instructiemodel. Geraadpleegd op 5 januari 2016, van
http://wij-leren.nl/directe-instructie-model.php.
Kinderombudsman. (2015). Werkt Passend Onderwijs? Stand van zaken een jaar na dato. Gedownload op 2
januari 2016, van http://www.dekinderombudsman.nl/ul/cms/fck-
uploaded/2015.KOM014.Werktpassendonderwijs.rapport.pdf.
Kok, Boon-Mens & Vos. (2013, mei). Medezeggenschapsraad en ondersteuningsprofiel. Geraadpleegd op 30
september 2015, van https://www.passendonderwijs.nl/wp-
content/uploads/2014/07/Medezeggenschap-en-schoolondersteuningsprofiel.pdf.
Kok, Boon-Mens & Vos. (2014). Medezeggenschapsraad en ondersteuningsprofiel, 2e versie. Gedownload op 26
september 2015, van
file:///C:/Users/Suzan/Downloads/Handreiking_schoolondersteuningsprofiel_2eversie.pdf.
Leraar24. (2009, 14 januari). Dossier: Meervoudige Intelligentie. Geraadpleegd op 9 januari 2016, van
https://www.leraar24.nl/dossier/15/meervoudige-intelligentie#tab=0.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2013). Passend Onderwijs voor leraren. Gedownload op 5
september 2015, van https://www.eduvier.nl/user_files/1396003579eduvier.pdf.
Ministerie van Cultuur, Onderwijs en Wetenschap. (2013, november). Brochure Passend Onderwijs voor
Leraren. Gedownload op 4 oktober 2015, van https://www.passendonderwijs.nl/wp-
content/uploads/2014/01/Brochure-passend-onderwijs-voor-leraren.pdf.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2014, 9 februari). Kerndoelen Voortgezet Speciaal
Onderwijs. Gedownload op 2 januari 2015, van https://www.passendonderwijs.nl/wp-
content/uploads/2013/07/Kerndoelen-voortgezet-speciaal-onderwijs.pdf.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2015, 22 mei). Kamerbrief aan Sander Dekker. Gedownload
op 2 januari 2015, van
http://content1b.omroep.nl/urishieldv2/l27m553b1f1b07a80d31005687eb50000000.192f2cf603961b
28af29ba561c44da09/kro/documents/journalistiek/zembla/kamerbrief-over-thuiszittende-leerlingen-en-
passend-onderwijs%20%281%29.pdf
NJI. (z.d.). Definitie. Geraadpleegd op 28 november 2015, van
http://www.nji.nl/Gedragsproblemen-Probleemschets-Definitie.
NJI. (z.d.). Oorzaken. Geraadpleegd op 28 november 2015, van http://www.nji.nl/Oorzaken.
NRC. (2015, 8 september). Passend Onderwijs niet van de grond gekomen. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van
http://www.nrc.nl/nieuws/2015/09/08/passend-onderwijs-niet-van-de-grond-gekomen.
NVA. (z.d.). Autisme in het kort. Geraadpleegd op 28 november 2015, van
http://www.autisme.nl/autisme-onderzoek/wat-is-autisme-(spectrum-stoornis)/.aspx.
NVA. (z.d.). PDD-NOS. Kenmerken van deze vorm van autisme. Geraadpleegd op 28 november 2015, van
http://www.autisme.nl/autisme-onderzoek/wat-is-autisme-(spectrum-stoornis)/pdd-nos.aspx.
Ondersteuningsplan SWV-Westland. (z.d.). Ondersteuningsplan 2014-2018, SWV VO Westland, VO2808.
Gedownload op 9 januari 2016, van http://www.swv-
westland.nl/site/documents/15/Ondersteuningsplan+SWV+VO+Westland+2808.pdf.
Otter, M. (2006). Zorg Primair van CNV Onderwijs. Gedownload op 3 september 2015, van
http://www.deschool.nl/wp-content/uploads/2013/01/ZorgKatern-08-2006.pdf.(bladzijden:2,3,6)
Passendonderwijs.nl. (2012, 27 januari). Handleiding en instructie Vraagprofiel Instrument (VPI). Geraadpleegd
op 9 januari 2016, van https://www.passendonderwijs.nl/brochures/handleiding-en-instructie-vpi-
versie-mbo/.
Passendonderwijs.nl. (z.d.). Meer over het ontwikkelingsperspectief. Geraadpleegd op 1 oktober 2015, van
https://www.passendonderwijs.nl/over-passend-onderwijs/zorgplicht/ontwikkelingsperspectief-en-
voortgangsregistratie/meer-het-ontwikkelingsperspectief/.
Passendonderwijs.nl. (z.d.). Ontwikkelingsperspectief. Geraadpleegd op 1 oktober 2015, van
https://www.passendonderwijs.nl/over-passend-onderwijs/zorgplicht/ontwikkelingsperspectief-en-
voortgangsregistratie/.
98 | P a g i n a
Passenonderwijs.nl. (z.d.). Passend Onderwijs in het kort. Geraadpleegd op 18 september 2015, van
https://www.passendonderwijs.nl/over-passend-onderwijs/in-het-kort/.
Passendonderwijs.nl. (z.d.). Scholen hebben zorgplicht. Geraadpleegd op 18 september 2015, van
https://www.passendonderwijs.nl/over-passend-onderwijs/zorgplicht/.
Passend Onderwijs. (z.d.). Passend onderwijs in het kort. Geraadpleegd op 5 september 2015, van
https://www.passendonderwijs.nl/over-passend-onderwijs/in-het-kort/.
Passendonderwijs. (z.d.). Thuiszitten voorkomen. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van
https://www.passendonderwijs.nl/in-en-om-de-school/thuiszitten-voorkomen/.
PO-Raad. (2013, januari). Referentiekader Passend Onderwijs. Gedownload op 3 oktober 2015, van
https://www.poraad.nl/files/referentiekader_pao_versie_def_januari_2013.pdf.
Profi-leren. (z.d.). Meervoudige Intelligentie. Gedownload op 9 januari 2016, van
http://www.profi-leren.nl/files/llb_dc4_intelligentie.pdf.
PvdA. (z.d.). Passend Onderwijs. Geraadpleegd op 24 september 2015, van
http://www.pvda.nl/standpunten/Onderwijs+en+cultuur/Passend+onderwijs.
PVV. (z.d.). Spreektekst Passend Onderwijs. Geraadpleegd op 19 september 2015, van
http://www.pvv.nl/index.php/component/content/article.html?id=5278:spreektekst-passend-
onderwijs.
Rijkoverheid. (z.d.). Financiering Passend Onderwijs. Geraadpleegd op 18 september 2015, van
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/inhoud/financiering-passend-
onderwijs.
Rijksoverheid. (z.d.). Organisatie van het speciaal onderwijs. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/inhoud/speciaal-onderwijs.
Rijkoverheid. (z.d.) Passend Onderwijs voor elk kind. Geraadpleegd op 5 september 2015, van
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/inhoud/passend-onderwijs-vanaf-
schooljaar-2014-2015.
Rijksoverheid. (z.d.). Passend Onderwijs voor elk kind. Geraadpleegd op 18 september 2015, van
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/inhoud/passend-onderwijs-vanaf-
schooljaar-2014-2015.
Rog, M. (2013, 19 december). Rog: stel belangen van kind centraal bij Passend Onderwijs. Geraadpleegd op 19
september 2015, van https://www.cda.nl/actueel/toon/rog-stel-belangen-van-kind-centraal-bij-
passend-onderwijs/.
Roest, M. (z.d.). Passend Onderwijs, een woud van begrippen. Geraadpleegd op 3 september 2015, van
http://www.drs-online.nl/artikel.php?ID=863.
Schmeier, M. (z.d.). Begeleide inoefening. Geraadpleegd op 7 januari 2016, van
http://www.directeinstructie.nl/begeleide%20inoefening.html.
Schmeier, M. (z.d.). De lesafsluiting. Geraadpleegd op 9 januari 2016, van
http://www.directeinstructie.nl/lesafsluiting.html.
Schmeier, M. (z.d.). Instructie: de vorm. Geraadpleegd op 5 januari 2016, van
http://www.directeinstructie.nl/instructie%20de%20vorm.html.
Schoolaanzet.nl. (z.d.). PDCA-cyclus. Geraadpleegd op 3 oktober 2015, van
http://www.schoolaanzet.nl/old-vo-pages/opbrengstgericht-werken/pdca-cyclus/.
SGP. (z.d.). Passend onderwijs. Geraadpleegd op 24 september 2015, van
https://www.sgp.nl/Standpunten/Standpunten/Standpunten_ABC?letter=P&standid=188.
SP. (z.d.). Speciaal onderwijs. Geraadpleegd op 24 september 2015, van
https://www.sp.nl/standpunt/speciaal-onderwijs.
SOP ISW Hoogeland. (z.d.). Schoolondersteuningsprofiel ISW Hoogeland. Gedownload op 10 januari 2016, van
http://www.swv-westland.nl/site/documents/18/Ondersteuningsaanbod+scholen.pdf.
Steunpunt ADHD. (z.d.). Oorzaken en erfelijkheid van AD(H)D. Geraadpleegd op 28 november 2015, van
http://www.steunpuntadhd.nl/is-het-adhd/oorzaken-erfelijkheid/.
99 | P a g i n a
Steunpunt medezeggenschap Passend Onderwijs. (z.d.). Handreiking schoolondersteuningsprofiel.
Geraadpleegd op 26 september 2015, van http://www.medezeggenschap-
passendonderwijs.nl/3447/handreiking-schoolondersteuningsprofiel/ .
Steunpuntpassendonderwijs. (z.d.). Leerlinggebonden financiering (rugzakje). Geraadpleegd op 15 september
2015, van http://www.steunpuntpassendonderwijs.nl/rugzak/.
Steunpuntpassendonderwijs. (z.d.). Voor welke leerlingen is Passend Onderwijs bedoeld? Geraadpleegd op 5
oktober 2015, van http://www.steunpuntpassendonderwijs.nl/passend-onderwijs/school-en-passend-
onderwijs/voor-welke-leerlingen/.
Steunpunt Passend Onderwijs. (z.d.). Wat is basisondersteuning? Geraadpleegd op 26 september 2015, van
http://www.steunpuntpassendonderwijs.nl/passend-onderwijs/school-en-passend-
onderwijs/basisondersteuning/.
Stichting Gilles de la Tourette. (z.d.). Wat is Tourette. Geraadpleegd op 28 november 2015, van
http://tourette.nl/over-tourette/wat-is-tourette.
Stichting Inclusief Onderwijs. (z.d.) Visie inclusief onderwijs. Geraadpleegd op 3 september 2015, van
http://www.inclusiefonderwijs.nl/visie.php.
SVOW. (z.d.). Deelnemende schoolbesturen. Geraadpleegd op 9 januari 2016, van
http://www.swv-
westland.nl/site/nl/descholenendeondersteuningsstructuur/deelnemendeschoolbesturen.
SVOW. (z.d.). Overzicht scholen regulier voortgezet onderwijs Westland. Gedownload op 9 januari 2016, van
http://www.swv-westland.nl/site/documents/17/Overzicht+schoolsoorten+3.pdf.
SVOW. (z.d.). Voortgezet Speciaal Onderwijs. Geraadpleegd op 9 januari 2016, van
http://www.swv-
westland.nl/site/nl/descholenendeondersteuningsstructuur/voortgezetspeciaalonderwijs.
SWV-Westland.nl. (z.d.). FlexCollege en Trajectgroep. Geraadpleegd op 9 januari 2016, van
http://www.swv-westland.nl/site/nl/descholenendeondersteuningsstructuur/flexcollege.
VVD. (z.d.). Passend Onderwijs. Geraadpleegd op 19 september 2015, van
http://www.vvd.nl/standpunten/32/passend-onderwijs.
Weide, A. van der. & Doornbos, W. (z.d.). Handreiking ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) in het voortgezet
onderwijs). Gedownload op 1 oktober 2015, van http://www.steunpuntpassendonderwijs-vo.nl/wp-
content/uploads/2014/02/Handreiking-Ontwikkelingsperspectiefplan-OPP-v2.pdf.
Wij-leren.nl. (z.d.). Begrip: adaptief Onderwijs. geraadpleegd op 3 september 2015, van
http://wij-leren.nl/adaptief-onderwijs.php.
Wij-leren. (z.d.). Directe Instructiemodel. Geraadpleegd op 5 januari 2016, van
http://wij-leren.nl/directe-instructiemodel.php.
Willems, P. & Wienke, D. (2013, februari). Handelingsgericht werken, handelingsgerichte diagnostiek en
handelingsgericht indiceren. Gedownload op 4 oktober 2015, van
http://www.nji.nl/nl/Handelingsgericht_werken.pdf.
Ypma, L. (2015, 8 september). Ieder kind verdient goed onderwijs. Geraadpleegd op 24 september 2015, van
http://www.pvda.nl/berichten/2015/09/Ieder+kind+verdient+goed+onderwijs.
Ypma, L. (2014, 4 september). Ook leerbare thuiszitters hebben recht op onderwijs. Geraadpleegd op 24
september 2015, van
http://www.pvda.nl/berichten/2014/07/Ook+leerbare+thuiszitters+hebben+recht+op+onderwijs.
Zembla. (2015, 22 april). Thuiszitters. Geraadpleegd op 2 januari 2016, van
http://zembla.vara.nl/seizoenen/2015/afleveringen/22-04-2015.
Interviews
Lange, Y. De.
Mosterd, K.
Mulder, M.
Splinter, D.
Versloot, H.
100 | P a g i n a