pdf hosted at the radboud repository of the radboud university … · afscheidsrede prof. dr. l. de...

20
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen This full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/30000 Please be advised that this information was generated on 2014-11-20 and may be subject to change.

Upload: others

Post on 21-Jul-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University

Nijmegen

This full text is a publisher's version.

For additional information about this publication click this link.

http://hdl.handle.net/2066/30000

Please be advised that this information was generated on 2014-11-20 and may be subject to

change.

Page 2: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

Een eeuw van crisis.

Het Romeinse rijk in de

derde eeuw na Christus

afscheidsr ede door prof . dr . l . de blois

Page 3: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

afscheidsr ede prof . dr . l . de blois

De eerste helft van de derdeeeuw na Christus was in hetRomeinse rijk een periodevan toenemende spannin-gen, opkomende crises enerosie van de keizerlijkemacht onder een oppervlakvan doorgaande continuï-teit. De echte crisis kwamna 249, met name in dejaren 260-284. De keizers

werden steeds meer afhankelijk van hun legers,waarover zij echter geregeld maar weinig gezag had-den. Er waren regelmatig gevaarlijke oorlogen aanverschillende grenzen, troonstrijd werd een ende-misch verschijnsel, vanaf 250 heersten epidemieënen streken die door een combinatie van tegenslagengetroffen werden, kregen te kampen met bevolkings-daling, toenemende armoede, honger en banditis-me. Luuk de Blois analyseert in zijn afscheidscollegeals hoogleraar Geschiedenis en staatsinstellingender Grieken en Romeinen in hoeverre ons beeld vandeze eeuw van crisis door wetenschappelijk werk inde laatste tachtig jaar is bijgesteld.

Luuk de Blois (Vlaardingen, 1944) heeft talrijkepublicaties op zijn naam staan, met name over deperiode van de Romeinse burgeroorlogen (133-30v.Chr.), de crisis in het Romeinse rijk in de derdeeeuw na Chr., historiografische onderwerpen (stu-dies over Sallustius, Tacitus, Plutarchus, Cassius Dioen Herodianus) en de geschiedenis van GrieksSicilië in de vierde eeuw v.Chr. De Blois heeft, naastartikelen in Nederlandse en internationale tijd-schriften en bundels, ook vijf boeken geschreven,onder meer het handboek Kennismaking met deoude wereld (Bussum 2001, 6e druk), dat inmiddelsin het Engels, Duits, Koreaans en Iraans vertaald is.

Page 4: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

een eeuw van cr is i s

het romeinse r i jk in de der de eeuw na chr istus

Page 5: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

Een eeuw van crisisHet Romeinse rijk in de derde eeuw na Christus

Rede uitgesproken bij het afscheid als hoogleraar Geschiedenis en staatsinstellingen derGrieken en Romeinen aan de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit Nijmegenop vrijdag 22 juni 2007

door prof. dr. L. de Blois

Page 6: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

Mijnheer de rector magnificus, zeer gewaardeerde toehoorders,

In de afgelopen maanden is mij met enige regelmaat gevraagd of ik in mijn afscheids-rede een terugblik ga geven, met daarin lof, blaam en amusementsrijke afrekeningen,of dat ik mij ga wagen aan een hoogdravend theoretisch verhaal, met nieuwe vergezichtenop de beoefening van de Oude Geschiedenis in Nederland en de wereld. Ik kan de vragen-stellers geruststellen: zoiets ga ik hier zeker niet doen, ik ga gewoon een lezing houdenover iets dat ik interessant vind.

Deze rede gaat over de crisis van de derde eeuw na Chr. in het Romeinse rijk, eenonderwerp waarmee ik mij vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw met regelmaatheb beziggehouden.1 ‘Crisis’ wordt hier verstaan als een opeenstapeling van problemenop meerdere levensgebieden, die zo ingrijpend zijn, dat een blijvende verandering vanhet politiek-cultureel-maatschappelijke systeem plaatsvindt.

het tr adit ionele beeld

Vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw hebben vakspecialisten en anderebeschouwers de derde eeuw vooral gekenschetst als een langgerekte crisisperiode, echteen breukvlak tussen tijdperken, een eeuw waarin de bloeiende Romeinse wereld vande tweede eeuw plaats maakte voor de steeds meer in verval rakende dwangstaat van delate oudheid. In de late tweede eeuw kreeg men al bange voorgevoelens. In een mooieretorische zin zegt Robert Latouche, op pagina 11 van zijn Les origines de l’économie occidentale:

Les prévisions pessimistes se sont réalisées au IIIe siècle, siècle sinistre, le plusmal connu du passé romain. Après le règne des Sévères on éprouve la sensationde pénétrer dans un long tunnel dont on ne sortira qu’au début du Bas empire,sous Dioclétien, et lorsqu’on revient à l’air libre, l’impression qu’on ressent estcelle de découvrir un paysage inconnu.2

Vanaf 230 na Chr. werd het Romeinse rijk bezocht door oorlogen tegen sterke tegen-standers, troonstrijd, epidemieën en andere plagen. Aan de noordelijke grenzen hadhet rijk te maken met Germanen en steppevolken, aan de oostkant met het nieuwePerzische rijk der Sassaniden. Het was niet meer gegarandeerd dat de Romeinse legerszouden winnen; regelmatig werden nederlagen geleden en vielen vijanden het rijk bin-nen. In 260 werd zelfs een Romeinse keizer gevangen genomen door de Perzen. Volgenseen onwaarschijnlijke legende werd hij gevild en werd zijn vel daarna steeds met enigtriomfalisme getoond aan Romeinse gezanten die op bezoek kwamen.3 De jaren 235-284 vormden de periode der zogenoemde soldatenkeizers: na 235 waren er geen alge-meen aanvaarde dynastieën meer en konden allerlei succesvolle generaals een gooi

een eeuw van cr is i s 54

isbn 978-90-9022026-0

© Prof. dr. L. de Blois, Nijmegen, 2007

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt middels druk,

fotokopie, microfilm, geluidsband of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke

toestemming van de copyrighthouder.

Vormgeving en opmaak: Nies en Partners bno, Nijmegen

Drukwerk: Thieme MediaCenter Nijmegen

Page 7: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

onder zoek naar de der de eeuwse cr is i s in het romeinse r i jk

Na de eerste wereldoorlog zijn interessante studies over de derde eeuw verschenen, metnu en dan ideologisch geïnspireerde bevlogen theorievorming, maar de wetenschappe-lijke productie van derde eeuw- kenners viel en valt in kwantitatief opzicht in het nietbij de grote stroom van publicaties over eerdere en latere eeuwen van de Romeinse kei-zertijd. De bestudering van de crisis van de derde eeuw in het Romeinse rijk is in dedecennia na de eerste wereldoorlog op gang gebracht door publicaties van onder meerMichael Rostovtzeff, Andreas Alföldi, Wilhelm Ensslin en H.P. L’Orange.5 Voor Rostovtzeffwas de derde eeuw een voorafschaduwing van de Russische revolutie van 1917-1920:boeren in militaire uitrusting keerden zich tegen de stedelijke bourgeoisie der curialesin het Romeinse rijk en verwoestten de fraaie Grieks-Romeinse beschaving, die zo langin de steden geschitterd had. Andreas Alföldi, een kenner bij uitstek van de derde eeuw-se geschiedenis, zag deze eeuw als de grote tijd van Illyricum, van het Pannonischegenie, dat het rijk op de punten van zijn zwaarden door de crisis droeg. (Illyricum enPannonië = ongeveer Hongarije en delen van voormalig Joegoslavië.) Vooral Pannoniërsvulden immers de belangrijkste legers die de barbaren uit het rijk hielden. Militairenuit de noordelijke grenslegers, vooral uit die van de Donaugrens, kregen bovendien steedsmeer kansen op loopbanen in het Romeinse rijksbestuur. Wilhelm Ensslin zat ook welin dit spoor, maar vroeg net als L’Orange vooral aandacht voor ideologische aspecten,voor de ontwikkeling naar godkeizerschap die in de derde eeuw te onderscheiden was.

Ideeën over de derde eeuw, die in de eerste helft van de twintigste eeuw ontstaanzijn, hebben hun weg gevonden naar enkele samenvattende overzichtswerken, die langgezag gehad hebben, bijvoorbeeld de eerste druk van het twaalfde deel van CambridgeAncient History, waarin onder meer Alföldi en Ensslin gepubliceerd hebben, en hetwerk van Raoul Rémondon, La crise de l’empire de Marc-Aurèle à Anastase, Parijs 1964

(1e druk).6

In de jaren zeventig van de vorige eeuw verschenen opnieuw twee algemeengebruikte publicaties: een artikel van Géza Alföldy en een boek van Ramsay McMullen.In het tijdschrift Greek, Roman and Byzantine Studies karakteriseerde Géza Alföldy in1974 de crisis van de derde eeuw in het Romeinse rijk in negen punten.7 Zij werd volgenshem gekenmerkt door een degeneratie van het keizerschap tot een militaire despotie,algemene onstabiliteit, een groeiende macht van de legers, toenemende invloed vanmilitaire provincies zoals die langs de Donau, sociale verschuivingen, economischeproblemen, een afname en ongelijker wordende distributie van de rijksbevolking, eenreligieuze en morele crisis en invallen van vreemde volken in het rijk. De discussie overhet onderwerp leek in 1976 een voorlopig eindpunt te bereiken door een boek vanRamsay MacMullen, Roman Government’s Response to Crisis, die de jaren 235 tot 284

uitlegde als een “… period of protracted emergency”, een oorlogstijd waarin literaire enjuridische conventies minder begonnen te tellen, christenen als een soort dissidenten

een eeuw van cr is i s 7prof . dr . l . de blois6

naar de macht doen. De ene soldatenkeizer buitelde over de andere en er was geen sta-biliteit in de leiding van het rijk. Uit wanhoop gingen keizers in het midden van deeeuw de oude goden gunstig stemmen en de christenen vervolgen, omdat dezen aanzulke smeekbeden niet mee wilden doen.

Zo ziet het traditionele beeld van de derde eeuwse crisis in het Romeinse rijkeruit. Behoorlijk somber dus, een teneur die in belangrijke mate ontleend is aan eenaantal vaak geciteerde literaire teksten, het type bronnen dat nog tot ver in de twintig-ste eeuw domineerde in het derde eeuw-onderzoek. Sommige van die teksten liegen erniet om. De geschiedschrijver Herodianus merkt in 1.1.4 op dat er in de lange periodevan keizer Augustus tot en met Marcus Aurelius (27 v.Chr.-180 na Chr.) niet zoveelgewelddadige regeringswisselingen, gevaarlijke oorlogen, ordeverstoringen, verwoes-tingen van steden, epidemieën en aardbevingen geweest zijn als in de zestig tot zeventigjaar daarna. Herodianus schijnt tussen 250 en 253 na Chr. gestorven te zijn en kon erdus iets van weten.4 De christelijke schrijver Cyprianus, die van 248 tot zijn martelaars-dood in 258 of 259 bisschop van Carthago was, beschrijft in Ad Demetrianum 3 deRomeinse wereld van zijn eigen tijd in de volgende bewoordingen:

De wereld is al oud geworden. Zij staat niet meer zo stevig overeind als eerst, zijkent niet meer de veerkracht en sterkte van voorheen. Ook al zwijgen wij, ook alhalen wij geen argumenten uit de Heilige Schrift en de goddelijke voorzeggingen,de wereld zelf spreekt boekdelen. Zij getuigt van haar ondergang: het algemeenverval is het bewijs. Des winters is er niet voldoende overdaad aan regen om hetzaad te voeden, geen normale hitte ’s zomers om de gewassen te doen rijpen, geenlente-mildheid die alles aangenaam maakt en ook de opbrengst aan vruchten inde herfst is niet meer zo rijk. Afgegraven, uitgeputte bergen leveren al mindermarmerplaten op, minder zilver en goud onttrekt men aan de leeggehaalde mijnen:de aders zijn al arm en worden dunner, dag na dag. En op de akkers zien we deboeren verminderen en verdwijnen, op zee de zeelui, soldaten verlaten het kamp,onschuld het forum en gerechtigheid de rechtbank, uit vriendschappen gaat desaamhorigheid weg, uit kunsten het vakmanschap, uit de zeden de tucht. (vert.:Vincent Hunink)

Kortom, alles raakt op, de normen en waarden zijn zoek en demografisch staat deondergang voor de deur. Toch is dit echt geschreven in de derde eeuw en niet in dekrant van gisteren. Beschouwingen over degeneratie en verval, vanaf de goede oude tijdtot de eigen periode van ijzer en roest, behoren overigens tot het standaard-arsenaalvan antieke literaire gemeenplaatsen, al moet erbij bedacht worden dat Cyprianus voorzijn lezers niet een geheel verzonnen beeld kan hebben weergegeven. Dat zou hemongeloofwaardig gemaakt hebben.

Page 8: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

me mensen te komen. Deze Juthungi moeten we niet zien als een stam, in etnische zin,maar als een conglomeraat van aanzienlijke krijgers, elk met hun achterban. Ze warenwaarschijnlijk afkomstig uit de Elbestreek. Het waren geen volksverhuizers, maar roof-bendes, die het Romeinse rijk binnenvielen en dan weer naar huis terugkeerden.12

Dit leidt bijna automatisch tot een tweede resultaat van onderzoek, dat vooral inde laatste decennia behaald is, de veel grotere kennis van lokale en regionale ontwikke-lingen in de derde eeuw. Het gaat daarbij niet alleen om economische en sociale veran-deringen, maar ook om godsdienst en cultuur. In deze afscheidsrede is de godsdienstniet mijn eerste focus, maar ik wil hier wel stellen dat we juist op dit terrein nog maaraan het begin staan van vele ontdekkingen. Eén conclusie kan al wel getrokken worden:op het gebied van de pagane godsdiensten was er geen verval. In een terecht befaamd arti-kel heeft Géza Alföldy dat al in 1989 gesteld en hij krijgt van dag tot dag meer gelijk.13

De studie van epigrafische teksten, munten, papyri, monumenten, ander vondst-materiaal en nederzettingspatronen heeft ons in staat gesteld meer dan voorheen tezien hoe de derde eeuw in afzonderlijke delen van het Romeinse rijk verliep. Meer daniets anders heeft dit het uniforme beeld van een algemene derde eeuwse crisis van bijnahonderd jaar bijgesteld en aangetoond dat crisis – zeker tot halverwege de eeuw – ingrote delen van het rijk een relatief begrip was. In een brede zone achter de grenzen van deRijn en de Donau bestonden vooral in de tweede helft van de derde eeuw grote problemen;in Romeins Nederland was het zelfs in het begin van de eeuw al niet best meer, mis-schien door een verslechtering van het klimaat.14 Vroeger zouden we verwacht hebben,dat enkele achterlanden van belangrijke oorlogsgebieden, zoals Syrië aan de oostgrensen Noord-Italië achter de Romeinse legers van de boven- en midden-Donau, wel zwaargetroffen en overbelast zouden zijn, maar het beeld dat uit materiële vondsten naar vorenkomt, toont dat niet aan. In die gebieden bestond in allerlei materiële overblijfseleneen sterke continuïteit, net als in Egypte, Griekenland, Italië, Sicilië, Noord-Afrika ende Romeinse provincie Britannië.15 Syrië was volgens Millar in de vierde eeuw, dat wilzeggen in de periode na de derde eeuwse crisis, een gebied vol bloeiende grote dorpenen steden. Egypte werd steeds zwaar belast, maar was er in de derde eeuw niet per seslechter aan toe dan in de tijd van keizer Augustus. Andersom lijkt Spanje, waar rela-tief weinig oorlog was, wel problemen gehad te hebben, al beweert Witschel dat daarwel een transformatie gaande was – in de richting van een concentratie van bezit –maar dat van crisis niets te merken is.16 In Klein-Azië hadden de steden het moeilijk,met name in de tweede helft van de derde eeuw, maar hield het platteland zich goed.De meeste steden kenden er overigens wel continuïteit in de gebouwde omgeving en demateriële cultuur.17 Het kan echter zijn, dat landstreken en steden met een dergelijkecontinuïteit toch wel lastenverzwaring, verarming en stijgende sociale spanninggekend hebben.18 Een indicatie in die richting kan zijn, dat ook in zulke streken na circa220 het aantal inscripties, dat wil zeggen de gewoonte om teksten in steen te beitelen,

een eeuw van cr is i s 9prof . dr . l . de blois8

vervolgd werden en de keizers vooral geld en andere middelen ophaalden, om de verde-diging van het rijk maar vol te kunnen houden.8 Vooral de middengroepen werden volgenshem de dupe (p. 209).

In de laatste vijftien jaar is de derde eeuwse crisis echter opnieuw een populaironderwerp geworden, vooral door het voortreffelijke werk van Fergus Millar, ChristianWitschel en enige anderen, die meer nog dan voorheen accent legden op resultaten vanarcheologisch onderzoek.9 Zij zagen in dat in grote delen van het Romeinse rijk in dederde eeuw een sterke continuïteit bestond in bewoning en materiële cultuur en dathet begrip crisis wellicht ietwat genuanceerd en met name geregionaliseerd zou moetenworden.

wat hebben w e in tachtig jaar ber e ikt?

De vraag dringt zich op: hebben we iets bereikt in tachtig jaar geleerde arbeid? Het ant-woord moet natuurlijk zijn: ja, veel. Het zou wat zuur zijn als we alleen elkaar met heenen weer praten en schrijven van de straat gehouden hadden, zonder veel aan kennis eninzicht toe te voegen. Concreet kunnen we de volgende zaken vermelden. (Bij elk itemdat ik nu ga noemen kan ik uiteraard een reeks namen van voortreffelijke vakgenotenopsommen, maar die informatie zet ik vrijwel geheel in de voetnoten.)

Om te beginnen zijn veel bronnen, zowel teksten als vondsten, toegevoegd aanhet corpus dat tachtig jaar geleden bestond, en zijn veel bronnen veel beter ontsloten.Alleen al de opeenvolgende jaargangen van het Zeitschrift für Papyrologie undEpigraphik, het Supplementum Epigraphicum Graecum en de Année Épigraphique biedeneen rijke oogst aan nieuwe epigrafische en papyrologische teksten en aan nieuweinzichten over bestaand tekstmateriaal. Numismatische tijdschriften, corpora, artikelenen monografieën bieden veel nieuws op het gebied van munten, niet alleen met betrek-king tot hun gewicht, gehalte en verspreidingsgebied, maar ook over beelden en tekstendie op munten staan.10 Epigrafische teksten worden steeds beter ontsloten via data-verzamelingen als de Epigraphische Datenbank Heidelberg en andere databases. Literaireteksten worden steeds beter hanteerbaar door nieuwe edities, commentaren en verta-lingen. Ik noem hier slechts Bleckmanns verzameling van laatgriekse teksten, Potterswerk over de Oracula Sibyllina en het nieuwe boek van Martin over Dexippus.11

Archeologisch vondstmateriaal wordt steeds belangrijker en neemt in studies over dederde eeuw een steeds belangrijkere plaats in. Soms komen compleet nieuwe bronnendoor opgravingen of toevallige vondsten de grond uit, bijvoorbeeld de befaamdeinscriptie van Augsburg, die in de Année Épigraphique van 1993 gepubliceerd is en waarinte lezen staat dat in april 260 in die buurt een Romeins leger Germaanse invallers –genoemd worden Semnones ofwel Juthungi - verslagen heeft en hun de buit heeft afge-pakt. Deze buit bestond onder meer uit duizenden gedeporteerden die door de invallersmeegenomen waren uit Italië. Dit deden invallers in die tijd vaker, om aan vakbekwa-

Page 9: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

snel aan macht en status ingeboet door de spectaculaire opkomst van militairen aande hoven der keizers? Hier moeten we vooral het werk van Peter Eich noemen. Delaatstgenoemde heeft in een lijvig en uiterst interessant boekwerk de bureaucratiseringen militarisering van het Romeinse bestuur in de derde eeuw aan een onderzoekonderworpen.22 Er zijn langzamerhand net genoeg bronnen ontsloten die het mogelijkmaakten dat zijn werk tot stand kwam. Als Eich gelijk heeft, zijn er reeds in de tweedehelft van de derde eeuw aanzetten tot een sterker centraal bestuur en een groterebureaucratie, en werden lang niet alle belangrijke functies door militairen bezet.Hierover zal echter nog heel wat discussie gevoerd moeten worden.

Dat brengt ons bij het zesde item, de impact van het militaire apparaat. Vroegeris nogal eens, in navolging van berichten van contemporaine auteurs als Cassius Dioen Herodianus, aangenomen dat het hele Romeinse rijk geregeld te lijden had onderwangedrag van groepen soldaten en dat militairen een ongehoorde invloed uitoefendenop bestuur en politiek.23 Petities, die ons op steen zijn overgeleverd en dateren uit deeerste helft van de derde eeuw, dus nog vóór de grote oorlogen van 249-284, lijken hetbeeld te bevestigen. Boerendorpen vragen daarin de keizers om bescherming tegen dewillekeur van groepen soldaten die langs de grote militaire doorgangswegen marcheren,van het ene oorlogsterrein naar het andere.24 Toch moet het beeld genuanceerd wor-den. Doortrekkende legers konden een grote last zijn, maar vaste kampen langs degrenzen waren goede klanten en leverden productie, bijvoorbeeld in de vorm vanbouwmaterialen, wegen en bruggen. Misschien kan hierdoor verklaard worden datSyrië en Noord-Italië het relatief zo goed deden in de derde eeuw. Het hogere en middel-bare militaire kader moet in de derde eeuw goede carrièrekansen gekregen hebben, maarde senatoren en civiele bureaucraten waren er ook nog en bekleedden belangrijke posten.

In de meest recente jaren, ongeveer sinds 2000, staan ook keizerideologie en keizer-lijke machtsrepresentatie weer in het middelpunt van de belangstelling.25 Bronnen zijner genoeg, neem alleen al de opschriften en beelden op de vele duizenden beschikbaremunten, keizerlijke titels in inscripties en papyri en de teneur van keizerlijke antwoor-den op verzoekschriften. Als keizers minder vast op de troon zaten en minder concreetmilitair presteerden, dan moest er compensatie komen. Men moest af zien te komenvan de afhankelijkheid van concrete prestaties. In de derde eeuw zien we dan ook eenbelangrijke ontwikkeling van persoon naar instituut en naar een verheffing tot boven-natuurlijke hoogte van keizer en keizerschap.

samen vatt ing: de der de eeuw nu

Samenvattend, hoe ziet het beeld van de derde eeuwse ontwikkelingen in het Romeinserijk er nu uit? De eerste helft van de derde eeuw na Chr. was in het Romeinse rijk eenperiode van toenemende spanningen, opkomende crises en erosie van de keizerlijkemacht onder een oppervlak van doorgaande continuïteit. De echte crisis kwam pas na

een eeuw van cr is i s 11prof . dr . l . de blois10

achteruitging.19 Wellicht vonden plaatselijke aanzienlijken het geen eer meer om ietsvoor de gemeenschap te moeten doen, maar een ondraagbare last, en spraken ze er dusook minder over in openbare teksten.

Het derde onderwerp waarover we veel meer te weten zijn gekomen in de laatstetachtig jaar is de ontwikkeling van het geldwezen. De pest, die van circa 166-185 in hetrijk woedde, schijnt voor een prijsstijging gezorgd te hebben; de vraag naar goederen endiensten daalde minder dan wat de overgebleven producenten konden leveren. SeptimiusSeverus (193-211) verhoogde daarop de soldij met vijftig procent, mede om in een tijdvan oorlog en oorlogsgevaar, na sterfte door de pest, voldoende rekruten van goedekwaliteit aan te kunnen trekken. De gevolgen voor de schatkist waren groot. Volgenseen redelijke schatting van Richard Duncan-Jones besloegen militaire uitgaven immersdriekwart van het keizerlijke budget. Severus compenseerde zijn gestegen uitgaven doorde zilveren munten te verslechteren. Minder zilver en meer goedkoop ander metaalerin. Zijn zoon Caracalla, keizer van 211-217, ging op dit pad verder en met name na238 nam de muntverslechtering aanzienlijke vormen aan. Toch schijnt dit pas na 274

tot een algemene, rijksbrede, hollende inflatie geleid te hebben. Tot dat jaar bleef menkennelijk de keizerlijke munten nog wel vertrouwen. Een probleem is hierbij, dat gege-vens over lonen en prijzen vooral te vinden zijn in papyrusteksten uit Egypte. De vraagis dan hoe het in andere delen van het rijk in elkaar zat. Voorlopig gaan we ervan uitdat Egypte niet zozeer uniek was dat de gegevens uit die regio totaal niet bruikbaar zou-den zijn voor de rest van het Romeinse rijk.20

In de vierde plaats kunnen we de prosopografie noemen, dat wil zeggen debeschrijving van personen en hun loopbanen. Van steeds meer senatoren, ridders enandere aanzienlijken uit het Romeinse rijk weten we geleidelijk aan steeds meer. Datbetekent dat het steeds beter mogelijk wordt om bij bestudering van de hogere standenin het Romeinse rijk in de derde eeuw continuïteiten, vaste patronen en veranderingenop te sporen en de verhouding tussen statusrelaties en reële machtsverhoudingen inkaart te brengen. In deze deeldiscipline is in de afgelopen halve eeuw zeer veel gedaan.21

Als vijfde item noemen we de bestudering van bestuur en rechtspraak. De ont-wikkeling hiervan in het Romeinse rijk van de derde eeuw is bijzonder moeilijk vast testellen, door een funest gebrek aan relevante bronnen die gedetailleerde informatiezouden kunnen verschaffen. Jammer, want juist op dit terrein laat de derde eeuwbelangrijke transformaties zien, die het begin geweest zijn van het laat-antieke bestuurs-systeem. Er zijn enkele grote raadsels. Hoe kan het toch bestaan, dat de Romeinserechtsgeleerdheid en de machtspositie van geleerde juristen een hoogtepunt bereiktenin de eerste veertig jaar van de derde eeuw, om daarna vrijwel van de aardbodem te verdwijnen? Zijn de juristen zo snel en radicaal ingekapseld in een groeiende bureau-cratie, dat zij geen gelegenheid of lust meer hadden zelf te schrijven en teruggegrepenhebben naar werken van goede voorgangers van nog niet lang geleden? Of hebben zij

Page 10: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

Ervoor in de plaats kwam een koppeling aan allerlei goden en een ideologische verheffingvan het keizerschap. Vanaf circa 253 werden vooral de oude goden Jupiter en Herculesbelangrijk als machten achter de troon, maar met andere godheden werd in dit opzichtook geëxperimenteerd, onder meer met de onoverwinnelijke zonnegod.

Al met al kan volgens mij het volgende geconcludeerd worden: de na 249 tot crisesescalerende problemen hebben in het Romeinse rijk een transformatie bewerkt in debestuursorganisatie, het benoemingsbeleid, het belastingstelsel, het muntwezen en dekeizerlijke machtsrepresentatie, die de Romeinse wereld een ander aanzien gegevenheeft. Deze transformatie was er één naar zwaardere lasten voor de bevolking, meerbemoeienis van de centrale overheden en militaire leiders, meer specialisatie in hetbovenlokale bestuur, uitbreiding van de bureaucratie, meer institutionele verheffingvan het keizerschap en meer latente dreiging van over de rijksgrenzen, die de keizersdwong tot militaire aanpassingen. Er was echter niet zoiets als een laat-antieke dwang-staat; dat is een anachronistisch construct uit de eerste helft van de twintigste eeuw.Het beeld van de derde eeuw is in tachtig jaar dus veel gedetailleerder geworden, gedif-ferentieerder en minder algemeen zwart. Er is veel meer kennis en inzicht gekomen inoorzaak, verloop en gevolg van politieke ontwikkelingen, militaire krachtsverhoudin-gen, economische en sociale veranderingen, fiscale en bureaucratische structuren engrote ideologische en religieuze verschuivingen die zich in de derde eeuw aankondigden.Waar vroeger algemene vermoedens bestonden op basis van vooral literaire bronnen,is nu toch meer vast komen te staan, op een veel bredere basis van bewijsmateriaal.

nijmeegse b i jdr agen aan het der de eeuw-onder zoek

Vanuit de Nijmeegse leerstoelgroep Oude Geschiedenis zijn met regelmaat bijdragengeleverd aan het onderzoek naar de periode 180-284 na Chr. in de Romeinse geschie-denis. Reeds in 1989 verscheen Paul Leunissen, Konsul und Konsulare in der Zeit vonCommodus bis Severus Alexander (180-235 n.Chr.), waarop hij in dat jaar met lof gepro-moveerd is. In 1993 is Jaap-Jan Flinterman gepromoveerd op Politiek, paideia en pythago-risme. Griekse identiteit, voorstellingen rond de verhouding tussen filosofen en alleenheersersen politieke ideeën in de Vita Apollonii van Philostratus.27 In 2002 verscheen de met hetiudicium ‘met lof’ bekroonde dissertatie van Olivier Hekster, Commodus. An Emperorat the Crossroads (Amsterdam 2002). Het jaar 2006 zag de voltooiing van het proef-schrift van Janneke de Jong, Emperors in Egypt. The Representation and Perception ofRoman Imperial Power in Greek Papyrus Texts from Egypt, A.D. 193-284 (Nijmegen2006). In 2006 verscheen de vijfde band van het netwerk Impact of Empire, waarin zesNijmeegse oudhistorici (Lukas de Blois, Olivier Hekster, Martijn Icks, Janneke de Jong,Inge Mennen en Danielle Slootjes) bijdragen over de derde eeuw gepubliceerd heb-ben.28 In juni 2007 verscheen Impact of Empire VI, uitgegeven door Lukas de Blois enElío lo Cascio, waarin een sectie van vier bijdragen de derde eeuw behandelt. Binnen-

een eeuw van cr is i s 13prof . dr . l . de blois12

249, met name in de jaren 260-284 en had zelfs toen in de ene regio veel meer impactdan in de andere. Veel meer dan vroeger moeten we derde eeuwse problemen en crisesregionaliseren. In de derde eeuw werden keizers steeds meer afhankelijk van hunlegers, waarover zij echter geregeld maar weinig gezag hadden. De telkens uitbrekendeoorlogen aan verschillende grenzen, vooral in het noorden en oosten, maakten dikwijlstroepenverplaatsingen noodzakelijk. Bevolkingsdelen die woonden langs de grote mili-taire heirwegen of in oorlogsgebieden en hun directe achterlanden, hadden regelmatigte lijden onder plunderingen en wilde rekwisities, zonder vergoedingen te ontvangen.Dit heeft zonder enige twijfel hun vertrouwen in de Romeinse overheden ondermijnd.Oorlogszones, waarin langer gestreden werd, hadden te maken met deportaties, ban-ditisme en voedseltekorten, die epidemieën met zich mee brachten. Dit was reedsonder Marcus Aurelius (161-180 na Chr.) het geval en het werd weer zo in de periodena 230. Boeren in getroffen gebieden hadden echter niet alleen maar nadelen te ver-wachten. Door de bevolkingsvermindering werd hun onderhandelingspositie mis-schien sterker. Landheren hadden hen nu echt nodig voor allerlei soorten arbeid.Parallel onderzoek naar gebieden die in de pre-industriële periode door epidemieëngetroffen zijn, leert ons dat na een epidemie de lonen stijgen, terwijl pachten en land-prijzen dalen.26

In de jaren na 230, en vooral na 249, werd de keizerlijke overheid in ernstigefinanciële problemen gebracht door de alsmaar terugkerende oorlogen en de geregelderuit voortkomende troonstrijd (legers wensten hun commandanten op de troon tezien, al was het maar om keizerlijke middelen naar zich toe te trekken). Geld-verslechtering was het gevolg, mede doordat tevens de mijnbouw in enkele provinciesterugliep. Tegenwoordig wordt wel gedacht dat dit pas vanaf 274 tot een rijksbrede sterkeinflatie geleid heeft.

De problemen van de derde eeuw brachten een geleidelijke wijziging van het keizer-lijke benoemingsbeleid met zich mee. Ouderwetse senatoren moesten zich meer enmeer tevredenstellen met statusrijke, maar militair machteloze posities (zoals voorheennogal eens met patriciërs het geval was geweest) en concentreerden hun loopbanenmeer op het oude kernland Italië, bijvoorbeeld in functies als curator civitatis. Praesidesuit de ridderstand kregen geleidelijk aan en vanaf 260 structureel meer posities vanprovinciestadhouders en alle posten van legioenscommandanten in handen, terwijlmilitaire commando’s steeds vaker grotere gebieden dan één provincie besloegen en inhanden vielen van duces. Mogelijk kwamen er in de loop van de derde eeuw vastere enmeer structurele bureaucratische apparaten aan de hoven van keizers en provincialegouverneurs tot stand.

In de representatie van de keizerlijke macht voltrokken zich geleidelijk verande-ringen. De oude prestatie-ideologie – het winnen van legitimatie van de macht via resgestae - was niet meer mogelijk en dynastieke continuïteit kwam na 235 te vervallen.

Page 11: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

denten die in dat vak afgestudeerd zijn of toch tenminste aardig wat cursussen OudeGeschiedenis meegepikt hebben. Het is een bijzonder voorrecht binnen zo’n dynamische,plezierige groep te mogen werken. In de laatste jaren zijn we bij Oude Geschiedenis uit-gebroken in menigte, door een reeks succesvolle aanvragen die vanaf 2000 gedaan zijn.Vooral in 2003 hebben we aardig wat binnengehaald. De mensen die sedert 2001 bijOude Geschiedenis zijn gaan werken zijn niet alleen goede onderzoekers, maar kunnenook prima college geven, een zeer gunstige combinatie, die belangrijk is voor de conti-nuïteit van de leerstoelgroep. Eén van de aanvragen van 2003 betrof een Van derLeeuw-leerstoel. Zoiets wordt betaald door nwo en maakt een dakpanconstructiemogelijk, met andere woorden, mijn opvolger kon al benoemd worden drie jaar voordatik zou vertrekken en zou in die drie jaar mijn collega zijn. De aanvrage is toegekend enheeft per september 2004 geleid tot de benoeming van Olivier Hekster tot Van derLeeuw-hoogleraar Oude Geschiedenis, wat in belangrijke mate heeft bijgedragen aanhet uitstekende klimaat dat bij ons heerst. Het is echt een succes geworden.

Dank gaat ook uit naar de collega’s met wie ik heb gewerkt in de medezeggen-schap, eerst in het overlegorgaan personeelszaken katholieke universiteit, het opku ,daarna in de ondernemingsraad en tenslotte in de onderdeelcommissie letteren.

En dan het niet-wetenschappelijk personeel. Ik heb veel te danken aan de secre-tariaten van de faculteit, het instituut voor Historische, Literaire en Culturele Studies(hlcs), de afdeling Geschiedenis en de afdeling Griekse en Latijnse Taal en Cultuur(gltc) . Ik heb aardig wat fondsen geworven, voor allerlei doeleinden en heb plezierigsamen kunnen werken met de staven die daarmee te maken hebben.

Voorts wil ik mijn gezin – en dan vooral mijn vrouw Neeltje – danken voor steunen begrip. Mijn vrouw en kinderen zullen wel eens gedacht hebben dat ik huisarresthad in het hok dat studeerkamer heet.

Men heeft mij wel eens gevraagd wat ik leuker vind om te doen, onderwijs, onder-zoek, fundraising of organiseren en besturen. Daar heb ik eigenlijk geen antwoord opkunnen geven, want al deze activiteiten heb ik met inzet gedaan. Twee dingen wil iktoch graag apart noemen. Ik heb het bedenken van onderzoekprojecten, het begeleidenvan promovendi en het publiceren van wetenschappelijk werk fascinerend werk gevon-den en ik hoop er nog mee verder te gaan. Ik heb nu tien promoties achter de knopenen er moeten er toch nog wel zes tot acht volgen. De kansen staan goed, want hetbetreft uitstekende mensen. En dan het onderwijs. Het geven van een goed voorbereidhoorcollege, dat gaat over relevante stof en gebaseerd is op goed bewijsmateriaal, datnetjes in een syllabus aangeboden wordt, behoort echt tot de leukste dingen die menals docent kan doen. Maar goede werkgroepen zijn evenmin te versmaden. Het is heelaardig om derde- of vierdejaars studenten, die in begin september nog niet veel van eenonderwerp wisten, in december als meesters in het vak te zien presenteren en discus-siëren. Het begeleiden van scripties is ook een belangrijke onderwijstaak. Meestal loopt

een eeuw van cr is i s 15prof . dr . l . de blois14

kort verschijnt een overzichtswerk over de derde eeuw van de hand van Olivier Hekster.Ondergetekende, Lukas de Blois, heeft aan de bestudering van de derde eeuwse crisisin het Romeinse rijk een aantal publicaties gewijd: zijn dissertatie29, zijn inaugurelerede30, 24 andere wetenschappelijke bijdragen, vier populairwetenschappelijke artike-len en vier recensies. Op stapel staan nog twee boeken van zijn hand: de titel van hetene wordt The Reign of the Emperor Severus Alexander en het andere is het sluitstuk vaneen klein programma van nwo en zal heten Image and Reality of Roman Imperial Power,A.D. 193-284. In dit kleine programma, dat deze zelfde titel draagt, lopen daarnaast devolgende projecten: Patronen en ontwikkelingen in de representatie van de keizerlijkemacht (Erika Manders), Status en macht. Bestuur, benoemingsbeleid en sociale hiërarchie(Inge Mennen) en Lokale elites in een overgangstijd (Danielle Slootjes). Een derde eeuw-project dat daarnaast uitgevoerd wordt is dat van Martijn Icks over de geschiedenis enhet voortleven van keizer Elagabalus (218-222 na Chr.). Deze vier onderzoekers heb-ben allen reeds artikelen en voordrachten over derde eeuwse onderwerpen gepubli-ceerd. Daarmee is niet alles vermeld, maar dit zijn toch de belangrijkste zaken die injuni 2007 genoemd kunnen worden.

slotwoor d

Aan het einde van dit afscheidscollege wil ik graag enkele woorden van dank uitspre-ken. Het Stichtingsbestuur, het College van Bestuur en het bestuur van de Faculteit derLetteren van de Radboud Universiteit Nijmegen ben ik erkentelijk voor het in mijgestelde vertrouwen. Mijn dank gaat ook uit naar mijn eerdere werkgevers, de VrijeUniversiteit en de Vrije Leergangen te Amsterdam. Uitdrukkelijk wil ik ook nwo

Geesteswetenschappen bedanken. Ik heb aan financiële steun van die kant zeer veel tedanken. Uiteraard gaat ook dank uit naar de collega’s binnen de onderzoekschooloikos , die in Nederland classici, oudhistorici, archeologen en kenners van de antiekewijsbegeerte samenbrengt. En met succes. Er zijn op dit ogenblik niet veel onderzoek-scholen die zo goed draaien. Voorts noem ik met genoegen het netwerk Impact ofEmpire, dat op 2 juli 1999 hier te Nijmegen door mij opgericht is en thans vakgenotenuit twaalf landen en 28 universiteiten omvat. Wie had kunnen denken dat dit netwerk,dat zich richt op het Romeinse rijk van 200 v.Chr. tot 476 na Chr., zo snel zo’n vluchtzou nemen. Vanaf 2000 hebben we jaarlijks workshops gehouden en de resultatenervan gepubliceerd in bundels. Sinds vorig jaar hebben we een eigen serie bij de uitge-verij Brill, voor dissertaties, monografieën en bundels uit binnen- en buitenland. Hetnetwerk heeft nu een uitvoerend secretariaat, een internationaal samengesteldmanagementteam en een even internationale academische adviesraad.

Bijzondere dank gaat uit naar de collega’s en studenten binnen de twee afdelin-gen waar ik aan de Nijmeegse universiteit het meeste mee te maken gehad heb,Geschiedenis en Klassieken en bovenal naar de collega’s Oude Geschiedenis en de stu-

Page 12: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

not en

1 Over de crisis van de derde eeuw in het Romeinse rijk zie G. Alföldy, ‘The Crisis of the Third Century as

Seen by Contemporaries’, Greek, Roman, and Byzantine Studies 15 (1974), 98-103 (= idem, Die Krise des

römischen Reiches. Geschichte, Geschichtsschreibung und Geschichtsbetrachtung. Ausgewählte Beiträge [Stuttgart

1989], 328-333); M. Christol, L’ empire romain du troisième siècle (Paris 1997); Chr. Witschel, Krise-

Rezession-Stagnation? Der Westen des Römischen Reiches im 3. Jahrhundert n.Chr. (Frankfurt a.M. 1999);

idem, ‘Re-evaluating the Roman West in the 3rd c. A.D.’, Journal of Roman Archaeology 17 (2004), 251-281;

J.-M. Carrié & A. Rousselle, L’ empire romain en mutation des Sévères à Constantin, 192-337 (Paris 1999);

L. de Blois, ‘The Crisis of the Third Century AD in the Roman Empire: A Modern Myth?’, in: L. de Blois & J.

Rich, The Transformation of Economic Life under the Roman Empire. Proceedings of the Second Workshop of the

International Network Impact of Empire, Nottingham, July 4-7, 2001 (Amsterdam 2002), 204-217; D.S.

Potter, The Roman Empire at Bay AD 180-395 (London/ New York 2004), 3-298; P. Eich, Zur Metamorphose

des politischen Systems in der römischen Kaiserzeit. Die Entstehung einer “personalen Bürokratie” im langen

dritten Jahrhundert (Berlijn 2005), 338-383; A.K. Bowman, P.D.A. Garnsey & A. Cameron, eds., Cambridge

Ancient History XII2 (Cambridge 2005) (= CAH XII2) en K.-P. Johne, Th. Gerhardt & U. Hartmann, eds.,

Deleto paene imperio Romano. Transformationsprozesse des Römischen Reiches im 3. Jahrhundert und ihre

Rezeption in der Neuzeit (Stuttgart 2006). Daarin onder meer L. de Blois, ‘The Onset of Crisis in the First

Half of the Third Century A.D.’, pp. 25-36.

2 R. Latouche, Les origines de l’économie occidentale (Parijs 1956), 11. Cf. R. MacMullen, Roman Government’s

Response to Crisis, AD 235-337 (New Haven 1976), 1 v.

3 Zie Lactantius, De mortibus persecutorum 5; Aurelius Victor, De caesaribus 32; Zosimus 1.36. Vgl. F.J. Meijer,

Keizers sterven niet in bed (Amsterdam 2004), 124-126.

4 Zie G. Alföldy, ‘Herodians Person’, Ancient Society 2 (1971), 204 vv. = idem, Krise 1989, op.cit. (n.1), 240

vv.; A.R. Polley, ‘The Date of Herodian’s History’, Antiquité Classique 72 (2003), 203-208.

5 M.I. Rostovtzeff, Social and Economic History of the Roman Empire I (Londen 1957), 464 vv.; 495 vv.; 501 vv.;

A. Alföldi, Studien zur Geschichte der Weltkrise des dritten Jahrhunderts n.Chr. (Darmstadt 1967), 1-430;

436-440; W. Ensslin, ‘The End of the Principate’, in: CAH XII1 (Cambridge 1939), ch. X, 352-383; idem,

‘Gottkaiser und Kaiser von Gottesgnaden’, SBAW 1943, 6, 6-53; H.P. L’Orange, ‘Sol Invictus Imperator. Ein

Beitrag zur Apotheose’, Symbolae Osloenses 14 (1935), 86-114; idem, Studies on the Iconography of Cosmic

Kingship in the Ancient World (Oslo 1953).

6 R. Rémondon, La crise de l’empire de Marc-Aurèle à Anastase (Parijs 1964).

7 Zie Alföldy, Crisis 1974, op.cit. (n.1), 89-111 = idem, Krise 1989, op.cit. (n.1), 319-342.

8 MacMullen 1976, op.cit. (n.2), 195-213. Citaat op p. 202.

9 F. Millar, The Roman Near East, 31 BC – AD 337 (Londen/ Cambridge MA 1993); Witschel 1999, op.cit.

(n.1); idem 2004, op.cit. (n.1), 251-281.

10 In Nijmegen wordt op dit gebied goed werk geleverd door Erika Manders, in haar project over Patronen en

ontwikkelingen in de representatie van de keizerlijke macht en door Fleur Kemmers. Zie haar dissertatie Coins

for a Legion. An Analysis of the Coin Finds of the Augustan Legionary Fortress and Flavian canabae legionis at

Nijmegen (Nijmegen 2005).

een eeuw van cr is i s 17prof . dr . l . de blois16

het goed en zie je een mooi stuk werk voor je ogen ontstaan. Ik heb 132 doctoraalhoofdvakscripties begeleid en tot een goed einde zien komen, en dan reken ik bachelor-werkstukken en bijvakscripties niet mee. Ik ken collega’s bij Rechten en andere grotestudierichtingen die dat een heel normaal of zelfs gering aantal vinden, maar voor eeneenvoudige oudhistoricus lijkt het me best veel. Last but not least wil ik studiereizenvermelden, een uiterst nuttige onderwijsvorm, waarbij studenten pal bij de resten vande Grieks-Romeinse oudheid colleges krijgen en referaten houden. Ik heb er met grootplezier aan deelgenomen.

Ik had mij voorgenomen mij in deze rede zoals altijd bescheiden en voorzichtig opte stellen, en u ziet, dat gaat mij goed af. Dank u voor uw aandacht, ik heb gezegd.

L. de BloisNijmegen, juni 2007

Page 13: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

1990), 288 v., 295 v., 304, 311, 320, 329, 337-340. In het Noordwesten van het rijk, in Raetia en de Agri

Decumates (= het zuidwesten van Baden-Württemberg met een stukje Rijnland en de zuidrand van Hessen)

waren reeds vanaf de Alamannenveldtocht van Caracalla problemen, die verergerden tegen 253. Tussen 260

en 265, toen dit gebied tussen de twee machtsterritoria van Gallienus en de tegenkeizer Postumus viel, werd

het gebied tussen Bovenrijn en Bovendonau overgelaten aan Germaanse binnendringers, die als Alamannen

bekendstaan. Zie Drinkwater 2007, op.cit. (n.12), 43-71. Dacia (= Transsylvanië) werd opgegeven door

keizer Aurelianus (271-275). Zie CAH XII2, op.cit., 53.

16 Zie S.J. Keay, Roman Spain (Londen 1988), 173-178; J.S. Richardson, The Romans in Spain (Oxford 1998),

231-256. Zie Witschel 2006, op.cit. (n.15), 162 v.

17 S. Mitchell, Anatolia: Land, Men, and Gods in Asia Minor I (Oxford2 2001), 227-240. Cf. J. Nollé, ‘Bronzene

Reflexe einer Krise. Das städtische Münzwesen Kleinasiens als Indikator von Phänomenen der Reichskrise

des 3. Jahrhunderts und von zeitgenössischem Krisenempfinden’, in: Johne 2006, op.cit. (n.1), 271-287. H.

Brandt, Gesellschaft und Wirtschaft Pamphyliens und Pisidiens im Altertum (Bonn 1992), 99 vv.; 149 vv.; 159

vv. ziet weinig van crisis in de Kleinaziatische steden die hij onderzocht heeft.

18 Zie b.v. J.-M. Carrié, ‘Developments in Provincial and Local Administration’, in: CAH XII2, op.cit. (n.1),

269-312. Een mooi voorbeeld is te vinden bij L. Robert, ‘Trois oracles de la théosophie et un prophète

d’Apollon’, Comptes rendus de l’Académie des Inscriptions 1968, 568-599, met name 585 v. = idem, Opera

Minora Selecta V (Amsterdam 1989), 584-615, met name 601 v.

19 Zie R. MacMullen, ‘The Epigraphical Habit in the Roman Empire’, American Journal of Philology 103 (1982),

233-246.

20 Zie voor de gevolgen van de pestepidemie van circa 166-185 na Chr. R.P. Duncan-Jones, ‘The Impact of the

Antonine Plague’, Journal of Roman Archaeology 9 (1996), 108-136. Verdere literatuur bij De Blois 2006, op.cit.

(n.1), noot 3. Zie over de muntverslechtering R.A.G. Carson, Coins of the Roman Empire (London/ New York

1990), 61 vv.; R. Bland, ‘The Development of Gold and Silver Coin Denominations, AD 193-253’, in: C.E.

King & D.G. Wigg, eds., Coin Finds and Coin Use in the Roman World. The Thirteenth Oxford Symposium on Coinage

and Monetary History, 25.-27.3.1993 (Berlin 1996), 63-100; K.W. Harl, Coinage in the Roman Economy, 300

B.C.to A.D. 700 (Baltimore/ London 1996), 126-148; L. de Blois, ‘Monetary Policies, the Soldiers’ Pay, and

the Onset of Crisis in the First Half of the Third Century A.D.’, in: P.P.M. Erdkamp, ed., The Roman Army

and the Economy (Amsterdam 2002), 90-107; De Blois 2006, op.cit. (n.1), 31 vv. Over het relatieve gewicht

van militaire uitgaven in het keizerlijke budget zie R.P. Duncan-Jones, Money and Government in the Roman

Empire (Cambridge 1994), 47 vv. Over lonen en prijzen zie H.-J. Drexhage, Preise, Mieten, Pachten, Kosten und

Löhne im römischen Aegypten bis zum Regierungsantritt Diokletians (St. Katharinen 1991); E. Lo Cascio, ‘Dall’

antoninianus al ‘laureato grande’: l’ evoluzione monetaria del III secolo alla luce della nuova documentazione

di età diocleziana’, Opus 3 (1984), 135-201; E. Lo Cascio, ‘Dinamiche economiche e politiche fiscali fra I Severi

ed Aureliano’, in: A. Schiavone, ed., Storia di Roma III 1 (Turijn 1993), 276ff.; idem, ‘How did the Romans view

their Coinage and its Function?’ , in: C.E. King & D.G. Wigg 1996, op.cit., 273-287,met name 281; D. Rathbone,

‘Monetisation, not Price-inflation, in Third Century AD Egypt?’, ibidem 321-339; idem, ‘Prices and Price-

Formation in Roman Egypt’, in: J. Andreau et al., eds., Economie antique: prix et formation des prix dans les eco-

nomies antiques (Saint Bertrand de Comminges 1997), 183-244; Carrié & Rousselle 1999, op.cit. (n.1), 127 vv.

een eeuw van cr is i s 19prof . dr . l . de blois18

11 Zie b.v. D.S. Potter, Prophecy and History in the Crisis of the Roman Empire. A Historical Commentary on the

Thirteenth Sibylline Oracle (Oxford 1990); B. Bleckmann, Die Reichskrise des III. Jahrhunderts in der spätantiken

und byzantinischen Geschichtsschreibung. Untersuchungen zu den nachdionischen Quellen der Chronk des

Johannes Zonaras (München 1992); G. Martin, Dexipp von Athen. Edition, Übersetzung und begleitende

Studien (Tübingen 2006).

12 Zie AE 1993, nr. 1231. Cf. L. Bakker, ‘Der Siegesaltar zur Juthungenschlacht von 260 n. Chr.’, Antike Welt

24 (1993), 274-277; I. König, ‘Die Postumus-Inschrift aus Augsburg’, Historia 46 (1997), 341-354; Potter

2004, op.cit. (n.1), 256 v. en vooral J.F. Drinkwater, The Alamanni and Rome, 213-496 (Oxford 2007),

53-70. Het betreffende Romeinse leger bestond volgens deze tekst uit geregelde eenheden uit de provincies

Raetia en Germania Superior plus een regonale militie.

13 G. Alföldy, ‘Die Krise des Imperium Romanum und die Religion Roms’, in: idem, Krise 1989, op.cit. (n.1),

349-387.

14 Zie W.A. van Es, De Romeinen in Nederland (Bussum2 1981), 44-49; H.-J. Schalles, ‘Die Wirtschaftskraft

städtischer Siedlungen am Niederrhein: Zur Frage der wirtschaftlichen Beziehungen des römischen Xanten

mit seinem Umland’, in: Th. Grünewald, ed., Germania inferior. Besiedlung, Gesellschaft und Wirtschaft an

der Grenze der römisch-germanischen Welt (Berlijn/ New York 2001), 453 v.

15 Over de grensgebieden en provincies van het Romeinse rijk in de derde eeuw zie J. Wilkes, J.-M. Carrié &

A.K. Bowman, in: CAH XII2, op.cit. (n.1), 212-326. Over Italië en andere westelijke rijksdelen zie Witschel

1999, op.cit. (n.1); idem 2004, op.cit. (n.1) en idem ‘Zur Situation im römischen Africa während des 3.

Jahrhunderts’, in: Johne 2006, op.cit. (n.1), 145-221 (met aanhangsel over Spanje in de derde eeuw, pp.

162 v.). Over Britannië zie P. Salway, Roman Britain (Oxford 1981), 263-280; over Noord-Afrika C.

Lepelley, Aspects de l’Afrique romaine. Les cités, la vie rurale et le christianisme (Bari 2001), passim; over Syrië

Millar 1993, op.cit. (n.9), 127-173, N. Pollard, Soldiers, Cities and Civilians in Roman Syria (Ann Arbor

2003), passim en K. Butcher, Roman Syria (Londen 2003), passim; over Egypte A.K. Bowman, The Town

Councils of Roman Egypt (Toronto 1971), 121 vv.; idem, Egypt after the Pharaohs, 332 BC-AD 642 (Londen

1986), 67-164 passim en CAH XII2, op.cit., 313-326; over Griekenland: S. Alcock, Graecia capta. The

Landscapes of Roman Greece (Cambridge2 1994), 33-92, met name 38 v., 48 en 72; Martin 2006, op.cit.

(n.11), 15-24 ; over Sicilië R.J.A. Wilson, Sicily under the Roman Empire (Warminster 1990), 183 vv. Er

waren ook gebieden die meer crisisverschijnselen vertoonden en waar meer oorlogshandelingen en -ver-

woestingen waren, zoals Noord-Gallië, de Rijn- en Donauprovincies, Dacia (= Transsylvanië) en Romeins

Mesopotamië. Zie Witschel 1999 en 2004, hierboven geciteerd. Zie over oorlogen in en om Romeins Meso-

potamië Millar 1993, op.cit. (n.9), 121-173. Zie over Noricum G. Alföldy, Noricum (Londen/ Boston 1974),

152-197; over Pannonië en Moesië A. Mócsy, Pannonia and Upper Moesia. A History of the Middle Danube

Provinces of the Roman Empire (Londen/ Boston 1974), 183-265; over Dalmatië D. Davison, Dalmatia. Research

in the Roman Province 1970-2001 (Oxford 2006), passim; zie over Gallië in het algemeen J.F. Drinkwater,

Roman Gaul. The Three Provinces, 58 BC-A.D 260 (Londen 1983) en in het bijzonder The Gallic Empire.

Separatism and Continuity in the North-Western Provinces of the Roman Empire, AD 260-274 (Stuttgart 1987).

Zie ook E.M. Wightman, Gallia Belgica (Londen 1985), 191-201 en R. Brulet, La Gaule septentrionale au

Bas-Empire: occupation du sol et défense du territoire dans l’arrière-pays du Limes aux IVe et Ve siècles (Trier

Page 14: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

28 L. de Blois, P. Funke & J. Hahn, eds., The Impact of Imperial Rome on Religions, Ritual and Religious Life in the

Roman Empire. Proceedings of the Fifth Workshop of the International Network Impact of Empire (Roman Empire,

200 BC-AD 476), Münster, June 30- July 4, 2004 (Leiden/ Boston 2006). L. de Blois & E. lo Cascio, eds.

The Impact of the Roman Army. Proceedings of the Sixth Workshop of the International Network Impact of

Empire, Capri, March 29-April 2, 2005 (Leiden/Boston 2007), 496-582

29 L. de Blois, The Policy of the Emperor Gallienus (Leiden 1976).

30 L. de Blois, De crisis van de derde eeuw na Chr. en de Griekse elite, inaugurele oratie KU Nijmegen, 22 mei

1981 (Amsterdam 1981).

l i j st van publ icat ies van l . de blois

N.B.: Meestal blijkt uit de titel van een publicatie of van een publicatiemedium al in welke taal deze geschreven is.

Waar dit niet uit de titel blijkt, bij voorbeeld bij boekbesprekingen, is het erbij vermeld.

1969-1996

- Per jaar vier bibliografieën Oudheid voor het Tijdschrift voor Geschiedenis.

1974

- De politiek van keizer Gallienus, Academische Pers, Amsterdam, 287 blz., geen ISBN, (diss. VU Amsterdam)

- ‘Gallienus, keizer in een woelige tijd’, Spiegel Historiael 9, 9, 450-457

- ‘De persoon van Tacitus en de senaat van Rome in zijn tijd’, Lampas 7, 5, 340-348

1974-1980

- Artikelen in de Grote Spectrum Encyclopedie, Utrecht 1974-1980: Alcibiades, Anabasis, Alexandrië,

Christenvervolgingen, Hannibal, Punische Oorlogen en Zeeroverij. In het Nederlands.

197 5

- ‘Odaenathus and the Roman-Persian War of 252-264 A.D.’, TALANTA 6, 7-23

1976

- The Policy of the Emperor Gallienus, Brill, Leiden, 242 blz. (handelseditie van de dissertatie van 1974)

- Caesar en Pompeius. Bespreking van K. Raaflaub, Dignitatis contentio. Studien zur Motivation und politischen

Taktik im Bürgerkrieg zwischen Caesar und Pompeius, München 1974, Tijdschift voor Geschiedenis 89, 1976,

550-552 (in het Nederlands)

- Bespreking van F. Paschoud, Zosime, Histoire Nouvelle I-II, Collection Budé, Parijs 1971, Mnemosyne 29, 2,

1976, 200-202 (in het Engels)

1976-1981

- Artikelen in de 7e druk van de Oosthoek Encyclopedie , De Grote Oosthoek, Utrecht 1976-1981: Abgar,

Alexander Iannaeus, Antigonos Maccabaeus, Archelaos (koning van Iudaea), Aristoboulos (een Maccabeeër),

een eeuw van cr is i s 21prof . dr . l . de blois20

21 In deze deeldiscipline moeten we voor de derde eeuw vooral denken aan het geduldige en tijdrovende werk

van Werner Eck (zie b.v. zijn talloze artikelen in het Zeitschrift für Papyrologie und Epigraphik), Anthony

Birley, Paul Leunissen, Hubert Devijver, Michel Christol, Ségolène Demougin en voor specifieke perioden

binnen de derde eeuw aan Christian Körner en Karin Haegemans. Zie M. Christol, Essai sur l’ évolution des

carrières sénatoriales dans la deuxième moitié du IIIe siècle ap. J.-C. (Paris 1986); H. Devijver, Prosopographia

militiarum equestrium quae fuerunt ab Augusto ad Gallienum I-III (Leuven 1976-1980); idem, The Equestrian

Officers of the Roman Imperial Army (Amsterdam 1989); P.M.M. Leunissen, Konsuln und Konsulare in der

Zeit von Commodus bis Severus Alexander (180-235 n. Chr. (Amsterdam 1989); S. Demougin, ‘Considérations

sur l’avancement dans les carrières procuratoriennes équestres’, in: L. de Blois, Adminstration, Prosopography

and Appointment Policies in the Roman Empire (Amsterdam 2001), 24-34; Chr. Körner, Philippus Arabs. Ein

Soldatenkaiser in der Tradition des antoninisch-severischen Prinzipats (Berlijn/ New York 2002), 329-385; A.R.

Birley, The Roman Government of Britain (Oxford 2005); K. Haegemans, Imperial Authority and Dissent.

The Roman Empire in AD 235-238 (diss. Leuven 2005), 422-439.

22 Zie M. Peachin, Iudex vice Caesaris. Deputy Emperors and the Administration of Justice during the Principate

(Stuttgart 1996) en Eich 2005, op.cit. (n.1), 338-383. Zie verder B.P.M. Salway, ‘Equestrian Prefects and

the Award of Senatorial Honours from the Severans to Constantine’, in: A. Kolb, ed., Herrschaftsstrukturen

und Herrschaftspraxis. Konzepte, Prinzipien und Strategien des Administration im römischen Kaiserreich. Akten

der Tagung an der Universität Zürich 18.-20.10.2004 (Berlijn 2006), 115-131.

23 Militair wangedrag neemt een ruime plaats in in literaire bronnen van de eigen tijd. In al zijn tachtig boeken,

die hij waarschijnlijk schreef tussen 211 en 235, is Cassius Dio zo ongeveer geobsedeerd door de risico’s van

militaire macht en wangedrag. In Dio’s voetspoor beschouwt Herodianus de hebzucht en wandiscipline van de

soldaten als de wortel van het kwaad. Zie L. de Blois, ‘Emperor and Empire in the Works of Greek- speaking

Authors of the Third Century AD’, in: H. Temporini & W. Haase, eds., Aufstieg und Niedergang der Römischen

Welt II 34, 4 (Berlijn / New York 1998), 3405-3423; De Blois 2006, op.cit. (n.1), 27-29.

24 Zie T. Hauken, Petition and Response. An Epigraphic Study of Petitions to Roman Emperors 181-249. Monographs

from the Norwegian Institute at Athens 2 (Bergen 1998), 74-139 (tekst uit Skaptopare); 140-161 (tekst uit

Aragoe); 215 v. (tekst uit Euhippe); 217-243 (tekst uit Takina);. Zie ook F. Millar, The Emperor in the Roman

World (Londen2 1992), 646 (= SEG 37 [1987], 1186). Cf. Eich 2005, op.cit. (n.1), 121; 299-307.

25 Zie b.v. C. Ando, Imperial Ideology and Provincial Loyalty in the Roman Empire (Berkeley/ Los Angeles/ Londen

2000); I.Gradel, Emperor Worship and Roman Religion (Oxford 2002), met name 349-362; L. de Blois et al.,

The Representation and Perception of Roman Imperial Power. Proceedings of theThird Workshop of the International

Network Impact of Empire, Rome, March 20-23, 2002 (Amsterdam 2003). Zie O.J. Hekster & E.E.J. Manders,

‘Kaiser gegen Kaiser: Bilder der Macht im 3. Jahrhundert’, in: Johne 2006, op.cit. (n.1), 135-144.

26 S.K. Cohn jr., 'Triumph over Plague: Culture and Memory after the Black Death', in: T. van Bueren & A.

van Leerdam, eds., Care for the Here and the Hereafter. Memoria, Art and Rituals in the Middle Ages (Turnhout

2005), 35-54.

27 De Engelstalige editie: J.J. Flinterman, Power, paideia, & Pythagoreanism. Greek Identity, Conceptions of the

Relationship between Philosophers and Monarchs and Political Ideas in Philostratus’ Life of Apollonius

(Amsterdam 1995).

Page 15: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

1981

- ‘Het Romeinse leger en de politiek in de eerste eeuw voor Chr.’, Tijdschrift voor Geschiedenis 94, 177-193

- De crisis van de derde eeuw na Chr. en de Griekse elite, inaugurele oratie KU Nijmegen, 22 mei 1981, Gieben,

Amsterdam, 24 blz.

- ‘Kanttekeningen bij de wet op de tweefasenstructuur’, Ex Tempore 1, 1, 8-14

- ‘Afscheid van de VU, begin aan de KU’, Galapas. Orgaan van geschiedenisstudenten aan de VU 2, 34-35

- Handboek oude geschiedenis. Bespreking van H.M. Beliën, F.J. Meijer en K.A.D. Smelik, Een geschiedenis

van de oude wereld, Haarlem 1980, Tijdschrift voor Geschiedenis 94, 1981, 254-255

(in het Nederlands)

1982

- ‘Het bankwezen in de oudheid’, Spiegel Historiael 17, 3, 156-161

- Bespreking van A. Giardina, Aspetti della burocrazia nel Basso Impero, Rome 1977, Mnemosyne 35, 1-2,

1982, 205-206 (in het Engels)

- De graanvoorziening in het oude Rome. Bespreking van G. Rickman, The Corn Supply of Ancient Rome,

Oxford 1980, Tijdschrift voor Geschiedenis 95, 1, 1982, 97-98 (in het Nederlands)

- Bespreking van R. Syme, History in Ovid, Oxford 1978, Mnemosyne 35, 3-4, 1982, 412-415 (in het Engels)

1983

- Met R.J. van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, Coutinho, Bussum (1e druk 1983, 2e druk 1987,

3e druk 1988, 4e druk 1992, 5e druk 1996, 6e, grondig herziene druk 2001 + 2004), 242 blz. (6e druk: 335

blz.). Duitstalige editie: Einführung in die Alte Welt, Steiner, Stuttgart 1994, 235 blz. Engelstalige editie:

Introduction to the Ancient World, Routledge, Londen/ New York 1997, 321 blz. (ieder jaar herdrukt). Er zijn

inmiddels ook Koreaanse en Iraanse edities.

- Met J.S. Boersma, T.L. Heres, A.J.L. van Hooff en S.L. Wynia, De Romeinse wereld, Terra/ Teleac, Utrecht/

Zutphen, 240 blz. (tweede druk 1986, derde herziene druk 1988). Daarin geschreven: de hoofdstukken 1, 2,

3, 6, 7, 10, 12, 16, 17 en 18 van de in totaal 18 hoofdstukken.

- Bespreking van G.A. Lehmann, Reformvorschläge in der Krise der späten römischen Republik. Cicero, De

legibus III und Sallusts Sendschreiben an Caesar, Meisenheim am Glan 1980, Mnemosyne 36, 3-4, 1983,

421-424 (in het Engels)

- Spengler toegepast op de Oudheid. Bespreking van F.-K. Kienitz, Völker im Schatten. Die Gegenspieler der

Griechen und Romer, München 1981, Tijdschrift voor Geschiedenis 96, 1, 1983, 90-91 (in het Nederlands)

- Met K.A.D. Smelik, Reviewartikel over H. Temporini & W. Haase, eds., Aufstieg und Niedergang der

Römischen Welt II 8, Berlijn/ New York 1977, Bibliotheca Orientalis XL, 3-4, 1983, 338-345 (in het Engels)

een eeuw van cr is i s 23prof . dr . l . de blois22

Artaxias, Arsakiden, Armeniërs, Atargatis, Attalos, Amathus, Attis, Baktrië, Berenike, Berosos, Bessos,

Bithynië, Emesa, Galatië, Galilea, Galli, Gerasa, Hiërapolis, Heliopolis, Herodes Agrippa I en II, Herodes

Antipas, Herodes de Grote, Herodianen, Herodias, Kappadocië, Klein-Azië, Kolchis, Kolofon, Kroisos,

Ktesifon, Kunaxa, Kybele, Lykaonië, Mandeeërs, Masada, Mithridates VI Eupator, Milinda (= Menandros

van Baktrië), Nabataeërs, Odaenathus van Palmyra, Oerfa, Palmyra, Pamfylië, Parthen, Pergamon, Petra,

Pisidië, Pontus, Priëne, Nisibis, Res Gestae Divi Saporis, Seleukeia, Seleukiden, Tetrarch(ie), Tigranes I de

Grote, Tissafernes, Tocharen en Zenobia (in het Nederlands)

1978

- ‘Dionysius II, Dion and Timoleon’, Mededelingen van het Nederlands Instituut te Rome 40, 113-149

- ‘De Syracusaanse tyrannis in de vierde eeuw voor Chr.’, Spiegel Historiael 13, 7-8, 496-500

- ‘De Romeinse revolutie’, Lampas 11, 2, 109-127

- Handreiking bij het oprichten en herstructureren van werkgemeenschappen, publicatie van de Commissie

Algemene Vraagstukken Wetenschappelijk Onderzoek van de Academische Raad, Voorburg 1978, 14 blz.

1979

- ‘The Reign of the Emperor Philip the Arabian’, TALANTA 10-11, 1978-1979, 11-43

- Historische overzichten over de eerste, tweede, derde en vierde eeuw na Chr. in de Grote Winkler Prins,

achtste druk, Elsevier, Amsterdam/ Brussel, deel I, 32-48; deel II, 6-24; deel III, 6-30; deel IV, 6-26 (in het

Nederlands)

- ‘Some Notes on Plato’s Seventh Epistle’, Mnemosyne 32, 3-4, 268-283

- ‘De beleidsnota Universitair Onderzoek en de geesteswetenschappen’, Universiteit en Hogeschool 26, 3, 141-

149

- De vooruitgangsgedachte in het oude Griekenland. Bespreking van W. den Boer, Progress in the Greece of

Thucydides. Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, afdeling letterkunde,

n.r. 40, 2, 1977, Tijdschrift voor Geschiedenis 92, 2, 1979, 207-209 (in het Nederlands)

- Handboek Oudheid. Bespreking van M.A. Wes, H.S. versnel en E.Ch.L. van der Vliet, De wereld van de

Oudheid, Groningen 1978, Tijdschrift voor Geschiedenis 92, 4, 1979, 596-598 (in het Nederlands)

1980

- Met A.H. Bredero Kerk en Vrede in Oudheid en Middeleeuwen, Kok, Kampen, 202 blz.

- ‘De erfenis van de Romeinse burgeroorlogen en de opbouw van de monarchie van Augustus’, Lampas 13, 1,

23-39

- ‘Het bankwezen in de Oudheid’, Rabobank 10, 31-34

- De Romeinse republiek. Bespreking van K. Christ, Krise und Untergang der römischen Republik, Darmstadt

1979, Tijdschrift voor Geschiedenis 93, 1980, 276-277 (in het Nederlands)

Page 16: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

1988-1995 dagbladart ik elen in :

- Haagsche Courant. Onderwerpen: ‘Speerpuntonderzoek en wetenschapsbeleid’, 17-12-1988, p. 2; ‘Op de

werkvloer van de wetenschap’, 25-1-1989, p. 2; ‘Wat kan zo’n doctor eigenlijk?’, 25-3-1989; ‘Raakt

Nederland achterop in kennis en wetenschap?’, 23-6-1989, p. 2; ‘Wordt de school een bedrijf?’, 3-1-1990,

p.2; ‘Top-instituten en toeleveranciers. Kern- en randgebied in de wetenschap’, 3-4-1990, p. 2; ‘Het voort-

gezet basisonderwijs moet heel goed vervolg krijgen’, 14-9-1990; ‘Na het V.Ba.O. het lyceum?’, 22-8-1990,

p. 2; ‘Naar een internationale taakverdeling in het alfaonderzoek?’, 3-10-1990, p. 2; ‘Studieduur te lang?’,

6-12-1990, p. 2; ‘De nieuwe wet op het hoger onderwijs en de onderzoekscholen’, 15-6-1991, p. 2; ‘Hoger

onderwijs voor velen, maar niet voor iedereen evenveel’, 19-10-1991, p. 2; ‘Studentenrellen nu geen spel,

maar bittere ernst, 5-12-1991; ‘Hoger onderwijs loopt nog achter’, 2-11-1991, p. 2; ‘De burger had in het

antieke Athene meer te zeggen’, 24-2-1992, p. 5; ‘Kwaliteit van de studie gaat achteruit door bijbaantjes van

de student’, 27-5-1993, p. 9.

- De Gelderlander. Onderwerpen: ‘Geld voor student die iets presteert, 19-6-1993, discussiepagina;

‘Plaatselijke politiek is gevoelig voor modes’, 28-8-1993, discussiepagina; ‘Investeren in de nieuwe generatie’,

29-1-1994, discussiepagina; ‘Studie en arbeidsmarkt’, 4-6-1994, discussiepagina.

- De Volkskrant. Onderwerp: ‘Nederlands wetenschapsbeleid is verkwistend zuinig’, 8-9-1992, p. 9

- Trouw. Onderwerpen: ‘Positie aio’s dient te worden versterkt, 28-1-1994, p. 11; ‘De vorming van nieuwe

wetenschappers – een voorstel, 9-5-1995, p. 11.

1989

- ‘Plotinus and Gallienus’, in A.A.R. Bastiaensen e.a., eds., Fructus Centesimus. Mélanges offerts à Gerard J.M.

Bartelink à l’ occasion de son soixante-cinquième anniversaire, Sint Pieter/ Kluwer, Steenbrugge/ Dordrecht,

69-82

- ‘Van republiek naar monarchie. Het Romeinse bestel onder keizer Augustus’, in P.W. de Neeve & H.

Sancisi-Weerdenburg, eds., Kaleidoskoop van de Oudheid, Wolters-Noordhoff, Groningen, 191-201

- ‘Sicilië: een heel ander land en toch niet ver weg’, Natuur & techniek 57, 2, VII-XI

- Bespreking van J.N. Bremmer, ed., Interpretations of Greek Mythology, Londen 1987, Theoretische

Geschiedenis 16, 3, 1989, 350-353 (in het Nederlands)

- Bespreking van M. Beard & M.H. Crawford, Rome in the Late Repubic, Londen 1985, Mnemosyne 42, 1-2,

1989, 248-251 (in het Engels)

- Bespreking van J.M. Alonso-Nuñez, Die politische und soziale Ideologie des Geschichtsschreibers Florus

Bonn 1983, Mnemosyne 42, 3-4, 1989, 564-565 (in het Engels)

- ‘De klassieken in het gymnasiale en universitaire onderwijs’, in De moeite waard. Beschouwingen over nut en

waarde van het Latijn en Grieks en de antieke cultuur voor vwo en universiteit, Amsterdam 1989

een eeuw van cr is i s 25prof . dr . l . de blois24

1984

- ‘The Third Century Crisis and the Greek Elite in the Roman Empire’, Historia 33, 3, 358-377

- ‘De perceptie van schaalvergroting in de werken van Sallustius’, Lampas 17, 4, 318-334

1985

- ‘Ps.-Aelius Aristides’ EIS BASILEA’,in G.J.M. Bartelink & J.H. Brouwers, eds., Noctes Noviomagenses.

Feestbundel J.C.F. Nuchelmans, Paul Brand, Weesp, 29-42 (in het Nederlands)

- Catilina en Clodius. Bespreking van F.J. Meijer, De verliezers. De rol van Catilina en Clodius in de politiek

van de late Romeinse republiek, Leiden 1984, Tijdschrift voor Geschiedenis 98, 2, 1985, 232-233 (in het

Nederlands)

1986

- Met G.H. Kramer, Kerk en vrede in de Oudheid, Kok, Kampen, 82 blz.

- ‘The Eis Basilea of Ps.-Aelius Aristides’, Greek, Roman and Byzantine Studies 27, 3, 279-288

- ‘De christenen in het Romeinse rijk van de tweede tot de vierde eeuw’, Hermeneus 58, 2, 70-79

- Bespreking van G. Müller, Die Konzeption des Fortschritts im antiken Geschichtsdenken, Sitzungsberichte

der Akademie der Wissenschaften der DDR, Klasse der Gesellschaftswissenschaften 1983, 5G, Berlijn (O.)

1983, Theoretische Geschiedenis 13, 4, 1986, 544-547 (in het Nederlands)

- ‘Een toekomst zonder geschiedenis?’, Intermediair 22e jaargang, nr 35, 29-8-1986, p. 59

1987

- The Roman Army and Politics in the First Century B.C., Gieben, Amsterdam, 112 blz.

- ‘Price en McMullen. De botsing tussen de overheden en de christenen in het Romeinse rijk’, Bulletin van de

Vereniging van Classici in Nederland 12, 1, 13-15

- ‘Oorlog en vrede bij de Grieken en Romeinen’, in L. de Blois, A.G. Weiler en L. Wecke, eds., Rechtvaardiging

van de oorlog van de oudheid tot in de twintigste eeuw. Studiecentrum voor Vredesvraagstukken cahier 39,

Jan Mets, Amsterdam, 7-24

- ‘Ten geleide’ in het themanummer Herodotus, Lampas 20, 3, 141

- Bespreking van A.Th. van Deursen, K.L. Poll, H. Ulrich en H.J.L. Vonhoff, Geschiedenis, een hoofdvak,

Leiden 1985, BMGN 102, 1, 1987, 114-115 (in het Nederlands)

1988

- ‘The Perception of Expansion in the Works of Sallust’, Latomus 47, 3, 604-619

- ‘Het christendom en de Romeinse staat’, in A. Eppink, ed., Cultuurcontact en cultuurconflict, Coutinho,

Muiderberg, 70-77

- Met W. van Loon. Bespreking van M.H. Hansen, Demography and Democracy. The Number of Athenian

Citizens in the Fourth Century B.C., Gjellerup 1986, Mnemosyne 41, 3-4, 1988, 461-464 (in het Engels)

Page 17: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

- Met J.J. Flinterman, Bespreking van C.P. Jones, Culture and Society in Lucian, Londen/ Cambridge MA

1986, Mnemosyne 45, 2, 1992, 252-255 (in het Engels)

- Bespreking van W. Adler, Time Immemorial. Archaic History and its Sources in Christian Chronography

from Julius Africanus to Georgius Syncellus, Washington DC 1989, Bibliotheca Orientalis XLIX, 3-4, 1992,

577-580 (in het Engels)

- Bespreking van A.E. Samuel, The Promise of the West. The Greek World, Rome and Judaism, Londen/ New

York 1988, Theoretische Geschiedenis 19, 1, 1992, 71-74 (in het Nederlands)

1993

- ‘Schaalvergroting als factor in de ontwikkeling van de Romeinse republiek’, Antropologische Verkenningen

12, 4, 42-58

- ‘Oorlog en het denken over oorlog en vrede bij de oude Grieken’, Splijtstof. Tijdschrift van de Faculteit der

Wijsbegeerte van de KU Nijmegen 21 (129/5), 31-44

- ‘Oorlog en vrede bij de oude Grieken’, Hermeneus 65, 4, 227-234

- Bespreking van Chr. Habicht, Cicero the Politician, Londen/ Baltimore 1990, Mnemosyne 46, 3, 1993,

409-412 (in het Engels)

- Bespreking van P. Herrmann, Hilferufe aus römischen Provinzen. Ein Aspekt der Krise des römischen

Reiches im 3. Jahrhundert n.Chr., Hamburg/ Göttingen 1990, Latomus 52, 1993, 448-449 (in het Engels)

1994

- ‘Traditional Virtues and New Spiritual Qualities in Third Century Views of Empire, Emperorship and

Practical Politics’, Mnemosyne 47, 2, 166-176

- ‘Sueton, Aug. 46 und die Manipulation des mittleren Militärkaders als politisches Instrument’, Historia

43, 3, 324-345

- ‘Problems of Scale as an Agent of Change in the Late Roman Republic’, in M. van Bakel, R. Hagesteijn en P.

van de Velde, eds., Pivot Politics. Changing Cultural Identities in Early State Formation Processes, Het Spinhuis,

Amsterdam, 121-129

1995

- Met J.A.E. Bons, ‘Platonic and Isocratean Political Concepts in Plutarch’s Lycurgus’, in I. Gallo & B.

Scardigli, eds., Teoria e prassi politica nelle opere di Plutarco. Atti del V convegno Plutarcheo, D’ Auria, Napels,

99-106

- ‘De communicatie tussen de Romeinse keizers en de Griekstalige steden in Klein – Azië in de tweede en

derde eeuw na Chr. als voorbeeld van de communicatie tussen heersers en onderhorigheden in het

Romeinse rijk’, in H.J.M. Claessen e.a., eds., Over de weg. De betekenis van infrastructurele voorzieningen in en

voor vroege staten, CNWS, Leiden, 9-16

- ‘Aio’s of bursalen? De toekomst van nieuwe generaties universitaire onderzoekers’, VAWO-visie 27, 2, 8-10

- Bespreking van K. Strobel, Das Imperium Romanum im ‘dritten Jahrhundert’. Modell einer historischen

Krise?, Stuttgart 1993, Antiquité Classique 64, 1995, 489-491 (in het Frans)

een eeuw van cr is i s 27prof . dr . l . de blois26

1990

- Imperium Galliarum. Bespreking van J.F. Drinkwater, The Gallic Empire. Separatism and Continuity in the

North-Western Provinces of the Roman Empire, A.D. 260-274, Stuttgart 1987, Tijdschrift voor Geschiedenis

103, 1, 1990, 89-91(in het Nederlands)

1991

- ‘The Perception of Politics in Plutarch’s Roman Lives’, in H. Temporini & W. Haase, eds., Aufstieg und

Niedergang der Römischen Welt II 33, 6, De Gruyter, Berlijn/ New York, 4568-4615

- ‘Tacitus, Suetonius en Cassius Dio over Nero’s laatste jaren’, Lampas 24, 5, 359-374

- Met P.J.J. Vanderbroeck, ‘Leiderschap en collectief gedrag in de Late Romeinse Republiek in de eerste eeuw

voor Chr.’, in H.J.M. Claessen & P. van de Velde, Dynamiek in discussie, CNWS, Leiden, 9-22

- Bespreking van R. Lane Fox, Pagans and Christians in the Mediterranean World from the Second Century

A.D. to the Conversion of Constantine, Londen 1988, Theoretische Geschiedenis 18, 1, 1991, 66-70 (in het

Nederlands)

- Bespreking van R. Drexhage, Untersuchungen zum römischen Osthandel, Bonn 1988, Latomus 50, 1991,

729-730 (in het Engels)

- Romeinse letteren. Bespreking van R. MacPherson, Rome in Involution. Cassiodorus’ Variae in their Literary

and Historical Setting, Poznan 1989, Tijdschrift voor Geschiedenis 104, 1, 1991, 62-64 (in het Nederlands)

- Met E.A. Hemelrijk, Vrouwen in het Nieuwe Testament en de vroegchristelijke gemeenten. Bespreking van

B. Witherington, Women in the Earliest Churches, Cambridge 1988, Tijdschrift voor Geschiedenis 104, 2,

1991, 315-316 (in het Nederlands)

- Teksten uit het oude Etrurië. Korte bespreking van R.S.P. Beekes & L.B. van der Meer, De Etrusken spreken,

Muiderberg 1991, Tijdschrift voor Geschiedenis 104, 3, 1991, 467 (in het Nederlands)

- Archeologisch vakwerk. Korte bespreking van Mededelingen van het Nederlands Instituut te Rome 50,

Assen/ Maastricht 1991, Tijdschrift voor Geschiedenis 104, 3, 1991, 467 (in het Nederlands)

1992

- Met J.A.E. Bons, ‘Platonic Philosophy and Isocratean Virtues in Plutarch’s Numa’, Ancient Society 23, 159-188

- Met G.J.D. Aalders H.Wzn., ‘Plutarch und die politische Philosophie der Griechen’, in H. Temporini & W.

Haase, eds., Aufstieg und Niedergang der Römischen Welt II 36, 5, De Gruyter, Berlijn/ New York, 3384-3404

- ‘Roman Officers and Politics. The Manipulation of the Military Cadre in the Period 44-36 B.C.’, in H.-J.

Drexhage & J. Sünskes-Thompson, Laverna. Beiträge zur Wirtschafts- und Sozialgeschichte der Alten Welt III,

Scripta Mercaturae Verlag, St Katharinen, 104-128

- ‘Het begin van het einde. De crisis van de derde eeuw na Chr. in het Romeinse rijk’, in H.J.M. Claessen, ed.,

De ondergang van de vroege staat, CNWS, Leiden, 37-48

- Met E.A. Hemelrijk, ‘Een eenzijdige benadering van een belangrijk probleem: B. Witherington en de positie

van vrouwen in de vroege christelijke kerk’, Theoretische Geschiedenis 19, 3, 366-375

- Met E.A. Hemelrijk, Bespreking van B. Witherington, Women in the Earliest Churches, Cambridge 1988,

Mnemosyne 45, 2, 1992, 279-281 (in het Engels)

Page 18: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

1999

- ‘The Perception of Emperor and Empire in Cassius Dio’s Roman History’, Ancient Society 29, 1998-1999,

267-281

- ‘Plutarch’s Perception of Plato’s Political Activities in Syracuse’, in A. Pérez Jiménez, J. García López en R.M.

Aguilar, eds., Plutarco, Platón y Aristóteles. Actas del V Congreso Internacional de la Iinternational

Plutarch Society, Madrid/ Cuenca, 4-7 de Mayo de 1999, Ediciones Clásicas, Madrid, 299-304

- Dio‘s Vocabulary. Bespreking van M.-L. Freyburger-Galland, Aspects du vocabulaire politique et

institutionnel de Dion Cassius, Parijs 1997, Classical Review 49, 1, 1999, 36-37 (in het Engels)

- Bespreking van J.A. Harrill, The Manumission of Slaves in Early Christianity, Tübingen 1995, Theologische

Revue 95, 5, 1999, 386-387 (in het Engels)

- Bespreking van M. Kostial, Kriegerisches Rom? Zur Frage von Unvermeidbarkeit und Normalität militärischer

Konflikte in der römischen Politik, Stuttgart 1995, Latomus 58, 1999, 454-455 (in het Engels)

- Geleerde vrouwen in de Romeinse bovenlaag. Bespreking van E.A. Hemelrijk, Matrona docta. Educated

Women in the Roman Elite from Cornelia to Julia Domna, dissertatie KU Nijmegen 1998, Tijdschrift voor

Geschiedenis 112, 307-308

- Koningen en veldheren in het oude Israel. Bespreking van S. Bietenhard, Des Königs General. Die

Heerfühertraditionen in der vorstaatlichen und frühstaatlichen Zeit und die Joabgestalt in II Samuel

2-20 und I Könige 1-2, Göttingen 1998, Tijdschrift voor Geschiedenis 112, 504

2000

- ‘Army and Society in the Late Roman Republic. Professionalism and the Role of the Military Middle Cadre’, in

G. Alföldy, B. Dobson, W. Eck, eds., Heer, Kaiser und Gesellschaft im Römischen Reich, Steiner, Stuttgart, 1-21

- ‘Traditional Commonplaces in Plutarch’s Image of Timoleon’, in L. van der Stockt, ed., Rhetorical Theory

and Praxis in Plutarch. Acta of the IVth International Congress of the International Plutarch Society, Leuven July

3-6, Peeters, Leuven, 131-139

- De politiek van Publius Clodius. Bespreking van W.J. Tatum, The Patrician Tribune: Publius Clodius

Pulcher, Chapel Hill/ Londen 1999, Tijdschrift voor Geschiedenis 113, 4, 570-572

2001

- Uitgave van Administration, Prosopography and Appointment Policies in the Roman Empire. Proceedings of the

First Workshop of the International Network Impact of Empire (Roman Empire, 27 B.C.-A.D. 406), Leiden, June

28-July 1, 2000, Gieben, Amsterdam 2001; daarin van L. de Blois: ‘Introduction’, V-VII en ‘Roman Jurists

and the Crisis of the Third Century A.D. in the Roman Empire, 136-153.

- ‘The Political Significance of Friendship in the Letters of Pliny the Younger’, in M. Peachin, ed., Aspects of

Friendship in the Graeco-Roman World. Proceedings of a conference held at the Seminar für Alte Geschichte,

Heidelberg, on 10-11 June, 2000, Journal of Roman Archaeology, Supplementary Series Nr. 43, Portsmouth

RI, 129-134

- ‘Octavian and the Restoration of the Republic’, in A.P. Orbàn & M.G.M. van der Poel, eds., Ad Litteras.

Latin Studies in Honour of J.H. Brouwers, Nijmegen University Press, 79-86

een eeuw van cr is i s 29prof . dr . l . de blois28

1996

- ‘Themanummer Antropologie en Geschiedenis, Inleiding’, Tijdschrift voor Geschiedenis 109, 3, 323-325

- ‘Complexe interactie in de late Romeinse republiek’, in Tijdschrift voor Geschiedenis 109, 3, 392-406

- Bespreking van Ph.A. Stadter, ed., Plutarch and the Historical Tradition, Londen/ New York 1992,

Mnemosyne 49, 4, 476-478 (in het Engels)

- Thucydides. Bespreking van C. Orwin, The Humanity of Thucydides, Princeton N.J. 1994, Tijdschrift voor

Geschiedenis 109, 4, 1996, 536-537 (in het Nederlands)

- De periode der Antonijnen. Bespreking van M. Grant, The Antonines. The Roman Empire in Transition,

Londen/ New York 1994, Tijdschrift voor Geschiedenis 109, 4, 1996, 539-540 (in het Nederlands)

1997

- ‘Volk und Soldaten bei Cassius Dio’, in H. Temporini & W. Haase, eds., Aufstieg und Niedergang der

Römischen Welt II 34, 3, De Gruyter, Berlijn / New York, 2650-2676

- ‘Political Concepts in Plutarch’ s Dion and Timoleon’, Ancient Society 28, 209-224

- ‘De reis naar Israel van de GSV, een impressie’, Ex Tempore 16, 1, 37-45

- De geschiedenis van de angst in de Romeinse oudheid. Bespreking van A. Kneppe, Metus temporum. Zur

Bedeutung von Angst in Politik und Gesellschaft der römischen Kaiserzeit des 1. und 2. Jahrhunderts

v.Chr., Stuttgart 1994, Tijdschrift voor Geschiedenis 110, 1, 1997, 106-107 (in het Nederlands)

1997-2003

- Bijdragen aan ORkonde, publicatiemedium van de ondernemingsraad van de KU Nijmegen (columns,

artikelen), 4 tot 6 per jaar.

1998

- ‘Emperor and Empire in the Works of Greek- speaking Authors of the Third Century A.D., in H. Temporini

& W. Haase, eds., Aufstieg und Niedergang der Römischen Welt II 34, 4, De Gruyter, Berlijn / New York,

3391-3443

- ‘The World a City: Cassius Dio ‘s View of the Roman Empire’, in L. Aigner Foresti e.a., eds., L’Ecumenismo

Politico nella Coscienza dell’ Occidente, Atti del Congresso Bergamo 18-21 settembre 1995, L’ Erma di

Bretschneider, Rome, 359-370

- ‘Catilina: revolutionair of avonturier?’, Lampas 31, 1, 56-70

- Burgersoldaten en huurlingen in Athene. Bespreking van L.A. Burckhardt, Bürger und Soldaten. Aspekte der

politischen und militärischen Rolle athenischer Bürger im Kriegswesen des vierten Jahrhunderts v.Chr.,

Historia Einzelschriften 110, Stuttgart 1996, Tijdschrift voor Geschiedenis 111, 2, 289-291 (in het

Nederlands)

- Een nieuwe visie op de vroege Romeinse geschiedenis. Bespreking van B. Linke, Von der Verwandtschaft

zum Staat. Die Entstehung politischer Organisationsformen in der frührömischen Geschichte, Stuttgart

1995, Tijdschrift voor Geschiedenis 111, 2, 292-294 (in het Nederlands)

Page 19: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

2004

- Met J.A.E. Bons, A.H.M. Kessels & D.M. Schenkeveld uitgave van The Statesman in Plutarch’s Works. Volume

I: Plutarch’s Statesman and his Aftermath. Political, Philosophical and Literary Aspects, Brill, Leiden/ Boston;

daarin van L. de Blois, ‘Introduction’, 1-3 en ‘Classical and Contemporary Statesmen in Plutarch’s Praecepta’, 57-66

- ‘A Conflict in Rome, A.D. 238: Herodian 7.11-12’, in H. Heftner & K. Tomaschitz, eds., Ad Fontes. Festschrift

für Gerhard Dobesch zum fünfundsechzigsten Geburtstag am 15. September 2004,Wiener Humanistische

Gesellschaft, Wenen, 559-562

2005

- Met J.A.E. Bons, A.H.M. Kessels & D.M. Schenkeveld uitgave van The Statesman in Plutarch’s Works.

Volume 2: The Statesman in Plutarch’s Greek and Roman Lives, Brill, Leiden/ Boston; daarin van L. de Blois,

‘Introduction’, 1-4

- ‘Plutarch’s Lycurgus: A Platonic Biography’, in K. Vössing, ed., Biographie und Prosopographie. Internationales

Kolloquium zum 65. Geburtstag von Anthony R. Birley. Historia Einzelschrift 178, Steiner, Stuttgart, 91-102

- ‘Two Important Commonplaces in Plutarch’s Lycurgus’, in A. Pérez Jiménez & F. Titchener, eds., Historical

and Biographical Values of Plutarch’s Works: Studies Devoted to Professor Philip A. Stadter, International

Plutarch Society, Logan (Utah)/ Málaga, 145-154

- ‘Titus Suedius Clemens and Pompeian loca publica’, in S.T.A.M. Mols & E.M. Moormann, eds., Omni pede

stare. Saggi architettonici e circumvesuviani in memoriam Jos de Waele Studi della Soprintendenza archeologica

di Pompei 9, Electa, Napels, 310-314

- Bespreking van P. Swan, The Augustan Succession. An Historical Commentary on Cassius Dio’s Roman

History, Books 55-56 (9 B.C.-A.D. 14), Oxford 2004, Classical Journal 101, 2, 2005-2006, 213-215 (in het

Engels)

- Een geschiedenis van de Germaanse krijger. Bespreking van M.P. Speidel, Ancient Germanic Warriors.

Warrior Styles from Trajan’s Column to Icelandic Sagas. Londen/ New York 2004, Tijdschrift voor

Geschiedenis 118, 3, 2005, 499-500 (in het Nederlands)

2006

- Met P. Funke & J. Hahn uitgave van The Impact of Imperial Rome on Religions, Ritual and Religious Life

in the Roman Empire. Proceedings of the Fifth Workshop of the Inetrnational Network Impact of Empire (Roman

Empire, 200 B.C.-A.D. 476), Münster, June 30- July 4, 2004, Brill, Leiden/ Boston; daarin L. de Blois,

‘Emperorship in a Period of Crisis. Changes in Emperor Worship, Imperial Ideology, and Perceptions of

Imperial Authority in the Roman Empire in the Third Century A.D.’, 268-278

- ‘Demos and Leaders in Plutarch’s Solon, in A.P.M.H. Lardinois, M.G.M. van der Poel en V.J.C. Hunink, eds.,

Land of Dreams. Greek and Latin Studies in Honour of A.H.M. Kessels, Brill, Leiden/ Boston, 280-290

- ‘Plutarch’s Solon : a Tissue of Commonplaces or a Historical Account?’, in J.H. Blok & A.P.H.M. Lardinois,

eds., Solon of Athens: New Historical and Philological Approaches, Brill, Leiden/ Boston, 429-440

- ‘Plutarchus’ biografie van Solon: een weefsel van gemeenplaatsen of een historisch verslag?’, Lampas 39,

2, 153-162

een eeuw van cr is i s 31prof . dr . l . de blois30

- ‘Christians and Roman Imperial Politics. The Changing Position of Christians in the Third Century A.D.’,

Het Christelijk Oosten. Tijdschrift van het Instituut voor Oosters Christendom 53, 1-2, 105-123

- ‘Geld in de Oudheid’, Schrift 193, 1, 2001, 3-9.

- Bespreking van M. Hose, Erneuerung der Vergangenheit. Die Historiker im Imperium Romanum von Florus

bis Cassius Dio, Stuttgart- Leipzig 1994, Gnomon 73, 2001, 133-136 (in het Engels)

- Gerhard J.D. Aaalders H.Wzn., Rotterdam 26 november 1914 – Baarn 17 oktober 1987, levensbericht in

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Leiden 1999-2000, 89-94

2002

- ‘De crisis van de derde eeuw na Chr. in het Romeinse rijk’, Tijdschrift voor Geschiedenis 115, 1, 7-25

- Met J. Rich uitgave van The Transformation of Economic Life under the Roman Empire. Proceedings of the Second

Workshop of the International Network Impact of Empire (Roman Empire, 200 B.C. – A.D. 476), Nottingham,

July 4-7, 2001, Gieben, Amsterdam; daarin van L. de Blois, H.W. Pleket & J. Rich, ‘Introduction’, IX-XX en

van L. de Blois, ‘The Crisis of the Third Century A.D. in the Roman Empire:

A Modern Myth?’, 204-217.

- ‘Monetary Policies, the Soldiers’ Pay and the Onset of Crisis in the First Half of the Third Century A.D.’,

in P.P.M. Erdkamp, ed., The Roman Army and the Economy, Gieben, Amsterdam, 90-107

- ‘The Onset of Crisis: The Reign of the Emperor Severus Alexander (AD 222-235)’, in: Limes XVIII, BAR

International Series 1084 (I), Oxford 2002, 13-17

- Bespreking van Th. Schmitz, Bildung und Macht. Zur sozialen und politischen Funktion der zweiten Sophistik

in der griechischen Welt der Kaiserzeit, München 1997, Gnomon 74, 2002, 493-497 (in het Engels)

- Bespreking van M. Zimmermann, Hrsg., Geschichtsschreibung und politischer Wandel im 3. Jahrhundert

n.Chr. Kolloquium zu Ehren von Karl-Ernst Petzold (Juni 1998) anlässlich seines 80. Geburtstags. Historia

Einzelschriften, Nr. 127, Stuttgart 1999, Antiquité Classique 71, 2002, 393-395 (in het Engels)

2003

- Met P.P.M. Erdkamp, O.J. Hekster, G. de Kleijn en S.T.A.M. Mols uitgave van The Representation and

Perception of Roman Imperial Power. Proceedings of the Third Workshop of the International Network Impact of

Empire (Roman Empire, 200 B.C. – A.D. 476), Rome, March 20-23, 2002, Gieben, Amsterdam; daarin van

L. de Blois & O.J. Hekster, ‘Introduction’, VIII-XI en van L. de Blois, ‘The Perception of Roman Imperial

Authority in Herodian’s Work’, 148-156

- ‘Ulpian’s Death’, in P. Defosse, Hommages à Carl Deroux III – Histoire, épigraphie et droit, Brussel/Parijs

2003, 135-145

- Rebellion and Reconstruction. Bespreking van Ch.L. Murison, Galba to Domitian. An Historical Commentary

on Cassius Dio’s Roman History 64-67, Atlanta 1999, Gnomon 75, 80-82 (in het Engels)

- Bespreking van K. Bringmann, Geschichte der Römischen Republik. Von den Anfängen bis Augustus,

München 2002, Tijdschrift voor Geschiedenis 116, 4, 576-577 (in het Nederlands)

- ‘Geld voor de arme tak. Netwerken en congressubsidies in de geesteswetenschappen’, Business in Meeting

17, 1, 18-20

Page 20: PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University … · afscheidsrede prof. dr. l. de blois De eerste helft van de derde eeuw na Christus was in het Romeinse rijk een

prof . dr . l . de blois32

- ‘Administrative Strategies of the Emperor Severus Alexander and his Advisers’, in A. Kolb, ed.,

Herrschaftsstrukturen und Herrschaftspraxis. Konzepte, Prinzipien und Strategien des Administration im römischen

Kaiserreich. Akten der Tagung an der Universität Zürich 18.-20.10.2004, Akademie Verlag, Berlijn, 45-52

- ‘The Onset of Crisis in the First Half of the Third Century A.D.’, in K.-P. Johne, Th. Gerhardt en U.

Hartmann, eds., Deleto paene imperio Romano. Transformationsprozesse des Römischen Reiches im 3.

Jahrhundert und ihre Rezeption in der Neuzeit, Franz Steiner Verlag, Stuttgart, 25-36

- Bespreking van Chr. Körner, Philippus Arabs. Ein Soldatenkaiser in der Tradition des antoninisch-severischen

Prinzipats, Berlijn/ New York 2002, Latomus 45, 2006, 498-500 (in het Engels)

2007

- ‘Army and General in the Late Roman Republic’, in P.P.M. Erdkamp, ed., The Blackwell Companion to the

Roman Army, Blackwell, Oxford, 164-179

- Met E. Lo Cascio uitgave van The Impact of the Roman Army (200 BC – AD 476): Economic, Social, Political,

Religious and Cultural Aspects. Proceedings of the Sixth Workshop of the International Network Impact of Empire

(Roman Empire, 200 B.C.-A.D. 476), Capri, March 29-April 2, 2005, Brill, Leiden/ Boston; daarin van L. de

Blois, ‘Introduction’, XVII-XXII en ‘The Military Factor in the Onset of Crises in the Roman Empire in the

Third Century A.D.’, 494-507