online reputatiemanagement: gebruik en effect van
TRANSCRIPT
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en
conversational human voice
Judith Huibers
10149821
Corporate Communicatie
Masterthesis Communicatiewetenschap
Dr. J. W. M. Verhoeven
Graduate School of Communication
Universiteit van Amsterdam
Juni 2012
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
2
Samenvatting
Communicatieprofessionals zien kansen en bedreigingen in sociale media, waaronder Twitter.
Dit medium krijgt veel aandacht van organisaties, omdat stakeholders daar in toenemende
mate hun klachten over de organisatie ventileren. Deze klachten kunnen eenvoudig en snel
verspreid worden en uitgroeien tot een corporate issue. Webcare is een vorm van online issue-
en reputatiemanagement op sociale media waarbij organisaties in dialoog gaan met hun
stakeholders om corporate issues en reputatieschade te voorkomen. In dit artikel is onderzocht
hoe effectief de webcarestrategieën zijn die Nederlandse organisaties gebruiken. Uit de eerste
studie, een inhoudsanalyse naar webcaredialogen op Twitter, blijkt dat organisaties in bijna de
helft van de gevallen gebruik maken van meerdere strategieën tegelijkertijd in de vorm van
webcareclusters, terwijl onderzoek zich tot op heden primair heeft gericht op afzonderlijke
strategieën. Daarnaast blijkt het tegemoetkomend-defensief continuüm van o.a. Coombs
(1998) een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid te zijn. Er zijn drie in plaats van
twee clusters te onderscheiden. Zo bestaat er een defensief cluster aan de defensieve zijde van
het continuüm en twee clusters, structureel en individueel tegemoetkomend, aan de
stakeholder tegemoetkomende zijde van het continuüm. In de tweede studie is middels een
experiment onderzocht hoe effectief deze webcareclusters zijn in het beschermen van de
corporate reputatie en in hoeverre dat beïnvloed wordt door de communicatiestijl,
conversational human voice. Uit de resultaten blijkt dat geen webcare zorgt voor de slechtste
corporate reputatie. Organisaties moeten zich daarom bezighouden met de vraag welk
webcarecluster zij gebruiken om te reageren en niet met de vraag of zij moeten reageren. Het
individueel tegemoetkomende cluster waarmee de organisatie de belangen van die ene
(klagende) stakeholder voorop stelt, zorgt voor een even goede corporate reputatie als het
structureel tegemoetkomende cluster waarmee de organisatie via het verbeteren van de interne
processen alle stakeholders tegemoetkomt. Het individueel tegemoetkomende cluster heeft
echter de meest positieve invloed op de meest emotioneel geladen dimensies van de corporate
reputatie, emotionele aantrekkingskracht en de werkomgeving. Persoonlijkheid en emotie zijn
belangrijke eigenschappen van de dialoog tussen stakeholders en organisaties op Twitter.
Voor organisaties betekent dit dat zij meer gebruik moeten maken van het individueel
tegemoetkomende cluster zodat de stakeholder zich tot de organisatie aangetrokken voelt. Dit
door de veel gebruikte informatie- en sympathiestrategie te combineren en waar mogelijk
compensatie te bieden. De communicatiestijl die de organisatie daarbij gebruikt, beïnvloedt
dat niet. Tegelijkertijd doet de organisatie er verstandig aan om het probleem structureel aan
te pakken, zonder dat naar de individuele stakeholder te hoeven communiceren.
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
3
Inleiding
Sociale media zijn een relatief nieuw element van de communicatiemix van
organisaties. Europese PR professionals verwachten dat het belang van sociale media,
waaronder online gemeenschappen, weblogs en microblogs als Twitter, de komende jaren
sterk zal toenemen (Verhoeven, Tench, Zerfass, Moreno & Verčič,, 2012). Deze
communicatietechnologieën bieden naast kansen, ook bedreigingen voor de relaties met
belangrijke stakeholders (Heath, 1998). Professionals zien de open, ongecontroleerde, dialoog
op sociale media en het gemak van het verspreiden van informatie als bedreiging voor de
reputatie van organisaties (Verhoeven et al., 2012). Deze media zijn namelijk belangrijke fora
geworden voor het ontwikkelen van issues, omdat het communicatiemiddelen zijn die
gebruikt worden door mensen die issue georiënteerd zijn (Heath, 1998). Op Twitter heeft
iedere klacht de potentie om snel uit te groeien tot een issue wanneer dezelfde hashtag door
vele Twittergebruikers wordt gebruikt.
Deze issues zijn voor een groot publiek toegankelijk en kunnen daardoor de reputatie
van een organisatie ernstig beschadigen. Een bekend voorbeeld is de klacht van de
Nederlandse cabaretier Youp van ’t Hek over telecommunicatiebedrijf T-Mobile. Hij uitte op
Twitter zijn ongenoegen over de werkwijze van de klantenservice. De cabaretier was niet te
spreken over de gekozen webcarestrategie, het bieden van excuses, en nodigde andere mensen
uit om eveneens hun klachten te ventileren. De onvrede over de behandeling van de klacht
leidde tot klachten van anderen en daardoor tot reputatieschade voor T-mobile (Van Noort &
Willemsen, 2011).
Een toenemend aantal organisaties heeft daarom een webcarekanaal op Twitter
waarmee zij reageren op klachten. Onduidelijk is echter hoe Nederlandse organisaties
communiceren op dit kanaal. Het scannen, traceren en monitoren van klachten en issues
behoort tot de kerntaken van een organisatie en wordt issuemanagement genoemd (Heath,
1998). Issuemanagement heeft tot doel om zo vroeg mogelijk issues bij stakeholders op te
sporen om een (reputatie)crisis te voorkomen (Sturges, 1994). Webcare is een vorm van
issuemanagement waarbij organisaties online reageren op klachten.
Daarnaast is het de vraag of de responsstrategieën die organisaties gebruiken werkelijk
toereikend en effectief zijn voor het managen van klachten als opkomende issues (Lee &
Song, 2010; Mangold & Faulds, 2009). Professionals zien een grote bedreiging en uitdaging
in de transmissiesnelheid van berichten via sociale media (Argenti & Barnes, 2009; Kaplan &
Haenlein, 2010). Stakeholders kunnen tevens makkelijker negatieve berichten of klachten
uiten op klachtenwebsites en sociale media (Constantinides & Foutain, 2008; Kerkhof,
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
4
Schultz & Utz, 2011; Ward & Ostrom, 2006). Deze kunnen vervolgens eenvoudig en snel
wereldwijd verspreid worden (Levine, Locke, Searls & Weinberger, 2000).Een organisatie
heeft daarbij steeds minder controle over de informatie die stakeholders tot hun beschikking
hebben en haar reputatie wordt kwetsbaarder (Argenti & Barnes, 2009; González-Herrero &
Smith, 2008).
Sociale media vragen om een andere conversatiestijl van organisaties dan traditionele
media als de krant vanwege het tweezijdige en directe karakter van de communicatie tussen
organisatie en stakeholder (Taylor & Perry, 2005). In toenemende mate vragen stakeholders
van organisaties om met hen in gesprek te gaan (Grunig, 2009; González-Herrero & Smith,
2008; Levine et al., 2000; Taylor & Perry, 2005). Hierdoor is niet alleen de inhoud van het
bericht (webcarestrategie), maar ook de communicatiestijl belangrijk.. Een menselijke
conversatiestijl of conversational human voice op corporate websites en blogs heeft een
positief effect op het vertrouwen in de organisatie en de betrokkenheid van stakeholders,
vooral in crisissituaties (Beldad, De Jong & Steehouder, 2010; Kelleher, 2009; Sweetser &
Metzgar, 2007). Ook voor webcare op corporate websites en blogs blijkt de conversational
human voice een effectieve manier om positieve merkevaluaties te bewerkstelligen (Van
Noort & Willemsen, 2011). Dit zou eveneens het geval kunnen zijn bij webcare-activiteiten
op Twitter.
Het is voor organisaties belangrijk te weten met welke webcarestrategieën en
conversatiestijl zij haar reputatie op Twitter kan beschermen, omdat dit voor organisaties
momenteel een belangrijk medium is om te communiceren en converseren met stakeholders
(Kwon & Sung, 2011). Immers, wanneer een organisatie er niet in slaagt de klachten op een
voor de stakeholders acceptabele wijze te behandelen dan bestaat de mogelijkheid dat deze
klachten zich in hoog tempo verspreiden op Twitter en andere media, evolueren tot een issue
en resulteren in een slechtere corporate reputatie (Heath, 1998). Terwijl de corporate reputatie
en legitimiteit nu zo essentieel zijn voor organisaties (Van Ruler & Verčič, 2005). Echter,
wanneer de respons van de organisatie congruent is aan de situatie dan leidt dat tot een betere
corporate reputatie (Bradford & Garrett, 1995; Coombs, 1998). Issues kunnen in die zin dus
ook gezien worden als een kans om de percepties van stakeholders op en hun houding naar de
organisatie te verbeteren wanneer de organisatie gedurende een issue sociale
verantwoordelijkheid, eerlijkheid en bezorgdheid toont richting de stakeholder (Siomkos &
Shrivastana, 1993). Bovendien kunnen organisaties dankzij sociale media tegen lage kosten
en te allen tijde in contact treden met haar stakeholders (Heath, 1998).
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
5
Er staan in dit onderzoek drie vragen centraal: Welke webcarestrategieën zetten
organisaties in om te reageren op klachten van stakeholders? Welk effect hebben deze
webcarestrategieën op de corporate reputatie? En zijn de strategieën effectiever wanneer
gesproken wordt met een conversational human voice?
Theoretisch kader
Klachten kunnen van diverse stakeholders van een organisatie komen, waaronder
klanten, leveranciers, donateurs, werknemers, investeerders, politici en het algemeen publiek
(Donaldson & Preston, 1995; Grunig, 2006; Kerkhof et al., 2011). De relatie tussen
organisaties en stakeholders is steeds meer gebaseerd op tweezijdige communicatie (Grunig,
2009; Lewis, 2001). Deze interactieve relatie vormt de basis van het reageren op klachten
middels webcare.
Door de komst van Web 2.0 zijn klachten over een (dienst of product van een)
organisatie een publiek, in plaats van een privé, fenomeen geworden (Ward & Ostrom, 2006).
Deze klachten kunnen effect hebben op de merkevaluaties (Van Noort & Willemsen, 2011),
negative word of mouth (NWOM) en productbeoordelingen (o.a.Lee & Youn, 2009),
secundaire crisiscommunicatie (Schultz et al., 2011) en met name de corporate reputatie van
een organisatie (Coombs, 2007; Lewis, 2011; Marcus & Goodman, 1991; Schultz et al., 2011;
Tucker & Melewar, 2005).
In deze paragraaf zal allereerst besproken worden wat webcare inhoudt en welke
webcarestrategieën organisaties tot hun beschikking hebben om de corporate reputatie te
beschermen. Vervolgens wordt de rol van de communicatiestijl besproken.
Webcare als online issue- en reputatiemanagement
Webcare is een voorbeeld van communicatie die organisaties inzetten om te reageren
op online klachten en andere negatieve berichten van stakeholders. Daarmee trachten zij
tevens de corporate reputatie te beschermen. Webcare wordt gedefinieerd als:
The act of engaging in online interactions with (complaining) consumers, by actively
searching the web to address consumer feedback (e.g., questions, concerns and
complaints). Webcare is performed by one or more company representatives (i.e.,
webcare teams) and serves as a tool in support of customer relationship, reputation and
brand management. (Van Noort & Willemsen, 2011, p. 3)
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
6
Organisaties kunnen op twee manieren de dialoog aangaan met stakeholders. Webcare
kan zowel een reactie zijn op de specifieke vraag van een stakeholder om te reageren op zijn
klacht als het reageren op negatieve uitlatingen over (een dienst of product van) een
organisatie zonder dat een stakeholder dat heeft gevraagd. Deze webcare interventies worden
respectievelijk reactieve en proactieve webcare genoemd (Van Noort & Willemsen, 2011).
Webcare kan bestudeerd worden aan de hand van zogenaamde crisis
responsstrategieën. Deze strategieën zijn gericht op het beschermen van de reputatie. Veel van
de crisis responsstrategieën zijn afkomstig uit het werk van Coombs (2007) die zich baseert
op de Situational Crisis Communication Theory (SCCT). Deze theorie stelt dat communicatie
en de daarbij gekozen woorden de perceptie die mensen hebben van een issue of crisis kan
beïnvloeden en daarmee tevens invloed heeft op de perceptie op de organisatie. Deze
percepties vormen de evaluatie van de corporate reputatie, omdat deze gebaseerd is op de
interpretaties van stakeholders (Tucker & Melewar, 2005). Organisaties kunnen
communicatie gebruiken om de perceptie van stakeholders van het issue en de organisatie te
beïnvloeden (Coombs & Holladay, 1996). De crisisrespons van een organisatie kan eveneens
invloed hebben op toekomstige interacties tussen stakeholder en organisatie (Coombs, 2007).
Tabel 1
Responsstrategieën
Responsstrategie Beschrijving Auteurs
Informatie Het verschaffen van objectieve informatie
aan degene die een klacht heeft, bijvoorbeeld
waar meer informatie gevonden kan worden,
wat de oorzaak is van het probleem etc.
Schultz et al. (2011)
Verontschuldiging Accepteren van verantwoordelijkheid voor
hetgeen over geklaagd wordt en vragen om
vergeving.
Benoit (1997),Coombs (1998;
2000; 2007),Coombs & Holladay
(2008), Coombs et al. (2010)
Sympathie Het tonen van sympathie met degene die de
klacht heeft geuit.
Schultz et al. (2011)
Ontkenning Ontkennen dat er iets aan de hand is of dat
de oorzaak van de klacht bij de organisatie
ligt.
Coombs (1998, 2000, 2007);
Benoit (1997)
Rechtvaardiging De oorzaak van de klacht is niet zo erg als
het lijkt.
Coombs (1998, 2000, 2007),
Claeys et al. (2010)
Compensatie Het vergoeden, terugbetalen of
schadeloosstellen van degene die klaagt
Benoit (1997), Coombs (2007),
Claeys et al. (2010), Coombs et
al. (2010)
Corrigerende actie Het oplossen (repareren) of voorkomen van
hetgeen waarover geklaagd wordt door te
zeggen welke stappen er worden genomen
Benoit (1997), Coombs (1998;
2000)
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
7
Er is een breed scala aan responsstrategieën geïdentificeerd en onderzocht, waarvan
verschillende overlappen of meerdere strategieën samenvoegen. In tabel 1 staan enkele
strategieën die organisaties kunnen inzetten om te antwoorden op klachten van consumenten
op Twitter. Dit zijn strategieën die eenduidig zijn en waarvan de meeste effecten reeds zijn
onderzocht voor andere media, zoals websites en blogs.
Niet elke strategie is in iedere situatie effectief voor het beschermen van de corporate
reputatie (Schultz et al., 2011). De responsstrategieën kunnen geordend worden op een schaal
van defensief, belang van de organisatie voorop stellen, naar tegemoetkomend, de zorgen van
de stakeholder voorop zetten. Hoe ernstiger de klacht, hoe meer de zorgen van de stakeholder
voorop gesteld moeten worden (Coombs & Holladay, 2002).
Conversational human voice
Naast de responsstrategie, heeft de communicatiestijl invloed op relationele
uitkomsten, zoals vertrouwen, tevredenheid, wederkerigheid van controle en commitment
(Kelleher & Miller, 2006). Dit geldt mogelijk ook voor de reputatie van de organisatie.
Met name conversational human voice blijkt een belangrijke eigenschap te zijn van
blogs en fora op corporate websites om relaties te onderhouden met stakeholders (Kelleher &
Miller, 2006; Kelleher, 2009; Levine et al., 2000). Conversational human voice is een
innemende en natuurlijke stijl van communiceren door organisaties zoals die gepercipieerd
wordt door haar stakeholders op basis van hun interactie met de organisatie (Kelleher, 2009).
Kenmerkend aan deze communicatiestijl is: dialoog, emotie, verwelkomen van conversatie,
humor, toegeven van fouten en het geven van feedback (Kelleher & Miller, 2006; Kwon &
Sung, 2011).
Vanwege de invloed van de conversational human voice, proberen marketeers op
Twitter menselijkheid en persoonlijkheid in de uitingen van de organisatie uit te stralen door
gebruik te maken van menselijke vertegenwoordigers, persoonlijke voornaamwoorden en
non-verbale signalen (Kwon & Sung, 2011). Toch lijken organisaties nog vaak de organisatie
als afzender te gebruiken door te spreken met een corporate of professional voice (Levine et
al., 2000; Sparks, Bradley & Callan, 1997), omdat zij één identiteit uit willen stralen. De
identiteit van een organisatie wordt openbaar door gedrag, communicatie en symboliek
richting interne en externe groepen (Van Riel & Balmer, 1997).
Gezien de invloed van de conversational human voice op belangrijke relationele
uitkomsten en mogelijk ook de reputatie van de organisatie, lijkt het niet wenselijk om op
klachten te reageren met een professional voice (Sparks et al., 1997). Pogingen om op deze
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
8
manier coherentie in de Twitterberichten te behouden, kan de organisatie als star doen
overkomen (Christensen, Firat & Cornelissen, 2009). Bovendien wordt communiceren met
een corporate of professional voice gepercipieerd als persuasieve communicatie met als
primaire doel het behalen van winst (Locke, Weinberger & Searls, 2004). Dit zou
contraproductief kunnen werken wanneer een organisatie moet reageren op klachten van
stakeholders. De gekozen responsstrategie creëert dan waarschijnlijk niet de gewenste
positieve attitudes van stakeholders, waardoor het beschermen van de corporate reputatie
faalt.
Stakeholders verwachten een authentieke, transparante conversatie met een menselijke
stem, geen corporate berichten die met een corporate of professional voice uitgesproken
worden (González-Herrero & Smith, 2008; Kuhn, 2005). Dit wordt ook wel geïntegreerde
communicatie genoemd waarin rekening gehouden wordt met de benodigde flexibiliteit in het
reageren op of het spreken met een verscheidenheid aan stakeholders (Christensen et al.,
2009). Webcare is dan een openhartige online dialoog waarin de organisatie innemend en
natuurlijk converseert, met andere woorden: spreekt met een conversational human voice
(Lee, Hwang & Lee, 2006).
Doel studie 1 en 2
Tot op heden is de invloed van het gebruik van een conversational human voice
primair onderzocht op websites en blogs, maar nog niet op microblog Twitter (Kelleher, 2009;
Kelleher & Miller, 2006; Van Noort & Willemsen, 2011). Verwacht mag worden dat Twitter
zich goed leent voor issuemanagement, omdat het een medium van interpersoonlijke
communicatie is. Voor een dergelijk medium is een persoonlijke stem, een conversational
human voice, wellicht gepaster en beïnvloedt die het effect van de gebruikte webcarestrategie
op de corporate reputatie.
Dit onderzoek beoogt daarom bestaand onderzoek naar webcare en conversational
human voice uit te breiden door de twee onderzoeksgebieden te integreren. Het doel van het
onderzoek is het verkrijgen van inzicht in hoe effectief de webcarestrategieën van
Nederlandse organisaties zijn in het beschermen van de corporate reputatie en welke invloed
de communicatiestijl daar op heeft.
Er is tot op heden weinig gezegd over de houding, de toon en het taalgebruik, ofwel de
communicatiestijl, die organisaties moeten gebruiken in de internetomgeving (González-
Herrero & Smith, 2008). En met name hoe het gebruik van een communicatiestijl zoals
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
9
conversational human voice de invloed van de inhoud van de communicatie
(communicatiestrategieën) op de corporate reputatie kan beïnvloeden.
In de eerste studie wordt allereerst middels een inhoudsanalyse onderzocht welke
webcarestrategieën Nederlandse organisaties inzetten in de dialoog met stakeholders naar
aanleiding van een bepaalde klacht en in hoeverre zij daarbij gebruik maken van een
conversational human voice. Vervolgens wordt in de tweede studie onderzocht welk effect de
meest gebruikte webcarestrategieën hebben op de corporate reputatie. En vooral ook in
hoeverre dat effect beïnvloed wordt door de conversational human voice. In de algemene
conclusie en discussie worden de resultaten van beide studies geïntegreerd.
Studie 1: Het gebruik van webcarestrategieën
Methode
Procedure: steekproeftrekkingen onderzoeksmateriaal
Om een representatieve steekproef van Nederlandse organisaties te genereren voor de
inhoudsanalyse werd gebruik gemaakt van multistage sampling (Riffe, Lacy & Fico, 2005). In
de eerste fase werden aan de hand van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek
(2011) acht branches in Nederland geselecteerd: financiële dienstverlening, vervoer en opslag,
informatie en communicatie, handel, overheid en openbaar bestuur, energievoorziening,
cultuur, sport en recreatie en gezondheidszorg. Uit de eerste vier branches, de grootste van de
acht, werden drie organisaties geselecteerd. Uit de andere vier branches werden twee
organisaties geselecteerd. Dit resulteerde in twintig organisaties die geselecteerd waren op
basis van het hebben van een goed vindbaar webcarekanaal dat minimaal een jaar actief
gebruikt werd, respectievelijk: twee banken, een verzekeraar, een vliegmaatschappij, een
spoorwegbedrijf, een spoorinfrastructuurbeheerder, een aanbieder van internet, televisie en
telefonie, een aanbieder van mobiele telefonie, twee elektronicabedrijven, twee
warenhuisketens, een overheidsinstelling, een gemeente, twee energieleveranciers, een
ticketservicebedrijf, een bungalowparkenexploitant, een ziekenhuis en een zorgverzekeraar.
Vervolgens werden er per organisatie dertig dialogen met stakeholders op Twitter
geselecteerd door middel van een systematic random steekproef. Iedere tiende dialoog op
Twitter werd opgenomen in het corpus. Dertien dialogen vielen af, omdat de klacht op een
afgeschermd account stond of door de klagende stakeholder verwijderd was. Uiteindelijk
werden er 587 dialogen op Twitter meegenomen in de resultaten.
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
10
Variabelen
De webcarestrategie die door de organisatie gebruikt werd in de dialoog met de
stakeholder werd gecodeerd aan de hand van de strategieën die uit de literatuur waren
geselecteerd (Benoit, 1997; Coombs, 1998, 2000, 2007; Coombs & Holladay, 2008; Coombs
et al., 2010; Claeys et al., 2010; Schultz et al., 2011). Een combinatie van strategieën was
tevens mogelijk. Alle reacties van de organisatie in één dialoog werden geanalyseerd, dus ook
de reactie van de organisatie op de reactie van de stakeholder. Voorts werd bekeken of de
organisatie reactief of proactief in dialoog trad met de stakeholder. Dit werd gedaan door te
kijken of de stakeholder de organisatie expliciet aansprak middels @[naam organisatie]. In
dat geval was reactieve webcare toegepast. Wanneer de @[naam organisatie] afwezig was in
de klacht dan was er sprake van proactieve webcare.
Conversational human voice (CHV) werd geanalyseerd aan de hand van de elf items
van Kelleher (2009), gemeten op een 5-punts Likertschaal (helemaal mee oneens – helemaal
mee eens). Deze items waren naar het Nederlands vertaald middels back to back translation
om te zorgen dat de strekking van de originele en vertaalde vraag identiek was. Voorbeelden
van vragen die gesteld werden: “De organisatie nodigt uit tot conversatie”, De organisatie
probeert de communicatie aangenaam te maken” en “De organisatie probeert te
communiceren op een menselijk manier”. Daarnaast werden de vorm (klacht of geen klacht),
inhoud (product, dienst/service en/of organisatie) en de wijze van monitoren (proactief of
reactief) van de klacht geanalyseerd.
Tabel 2
Intercodeurbetrouwbaarheid (Cohen’s Kappa of Krippendorff’s Alpha) per item
Variabele Cohen’s
Kappa (κ)
Variabele Krippendorff’s
Alpha (α)
Organisaties 1.00 CHV item 1 .90 Branche 1.00 CHV item 2 .96
Inhoud bericht (wel of geen
klacht)
.90 CHV item 3
CHV item 4
.79
.79 Klacht product .95 CHV item 5 .71
Klacht dienst/service .86 CHV item 6 .65
Klacht organisatie .83 CHV item 7 .66
Monitoren (proactief/reactief) .90 CHV item 8 .87
Webcare informatie .90 CHV item 9 .85
Webcare verontschuldiging 1.00 CHV item 10 .71 Webcare sympathie .82 CHV item 11 .72
Webcare ontkenning .85
Webcare rechtvaardiging 1.00 Webcare compensatie 1.00
Webcare corrigerende actie .86
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
11
Na een betrouwbaarheidsanalyse werd de conversational human voice (CHV)
berekend op basis van tien items (a= .83). Het item ‘De organisatie probeert te communiceren
op een menselijke manier’ werd niet meegenomen vanwege de lage betrouwbaarheid. Tien
procent van de berichten was ook door een tweede codeur gecodeerd.
Intercodeurbetrouwbaarheid werd gemeten met de Cohen’s Kappa en de Krippendorff’s
Alpha en bleek redelijk tot zeer betrouwbaar (zie tabel 2). De meningsverschillen werden
bediscussieerd om tot overeenstemming te komen.
Resultaten
Ongeveer twee derde (68.7%, N= 403) van de dialogen op Twitter begon met een
klacht waar de organisatie vervolgens op reageerde. In alle ander gevallen (N= 184) ging het
om een reactie op een compliment, vraag of suggestie of was het een nieuws/pr-bericht.
Wanneer de inhoud van het bericht niet het antwoorden op een klacht betrof, werd deze niet
meegenomen in de verdere analyses.
De klachten gingen over een product, een dienst en/of de gehele organisatie. In de
meeste gevallen, 59.3 procent (N= 239), ging de klacht over een dienst of service, op afstand
gevolgd door de organisatie als geheel, 38.7 procent (N= 156), en een product, 36.2 procent
(N= 146). Organisaties reageerden reactief op 74.7 procent van de klachten (N= 301) en
proactief op de overige 25.3 procent (N= 102). Zij gingen dus voornamelijk in dialoog met
stakeholders, omdat stakeholders dat expliciet van hen verlangden.
In deze dialoog gebruikten organisaties verschillende webcarestrategieën. In tabel 3
zijn de absolute aantallen en relatieve frequenties van deze strategieën terug te vinden. Met
name informatie, sympathie en corrigerende actie werden veelvuldig gebruikt. Dit gold in
mindere mate voor verontschuldiging, ontkenning, rechtvaardiging en compensatie.
Stakeholder georiënteerde strategieën werden dus meer gebruikt dan organisatie georiënteerde
strategieën.
Deze strategieën werden niet alleen apart van elkaar ingezet, maar ook gecombineerd.
In 40.6 procent (N= 164) van de gevallen werd er meer dan één strategie tegelijkertijd
gebruikt, in dertig procent (N= 121) twee, 9.2 procent (N= 37) drie, 1.2 procent (N= 5) vier en
0.2 procent (N= 1) vijf strategieën. Dit tegenover 53.1 procent van de dialogen waarin slechts
één strategie werd gebruikt. Tot op heden werd er in onderzoek voornamelijk aandacht
besteed aan de effectiviteit van afzonderlijke strategieën. Uit deze analyse bleek echter dat
organisaties in hun dialoog met de stakeholder ook vaak een combinatie van strategieën
gebruikten.
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
12
Tabel 3
Absolute en relatieve gebruik strategie en combinatie van strategieën
Strategie Totaal N (%) 1 2 3 4 5 6 7
Informatie
266
(66)
-
Verontschuldiging 122
(30.3)
25
(9.4)
-
Sympathie 96 (23.8)
61 22.9)
12 (29.3)
-
Ontkenning 41
(10.2)
24
(9.0)
1
(2.4)
8
(6.6)
-
Rechtvaardiging 34
(8.4)
17
(6.4)
2
(4.9)
2
(1.6)
5
(14.7)
-
Compensatie 22
(5.5)
5
(1.9)
1
(2.4)
6
(4.9)
1
(2.9)
0
(0)
-
Corrigerende actie 11
(2.7)
48
(18)
16
(39)
30
(24.6)
2
(5.9)
2
(9.1)
4
(36.4)
-
In tabel 3 is te zien dat de volgende combinaties van strategieën relatief vaak werden
gebruikt: corrigerende actie en verontschuldiging (39%), corrigerende actie en compensatie
(36.4%), sympathie en verontschuldiging (29.3%), corrigerende actie en sympathie (24.6 %),
sympathie en informatie (22.9%), corrigerende actie en informatie (18%) en rechtvaardiging
en ontkenning (14.7%).
Naar aanleiding van het hoge percentage van dialogen waarin een combinatie van
webcarestrategieën werd gebruikt, werd er een principale componenten factoranalyse (PCA)
uitgevoerd om te analyseren welke van de zes strategieën geclusterd werden ingezet.
Orthogonale rotatie (varimax) was gebruikt voor de eigenwaarden van de factoren. Er werden
drie factoren geabstraheerd die 51.67 procent van de variantie tussen de items verklaarden.
Tabel 4
Samenvatting van de factoranalyse (N= 242)
Geroteerde factorladingen
Items
(webcarestrategieën)
Individueel
tegemoetkomend
Structureel
tegemoetkomend
Defensief
Informatie .69 -.32 -.03
Sympathie .69 -.14 -.21
Compensatie .49 -.02 .08 Verontschuldiging -.12 .71 .04
Corrigerende actie .19 .69 -.15
Rechtvaardiging -.14 .11 .77
Ontkenning .14 -.26 .70
Eigenwaarde 1.46 1.14 1.02
% verklaarde
variantie (na rotatie
18.35 16.92 16.40
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
13
Tabel 4 geeft een overzicht van de factorladingen, eigenwaarden en verklaarde
variantie per factor. De factorladingen waren boven de gewenste grens van .40 en de
eigenwaarden groter dan 1 (Field, 2009).
Uit de factoranalyse werden dus drie clusters gevormd die meegenomen zullen worden
in de verdere analyses en de basis vormen voor studie 2: een defensief cluster
(rechtvaardiging en ontkenning), een structureel tegemoetkomend cluster (verontschuldiging
en corrigerende actie) en een individueel tegemoetkomend cluster (informatie, sympathie en
compensatie). Webcare waarbij gebruik wordt gemaakt van het eerste cluster stelt de belangen
van de organisatie voorop, terwijl een webcaredialoog met één van de andere twee clusters de
belangen van de stakeholder centraal stelt. Met het structureel tegemoetkomende cluster
probeert de organisatie de oorzaak van het probleem structureel voor alle stakeholders te
herstellen en de organisatieprocessen te verbeteren, terwijl het individueel tegemoetkomende
cluster primair gericht is op het oplossen van een probleem voor en het herstellen van de
relatie met die ene stakeholder die het probleem aan de orde stelt.
Tabel 5
Gemiddelde conversational human voice per webcarestrategie en webcarecluster wanneer wel en niet toegepast.
Webcarestrategie Focus Wel Toegepast Niet toegepast
Aantal N
(%)
Gemiddelde CHV
(SD)
Aantal N
(%)
Gemiddelde
CHV (SD)
Informatie Neutraal 266
(66)
2.86 (.77) 137
(34)
3.07 (.75)
Sympathie Stakeholder 122
(30.3)
3.07 (.67) 281
(69.7)
2.86 (.80)
Corrigerende actie Stakeholder 96 (23.8)
3.25 (.69) 307 (76.2)
2.83 (.76)
Verontschuldiging Stakeholder 41
(10.2)
3.45 (.64) 362
(89.8)
2.87 (.76)
Ontkenning Organisatie 34
(8.4)
2.60 (.75) 369
(91.6)
2.96 (.77)
Rechtvaardiging Organisatie 22 (5.5)
2.48 (.81) 381 (94.5)
2.95 (.76)
Compensatie Stakeholder 11
(2.7)
3.25 (.91) 392
(97.3)
2.91 (.76)
Strategieclusters
Verontschuldiging
en corrigerende actie
Stakeholder 16
(4)
3.76 (.46) 282
(70)
2.79 (.76)
Rechtvaardiging
en ontkenning
Organisatie 5
(1.2)
2.32 (.65) 352
(87.3)
2.98 (.75)
Informatie, sympathie en
compensatie
Stakeholder 2 (.5)
3.80 (.42) 74 (18.4)
2.95 (.81)
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
14
Naast het gebruik van de webcarestrategieën, was ook de toon die de organisatie in de
dialoog gebruikte een belangrijk element in deze analyse. De toon bleek gemiddeld neutraal te
zijn (M= 2.93, SD= .77). Daarbij had 31.5 procent (N= 127) van de berichten geen
conversational human voice, 24.1 (N= 97) had wel een dergelijke communicatiestijl. In tabel
5 wordt de gemiddelde conversational human voice per webcarestrategie weergegeven, zowel
wanneer de strategie toegepast werd als wanneer dat niet het geval was.
De dialogen waarin een strategie gebruikt werd die de stakeholder centraal stelt, dus
aan de tegemoetkomende kant van het continuüm, hadden een hogere conversational human
voice dan dialogen waarin deze strategie niet werd gebruikt. Dit verschil bleek significant
voor de webcarestrategie verontschuldiging (t(401)= -4.75, p < 0.001), sympathie (t(272.88)=
-2.71, p= .01) en corrigerende actie (t(401)= -4.79, p < .001). Voor compensatie bleek er geen
significant verschil te bestaan (t(401)= -1.39, p= .16).
In de vergelijking van de dialogen waarin al dan niet een strategie werd gebruik die de
organisatie centraal stelt, kon het tegenovergestelde geconstateerd worden. De dialogen
zonder een dergelijke strategie hadden gemiddeld een hogere conversational human voice dan
de dialogen met zo een strategie. Zowel voor ontkenning (t(401)= 2.63, p= .01) als voor
rechtvaardiging (t(401)= 2.85, p= .01) bleek dit verschil significant. Hetzelfde gold voor de
meer neutrale strategie van het geven van objectieve informatie (t(401)= 2.62, p= .01).
Kortom dialogen waarin gebruik werd gemaakt van strategieën die de stakeholder
centraal stellen, hadden een significant hogere conversational human voice dan dialogen
waarin een strategie werd gebruikt die de organisatie centraal stelt of neutraal van aard was.
Uitzondering was de strategie compensatie.
Het patroon bij de afzonderlijke strategieën leek eveneens te gelden voor de
strategieclusters. De dialogen waarin de clusters gebruikt werden die het belang van de
stakeholders centraal stellen, het individueel tegemoetkomende cluster (informatie, sympathie
en compensatie) en het structureel tegemoetkomende cluster (verontschuldiging en
corrigerende actie), hadden gemiddeld een hogere conversational human voice dan dialogen
waarin deze clusters niet werden gebruikt. Dit verschil bleek echter voor het individueel
tegemoetkomende cluster niet significant (t(74)= -1.47, p= .15). Voor het structureel
tegemoetkomende cluster bleek dit verschil wel significant (t(20.07)= -7.86, p < 0.001).
En evenals bij de afzonderlijke strategieën, hadden de dialogen met het defensieve
cluster (ontkenning en rechtvaardiging), gemiddeld een lagere conversational human voice
dan dialogen zonder dit cluster. Dit verschil bleek marginaal significant (t(355)= 1.94, p=
0.05).
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
15
Conclusie studie 1
Naar aanleiding van de resultaten wordt de deelvraag over de strategieën die
organisaties inzetten om te reageren op klachten van stakeholders beantwoord. Organisaties
gebruiken in de dialoog met stakeholders voornamelijk een stakeholder tegemoetkomende
strategie. Terwijl onderzoek zich tot op heden met name heeft gericht op het afzonderlijke
gebruik en effect van strategieën, worden strategieën in veel gevallen ook geclusterd gebruikt.
Daarbij worden de stakeholder centrale clusters opgedeeld in twee clusters: een individueel
tegemoetkomend cluster (sympathie, compensatie en informatie) en een structureel
tegemoetkomend cluster (verontschuldiging en corrigerende actie). Wanneer een organisatie
het individueel tegemoetkomende cluster gebruikt, richt zij zich op het oplossen van een
probleem van en het herstellen van de relatie met die ene stakeholder. Met het structureel
tegemoetkomende cluster tracht de organisatie de oorzaak van het probleem structureel voor
al haar stakeholders op te lossen en haar interne processen te verbeteren.
Daarnaast blijken webcaredialogen met stakeholder centrale strategieën en clusters een
hogere conversational human voice te hebben dan dialogen met de organisatie centrale
strategieën en het defensieve cluster. De gemiddelde conversational human voice is bij het
gebruik van een stakeholder centrale strategie of cluster significant hoger dan wanneer een
dergelijke strategie of cluster niet wordt gebruikt. Voor de organisatie centrale strategieën en
het defensieve cluster geldt het omgekeerde. Mogelijk stemmen werknemers de
communicatiestijl van de boodschap af op de strategie(ën) achter de boodschap. Wanneer zij
zich op de stakeholder richten dan doen zij dat ook in hun communicatiestijl. Inzicht in de
interactieve effecten van webcarecluster en communicatiestijl zal verkregen worden uit de
resultaten van studie 2. In deze studie worden de drie gevormde webcareclusters, individueel
tegemoetkomend, structureel tegemoetkomend en defensief, onderzocht.
Uitzondering is overigens de compensatiestrategie. Een verklaring voor de
afwezigheid van een significant verschil in conversational human voice tussen dialogen met
en zonder het gebruik van deze strategie is het lage aantal dialogen waarin deze strategie is
gebruikt (N= 11). Dit is eveneens een mogelijke verklaring voor het uitblijven van een
verschil in conversational human voice tussen dialogen met en dialogen zonder het
individueel tegemoetkomende cluster, omdat de compensatiestrategie daar onderdeel van
uitmaakt.
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
16
Studie 2 De effecten van de webcareclusters
Het belangrijkste resultaat van studie 1 is het geclusterd gebruik van
webcarestrategieën in plaats van afzonderlijke strategieën. Organisaties zijn geneigd de
strategieën met dezelfde prioriteit, de stakeholder of de organisatie, te combineren. Daarbij
blijken de stakeholder gerichte clusters verder onder te verdelen zijn in een structureel
tegemoetkomend (verontschuldiging en corrigerende actie) en individueel tegemoetkomend
(sympathie, compensatie en informatie) cluster. Omdat de strategieën vaak in combinatie
worden gebruikt en er nog geen inzicht is in het synergetische effect van de strategieën, wordt
in studie 2 het effect van deze fundamenteel verschillende clusters van webcarestrategieën
onderzocht.
Allereerst zal een verdieping van de strategieclusters volgen, waarna het experiment
uiteengezet wordt en de resultaten beschreven worden. Daaruit zullen vervolgens de
conclusies getrokken worden.
Theoretisch kader
Het identificeren van het onderliggende verband tussen strategieën op basis van de
distinctie stakeholder en organisatie focus, is volgens Coombs (1998) een productieve
benadering voor issue- en crisismanagement, omdat dit in belangrijke mate het effect van de
boodschap kan bepalen. Uit studie 1 blijkt bovendien dat de strategie sterk samenhangt met de
communicatiestijl (conversational human voice). Dit roept de vraag op wat de interactieve
effecten zijn van boodschapstrategie en conversational human voice.
Allereerst wordt het onderliggende verband tussen de webcareclusters besproken in de
vorm van het subject dat centraal wordt gesteld: de organisatie of de stakeholder. Hierop volgt
een korte beschrijving van de corporate reputatie, waarna het effect van de clusters op de
corporate reputatie wordt besproken. Afsluitend wordt ingegaan op de rol die de
conversational human voice speelt in het effect van de webcareclusters op de corporate
reputatie.
Onderliggend verband tussen webcareclusters
De strategieën worden gerangschikt op een continuüm van defensief, belang van de
organisatie staat centraal, naar tegemoetkomend, de belangen van de stakeholder staan
centraal (Coombs & Holladay, 2002). Deze rangschikking is door verschillende onderzoekers
in diverse bewoordingen uitgewerkt, waaronder het defensief-tegemoetkomend continuüm
(Coombs, 1998; Marcus & Goodman, 1991) en het aggravation-mitigation continuüm
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
17
(McLaughlin, Cody & O’Hair, 1983; Siomkos & Shrivastana, 1993). Ondanks het verschil in
woordkeuze is het basisidee hetzelfde. De strategieën aan het defensieve of aggravation eind
van het continuüm trachten de organisatie en haar reputatie te beschermen, terwijl de
strategieën aan het tegemoetkomende of mitigation eind van het continuüm de zorgen van de
stakeholder pogen te adresseren (Coombs & Smidt, 2000). In het eerste geval wordt de
verantwoordelijkheid of schuld ontkend en de organisatie verdedigd, in het tweede geval
wordt de verantwoordelijkheid juist erkend en helpt de organisatie de stakeholder (Lee, 2004;
Marcus & Goodman, 1991; McLaughlin, Cody & O’Hair, 1983).
De overeenkomst in stakeholder of organisatie focus tussen strategieën betekent ook
dat op het besproken continuüm meerdere strategieën gecombineerd of geïntegreerd kunnen
worden (Benoit, 1997), zoals ook blijkt uit studie 1. Hieruit komt naar voren dat de
strategieën aan beide kanten van het continuüm een cluster vormen, in overeenstemming met
de hier besproken theorie. Een belangrijke conclusie daarbij is dat de strategieën die de
stakeholder centraal stellen twee clusters vormen. Deze clusters zijn benoemd als een
structureel tegemoetkomend cluster bestaande uit een verontschuldiging en een corrigerende
actie en een individueel tegemoetkomend cluster bestaande uit sympathie, compensatie en
informatie. Deze typering is gebaseerd op de grondigheid en diepgang van de strategieën in de
clusters.
De strategieën in deze cluster verschillen wat betreft de mate van tegemoetkoming aan
de stakeholder. Beiden bevatten een strategie, verontschuldiging en sympathie, die als
persoonlijker en warmer gekarakteriseerd kan worden dan de andere strategieën binnen dat
cluster (Coombs & Holladay, 2009). Zij vertegenwoordigen het emotionele element dat
inherent is aan de strategieën. Verontschuldiging is de meest tegemoetkomende strategie van
de twee. Met sympathie toont de organisatie compassie met de stakeholder (Schultz et al.,
2011), terwijl een verontschuldiging zowel het werkelijk accepteren van de
verantwoordelijkheid inhoudt als het vragen om vergeving (Benoit, 1997; Coombs, 1998,
2000, 2007; Coombs & Holladay, 2008; Coombs et al., 2010).
Daarnaast bevatten beide clusters een strategie die verder gaat dan het accepteren van
de verantwoordelijkheid. Het individueel tegemoetkomende cluster bevat compensatie
waarbij de organisatie monetaire reparatie biedt en daarmee de stakeholder schadeloos stelt
(Benoit, 1997; Coombs, 2007; Claeys et al., 2010; Lee, 2004). Het structureel
tegemoetkomende cluster heeft ook in dit geval een strategie die verder gaat dan die in het
individueel tegemoetkomende cluster, namelijk de corrigerende actie. Bij deze strategie lost
de organisatie de oorzaak van de klacht of het issue op (Benoit, 1997; Coombs, 1998, 2000).
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
18
Corrigerende actie gaat gepaard met de grootste acceptatie van de verantwoordelijkheid voor
het issue, want door de oorzaak te identificeren en op te lossen, toont de organisatie niet
alleen haar verantwoordelijkheid maar ook haar inzet voor het voorkomen van toekomstige
vergelijkbare issues. Bij deze strategie profiteren dus ook andere stakeholders (Lee, 2004). De
informatiestrategie is een neutrale strategie waarin de organisatie geen waardeoordeel, emotie
of actie toont (Coombs, 2006; Egelhoff & Sen, 1992).
Corporate reputatie
De corporate reputatie is een waardevol bezit van organisaties (Dolphin, 2004;
Fombrun, 1996; Power, Scheytt, Soin, K & Sahlin,, 2009). De belangrijkste reputatiezorgen
van organisaties zijn betrouwbaarheid en het in staat zijn om aan sociale verwachtingen van
stakeholders te voldoen, ofwel de legitimiteit van de organisatie (Coombs, 1998; Coombs &
Holladay, 1996; Van Ruler & Verčič, 2005).
Vanuit een stakeholderperspectief (Balmer & Greyser, 2006) wordt de corporate
reputatie gedefineerd als “the perception of an organization based on its stakeholders’
interpretation of that organization’s past, present and future activities and the way in which
these are communicated” (Tucker & Melewar, 2005, p. 378). Een goede reputatie kan voor
stakeholders een belangrijke rol spelen bij het kiezen van een dienst of product, het doen van
investeringen en het zoeken naar werk en het vergelijken van organisaties (Fombrun &
Shanley, 1990). Bovendien kan een negatieve reputatie financiële schade opleveren en het
voortbestaan van de organisatie bedreigen (Coombs & Holladay, 1996).
Effect clusters op corporate reputatie
Corporate reacties waarin de organisatie haar verantwoordelijkheid accepteert leiden
tot positievere houdingen ten opzichte van het merk, een sterker imago en meer
ondersteunend gedrag van de stakeholder dan corporate reacties waarin de organisatie haar
verantwoordelijkheid ontkent (Coombs & Smidt, 2000; Lee, 2004).
Compensatie en sympathie zijn even effectief als een verontschuldiging in het vormen
van de percepties van stakeholders op de verantwoordelijkheid die de organisatie neemt,
omdat ook deze tegemoetkomende strategieën gefocust zijn op de belangen en behoeften van
de stakeholder (Coombs, 1999, 2006; Coombs & Holladay, 2008). De reden dat hier nog niet
veel bewijs voor is, is dat eerder experimenteel onderzoek de effecten van verontschuldiging
heeft vergeleken met minder tegemoetkomende strategieën zoals ontkenning en
rechtvaardiging (Bradford & Garrett, 1995; Dean, 2004). Het is dan ook niet verwonderlijk
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
19
dat tot op heden uit onderzoek blijkt dat verontschuldiging het meest positieve effect heeft op
de corporate reputatie.
Er is dus nog weinig bekend over verontschuldiging in vergelijking tot andere
tegemoetkomende strategieën, zoals compensatie en sympathie. In de vergelijking tussen
sympathie en verontschuldiging is geen significant verschil in effect op de corporate reputatie
gevonden (Schultz et al., 2011). Wel blijkt dat verontschuldiging in een service-setting, in
vergelijking met compensatie, leidt tot meer tevredenheid van de stakeholder (Wirtz &
Mattila, 2003). De verwachting is dan ook dat beide stakeholder gerichte clusters, individueel
tegemoetkomend en structureel tegemoetkomend, zullen leiden tot een goede corporate
reputatie. De hypothese luidt als volgt:
H1. Er bestaat geen verschil tussen het effect van webcare met het structureel
tegemoetkomende en het individueel tegemoetkomende cluster op de corporate
reputatie.
Het gebruik van het defensieve cluster webcarestrategieën zal daarentegen een
negatief effect hebben op de corporate reputatie. Wanneer een organisatie deze strategieën
gebruikt, ontkent zij verantwoordelijk te zijn of probeert zij het issue te rechtvaardigen. De
Situational Crisis Communication Theory (SCCT) stelt dat de gepercipieerde
verantwoordelijkheid bepaalt welke strategie de organisatie in moet zetten (Coombs, 2006;
Coombs & Holladay, 2002). De ontkenstrategie is een risicovolle strategie wanneer de
stakeholder wel het gevoel heeft dat de organisatie verantwoordelijk is. De organisatie moet
in dat geval met harde bewijzen komen (Coombs, 2006). Voor klachtenbehandeling, zoals
webcare, zal het cluster met defensieve strategieën dan ook vaak ongepast zijn, omdat de
stakeholder juist over een (product of dienst van een) organisatie klaagt omdat zij vindt dat de
organisatie hem of haar benadeelt. De stakeholder verwacht dat de organisatie de belangen en
behoeften van hem of haar voorop stelt. Dit leidt tot onderstaande hypothese.
H2. Het defensieve cluster leidt tot een slechtere corporate reputatie dan de stakeholder
tegemoetkomende clusters.
Geen webcarereactie
Er kunnen gegronde redenen zijn om niet te reageren op een issue, waaronder
wettelijke beperkingen of de gebrekkige controle van een PR of klantenservice afdeling.
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
20
Echter, wanneer een organisatie niet reageert op een issue op het internet, kan dit synoniem
komen te staan met “geen commentaar” en desinteresse van de organisatie in haar
stakeholders (Taylor & Perry, 2005). Uit onderzoek blijkt dat dit gedrag een negatieve invloed
heeft op het corporate imago en dus mogelijk ook de corporate reputatie (Bradford & Garrett,
1995). Het succes van een organisatie wordt steeds afhankelijker van het begrijpen van de
sociale media: alles wordt gecommuniceerd en al deze communicatie beïnvloedt de
organisatie. Respect voor een organisatie is gebaseerd op hoe de organisatie zich manifesteert
in gesprek met de stakeholders (Levine et al., 2000). Stilte kan dan ook de meest
beschadigende strategie zijn voor de reputatie van de organisatie, omdat zij daarmee
onverschilligheid uitstraalt richting de stakeholder (Argenti & Barnes, 2009).
H3. Geen reactie leidt tot een slechtere corporate reputatie dan de stakeholder centrale
clusters (individueel en structureel tegemoetkomend) en het defensieve cluster.
Conversational human voice
Evenals de strategieën, kan de communicatiestijl van een organisatie onderscheiden
worden op basis van het al dan niet open staan voor dialoog met de stakeholder en het
converseren met een menselijke stem. Kortom, de conversational human voice (Kelleher &
Miller, 2006; Kwon & Sung, 2011). Bij deze stijl van communiceren stemt de organisatie haar
communicatiegedrag af op de stakeholder, onder andere door het uiten van sympathie met de
positie van de stakeholder, spreken in gesprekstaal en het gebruiken van adresseervormen die
de interactie personaliseren (Sparks et al., 1997). Het gebruik van de conversational human
voice door webcareteams heeft een positieve invloed heeft op de merkevaluaties (Van Noort
& Willemsen, 2011). Het is echter nog onduidelijk of conversational human voice het effect
van de webcarestrategieën op de corporate reputatie beïnvloedt.
De verwachting is dat dit wel het geval is. Stakeholders spreken en discussiëren met
een human voice en verwachten dat ook van hun gesprekspartner, bijvoorbeeld een
organisatie (Levine et al., 2000). De human voice is de expressie van de authentieke identiteit
van zowel de stakeholder als de organisatie (Levine, et al., 2000). De organisatie kan de
human voice door laten klinken in haar uitingen en hoe (de medewerker van) de organisatie
praat: luistert ze echt of is de intentie puur commercieel van aard en is de medewerker
assertief of valt ze terug op verankerde protocollen (Levine et al., 2000). Ook kan een
stakeholder gemakkelijker achterhalen of de organisatie de waarheid vertelt, omdat zij via
sociale media eenvoudig ervaringen met andere stakeholders kan uitwisselen.
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
21
De human voice heeft invloed op belangrijke relationele uitkomsten voor organisaties,
zoals vertrouwen, tevredenheid en commitment van stakeholders (Kelleher, 2009; Kelleher &
Miller, 2006). Dit houdt in dat zij werkelijk betrokken raken bij de stakeholders en de
conversatie in plaats van het zenden van berichten of een onpersoonlijke communicatiestijl
(Kelleher & Miller, 2006; Levine et al., 2000; Sparks et al., 1997). Kortom, er wordt een
human voice van de organisatie verwacht, omdat dat een vereiste is voor een conversatie. De
voice beïnvloedt belangrijke relationele uitkomsten voor een organisatie en dus kan verwacht
worden dat dit ook geldt voor de corporate reputatie, omdat die samenhangt met de
activiteiten van de organisatie (Kelleher, 2009). Het effect van de boodschap en de berichten
van de organisatie op het vertrouwen en mogelijk de corporate reputatie wordt beïnvloed door
de communicatiestijl van de organisatie. Ongeacht de inhoud van de reactie, het
strategiecluster, verwachten stakeholders dat de organisatie een menselijke stem gebruikt en
met hen in dialoog gaat De verwachting is dan ook dat alle strategieën een positiever effect op
de corporate reputatie zullen hebben wanneer gesproken wordt met een conversational human
voice.
H4. Het effect van de webcarestrategieën op de corporate reputatie is sterker wanneer er
gecommuniceerd wordt met een conversational human voice dan wanneer dit niet het
geval is.
Figuur 1. Conceptueel model met de webcareclusters, conversational human voice en corporate reputatie.
Methode
Onderzoeksontwerp
De methode die voor deze studie is gebruikt, is een experiment bestaande uit een 3
(webcareclusters) x 2 (wel of geen conversational human voice) onderzoeksontwerp.
H4 Corporate reputatie
- Emotionele aantrekkingskracht - Producten en diensten - Visie en leiderschap - Werkomgeving - Financiële prestatie
-
Conversational human voice
Geen webcare
Webcareclusters Stakeholder centraal - Individueel tegemoetkomend: Informatie, sympathie en compensatie - Structureel tegemoetkomend: Verontschuldiging en corrigerende actie Organisatie centraal - Defensief: Ontkenning en rechtvaardiging
H1 t/m H3
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
22
Daarnaast is er een controleconditie meegenomen waarin de organisatie geen enkele reactie
geeft op de klacht (zie figuur 1).
Procedure en steekproef
De respondenten werden online benaderd voor de vragenlijst, zowel via e-mail als
diverse sociale media. Na een korte introductie van het onderzoek, kregen zij informatie over
de fictieve energieleverancier PowerNet, waarna zij een bericht van deze organisatie op
Twitter zagen. De informatie over PowerNet betrof een korte beschrijving van de organisatie,
waaronder haar ontstaansgeschiedenis, producten, marktaandeel en aantal werknemers.
Vervolgens kreeg de respondent de conversatie op Twitter te lezen, bestaande uit de klacht
“@PowerNet Al 4 uur geen stroom en hoor niets! Geen info, geen oplossing en
onbereikbaar....!! Met verkopen zijn jullie véél sneller! #fail #slechteservice”, in combinatie
met één van de vier reacties, afhankelijk van de experimentele conditie. Beiden waren
samengesteld aan de hand van de Twitterdialogen uit het corpus van studie 1 zodat deze zo
realistisch mogelijk waren.
Na het lezen van de informatie en het bericht, werd de respondenten gevraagd op de
volgende pagina’s enkele vragen in te vullen over conversational human voice en reputatie.
Daarna werden enkele vragen gesteld voor de manipulatiecheck en demografische gegevens.
Afsluitend werd de respondent nogmaals bedankt voor zijn deelname en werd benadrukt dat
het hier om een fictieve organisatie ging.
Uiteindelijk hadden 242 respondenten de vragenlijst geheel of gedeeltelijk ingevuld,
waarvan 189 in zijn geheel. Van deze respondenten was 56.1 procent (N= 106) vrouw en 43.9
procent (N= 83) man, met een gemiddelde leeftijd van 31 jaar (M= 31.32, N= 189). Van hen
had 43.7 procent (N= 83) een koophuis, 25.8 procent (N= 49) een huurhuis, 17.9 procent (N=
34) woonde op kamers en 12.6 procent (N= 24) woont nog bij zijn of haar ouders. In de
afgelopen vijf jaar heeft 53.7 procent (N= 102) van hen te maken gehad met een
stroomstoring.
Stimulus materiaal en manipulatie
De respondenten zagen een screenshot van de Twitter pagina van PowerNet. In alle
condities was de gehele pagina, waaronder de reactietijd, en de klacht hetzelfde, maar de
respondenten kregen slechts één van de zes gemanipuleerde reacties van de organisatie te
lezen of geen reactie bij de controleconditie. In het laatste geval stond er de tekst “De
organisatie heeft niet op deze klacht gereageerd”. Een voorbeeld van een conditie (individueel
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
23
tegemoetkomende cluster) waarin de organisatie wel een reactie gaf, is: “@JvHesting
Vervelend om te horen. Er is een probleem in een elektriciteitskast. Vanwege de duur van de
stroomstoring kan via een formulier [1/2]” “@JvHesting [2/2] een vergoeding gedeclareerd
worden”.
In de reactie was niet alleen het cluster gemanipuleerd, maar ook de conversational
human voice. Het hierboven genoemde voorbeeld was een reactie zonder conversational
human voice. Conversational human voice was gemanipuleerd door enkele kenmerken van
Kwon en Sung (2011) in het bericht op te nemen, zoals initialen, spreken in de eerste (ik, we,
wij) en tweede (jij, je, jou) persoon en vragen om feedback “Heb je nog vragen? Stel ze
gerust”. Deze kenmerken zijn de concrete elementen van de conversational human voice die
overeenkomen met de meer abstracte kenmerken zoals Kelleher (2009) die beschrijft. Het
eerder gebruikte voorbeeld, nu met conversational human voice: “@JvHesting Wat vervelend
voor je! Er is een probleem in een elektriciteitskast. Omdat het bij jou al zo lang duurt zal ik
je een formulier sturen [1/2]” “@JvHesting [2/2] waarmee je een vergoeding kunt aanvragen.
Als je nog vragen hebt, stel ze gerust of DM je gegevens dan bel ik. ^AS”.
Operationalisatie meetinstrument
Modererende variabele conversational human voice
Conversational human voice werd gemeten aan de hand van de vragenlijst van
Kelleher en Miller (2006), bestaande uit elf vragen met een 7-punts Likertschaal van
‘helemaal mee oneens’ tot ‘helemaal mee eens’ (α= .89, N= 242). Voorbeelden van vragen
zijn: “PowerNet staat open voor dialoog”, “PowerNet gebruikt een gespreksstijl van
communiceren” en “PowerNet probeert te communiceren met een menselijke stem/op een
menselijke manier”. Dit waren dezelfde vragen als die in studie 1 werden gebruikt om de
conversational human voice per bericht te meten. Deze waren middels back to back
translation vertaald.
Afhankelijke variabelen
Corporate reputatie werd gemeten met de 5-punts Likertschaal van ‘helemaal mee
oneens’ tot ‘helemaal mee eens’ van Fombrun, Gardberg & Sever (2000), bestaande uit zes
dimensies. Voor dit onderzoek werden enkel de vijf relevante dimensies meegenomen, die na
analyse redelijk tot zeer betrouwbaar bleken (N= 199), te weten: emotionele
aantrekkingskracht (3 items α= .85), producten en diensten (4 items α= .78), visie en
leiderschap (3 items α= .79), werkomgeving (3 items α= .82), financiële prestatie (4 items α=
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
24
.71). Maatschappelijke verantwoordelijkheid was in dit scenario niet te achterhalen en was
daardoor niet relevant om mee te nemen in het beoordelen van de corporate reputatie.
De vijf dimensies bestonden uit zeventien items, waaronder: “ik bewonder en
respecteer de organisatie”, “De organisatie biedt producten en diensten van hoge kwaliteit”,
“Heeft een duidelijke visie op de toekomst”, “Lijkt een organisatie te zijn die goede
werknemers heeft” en “Lijkt een investering met een laag risico”. In de vraagstelling was ‘de
organisatie’ altijd toegespitst op PowerNet. De corporate reputatieschaal met alle vijf de
dimensies bleek zeer betrouwbaar (α= .93, N= 199). De reputatie vragen werden, evenals de
vragen van conversational human voice, vertaald middels back to back translation om te
zorgen dat de strekking van de originele en vertaalde vragen identiek was.
Covariabelen
Er werden tevens enkele covariabelen bevraagd om te controleren of zij een verklaring
boden voor de eventueel gevonden resultaten. Naast de demografische kenmerken, waren dat
productbetrokkenheid en mediumgebruik. Productbetrokkenheid was geoperationaliseerd met
de vraag wat de woonsituatie van de respondent was en of de respondent in de afgelopen vijf
jaar te maken had gehad met een stroomstoring. Mediumgebruik werd gemeten met de vraag
“Hoe vaak bent u actief op Twitter?” op een schaal van 1 (nooit) tot 7 (meerdere keren per
dag).
Kwalitatieve pretest materiaal
Voordat de vragenlijst werd uitgezet, was deze aan vijf mensen voorgelegd om na te
gaan of de vragenlijst begrijpelijk was, de scenario’s geloofwaardig waren en de strategieën
goed naar voren kwamen. Naar aanleiding van deze evaluaties werden enkele kleine
aanpassingen gedaan in de instructie van het onderzoek en het lezen van de berichten op
Twitter.
Resultaten
In deze paragraaf worden de resultaten van studie 2 besproken. Allereerst is de
manipulatiecheck uitgevoerd. Vervolgens is onderzocht of een crisisrespons überhaupt wel
effect heeft op de corporate reputatie, waarna het effect van de webcareclusters op de
corporate reputatie geanalyseerd is. In deze analyse is tevens de modererende functie van
conversational human voice meegenomen. Bij al deze analyses is een significantieniveau
van.05 gehanteerd.
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
25
Manipulatiecheck
Een manipulatiecheck voor de manipulatie van de webcareclusters en het gebruik van
conversational human voice was geïntegreerd in de vragenlijst. Middels een ANOVA werd
geanalyseerd in hoeverre de manipulatie geslaagd was. Alle berichten werden als werkelijk
(M= 3.97, SD= .79), realistisch (M= 3.81, SD= .77) en geloofwaardig (M= 3.73, SD= .81)
beschouwd.
In tabel 6 staan de manipulatiechecks van de webcareclusters. De ANOVA analyse gaf
in alle gevallen significante verschillen tussen de manipulaties. Het defensieve cluster scoorde
significant hoger dan de twee tegemoetkomende clusters en de controleconditie op het
ontkennen en afschuiven van de verantwoordelijkheid. Het individueel tegemoetkomende
cluster scoorde significant hoger dan de andere twee clusters en de controleconditie op het
compenseren van de stakeholder en het tonen van sympathie. Overlap was er te vinden tussen
het individueel tegemoetkomende cluster en het structureel tegemoetkomende cluster in het
aanbieden van excuses en het oplossen van de oorzaak. Het defensieve cluster en het
individueel tegemoetkomende cluster scoorden beiden het hoogst op het geven van
informatie. De manipulatie van de webcareclusters was dus gedeeltelijk geslaagd. Met name
het individueel tegemoetkomende cluster werd als een cluster met rijke inhoud beschouwd.
Tabel 6 Gemiddelden en standaarddeviaties van de manipulatiechecks per webcarereactie
Webcarecluster
Manipulatiecheck Tegemoetkomend
Structureel Individueel Defensief Controle
Ontkennen verantwoordelijkheid 2.92 (1.09)a 2.63 (1.22)a 4.04 (.84)b 2.95 (.92)a
Afschuiven verantwoordelijkheid 2.77 (.99)a 2.46 (1.10)a 4.02 (.90)b 2.67 (.86)a
Sympathie tonen 2.67 (1.12)a 3.60 (.88)b 2.04 (.89)c 1.86 (.91)c
Excuses aanbieden 2.93 (1.18)a 2.91 (1.02)a 1.81 (.79)b 2.50 (1.14)b
Oorzaak oplossen 2.52 (1.11)a 2.60 (.98)a 1.88 (.90)b 2.14 (.91)c
Compenseren stakeholder 1.74 (.58)a 3.58 (.99)b 1.79 (.64)a 2.29 (.72)c
Informatie geven 2.51 (1.27)a 3.60 (1.07)b 3.21 (1.11)b 2.00 (.95)a
a, b, c: verschil in letter geeft significant, p < .05 verschil aan.
Ten slotte werd de manipulatie van de conversational human voice getoetst middels
een t-toets waarin het verschil in perceptie op de conversational human voice werd vergeleken
tussen de webcarereacties met en zonder de gemanipuleerde conversational human voice. De
berichten met deze communicatiestijl (M= 2.83, SD= .78) hadden een significant hogere
gepercipieerde conversational human voice dan de berichten zonder (M= 2.62, SD= .66) een
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
26
dergelijke communicatiestijl (t(239.78)= -2.22, p= .03). De manipulatie van conversational
human voice was daarmee geslaagd.
Effect van webcarereactie
Voordat gekeken werd naar het effect van de drie webcareclusters op de corporate
reputatie, werd onderzocht of het reageren überhaupt effect had op de corporate reputatie. De
verwachting in hypothese 3 was dat geen reactie leidde tot een slechtere corporate reputatie
dan het gebruik van één van de drie webcareclusters.
Zoals aan de gemiddelden in figuur 2 te zien is, beoordeelden de respondenten de
corporate reputatie relatief laag op een schaal van 1 (helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal
mee eens). Het individueel tegemoetkomende cluster zorgde slechts voor een iets hoger
gemiddelde op de corporate reputatie dan de andere twee cluster, maar desondanks neutraal.
De conditie waarin de organisatie geen reactie gaf, zorgde daarentegen voor het laagste
gemiddelde op de corporate reputatie.
Figuur 2. Gemiddelde (SD) corporate reputatie per webcarereactie
Ondanks de relatief kleine verschillen tussen de gemiddelden, liet de ANOVA zien dat
er een significant verschil met groot effect bestond tussen de clusters (F(3,195)= 10.06, p <
0.001, ƞ²= .13) (Cohen, in Pallant, 2005). Uit de post-hoc analyse (Scheffe) kwam naar voren
dat geen reactie leidde tot een significant slechtere corporate reputatie dan wel een reactie,
ongeacht het gebruikte cluster. Dit kwam overeen met de verwachting in hypothese 3.
Effect van webcareclusters en conversational human voice op corporate reputatie
Geen reactie bleek voor een slechtere corporate reputatie te zorgen dan wel een
webcarereactie van de organisatie. Nu is het echter de vraag of de webcareclusters een even
2,79 (.41) 2,81 (.55) 3,01 (.38)
2,37 (.64)
1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
4,5
5
Webcarereactie
Corporate reputatie
Defensief Structureel Individueel Geen reactietegemoetkomend tegemoetkomend
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
27
positief effect hadden op de corporate reputatie. In hypothese 1 was de verwachting
uitgesproken dat er geen verschil bestaat tussen het effect van webcare met het structureel
tegemoetkomende en het individueel tegemoetkomende cluster op de corporate reputatie. In
hypothese 2 was gesteld dat er wel een verschil bestaat tussen deze stakeholder centrale
clusters en het defensieve cluster. Het defensieve cluster leidt tot een slechtere corporate
reputatie.
In figuur 2 was al te zien dat er tussen de drie clusters weinig verschil bestond wat
betreft de gemiddelde corporate reputatie. Dit bleek tevens het geval bij het meenemen van de
conversational human voice als moderator (zie figuur 3). Wanneer een conversational human
voice werd gebruikt dan was de corporate reputatie slechts iets beter dan wanneer er geen
conversational human voice werd gebruikt.
Figuur 3. Gemiddelde (SD) corporate reputatie met en zonder het gebruiken van een conversational human
voice.
Middels een ANOVA werden zowel de clusters als de moderator conversational
human voice meegenomen. Er bestond een hoofdeffect met een gemiddelde effectgrootte voor
webcarecluster op de corporate reputatie (F(2,169)= 3.97, p= .02, ƞ²= .05) (Cohen, in Pallant,
2005). Uit de meervoudige vergelijkingstoets (Scheffe) kwam naar voren dat de strategieën
uit het individueel tegemoetkomende cluster (M= 3.01, SD= .38) voor een significant betere
reputatie zorgden dan die uit het defensieve cluster (M= 2.79, SD= .41, p= .04) en een
marginaal betere reputatie dan die uit het structureel tegemoetkomende cluster (M= 2.81, SD=
.55, p= .06). Het structureel tegemoetkomende en het defensieve cluster verschilden niet
significant van elkaar (p= .97).
Hypothese 1 werd daarmee ondersteund, zij het minimaal. Het verschil tussen de twee
tegemoetkomende clusters viel immers maar net buiten de gestelde significantiegrens van .05.
2,74 (.37) 2,79 (.54) 2,96 (.38) 2,84 (.44) 2,83 (.57) 3,06 (.38)
1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
4,5
5
Defensief Structureel Individueel
Corporate reputatie
Geen CHV (N= 79) Wel CHV (N= 96)
tegemoetkomend tegemoetkomend
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
28
Hypothese 2 werd slechts gedeeltelijk ondersteund. In overeenstemming met de verwachting
leidde het defensieve cluster tot een slechtere corporate reputatie dan het individueel
tegemoetkomende cluster. Het defensieve cluster leidde echter, tegen de verwachting in, niet
tot een slechtere corporate reputatie dan het structureel tegemoetkomende cluster.
In tegenstelling tot de webcareclusters, had de conversational human voice geen effect
op de corporate reputatie (F(1,169)= 1.31, p= .26, ƞ²= .01). Een dergelijke communicatiestijl
bleek bovendien het effect van de webcareclusters op de corporate reputatie niet te modereren
(F(2,169)= .11, p= .90, ƞ²= .01). Hypothese 4 werd niet ondersteund.
Vanwege het marginaal significante verschil in effect tussen webcare met het
individueel tegemoetkomende en het structureel tegemoetkomende cluster en daarbij de
minimale ondersteuning voor hypothese 1, werd er een aanvullende MANOVA analyse
uitgevoerd om het effect van de drie webcareclusters op de vijf afzonderlijke dimensies van
de corporate reputatie te onderzoeken. Gebruikmakend van Pillai’s Trace (V= .21), bleek dat
het significante verschil in effect op de corporate reputatie werd veroorzaakt door de
dimensies emotionele aantrekkingskracht (F(2,169)= 10.67, p < .001, ƞ²= .11) en
werkomgeving (F(2,169)= 9.83, p < .001, ƞ²= .10). Deze significante verschillen hadden een
gemiddeld tot groot effect (Cohen, in Pallant, 2005). In beide gevallen had het individueel
tegemoetkomende cluster (emotionele aantrekkingskracht M= 2.94, SD= .73; werkomgeving
M= 3.17, SD= .48) een significant positiever effect op de corporate reputatie dan het
structureel tegemoetkomende (emotionele aantrekkingskracht M= 2.55, SD= .73;
werkomgeving M= 2.76, SD= .60) en het defensieve cluster (emotionele aantrekkingskracht
M= 2.35, SD= .63; werkomgeving M= 2.84, SD= .51). Laatstgenoemde clusters vertoonden
geen significant verschil.
Er was tevens gecontroleerd voor productbetrokkenheid en mediumgebruik door ze in
de analyse mee te nemen als covariaat. Beiden hadden geen significant effect op de corporate
reputatie dan wel invloed op het effect van de webcareclusters en conversational human
voice.
Conclusie studie 2
De resultaten onderstrepen het belang van webcare met het feit dat, overeenkomstig de
verwachtingen, geen webcarereactie zorgt voor een significant slechtere corporate reputatie
dan wel een webcarereactie van de organisatie (Argenti & Barnes, 2009; Bradford & Garrett,
1995).
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
29
Bovendien blijkt de keuze voor een bepaald webcarecluster in de conversatie met de
stakeholder effect te hebben op de corporate reputatie. Het individueel tegemoetkomende
cluster heeft een positievere invloed op de meest emotioneel geladen dimensies van de
corporate reputatie, emotionele aantrekkingskracht en de werkomgeving c.q. werkklimaat,
dan het structureel tegemoetkomende cluster. Twitter is een medium van interpersoonlijke
communicatie dat vraagt om een directe conversatie met stakeholders waarin persoonlijkheid,
maar ook het tonen van emotie, belangrijk is (Grunig, 2009; González-Herrero & Smith,
2008; Levine et al., 2000; Taylor & Perry, 2005). Via dit medium komen organisatie en
stakeholder dicht bij elkaar te staan, worden zij meer wederzijds afhankelijk en wordt de
relatie belangrijker. Dergelijke relaties zijn inherent persoonlijk en emotioneel geladen en
betreffen veelal het delen van ervaringen.
Het structureel tegemoetkomende cluster zorgt op deze belangrijke dimensies dus voor
een slechtere corporate reputatie dan het individueel tegemoetkomende cluster, maar niet op
de totale corporate reputatie waarbij alle dimensies zijn meegenomen. Daarnaast bestaat er
geen verschil in effect op de corporate reputatie tussen het structureel tegemoetkomende
cluster en het defensieve cluster. Deze bevindingen leiden tot een minimale ondersteuning van
hypothese 1 en het verwerpen van hypothese 2. Mogelijk klinkt een verontschuldiging te
plastisch en staat een corrigerende actie te ver van de zorg van de stakeholder, die immers
alleen wenst dat zijn klacht opgelost wordt. Daarnaast bleek uit de manipulatiecheck dat de
elementen die tot de verontschuldigingsstrategie van het structureel tegemoetkomende cluster
behoren, excuses aanbieden en de oorzaak oplossen, ook als elementen werden beschouwd
van de sympathiestrategie van het individueel tegemoetkomende cluster. Het individueel
tegemoetkomende cluster werd tevens als sympathiek en compenserend beschouwd, wat het
cluster tot het cluster met de meest rijke inhoud maakt.
In eerder onderzoek werd er tussen sympathie en verontschuldiging geen significant
verschil in de corporate reputatie gevonden (Schultz et al., 2011), echter de setting betrof toen
een crisis en niet zozeer een klacht of issue. Afgaande op de SCCT theorie van Coombs
(2007) kan gesteld worden dat in het geval van webcare een sympathieke, informerende en
compenserende reactie de meest passende en relevante reactie is voor de stakeholder. Juist
vanwege het belang van de persoonlijke dimensies van de corporate reputatie op Twitter.
Tot slot, er bestaat geen interactie-effect tussen de webcareclusters en conversational
human voice. De onderzoeksvraag of de webcarestrategieën effectiever zijn wanneer
gesproken wordt met een conversational human voice dient dan ook negatief beantwoord te
worden. Ondanks dat meerdere onderzoekers beargumenteerd hebben dat de conversational
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
30
human voice een essentiële eigenschap is van de gespreksstijl van de organisatie in
conversatie met haar stakeholders en voor het online succes van deze organisatie (Kelleher,
2009; Kelleher & Miller, 2006; Levine et al., 2000; Sparks et al., 1997). Mogelijke
verklaringen hiervoor worden in de volgende paragraaf onder theoretische implicaties en
beperkingen van het onderzoek besproken.
Algemene conclusie en discussie
Het doel van dit onderzoek is inzicht verkrijgen in de effectiviteit van de
webcarestrategieën die Nederlandse organisaties gebruiken. Dit inzicht is verkregen door
allereerst te onderzoeken welke webcarestrategieën Nederlandse organisaties inzetten in de
dialoog met stakeholders naar aanleiding van een bepaalde klacht (studie 1). Vervolgens is
onderzocht welke van deze webcarestrategieën het meest effect zijn in het beschermen van de
corporate reputatie en in hoeverre dit effect beïnvloed wordt door de conversational human
voice (studie 2). In deze paragraaf worden de resultaten van studie 1 en 2 geïntegreerd bij het
bespreken van de theoretische en praktische implicaties als wel de beperkingen van het
huidige onderzoek en de daaruit voortvloeiende suggesties voor toekomstig onderzoek.
Theoretische implicaties
Uit de resultaten blijkt geen webcarereactie het meest negatieve effect te hebben op de
corporate reputatie. Eerdere onderzoekers hebben geen controleconditie meegenomen in de
vorm van geen webcarereactie op sociale media en beschouwden dat als een zwakte van hun
onderzoek (Schultz et al., 2011; Van Noort & Willemsen, 2011). Dit onderzoek onderschrijft
met het opnemen van een dergelijke conditie de urgentie van onderzoek naar hoe een
organisatie dient te reageren, omdat niet reageren de corporate reputatie het meest lijkt te
beschadigen. Desondanks kunnen er voor een organisatie gegronde redenen zijn om niet te
reageren op een klacht of issue, zoals wettelijke beperkingen of de gebrekkige controle van
een PR of klantenservice afdeling (Taylor & Perry, 2005). Dit vraagt per klacht of issue om
een zorgvuldige afweging, want het succes van een organisatie wordt steeds afhankelijker van
het begrijpen van sociale media en het aangaan van de dialoog met stakeholders (Levine et al.,
2000).
Naast het aantonen van de urgentie van webcare door organisaties heeft dit onderzoek
een eerste inzicht gegeven in de effectiviteit van crisisresponsstrategieën van Nederlandse
organisaties op het sociale medium Twitter. De eerste studie toont aan dat de strategieën naast
afzonderlijk gebruik in veertig procent van de gevallen ook geclusterd gebruikt worden,
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
31
terwijl eerder onderzoek zich primair heeft gericht op het benoemen en onderzoeken van
afzonderlijke strategieën (Benoit, 1997; Coombs, 1998, 2000, 2007; Coombs & Holladay,
2008; Coombs et al., 2010; Schultz et al., 2011). De onderliggende structuur van de
webcarestrategieën blijkt een prominente rol te spelen, terwijl daar tot op heden primair
explorerend over geschreven is. Voorts blijkt uit studie 1 dat er bij het tegemoetkomende eind
van het defensief-tegemoetkomend continuüm van o.a. Coombs (1998) onderscheid gemaakt
moet worden tussen twee clusters: het individueel tegemoetkomende en het structureel
tegemoetkomende cluster.
Vanuit de SCCT theorie geredeneerd, laten de resultaten van studie 2 zien dat het
individueel tegemoetkomende cluster het meest geschikte cluster is voor het behandelen van
klachten op Twitter en niet het structureel tegemoetkomende cluster dat door organisaties het
meest wordt gebruikt. Het individueel tegemoetkomende cluster zorgt namelijk op de meest
inherent persoonlijke en emotioneel geladen dimensies, emotionele aantrekkingskracht en
werkomgeving, voor een betere corporate reputatie dan het structureel tegemoetkomende
cluster (en het defensieve cluster). Persoonlijkheid en het tonen van emotie zijn belangrijk in
de dialoog tussen organisatie en stakeholder (González-Herrero & Smith, 2008; Levine et al.,
2000; Taylor & Perry, 2005). Een mogelijke verklaring voor dit resultaat is dat de organisatie
met het individueel tegemoetkomende cluster primair het belang van die ene klagende
stakeholder voorop stelt, terwijl zij met het structureel tegemoetkomende cluster eerst haar
interne processen verbetert waarvan alle stakeholders vervolgens kunnen profiteren. Het
belang van die ene stakeholder staat dus wat meer op de achtergrond.
Desondanks hebben het structureel tegemoetkomende en het individueel
tegemoetkomende cluster geen verschillend effect op de corporate reputatie wanneer alle
dimensies zijn meegenomen, maar zorgt alleen het individueel tegemoetkomende cluster voor
een betere corporate reputatie dan het defensieve cluster. Voor de overige dimensies,
waaronder producten en diensten en financiële prestaties, lijkt een structurele
tegemoetkoming dus net zo wenselijk. De implicaties hiervan voor organisaties worden
besproken in de volgende paragraaf.
Daarnaast vergen sociale media van een organisatie dat zij converseert met een
conversational human voice (Levine et al., 2000). Eerdere onderzoeken toonden aan dat deze
communicatiestijl de merkevaluaties en relationele uitkomsten als vertrouwen en commitment
beïnvloedt (Kelleher, 2009; Kelleher & Miller, 2006; Van Noort & Willemsen, 2011).
Desondanks heeft dit onderzoek niet aan kunnen tonen dat een dergelijke communicatiestijl
het effect van de webcareclusters op de corporate reputatie versterkt. Een verklaring voor het
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
32
uitblijven van dit resultaat, is mogelijk het kleine, doch significante, verschil tussen de
gemiddelden van de condities met en zonder conversational human voice. Dit subtiele
verschil tussen de manipulaties wordt wellicht veroorzaakt door de lengte van de
webcarereactie. Twitterberichten bestaan slechts uit honderdveertig tekens. Hieruit kunnen
respondenten niet voldoende de conversational human voice afleiden.
Een andere verklaring ligt bij het medium. Conversational human voice wordt
mogelijk als een intrinsieke eigenschap van het medium beschouwd en niet zozeer als een
eigenschap van de communicatiestijl van de organisatie. Deze verklaring strookt echter niet
geheel met het kleine, doch significante, verschil tussen de gemiddelden van condities met en
zonder conversational human voice. Uit dit verschil blijkt namelijk dat de communicatiestijl
toch toegeschreven kan worden aan de organisatie op basis van directe aanspreekvormen, het
gebruiken van een naam of initialen en het vragen om feedback, zoals Kwon en Sung (2011)
ook al vonden. Een Twitterpagina met meer webcarereacties van de organisatie zou dit
verschil kunnen versterken. Hierover is meer te vinden in de paragraaf met suggesties voor
vervolgonderzoek.
Praktische implicaties
Het belang van online crisiscommunicatie en reputatiemanagement middels webcare
voor organisaties is in studie 2 bekrachtigd. Het succes van een organisatie wordt steeds
afhankelijker van hoe zij communiceert op sociale media (Levine et al., 2000). Het uitblijven
van een webcarereactie of het zich onttrekken aan een dialoog op Twitter is de meest
beschadigende strategie voor de corporate reputatie. Organisaties moeten zich dan ook
bezighouden met de vraag hoe te reageren en niet met de vraag of zij moet reageren (Argenti
& Barnes, 2009). Webcare behoort een onderdeel te zijn van de communicatiemix van
organisaties.
Nederlandse organisaties blijken op Twitter met name de neutrale strategie informatie
en de stakeholder tegemoetkomende strategieën sympathie en corrigerende actie te gebruiken.
Bovendien laat studie 1 zien dat de strategieën in veertig procent van de gevallen geclusterd
ingezet worden, waarbij het structureel tegemoetkomende cluster het meest gebruikt wordt.
Uit de resultaten van studie 2 komt naar voren dat het structureel en individueel
tegemoetkomende clusters de meest effectieve clusters zijn om de corporate reputatie te
beschermen. Echter, het individueel tegemoetkomende cluster blijkt effectiever te zijn in het
beschermen van de, voor Twitter belangrijke, emotioneel geladen dimensies van de corporate
reputatie. Dus, in tegenstelling tot wat tot op heden werd aangenomen (Coombs, 1999, 2006;
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
33
Coombs & Holladay, 2008; Schultz et al., 2011), zijn niet alle stakeholder tegemoetkomende
strategieën even succesvol in het beschermen van de corporate reputatie op een sociaal
medium als Twitter. Organisaties doen er dan ook verstandig aan om in hun webcarereacties
te communiceren middels het individueel tegemoetkomende cluster. Dat betekent dat
organisaties in hun communicatie door moeten gaan met het geven van informatie en het
tonen van sympathie zoals zij dat tot op heden gedaan hebben, want deze strategieën vormen
samen met de compensatiestrategie het individueel tegemoetkomende cluster. Zij moeten
daarbij echter meer de focus gaan leggen op het combineren van deze strategieën.
Momenteel combineren organisaties nog voornamelijk de strategieën
verontschuldiging en corrigerende actie, ofwel het structureel tegemoetkomende cluster. De
stakeholder is echter positiever over de emotionele aantrekkingskracht en de werkomgeving
van de organisatie wanneer het individueel tegemoetkomende cluster wordt gebruikt.
Mogelijk komt dat doordat een organisatie met het structureel tegemoetkomende cluster
tegemoetkomt aan de belangen van de stakeholder, maar toch ook een focus heeft op het
belang van de organisatie. Door de strategie corrigerende actie te gebruiken, laat de
organisatie namelijk weten dat zij het verbeteren van haar eigen processen net zo belangrijk
vindt als het tegemoetkomen aan de belangen van stakeholder. Hierdoor voelt de stakeholder
zich wellicht minder persoonlijk behandeld. Medewerkers van organisaties kunnen dan ook
beter spreken over een compensatie wanneer dat relevant en mogelijk is in plaats van een
corrigerende actie die te veel gericht is op de wens van de organisatie om haar interne
processen te verbeteren.
Maar tegelijkertijd is het verstandig dat de organisatie het probleem op de achtergrond
ook structureel aanpakt door aan de interne processen te werken. Laatstgenoemde hoeft dan
niet expliciet door de organisatie genoemd te worden in de dialoog met die ene stakeholder,
maar is wellicht wel geschikt voor PR richting alle stakeholders. Door een structurele aanpak
voorkomt de organisatie dat dezelfde klachten terugkeren, worden issues verminderd en
verbetert zij haar processen, producten of diensten. Dit zal op lange termijn zeer
waarschijnlijk de corporate reputatie versterken.
Beperkingen onderzoek en toekomstig onderzoek
Toekomstig onderzoek zal zich voornamelijk moeten richten op de effecten van de
webcareclusters op de corporate reputatie en het uitbreiden van het inzicht in de invloed van
conversational human voice op het effect van de webcareclusters op de corporate reputatie.
De resultaten van dit onderzoek laten namelijk voor het eerst een ander gebruik van
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
34
webcarestrategieën door organisaties zien dan tot op heden is onderzocht, namelijk het
gebruik van webcareclusters. Deze clusters zijn in dit onderzoek prominent naar voren
gekomen. Meer inzicht is nodig in het gebruik, maar vooral ook de effecten, van deze clusters.
In het bijzonder het effect van en de verhouding tussen de twee stakeholder tegemoetkomende
clusters. Door eenzelfde opzet te kiezen als dit onderzoek, kan er meer inzicht verkregen
worden in een mogelijke discrepantie tussen het gebruik en het effect van webcarestrategieën
en clusters.
Voorts zal onderzocht moeten worden op welke wijze conversational human voice
gemanipuleerd kan worden in dialoog, omdat deze juist in de dialoog tussen organisatie en
stakeholder tot uiting komt (Levine et al., 2000). In studie 1 is de dialoog als
onderzoekseenheid gekozen, echter in studie 2 is alleen een klacht en een reactie
gemanipuleerd om de manipulatie realistisch te laten zijn. Immers, het is niet realistisch om te
veronderstellen dat een reactie van de stakeholder op de webcarereactie van de organisatie bij
ieder webcarecluster hetzelfde zal zijn. Een stakeholder zal bijvoorbeeld niet even positief
reageren op een webcarereactie met het defensieve cluster als op een webcarereactie met het
individueel tegemoetkomende cluster. Wanneer de reactie van de stakeholder op de
webcarereactie van de organisatie zou verschillen, zou dit een zuiver effect van de
webcareclusters of de conversational human voice van de organisatie kunnen beïnvloeden.
Respondenten gaan dan mogelijk meer af op de reactie van de stakeholder op de
webcarereactie van de organisatie dan primair op de webcarereactie. Wellicht kan dit
ondervangen worden door de respondent te vragen of hij zijn mening baseert op de reactie van
de organisatie of die van de stakeholder. Dit blijft echter lastig te meten.
Daarnaast is het tot op heden nog redelijk onduidelijk wat de conversational human
voice conceptueel gezien behelst en bepaalt. Het breed gedefinieerde concept bestaat uit
verschillende indicatoren, waaronder het open staan voor dialoog, verwelkomen van
conversaties en het geven van feedback (Kelleher & Miller, 2006). Deze komen conceptueel
gezien overeen met merk antropomorfisme (Kwon & Sung, 2011) en gedeeltelijk met
communicated relational commitment (Kelleher, 2009; Kelleher & Miller, 2006). Uit
verschillende studies blijken conversational human voice en communicated relational
commitment de twee belangrijkste factoren te zijn voor het voorspellen van relationele
uitkomsten als vertrouwen, tevredenheid en commitment (Kelleher, 2009; Kelleher & Miller,
2006; Sweetser & Metzgar, 2007). Laatstgenoemde betreft de wens om een relatie aan te
gaan, het belang van commitment en de toekomstige relatie en de kwaliteit daarvan (Kelleher,
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
35
2009). Mogelijk komen beide concepten meer met elkaar overeen dan eerdere studies hebben
aangetoond en vraagt dat om een herdefiniëring van het concept conversational human voice.
Daarnaast is het nog de vraag hoe de conversational human voice exact tot uiting
komt. Is het een talige, inhoudelijke of gepercipieerde eigenschap of is toch het medium
bepalend. Twitter is een medium waarbij snelle dialoog centraal staat, meer dan bij
bijvoorbeeld sociale netwerksites als Facebook. Hierdoor wordt een conversational human
voice mogelijk meer toegekend aan het medium Twitter dan aan de organisatie. Op Facebook
zou dit mogelijk anders kunnen zijn, omdat dit medium zeer eenvoudig een commercieel
platform kan worden in plaats van een medium voor webcare en dialoog met stakeholders.
Het verschil tussen een human en een professional voice wordt daardoor mogelijk flagranter.
Ten slotte, de conversational human voice van een organisatie is wellicht moeilijk af
te leiden uit één gemanipuleerde webcarereactie. De manipulatie van de conversatiezaal
human voice zou versterkt kunnen worden door meer klacht-reactie eenheden op de
Twitterpagina van de organisatie te laten zien aan de respondenten. Uit dit onderzoek blijkt de
conversational human voice gemanipuleerd te kunnen worden aan de hand van de kenmerken
die Kwon en Sung (2011) hebben beschreven.
Literatuur Argenti, P. A., & Barnes, C. M. (2009). Digital Strategies for powerful Corporate
Communications. New York: The McGraw-Hill companies.
Balmer, J. M. T., & Greyser, S. A. (2006). Corporate marketing: Integrating corporate
identity, corporate branding, corporate communications, corporate image and
corporate reputation. European Journal of Marketing, 40, 730-741.
Beldad, A., De Jong, M, & Steehouder, M. (2010).How shall I trust the faceless and the
intangible? A literature review on the antecedents of online trust. Computers in
Human Behavior,26(5), 857–869.
Benoit, W. L. (1997). Image repair discourse and crisis communication. Public Relations
Review, 23(2), 177-186.
Bradford, J. L., & Garrett, D. E. (1995). The effectiveness of corporate communicative
responses to accusations of unethical behavior. Journal of Business Ethics, 14, 875–
892.
Centraal Bureau voor de Statistiek (2011, 18 februari). Statline. Bedrijven; naar grootte en
rechtsvorm. Geraadpleegd via
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLnl&PA=80232NED&LA=nl
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
36
Christensen, L. T., Firat, A. F., & Cornelissen, J. (2009). New tensions and challanges in
integrated communications. Corporate Communications: An International Journal,
14(2), 207-219.
Claeys, A. S., Cauberghe, V., & Vyncke, P. (2010). Restoring reputations in times of crisis:
An experimental study of the situation crisis communication theory and the
moderating effects of locus of control. Public Relations Review, 36(3), 256-262.
Constantinides, E., & Fountain, S. J. (2008). Web 2.0: Conceptual foundations and marketing
issues. Journal of Direct, Data and Digital Marketing Practice, 9(3), 231‐244.
Coombs, W. T. (1998). An analytic framework for crisis situations: better responses from a
better understanding of the situation. Journal of Public Relations Research, 10(3),
177-191.
Coombs,W. T. (1999). Information and compassion in crisis responses: A test of their effects.
Journal of Public Relations Research, 11, 125-142.
Coombs, W. T.(2000). Designing post-crisis messages: lessons for crisis respons strategies.
Review of Business, 37-41.
Coombs, W. T. (2006). The protective powers of crisis response strategies: Managing
reputational assets during a crisis. Journal of Promotion Management, 12(3/4), 241-
261.
Coombs, W. T. (2007). Protecting organization reputation during a crisis: the development
and application of situational crisis communication theory. Corporate Reputation
Review, 10(3), 163-176.
Coombs, W. T., Frandsen, F., Holladay, S. J., & Johansen, W. (2010). Why a concern for
apologia and crisis communication? Corporate Communications: An International
Journal, 15(4), 337-349.
Coombs, W. T., & Holladay, S. J. (1996). Communication and attributions in a crisis: An
experimental study in crisis communication. Journal of Public Relations Research,
8(4), 279-295.
Coombs, W. T., & Holladay, S. J. (2002). Helping crisis managers protect reputational assets.
Management Communication Quaterly, 16(2), 165-186.
Coombs, W. T., & Holladay, S. J. (2007). The negative communication dynamic. Exploring
the impact of stakeholder affect on behavioral intentions. Journal of Communication
Management, 11(4), 300–312.
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
37
Coombs, W. T., & Holladay, S. J. (2008). Comparing apology to equivalent crisis response
strategies: clarifying apology’s role and value in crisis communication. Public
Relations Review, 34, 252-257.
Coombs, W. T., & Holladay, S. J. (2009). Further explorations of post-crisis communication:
Effects of media and response strategies on perceptions and intentions. Public
Relations Review, 35, 1-6.
Coombs, T., & Smidt, L.(2000). An empirical analysis of image restoration. Texaco’s racism
crisis. Journal of Public Relations, 12(2), 163-178.
Dean, D. W. (2004). Consumer reaction to negative publicity: Effects of corporate reputation,
response, and responsibility for a crisis event. Journal of Business Communication, 41,
192–211.
Dolphin, R. R. (2004). Corporate reputation: a value creating strategy. Corporate
Governance, 4(3), 77-92.
Donaldson, T., & Preston, L. E. (1995). The stakeholder theory of the corporation: Concepts,
evidence and implications. Academy of Management Review, 20(1), 65-91.
Egelhoff, W. G., & Sen, F. (1992). An information-processing model of crisis management.
Management Communication Quaterly, 5(4), 443-484.
Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS (3e ed.). Londen: Sage Publications Ltd.
Fombrun, C. (1996). Reputation: realizing value from the corporate image. Boston, MA:
Harvard Business School Press.
Fombrun, C. J., Gardberg, N. A., & Sever, J. M. (2000). The reputation quotient: A multi-
stakeholder measure of corporate reputation. The Journal of Brand Management, 7(4),
241-255.
Fombrun, C., Shanley, M. (1990). What’s in a name? Reputation building and corporate
strategy. The Acadamy of Management Journal, 33(2), 233-258.
González-Herrero, A., & Smith, S. (2008). Crisis communications management on the web:
How Internet-based technologies are changing the way public relations professionals
handle business crises. Journal of Contingencies and Crisis Management, 16(3), 143-
153.
Grunig, J. (2006). Furnishing the edifice: Ongoing research on public relations as a
strategic management function. Journal of Public Relations Research, 18(2), 151-176.
Grunig, J. (2009). Paradigms of public relations in an age of digitalization. PRism, 6(2):
http://praxis.massey.ac.nz/prism_on-line_journ.html
Heath, R. L. (1998). New communication technologies: An issues management point of view.
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
38
Public Relations Review, 24(3), 273-288.
Kaplan, A. M. & Haenlein, M. (2010). Users of the world, unite! The challenges and
opportunities of social media. Business Horizons, 53, 59-68.
Kelleher, T. (2009). Conversational voice, communicated commitment, and publicrelations
outcomes in interactive online communication. Journal of Communication, 59(1),
172-188.
Kelleher, T., & Miller, B. M. (2006). Organizational blogs and the human voice: relational
strategies and relational outcomes. Journal of Computer-Mediated Communication,
11, 395-414.
Kerkhof, P., Schultz, F., & Utz., S. (2011). How to choose the right weapon. Social media
represent both a catalyst for and weapon against brand crises. Communication
Director, 76-79.
Kuhn, Martin (2005). C.O.B.E: A Proposed Code of Blogging Ethics.Paperpresented at the
Blogging, Journalism, and Credibility Conference, Boston,MAedn.
Kwon, E. S., & Sung, Y. (2011). Follow me! Global marketers’ twitter use. Journal of
Interactive Advertising, 12(1), 4-16.
Lee, B. K. (2004). Audience-oriented approach to crisis communication. A study of Hong
Kong consumers' evaluation of an organizational crisis. Communication Research,
31(5),600-618.
Lee, S., Hwang, T., & Lee, H. (2006), “Corporate blogging strategies of the Fortune 500
companies. Management Decision, 44(3), 316–33.
Lee, Y. L., & Song, S. (2010). An empirical investigation of electronic word-of-mouth:
informational motive and corporate response strategy. Computers in HumanBehavior,
26(5), 1073-1080.
Lee, M.,& Youn, S. (2009). Electronic word of mouth (eWOM). How eWOM platforms
influence consumer product judgement. International Journal of Advertising, 28(3),
473-499).
Levine, R., Locke, C., Weinberger D., & Searls, D. (2000), The cluetrain manifesto: The end
of business as usual. Cambridge: Perseus Publishing.
Lewis, S. (2001). Measuring corporate reputation. Corporate Communications. An
International Journal, 6(1), 31-35.
Marcus, A. A., & Goodman, R. S.(1991). Victims and shareholders: the dilemmas of
presenting corporate policy during crisis. The Academy of Management Journal,
34(2), 281-305.
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
39
McLaughlin. M. L., Cody. M. J., & O'Hair, H. D. (1983). The management of failure events.
Some contextual determinants of accounting behavior. Human Communication
Research, 9, 208-224.
Pallant, J. (2005). SPSS survival manual: a step by step guide to data analysis using SPSS for
Windows (2e ed.). Maidenhead: Open University Press.
Power, M., Scheytt, T., Soin, K., & Sahlin, K. (2009). Reputational risk as a logic of
organizing in late modernity. Organizational Studies. doi:
10.1177/0170840608101482
Riffe, D., Lacy, S., & Fico, F.G. (2008). Analyzing media messages: Using quantitative
content analysis in research (2e ed.). New York, NY: Routledge Taylor & Francis
Group.
Schultz, F., Utz, S., & Göritz, A. (2011). Is the medium the message? Perceptions of and
reactions to crisis communication via twitter, blogs and traditional media. Public
Relations Review, 37(1), 20-27.
Siomkos. G., & Shrivastava, P. (1993). Responding to product liability crises. Long Range
Planning, 26(5), 72-79.
Sparks, B. A., Bradley, G. L., & Callan, V. J. (1997). The impact of staff empowerment and
communication style on customer evaluations: The special case. Psychology &
Marketing, 14(5), 475-493.
Sturges, D. L. (1994). Communicating through crisis: A strategy for organizational survival.
Management Communication Quaterly, 7(3), 297-316.
Sweetser, K. D., & Metzgar, E. (2007). Communicating during crisis: Useof blogs as a
relationship management tool. Public Relations Review, 33(3),340–342..
Taylor, M., & Perry, D. C. (2005). Diffusion of traditional and new media tactics in crisis
communication. Public Relations Review, 31, 209–217.
Tucker, L., & Melewar, T. C. (2005). Corporate reputation and crisis management: The threat
and manageability of anti-corporatism. Corporate ReputationReview, 7(4), 377–387.
Van Noort, G., & Willemsen, L. M. (2011). Online damage control: the effects of
proactive versus reactive webcare interventions in consumer-generated and brand-
generated platforms. Journal of Interactive Marketing.
doi:10.1016/j.intmar.2011.07.001
Van Riel, C. B. M., & Balmer, J. M. T. (1997). Corporate identity: the concept, it’s
measurement and management. European Journal of Marketing, 31(5/6), 340-355.
Van Ruler, B., & Verčič, D. (2005). Reflective communication management: future ways for
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
40
public relations research. Communication Yearbook, 29, 239-273.
Verhoeven, P., Tench, R., Zerfass, A., Moreno, A., & Verčič, D. (2012). How European PR
professionals use digital and social media. Public Relations Review, 38(1), 162-164.
Ward, J. C., & Ostrom, A. L. (2006). Compaining to the masses: the role of protest framing in
customer-created complaint web sites. Journal of Consumer Research, 33(2), 220-230.
Wirtz, J., & Mattila, A. (2003). The effects of consumer expertise on evoked set and service
loyalty. Journal of Services Marketing, 17(7), 649–665.
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
41
Bijlage 1. Codeboek inhoudsanalyse studie 1
Organisatie
1= Bank1
2= Verzekeraar
3= Bank2
4= Vliegmaatschappij
5= Spoorwegbedrijf
6= Spoorinfrastructuurbeheerder
7= Aanbieder van internet, televisie en telefonie
8= Aanbieder van mobiele telefonie
9= Elektronicabedrijf1
10= Warenhuisketen1
11= Warenhuisketen2
12= Elektronicabedrijf2
13= Overheidsinstelling
14= Gemeente
15= Energieleverancier1
16= Energieleverancier2
17= Ticketservicebedrijf
18= Bungalowparkenexploitant
19= Ziekenhuis
20= Zorgverzekeraar
Branche
1= Financiële dienstverlening
2= Vervoer en opslag
3= Informatie en communicatie
4= Handel
5= Overheid en openbaar bestuur
6= Energievoorziening
7= Cultuur, Sport en recreatie
8= Gezondheidszorg
Geen klacht =0, Klacht= 1,
Een klacht is een negatief (ook sarcastisch of ironisch) geladen uiting over een product,
dienst of een organisatie als geheel. Bij 0 hoeft de tweet niet verder gecodeerd te worden
Bij afwezigheid van een deel van de uiting (de klacht zelf omdat deze niet te traceren is of
omdat het account beveiligd is), vul 99 in en ga niet verder met coderen.
Vorm klacht
Waar gaat de klacht over? De klacht kan ook over een combinatie van onderstaande
categorieën gaan. Daarom: 0 = niet, 1= wel
Product: 0/1
Dienst 0/1
Organisatie 0/1
Monitoren
0= Proactief
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
42
Reageren op Twitterbericht dat niet direct gericht is aan de organisatie d.m.v.
@naamorganisatie, maar wel over de organisatie gaat. De organisatie wordt genoemd (kan
door middel van hashtag).
1= Reactief
Reageren op Twitterbericht dat direct gericht is aan de organisatie d.m.v. @naamorganisatie
en andere Twitteraccounts van de organisatie
Webcarestrategie(ën)
Per categorie aangeven of deze niet (=0) of wel (=1) wordt gebruikt. Combinatie van
strategieën is mogelijk.
Informatie Het verschaffen van of vragen naar objectieve informatie aan degene die een klacht heeft, bijvoorbeeld waar meer informatie gevonden kan worden, wat de oorzaak is van een probleem
etc.
Verontschuldiging Accepteren van verantwoordelijkheid voor hetgeen over geklaagd wordt en vraagt om
vergeving.
Sympathie Het tonen van sympathie met degene die de klacht heeft geuit.
Ontkenning De organisatie ontkent dat er iets aan de hand is of dat de oorzaak van de klacht bij hen ligt.
Rechtvaardiging De oorzaak van de klacht is niet zo erg als het lijkt.
Compensatie Het vergoeden, terugbetalen of schadeloosstellen van degene die klaagt
Corrigerende actie Het oplossen (repareren) of voorkomen van hetgeen waarover geklaagd wordt door te zeggen
welke stappen er worden genomen
Conversational human voice
Conversational human voice is een innemende en natuurlijke stijl van communiceren door
organisaties zoals die gepercipieerd wordt door haar stakeholders op basis van haar
interactie met de organisatie (Kelleher, 2009). Kenmerkend aan deze communicatiestijl is:
dialoog, emotie, verwelkomen van conversatie, humor, toegeven van fouten en het geven van
feedback (Kelleher & Miller, 2006; Kwon & Sung, 2011).
Bij ieder onderstaand kenmerk, gebaseerd op Kwon en Sung 0 of 1 zetten: 0= nee, 1= ja
Menselijke vertegenwoordiger
- Initialen of naam van werknemer 0/1
(Bijvoorbeeld: ^JC, Gr. Ralf etc .)
Gebruik persoonlijke voornaamwoorden
- Eerste persoon 0/1
(ik, mij, mezelf, we, onze, ons)
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
43
- Tweede persoon 0/1
(je, jij, jouw, jezelf)
Werkwoorden in gebiedende wijs
- Vragen om relatie 0/1
(Tweets waarin de organisatie de
Gesprekspartner aanmoedigt om een relatie
aan te gaan bijv. volg ons)
- Vragen om feedback (open voor dialoog), 0/1
via e-mail, DM, telefoon e.d. Bijvoorbeeld:
bent u geholpen?
- Doorsturen naar andere media 0/1
(geven van telefoonnummer, link naar
klachtformulier op website, sturen van een
mail of DM etc.)
Non-verbale eigenschappen
- Emoticons 0/1
:), ;), :( et cetera. Uiten van emotie in
non-verbale vorm.
- Herhaalde interpunctie 0/1
(bv. !!, … ,??)
- Hoofdletters 0/1
(DANKUWEL, SORRY o.i.d.)
- Nadoen van geluid 0/1
(ahhh, oooh) Daarnaast de vragen van Kelleher beantwoorden op een 5punts Likertschaal
Helemaal mee oneens = 0
Mee oneens = 0.25
Niet mee oneens/niet mee eens = 0.50
Mee eens = 0.75
Helemaal mee eens = 1 … nodigt uit tot conversatie
… staat open voor dialoog
… gebruikt een gesprekstijl van communiceren
… probeert te communiceren op een menselijk manier
… probeert interessant te zijn in haar communicatie
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
44
… gebruikt humor in het communiceren
… biedt links naar concurrenten aan
… probeert de communicatie aangenaam te maken
… zou een fout toegeven
… geeft direct feedback en gaat daarbij in op kritiek op een directe maar niet kritische manier
… behandelt mij en anderen als mens
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
45
Bijlage 2. Informatieblad en vragenlijst
Beste deelnemer,
Dit onderzoek voer ik uit voor mijn afstudeerscriptie voor de Master
Communicatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek gaat over
webcare van organisaties op Twitter. De resultaten moeten meer inzicht geven in hoe
organisaties invulling kunnen geven aan hun webcare.
Tijdens dit onderzoek wil ik u vragen de informatie over de organisatie en de interactie op
Twitter zorgvuldig door te lezen en u voor te stellen dat deze fictieve organisatie echt bestaat.
Vervolgens vraag ik u enkele stellingen en vragen te beantwoorden. Er bestaan geen goede of
foute antwoorden, maar het is wel belangrijk dat u de vragen zorgvuldig en eerlijk invult. Dit
neemt ongeveer tien minuten in beslag.
De resultaten worden anoniem verwerkt en deelname is op vrijwillige basis. Wanneer u bij
nader inzien toch niet mee wilt doen dan kunt u deze pagina sluiten. Mocht u nog vragen
hebben dan kunt u altijd een e-mail sturen naar [email protected]. Aan het eind
van de vragenlijst kunt u aangeven dat u een samenvatting van de onderzoeksresultaten wilt
ontvangen.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben en wil u alvast hartelijk bedanken voor
uw deelname aan dit onderzoek!
Met vriendelijke groet,
Judith Huibers
Begeleidende docent: dr. J. W. M. Verhoeven
Kloveniersburgwal 48
1012 CX Amsterdam
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
46
Controle conversational human voice (Kelleher)
5punts Likertschaal van helemaal mee oneens – helemaal mee eens
PowerNet
… nodigt uit tot conversatie
… staat open voor dialoog
… gebruikt een gesprekstijl van communiceren
… probeert te communiceren op een menselijk manier
… probeert interessant te zijn in haar communicatie
… gebruikt humor in het communiceren
… biedt links naar concurrenten aan
… probeert de communicatie aangenaam te maken
… zou een fout toegeven
… geeft direct feedback en gaat daarbij in op kritiek op een directe maar niet kritische manier
… behandelt mij en anderen als mens
Reputatie
5punts Likerschaal van helemaal mee oneens – helemaal mee eens
Fombrun (2000)
Geef aan in hoeverre u het eens bent met de volgende stellingen
Emotionele aantrekkingskracht
Ik heb een goed gevoel over PowerNet
Ik bewonder en respecteer PowerNet
Ik vertrouw PowerNet
Producten en diensten
PowerNet..
staat achter haar producten en diensten
ontwikkelt innovatieve producten en diensten
biedt producten en diensten van hoge kwaliteit
biedt producten en diensten die het geld waard zijn
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
47
Visie en leiderschap
Heeft excellent leiderschap
Heft een duidelijke visie op haar toekomst
Herkent en haalt voordeel uit kansen in de markt
Werkplek omgeving
Wordt goed bestuurd
Lijkt een geode organisatie om voor te werken
Lijkt een organisatie te zijn die goede werknemers heeft
Financiële prestatie
Heeft een sterk verleden van winstgevendheid
Lijkt een investering met een laag risico
Neigt tot betere resultaten dan concurrenten
Lijkt een organisatie met sterke vooruitzichten voor toekomstige groei
Controlevragen webcarestrategie
5puntschaal zeer mee oneens – zeer mee eens
Het is mogelijk dat deze situatie zich daadwerkelijk voordoet
Het bericht is realistisch
Het bericht is geloofwaardig
Geef aan in hoeverre u het eens bent met deze stellingen (5 puntsschaal)
PowerNet
… ontkent de verantwoordelijkheid voor de oorzaak van de klacht
… schuift de verantwoordelijkheid van de oorzaak van de klacht af
… toont sympathie met de klager
… biedt haar excuses aan voor de oorzaak van de klacht
… lost de oorzaak van de klacht op
… compenseert de klager
… geeft informatie over de oorzaak van de klacht
Mediumgebruik
Hoe vaak bent u actief op Twitter?
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
48
5puntsschaal Nooit – meerdere keren per dag
Volgt u organisaties op Twitter?
Ja
Nee
Weet ik niet
Heeft u wel eens een klacht geplaatst op Twitter?
Ja
Nee
Weet ik niet
Waar ging die klacht over?
Dienst of service
Product
Organisatie in het algemeen
Huisbezit en ervaring met stroomstoring
Hoe is uw woonsituatie?
Koophuis
Huurhuis
Op kamers (onderhuur)
Bij ouders
Anders
Heeft u in de afgelopen 5 jaar te maken gehad met een stroomstoring?
Ja
Nee
Weet ik niet
Hoe lang duurde die storing ongeveer? (in halve en hele uren)
Open veld
Bent u beroepsmatig bezig met energie?
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
49
Ja
Nee
Demografische kenmerken
Leeftijd
………………
Geslacht
Man
vrouw
Nogmaals bedankt voor uw deelname!
Laat hier uw e-mailadres achter om een samenvatting van de resultaten te ontvangen.
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
50
Bijlage 3. Stimulus materiaal
Informatie over de organisatie PowerNet
PowerNet, opgericht in 2001, is een energieleverancier in Nederland die groene stroom en gas
levert. Sinds de liberalisering van de energiemarkt heeft PowerNet een sterke groei
doorgemaakt, waardoor zij nu een marktaandeel van 25% heeft. Op het hoofdkantoor in
Nieuwegein werken ongeveer 200 medewerkers.
Stel u voor dat u onderstaande klacht op Twitter leest en de reactie van PowerNet.
Houd rekening met de volgorde van de tekst, op Twitter komen de laatste berichten bovenaan
te staan. Tip: kijk hiervoor naar de tijd van het bericht.
Onthoud de klacht en de reactie goed en beantwoord de vragen en stellingen op de volgende
pagina's.
Individueel tegemoetkomende cluster zonder conversational human voice
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
51
Individueel tegemoetkomende cluster met conversational human voice
Structureel tegemoetkomende cluster zonder conversational human voice
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
52
Structureel tegemoetkomende cluster met conversational human voice
Defensieve cluster zonder conversational human voice
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
53
Defensieve cluster met conversational human voice
Geen reactie (controle conditie)
PowerNet heeft niet op deze klacht gereageerd.
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
54
voor
Checklist voor het indienen van onderzoek bij de CE Communicatiewetenschap
Versie 10 januari 2012
Lees voor het invullen van deze checklist het document Procedure voor Ethische Toetsing van Onderzoek aan de Afdeling Communicatiewetenschap van de Universiteit van Amsterdam. In deze vragenlijst wordt verwezen naar onderdelen van de procedure. Algemeen Vul eerst de onderstaande gegevens in:
Titel van het onderzoek Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice Verantwoordelijke onderzoeker (ook HL bij promotie) Dr. Joost Verhoeven Uitvoerende onderzoekers (promovendi, studenten, etc.) (Indien gelijk aan verantwoordelijke onderzoeker, vul in 'idem'. Vul alle namen in voor zover bekend.) Judith Huibers
Toetsende programmagroep Corporate Communicatie Plaats van uitvoering van het onderzoek (plaats, organisatie, locatie) Digitaal Korte omschrijving van het onderzoek (max. 200 woorden) Het onderzoek bestaat uit twee studies: Studie 1 betreft een inhoudsanalyse naar het gebruik van webcarestrategieën door Nederlandse organisaties op Twitter. Voor deze studie worden random Twitterconversaties van organisaties geselecteerd en geanalyseerd. Studie 2 betreft een experiment naar het effect van de gevonden webcareclusters op de corporate reputatie. Daarbij worden zeven condities gemanipuleerd, 3 clusters (met en zonder de moderator conversational human voice) en een controle conditie.
Verwachte duur van het onderzoek (vanaf het eerste tot het laatste meetmoment) Drie weken dataverzameling
Afdeling Communicatiewetenschap
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
55
Aantal proefpersonen 242
Vragen deel A De onderstaande vragen hebben betrekking op de algemene bepalingen die gelden voor alle onderzoek binnen de afdeling Communicatiewetenschap. 1. Heeft u dit of soortgelijk onderzoek al eerder ingediend bij de CE?
o Ja o Nee
2. Zo ja, op welke datum heeft u dit ingediend?
Bij meerdere datums: geef de laatste aan.
3. Valt het onderzoek voor wat betreft de afweging medisch/niet-medisch volledig in categorie
D? Zie Appendix 2 van de Procedure voor Ethische Toetsing van Onderzoek aan de Afdeling Communicatiewetenschap.
o Ja, het valt in categorie D o Nee, het valt in categorie A o Nee, het valt in categorie B o Nee, het valt in categorie C o Twijfel, licht toe waarover Toelichting
4. Worden volwassen, wilsbekwame proefpersonen geselecteerd op een van de manieren die
in deel A2 worden omschreven?
o Ja, geef aan welke in A2 genoemde wijze dat is o Nee, licht toe o Twijfel, licht toe waarover
Toelichting (verplicht)
De respondenten zijn digitaal geworven via e-mail, sociale media als Twitter, Facebook en Linkedin en het intranet van mijn stage bedrijf.
5. Zijn de proefpersonen volledig vrij om deel te nemen aan het onderzoek, en om hiermee te
stoppen wanneer zij dat willen, om welke reden dan ook, zoals vermeld in A3? o Ja o Nee, licht toe waarom niet
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
56
o Twijfel, licht toe waarover Toelichting
6. Indien het nodig zou kunnen zijn dat proefpersonen worden gescreend, zoals omschreven in
A4, teneinde de risico’s voor nadelige effecten van het onderzoek te reduceren: Worden de proefpersonen gescreend?
o Screening is niet nodig, licht toe waarom niet o Ja, licht toe hoe o Nee, de proefpersonen worden niet gescreend. Licht toe waarom niet o Twijfel, licht toe waarover Toelichting (verplicht)
Er is geen screening nodig, want het betreft een vragenlijst waarbij geen visuele of lichamelijke signalen worden getest. Ook komt er geen medische apparatuur aan te pas.
7. Wordt er een methode gebruikt die het mogelijk maakt bij toeval een bevinding te doen
waarvan de proefpersoon op de hoogte zou moeten worden gesteld (zie A5)?
o Nee, de methode maakt dat niet mogelijk o Ja, en de proefpersoon tekent voor de hierbij te hanteren methode o Ja, maar de proefpersoon tekent niet voor de hierbij te hanteren methode o Twijfel, licht toe waarover
Toelichting
8. Worden proefpersonen voor deelname voorgelicht, en tekenen zij voor deelname een
informed consent zoals omschreven in A6?
o Ja, mail het informatieblad en het te ondertekenen formulier aan de PG-gedelegeerde voor ethische toetsing
o Nee, licht toe waarom niet o Twijfel, licht toe waarover
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
57
Toelichting Respondenten worden voor deelname voorgelicht over de vrijwilligheid van deelname en het waarborgen van de anonimiteit. Het hele informatieblad is terug te lezen in bijlage 2. Hieronder staat het belangrijkste gedeelte. Respondenten gingen akkoord door op ‘ga verder’ te klikken. “De resultaten worden anoniem verwerkt en deelname is op vrijwillige basis. Wanneer u bij nader inzien toch niet mee wilt doen dan kunt u deze pagina sluiten. Mocht u nog vragen hebben dan kunt u altijd een e-mail sturen naar [email protected]. Aan het eind van de vragenlijst kunt u aangeven dat u een samenvatting van de onderzoeksresultaten wilt ontvangen."
9. Wordt voldaan aan het onder A7 gestelde in verband met anonimiteit en privacy?
o Ja o Nee, licht toe waarom niet o Twijfel, licht toe waarover
Toelichting
10. Indien er misleiding plaatsvindt, voldoet de procedure dan aan het onder A8 gestelde (geen
misleiding over risico’s, accurate debriefing)?
o Er vindt geen misleiding plaats o Er vindt misleiding plaats die geheel voldoet aan het gestelde onder 8A (licht toe) o Er vindt misleiding plaats die niet voldoet aan het gestelde onder 8A (licht toe)
Opsturen: Als er misleiding plaats vindt, mail dan de methode van debriefing aan de PG-gedelegeerde voor ethische toetsing en licht deze hieronder toe.
Toelichting
11. Is het mogelijk dat na de werving van proefpersonen een substantieel gedeelte van
medewerking af zal zien omdat het onderzoek om een of andere reden niet prettig is? (zie A9)
o Nee o Ja
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
58
Opsturen: Zo ja, mail dan de wervingstekst aan de PG-gedelegeerde voor ethische toetsing, lettende op hetgeen in A9 daarover wordt vermeld.
Toelichting
12. Wordt voldaan aan het onder A10 gestelde in verband met beloning/compensatie?
o Ja o Nee, licht toe waarom niet o Twijfel, licht toe waarover
Toelichting
Vragen bij Deel B Beantwoord de volgende vragen op basis van het specifieke type onderzoek. 13. Valt het onderzoek volledig binnen een van de omschrijvingen van standaard onderzoek
zoals gegeven in deel B?
o Ja, ga naar vraag 14 o Nee, ga naar vraag 15 o Twijfel, licht toe waarover en ga naar vraag 15
Toelichting
14. Geef aan welk type standaard onderzoek zoals gegeven in deel B het onderzoek is. Geef een
nadere specificatie van onderdelen van het onderzoek die niet met name worden genoemd in die omschrijving. Bijvoorbeeld: wat zijn precies de stimuli? Wat is precies de taak? De specificatie mag ook worden gemaild aan de PG-gedelegeerde voor ethische toetsing.
Online reputatiemanagement: Gebruik en effect van webcarestrategieën en conversational human voice
59
Toelichting (opsturen in apart document mag ook) B5 Gegevensverzameling binnen publieke toegankelijke media Voor de inhoudsanalyse zijn gesprekken van organisaties met klagende stakeholders op Twitter verzameld. Het betrof openbare profielen die voor iedereen toegankelijk zijn. Deze dialogen zijn geanalyseerd op een aantal kenmerken, waaronder welke webcarestrategieën door de organisatie worden gebruikt en in hoeverre zij converseren met een conversational human voice. B1 Experiment met vragenlijst Er zijn drie clusters webcarestrategieën onderzocht. Er is een fictieve organisatie, PowerNet, bedacht. Daarvoor is een Twitterpagina gecreëerd. Op deze pagina stond een fictieve, maar realistische klacht over een stroomstoring en de reactie van de organisatie daarop. Deze reactie bevatte één van de drie clusters. Deze clusters konden bovendien gesproken zijn met een conversational human voice of niet (moderator). Bij de controleconditie zag de respondent op de Twitterpagina alleen de klacht met in de toelichtende tekst ‘de organisatie heeft niet op deze klacht gereageerd’. Respondenten is gevraagd om naar aanleiding van het bericht en de reactie van de organisatie enkele vragen te beantwoorden: conversational human voice, corporate reputatie, productbetrokkenheid, mediumgebruik, manipulatiechecks en enkele demografische kenmerken.
15. Geef een zo volledig mogelijke omschrijving van het onderzoek. Verwijs daarbij eventueel
naar de standaardomschrijvingen en geef de verschillen aan met uw onderzoek. In ieder geval dienen alle voor een ethische afweging mogelijk relevante gegevens te worden verstrekt. De specificatie mag ook worden gemaild aan de PG-gedelegeerde voor ethische toetsing.
Toelichting (opsturen in apart document mag ook)
Aanvullende documentatie: opsturen samen met deze checklist Vergeet niet om, indien van toepassing, de aanvullende materialen te mailen aan de PG-gedelegeerde van de CE. Het kan gaan om de volgende documenten, afhankelijk van uw antwoord op de vragen: Vraag Opsturen
8 Het informatieblad en het informed consent formulier (Zie bijlage 2)
10 De methode van debriefing (n.v.t) 11 De tekst voor de werving van proefpersonen (n.v.t) 14 Een nadere specificatie van onderdelen van het onderzoek die niet met name worden
genoemd in de standaardomschrijving (zie antwoord bij vraag) 15 Een zo volledig mogelijke omschrijving van het onderzoek. (zie samenvatting in
hoofddocument Masterthesis NB: Het informatieblad en het informed consent formulier (vraag 8) moeten altijd worden opgestuurd samen met deze checklist.