funerair erfgoedusers.skynet.be/fb435041/kerkhofwandeling.docx · web viewhet hoofddeksel werd in...

56
CVO De Oranjerie HOSP Finaliteit Stadsgids Leuven Funerair erfgoed Een wandeling op het Leuvens Kerkhof “Here is a mixture of tears and smiles, of stones and flowers, of mourning cypresses and radiant sky, witch gives us the impression of our looking back at death from the brighter side of the Grave.” (Henry James, 1873) 1

Upload: vanliem

Post on 25-Apr-2019

216 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

CVO De Oranjerie

HOSP Finaliteit Stadsgids Leuven

Funerair erfgoedEen wandeling op het Leuvens Kerkhof

“Here is a mixture of tears and smiles, of stones and flowers,

of mourning cypresses and radiant sky, witch gives us the impression of our looking back at death

from the brighter side of the Grave.”

(Henry James, 1873)

Rita Debecker

Schooljaar 2007-2008

1

CVO De Oranjerie

HOSP Finaliteit Stadsgids Leuven

Funerair erfgoedEen wandeling op het Leuvens Kerkhof

“Here is a mixture of tears and smiles, of stones and flowers,

of mourning cypresses and radiant sky, witch gives us the impression of our looking back at death

from the brighter side of the Grave.”

(Henry James, 1873)

Rita Debecker

Schooljaar 2007-2008

2

Inhoudstafel

INHOUDSTAFEL...................................................................................................................................................4

VOORWOORD.......................................................................................................................................................5

I. INLEIDING.........................................................................................................................................................6

A. DE CULTUURHISTORISCHE WAARDE VAN DE BEGRAAFPLAATS.......................................................................6B. BELANG VAN DE BEGRAAFPLAATS IN DE STEDELIJKE GROENSTRUCTUUR......................................................6

II. HISTORIEK: VAN KERKHOF TOT BEGRAAFPLAATS........................................................................7

A. HET EDICT VAN JOZEF II..................................................................................................................................7B. DE FRANSE REPUBLIEK....................................................................................................................................8C. RECENTE ONTWIKKELINGEN............................................................................................................................8

III. BESCHRIJVING VAN DE BEGRAAFPLAATS.........................................................................................9

A. INGANG............................................................................................................................................................9B. OUD KERKHOF...............................................................................................................................................10

1. Inleiding.....................................................................................................................................................102. Rondleiding................................................................................................................................................11

C. ANNEX...........................................................................................................................................................181. Inleiding.....................................................................................................................................................182. Rondleiding................................................................................................................................................18

D. NIEUW KERKHOF...........................................................................................................................................221. Inleiding.....................................................................................................................................................222. Rondleiding................................................................................................................................................22

Ereperken....................................................................................................................................................................22Anatomievelden..........................................................................................................................................................24Gedenkplein................................................................................................................................................................25

IV. KERKHOFSYMBOLIEK.............................................................................................................................26

A. INLEIDING......................................................................................................................................................26B. DE FUNERAIRE TUIN.......................................................................................................................................26C. CHRISTUS’ OPOFFERING.................................................................................................................................27D. VARIA............................................................................................................................................................28E. LETTERWOORDEN...........................................................................................................................................30

V. PLAN RONDLEIDING...................................................................................................................................31

BIBLIOGRAFIE...................................................................................................................................................32

BIJLAGEN............................................................................................................................................................33

BIJLAGE 1: DE BEMANNING VAN DE LANCASTER LS-A....................................................................................33BIJLAGE 2: SLACHTOFFERS GEVALLEN VOOR ALGEMEEN STEMRECHT..............................................................34

3

Voorwoord

Met dit eindwerk heb ik geprobeerd om een inventarisatie te maken van de rijkdom van de Leuvense begraafplaats ‘aan de Philips’. De graven die ik voor dit eindwerk heb uitgekozen om te bespreken, hebben misschien een wisselende artistieke waarde, een oordeel dat ik aan kunstcritici wil overlaten. Deze bijdrage wil immers in de eerste plaats de lezers van dit eindwerk en de Leuvenaars warm maken voor het belang van het funeraire erfgoed en het behoud ervan. Natuurlijk hoop ik ook dat dit eindwerk een naslagwerk voor andere gidsen kan worden waarmee zij hun rondleidingen op het kerkhof terdege kunnen voorbereiden.

Bij deze gelegenheid wens ik het CVO-Diest en meer in het bijzonder Jan Raymaekers en An Mulders te bedanken voor de opleiding die ik mocht genieten.Ik had dit eindwerk onmogelijk kunnen schrijven zonder de hulp van een groot aantal bronnen die ik vermeld heb in de bibliografie. Ook het personeel van de stadsbegraafplaats wil ik danken voor hun vriendelijke medewerking.Ik heb ook dankbaar gebruik gemaakt van de hulp van mijn vrienden: Jean, Kristiaan, Véronique, Fina, Arnoldine, Hans, Jaklien, Paul en An. Zij waren bereid proef te draaien tijdens mijn eerste rondleiding en hebben mee gestalte gegeven aan de definitieve versie.Veel dank ook aan mijn dochters, Isabelle en Caroline, die me hebben aangemoedigd door te zetten. Isabelle heeft het eindwerk nagelezen en van veel stilistische commentaar voorzien.

4

I. Inleiding

A. De cultuurhistorische waarde van de begraafplaats

Een kerkhof is een gedenkplaats waar zowel de nationale, als de gemeentelijke en de familiegeschiedenis herdacht wordt. Grafmonumenten en gedenktekens op graven leren ons veel over de levenswijze en leefwereld van vorige en huidige generaties. De stijlen en technieken die in de monumentale grafkunst worden aangetroffen, vertonen vaak overeenkomsten met de heersende stromingen in de architectuur en burgerlijke bouwkunde.

Met ons funeraire erfgoed wordt niet altijd even omzichtig omgesprongen.De Vlaamse wetgever, bevoegd voor deze materie sinds de Lambermont-akkoorden van 2002, verplicht de gemeenten sinds januari 2004 een lijst op te maken met graven van lokaal historisch belang1.

De lijst2 met graven van lokaal historisch belang moet bevatten: informatie over een eventuele concessie en de begraven personen; informatie over de bouwfysische toestand; informatie over het grafteken; een bondige omschrijving van het lokaal historische belang; een foto

De graven van lokaal historisch belang moeten ook op een plan van de begraafplaats aangegeven worden.

Voor de begraafplaats van Leuven bestaat deze lijst nog niet.

B. Belang van de begraafplaats in de stedelijke groenstructuur

Door de stadsuitbreidingen en de verstedelijking van de randgemeenten komen de historische begraafplaatsen terug in een stedelijk gebied te liggen. De begroeiing die uit laan- en parkbomen bestaat, heeft sinds de aanleg een zekere omvang gekregen. Daardoor vormen de begraafplaatsen een openbaar domein met een groen karakter, een waardevol rust- en stiltegebied in de drukke stad.

1 Overgenomen uit: Vlaamse Wetgeving, hoofdstuk VIII, art.462 Overgenomen uit: Vlaamse Wetgeving, hoofdstuk VIII, art.47

5

II. Historiek: van kerkhof tot begraafplaats

A. Het edict van Jozef II

Tot in 1784 werden mensen onder de bevloering van gebouwen zoals kerken, kapellen of bidplaatsen begraven en natuurlijk ook in de tuinen rond de kerken – kerk-hoven!

Om hygiënische redenen, maar ook om de macht van de Katholieke Kerk te verminderen en ze ondergeschikt te maken aan de Staat, vroeg Keizerin Maria-Theresia in 1771 aan haar Geheime Raad, een college van rechtsgeleerden, om een dossier samen te stellen over een ‘nieuw’ soort begraafplaatsen. Na overleg en samenwerking met de verschillende gerechtshoven, leidde dit in 1776 tot een wettekst. Hij werd echter niet door Maria-Theresia ondertekend, waarschijnlijk omdat ze aanvoelde dat de bevolking deze aanpassingen niet licht zou nemen.

Op 26 juni 1784 tekende Keizer Jozef II het edict wel en op 23 juli werd het ook in Leuven afgekondigd. Amper een maand later, op 24 augustus, liet de stadsmagistraat in een verslag aan de gouverneurs-generaal (cfr. onze ministers) weten dat er een locatie was bepaald, in overleg met de directeurs van de kerkfabrieken van de 5 Leuvense parochies (St. Jacob, St. Geertrui, St. Pieter, St. Michiel en St. Kwinten). Vanaf dan zou het kerkhof zich buiten de stadsagglomeratie bevinden, tussen de Parkpoort en de Tiensepoort, en verwijderd van alle wegen op 5 dagmalen3 - 1625m - van Leuven.

Op 22 september 1784 antwoordden de gouverneurs-generaal aan de Leuvense magistraat dat zij akkoord gingen met de gekozen locatie voor het nieuwe kerkhof. De Religiekas zou het geld lenen. De funderingen van de muren en de gebouwen moesten voltooid zijn voor de eerstvolgende Sint-Jan (24 juni 1785). In tussentijd zouden nieuwe begrafenissen op de oude kerkhoven nog steeds gedoogd worden, onder voorwaarde dat de opbrengsten ervan naar het nieuwe kerkhof gingen. Het nieuw aangelegde kerkhof diende ommuurd te worden, er moest een kruis opgericht worden en een woonhuis gebouwd voor de grafmaker “den welken sal hebben de bewaerenisse van het kerkhof”.

Op 14 september 1785 werd de kerkhofgrond gewijd. Zowat een jaar later werd er ook eindelijk begraven. Toch zou het nog een kleine 10 jaar duren voor de nieuwe gewoonte zich definitief vestigde. De Brabantse Omwenteling4 en de woelige periode die erop volgde zijn hier allicht niet vreemd aan.

3 dagmaal: landmaat die voor de invoering van het metriek stelsel (1820) werd gehanteerd. Oorspronkelijk stond de dagmaal voor de oppervlakte die door één man in één dag geploegd kon worden. In moderne maten uitgedrukt ongeveer 32,50 are.4 Brabantse Omwenteling: Jozef II deed veel hervormingen, maar hij ging daarbij zo voortvarend en eigengereid te werk dat er een uitbarsting moest komen. Die uitbarsting, de Brabantse Omwenteling (1789), verdreef daarop de Oostenrijkers uit ‘België’. De revolutionairen riepen de Confederatie der Verenigde Belgische Staten uit. Hun onderlinge verdeeldheid en vooral internationale politieke onervarenheid, schonk Leopold II, broer en opvolger van Jozef II, de kans om met het Oostenrijks leger ons land terug te veroveren (1790). De weldoordachte hervormingen van Jozef II werden opnieuw ingevoerd en leven nog door in onze huidige wetgeving.

6

B. De Franse republiek

Ook de Fransen waren niet opgezet met de macht van de Kerk in de winstgevende begrafenissector. Het keizerlijk decreet van 12 juni 1804 droeg de bevoegdheid over de kerkhoven over aan de gemeenten en voortaan moest elke begraving op verklaringen van de ambtenaar van burgerlijke stand gebeuren. Deze verklaring – een document – moest aan de grafmaker bezorgd worden, die voor de juiste uitvoering instond. In grote lijnen is dit nog steeds de procedure voor elke lijkbezorging.

Doordat kerkhoven niet langer binnen de agglomeratie of in de omgeving van een kerk lagen en zelfs niet meer onder de bevoegdheid van de parochiën vielen, kregen de begrafenisgronden ook een nieuwe naam: “begraafplaatsen”.

C. Recente ontwikkelingen

Op 20 juni 1971 werd het keizerlijk decreet van 12 juni 1804 vervangen door een eigen, federale wetgeving die later werd aangevuld door de wetten op het begraven van 4 juli 1973 en 10 januari 1980.

Één van de belangrijkste wijzigingen was de maatregel tot het cyclisch wedergebruik van de grond. Tot dan was een ‘eeuwigdurende concessie’ mogelijk, die door deze wet ten einde kwam en waardoor dus een groot aantal waardevolle grafstenen verdween.

Anderzijds werd de lijkverbranding (voorschriften en waarborgen) een belangrijk onderdeel van de nieuwe kaderwet op het begraven. Dit kwam tegemoet aan een nieuwe gewoonte die steeds populairder werd, vooral nadat de katholieke kerk in de loop van de jaren 1960 de crematie erkende.De nieuwe kaderwet leidde tot de aanleg van een strooiweide en de oprichting van columbariumwanden op de Leuvense begraafplaats

7

III. Beschrijving van de begraafplaats

A. Ingang

Aan de ingang van de Leuvense begraafplaats, zijn er drie elementen die opvallen:

1. een aankondiging van de graven van het Britse Gemenebest en de Nederlandse oorlogsgraven.

2. een gedenksteen “ter gedachtenis der Leuvenaars die voor Congo’s inlijving (15 november 1908) bij België in Afrika ten offer vielen aan het Congoleesch werk.” Deze gedenksteen herdacht de Leuvenaars “die de zwarte bevrijden van de Arabische slavenhandelaars en de morele en materiële verheffing bewerkstelligen”. Het is één van vele propagandamiddelen voor het koloniale doel.

3. De inkomruimte, een ruimte die centraal tussen het oude en het nieuwe gedeelte van het kerkhof ligt. Nabestaanden kunnen er samenkomen, alvorens zich naar de laatste rustplaats van een overledene te begeven. De ontwerper van deze ronde ruimte is Samantha Magera, architect van de stad Leuven. Opgeleverd in december 2005

8

B. Oud Kerkhof

1. Inleiding

Het edict van Jozef II was een trendbreuk in de eeuwenlange funeraire traditie. Met het napoleontische decreet van 12 juni 1804 werd de nieuwe ontwikkeling concreet. Iedere burger had vanaf dan het recht op een afzonderlijk graf en kon voor de eeuwigdurende concessie kiezen. Dit was het startsein voor de individuele dodencultus die zo kenmerkend voor de negentiende eeuw is. De negentiende-eeuwse burger kon zich - ongeacht zijn religieuze overtuiging - een eigen perceel voor de eeuwigheid verwerven en er een grafmonument laten oprichten dat uiting gaf aan de status die hij bij leven had bereikt. Uit de ligging van het perceel, de typologie en de ‘stijl’ van het grafmonument kan de identiteit, de overtuiging en het ‘temperament’ van de overledene worden afgeleid.

Bij de aanleg van deze nieuwe begraafplaatsen ging grote aandacht naar het stedenbouwkundige aspect. De ‘stad van de doden’ is in alle opzichten te vergelijken met die van de levenden. Grote lanen komen straalsgewijs samen op pleinen, assen worden afgesloten door grote en opvallende (graf)monumenten die het perspectief benadrukken. Tussen de met bomen afgezoomde hoofdlanen van de begraafplaats bevinden zich compartimenten met kleine paden waarlangs de grafmonumenten aansluitend staan opgesteld. Deze grote densiteit van grafmonumenten is eigen aan het ‘stedelijke type’. Andere begraafplaatsen laten zich opmerken door een grote aandacht voor het landschappelijke karakter en worden om die reden ook wel ‘rural cemetry’ genoemd.

Het ‘Plan du cimetière communal de la ville de Louvain’ van 1870 geeft ons een goed beeld van de indeling van de begraafplaats. Het kerkhof heeft een bijna vierkant grondplan met een centrale as die eindigt op een gebouwtje. Het kerkhof is ommuurd en heeft zowel langs de voor- als de achterzijde een ingang. In overeenstemming met de wettelijke reglementeringen werd er een kruis geplaatst en werd bij de hoofdinkom een woning opgericht voor de grafmaker.

Van het oorspronkelijk grondplan is nog relatief veel overgebleven: Het vroegere dodenhuisje, waar het lijk kon worden opgebaard. De woning van de conciërge, die sinds 1960 gebruikt wordt voor de

begraafplaatsadministratie. De rodebeukendreef, in 1872 aangeplant. Het monumentale gietijzeren kruis (1875, door Aug. Van Aerschot uit Herentals) dat

op een arduinen sokkel staat, werd in 2007 van roest bevrijd en opgeknapt.

9

2. Rondleiding

We beginnen onze rondleiding bij de begraafplaats van Tellef Olsen (1848-1908), ooit ‘vice consul en Norvège’. Zijn graf valt op door de obelisk, een zeer populair grafelement uit het einde van de negentiende en de vroege twintigste eeuw. De obelisk als funerair monument maakte onder impuls van de Verlichting zijn opgang en had voor napoleonisten een symbolische betekenis. De obelisk werd in haar hoogtijd vaak geassocieerd met vrijmetselaars die vanuit hun maçonnieke loges grote aandacht schonken aan de Egyptische cultuur en haar symboliek.

Daarna lopen we door naar het graf van Johannes Vanderveeren, overleden in 1889. Het grafschrift is in het Nederlands, wat voor die tijd al uitzonderlijk is en spreekt over ‘Loven’, een romantisch teruggrijpen naar een oernaam van de stad Leuven. Vroeger dacht men immers dat de stad Leuven was afgeleid van het woord ‘Loven’, Germaans voor bos of moeras. Deze theorie, die in de jaren dertig nog door J. Cuvelier werd verdedigd, is niet langer in gebruik. De naam Leuven werd immers voor het eerst opgetekend in een 11de-eeuwse kopie van de annalen van het klooster Sint-Vaast in Noord-Frankrijk en luidt Luvanium, afgeleid van het woord Lubanios of Latijn voor ‘geliefde’.

Het derde graf op deze oude begraafplaats is dat van een ‘ancien commandant du 5ième bataillon de la Garde Urbaine à Bruxelles en 1830’, Charles Joseph Michaux (Eupen 10/2/1795 – Nil 5/8/1888)). De twee woorden ‘Grande Urbaine’ op zijn graf staan voor een lang verhaal, ten tijde van de Belgische Onafhankelijkheid:

Meer dan 175 jaar geleden maakte de Belgische Revolutie in 1830 een einde aan het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Door haar strategische ligging tussen de verzetshaarden Brussel en Luik speelde ook Leuven een belangrijke rol in deze strijd. Bovendien was er in de stad een sterke oppositie tegen het bewind van koning Willem I aanwezig onder meer omdat hij van de Katholieke Universiteit een Rijksuniversiteit gemaakt had (1817). Na de opvoering van d’Aubers opera ‘De Stomme van Portici’ kwam op 25 augustus 1830 een deel van de Brusselse bevolking in opstand. Ondanks de afwezigheid van moderne communicatiemiddelen was Leuven al de volgende dag op de hoogte van de onlusten.

Burgemeester d’Onyn de Chastre verwachtte weinig moeilijkheden, al hield hij wel de redactieleden van “le mauvais” Journal de Louvain nauwlettend in de gaten. Pas vrijgelaten na een gevangenisstraf wegens het beledigen van schepen Poullet, wakkerde redacteur Adolphe Roussel door het verspreiden van gedrukte strooibiljetten inderdaad al vlug de zenuwachtige stemming in de stad aan. Op 27 augustus 1830 richtte het stadsbestuur dan ook een volwaardige burgerwacht op, bestaande uit 8 compagnieën. Die burgerwacht, waarover d’Onys de Chastre het bevel voerde, was zonder politieke bijbedoelingen ontstaan, maar dat veranderde snel. Revolutionairen

10

infiltreerden het korps en het stadsbestuur moest hun gezag wel aanvaarden toen bleek dat zij de enigen waren die de orde konden of wilden handhaven.De rust bleek in Leuven echter van korte duur. In de ochtend van vrijdag 3 september 1830 deed het gerucht de ronde dat Nederlandse troepen via de Mechelsesteenweg onderweg waren naar Leuven. De Leuvenaars lieten zich echter niet kisten en hielden de Nederlanders aanvankelijk op afstand tot ze op 23 september aan de Mechelse- en de Tiensepoort verslagen werden. Jean Deneeff, een revolutionair die tijdens de Nederlandse aanvallen het bevel had genomen, meldde dit nieuws uit ‘Louvain victorieux’ onmiddellijk aan het belegerde Brussel en stuurde zo’n 300 vrijwilligers naar de hoofdstad. Mede dank zij deze morele en materiële steun van Leuven behaalde uiteindelijk ook Brussel op 27 september 1830 de overwinning. De scheiding tussen België en Nederland was een feit en nog tijdens de gevechten kwam er in Brussel een Voorlopig Bewind tot stand, een Belgische revolutionaire regering waarin ook de Leuvenaar Sylvain van de Weyer zetelde.

Ons volgende graf, is dat van de Familie Lambaux, zelf grafmakers en steenkappers. De moderne reliëfs aan het hoofd van hun graf komen we ook bij verschillende andere graven tegen, onder andere op een zeer mooi graf tegenover het voormalige dodenhuisje.

J.Bernaerts (1892-1969) en Mariette Pira (1922-2002) kozen aan het einde van hun leven voor een wel zeer dramatisch grafmonument. De treurende figuur is bijna altijd een vrouw die de rouw van de nabestaanden belichaamt. Het openliggend boek verwijst naar de Bijbel of naar het boek des levens. Een bladwijzer of een omgevouwen hoek van het blad staat voor het plotse ogenblik van de dood. Het kruis op een rots symboliseert de geloofszekerheid, de onveranderlijkheid en sterkte.

Op een kerkhof liggen niet alleen individuele graven, maar worden ook dramatische gebeurtenissen uit de stadsgeschiedenis herdacht. Tijdens onze wandeling stoppen we daarom bij het Monument voor de slachtoffers van de cholera-epidemie. Dit monument werd in 1982 opgericht en herdenkt de ongeveer duizend slachtoffers van twee cholera-epidemies. Het herinnert ons vooral aan de erbarmelijke sociale toestanden in Leuven, 150 jaar geleden. Ruim 30% van Leuvense bevolking kon toen niet in de meest noodzakelijke behoeften (voeding en kleding) voorzien en woonde in krottenwijken in ellendige hygiënische omstandigheden. Toen midden 1849 de cholera toesloeg was de tol in die wijken natuurlijk het hoogst: 428 armen overleden en amper 47 bemiddelden. Samen met de 78 personen waarover dergelijke gegevens ontbraken, eiste de ziekte in het totaal 553 doden, goed voor 5% van de behoeftige en amper 2% van de welstellende Leuvense bevolking. Maar liefst 220 van die behoeftigen waren afkomstig uit zes straten met aanpalende gangen nabij de Voer5 (Fontein-, Ridders-, Tessen-, Kaartspel-, Glasblazerij- en Sluisstraat). Het stadsbestuur besloot daarop om de Voer te laten overwelven, voor hygiënische redenen. Pas in 1890 was de overwelving helemaal klaar. In 1866 waren echter nog eens 424 slachtoffers aan de cholera bezweken.

5 De Voer is een rivier die in Tervuren – Ter Fura oftewel Ter Voeren – ontspringt.

11

Wat was dan die cholera, dat ze zoveel doden kon maken? De cholera asiatica, een acute, besmettelijke darmziekte, leeft al eeuwen in India en verspreidde zich vanaf 1817 over heel de wereld als gevolg van de snellere en veelvuldige handelsbetrekkingen. Zowel in 1832 als in 1833 werd ze in Leuven vermeld, schijnbaar zonder er grote ravages aan te richten zoals elders in Vlaanderen. Vanaf 1846 verspreidde zich echter een nieuwe epidemiegolf uit India die ons land in 1848 uit drie richtingen zou bereiken: uit Duitsland dat via Rusland besmet werd, uit Nederland via de Rotterdamse haven en uit Frankrijk, waar ze in Duinkerke voor het eerst gesignaleerd werd.

Leuven werd met ongeveer 1600 slachtoffers en 557 doden relatief even zwaarder getroffen dan Antwerpen of Gent.

Op een kerkhof wordt het verleden soms ook wel uitgewist. Gelukkig niet voor het graf van Petrus Florquin (1816-1876), volksdichter en zanger. Zijn gedenkteken werd opgericht door het arbeiderskoor ‘De Verenigde Werklieden’ en dreigde te verdwijnen na 1 januari 1983. De vraag om een concrete beschermingsmaatregel van Willy Kuijpers in het Vlaams Parlement (vraag nr.61 van 21 december 1982) verhinderde dit. Daardoor werd ook de lier op het graf, een verwijzing naar zijn beroep, bewaard.De Koninklijke Koormaatschappij ‘De Verenigde Werklieden’ werd opgericht in 1848. Felix Vrijdagh werd hun eerst directeur. Een andere steunpilaar van het eerst uur was de rijkbegaafde dichter en volkszanger Pieter Florquin, bijgenaamd Pie Pjed. Dat de 52 zingende werkmannen talent hadden, bewezen ze al meteen het jaar nadien tijdens een nationale zangwedstrijd in Gent waar zij de tweede prijs wegkaapten. Het laatste teken van bestaan van de Verenigde Werklieden dat in het stadsarchief te vinden is, dateert uit 1958.

Het volgende graf is dat van Guillaume Van Bockel (1789-1863): burgemeester van 1833 tot 1842. De rondborstige burgemeester stamde uit een oud geslacht, dat zich in de 16de eeuw in Leuven was komen vestigen. Hij studeerde rechten en trouwde met een notarisdochter van een ander voornaam Leuvens geslacht, de familie Hollanders.In 1830 was Van Bockel een gegoede burger van middelbare leeftijd die behoedzaam lijkt deel genomen te hebben aan de Belgische revolutie. Door de nieuwbakken arrondissementscommissaris Adolphe Roussel werd hij samen met enkele andere notabelen aangewezen om deel uit te maken van een veiligheidscomité dat de zaken zou beredderen tot aan de installatie van een nieuw gemeentebestuur. Na de verkiezingen werd hij eerste schepen. Nadat in april 1833 het lijk van burgemeester Jean Deneef uit de Vaart was gevist, werd hij tot burgemeester verkozen.

Het belangrijkste levenswerk van Guillaume Van Bockel was het afschaffen van de staatsuniversiteit die door Willem I in 1817 in Leuven was opgericht. Vervolgens haalde hij de Katholieke Universiteit terug uit Mechelen en herinstalleerde de Alma Mater in de voormalige Lakenhal van Leuven in 1835. Op 4 augustus 1839 legde burgemeester Van Bockel ook de eerste steen voor een groots opgevat burgerlijk ziekenhuis (St. Rafaël). Tot dan had men zich beholpen met het middeleeuws gasthuis (de Romaanse Poort) waar hooguit een zeventigtal zieken terecht konden.

12

Guillaume Van Bockel stierf kinderloos.

Een beetje verderop ligt André Dumont (1847-1920), vroeger hoogleraar aan de Leuvense Universiteit. Hij ontdekte in 1901 in As het economisch zeer belangrijke steenkoolbekken van Belgisch Limburg. In België en Frankrijk was hij promotor van diverse nieuwe procédés in de mijnontginningstechniek. In Leuven stichtte hij de Vereniging voor Mijnbouwingenieurs afgestudeerd aan de Katholieke Universiteit. Die vereniging had een dubbel opzet: enerzijds studenten op de hoogte houden van recente industriële ontwikkelingen, anderzijds fungeren als een soort plaatsingsdienst voor afgestudeerden. In 1922, 2 jaar na zijn dood, schonk de Vereniging voor Mijnbouwingenieurs de stad Leuven een standbeeld van de hand van Paul Van den Kerckhove. Het staat op het Hogeschoolplein en is traditioneel realistisch uitgewerkt.

In de buurt ligt Bert de Strijcker (1903-1963), oud-hoogleraar metallografie. Hij doceerde aan de “Speciale Scholen”, nu faculteit Toegepaste Wetenschappen. Hij bezat een zeer mooie collectie Chinees lakwerk. De collectie werd in Parijs op een veiling in 2007 door zijn dochter verkocht voor 293 miljoen euro. De collectie werd in 1964 tentoongesteld in het stadsmuseum.Zijn grafteken werd ontworpen door Harry Elström (1906-1993), een Deense en later tot Belg genaturaliseerde beeldhouwer. Van hem is ook het standbeeld van Jan Pieter Minckelers en zijn mecenas, de blinde hertog Louis Engelbert van Arenberg (op het plein voor het Arenbergkasteel) en van Lydia van Arenberg (in de Prinses Lydialaan te Heverlee).

Vervolgens bezoeken we Vital Decoster (1850-1904) advocaat-pleitbezorger, een goed redenaar en liberaal senator. Hij was burgemeester van 1901 tot aan zijn dood in 1904. Hij hervormde het openbaar onderwijs. Zijn buste vind je ook heel toepasselijk beneden aan de Vital Decosterstraat.

De indrukwekkende sarcofaag die we in dezelfde beukenlaan zien liggen, behoort toe aan de familie Stevens – Marneffe en is van Philippe Mathy (1877-1962), een Leuvense schilder en beeldhouwer. Deze marmeren verzameling van symbolen bevat:

Een pleureuse die over het graf gebogen staat. Twee uilen die de voorzijde van de sarcofaag

flankeren. Uilen hebben steeds een bijzondere betekenis gehad, zowel in positieve als in negatieve zin. Zij zijn het symbool van waakzaamheid en kennis omdat zij de duisternis doorvorsen. Zij staan op de grafstenen afgebeeld en fungeren als wakers tot de dag der heropstanding. Anderzijds geloofde men dat als de uil roept er een dode zou volgen.

Verschillende slingers van laurierbladeren symboliseren met hun groenblijvende bladeren de onvergankelijkheid en het eeuwige leven.

13

Twee hanen bewaken de achterzijde, als symbool van de overwinning op de duisternis. De haan is in staat te kraaien voor zonsopgang en werd in de oudheid aangezien als de meerdere onder de vogels. Hij was bij machte de duisternis te verdrijven en symboliseert het licht.

Aloïs Stevens, grondwerker, kocht de concessie voor zijn vrouw Marie Rosalie Marneff die op 47-jarige leeftijd overleed (1911). Hijzelf werd 70 jaar oud en overleed in 1934. Zij woonden in Kessel-Lo. De vloer van de kelder is betegeld wat volgens de administratie vrij uitzonderlijk is.De sarcofaag siert de cover van Jo Claes roman ‘Tot de dood ons scheidt..’ omdat het een belangrijke rol speelt in zijn roman

Daarop komen we aan het graf van de vierde burgemeester, Léopold Vander Kelen (1813-1895). Deze handelaar en liberaal uit Enghien, was 23 jaar burgemeester van 1872 tot 1895. Onder zijn bestuur werden onder meer de Sint-Pieterskerk en het stadhuis gerestaureerd en het St.Jacobsplein en het Margarethaplein aangelegd. Zijn herenhuis6 werd later het stedelijk museum van Leuven. Zijn indrukwekkend grafmonument in brons werd in 1896 ontworpen door kunstenaar Jef Lambeaux7. Het graf bevat zijn typische zwier en beweging, en past in de neo-barok.

Bij dit graf wordt de dood als de ‘eeuwige slaap’ voorgesteld. We herkennen de opvatting van de antieken, voor wie de god van de slaap (Hypnos) en de god van de dood (Thanatos) tweelingbroers waren. Over de gisant (horizontaal op een graftombe uitgestrekte figuur van de dode) in haut-reliëf staat de vrouwelijke verpersoonlijking van de stad Leuven gebogen.

De vijfde burgemeester op het Leuvens kerkhof is Alfons Smets (1908-1979), advocaat en CVP-burgemeester van 1947 tot 1952 en van 1959 tot 1976. Toen Alfons Smets op 39–jarige leeftijd voor het eerst burgemeester werd, kon hij meteen met de heropbouw van Leuven beginnen: meer dan 600 gebouwen – waaronder 4 historische kerken – lagen in puin en alle bruggen over de Dijle waren tijdens WO II opgeblazen.

Hij was een geboren en getogen Pieterman8 die niet weinig fier was over de apotheek van zijn ouders, vlak over de Sint-Pieterskerk aan de ‘Zeven Hoeken’. Hij had Rechten en Wijsbegeerte gestudeerd aan de Alma Mater en zou 30 jaar lang, in alle eenvoud, zijn stad dienen.

Tenslotte zien we het graf van een schepen van openbare werken, Ackermans (1837-1907). Deze advocaat liet in 1866 brede dreven 6 Burgemeester Vander Kelen schonk zijn huis aan de stad Leuven in 1920.7 Jef Lambeaux is in Antwerpen geboren op 14 januari 1852 en overleed in Brussel op 5 juni 1908. De meeste van zijn werken staan in Brussel (o.a. in de tuin van de Kleine Zavel en het Jubelpark). Maar ook in de wandelzaal van het Leuvense stadhuis.8 Een ‘Pieterman’ is een bijnaam voor de Leuvenaars, afkomstig van haar oudste parochie en centrale kerk: de Sint-Pieterskerk.

14

aanleggen met drie- tot vierdubbele rijen linden, platanen of paardenkastanjes waar voordien de tweede Leuvense ringmuur lag. Op zondag was het aangenaam paraderen op deze groene gordel rond de stad. Ook voorzag hij Leuven van een waterleidingssysteem.

Het graf van schepen Ackermans bevat twee typische symbolen: Een zandloper die het onverbiddelijke voortschrijden en de

kortstondigheid van het leven uitdrukt. Als religieus symbool wordt het gebruikt om het omkeren van tijd en de terugkeer tot de oorsprong aan te duiden.

Een gesluierde urn, een symbool dat de Romeinen al gebruikten voor rouw en dood, en dat tot de dag van vandaag nog heel veel voorkomt. Het woord urn is afkomstig van het Latijnse “urna” en het werkwoord “urere”, wat ‘verbranden’ betekent. De sluier op de asurn is het symbool van het afdekken of bedekken van het leven.

Op het einde van de rode beukendreef die we tot nu toe volgden, komen we dan eindelijk aan het gietijzeren kruis dat zich daar al bevindt sinds het ontstaan van het kerkhof en in 2007 werd gerestaureerd (zie ‘historiek’).

Rechts van het grote gietijzeren kruis staat een opvallend monument voor vijf Sovjetsoldaten met een tekst in het Russisch, Nederlands en Frans: Eer en aandenken aan de Sovjetsoldaten omgekomen te Leuven 1941-1944. De bronzen sculptuur is van de Russische kunstenaar Alexander Bourganov (°1935). De oud-strijdersbond en het ministerie van Cultuur van de voormalige Sovjet-Unie schonken ongeveer dezelfde sculptuur ook aan de stad Genk ter nagedachtenis van de Russische krijgsgevangenen die tijdens WOII omkwamen in de Limburgse kolenmijnen (2007).

Voor het monument ligt ook een grasveldje, de nieuwe sterretjesweide (2009), een herdenkingsplaats voor niet-levensvatbare kinderen, geboren voor 26 weken zwangerschap.Op de stadsbegraafplaats worden ieder jaar ongeveer vijftig levenloos geboren kinderen begraven. Dat hoge aantal is vooral te verklaren door de aanwezigheid van verschillende kraamklinieken in Leuven.Het is een ellipsvormige weide op verschillende niveaus met 180 lopende meter voor foetusgraven.

Als laatste graf van het oude kerkhof bezoeken we de vijfde en laatste burgemeester van deze wandeling. Burgemeester Colins volgde burgemeester Vital Decoster in 1905 op. Deze liberale industrieel zou burgemeester blijven tot 1921. Tijdens de oorlogsjaren werd hij vervangen door professor Alfred Nerincx die aan het hoofd stond van het ’Comité der Notabelen’. Op zijn graf staat opnieuw een urne met sluier, een grafkrans voor de ontmoeting van deze wereld met de volgende en een palmtak die de overwinning op de dood voorstelt. Na

15

de Blijde Intrede van Christus in Jeruzalem werd de palmtak het teken van de christelijke martelaars. Vooral op graven van kunstenaars en wetenschappers werd vaak een dergelijke palm afgebeeld als teken van onsterfelijke roem. De palm vormt zo de christelijke tegenhanger van de laurier.

Tegenover burgemeester Colins staat een laatste opmerkelijk graf op het oude kerkhof. Op dit recente graf zonder naam staat het Tai Chi-symbool met Yin en Yang. Yin en Yang, twee Chinese begrippen, zijn de twee tegengestelde elementen van het universum. Het universum, alles wat er is, dus ook wat er niet is, wordt TAO genoemd. Iets is pas Yin of Yang wanneer je het vergelijkt met iets anders. Yin is de veroorzaker van Yang; hetgeen in het symbool tot uitdrukking komt door de witte stip in het donkere Yin en Yang is dan ook veroorzaker van Yin; hetgeen in het symbool tot uitdrukking komt door de zwarte stip in het lichte Yang.

Yin wordt in verband gebracht met de donkere maan (die afgekeerd is van de zon) en staat voor de vrouwelijke natuur. Yang wordt in verband gebracht met de heldere zon en komt overeen met de mannelijke natuur. Yin en Yang is geen statisch fenomeen; het is een dynamisch proces, dat nooit stopt of gestopt kan worden. Alle verschijnselen in het universum zijn gebonden aan de dynamiek/beweging van het Yin en Yang principe.

Dit graf van een veertigjarige vrouw toont hoe de belevenis van de dood en de bijhorende symbolen voortdurend evolueert.

When I die you don’t have to crymy love will always surround you and

every time you think of me I am with you

16

C. Annex

1. Inleiding

Al snel volstond de aanvankelijke oppervlakte van het “kerkhof der vijf parochiën” niet. Tussen 1872 en 1901 werd daarom geleidelijk aan een annex aan het ‘oude kerkhof’ aangemaakt. Tijdens de wandeling op het kerkhof worden de verschillende delen ook met die namen aangeduid: Oud Kerkhof (O.K.) voor het oudste gedeelte en annex voor de grond langs de Tivolistraat. De uitbreiding aan de zijde van “De Philips”, aangekocht op 7 maart 1921, is in de begrafenisboekhouding gekend als “nieuw kerkhof” (N.K.). Met zijn actuele oppervlakte van ruim 11 ha behoort de stadsbegraafplaats tot één van de grootste historische begraafplaatsen van ons land.9

2. Rondleiding

Het eerste ‘graf’ dat we zien als we de annex betreden, is de grafkapel van de familie Bossu. Grafkapellen waren in de negentiende eeuw bijzonder populair. Philippe Ariès zegt hierover: “toen het verbod kwam om in de kerken te begraven, is men dus op het idee gekomen de grafkapellen uit de zijbeuken naar de kerkhoven over te brengen en er grafmonumenten van te maken.”

In overeenkomst met die opvatting, wordt een grafkapel meestal als een kleine gebedsplaats opgevat, met een altaar en enkele bidstoelen, een oord van meditatie waar nabestaanden in alle rust hun overleden dierbaren kunnen gedenken.

De kapel van de familie Bossu is neogotisch van stijl, de uitdrukking van de hernieuwde belangstelling voor de eigen tradities, verwijzend naar een periode waarin de kunsten en ambachten een grote bloei kenden. Het kruis geeft gestalte aan de katholieke overtuiging van de familie. De Griekse letters ‘alfa en omega’op het venster boven de deur zijn de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet en symboliseren God als het begin en einde van alle dingen.

Een volgend belangrijk departement van de annex is het columbarium. De wet van 20 juli 1971 verplichtte de gemeenten tot de aanleg van een columbarium en strooiweide. Het columbarium stamt al uit de Romeinste tijd. Toen was het een onderaardse grafkelder met nissen voor asurnen in de muren. Vandaar ook de naam columbarium, afkomstig van het woord Columba, Latijn voor duif, omdat het er als een duiventil uitziet.

9 Zie “Plan deelgemeentebegraafplaats Leuven, pagina 30”

17

Aan de ingang van de begraafplaats bespraken we al het bord dat de de Nederlandse en Britse militaire begraafplaats aankondigde. Ook deze bevindt zich in de Annex.

Op de Britse militaire begraafplaats bevinden zich acht Britten, die in de nacht van 11 mei 1944 overleden. Tijdens een vliegtuigaanval trachtten ze de locomotievenherstelplaats in Kessel-Lo te raken. De Pathfinders, een eliteformatie van de Britse luchtmacht, moest het doelwit eerst markeren. Daarna volgden de bommenwerpers om het doelwit uit te schakelen. Door grondnevel waren die nacht echter heel wat markeerbommen onzichtbaar. Ondanks het feit dat in zo’n geval de instructies duidelijk waren – geen bommen droppen als je geen markering ziet! – besloten verschillende crews toch hun bommenluiken te openen.

Bovendien spookten tijdens het bombardement de Duitse Messerschmidts tussen de Britse bommenwerpers. De Duitsers slaagden erin om een Lancaster LS-A met enkele salvo’s uit hun 20mm-boordkanonnen naar beneden te doen storten10, recht op het doelwit. De LS-A explodeerde rond 00u30 in het Noord-Westelijke gedeelte van Leuven en stortte vooral neer in de hoek gevormd door de Ierse Predikherenstraat en de Brouwersstraat.

De LS-A werd bestuurd door Flight Lieutenant Alan Amies (21jaar), een redelijk ervaren piloot. Verder aan boord een ‘internationale’ crew: 3 Britten, 1 Zuid-Afrikaan, 2 Canadezen en 1 Australiër. Geen van de 8 bemanningsleden overleefde de crash. Het was hun eerste en tevens laatste missie samen

Enkele dagen voor hun dood poseerde de bemanning van de Lancaster LS-A nog tezamen. Van links naar rechts: Reginald Watson, John Cairns, Ernest Jones, Jon Whittaker, Gavin Cronk en waarschijnlijk Herbert Baker en Donald Wilson. (zie bijlage 1).

Hun verhakkelde lichamen werden één voor één geborgen. De bezetter speelde handig in op de vondst van de 8 lichamen, vlakbij de ravage die de geallieerde strijdmacht aangericht had. Alle Leuvenaars die voorbij de Ierse Predikherenstraat voorbijkwamen, moesten naar de gesneuvelde ‘Engelse’ vliegeniers gaan kijken. De bezetter had ze daar te kijk gelegd! Het duurde een hele tijd vooraleer de graven correct geïdentificeerd werden. Aanvankelijk lagen ze onder één kruisje met het opschrift ‘8 onbekende vliegeniers’. Later plaatste men willekeurig 8 kruisjes met de namen van de gesneuvelden. Toen bleek dat de plaatsing ervan niet overeenkwam met het lichaam dat eronder lag, werd overgegaan tot identificatie van de slachtoffers (18 juni 1948). Pas dan werden de kruisjes correct geplaatst. Sindsdien werden de metalen kruisjes vervangen door de officiële CWGC grafstenen en zien we van boven naar onder: het embleem, stamnummer en rang, de naam in hoofdletters, de naam van het regiment, de datum van sneuvelen en de leeftijd, eventueel een godsdienstig symbool.

Aan het volgende graf eert het dankbaar proletariaat Prosper Van Langendonck. Hij was, als bestuurder van de coöperatieve De Proletaar11, zowat de spil van de Leuvense socialistische partij in haar beginjaren. In een stad als Leuven hadden de socialisten het niet gemakkelijk: de katholieke elite wortelde er stevig in de universiteit en de talrijke kloosters. Voor de katholieken waren de socialisten het schorremorrie, dat uit gangetjes kwam gekropen om Kerk, familie en eigendom te belagen.

10 Neergeschoten door Oblt Hans-Heinz Augenstein, het was zijn 37ste overwinning.

18

Op enkele progressieven zoals de industrieel E. Remy na, waren de liberalen even antisocialist.Prosper Van Langendock wordt door het dankbare proletariaat geëerd voor zijn bijdrage in de Leuvense coöperatieve die met haar bakkerij, schoenwinkel, slagerij en klerenwinkel producten aan eerlijke prijzen aan de arbeiders verkocht. Verder werkte hij met De Proletaar ook aan een breed socialistisch verenigingsleven met een ziekenbond en verschillende acties voor het algemene stemrecht. In 1893 was hij een van de leiders bij de algemene staking van Leuven. Hij kreeg er 5 maanden effectief voor. Toen het meervoudig stemrecht in 1894 dan toch werd ingevoerd, was het voor socialisten nog steeds niet gemakkelijk om hun electorale opkomst te verzilveren. Prosper Van Langendonck speelde het wel klaar: hij behaalde als enige een zitje in het Parlement.

Het graf van Prosper Van Langendonck staat heel toepasselijk naast het monument ter nagedachtenis der slachtoffers van 18 april 1902. Zes mensen lieten in Leuven immers hun leven voor het algemeen enkelvoudig stemrecht. 300 000 arbeiders waren al 4 dagen in staking toen op 18 april 1902 het parlement opnieuw het algemeen stemrecht afwees. Al van ’s ochtends zwierven de stakende arbeiders doelloos door Leuven. Toen om 18u een telegram van Prosper Van Langendonck kwam met het slechte nieuws, verzamelden de honderden arbeiders zich om door Leuven te demonstreren. Toen een honderdtal betogers in de Broekstraat (de huidige Janseniusstraat) op een eenheid van de burgerwacht stootten, klonk het eerste bevel tot vuren. Tientallen betogers vielen op de straatstenen. Vier stierven ter plekke. Inmiddels stapte de rest van de betoging de Tiensestraat in. Op de hoek met de Muntstraat, opende de burgerwacht zonder waarschuwing het vuur. Hier stierven twee betogers. Op beide plaatsen waren er verschillende zwaargewonden. Het algemeen enkelvoudig stemrecht werd uiteindelijk pas in 1919 toegestaan (en dan nog alleen voor de mannen!) en in 1921 in de grondwet opgenomen.

Het monument12 voor de slachtoffers werd ingehuldigd op 6 november 1904 en is ontworpen door Jules Herbays (Elsene 1866-1940), een Brusselse beeldhouwer. Jaarlijks worden de slachtoffers herdacht. In 1998 was de herdenking voor Louis Tobback een gelegenheid om het socialistische standpunt rond de opkomstplicht voor de verkiezingen uiteen te zetten.

Soms heeft een jonge politieke beweging nood aan martelaars. De BWP (huidige sp.a) verkocht de kleine affiche in bijlage 2 als herinnering aan haar martelaars.

De Frygische / Smurfen muts is een zacht kegelvormig hoofddeksel waarvan de top naar voren wijst en weer wat naar beneden valt. De muts was het kenmerk van de inwoners van Frygië (Klein-Azië) en werd volgens de legende voor het eerst gedragen door hun koning Midas om de ezelsoren die hij als straf voor zijn domheid van de goden had gekregen te verbergen.Het hoofddeksel werd in de moderne tijd gedragen door de Jacobijnen en als symbool van vrijheid in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog en de Franse Revolutie. De muts was

11 De coöperatieve werd in 1886 opgericht.12 De oprichting van het monument ging met veel polemiek gepaard. Zo bestempelde de “Gazette de Louvain” het monument als “une perpétuelle glorification de l’émeute et une insulte permanente à la garde-civique”

19

het symbool van het ooit tot slavernij (aan het feodale systeem) vervallen Franse volk dat zijn banden had afgeschud en nu vrij was.

Rechtover het monument ligt een ander socialistisch voorman, minister van Staat Alfons Vranckx (1907-1979). Hij was de zoon van een spoorwegarbeider, liep school op het koninklijk atheneum en studeerde rechten aan de KULeuven, een periode waarin hij een overtuigd anti-militarist, flamingant en socialist zou worden.

In 1947 werd de Raad van State13 opgericht en werd Alfons Vranckx één van de vijftien ‘founding fathers’. Vanaf 1955 was hij docent in de Faculteit van de Rechtsgeleerdheid van de Gentse Rijksuniversiteit. Korte tijd was hij ook Minister van Binnenlandse Zaken (1965-1966), en nadien Minister van Justitie (1968-1972, 1972-1973). Het is in zijn functie van Minister van Justitie dat hij omwille van zijn anti-drugsbeleid door Humo in 1971 tot “Lul van het jaar” uitgeroepen werd.

13Als raadgevend orgaan gaat de Raad van State na of regelgevende initiatieven zoals wetten en decreten in overeenstemming zijn met de Grondwet en met andere wetten en besluiten. Als rechtsprekend orgaan doet de Raad van State uitspraak over beroepen die men indient tegen een daad van de overheid in de vorm van arresten.

20

D. Nieuw Kerkhof

1. Inleiding

Het Nieuwe Kerkhof verschilt in aanleg van het Oude Kerkhof en de Annex en is duidelijk een product van het begin van de 20ste eeuw: geen rechte lanen maar slingerende paden en onregelmatige grafvelden. De hoofdwegen worden geaccentueerd door de aanleg van een dreef met Amerikaanse eik en paardenkastanje. Elk grafperceel krijgt alle aandacht want in het ontwerp worden langs de hoofdassen schilvormige velden voorzien die de concessies maximaal tot hun recht laten komen.

2. Rondleiding

Ereperken

Verschillende ereperken herinneren ons aan de gruwelen van WOI en WOII.

Ereperk politieke gevangenen WOII

De graven met hun schuin afgebroken grafsteen symboliseren het plotse afbreken van het leven. Het monument, centraal tussen de graven, heeft de vorm van een tafel met een kruis in het midden en met per gemeente een gedenksteen.

Vooraan staat een schrijn met de as van de politieke gevangen van Buchenwald. Dit schrijn kwam er op initiatief van de voorzitter Lamin.

Aan de achterzijde is er een beeld dat door Lode Verhaegen werd gemaakt ter nagedachtenis aan de verzetslieden.

21

Ereperk Vuurkruisers - WOI

De Vuurkruisers14 waren oud-strijders uit WOI die met het Vuurkruis gedecoreerd worden. Het vuurkruis was een onderscheidingsteken waarmee koning Albert I in 1934 de oud-strijders onderscheidde die gedurende de oorlog minimum één jaar effectief aan het front hadden verbleven. Soldaten van ondersteunende eenheden kwamen hierdoor niet in aanmerking voor het ereteken en het Vuurkruis stond bijgevolg al gauw bekend als een herkenningsteken voor de authentieke frontsoldaten. Dit bronzen kruis moet in de hiërarchie van de eretekens alleen het Ijzerkruis laten voorafgaan en kon niet postuum uitgereikt worden. Op het kruis zien we een helm op een bajonet, een 75mm-kanon en de zon die door enkele wolken priemt, allemaal omzoomd door een laurierkrans. Rondom staat een Latijnse tekst: “Salus patriae, suprema lex”15.

Op 1 april 1948 kregen de Vuurkruisen van Leuven toelating een gedenkteken op te richten. Het monument heeft de vorm van een openluchtaltaar met kruis en is eveneens opgevat als een eerbetoon aan de in 1945 in Dora gestorven luitenant-kolonel Louis Begault. Blikvanger tenslotte zijn de twee bronzen kistjes met grond afkomstig van de Ijzeroevers die men tijdens een ware bedevaartstocht op 27 juni 1948 in Nieuwpoort was gaan halen. Het monument werd op 18 juli 1948 ingewijd.

Het monument werd opgericht op initiatief van voorzitter Edouard Arnalsteen ter ere van Kolonel Louis Bégault, erevoorzitter van de Vuurkruisen te Leuven. Kolonel Louis Bégault is geboren in Mortsel in 1891 en was liberaal parlementslid. Gevangene 113992 van Dora, afkomstig van Gross-Rosen ( toegekomen op 30 oktober 1944 nr. 81 757) transport op 12-2-1945. Overleden op 19.02.1945 te Dora, Duitsland.

Tijdens WOII werd hij gevangen genomen en belandde eerst in Gross-Rosen, een Duits concentratiekamp in Neder-Silezië (het huidige Poolse Rogzinca). De locatie was door Albert Speer uitgekozen zodat de krijgsgevangenen graniet konden delven voor de nieuwe hoofdstad Germania. De eerste konvooien Belgen (en Fransen) kwamen aan in oktober 1944, in totaal een duizendtal politieke gevangenen. Onder hen bevond zich Kolonel Louis Bégault16. De barakken van de Belgen werden zwaar getroffen door epidemies van dysenterie, longontstekingen en difterie en in minder dan 15 dagen stierven 350 mannen.

Begin 1945, toen het Sovjet-leger oprukte, begon de SS met de evacuatie van het kamp. Over Weimar en Buchenwald kwamen de krijgsgevangenen uiteindelijk aan in Mittelbau-Dora, een Nazi-Duits concentratiekamp. Het belangrijkste doel van het kamp was niet de uitroeiing van de gevangenen (zoals Auschwitz of Treblinka) maar het misbruik van de gevangenen door ze als goedkope werkkrachten te gebruiken voor de wapenindustrie, voornamelijk in de productie van V-2’s.

14 De ‘Fédération Nationale des Croix de Feu’, werd opgericht door Edouard-Lucien Cox (1890-1942, oorlogsvrijwilliger en onderluitenant) in 1933 15 ‘Het heil van het vaderland, onze hoogste wet’16 nr. 81 757

22

De evacuatie gebeurde in open treinen bij temperaturen van min 30° en duurde 4 à 5 dagen zonder eten. De cijfers ontbreken, maar weinigen overleefden deze transporten. Louis Bégault17 werd op transport gezet op 12 februari en overleed op 19 februari 1945.

Ereperk oud-strijders - WOII

Ereperk van de Nationale Unie der Oudgedienden van de Bezettingslegers en van de Belgische Strijdkrachten in Duitsland (ENUOBBSD)

Op hun embleem zien we de tekst “Custodia ad Rhenum” (Wachtpost aan de Rijn). Op dit ereperk wordt de nagedachtenis van de gevallen kameraden in het door België bezette Duitsland, zowel voor de periode 1918-1929 als 1945-1955, levendig gehouden.

Ereperk oorlogsinvaliden

Op hun graven zien we volgende letterwoorden:FNI = Fédération National des Invalides de GuerreNVI = Nationale Vereniging van OorlogsinvalidenVVI = Vlaamse Vereniging van Oorlogsinvaliden

Monument voor de gesneuvelden van WOI

Knooppunt van het nieuwe gedeelte en bekroning van de Leuvense begraafplaats is het monument voor de gesneuvelden van WOI. Dit monument met crypte voor de gesneuvelden en gefusilleerden uit 1914-1918, werd ontworpen en gebeeldhouwd door Louis Jotthier. Voor de crypte werd gekozen voor een betonnen ondergrondse constructie van 200 individuele kelders en 2 ingangen. Aan elke ingang is er een gedenksteen voorzien waarop de namen van de burgerlijke en militaire slachtoffers vermeld zijn. De Leuvense gemeenteraad gunde de opdracht aan de firma Borremans uit Heverlee. In juni 1924 was de grafkelder klaar en werden de stoffelijke resten naar hun laatste rustplaats gebracht. Niet alleen de lichamen van Leuvense burgers en militairen werden ontgraven, maar ook deze van Belgische, Franse en Russische soldaten die in de loop van de oorlog in Leuven overleden waren. Enkel voor de ontgraving van de resten van 5 Britse militairen werd geen toestemming verkregen. De Imperial War Graves Commission bedankte voor de eer maar hield vast aan het principe dat overleden Britse soldaten enkel bij hoge uitzondering mochten ontgraven worden. Hun lichamen bevinden zich nog steeds op een apart gedeelte van de begraafplaats, samen met 19 Britse gesneuvelden van WOII.

17 nr. 113992

23

Aan de voorzijde van de beeldengroep staat een engel die hulde brengt aan de slachtoffers van WOI. Aan haar voeten liggen een gefusilleerde burger en een militair die tijdens een gasaanval sneuvelde. De linkerzijde van het monument brengt het leven aan het front in herinnering en toont ons een Belgische loopgraaf met 2 militairen die tijdens een Duitse beschieting dodelijk gekwetst werden. Het rechterpaneel van de groep is gewijd aan de brand van Leuven in 1914. Tussen het puin van de stad zien we een halfnaakte vrouw die de Duitse mishandelingen niet overleefde. Een oude man draagt op zijn rug wat hem rest aan bezittingen en vlucht samen met zijn kleinkind de stad uit..Het oorlogsmonument werd op 27 juli 1924 onder ruime belangstelling ingewijd. Burgemeester Smolders en een afgevaardigde van de minister van defensie hielden er een toespraak en zowel pers als politici loofden Louis Jotthier voor de artistieke en symbolische waarde van zijn kunstwerk.

De beeldhouwer, Louis Jotthier, werd geboren in Gent in 1866 en overleed in Heverlee in 1942. Hij was verbonden aan de academie voor schone kunsten te Leuven van 1909 tot 1920 en leraar beeldhouwkunsten van 1914 tot 1934. Van zijn hand is ook de buste van Jean François Giele in de Stedelijke Kruidtuin van Leuven, waar Giele toen directeur van was; alsook de buste van Albert I op de Dirk Boutslaan aan het Leuvense conservatorium.

Anatomievelden

Op de Leuvense begraafplaats is een gedeelte voorzien voor overledenen die hun lichaam aan de wetenschap hebben afgestaan. De anatomievelden liggen aan de rand van het nieuwe gedeelte en hebben een uniform liggende gedenksteen in Belgische blauwe steen (rechthoekig formaat 40 x 60 cm). Onder elke steen en het grasveld ernaast ligt een volledige kist.

24

Gedenkplein

In de buurt van een van de anatomievelden is er een gedenkpleintje waar nabestaanden bloemen kunnen neerleggen voor verwanten of vrienden waarvan het graf is verdwenen.

‘Jij staat gegrift gebeiteld inMijn geheugen en zachtGekoesterd in de warmte van mijn hart’

De slak met haar huisje symboliseert de dodenslaap. De slak slaapt in haar huisje tot de heropstanding.Het beeld is van de Hoegaardse kunstenares Petra Paesman en kostte 260 000BF.

25

IV. Kerkhofsymboliek

A. Inleiding

Er is geen enkele plaats waar je meer symbolen tegenkomt dan op een kerkhof. Wij zijn er zo vertrouwd mee dat we er geen aandacht aan geven, maar er zit meer achter dan een louter esthetische functie. Helaas is de betekenis voor de meesten van ons in de mist opgegaan. Het is bovendien opmerkelijk dat de mens precies in het uur van de dood het meest aan de Kerk verknocht blijft. In 1998 werd 84% van de begrafenissen in Vlaanderen nog kerkelijk beleefd.

Dit wil niet zeggen dat de beleving zelf onaangeroerd bleef, integendeel. Voor steeds meer mensen rest er niets dan de herinneringen aan de overledene die men geen werkelijk leven na de dood meer toekent. Enkel de essentie, dus wat men geweest is in het verleden, blijft over. Nabestaanden evoceren met een foto de persoonlijkheid van de overledene en tonen de hobby’s. De herinnering krijgt een gezicht.

Het zielenheil van de doden staat niet langer centraal. “Priez pour lui!” op een graf komen we niet dikwijls meer tegen.

B. De funeraire tuin

Bloemen komen veel voor op grafzerken. Zij symboliseren de kringloop van leven en dood. De bloem is het hoogtepunt van schoonheid, ze moet verwelken en sterven om zaad voort te brengen en vrucht te dragen.

De chrysant werd in de vorige eeuw (1880) vanuit Japan ingevoerd, waar ze omwille van haar stervormige blaadjes symbool staat voor de zon en het licht, voor kracht en onsterfelijkheid. Omdat chrysanten rond november bloeien werden ze in onze streken populair bij de dodenherdenking.

De roos staat symbool voor trouw en liefde, maar ook voor vergankelijkheid. In de christelijke funeraire symboliek verwijst de roos naar Maria en het lijden van Christus. De 5 blaadjes van de roos staan voor de 5 wonden van Christus.

De klimop is vanwege het groenblijvende bladerdek symbool van het eeuwige leven en verbondenheid tot in de dood. Klimop houdt de herinnering vast (eeuwige vriendschap).

26

Frederic A. Lints (1932-1999)

De taxus, die we vaak zien op begraafplaatsen in boom- en haagvorm, is een zeer ambigue boom, enerzijds een altijdgroene struik die zo het eeuwige leven symboliseert, anderzijds is het een struik met giftige vruchten die daarom bij de Kelten de boom van de dood genoemd werd. In de oudheid was de taxus heilig en werden er takjes rondom de overledene in de grond gestoken of meegedragen bij een begrafenis. Hij zou een geestenwerende kracht hebben die de boze geesten buiten houdt. In de Griekse mythologie is de taxus een boom van de onderwereld. De weg naar de onderwereld liep tussen twee taxusbomen door.

De korenaar staat voor de vruchtbaarheid en voor de natuurlijke cyclus van dood en wedergeboorte. De korenaar bevat de graankorrel die afsterft om te voeden en kiem te laten groeien. Vandaar ook de verwijzing naar de kruisdood en de verrijzenis van Christus.

De duif wordt veel als ornament gebruikt bij graven. Naast de algemene betekenis van vrede (de duif is dan veelal voorzien van een palmtak of olijftak) is ze ook het symbool van verzoening. De duif verwijst ook naar eenvoud, onschuld en zuiverheid.In de christelijke traditie is de duif zittend op een grafsteen het symbool van de ziel van de overledene, die krachten verzamelt voor de reis naar de hemel. Ook is ze het symbool voor de verloste ziel van de overledene.

C. Christus’ opoffering

Christus met de doornenkroon is het symbool van het lijden van Christus tot verlossing van de mensheid en het geloof in de wederopstanding

Het Russische kruis heeft drie dwarsbalken, de bovenste is kort evenals de onderste, die schuin geplaatst is. De bovenste verbeeldt de kruistitel, de onderste de voetsteun.

Het Grieks kruis is de meest simpele vorm met vier even lange armen, symbool van de ordening en het evenwicht. Op het graf op de foto, uit het nieuwe kerkhof, is voor zen in de kunst van het grafontwerp gekozen: een buitengewoon mooi, eenvoudig graf.

Het Keltisch kruis of zonnekruis, symboliseert de zon die bron is van alle leven, en de wederopstanding in een beter hiernamaals.

27

Het pauselijke kruis heeft drie dwarsbalken, waarbij de onderste langer is dan de bovenste.

Jezus hangt hier aan het Tau-kruis, ook Sint Anthoniuskruis of kortweg "Tau" genoemd, het embleem van de Orde van Sint-Anthonius en de Fransiscanen. De oorsprong van het kruis is de Griekse letter "Tau".

D. Varia

Davidster: deze zespuntige ster, bestaande uit twee in elkaar vallende driehoeken, is het symbool van het Judaïsme. Ze werd gedragen door de koningen van Juda. Ze symboliseert ‘Jahwe’ omdat het gebruik van menselijke voorstellingen van God door het Judaïsme verboden is.

Pentagram: de vijfster of het pentagram wordt ook wel de druïdenster genoemd. Het is de symbolische weergave van de weg die de mens volgt in zijn streven naar volmaaktheid. De vijfster vinden we terug in alle culturen en duikt reeds op bij de Perzen in de Mithrascultus. Het is een sterk energiegeladen teken en was symbool voor de alchemisten.

Ringen in elkaar: symboliseren de huwelijkstrouw en verbondenheid over de dood heen van gehuwden.

Ineenglijdende handen zijn het symbool van liefde, trouw en verbondenheid tussen man en vrouw. Het drukt ook het afscheid uit dat de dode neemt van de nabestaanden.

28

De driehoek met de punt naar boven staat voor de verrijzenis, de ten hemel opneming.

De cirkel zonder begin of einde symboliseert de eeuwigheid.

Het ankh-kruis is het symbool voor onsterfelijkheid. Het is een zeer oud Egyptisch symbool voor het leven. In de zonnecultus van Achnaton stelde het anchteken de overleving van de lichamelijke dood voor. De vroeg-christelijke Koptische kerk nam het over en gebruikte het als symbool van eeuwig leven en offerdood van Jezus. Het komt voor op graven van mystiekers en esoterici. Ook vrijmetselaars en spirituelen gebruiken dit teken op hun graven.

Omgekeerde fakkel: symboliseert het uitgedoofde leven. Attribuut van de dood in de oudheid.

Toorts: symboliseert de bezieling en de H.Geest. Ook de reinigende vlam en de drager van het Geestelijk Licht. Ook verdrijver van de boze geesten. Brandende fakkels verwijzen naar de wederopstanding.

Omheining rond het graf: afbakening van het domein van de doden en dat van de levenden.

Olielamp: symbool van het goddelijk licht dat de overledene de weg wijst doorheen de duisternis van het dodenrijk naar het eeuwig leven. Symboliseert ook het licht van Christus: ‘Lumen Christi’. In de vuursymboliek zien we ook dat vuur de boze geesten verdrijft en als dusdanig blijft ook de dode gevrijwaard van invloeden van boze geesten.

Engel: de engel bewaakt het graf van de overledene. Hij/zij symboliseert de doodsengel die de ziel van de overledene naar het hiernamaals begeleidt en die hem zal bijstaan bij het oordeel. Een engelenkopje met vleugels is het symbool van de hemelse sferen. De vleugels staan voor de goddelijke opdracht. Ze komen vaak voor op kindergraven.De engel met bazuin is het symbool van het laatste oordeel.

Gestileerd met boezemvormige bovenrand is het hart het symbool voor liefde en hartstocht. In de Christelijke iconografie uit de baroktijd wordt het dikwijls voorgesteld met een vlam erboven. Het symboliseert het mystieke altaar waarop het vuur van de H.Geest brandt.

29

Het rozenkruis is het symbool van eenheid tussen man en vrouw. Tussen Jezus en Maria.De broederschap der Rozenkruisers was een esotherisch genootschap die streefde naar een humanistisch-ethische wereldhervorming. Rozenkruisers is ook de benaming in de Vrijmetselarij voor de 18de graad van de Aloude Schotse Ritus18.

De gevleugelde zandloper wijst er ons op dat het leven vervliegt bij dag en nacht, bij goed en kwaad. De vleugels zijn identiek of verwijzen links naar “de dag”, de vleugel van de duif, en rechts naar “de nacht”, de vleugel van de vleermuis.

E. Letterwoorden

RIP = Resquiescat in Pace; hij/zij ruste in vrede

IHS zijn de eerste drie letters van het Griekse woord dat Jezus betekent. Andere verklaring is dat het de afkorting is van Iesus ho'minum salvator (Jezus, de heiland des mensen) of dat het de afkorting is van: in hoc salis (hierin (ligt) de zaligheid)

INRI = Iesus Nazarenus, Rex Iudaeorum = Jezus Christus, Koning van de Joden

18 Aloude Schotse Ritus: in de 18de eeuw voelden veel vrijmetselaars de behoefte om de basisschool van de 3 eerste graden (leerling, gezel, meester) uit te breiden. Op zoek naar een spirituele bron kwamen ze terecht bij het traditionele Schotse metselaarsgilde en ontwikkelden daaruit een leerschool met 30 niveaus die volgen op de 3 johannesgraden. Zij zijn onderverdeeld in rode (4de tot de 18de), zwarte (19de tot 3Oste) en witte (31ste tot 33ste) graden.

30

V. Plan rondleiding

31

Bibliografie

Monumenten voor de eeuwigheid, uitgave van Toerisme Leuven naar aanleiding van de Open Monumentendag van 10/9/2000

Marc Dillen, Christelijke symboliek en iconografie, basiscursus Toeristische Gids (2003-2004) IGO Leuven

David Fontana, Le langage des symboles, uitg. Gründ

Eduard Van Ermen, Van Petermannen en koeienschieters. Kroniek van Leuven

Gita Deneckere, Oudstrijders op de vuist in Brussel; het amnestieconflict tijdens het interbellum, postdoctoraal onderzoek NFWO

Marika Ceunen, Piet Veldeman, Kwistig met kennis. Leuven in honderd vragen en antwoorden, Salsa Cahier 4

Guido Vanheeswijck, Walter Van Herck, Religie en de dood. Momentopnamen uit de geschiedenis van de westerse omgang met de dood, uitg. Pelckmans/Klement

Cedric Mims, De weg van lichaam & ziel. Geschiedenis, wetenschap, cultuur en rituelen rondom de dood, uitg. Elmar

Rufus C. Camphausen, Het grote afscheid. Hoe de mensheid haar doden vaarwel zegt, uitg. Schors- Amsterdam

H. Van Der Haegen en R. De Vos, De cholera-epidemie te Leuven in 1849, driemaandelijks tijdschrift van het Gemeentekrediet van België, n°133, juli 1980

Beleidsnota herinrichting stadsbegraafplaats Leuven, ingenieursbureau Soresma nv 1994

C. De Decker, JL Roba, Doelwit: Leuven; de luchtaanvallen van 12 en 13 mei 1944 en de berging van een Halifax-bommenwerper bij Geraardsbergen, uitg. De Krijger

Mark Derez, Veronique Vandekerchove, Piet Veldeman, Tom Verschaffel, Vrijgevochten stad: Leuven en de Revolutie van 1830-1831, uitg. Peeters

Peter Heyman, Rudi Hoekx, Piet Veldeman, Bart Willems, Leve het algemeen stemrecht! Vive la garde civique!, uitg. Peeters 2002

‘Burgemeester A. Smets, gedenkboek’

J. Devroy, Van kerkhof tot begraafplaats

Thesis Greta Van Moer 1982, ‘La mort n’est pas l’oubli’

http://www.binnenland.vlaanderen.be/regelgevinghttp://nl.wikipedia.org/wikihttp://www.praats.be/gefusilbe.htmhttp://www.schoonselhof.be/http://users.skynet.be/hendrik/fr/B2-F-Polpris.htmlhttp://www.liberaalarchief.be/http://www.vandale.nl

32

Bijlagen

Bijlage 1: De bemanning van de Lancaster LS-A

33

Bijlage 2: Slachtoffers gevallen voor algemeen stemrecht

34