hamlet - dbnl · 2011. 3. 15. · pries hamlet mee to deelen. bij mijn levee, die voor.-onsstomme...

186
HAMLET TREURSPEL var2 SHAKESPEARE WER1idoorJac . vaLOO'i .

Upload: others

Post on 07-Feb-2021

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

  • HAMLETTREURSPEL

    var2 SHAKESPEAREWER1idoorJac .vaLOO'i.

  • SHAKESPEARE'S HAMLET.

  • SHAKESPEARE'S

    VERTALING VAN

    JAC. VAN LOOP.TWEEDS DRUK.

    HAMLET

    AMSTERDAM -- S. L. VAN LOOP - 1 912 .

  • EEN WOORDJE VOORAF

    Met heeft mij zeer verheugd dat van deze vertaling eentweede druk bleek noodig . Ze werd indertijd ondernomen tenbehoeve der Hagespelers, wier leider, Eduard Verkade, deallereerste in ons land is geweest, die de vlottende en vluehtige,men mag we] zeggen internationaal uitgesproken gevoelens enmeeningen over de wanbegrippen, die onze tooneel-voorstellingenbeheerschen, tot een daad van praktijk maakte . Ire belangstellingdie zijn werk tereeht heeft gewekt, is het mijne ten goedegekomen, zoodat ik het, onverhoopt, heb kunnen herzien, gelijkmen dat noemt. Want, naar waarheid gesproken, was ik zulksblijven doen, vanaf het eerste verschijnen tot op heden, enzooals het flu wordt aangeboden, geloof ik we] er mijn uiterstebest aan to hebben besteed. Elders heb ik gezegd, dat mijnevertalingen naar Shakespeare's tooneel-werken hoofdzakelijk zijnontstaan uit de voorstellingen die de gediehten in mij dedengeboren worden, naar dezelfde opvatting is ook de herzieninggesehied .

    Alzoo vlei ik mij niet mijn vele beoordeelaars tevreden tohebben gesteld. Ze hebben ongetwijfeld dikwijls gelijk gehad,-- ook ik heb, Binds dien, mij de weelde getroost een 'ebster-dietionnaire aan to schaffen . --- Sours werd een allereerste lezingteruggenomen, sours, door beter begrip, de verbeelding vanpersonen dichterbij benaderd ; steeds naar vereenvoudiging enlevendigheid in de wedergave getraeht ; het geheel kon blijvengehandhaafd .

    Shakespeare's diehtingen zijn zeer rijk van inhoud ; het isverbazend to bedenken, gelijk Tame opmerkt in zijn „histoirede la litterature Anglaise", dat deze volheid een tijdlang is

  • kunnen meegeleefd worden en daardoor bloeien kon . Moorenkele regels, die ik ook ni niet voldoende tot hun recht vermochtto brengen, verwijs ik naar een andere lazing aan hat eindevan hat boek .

    Onlangs las ik toevallig cane bespreking mijner Romeo enJulia-vertaling in Groot-Nederland . En na de lazing daarvan,leek hat mij nog wanhopiger beoordeelaars als de hoofdredacteurvan dit tijdschrift ooit to kunnen behagen, aangezien ik ze ookniet begeer to behagen .Met een enkel woord wensch ik hier Arthur van Schendel

    to bedanken voor zijne vriendschappelijk mij toegezondeneopmerkingen. Ik hoop dat de kunstenaar, die ons zulk eenbeminlijk werkje schonk over Shakespeare's arbeid, leven en tijd,genoegdoening moge vinden in daze herziene, Hollandschenadichting nu . En niet minder gaarne herdenk ik hier vriendenals Prof. August Allebe en Frans Mijnssen, met wie ik madevan gedachten mocht wisselen bij dawn arbeid .

    De eerste druk ward gemaakt volgens de uitgave van Casselland Company, 1894. Daze tweede herzien, volgens de uitgavevan Dent and Co, 1909, naar de Cambridge-edition, en metpreface en toegevoegd Glossary door Israel Gollanz .

    J IAARLEM, 22 Mel 1912 .

  • HAMLET, PRINS VAN DENEMARKEN .

    Dramatis Personae .

    CLAUDIUS, Coning van Denemarken .HAMLET, zoon van den vorigen, en neef van den huidigen koning .HORATIO, vriend van Hamlet.POLONIUS, raadsheer van den 1(roon .LAERTES, Zyfl ZOOn .

    VOLTIMAND,

    CORNELIUS,ROSENCRANTZ ,

    hovehngen/ .GuiLDENSTERN ,

    OSRICK,Een Edelman .Een Priester .MARCELLUS, ?

    icteenr .BERNARDO,

    FRANCISCO, eeiz soldaat .REYNALDO, dienaar van Polonius .Een 7(aptein .Engelsche afgezanten .Geest van Hamlet's vader .FORTINBRAS, Prins van 7%Joorwegcn .Tooneelspelers .Twee Clowns, grafmakers .GEERTRUIDE, I(onin gin van Denemarken en moeder van Hamlet .OPHELIA, dochter van Polonius .Heeren, dames, officieren, soldaten, zeelui, boodschappers en gevoig .

    Het sluk speelt in Elseneur, behalve in bet vierde tooneel van betvjjfde bedrjjf, waar bet tooneel voorstelt een vlakte in Denemarken .

  • Elseneur.Francisco,

    BERNARDO .

    FRANCISCO .

    BERNARDO.

    FRANCISCO.

    BERNARDO .

    FRANCISCO.

    BERNARDO.

    FRANCI SCO .

    En ik benBERNARDO.

    FRANCISCO .

    EERSTE BEDRIJF.

    TOONEEL I .

    Een plat voor het kasteel .een schildwacht. Bernardo komt op em

    hem of to lessen .

    Wie daar?Neen, antwoord halt, en ontdek

    u zelf.Lang Jeev' de koning .Bernardo?Dezelfde.Ge komt zeer promptlet sloeg juist twaalf, ga naar je brits,

    Francisco.me afloat, 't is bitter

    koud,Dankbaar dat ge

    meer dan zat.

    mIJ,

    op tijd .

    Hadt gij een kalme wacht?Geen muffs verroerde .

  • BERNARDO. Al wel, go~nacht .Als ge Horatio en Marcellus tegenkomt,Die met mij waken zullen, spoor ze was.FRANCISCO . Me dunks, ik hoot ze . - Halt! wie daar?

    (Horatio en Marcellus komen op .)HORATI 0. Erfvri enden .MARCELLUS .

    En bondsmannen van den Deen .FRANCISCO. 'k Wensch goeien nacht .MARCELLUS . 0 ; vaarwel, mijn dappre. Wie loste u of ?FRANCISCO . Bernardo heeft mijn post. 'k 1lensch

    goeien nacht .(Afj

    MARCELLUS . H olla ! Bernardo !BERNARDO .

    Zeg, ---H ee, komt Horatio mee ?HORATIO .

    Maar 'n deal van hem .BERNARDO. Welkom, Horatio; welkom, vriend Mar..

    cellus .MARCELLUS . i el, is das ding van nacht verschenen

    wear?BERNARDO. 'k Heb niets gozien .MARCELLUS . Horatio zegt, 't is inbeeldsel van ons,Hij wil 't geloof niet in zich post doen vattenAan 't schriklijk spook, das wij tot twee keer zagen, --Daarom heb 'k dringend bij hem aangehoudenDie eindelooze wacht met ons to deafen,Opdat, als die verschijning wederkeert,Hij onze oogen billijke en hat toespreek' .2

  • HORATIO . Sus, sus ! 't zal niet verschijnen .BERNARDO.

    Ga wet zitten .We gaan wear 'n aanval op uw ooren doen,Hoe stark verschanst ook tegen ons verhaal,Wat wij twee nachten zagen .HORATIO.

    1 el, zitten weEn last ons hooren wet Bernardo weet .BERNARDO. Den laatsten nacht,Toen gindsche zelfde star, ten west der pool,Hear lichtloop door hat hemeldeel volbracht,miser zij nu brands, Marcellus en ikzelf,De klok sloeg juist een uur,

    (Geest komt op .)MARCELLUS . Stil jij ! niet vender ; kijk, dear komt hat

    wear !BERNARDO . En juist hetzelfde, als de overleden koning .MARCELLUS. Gij zijt een studieman ; zeg'twat, Horatio .BERNARDO . Lijkt hat niet op den koning ? Kijk,

    Horatio .HORATIO . Buitengewoon !

    hat nagelt me aan dengrond.

    BERNARDO. 't 1 it aangesproken zijn .MARCELLUS.

    Vraag 't wet, H Orati o .HORATIO . Wat zijt gij, die dit uur u kwalijk eigent,En tegelijk die schoone krijgsmanshouding,Waarin de majesteit van wijlen DenemarkenBijtijden schreed ? Spreek, bij Cod, 'k gelast hat!MARCELLUS. Het is beleedigd.

    3

  • BERNARDO. Kijk, 't stapt statig been !HORATIO. Halt! spreek ! spreek !'k gelast't, spreek !

    (Geest afo)MARCELLUS . 't l s weg, en zonder antwoord .BERNARDO . Hoe is 't, Horatio, ge beefs, ziet bleek .Dat 's antlers toch dan inbeeldsel van ons ?tat denkt ge er van?H ORATIO . 'k Erken voor Cod, ik zou dit niet gelooven,Hadde ik nu niet 't aandoenlijk waar getuignisVan mijne eigne oogen .MARCELLUS .

    Leek 't niet den koning ?HoRATIO. Als gij lijkt op uzelf.Dit was dezelfde rusting die hij aan had,Toen hij de eerzuchtgen Noorwegen bekampte .Zoo fronsde hij eens, toen in een scherrep treffen,Hij 't sledend Polenvolk neerbonsde op 't ijs .'t is vreemd !MARCELLUS . Zoo tweemaal reeds en prompt dit

    ddodsche uur,Ging hij stout stappende lands onze wacht.H ORATI o. 1 k weet niet, waar mij n denken't zoeken

    moet ;Maar zoo in 't breede en ruime mijner meening,Dit boodschapt niet veel rustigs onzen staat .MARCELLUS . Gaat zitten, vrienden, last wie 't weet

    't mij zeggen,Waarom zoo'n scherp en ooginspannend wakenAf beult al nachtelijk 's lands onderdaan ?En waartoe 't daaglijksch gieten van kanonnenEn 't buitenslands opdoen van krijgstuig client?

    4

  • 1 aartoe das werven van scheepstimmerlieden,Die zelfs hun Zondag niet meer kunnen houden?Wat is er gaand, das zulk een zweetend haastenDen nacht maakt tot saamwerker met den dag ?Wie kan mij hier inlichten ?HORATIO .

    Dat kan ik ;Tenminste, zoo 't gerucht gees . De voorge koning,Wiens beeld zoo pas aan ons verschenen is,Was, zoo ge weet, door Fortinbras, den Noor,Daartoe geprikkeld door eerzucht'gen trots,Gedaagd ten strijd ; waarin Hamlet, de dappreZoo schat men, deeszijds de ons bekende wergild, hemSloeg dezen Fortinbras, die bij verdrag verzegeld,Door wet en ridderrecht near eisch bekrachtigd,Verbeurde, zoo hij sneuvelde, al de landen,Die hij bemachtigd had, aan zijn verwinnaar .Waartegenover onze heer verpanddeEen evenredig deel, hetwelk de erfnisVan Fortinbras ten goede wear gekomen,Zoo hij had overwonnen ; alzoo ook,Vigil door gezegd verdrag en 't bindende artikelHet zijne aan Hamlet. Nu, prins Fortinbras,Van ongebonden aandrift heer en vol,Heeft scan de Noorsche grenzen hier en dear,Een troep bijeen geschooid van ruwe kerels,Tuk, voor kost en spijs, op ieder waagstuk,Wear pit in steekt, en dit niet anders dock --Gelijk wel merkbaar is in omen staatDan om met sterke hand en dwangvertoonHet land weer to herwinnen das zijn vader,Als wend gezegd, verloor. Dit is, dunks mij,De grootste drijfkracht onzer toebereidsels,

    5

  • Waarom wij wacht bier houden, d' oorsprong vanDc posthaast en de hurrie in bet land .BERNARDO. Mij dunks, 't zal wel zoo zijn . Maar

    juist daarom,Hoe treffend, das dit dreigende figuurIn waapnen ons verschijnt, den vorst gelijk,Die was en is de oorzaak van den strijd .HORATIO . Een lastig stofje is 't in ons geestesoog .In 't heerlijkst, lauwerrijkst bestaan van Rome,Kort v6br de oppermachtige J ulius viel,Ontzerkten graven zich en riffen-in--wadenPiepten en taterden door Rome's straten .Vuurstaart-sterren en bloedig roods dauwenVoorspelden kwaad en de vochtge planeetOp welker invloed stut Neptunus' rijk,Werd doodsch van duister als in d'oordeelsdag .J uist dergelijke meldingen van rampen -Kondschappers van bet naderende onheil,Een woord vooraf can 't zich vervullend teeken -Vertoonen ons nu semen card en hemelVoor ons klimaat en onze Jandgenooten . -

    (Geest komt weer op. )Maar, still kijk! kijk, dear komt bet weer terug!1k kruis bet, al verzengde 't mij . - Sta, spook!Hebt gij geluid in u, gebruikt ge sen stem,Spreek tot mij!

    (De geest spreidt zin armen uit.)Als dear lets deugdelijks gedaan ken worden,Dat u tot rust ken strekken, mij tot hell,Spreek tot mij!Zoo gij 't verborgen lot west van uw land,6

  • laarvan de kennis mooglijk onheil wends,0, spreek!Of zoo gij heimlijk in uw leven gaardeEen uitgebuite schat en die begroef,Waarvoor, zegt men, gij geesten vaak blijft warm,

    (De haan kraaiL)Spreek er van, sta en spreek, -- Hou't, Marcellus .MARCELLUS. Zal er near slaan ik met mijn partesaan ?HORATIO . Doe het, als 't geen stand houdt .BERNARDO .

    't Is bier!HORATIO .

    't Is bier!MARCELLUS. 't I s weg !

    (Geest af.)Hoe majesteitlijk was 't, wij plegen schennisDoor bet geweld-vertoon van onzen kant ;Het is toch onverwondbaar als de lucht,Onze ijdle slagen werden booze spot .BERNARDO. Het wou juist spreken toen de haan

    grog kraaien .HORATIO . En toen grog 't henen als sen schuldig

    i emendBij 'n dreigende oproep. l k vernam wel eens,De haan, die de klaroen steekt van den morgen,Maakt met zijn luide en schrillig-hells keelDen daggod wakker ; en bij de eerste waning,Wear bij oak zij, in zee, vuur, aarde of lucht,Spoedt zich zoo'n afgedwaalde doolgeest voortNear zijn gewest ; van 't ware in zulk verhaalCaf wel dit pas aanwezig beeld bewijs .MARCELLUS. 't Verzwijmelde bij 't kraaien van den haan .

    7

  • Men zegt, das immer als de erinringstijdleer nadert der geboort' van onzen Heiland,Dc daagraads-vogel gansch den nacht door zings.En dan, ze zeggen, kan niet een geest uitgaan ;Dc nachten zijn gezond ; dan treft geen sterDie valt, geen fee heeft vat, geen heks bekoring,Zoo heilig en gena-.vol is die tijd .HORATIO . Zoo hoorde ik ook, en lets er van geloof 1k .Maar zie ginds de uchtend in 't roosvervig kleed,Den dauw doorschrijden van de oostlijke heuvlen ;Last ons de wacht opbreken ; naar mijn meeningDoers wij het best, om vat van nacht wij zagenPries Hamlet mee to deelen. Bij mijn levee,Die voor.-onsstomme geest zal tot hem spreken .Oordeelt gij goad, das wij 't hem apes maiden,Naar 't onze licfde eischt en plicht gebiedt?MARCELLUS . 1k bid u, last ons 't doen, 'k west juist

    van morgenWaar wij 't gcschiktst hem zullen kunnen vinden .

    (if.)TOONEEL 11 .

    E en St a at s z a a I .Trompetten . De Koning, Koningin, Hamlet, Polonius,Laertes, Voltimand, Cornelius, Heeren en Gevol g.KONING. Ofschoon van onzen dierbren broader

    HamletDe doods-gedachtnis groent nog, en 't oirbaar is,Ons hart to dragen in rouw ; das heel ons rijkLeeds fronsing houde op zijne wenkbrauw nog ;8

  • Heeft onze reds zoo natuur bedwongen,Dat wij met wijze smart hem nu gedenkenI n bindende herinnering aan ons zelf .Dien ten gevolge, eertijds onze zuster,Nu onze koningin, de hoog-verheevne,Weduwlijke erve van dees strijdbren staat,Wij, als het ware in verslagen vreugde,Met sen oog schreiend en sen lachend oog,Met jubcl bij lijkdienst en klacht bij bruiloft,l n even schalen wegend lief en Iced,Namen tot vrouw. En niet Merle wij hebbenUw wijzren raad weerstreefd, dewelke is vrijlijkDaarmede saamgegaan : Hebt dank voor alles.Nu volgt, gij west, de jonge Fortinbras,Te nietig over onze waarde denkend,En meenend onze staat bleef na den flood,Van onzen dierbren broeder ontwricht achter,Te zeer vertrouwd met zijne voordeelsdroom,Hij heeft niet afgelaten ons to tergen,Met boodschappen om de wedergaaf der landen,Rechts-wettelijk verloren door zijn vaderAan onzen dappren broeder. -- Cenoeg van hem.Nu wat ons-zelf aangaat en flit ons saamzijn,Zoo staat de zaak. Wij hebben hier geschrevenAan Noorwegen, oom van pries Fortinbras,Die machtloos en bedleegrig, nauwlijks westVan flit zijns neven plan, - om to onderdrukkenNet hiermee vender gaan ; daar werving, lichting,Net brengen op getalsterkt' most geschiedenVan uit zijn onderdanen . Dies, wij zenden,Coeds Cornelius u, u, Voltimand,Als dragers dezer groet aan de ouden Noorweeg' ;

    9

  • En met geen andre eigenmachtigheidTot onderhandlen met den koning danDe speelruimt' guns besloten in de artiklen .Vaarwel ; en dat uw spoed uw ijver love .CORN. en VOLT. Altijd, in alles blijven we u

    trouwplichtig .KONING. Geenszins betwijflen wij't ; hartlijk vaarwel .

    (Cornelius en Voltimand cf..

    En nu, Laertes, wet hebt gij voor nieuws ?Gij spraakt van een verzoek, wet is 't, Laertes ?Gij kunt plat reedlijk spreken tot den Deen,En in 't verloorne . Wat kondt gij vragen, Laertes,Niet ear mijn aanbod zijnd' dan uw verzoek ;Met hoofd is in geboorte aan 't hart plat nader,De hand plat meer werktuiglijk voor den mond,Dan Denemarkens troop is voor uw vader .W at wenschte gij, Laertes ?LAERTES.

    Geduchte hear,Uw hoog verlof near Frankrijk veer to keeren,Van wear ik gretig kwam near DenemarkenMijn plicht betoonen tijdens uwe kroning .Maar nu, belijd ik, nu die plicht vervuld is,Gaan mijn verlangens derwaarts wear en nijgenEerbiedig om verschooning en verlof .KONING. Hebt gij 't verlof uws vaders ? Wat zegt

    Aolonius?Aol.oNlus. Hij heeft, hear, 't stug-gegevene mij af-

    gewrongenDoor een volhardend vragen ; 'k heb ten leste1 0

  • Aan wil en wensch mijn zegel meat gehecht ;l k bid u zeer, reef hem verlof tot gaan .KONING . 'k Ontsla u den ; kies goad uw uur, Laertes,Besteed uw eelste gaven voor uzelf.Nu, Hamlet, mijn beminde neef en zoon,HAMLET. (terzijde .) lets meet den bloed- en min-

    der geestverwant .KONING . Hoe is 't, dat nog de wolken om u hangen ?HAMLET. Niet dus, mijn hear, ik sta to veal in de zon .KONINGIN . Mijn goede Hamlet, leg uw nachtkleur af,En zie als tot een vriend near Denemarken .Zoek toch filet altijd met geloken oogenNear uwen edelen vader in hat stof .Gce weet, 't is elk gemeen, wet leeft moat sterven,Door 't aardsche gaande, de eeuwigheid be~rven .HAMLET. 't I s zoo, Mevrouw, gemeen, ja .KONINGIN .

    Wel flu den,Waarom schijnt hat bij u zoo zeer bizonder ?HAMLET. Niet schijnt, Mevrouw, neen is ; ik ken

    filet »schijntcc,'t Is filet mijn mantel, moeder, zwart als inks,Noch de ernstig-donkere gewoonte-dracht,Noch 't zuchten loozen uit bezwaarde borst,Neen, ook filet 't welig wellen uit hat oog,Noch 't nederblikkend, sombere gelaat,Met heel hat rouw-vertoon, manieren, vormen,Dat werklijk mij weergeeft : dit, waarlijk »schijntcc,Want dit zijn dingen, die een mensch ken spelen ;

    >>

  • Ik draag jets meer-den-toonbaar in mijn hart ;Dit alias smuk meer is en tool van smart .KONING. 't Is loflijk in u, Hamlet, en beminlijk,Dit rouwgevoel to wijden aan uw vader ;Bedenken echter moest gij, ook uw vaderVerloor een vader eens, en die den zijne ;We] past 't gestelden tijd den overlevendeNear kinderplicht to rouwen, maar zulk eenHardnekkig treuren is zich laten gaanIn zondige stugheid ; 't is onmanlijk lijden ;Het toont een wil zeer strijdig met den hemel,Een ansterk hart, een wrevelig gemoed,En een onnoozel inzicht, ongeschoold .Wat moat geschien, bekend is en besef bear,Als welke alledaagschheid ook to vatten ;Waarom wij zouden, in onze opstandge wean,'t Zoo eigendunkelijk ter harte nemen ?Foci, 't is vergrijpen aan den hemel zich,Vergrijp den doode, en vergrijp natuur,En voor de rede dwaas, wier daaglijksch themel s »doode vadersct die 't steeds verkondigdeVan 't eerst lijk of tot aan wie stierf vandaag,»Dit most zoo zijn.(( 1lij bidden, were van uDit nuttelooze lijden, dank aan ons,Als aan een vader : Laat de wereld 't boeken,Dat gij hat allernaast staat omen troop ;En, met niet minder adeldom van liefdeDan de dierbaarste vader wijdt zijn zoon,Voel ik met u. flat nu uw plan betreftNear Wittenbcrgs school terug to keeren,'t Is zeer afwijkende van omen wensch ;Wij smeeken u, geneigd to zijn tot blijven,1 2

  • Hier, onder onze guile en gastvrije oogen,Onze eerste hoveling, neef en onze zoon .K0NINGIN. Laat niet de beete loot gaan van uw moeder,Blijf Hamlet, bid 'k, ga niet naar Wittenberg.HAMLET. 'k Zal naar mijn baste kunnen u gehoorzamen .KoNI NG.1 el, dat klinkt goad en een mooi antwoordis't ;Vertoef hier als wijzelve . -- Kom, Mevrouw,Hamlets onafgedwongen, zachte instemming,Ze glimlacht tot mijn hart . Als eerbewijsZal Denemarken heden geen dronk plengen,Of 't zwaar geschut zal hat den wolken maidenEn 's konings roes de heemlen doen doorgalmen,Her..sprekend aardschen donder. Laat ons gaan .

    (Troinpetten, alien af, behalve Hamlet .)HAMLET. 0, dat dit to to vaste vleesch wou smelten,D ooi en, en zi ch ontbi nden i n een dauw !0, dat niet de Allerhoogste zijn gebodGesteld had tegen zelfmoord. 0, God! God!Hoe muf, langwijlig, plat en noodeloos,Schijnt al dat drijven van de wergild mij !Foei er over ! Foei ! 't is een vervuilde tuin,Die schoot in hat zaad ; guile en grove dingenW'oekren hem vol. Dat hat daartoe moest komen !Twee maanden dood ; - neen, zooveel ni et, geen twee!Zoo'n pracht van 'n koning ; hij die was bij daze'n Apollo bij 'n sater ; zoo lief voor mijn moeder,Niet duldend zelfs, dat maar de wind das hemelsTe ruw hear wangen strookte. Heeml en aarde !Moat ik herinren ? 1 el, ze kon aan 'm hangenOf groeide meet en meet hear honger aan,

    3

  • Door 't voedsel wat ze ontving . Toch, al binnen 'nmaand,

    Niet denken'r aan - zwakheid, uw naam is vrouw !Een kleine maand ; ear zelfs de schoenen sleten,Waarin zij volgde, 'n Nlobe, enkel tranen,De bear mijns vaders ; waarom zij, juist zij !0 Clod ! een beast, dat geen verstand gebruikt,Cerouwd had langer, - gehuwd met m'n oom,Mijns vaders broer, maar niet maar op hem lijkendDan ik op Hercules ; binnen een maand,Eer nog 't zilt van de ongerechtigste tranenHet rood ontstak in hear gewreven oogen,Zij trouwde : -- o godvergeten spoed, to rennenMet zulk een haasten near bloed-schennige lakens !Het is niet en hat wordt ook nimmer goad .Break maar mijn hart, ik moet mijn mond weer houden!

    (Horatio, Marcel lus en Bernardo komen op .)HORATIO . Hail uw Hoogheid !HAMLET.

    'k Ben blij u wel to zien .Horatio ? - of ik vergat wie 'k ban .HoRATIO . Die is 't, mijn hear, en steeds uw arme

    di enaar .HAMLET. Mijn baste vriend ; - feat ons dien titel

    ruilen .Wat doer gij hier uit 1 littenberg, Horatio ?Marcellus ?MARCELLUS . Mijn goede hear, --HAMLET. Verheugd to zien u . -- (tot Bernardo)

    Coeden avond, m'heer.Maar, wet doer gij uit l ittenberg, Horatio ?HoRATIO . Een lanterfantige bevlieging, hear .1 4

  • HAMLET. 1k zou't niet graag uw vijand hoorenzeggen,En 'k last mijn ooren geen geweld aandoen,Ze tot vertrouwden maken van 'n verslag,Tegen u zelven ; gij, een lanterfanter !Maar was hebt gij to doen in Elseneur ?1 ij zullen u, eer ge gaat, 't diep-drinken leeren .H ORATIo . 1 k kwam hi er om to zien uws vaders

    uitvaart .HAMLET . Ceen spotternij, ik bid je, schoolkameraad ;1 k denk, gij kwaamt hier zien mijn moeders bruiloft .HORATIO. Ja, waarlijk, heer, het volgde gauw elkaar.HAMLET. Zuinig, zuinigheid, vriend ; de uitvaarts~

    gerechtenKoud konden dienen voor de bruilofts.-tafels.Had' ik eer mijn diersten vijand in den hemelDan ooit diep dag ontmoet, Horatio !Mijn vader, --- mij dunks, ik zie mijn vader . --HORATIo. 0 waar, H eer ?HAMLET .

    1 n 't oog mijns geestes, Horatio .H ORATI O . 1 k zag hem eens : hij was een schoone

    koning.HAMLET . Hij was een man, neem hem in zijn geheel,'k Zal ni comer weder zij ns gel ij ke zien .HoRATIO. Heer, naar mij dunks, ik zag hem gister-

    nacht .HAMLET . Zag, wi en ?HORATIO. Mijn heer, den koning uw vader .HAMLET .

    Mijn vader ?Is

  • HORATIO. Temper uw verwondring voor ears oogenblikDoor een aandachtig luisteren, dat 'k overbrenge,I n tegenwoordigheid van deze edelen,Dit wonder u .HAMLET.

    Om Gods wil, last mij hooren .H ORATI o. Twee nachten nu reeds warden deze hearers,Marcellus en Bernardo, bij hun wacht,In 't doodsche, brake midden van den nacht,Als volgt bezocht : 'n Gestalts uw vader eenlijk,In wapenen, van top tot teen, vol komen,Verschijnt voor hen en schrijdt met plechtgen gangLangzaam en statig fangs hen. Driemaal ging hatZoo ears hun starre en bangs oogen fangs,Op de afstand van zijn staf-lengt', terwijl zijTot dril bijna versmolten van benauwdheid,Stour stonden en sprakeloos. Dit kwamen zij,Mij, heimelijk nog huiverend, berichten ;En toen, den derden nacht, heb 'k mee gewaaktEn zag gelijk zij 't meldden mij, wet uur,Gedaante aangaat, elk woord bleak wear en richtig,Het spook verschijnen. Ik kende uw vader :Dees handers zijn niet sender .HAMLET.

    1Xfaar was dit ?MARCELLUS . 't Gebeurde op hat terras alwaar wij

    waakten.HAMLET. En spraakt gij hat niet aan ?HORATIO .

    Dat deed ik, hear.Maar't gaf niet eenmaal antwoord ; toch, eens, dacht me,Hief hat zijn hoofd op en verroerde zichTot een begin, alsof hat zou gaan spreken ;

  • Maar joist kionk 't roepen van den morgenhaan,En bij dat kraaien kromp hat haastig hears,Verdween 't uit ons gezicht.HAMLET.

    Het is zeer vreernd .HORATIO . Zoo wear ik Jeef, vereerde hear, 't is wear ;Wij meanders dat, near onze plicht 't ons voorschreef,Wij 't u verwittigen moesten .HAMLET. SteJlig, steilig, hearers ; maar, dit ontrust

    mij zeer.Houdt gij de wacht vannacht?MARCELLUS, BERNARDO.

    Dat doers wij, hear .HAMLET. I n waapnen, zegt ge?MARCELLUS, BERNARDO. In waapnen .HAMLET.

    Van top tot teen?MARCELLUS, BERNARDO. Mijn hear, van hoofd tot voet .HAMLET.

    Dan, zaagt gij niet 't gelaat?HORATIO . 0! ja, rnijn hear ; 't vizier was opgeslagen .HAMLET. Hoe, keek hij boos?HORATIO . Een voorkomen meer smartelijk dan toornig .HAMLET. Bleak, of rood?HORATIO . Nears, erg b1 eek .HAMLET.

    Vestte hij zijn oogen op u?HORATIO . Voortdurende .HAMLET.

    1k woo, 'k was dear geweest .HORATIO. Het zoo u zeer hebben verbaasd.

    27

  • HAMLET. Zeer waarschijnlijk, zeer waarschijnlijk .Bleef 't lang?

    HORATIO . Zoolang als zonder haast men telt tothonderd .

    MARCELLUS, BERNARDO. Langer, langer .HORATIO . Niet toen ik 't zag .HAMLET.

    Zijn beard was grijzend ? neen ?HORATIO . Die was zoo ik het bij zijn levee zag,Een zilvrend zwart.HAMLET.

    Van nacht houd 'k mee de wacht,Misschien verschijnt het weer .HORATIO .

    Dat zal het zeker .HAMLET. Als't zich verstout mijn vaders vorm to leenen,Spreek ik het toe, a1 gaapt' hel-zelf mij aan,En mij gebood to zwijgen. 1k bid u alien,Zoo gij tot nu geheim hieldt dit gezicht,1 i1 het bewaren in uw binnenst nog ;En wat er anders ook geschied' van nacht,Geef het een uitleg, maar een uiting niet .1k zal uw trouw vergelden. -- Nu, vaarwel,Tot op 't kasteel-plat, -- tusschen elf en twaalven,Vied ik u dear.ALLEN.

    Onze eerbied, Uwe hoogheid .HAMLET. Uw llefde ; als de mijne t' uwaart. Vaarwel .

    (Horatio, Marcellus en Bernardo af.)Mijns vaders geest - in waapnen ; - er hapert wet ;1 k gis vuil spel ; ik wou het was al nacht !I 8

  • Tot dan, rustig, mijn ziel .

    Cemeene dadenNaar 't licht toe willen, schoon door 'n berg beladen .

    ('If. )TOONEEL Ill .

    Een kamer in het huffs van Polonius .(Laertes en Ophelia komen op .)

    LAERTES . Al mijn benoodigdhe~n zijn ingescheept,Vaarwel ; en zuster, zoo de wind geeft zegen,En het geleide is strekkend, slaap dan niet,Maar last lets van u hooren .OPHELIA.

    Twijfelt ge aan mij ?LAERTES . Wat Hamlet aangaat en zijn 't hof-u-makers,Houd 't voor manieren slechts, een jonkheids-spel,Een violetje in den drang der lente,Vroeg-6p, kortstondig, lief, maar gauw verbloeid,De gearing en verkwikking voor een poosje ;Meer niet .OPHELIA. Meer niet dan dat ?LAERTES.

    Neem 't niet voor meet .Natuur toch, wassend, neemt niet enkel toel n omvang, kracht ; maar wijl de tempel groeit,Croeit ook de binnen-dienst van ziel en geestC edij end mee. Mi sschi en houdt hij nu van j e,Besmeurt geen vuil, geen sluwigheid de deugdN u van zijn wil ; maar gij moet wel bedenken,Hoe hoog hij staat, dat das zijn wil niet hoort hem,Daar zelf hij de onderdaan van zijn geboorte is .Hij mag niet als geringe lieden doers,

    9

  • Uitpikken voor zichzelf, want van zijn keusHangs 't hell of en hat welzijn van den staat.Zijn keus moat uitteraard gebillijkt worden,De stem en bijval hebben van das lichaam,

    aar hij hat hoofd van is . Dus, als hij zegtU lief to hebben, past aan u 't geloovenl n zoover slechts als hij bij machte isZijn woord gestand to doen ; was reikt niet venderDan de algemeene stem van Denemarken wil .En dan, bedenk was scha uw ear kan lijden,Zoo ge al to willig naar zijn liedjes luistrend,Verloort uw hart, de schat schonk van uw kuischheidAan zijn onstuimgen, onbeheerschten drang .Vrees hat, Ophelia, vrees hat, lieve zuster,En houd u achteraf in uw gevoelens,Stel u niet bloot aan hat gevaar der lust .'t Omzichtigst maagdje is altijd nog to weeldrig,Als zij haar schoonheid voor de maan onthult ;De deugd zelf niet ontkomt aan 's tasters streken,De worm knaagt aan de kinderen der lenteTe dikwijls eer hun botsels opengaan0, in de ochtendlijke, dauwige jeugdVerschrompling en verdorring dreigen zeer ;Wees op uw hoede ; niets zoo veilig als vreesJ eugd is opstandig in zichzelf alreeds .OPHELIA . l k zal de werking van uw goede lessenAls 'n wachter zetten bij mijn hart, maar, broader,Doe niet als ankle booze leeraars doen,Die wijzen 't steile doornenpad ten hemel,En onderwijl als wilde libertijnen,Het dartelzuchtige bloempjes-pad betreden,Eigen sermoen niet tellen .20

  • LAERTES.

    0, niet ik .lk mar to fang,

    maar daar mijn vader komt(Polonius kom~ op .)

    Een dubble zegen is dubble genade ;Net toeval glundert naar een tweede afscheid .POLONIUS . dog hier, Laertes? aan boord, aan boord,

    't is schande,De wind zit in de hale al van uw zeil,Er words op u gewacht . Daar, neem mij n zegen ;

    (Leggend zijn hand op Laertes' hoofd.)En tracht mijn luttel weinige voorschriftenTe griffen in hat brain. Dank nooit hardop,En mask dnklare denking niet tot daden ;Gemeenzaam moogt gij zijn, maar niet gemeen ;lanneer ge vast-beproefde vrienden hebt,

    Klamp ze aan uw ziel met stalen haken vast,]Mar last in de omgang niet de hand vereeltenDoor ieder piep-kaal pochertje. VermijdKrakeel en twist ; maar, eens er in geraakt,Zorg das ge ontzien er wader buiten treads .Lean iedereen hat oOr, uw stem slechts enklen,1 eeg wat elk meant, sehort eigen oordeel op .Kostlijk uw dracht zij, naar hat past uw bears,Niet buitensporig zwierig, rijk niet boat :Want 't kleed zeer dikwijls toont was man hat draagt ;'t Zijn joist in Frankrijk de eelsten, hoogst-geplaatsten,Die 't keurigst en 't voornaamste zijn daarin .Oeen borger zult gij zijn, ook niet een leaner ;Bij leaning gaat en vriend en geld verloren,En borgen stomps hat scherp van 't overleg .Dit bovenal,

    wees eerlijk voor uzelf ;2 1

  • En er moat volgen, als de dag den nacht,Dat gij niet valsch kunt zijn voor wie dan ook .Vaarwel ; mijn zegen binde in u dit alias .LAERTES. Zeer needrig neem ik oorlof van u, hear .POLONIUS.'t Getij is noodend ; ga, uw dienaars wachten.LAERTES. Vaarwel, Ophelia ; en gedenk mijn woorden .OPHELIA. l k

    heb ze in mijn geheugen opgeborgen,

    En gij zult zelf den sleutel houden .LAERTES. Vaarwel .

    (hf.)PoLONIUS. 1Xlat was 't, Ophelia, dat hij tot u zei ?OPHELIA. Veroorloof, hear, lets wat betreft Heer

    Hamlet.PoLONIUS. Wel, goad bedacht,Naar 'k hoorde ook, schonk hij u den laatsten tijdVaak een vertrouwlijk uur en waart gijzelfDaarbij een zeer inschikkelijk gehoor.Als dat zoo is, (en zoo wend 't mij verteld,En dat waarschuwender wijze) moat 'k u zeggen,Dat gij uzelve niet zoo klaar begrijpt,Als t voegt aan myna dochter en uw ear .Wat is er tusschen u beiden? Zeg mij alias .OPHELIA. Hij toonde mij door menige verzekering,Mijn hear, genegenheid, den laatsten tijd .POLONIUS. Genegenheid? poeh! als 'n groan ding

    praat ge,Lang nog niet rijp voor zoo'n gewaagd geval .Gelooft gij die verzekeringen, als ge 't noemt?OPHELIA. l k weet niet, hear, wat ik er van moat denken .2 2

  • PoLONlus . Wel, leer 't van mij en houd uzelf voor'nzuigling,

    Dat gij voor goede count naamt die verzekeringenVan slecht allooi. Verzeker uzelf beter ;Of, om den adem niet van de armen zin to smoren,Hem plagend dus, ge maakt tot 'n dwaas mij zeker .OPHELIA . Mijn heer, hij onderhield mij van zijn liefdel n zeer voeglij ken vorm .POLONIUS . J a, vorm, moogt gij 't noemen -- ga voort,

    ga voort .0PH ELI A . En gaf zijn woorden stell i ghei d door bij naAl wat er heiligs voor den hemel is .POLONIUS . Ja, knippen voor houtsnippen ; 'k weet

    to goed,Hoe kwistig dat de ziel, als 't bloed gaat gloeien,Den mond geloften leent. Die gloed, meisje,Cevend meer licht dan warmte,

    beide doof,Zelfs onderwijl 't beloven words gedaan,Neem 't niet voor vuur. Wees in vervolg van tijd,Wat kariger met uw jonkvrouwlijk bijzijn,En leg uw omgang 'n hooger maatstaf aanDan een bevel tot 'n onderhoud . En wasHeer Hamlet aangaat, geloof in zoover hem,Dat jong hij is ; hij loops aan langer leibandDan u gegund mag worden . In 't kort, Ophelia,Vertrouw zijn eeden niet . 't Zijn middlaars slechts,En niet van zulk gehalte als 't kleed vertoont,'t Zijn smeekelingen met onzaalge bedenAls heilgen prevelend van vroom verbond,Om beter to bedriegen . Eens vooral,

    2 3

  • En klaar gezegd, van nu of zag 'k u gaarneWas minder spilziek met uw vrijen tijd,Dan zoo to smoezen en babblen met Heer Hamlet.Draag zorg er voor, beveel 'k u, ga flu been .OPI-IELIA . 1k zal gehoorzamen, mijn hear .

    (Af.)TOONEEL IV.

    H et Kasteel-plat .Hamlet, Horatio en Marcellus komen op .

    HAMLET. De lucht bijt vinnig ; 't is bizonder koud .HORATIO. Het is een nijpende en grimge Iucht .HAMLET. Hoe last zou 't zijn?HORATIO.

    1k dank op slag van twaalven .MARCELLUS. Neen, 't heeft geslagen .HORATIO . Zoowaar? ik hoorde 't niet : dan treks bet

    naar 't getij,Waarin de geest gewoon to wandlen is .

    (Trompetten en sciwlen acbter bet tooneel .Was wil dit zeggen, beer?HAMLET. De koning waakt van nacht en pakt zijn roes,Houdt drinkgelag, 't gezwets is vol in gang ;En als hij neerspoelt gulpen Rijnschen wijn,Trumpet en keteltrom, verkondigen brallendDe glorie van zijn drunk.HORATIO .

    Is 't een gebruik?HAMLET. Wel, zeker is 't .Maar naar mijn smack, - schoon 'k bier geboren ban,

    4

  • En erbij groot gebracht, - is her een zedeEervoller our to laten dan to volgen .Dit brain-bezwarend nachtgebraak maakt onsTen oost en west berucht bij andre volken :Ze heeten dronkaards ons, met zwijnige namenBevuilen ze omen titel ; en voorwaar,'t Ontneemt aan 't schoonst zelfs wat tot stand wij

    brengen,De pit en 't merg van dat wat ons bepaalt .Zooals hat vaak gebeurt bij enkelingen,Dat wegens 'n zieke stee in hun natuur,lets aangeboorns, (waaraan zij schuldloos zijn,Daar toch natuur haar oorsprong niet lean kiezen)'t Zij door de weeldrigheid van somger aard,tat sours vernielt der rede stut en steunsels ;Of door 'n aanwendsel, dat to stark doorzuurdeDe erkende levensvormen ; - dat die menschen, -Dus dragend, zeg ik, 't merle van een mismaking,Zijnde natuurs knechtskleed of doem van 't lot, --Al waren als genade pour hun deugden,Zoo vlekloos als een mensch ze dragen lean,Voor 't algemeene oordeel zijn besmetDoor die bizondre foot . Het greintje JaagheidVernietigt vaak al de edele substantieTot eigene schande .

    (Geese komt op .)HORATIO .

    Kijk, mijn hear ! hat komt .HAMLET. Englen, gezanten van gena, beschermt ons . -Hetzij ge een geese van hell zijt of een demon,In hemelzoeven komt of tocht van hel,'t Zij uw bedoeling boos is of barmhartig,Gij komt in zoo'n vraagstellende gedaante,

    25

  • Dat ik wil spreken. 'k Wil noemen u Hamlet,Koning, vader, hooge Deen : 0, antwoord,Laat mij niet breken van onwetendheid,Waartoe uw heilig, bijgezet gebeenteZijn windsels scheuren komt ; waarom deed 't graf,1laarin wij zagen rustig u geurnd,Zijn wichtige, marmren kaken open, omU uit to stooten ? Zeg mij, wet beduidt,Dat gij, dood lichaam, weer, volmaakt in 't steal,Terugzoekt dus de schijnsels van de mean,Den nacht maakt ijslijk ; en dat wij aardsche dwazen,Zoo akelig onszelve voelen schokken,Door denking verder den de ziel vermag ?Zeg, waartoe dit ? waarvoor ? wet valt to doen ?

    (De geest wenkt.)HORATIO . Het wenkt near u om met hem weg to gaan,Alsof bet jets to openbaren wenschteAan u al l een.MARCELLUS.

    Zie, met wet hoofsch gebaarHet handwuift u near afgeleegner plekMaar ga niet mee.HORATIO .

    Neen, in geen geval .HAMLET. Het wil niet spreken : den wil ik volgen bet .HORATIO . Doe 't niet, mijn beer .HAMLET.

    1 el, wet valt er to vreezen ?l k hecht niet voor een speldswaarde aan mijn leven ;I n aan mijn ziel, wet ken bet daaraan doen,Zijnde jets onsterflijks als hetzelve is?Het wenkt mij weer tot komen ; 'k wil bet volgen .26

  • H oRATI O . tat, als het u eens lokte naar den vloed, heer,Of naar het zoo gevaarlijk punt der klip,Waar 't op zijn basis overhelt i n zee,En daar den vorm aannam van zoo lets schriklijks,Dat 't krenken zou de heerschappij der redeEn u krankzinnig maakte ? Denk toch 'r aan,Alleen de pick al wekt in ieders hersensVerbijsteringen, zonder andre oorzaak,Dan 't kijken in die vadem-diepe zeeEn hooren 't loden omlaag .HAMLET. 't Wuift nog naar mij ; --- ga vbor, ik zal

    u volgen.MARCELLUS . Cij zult niet gaan, uw hoogheid .HAMLET.

    Weg die handersHORATIO . lees toch geraden, 't mag niet .HAMLET.

    Mijn noodlot krijt,En maakt het fijnste vezeltje in dit lichaamAls 'n pees zoo sterk van Nemean's leeuw .

    (De geest wenkt .)Nog altijd word 'k geroepen . - Laat los, heeren ;

    (Zici, los warstelend .)Bij Cod, wie 't mij belet, mask 'k tot 'n geest .leg, zeg 'k! --- Ca v66r, ik zal u volgen .

    (Geest en Hamlet af.)HORATIO . Hij words al razender door zijn verbeelding .MARCELLUS . Laat ons hem nagaan ; ondanks zijn bevel .H ORATIo . Hem achterna . Wat zal hi er't ei nd van wezen?

    27

  • MARCELLUS. lets is er rot in Denemarkens staat .HORATIO . De hemel zal het richten .MARCELLUS.

    Neen, last ons hem volgen .(At.)

    TOONEEL V.

    Een meer verwijderd gedeelte van het plat .(Geest en Hamlet op.)

    HAMLET. Waarheen geleidt gij mij ? Spreek ; 'k ganiet verder.

    GEEST . Hoor me.HAMLET.

    Ik hoor.GEEST .

    Mijn uur is haast gekomen,Dat ik aan sulferige foltervlammenMij overgeven most .HAMLET.

    Lass, arms geestGEEST . Bemedelij mij niet ; maar hoor aandachtig,Wat ik onthullen zal .HAMLET.

    Spreek, 'k sta gebonden .GEEST. Zoo zult gij zijn tot wreken na het hooren .HAMLET. Wat ?GEEST. l k ben uws vaders geest ;Voor vasten tijd gedoemd des nachts to wandelen,En daags veroordeeld om in 't vuur to boeten,Tot al mijn aardsche misdrijf is gezuiverdEn weggebrand . Was 't mij verboden niet,z 8

  • 't Geheim u mee to deelen van mijn kerker,lk kon verhalen doers, wier luchtigst woordUw ziel doorrijten zou, uw jong bloed strammen,Als sterren dwalende uw oogen makers .Het zou uw dichte, voile haardos scheidenEn zetten ieder haartje overende,Als pennen van het nijdige stekeldier,Maar niet 't verkonden van dit eeuwge deugtAan vl eeschel ij ke ooren . -- Lui ster, l ui ster, l ui ster !l ndien gij ooit uw dierbren vader lief hadt,HAMLET. 0, Clod !GEEST . Wreck zijn lags en onnatuurlijke moord .HAMLET. Moord !GEEST. Zeer lags moord, genomen op zijn best,Maar hier, zeer laag, vreemd en onnatuurlijk .HAMLET . 0, zeg 't mij haastig, dat ik vliegensvlug,Als overpeinzing, liefdes-mijmering,Gezweept word naar mijn wrack .GEEST.

    1 k vind u vaardigEn loonier zoudt ge ook zijn dan't glibbig onkruid,Dat stoorloos wortelt zich in Lethe's oevers,Zoo ge u niet roerdet hier . Hoor, Hamlet flu :'t l s uitgestrooid, dat slapend in mijn gaarde,Een slang mij beet ; zoo werd heel DenemarkenDoor een bedacht relaas van mijnen doodGemeen misleid. Maar, nobel jonkman, west,De adder, die uws vaders levers stak,Draagt flu de kroon .HAMLET.

    0, mijn voorzeggende ziel !Mij n oom !

    z9

  • CEEST . Ja, das ontuchtig, das bloedschennend beestlist door bekoring en door valsche gaven,0, slecht vernuft en gaven die vermogenZoo to verleiden ! - voor zijn lust to winnenMijn koningin, die mij zoo deugdzaam scheen .0, Hamlet, wet afvalligheid was das !Van mij, wiens liefde zoo hoogwaardig wasEn hand aan hand ging saam met de gelofte,Die ik hear deed in huwlijk ; of to dalenTot zulk eenen, wiens aangeborenheenZoo arrem bij de mijne !Doch deugd onraakbaar in hear wezen is,Al maakt de lust hear 't hof in hemel-schijn,Zoo zal begeerte, ofschoon geschalmd aan 'n engel,Zichzelf vervullend in een goddelijk bedOp afval blijven loeren .Maar stil ! mij dunks, ik snuff de ochtendkoelte,Laat kort mij zijn . - Dus, veilig in mijn gaarde,Als near gewoonte in den nanoen slapend,Kwam steelsgewijs uw oom mijn rust besluipen,'t Verdoemde sap van bilzen in een fleschje,En goot 't melaatsche brouwsel toen de gangenVan mijne ooren in . Daarvan de werkingl s zoo vijandig aan het bloed van menschen,Dat vlug als kwikzilver het voortsnelt doorAlle aderpoorte' en gangen van het lijf ;En den met plotselinge kracht verstremt,En hotten doer, als druppels zuur doen melk,'t Cezonde dunne bloed . Zoo deed het 't mijne ;En dadelijk omschorste mij geschilferEn was mijn gansche gave lijf bekorst,Als 'n lazarus .

    30

  • Zoo wend 'k opeens, slapend, door broedershand,Van leven, kroon en koningin gescheiden ;In 't bloeien van mijn zonden afgesneden,Biechtloos, hail..smachtend, zonder oliesel,Met ongereede reekning ten gericht gestuurd,Met al mijn onvolkomenheen belast .Afschuwelijk! afschuwlijk! o, afschuwlijk!I ndien gij goad geaard zijt, duld hat niet,Laat niet hat koonklijk bed van DenemarkenEen lager zijn van wulpschheid en bloedschande .Maar, walk gevolg gij daze zaak ook gene,Bevlek niet uw gemoed en dat uw zielGeen kwaad uw moeder doe : last haar den hemel,En aan de doornen in haar binnenst over,Tot prikke' en steken . Vaarwel

    'k moat voort.De glimworm toont

    't nabijzijn van den morgen,Verbleeken doet zijn twijfelachtig vuur.Adieu, adieu, adieu, herinner u mijner.

    (Af•)HAMLET. 0, hemelsch heir! o, aarde!

    wat nogmeer?

    De hel ? o foal ! - Hou 't uit, mijn ziel, hou 't uit ;Mijn zenuwen, verouder niet zoo plotsling,Maar stark mij stijver. Herinner u mijner!J a, arme geest, nu in deer war-bol nogGedachtnis zetelt . Herinner u mijner,J a, van 't tablet van mijn geheugen zalIk wisschen alle onnoozelheden wag,Al sagen en verhaal en al wat jeugdEn vatbaarheid voor indrukken er grifte ;En uw gebod zal dan alleen nog leven,In 't uitgebreide boekdeel van mijn brain,

    3

  • En met niets hags vermengd : ja, bij den hemel!o over.-slechte vrouw!0, schurk, glimlachende schurk, verdoemde schurk!Mijn schrijftablet, - goad is 't, ik schrijf bet near :Dat een maar glimlacht, glimlacht en 'n schurk kan zijn .Ten minste, ik west steilig, 't kan in Denemarken :

    (Schrijvend.)Zoo, oom, daar staat ge. Nu nog mijn wachtwoord,Het is : ))Adieu, adieu, herinner u mijner .1k heb 't bezworen .HORATIO . (Achter bet tooneel.) Mijn beer! mijn beer!MARCELLUS. (Achi

  • HAMLET. Nu, hoot dan ; hoe kan een mensch't zichdenken?

    Gij zult toch zwijgen?H ORATI o en MARCELLUS.

    Ja, bij den hemel .HAMLET. Er woonde nooit een schurk in heel Deen-

    marken,Of 't was een aartsschelm .H ORATI O. Daar hoeft geen geest voor uit zij n graf

    to rijzen,Ons dit to maiden, heer.HAMLET.

    Wel, juist, zeer juist .En dus, en zonder meet, lijkt 't mij verstandig,Dat wij elkaar de handen drukken en gaan ;Gij, near uw werk of wear uw wensch u drijft,Daar ieder mensch toch werk heeft en verlangens,Hoe dat ook zij ; ---- ik voor mijn poover deal,1 k wi l gaan bidden .HORATIO . Dat is maar wild en warlig praten, heer!HAMLET. Het spijt mij, zoo 't u krenkte, hartelijk ;Heusch, hartelijk .HORATIO .

    Er was geen krenking, heer.HAMLET. Toch wel, bij Sint Patrick, en veal, Horatio,Veal krenking ook . tat dit gezicht aangaat,Het is een goede geest, last dat me u zeggen .Beteugel, zoo gij kunt, den lust to weten,Wat tusschen ons beiden is . En nu, mijn vrienden,Als studie-kameraden en soldaten,Vergunt me een simple bade.HORATIO.

    1 elke, heer?

    333

  • HAMLET. Nooit to vertellen wet ge zaagt van-.nacht.

    HORATIO en MARCELLUS . Nooit zullen we 't, beer.HAMLET.

    Neen, maar bezweer 't .H ORAT10 .

    H eer,I n trouwe, ik nooit.MARCELLUS.

    Noch ik, mijn beer, in trouwe .HAMLET . Zweer op mijn zwaard .MARCELLUS.

    Wij gaven, beer, ons woord al .HAMLET . I n ernst, zweer op mijn zwaard, in ernst .C EEST (beneden). Zweer

    HAMLET . Ha, ha, knaap, wet je zegt ; zijt ge dear,trouwe ziel ?

    Kom aan, gij boom dien sneak toch in zijn kelder,Stemt toe to zweren .HORATlO. Zeg ons den eed voor, beer.HAMLET . Nimmer to spreken van dat wet gij zaagt,Zweer 't bij mijn zwaard .C EEST (beneden) . Zweer !HAMLET. Hic e1 ubigue ? last ons wet opschuiven .Hier been, heeren,En legs uw handers nogmaals op mijn zwaard :Nimmer to spreken van dat wet gij hoorde,Zweer 't bij mijn zwaard .CEEST (beneden) . Zweer !34

  • HAMLET.

    Coed zoo, ou we mol ! wroet j e zooschielijk?

    Een fu nk schansgraver!

    nog was vender, vrienden .HORATIO . 0, dag en nacht, maar dit is wonder-

    vreemd.HAMLET. En beet bet daarom welkom als een vreem-

    deling .Er i s i n sands en hemel meer, H orati o,Dan in uw wijsbegeerte words gedroomd .Maar, kom ; -Hier, als daar straks, das nooit, zoo helps u Cod,Hoe vreemd of zot ik mij ook zal gedragen,O ijl ik, 't kan zijn, bet hierna dienstig oordeel,Een potsenmakers-rol mij op to leggen,Cij, in zoO'n tijd mij ziende, nimmer zult,Met de armen kruislings zoo, of 't hoofd zoo

    schuddend,Of door bet uiten van gezegden, als :))Wel, wel, wij wetencc

    of, » Wij konden, en zoo wijwildencc, -

    Of uals 't ons lustte,cc

    of, »Er zijn er, en zoo zijdurfdencc ;

    Of meer zulk dubbelzinnig spreken, toonen,Dat gij lets van mij of west . - Dit nooit to doen,Zoo waarlijk ge op gena hoops in uw uiterst' .Zweer!GEEST (beneden). Zweer!HAMLET. Stil, stil, ontruste geest!

    En nu, mijnheeren,

    Beveel ik mij om 't zeerst aan in uw liefde .

    35

  • En wat zoo arm een mensch als Hamlet doers kan,Zijn liefde en zijn vriendschap u to toonen,Zal, zoo Cod wil, niet falen . Caan wij binnen,De vingers op de lippen steeds, ik bidde u,De tijd raakte uit't verband . Vervloekt, dat ik verkoren,Dat ik om 't recht to zetten wend geboren !Keen, kom, last servers ons gears .

    36

    (Af.)

  • TWEEDS BEDRI j F.

    TOONEEL I .

    Een kamer in Polonius' huffs .

    (Polonius en Reynaldo komen op.)

    POLONIUS . Ceef hem dit geld, Reynaldo, en diebri even .

    REYNALDO . Uw dienaar, heer.

    POLONIUS . Gij zult verbazend wijslijk doen, Reynaldo,Voor ge u tot hem vervoegt, eerst to onderzoekenNaar zijn gedrag.

    REYNALDO .

    't Was mijn bedoeling, heer .

    POLONIuS . Wel, knap gezegd, zeerknap gezegd. Ziet gij,Visch eerst mij uit, wat Denen in ParijsZijn, wie en hoe, waarvan en waar zij leven,Hun kring, wat staat zij voeren ; en bevindendDoor zulk omwikklen en stelselmatig vragen't Zijn kennissen mijns zoons, benadert gij't Veel dichter dan door al uw rechtstreeks narichtHoud u, als 't ware, of waart ge een verre kennis ;Bijvoorbeeld zoo : - )}Ik ken zijn vader enZijn vrienden ; hem, ten naastebij .cc -- Hoort ge't?

    37

  • REYNALDO . Ja, ja, zeer goed, mijn heer .POLONIUS . * ))Ten naastebij« ; »maar((, gaat ge voort,

    ))niet goed :Is hij 't, dien 'k meen, dan is hij taamlijk wild,Verslaafd aan dit en dat(( ; - bezwaar hem hierMet al wat u in 't hoofd komt -- echter nietsDat hem onteeren zou ; draag daarvoor zorg ;Maar zulke losse, wilde mispassen, menheer,Dewelke erkend, geboekt staan als gezellenVan jeugd en vrijheid .REYNALDO.

    Ms dobblen, mijn heer?POLONIUS . J uist, of drinkers, vechten, zwetsen,Twisters, zwabberen ; zoover moogt ge gaan.REYNALDO . Dat ware toch hem schande aandoen,

    mijn heer.POLONIUS. Toch niet ; zoo gij ze in uw aantijging

    mengelt,Gij hoeft niet zoo lets ergs hem aan to wrijven,Dat hij een losbol lijkt van de ergste snort .Dat 's niet mijn meening ; bezwalk hem zoo vernuftig,Dat 't slechts schakeeringen van vrijheid schijnen :Flitsen, oplaaiingen van 'n vuurgen aard,Een woestheid in het ongebreideld bloed,Aanvechting, elk gemeen .REYNALDO.

    Maar, mijn heer,PoLONl us. En waartoe gij dit doers moet ?REYNALDO .

    Ja, mijn heer,Dat wou 'k graag weten .38

  • PoLoNlus .

    Wel, zie hier mijn stelling ;En, dunkt me, 't is een kunstgreep ongevaarlijk ;Die simple kiadjes dus mijn zoon aanwrijvend,Of gold het lets bevuild wat door 't hanteeren,Vat ge?Zal, wees verzekerd, uw zegsman dien gij p01st,Zoo ooit hij zag in voornoemde misdragingDen jongen man, waarvan gij spreekt als schuldig,Doen bijvallen gewis op deze wijze :))M'n beste beer, of zoo ; of ))vriend(( of wel : ))UW

    Eedle . -Al naar de woordvoeging des mans of naarDen trant van zijne Jandstreek . -REYNALDO .

    Begrepen, beer.POLONI US . En dus, menheer, zal dit hij doen, -

    hij doer, -Waar was 1k ook weer gebleven? - gansch bloed,1k wou wat zeggen toch : - waar was 'k gebleven?REYNALDO. Bij ))doen bijvallen gewis,((Bij ))vriend of Z0O(( en bij ))Uw EdelecPoLoNlus . Bij ))doen bijvallen gewis - jUist, welnu,Dus valt hij bij : - ))lk ken dien edelman ;1k zag hem gistren of op 'n andren dag,Of toen en toen, met die en die, en zoo gij zegt,Daar aan bet spelen, daar in 'n roes betrapt ;Daar bij bet kaatsen aan 't twisten(( of, misschien,))lk zag hem ingaan in zoo'n boedeihuis,Videlicet, een bordee1, - en al zoo meer.Ziet gij nu ;Uw leugenig lokaas vangt dien waxen karper :Zoo vinden wij, die wijsheid, doorzicht hebben,

    39

  • Met draaierij, behendge kantelworp,Op averechtsche wijs den rechten wagEn zoo, naar mijn voorzegden read en leering,Vindt gij mijn zoon . Ge vat mij, vat gij niet?REYNALDO. Gevat, mijnheer.POLONIUS . God zegen u, vaarwel .REYNALDO . Mij n goads beer!POLONIUS . En neem met eigen oog zijn gangen wear.REYNALDO . Dat zal ik, hear.POLONIUS . En leaf hem zijn spel maar spelen .REYNALDO . Best, mijnheer .POLONI uS . Vaarwel !

    (Ophelia komt op .)Wat is 't, Ophelia, wet schort er aan ?

    OPHELIA. Mijn beer, mijn beer, ik hen zoo erggeschrokken .

    PoLONIUS . Waardoor in Codes naam?OPI-IELIA. l k zat bij naaiwerk in mijn kamer, beer,Hear Hamlet, -- met zijn wambuis heelemaal los,Geen hoed op 't hoofd ; zijn kousen zonder banden,En vuil, als boeien op zijn enkels hingen ;Zoo spierwit als zijn hemd ; zijn knieen knikten ;En met sen bilk zoo klaaglijk van beteeknis,Of was bij uit de hel pas losgelatenOm gruwelen to maiden, -- komt vbbr mij .POLONIUS. Gek van liefde om u?40

  • OPI-IELIA .

    1k weet 't niet, mijn heer,Maar wezenlijk, ik vrees het .POLONlus.

    Wat zei hij ?OPHELIA. Hij nam mij bij de pols en hield mij stevig ;En gaat zoo ver naar achtren als zijn arm,En met de vrije hand zoo over 't voorhoofd,Vervalt hij aan 't bezien van mijn gezicht,Of wou hij 't uit gaan teek'nen . Lang bleef hij zoo ;Op 't lest,

    een beetje schudding aan mijn arm,En driemaal op en neer zijn hoofd dus wieglend,Hij loosde een zucht zoo klagelijk en diep,Dat 't scheen of't gansch zijn lichaam zou verbrijzlen,Hij 't ging besterven . En toen lies hij mij los,En, met zijn hoofd gekeerd zoo over z'n schouder ;Leek hij zijn weg to vinden zonder oogen,Want zonder hunne hulp vond hij de deur,En hield tot 't allerlaatst hun licht op mij .POLONI us. Ca met mij mede.1k wil den koning zoeken .Dit is de echte liefdes-overspanning,tier heftige aard verdoet het eigen zeif,En vaak, als iedre hartstocht die ons hier,Beneen bekommren komt, den wil leidt tot'Wanhopig onderstaan. Net spijt mij zeer .Zeg, gaaft ge hem onlangs sours wat harde woorden ?OPI-IELIA . Neen, goede heer; maar, zoo gij 't mij

    gelastte,lees ik zijn brieven of en weigerde AalsBelet hij vroeg.PoLONIus .

    Dat heeft hem gek gemaakt.Net spijt mij dat 'k niet oordeelkundiger,

    4 1

  • Zorgvuldiger hem gasloeg. 'k Was bang, hij speeldeEn doelde uw ongeluk. Vervloekte argwaan !Net schij nt wel 't lot to zijn van oudre menschen,Hun eigen denkbeelden to overschrijden,Zooals het missen van bedachtzaamheidAan 't jong yolk is gewoon . Kom, near den koning ;Dit moet gekend ; wet stil gehouden, meer bezwaringBergs in zich den de heat om liefdesopenbaring .Kom !

    (lit.)TWEEDS TOONEEL.

    Een kamer i n het kasteel .Koning, Koningin, Rosencrantz, Guildenstern en

    gevolg komen op .KONING. Welkom, mijn Rosencrantz, en Guildenstern!Behalve das wij u to zien verlangden,Drong de behoefte ears uw diensten ons,Tot snel bescheid. Gij hoorde jets van HamletsGedaante-wisseling ; dus noem ik het,Nu de uiterlijk' noch de innerlijke menschMeer lijkt op wet 't eens was. Wat 't anders zijnMag den zij ns vaders dood, das hem dus brachtZoo ver of van 't begrijpen van zich zelf,I s mij een raadsel . l k verzoek u beiden,Zijnde van jongs-af met hem grout gebracht,En rinds vertrouwden van zijn jeugd en luimen,Dat ge oirbaar vinden moogt, your korten tijdTe toeven aan ons hof ; dus door uw invloedTot 't nemen van ontspanning hem to prikklen,En iedere gelegenheid wet of to winners :Of wellicht jets, ons onbekend, hem kwelt,Hetwelk, verklaard, figs binnen onze heeling .

    42

  • KONINGIN. Hij sprak zoo dikwijls van u, mijne heeren,l k weet, er leven geen twee andre menschenAan wie hij meer verkleefd is. Zoo 't u behaagdeGm ridderlijk ter wille ons to zijn,Door bier bij ons een wijle uw tijd to spillen,Tot steun en tot profyt voor 't geen wij hopen,'t Bezoek van u bier zou den dank erlangen,Die voegt een koning .ROSENCRANTZ .

    Beide' u r majesteitenlel mochten ons door souverein gezag,

    't Geducht behagen geven als bevel,Eer dan verzoek .GuILDENSTERN .

    Maar onderdanig beiden,Staan wij ons-zelf bier af, tot 't uiterst spannen,Vrijwillig onzen dienst ten voet U leggend,Te zijn bevolen .KONING. Dank, ROSencrantz, en eedle Guildenstern .KONINGIN. Dank, Guildenstern, en eedle Rosencrantz .En 'k smeek u flu terstond to gaan bezoeken,Mijn zoon, to zeer veranderd . - Dat een'gen uwerDeze eedle heeren brengen tot Heer Hamlet.GUILDENSTERN . De hemel doe ons bier-zijn en ons

    strevenHem aangenaam en heilzaam zijn .KONINGIN .

    Ja, amen!(Rosencrantz, Guildenstern en gevolg af.)

    (Polonius komt op.)POLONIUS . De afgezanten naar Noorwegen, beer,Keerden opgetogen weer.KONING. Gij waart de vader steeds van goede tij ding .

    43

  • POLONIus . Was ik, mijn heer? Wees zeker, mijngebi eder,

    lk wijd mijn trouw, gelijk ik wijd mijn ziel,Beide aan mijn God en mijn doorluchtig koning .En 'k dank - tenzij dit brain van mij niet meerZoo zeker jaagt in 't politieke spoor,Gelijk hat placht to doen - dat ik ontdekteDe ware reden van Heer Hamlets maanzucht .HONING . 0 ! spreek daarvan, dat is mij goad to hooren .PoLONlus. Geef eerst gehoor, heer, aan uw afgezanten ;Mijn nieuws hat fruit moog zijn van dat groot feast .HONING . Bewijs gij zelf hen de ear en laid ze binnen .

    (Polonius af.)Hij zegt, melieve, dat hij heeft gevondenDe hoofdoorzaak der stoornis van uw zoon .KONINGIN . l k vrees hat is niets antlers dan dat eene,Zijns vaders dood, ons overhaastig huwlijk .HONING. Wel, wij gaan hem na .(Polonius met Voltimand en Cornelius komen wear op.)

    Welkom, goede vrienden.Wat tijding van Noorwegen, onzen broader?VOLTIMAND. Zeer hoffelijke wedergroet en wenschen .Al aanstonds zond hij aan zijn neef bevel,'t Werven to staken, dat naar hem toescheen,Uitrusting slechts beduidde tegen Polen .Tot beter ingelicht, hij eerlijk vond,'t Was tegen uwe hooghei d : gegri efd daardoor,Dat dus zijn ziekte en leeftijd ward misbruikt,Hij Fortinbras gevangen nemen deed ;

    44

  • 1 aaraan die, in hat kort, zich onderwierp ;Door Noorwegen berispt ward ; en, ten slotte,Alechtig zijn oom beloofde nimmermeerD'oproep tot waapning tegen u to doers .l aarop Noorwegen, door vreugde overweldigd,Hem jaarlijks toezegt driemaal duizend kronen,En machtiging, die eerstlijk aangeworvenSoldaten to gebruiken tegen Aolen :Met ears verzoek, hierin vender omschreven,

    (Ears papier gevend,)Dat hat u mocht behagen tot dit doelHen vrijgelei to geven door uw rijk,®p zulke voorwaarden, en vrijheidswaarborg,Als hierin staat bepaald .KONING.

    Het dunks ons goad ;1 ij zullen tar geschikter tijd hat lezen,Beantwoorden, bepeinzen daze zaak ;I nmiddels, dank voor 't wel verrichte werk ;Neemt nu uw rust ; vannacht feesten wij samen .Zeer welkom thuis!

    (Voltimand en Cornelius af.)PoL®Nlus .

    Die zaak is goad geeindigd!Mijn Koning, en Mevrouw, voor u to ontwikklen,Wat majesteit moat zijn, was trouw wil zeggen,1 aarom dag dag is, nacht nacht, en tijd tijd,Zou enkel spillen zijn van nacht, dag, tijd .Dus, wijl de ziel van wijsheid kortheid is,Wijdloopigheid hat uiterlijk en tool,Wil kort ik zijn . Uw edele zoon is gek :Gek zeg 'k ; want 't ware gek-zijn u to omschrijven,tat waar' hat antlers hier dan gek to zijn .Maar last dit zijn .

    45

  • KONINGIN .

    Zaakrijker, minder kunst.POLONIUS. Mevrouw, ik zweer, 'k gebruik hier heel

    geen kunst .Dat gale hij is, is wear ; 't is wear 't is jammerEn jammer is 't dat 't wear is . -- Zot woordspelen,Vaarwel eraan, ik wil geen kunst gebruiken .Last ons , hem gek dus heeten : nu schiet over,De reden vinden die dit bracht to weeg,Of Never in den weg, dear dit to weeg-Oebrachte in den weg gebrachte had een reden .Dus er schiet over, en 't overschietend dus1 eeg 't over.I k heb een dochter ; - heb, wijl ze is de mijne ;Die, near hear kinderplicht betaamt, merle wel,Dit aan mij gaf: Trek zelf gevolg en gis :

    (Least.)))Aan de hemelsche, en de afgod mijner ziel, de zoozeer vermooide Ophelia .a -

    Dat is een slechte zin, een minderwaardige zin, ))Ver-mooidecc is minderwaardig ; dock u zult hooren .-- Dus :

    (Least .))) I n hear uitnemend-blanke boezem, deze,ct etc .

    KoNINGIN . Cewerd hear dit van Hamlet?AoLONIUS . Mevrouw, een oogenblik ; 'k wil zijn

    nauwkeurig.(Least.)

    Betwijfel dat stamen vuur zijn ;Betwijfel de zon gaat immer ;Betwijfel de waarheid 'n bedriegster to zijn ;Maar betw'jfel mijn liefde nimmer.

    ))O dierbre Ophelia, ik ban ziek van dit mast

    46

  • moeten houden ; ik bezit niet de kunst mijn zuch-ten na to rekenen ; meat dat ik u liefheb, zeer, o,zeer, zeer liefheb, geloof het. Adieu .

    Eeuwig de uwe, zeer dierbre jonkvrouw, zoolangdit werktuig van hem is .

    HAMLET.Dit toonde mij uit plichtgevoel mijn dochter,En daarenboven, zijn aanzoeken alle,Zooals ze uitvielen near tijd, pleats, en wijze,Vertrouwde zij mijn oor toe .KONJ NG .

    Maar hoe heeft zijZijn liefde ontvangen ?AOLONJUS .

    lXlaarvoor ziet gij mij aan?KONJNG. Voor 'n trouw en eerlijk, achtenswaardig

    man.POLONJUS . 'k Zou 't gaarne toonen, Doch wet moest

    gij denken,Indien ik ziend' die vuurge liefde ontplooien,Gelijk ik deed, ik moet u dit vertellen,Eer 't mij mijn dochter zeide, -- wet moest gij,Mijn dierbre majesteit, uw koningin, wel denken,Zoo 'k had gespeeld voor less'naar of tablet ;Mijn hart had toegeknipoogt, doof en stow,Of onverschillig had dit al bekekenWat moest gij denken? Neen, ik deed rechtuit,En sprak mijn meesteresje aldus aan»Heer Hamlet is een pries, vet boven u ;Dit mag niet zijn,cc en toen schreef ik hear voor,Zich op to sluiten tegen zijn bezoeken,Ceen boden toe to Jaten, noch geschenken .Cedaan zoo, plukte zij de vrucht mijns reads ;

    47

  • En hij, versmaad,

    our kort relaas to waken,Verviel in een getreur, daarna in 'n vasten,Vervolgens in onrust ; in 'n zwakte dan ;Toen in ijlhoofdigheid ; zoo trapsgewijzeTot staat van gek-zijn, waar hij nu in kalt,En waar wij ails our rouwen .

    KONI NG .

    Denkt gij, datDit het is?

    KONINGIN .

    't Kan zeer we] mooglijk zijn .

    PoLONI us. Bestond er ooit een tij d, ik wou zulks weten,Dat als ik zei bepaaldlijk : ))het is zoo,Net anders bl eek to zijn ?

    KONING.

    Niet, dat ik west.

    PoLoNlus. (T'I4izend near hoofd en romp .) Neem ditvan dit, wanneer het anders is .

    1 s mij het toeval gunstig, vied ik we]Wear hier de waarheid schuilt, al bong zij zichl n 't hart van 't hart der aard .

    KONI NG.

    Hoe voorts gehandeld ?

    POLONIUS. Gij west, sours wandelt hij vier uren aaneenHier in de galerij .KONI NGI N .

    Ja, i nderdaad .

    POLONIUS. Op zulk een tijd stuur 'k op hem ofmijn dochter :

    Weest gij met mij dan achter een behang ;Let op 't ontmoeten : Heeft hij hear niet lief,En is hij door die liefde niet van zinnen,

    48

  • Laat mij niet Janger tot 's lands hail meewerken,Maar 'n hoeve houden en karvolk .KONING.

    't is to doen.(Hamlet komt op, lezende .)

    KONINGJN . Zie toch, hoe droef de stakkerd loopsto lezen .

    POLONIUS . Weg, ik smeek u, gaat beiden bier vandaan ;1k klamp hem daadlijk aan.

    (Koning, koningin en gevolg af.)0, met verlof: hoe gaat 't, mijn goede hear Hamlet?HAMLET. Coed, goddank.POLONIUS . Herkent gij mij, mijn hear?HAMLET. Buitengewoon goad ; gij zijt een visch .-

    venter.POLONIUS . Niet ik, mijn hear .HAMLET. Dan wou ik das gij zoo'n fatsoenlijk man

    waart.PoLoNlus. Fatsoenlijk, mijn beer?HAMLET. Ja, menheer ; fatsoenlijk zijn, in 't verloopdeter wereld, beduidt een man to zijn, uitgepiktuit tienduizend .

    PoLoNlus . Dat is tear waar, beer.HAMLET. Want zoo de ton maden uitbroedt in eendooien bond, zijnde cen aas-kussend god, -hebt gij een dochter?

    POLONIUS . Die heb ik, mijn hear .

    494

  • HAMLET. Laat in de zon haar niet wandelen. Ont-vangenis is een zegen ; maar wijl uw dochter kanontvangen, - vriend, kijk uit .

    POLONIUS . (1er zijde) Wat zeg je daar van? Immerpiekerend over mijn dochter : toch herkende hijaanvankelijk mij niet ; hij zei, ik was een visch-venter. Hij is ver heen, ver heen ; en waarachtig,ook ik lead in mijn jonge dagen hat uiterste doorliefde ; zeer dicht aan dit. 1 k wil nog eens methem spreken. -- Wat least gij daar, mijn heen?

    HAMLET. Woorden, woorden, woorden .POLONIus . Waarom gaat hat, mijn heen?HAMLET. Tusschen wie?POLONIUS . 1k mean, waarover gaat hat was u least,

    mijn heen ?HAMLET. Lasteringen, menheer ; want die gemeenehekelaar beweert mij hier : oude mannen hebbengrijze baarden en rimpelige gezichten ; hun oogenzijn druipend van dikke amber en pruimeboom-gom ; hat mangelt hen vol op aan verstand en zehebben alien dezelfde slappe dijen . Met dit al,menheer, ofschoon ik met kracht en geweld wilgelooven, dunks hat mij toch niet zeer fatsoenlijkdit alias aldus to hebben neergeschreven ; daar gij-zelf, menheer, even oud zult worden als ik ban,indien gij achterste voren gelijk een krab kondtloopen .

    POLONIUS . (tar zijde) Al moge dit gekkepraat zijn,toch is er orde in . Wilt gij niet liever uitden tocht gaan, heen ?

    So

  • HAMLET. In mijn graf.POLONIUS . Dat is inderdaad uit den tocht . (terz:de)

    Hoe snedig zijn antwoorden sours zijn . Dat istoch meat sen voordeel van het gek-zijn, dathet plotsling uitstoot, wet bij gezonde reds nietlosraakt den met de grootste moeite . Ik zal hemverlaten en terstond de wijze van ontmoeten ver-zinnen tusschen hem en mijne dochter . -- Geeer-biedigd heer, ik wil zeer nederig afscheid van unemen .

    HAMLET . Gij kunt, menheer, niet lets van mij af..nemen, dat ik met grooter bereidwilligheid zouwenschen of to staan : behalve mijn levee, behalvemijn levee, behalve mijn levee .

    POLONIUS . Vaarwel, mijn heer.HAMLET. Die vervelende ouwe zotten !

    (Rosencrantz en Guildenstern komen op.)POLONIUS . Gij zijt Heer Hamlet zoekende, dear is hij .ROSENCRANTZ . (tot Polonius) Clod behoede u, mijn heer .

    (Polonius af.)GUILDENSTERN . Vereerde heer!ROSENCRANTZ . Mijn zeer dierbre heer!HAMLET. Mijn voortreffelijke vrlenden ! Hoe maakt

    ge 't, Guildenstern ? Ah, Rosencrantz ! Bestskerels, hoe maakt ge 't allebei ?

    ROSENCRANTZ . Als de alledaagsche kindren der aarde.GUILDENSTERN . Gelukkig, dat wil zeggen, niet over

    SI

  • gelukkig ; op de muss van Fortuin zijn wij nuj ui st ni et de rozet .

    HAMLET. Ook niet de zolen van haar schoenen?ROSENCRANTZ . Al evenmin, mijn heer .HAMLET. Dus leeft ge omtrent haar gordel, of inhat hart hater gunsten ?

    GUILDENSTERN . In trouwe, haar dagelijks toegela-.tenen, wij .

    H AMLET. In de heimelijke appartementen van Fortuin?0, zeer waar ; ze is een lichtekooi . Wat nieuws?

    ROSENCRANTZ. Geen, mijn heer, behalve dat de wereldmet den dag braver words .

    HAMLET . Dan is de oordeelsdag op komst ; maaruw nieuws is niet waar . Laat mij meet in 't bi-zonder vragen : ilat hebt gij, mijn goede vrienden,toch bij Fortuin verbeurd, dat zij u stuurt tar ge-vangnis hierheen?

    GUILDENSTERN . Gevangnis, heer?HAMLET . Denemarken is een gevangnis .ROSENCRANTZ . Dan is de wereld er bok een .HAMLET. En een heele baste ; met vale huizen vanbewaring, hokken en holen ; Denemarken een derergsten.

    ROSENCRANTZ . Zoo denken wij niet, mijn heer .HAMLET. Wel, dan is 't niet zoo voor u ; op zich-zelf is er goad noch kwaad, ons denken maakthat maar zoo ; voor mij is 't een gevangnis.

  • ROSENCRANTZ. Wel, dan maakt uw eerzucht er eenvan ; het is to nauw voor uw geest .

    HAMLET . O, Cod! ik kon gebonden wezen in eennotendop en mijzelf houden voor een koningover grenzenlooze ruimte, was het niet dat ikbooze droomen had.

    GUILDENSTERN. Welk gedroom is eerzucht inder-daad ; het wezenlijke zijn van den eerzuchtige islooter de schaduw van een droom .

    HAMLET. Een droom is zelf maar een schaduw.ROSENCRANTZ. I n waarheid, en ik hood eerzucht voorzoo jets ijls en luchtigs, voor niet meet dan deschaduw van een schaduw .

    HAMLET . Dan zijn onze schooiers lichamen, en onzemonarchen en wijd-befaamde helden der schooiersschaduwen. Zullen wij ten hove gaan? Op mijnwoord, i k kan ni et redeneeren.

    ROSENCRANTZ en GUILDENSTERN . 1 ij gaan met u ingevolg .

    HAMLET. Niets daarvan : ik wil u niet gelijkge-steld zien met mijn andre dienaars ; want, om metu to spreken als fatsoenlijk man, ik word afschu-welijk bediend . Maar, fangs den gebaanden wegder vriendschap, wat komt gij in Elseneur doers?

    ROSENCRANTZ . U bezoeken, heer, geen andre aan-gelegenheid.

    HAMLET . Schooier die ik ben, ik ben zelfs arm indank; toch dank ik U : en zeker, beste vrienden,mijn dank is niet veel waard, geen halve penning .

    53

  • Werdt gij niet ontboden ? Is het uw eigen neiging ?Kwaamt ge vrijwillig? Kom, kom ; ga oprechtmet mij om ; kom, kom ; neen, spreek .

    Gu1LDENSTERN. Wat moeten wij daarop antwoorden,mijn heer?

    HAMLET. Wel, jets, maar jets doeltreffends . Gij werdtontboden ; en daar is een snort van bekentenisin uw blikken, welke uw kieschheid niet knapgenoeg is to kleuren : ik weet, de goede koningen koningin ontboden u.

    ROSENCRANTZ. Tot welk doeleinde, mijn heer?HAMLET. Dat moet gij mij uitleggen. Maar last miju bezweren bij de rechten onzer kameraadschap,bij de eenstemmigheid onzer jeugd, bij de ver-plichtingen onzer steeds duurzaam gebleken ge-negenheid en bij al wat daar meet dierbaars be-staat en waarmee een beter eedsteller dan ik u zoukunnen bezwaren, zeg mij ronduit en open ofgij ontboden werdt of niet .

    ROSENCRANTZ . (terzjde

    itot Guildenstern) Wat zegtgij er van?

    HAMLET . (terzijde) Neen maar, ik heb u in de ga-ten . -- Als gij van mij houdt, wend u dan niet af .

    GUILDENSTERN . Mijn heer, wij werden ontboden .H AMLET . l k zal u vertellen waarom ; zoo zal mijnvoorbarigheid uw openbaarmaking voor zijn enuw geheimhouding bij den koning en de ko-ningin geen veer ruien . ) k heb onlangs, - maarwaardoor weet ik niet, - al mijn opgeruimdheidverloren, alle gewoonte van lichaamsoefening op ..

    54

  • gegeven ; en inderdaad bet staat zoo slecht metmijn gemoedsgesteldheid, dat dit voortreffelijkebouwseJ, de aarde, mij een woest en Jedig rifschijnt to zijn ; deze alleruitmuntendste troon-hemel, de Jucht, ziet ge, dit aanzienlijk over-hangende firmament, dit majesteitelijke dak metgoud vuur ingelegd, weJ niet veel anders dan eenvuile en pestilentische opeenhooping van dampen.Welk een werkstuk is de mensch ! hoe edel inrede! hoe oneindig in vermogens! in gestalte enbeweging hoe vol uitdrukking en bewonderens-waard! in doers hoe gelijk aan een engel ! in be-grijpen hoe gelijk aan een god! de schoonheidder wereld! bet puik-juweel der dieren ! En toch,voor mij, wat is ze mij, deze quintessence vanstof ? Manners beuren mij niet op, - neen, nochvrouwen evenmin, ofschoon gij door uw glimlachschijnt to willen beweren van wel .

    ROSENCRANTZ. Mijn heer, er was niets dergelijks inmijn gedachten.

    HAMLET . Waarom Jachte gij dan, toen ik zei : man-ners beuren mij niet op? cc

    ROSENCRANTZ. ®mdat ik dacht, mijn heer, indienmanners u niet kunnen opbeuren, weJk een poovereontvangst de spelers bij u zullen genieten . 1 ijhaalden ze op den weg in, ze komen naar bierom u bun diensten aan to bieden .

    HAMLET. Hij die den koning speelt zal welkomzijn ; zijn majesteit zal cijns van mij hebben ; dedolende ridden zal drillen zijn laps en schild ; de

    55

  • minnaar zal niet gratis zuchten ; de luimige manzal zijn rol in vrede ten einde brengen ; de grap-penmaker zal hen, wier longen wat losachtigzijn van klep, aan hat lathers makers en de jonk-vrouw zal haar gemoed vrijelijk uitstorten, of hatrijmloos vers zal er om hinken . Welke spelers zijnhat?

    ROSENCRANTZ. J uist die, waar gij gewoon waartzoo'n pleizier in to hebben, de treurspelers uitde stall .

    HAMLET. Hoe raakten zij zoo aan het trekken ?hun standplaats was toch, wat faam en voordeelbetreft, in beide opzichten beter .

    ROSENCRANTZ. I k dank, hun optrekken ward veroor-zaakt door de kortelings ingevoerde nieuwigheid .

    HAMLET . Verheugen zij zich nog altijd in dezelfdewaardeering als toen ik in de stall was? Hebbenzij nog zooveel toeloop ?

    ROSENCRANTZ . Neen, inderdaad, niet meer .HAMLET. Hoe komt dit? Beginners zij roestig to

    worden ?ROSENCRANTZ . Neen, hun streven hield den gewo-nen pas ; maar daar is, mij n hear, een kinder-ge-broedsel, jonge nestvalken, die onder alle sprekende hoogste toon hebben en daarvoor op eentyrannische wijze worden behandklapt. Daze zijnnu in de mode en overschreeuwen dusdanig degewone theaters -- aldus noemen zij ze -- datvale rapier-dragers bang geworden voor ganzen-schachten, er nauwlijks meer hears durven gaan .

    5b

  • HAMLET . Flat, zijn ze kinderen? lie onderhoudtze? hoe worden zij bezoldigd? Zullen zij bij 't yakmaar blijven zoolang zij kunnen zingen? Zullenzij naderhand niet zeggen, indien zij opgroeientot gewone spelers - gelijk het waarschijnlijkstis, zoo ze niet over betere middelen beschikken -dat hun schrijvers hun onrecht deden, door henaldus to laten uitvaren tegen het vervolg hunnereigene Joopbaan?

    ROSENCRANTZ . In trouwe, er is heel vat to doengeweest aan beide zijden ; en het yolk houdt hetniet voor zonde hen to treiteren tot kabaal-wordenstoe ; een tijdlang werd er zelfs geen geld vooreen stuk geboden, als de dichter en de speler om datgeschil niet aan 't klappen uitdeelen daarin gingen .

    HAMLET . Is het mogelijk?ROSENCRANTZ . 0, dear zijn heel wet batsmen voor

    gebroken.HAMLET. En dragen de jongens de zege weg?ROSENCRANTZ . Ja, dat doen ze, mijn heer ; Hercules

    en zijn last meteen .HAMLET . Och, 't is zoo vreemd niet ; mijn oom iskoning van Denemarken, en zij die muilen tegenhem trokken toen mijn vader nog leefde, geven flutwintig, dertig, vijftig, honderd dukaten neergeteld, voor zijn afbeeldsel in miniatuur. Ganschbloed, er zal hi er wel iets meer den natuurlijksaan den gang zijn mee, zoo wijsbegeerte ooit zalvermogen het er uit to schiften .

    (Trompetten achter bet tooneel .)

    57

  • GUILDENSTERN . Daar zijn de spelers.HAMLET. Heeren, gij zijt welkom to Elseneur . Uwhanden ; kom dan. Het bij verwelkoming behoo-rende zijn vormen en ceremonieen ; last mij u dusbejegenen in dien uiterlijken schijn, opdat niet mijnegedragingen tegenover de spelers, die, zeg ik u,uiterlijk hoofsch behooren to zijn, meet op eenontvangst zullen lijken dan de uwe. Cij zijt mijwelkom ; maar mijn oom-vader en tante-moederzijn gefopt.

    GUILDENSTERN . Hoe zoo, mijn zest dierbre heer?HAMLET. l k ben slechts gek noord-noord-ten-wes-

    ten ; wanneer de wind zuid is, kan ik een havikonderkennen van een reiger.

    (Polonius komt weer- op .)POLONIus . Welzijn zij met u, heerenHAMLET. Luister, Cuildenstern ; - en gij ook ; voorieder oor een hoorder ; dat groote kind dat gijdaar ziet, is zijn luiers nog niet ontgroeid .

    ROSENCRANTZ . Mogelijkerwijs is hij er voor detweeds maal ingeraakt ; want men zegt een oudmensch is opnieuw een kind .

    HAMLET. l k wil profeteeren, hij komt me ver-tellen van de spelers ; let op. -- U hebt ge.lijk, mijn heer, op Maandagmorgen ; 't was toen,inderdaad .

    POLONIUS . Mijn heer, ik heb u wat nieuws tevertellen .HAMLET. Mijn heer, ik heb u vat nieuws to ver-

  • tellen. Toen Roscius een tooneelspeler was inRome,

    POLONJUS. De tooneelspelers komen hier heen, mijnheen .

    HAMLET. Zachtj es, zachtj es lPOLONIUS . Op mijn eer,HAMLET. En toen kwam ieder speler op een ezel,P0LONIus . De beste tooneelspelers ter wereld, hetzijvoor treurspel, blijspel, geschiedkundig tooneel-spel, landelijk-herderspel, landelijk-kluchtspel, ge-schiedkundig-herderspel, geschiedkundig-treurspel,treurig-kluchtig-geschiedkundig-herderspel, voorgeheel en ondeelbaar tooneel of onbegrensdedichting. Seneca kan niet to zwaar zijn, nochPlautus to licht, boor de naar wetten vasteschrijfkunst, en de ongebondene zijn zij de eenigel i eden .

    HAMLET. »O, Jephta, richter I sraels,« welk een schathadt gij l

    POLONIUS . Welke schat was het, dien hij had, mijn heer?HAMLET. 1(el,

    »Een mooie dochter en niet meer,Dewelke hij bovenmate beminde .«

    PoLONlus . (ter zijde) lmmer over mijn dochter .HAMLET. Heb ik geen gelijk, Ouwe Jephta?POLONIUS . Zoo het u al goeddunkt, mijn heer, mijJephta to noemen, een dochter heb ik, die ik bo-venmate bemin .

    59

  • HAMLET. Neen, das volgt er niet op.PoLoNlus. Wat volgt dan, mijn hear?HAMLET. Wel,

    ))ZooaJs 't lot, gekend bij God,En dan, ge west :

    ))Hoe 't is geschied, 't verhaal melds 't niet .(~de estate strofe van hat aandachtig Jiedeke zalu wijzer makers ; want kijk, daar komt mijn be-snoeiing .

    (Jaer of vzjf spelers koren op .)Gij zijt welkom, meesters ; welkom alien . - 1k banverheugd u gezond to zien : - Welkom, goadsvrienden. 0, mijn oude vriend, wel, je gezichtraakte befranjed, sinds ik voor 't Jaatst u zag :komt gij mij hier bluffers in Denemarken? - Wat,mijne jonkvrouw en hatters-gebiedster! Bij onze Jievevrouwe, uwe jonkvrouweiijkheid is seders onzeJaatste ontmoeting den hemei nader gekonien,wel tar hoogte van een broos. Bid God, das nietuw stem als een ongangbaar goudstuk geberstenaanhoore. Meesters, gij zijt alien weikom . Wijzullen er ais Fransche vaikeniers meteen op los-viiegen, op alias was wij zien ; wij zulien dadelijkeen voordracht bouden . Kom, geefons een proefjevan uw knapheid ; kom, een hartstochtelijk brok .

    EERSTE TOONEELSPELER . Walk stuk bedoeit uwhoogheid?

    HAMLET . 1k hoorde van u sans een voordracht, --hat geheeie stuk ward nooit gespeeld ; of, zoo hat

    6o

  • al wend, niet meer dan eens ; hat beviel niet, her-inner ik mij, aan hat duizendkoppige monster ;'t was kaviaar voor 't gemeen : toch was hat -- naarmijn inzicht en naar das van anderen, wier oordeelin zulke dingen hooger ging dan hat mijne,een uitmuntend stuk, goad in tooneelen verdeelden geschreven met evenveel soberheid als kunde .1k herinner mij, er ward van gezegd, er waxen geenzetten in gebruikt om de stof wet smakelijker tomaken, noch stijl-wendingen, waardoor de schrijvervan gemaaktheid kon worden beticht ; hat wend ge-prezen om de ingetogenheid der werkwijze, gezonden bekoorlijk geheeten en veeleer schoon dan fraai,\Ian een gedeelte hield ik vooral, hat was iEneas'verhaal aan Dido en van das in 't bizonder, wearhij spreekt van Priamus' moord : Indian hatin uw geheugen is blijven leven, begin dan bijdawn regal : - last mij zien, last mij zien ;))De ruige Pyrrhus, als 't Hyrkaansche beast,((zoo is hat niet ; - hat begins met Pyrrhus ;

    ))De ruige Pyrrhus, - hij wiens duistre rusting,Zwart als zijn oogmerk, aan den nacht geleek,Toen hij gebed lag in hat onheilspaard,Meeft nu das zwarte, vreeselijke wezenBesmeurd met jammervoller wapenkleur ;Van hoofd tot voeten is hij louter keel,Baarlijk door 't bloed van vaders, moeders, kindren,1 orstig, geblakerd door der straten schroeiing,(at leant een tyranniek, verdoemlijk schijnsel

    Aan 't vuig tooneel. Ceroost door wrack en vuur,En dus beklonterd met geronnen bloed,Met oogen als karbonklen, helsche Pyrrhus

    6i

  • Oud-vader Priamus zoekt.ccZoo ga gij vender.POLONIUS. Bij God, hear, wel gezegd ; met juistenklemtoon en goad begrip .

    EERSTE TOONEELSPELER. »Hij vindt hem daadlijk,Te kortslaags slaand' de Grieken ; 't oude zwaard,Oproerig aan zijn arm, ligt waar hat valt,Of 't walgt voor bevel. In ongelijken tramp,Rent Pyrrhus naar Priaam ; woest om zich zwaaiend,Tot met den snorwind van zijn fells zwaardDe ontpeesde vader valt . Dan, 't zinloos Ilium,Den slag to voelen schijnend, vlam-getopt,Ten fondament bukt en met naar gekraak't Gehoor van Pyrrhus boeit ; want zie, zijn zwaard,Hetwelk was dalend op hat melkwit hoofdVan d'achtbren Priaam, leek in de lucht to kleven ;Dus, als sen beul beschilderd, Pyrrhus stond ;En als partijloos aan zijn wil en zaak,Deed mats .Maar, zoo wij dikwijls tegen onweer merkenEen zwijgen in de heemlen, 't zwerk verstramt,De wilds wind verstomt, en 't ronde omlaagZoo stil als dood is, dra de schrikbre donderDe sferen opsplijt, zoo, na Pyrrhus' talmenMaakt de opgezweepte wrack opnieuw hem dadig,En nimmer beukten den Cyclopen hamersOp Mars' voor de eeuwigheid gesmeed harnas,Wroegingloozer dan 't bloedend zwaard van PyrrhusNu slaat op Priamus . -Wcg, lichtekooi, Fortuin l Gij goden alien,In raadsvergaadring samen, fnuikt haar macht ;62

  • Breekt al de spake' en velgen uit haar wiel,En rolt de naaf den hemelheuvel af,Zoo laag als tot in hel !ccPOLONIUS. Dat is to lang .HAMLET. Het zal naar den scheerder moeten metuw baard. - l k bid u, zeg vender: - hij i s vooreen hopsa-sa, of een verhaaltje van koppelarij ofanders dut hij in .Ca voort, kom naar Hecuba .

    EERSTE TOONEELSPELER . '>Maar wie, o wie, de om-flarde koningin .cc

    HAMLET. Omflarde koningin ?POLONIUS. Dat 's goed, omflarde koningin is goed .EERSTE TOONEELSPELER . »Zag rennen barrevoets, de

    vlamme' aandreigenMet blind-betraanden bilk, een lap op 't hoofd,Dat pas nog 'n diadeem hield, en als kleedingOm hare maagre en verdorde lenders,Een deken, in 't alarm den angst gegrepen ;Wie dit gezien had, zou met giftgen tongFortuins verheering hebben aangescholden ;Doch zoo de goden zelf haar toen aanschouwden,Toen zij dus Pyrrhus zag zijn wreed spel spelen,De leden van haar echtgenoot klein-hakken,De plotse schreeuw die aan haar mond ontgingTenzij wat sterflijk is hen gansch niet deert,Hadd' 't vurig hemel-oog melk-week gemaakt,De goden mededoogend.«PoLONIUS. Kijk, of hij niet van kleur verschoten is,

    en tranen heeft in zijn oogen !

    1 k bid u, niet meer.

    63

  • HAMLET. 't I s goed. 1 k zal het overige hiervanu spoedig laten zeggen. -- O aarde hear, wilt gijer voor zorgen dat de spelers goed wordenonthaald? Hoort gij hat, last ze goed wordenbehandeld, want zij ziin de beknopte, korte kro-nieken das tijds : hat ware u beter ears slechtgrafschrift to hebben na uw dood, dan burs slechtegetuigenis bij uw levers .

    POLONIUS. l k zal hen behandelen near hunne ver-dienste, hear .

    HAMLET. Cants lij den, man, veal beter. Zoo geieder mensch near zijn verdienste woudt behan-delen, wie ontkomt dan de zweep ? Behandel zeovereenkomstig uw eigen ear en waardigheid ; hoeminder zij hat waard zijn, das to verdienstelijkeris uw mildheid. Neem hen merle.

    POLONI US. Komt, menheeren.HAMLET . Volgt hem, vrienden ; wij zullen morgeneen voorstelling hebben. (Polonius en de too-neelspelers af, behalve de Eerste .) H oor even,oude vriend, kunt gij de Moord van Conzagospelers ?

    EERSTE TOONEELSPELER . Ja wel, mijn hear.HAMLET. Wij zullen hat morgenavond nemen . Zoudt

    gij, zoo noodig, een stukje van een twaalf of zes-tien regale, dat ik schrijven zal en er inschuiven,mee in kunnen studeeren ? Zou dat gears?

    EERSTE TOONEELSPELER . Ja, mijn hear .

    64

  • HAMLET . Zeer goed. Volg dien heer ; en pas opdat gij hem niet bespot. (Eerste Speler af.) Mijngoede vrienden, (tot Rosencrantz en Guildenstern .)ik neem afscheid van u tot van avond : gij zijtwelkom to Elseneur.

    ROSENCRANTZ . Mijn goede heer .HAMLET. Ja, ZOO, Cod zij met u .

    (Rosencrantz en Guildenstern af.)N u ben 'k al l een .

    0, wat een schoelje en boersche slaaf ben ik!I s het niet monsterlijk, dat hier die speler,l n een verdichtsel maar, 'n droom van hartstocht,Zijn ziel tot 't eigen denkbeeld zoo kon dwingen,Dat door haar werking zijn gelaat verbleekte ;Tranen in de oogen, ontsteltnis in z'n uitzicht,Gebroken stem en heel zijn handlen dienendIn houdingen 't denkbeeld? En al voor niets,Voor Hecuba !Wat 's Hecuba voor hem en hij voor Hecuba,Dat hij dus weent om haar? Wat zou hij doenHad hij den prikkel en het sein voor hartstocht,Dat wat ik heb ? 't Tooneel verdronk in tranen,'t Gruwlijk geluid zou 't oor der zaal verscheuren,De misdaadger werd gek, de onschuldge bang,De bijstaander verward ; hij zou verbijstren't I nnigst vermogen zelf van hoore' en zien ;En ik,Een slappe, bloedelooze lummel, gluipAls 'n Hans de droomer, futloos voor mijn zaak,Kan niets uitbrengen ; neen, zelfs niet ter wille

    65S

  • Van 'n koning aan wiens troop en kostbaar levenZoo'n doembre slag gebracht werd. Ben 'k een

    laffer?Wie scheldt mij dear schurk, wie breekt mij den kop?Wie graait me aan den beard, blaast dien me in 't

    gezicht?Vat mij bij den news? Wie heet het mij liegenTot in mijn strot en dieper! Wie doer dat?Ha!Ganswond, ik fact het toe . Dus is 't toch wear,Dat 'k heb een duiven-lever, mis de gal,Die maakt verdrukking bitter, had 'k niet andersAllang de wouwen van de streek gemestMet zijn hondsch afval? Bloedge, hoerge schurk!Verstokte, ontaarde, liederlijke schurk!Q, wrack!He, wet een ezel ben ik ! 't l s wel heldhaftig,Dat ik, de zoon van een vermoorden vader,Door hel en hemel aangezet tot wrack,Mijn hart ontlasten moet als 'n snol met woorden,En val aan 't vloeken als een vuile prij,Een flodderdel .Foei er over, puh ! Wakker mijn brein !

    Hum,'k hoorde,

    Dat schuldge schepsels, zittend in den schouwburg,Zoo door de macht van 't spel getroffen werden,Tot in de ziel geraakt, dat ze oogenbliklijkHun misdaan in het openbaar beleden ;Want moord, schoon zonder tong, wil spreken metMiraculeus orgaan. l k zal die spelers,lets voor mijn oom doen spelen als de moordMijns vaders ; 'k zal zijn gezicht beloeren,

    66

  • Zijn wood peilen tot't zeer. Verschiet hij maar,

    l k ken mijn weg. De geest dien'k heb gezien,

    Mocht eens de duivel zijn ; en die heeft machtAantreklijk zich to tooien ; ja en mooglijk,Misbruikende mijn zwakte en zwaarmoedigheid,Zijn overmacht is groot op zulke geesten,Wil hij verderven mij . l k wil een stevigerCrondslag dan dit : -- 't tooneelspel is de val,Waarin 'k mijn ooms geweten vangen zal .

    (Af•)

    67

  • DERDE BEDRI J F.

    TOONEEL I .

    Een kamer i n 't kasteel .Koning, Koningin, Polonius, Ophelia, Rosencrantz

    en Guildenstern komen op .KONING. En kunt gij niet door stelselmatig praten,Ontlokken hem waarom hij zich dus aanstelt,En heel zijn dag-rust zoo wanluidend maaktDoor die gevaarlijke en woelge maanzucht?ROSENCRANTZ . }hij zelf erkent zich zeer van streak

    to voel en ;]Mar van de reden wil hij heel mats weten .GUILDENSTERN . En even weinig grif last hij zich

    peilen ;Diet minder slim dan gek, onttrekt hij zich,Zoodra wij hem tot eenige bekentnisOmtrent zijn waren toestand willen brengen .KONI NGI N . En hij ontving u goad?ROSENCRANTZ .

    Volmaakt als 'n edelman .GUILDENSTERN . Maar met een overdrevenheid van

    stemming.68

  • ROSENCRANTZ. Zelf gierig met vragen ; dock oponze vragen

    Zeer gul met antwoord geven .KONINGIN .

    Kreegt gij hemTot wat ontspanning?ROSENCRANTZ . Mevrouw, 't geviel zoo, dat wij 'n

    troepje spelers,l nhaalden op weg. Wij spraken 'r met hem over ;En blijkbaar schonk het hem een snort van vreugdeToen hij 't hoorde . Het hof herbergde hen ;En, naar ik meen, ontvingen zij reeds orderVoor hem to spelen to avond .P0L0Nlus .

    't Is zeer juist.En hij verzocht aan mij uw majesteitenTe vragen hen to komen zien en hooren .KONING. Van harte gaarne. Het voldoet mij zeer,Hem dus gestemd to hooren .Mijn waarde heeren, schaft hem nieuwe prikkels,Wakkert zijn lust voor die genoegens aan .ROSENCRANTZ . Uw dienaars, heer .

    (Rosencrantz en Guildenstern af.)KONING.

    Geertruide, lieve, last ons ;Want heimlijk hebben wij gestuurd om Hamlet,Opdat hij zou, als ware het bij toevalOphelia ontmoeten .Haar vader, en ik-zelf - wettige spionnenWij gaan ons plaatsen zoo, dat, ziende, ongezien,Wij 'n zuiver oordeel van hun saamkomst krijgen,En uit hemzelf, uit zijn gedrag met haar,Afleiden kunnen of 't is liefde of niet,Die hem dus lijden doer .

    69

  • KONINGIN .

    Naar gij 't beveelt .Voor u, Ophelia, mocht uw lieve schoonheid,0elukge oorzaak zijn van Hamlets dolen,Dan zullen, naar ik hopen durf, uw deugdenHem brengen weer op den gewonen weg,U bei tot eer .

    OPHELIA.

    Mevrouw, mocht het zoo wezen.

    (Koningin af.)

    POLONlus. Ophelia, wandel hier . - Behage 't uwgenade,

    Ons to verbergen nu . -- (tot Ophelia.) Lees in dit boek ;Het zal was kleur bijzetten aan 't versoonVan uw alleen-zijn. - Soms, doen wij berispelijk,Te vaak 't vertoond werd, dat met vroom gelaatEn heilge handling we oversuikerenDen duivel zelf.

    KONING. (ter zijde.)

    0, 't is maar al to waar!Hoe snerp-fel striemt die uitspraak mijn geweten!De wang van 'n boel, vermooid met 'n laag blanketsel,l s leelker niet bij 't middel vergeleken,Dan mijn daad is bij mijn geverfde woorden .0, zware last.

    PoLoNlus. Ik hoor hem komen, last ons weggaan, heer .

    (Koning en Polonius af.)

    (Hamlet komt op .)

    HAMLET. Zijn of niet zijn, daar komt het hier opneer : -

    Zou 't eedler wezen in den geest to lijden,

    70

  • De keilen en schichten van een schimpend lot,Of zich to waapnen tegen 'n zee van troeblen,En ze in opstand to enden? - Sterven, - slapen,Njet meer ; en, door een sleep to zeggen : uitis de hartepijn en 't duizenderlei schokkenVan ons belaste vleesch, -- 't ware een vervulling,Ootmoedig of to smeeken . Sterven, - slapenTe slapen : wellicht droomen ; -- ai, daar stokt het ;Want welk gedroom ook in dien doodslaap kome,Als we eindlijk schoven of ons aardsch gewurm,'t Moet ons doen weiflen. Dear is het dwingende,Dat maakt een onheil van zoo langen duur ;Want wie verdroeg tijd's hoop en zijn gegeesel ;Tyrannen-lusten, trotsaards hoovaardij,Pijn om miskende liefde ; rechts-uitstel,Ambtlijke onbeschoftheid ; den voetschop dienDe stifle diener van den bluffer krijgt,Hoe, als hijzelve zich verlossen konMet een simple priem ? We zou vrachten torsen,En grienen, zweeten onder een moeilijk levee,Was niet de angst daar voor jets na den dood,Dat onontdekte land van welker grenzenGeen reiziger terugkeert, -- die wart den wil,En ons 't bekende kwaad doer lijden lieverDan heen to vlien near 't andre, ongewetene .Dus maakt bewustzijn bloodaards van ons allen ;En dus words de aangeboren blos der flinkheid,Bleek overzieklijkt door de mom der peinzing ;En iedre bruis-gezonde onderneming,Door dit bezien, wends van hear oorsprong af,Verliest den naam van dead . (Ophelia komt op .)

    Stil nu, gij,

    7 1

  • De mooie Ophelia .

    Nimf, in uw gemurmelHerdenk mijn zonden alle .OPHELIA.

    Mijn goede heer,Hoe gaat het met uw hoogheid, sinds zoo fang?HAMLET. 1 k dank u nederig, goed, goed, goed .OPHELIA. Mijn heer, 'k bezit van u gedachtenissen,Die 'k fang verlangde u terug to geven ;1k bid, neem ze in ontvangst nu .HAMLET.

    Keen, niet ik ;1k gaf u nooit lets .OPHELIA. Ceeerde heer, ge weet zeer wel, ge gaaft ze ;En, bijgaand, woorden van zoo zoet een keur,Die dingen schatten maken ; heen hun geur,Herneem ze ; want voor hen die edel denken,Words arm het rij kst geschenk, al s hart loos zij n die 't

    schenken.Daar, mijn heerHAMLET. Ha, ha! deugt ge wel ?OPHELIA. Mijn heer!HAMLET. Zijt ge mooi ?OPHELIA. Was bedoelt uw hoogheid?HAMLET. Dat, als gij deugt en mooi zijt, uw deugdgeen verkeer moest toelaten aan uw schoonheid .

    OPHELIA. Kan schoonheid, mijn heer, in beter ge-zelschap verkeeren dan van deugd?

    HAMLET. J a, gewis ; want de macht der schoonheidzal eerder deugd doen verkeeren van was zijis tot een hoereerster, dan de kracht der deugd

    7 2

  • de schoonheid zal kunnen omvormen tot haarevenbeeld ; dit was voorheen een machtspreuk,maar nu geeft het heden 't gelijk . Ik hield eensvan u .

    OPHELIA. Inderdaad, mijn beer, gij deeds mij ditgelooven .

    HAMLET. Gij hadt mij niet moeten gelooven ; wantop onzen ouden stam kan deugd niet zoo wordengent, of wij zullen er naar blijven smaken . l khield niet van u .

    OPHELIA . Ik ward to meet mislaid .HAMLET. Ga naar een klooster ; waarom wil je eenkweekster worden van zondaars ? I k hood mijzelfvoor tamelijk deugdzaam, maar toch zou ik mijzelfvan zulke dingen kunnen betichten, das bet beterwaar' geweest, mijn moeder had mij nooit gedra-gen . l k ben zeer trotsch, wraakgierig, eerzuchtig ;met maar slechtigheden op mijn wenken klaar, danik gedachten heb ze aan to zetten, verbeelding omze vorm to geven, of tijd om ze in to bedrijven.Wat hebben zulke kerels als ik hen rond to krui-pen tusschen aarde en hemel ! Wij zijn aartsschur-ken, alien ; geloof niet een van ons. Ca je wagnaar een klooster . -- Waar i s uw vader ?

    OPHELIA. In huis, mijn beer .HAMLET. Laat dan de deuren achter hem dicht zijn,en das hij nergens anders den nar spele dan inzijn eigen huis . Vaarwel !

    OPHELIA. 0, lieve hemel, help hem