archidoc news, n°7

5
Augustus 2012 ArchiDoc NEWS Uitgave van de Archief- en documentatiedienst van de Directie-generaal Oorlogsslachtoffers

Upload: fps-social-security

Post on 21-Jul-2016

214 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Nederlandstalig

TRANSCRIPT

Page 1: Archidoc News, n°7

- PB -

Augustus 2012

ArchiDoc NewsUitgave van de Archief- en documentatiedienst van de Directie-generaal Oorlogsslachtoffers

SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
7
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
SNB
Typewritten Text
Page 2: Archidoc News, n°7

1

Bestand over de vervolging en deportatie van de Belgische joden en zigeuners: ontstaan en gebruik

In een vorige uitgave van onze Newsletter bespraken we reeds de digitalisering van het steekkaartenbestand van de vervolging en deportatie van de Joden en Zigeuners in België. Hoewel we u graag op de hoogte willen houden van dit project, hebben we deze belangrijke archiefbron slechts erg beknopt voorgesteld. Vandaag willen we dieper ingaan op het ontstaan en het gebruik van dit bestand tijdens en na de oorlog.

Als gevolg van de Duitse verordening van 28 oktober 1940, die iedereen van het Joodse “ras” verplichtte zich in te schrijven in het jodenregister van de gemeentelijke overheid, werden verschillende tellingen van de Joodse bevolking in België uitgevoerd. Het steekkaartenbestand dat de Sipo-SD (Sicherheitspolizei-sicherheitsdienst) te Brussel samenstelde tussen 1941 en 1944 telde meer dan 56000 steekkaarten en paste binnen deze context. Maar in tegenstelling tot de andere tellingen diende deze een wel erg specifiek doel: het stap voor stap volgen van het parcours van de Joden, vanaf hun aanhouding tot hun deportatie. De steekkaarten werden opgesteld door de Landelijke Anti-Joodsche Centrale voor Vlaanderen en Wallonië, een onderzoeksdienst onder het bestuur van Pierre Beeckmans, op basis van gegevens afkomstig uit de Jodenregisters die de gemeenten hadden aangelegd. Het bestand werd stap voor stap vervolledigd met behulp van informatie uit bijkomende bronnen.

Alvorens aandacht te besteden aan het gebruik ervan door de Duitsers, bekijken we even de samenstelling en de gegevens die genoteerd werden. De steekkaarten vermeldden de identiteitsgegevens van de persoon (naam, voornaam, geboortedatum en –plaats) evenals andere bijkomende informatie zoals burgerlijke staat, naam van de echtgeno(o)t(e), datum van aankomst in België, voor buitenlandse Joden ook de plaats van herkomst, religieuze bekentenis, beroep en woonplaats in België. Hoewel de steekkaarten met schrijfmachines ingevuld werden, bevatten ze toch veel handgeschreven toevoegingen. Zo kon de dienst op de hoogte blijven van nieuwe informatie, zoals een adreswijziging of de naam van de partner. Indien geen steekkaart gevonden werd omdat de gezochte persoon nooit ingeschreven was, dan wel omdat de kaart onvindbaar was1, werd een handgeschreven nieuwe kaart gemaakt. Het komt dus voor dat één persoon meerdere kaarten had, maar met verschillende schrijfwijzen. Vermelden we tot slot dat de steekkaarten nominatief waren, en alfabetisch gerangschikt.

Indien het systeem geen echte telling was, welk doel diende het dan, en voor wie? Het bestand wordt meestal “steekkaartenbestand

Sipo-SD” genoemd, omdat de documenten bewaard werden in de hoofdzetel van Sipo-SD aan de Louizalaan. In tegenstelling tot wat men kan denken, diende het bestand niet om personen op te sporen en aan te houden, maar moet het eerder gezien worden als een werkinstrument dat de bezetter toeliet het verloop van de deportatie en vernietiging te visualiseren. Voor de Duitsers was het belangrijk het lot van de aangehouden Joden op te volgen en te weten in welke mate de maatregelen vorderden om de Joden uit België naar de concentratie- en uitroeiïngskampen te voeren.

Alle nieuwe informatie over een Jood werd naar alle waarschijnlijkheid doorgegeven aan de Sipo die vervolgens de steekkaarten aanvulde. Voor personen die aangehouden werden en meegenomen naar de Louizalaan, lijkt het dat men de gegevens bij hun aankomst noteerde. Deze personen moesten hun identiteit kenbaar maken en hun fiche werd vervolgens uit het bestand gehaald, of ingevuld op een nieuwe steekkaart indien de kaart op hun naam onvindbaar bleek. Eenmaal ingeschreven, hield men de kaart wellicht opzij in afwachting van nieuwe informatie over het verdere lot dat hen wachtte. Bij overbrenging van een persoon naar Mechelen, schreef men de datum van transport of aankomst meestal handmatig bij in de linker bovenhoek, voorafgegaan door een gestempelde letter “M”. Bij deportatie van deze persoon vanuit het verzamelkamp in Mechelen, werd de informatie doorgegeven aan de dienst die de kaart voorzag

ArchiDoc News AUGUSTUS 2012 - N°7

Uitgave van de Archief- en documentatiedienst van de Directie-generaal Oorlogsslachtoffers

1 We stelden vast dat heel wat handgeschreven steekkaarten eigenlijk dubbels waren van reeds bestaande kaarten. Meer dan waarschijnlijk vond de verantwoordelijke de fiche niet weer (door een foutieve schrijfwijze, verkeerd klassement, afwijkende naam, …) op het moment waarop een aanvulling nodig was, en werd toen een nieuwe kaart aangemaakt.

Fiche SD van Bloch Meta; SVG-DOS-SD102810

Page 3: Archidoc News, n°7

2

van een stempel die verwees naar de tewerkstelling “Arbeitseinsatz Nr… den…”. De nummer en datum van deportatie vulde men met de hand bij in deze stempel. Indien de persoon vertrok als gevolg van een oproeping voor de tewerkstelling, dan werden de letters AB van “Arbeitseinsatzbefehl” bijgeschreven (of KV voor “Keine Verfügung” voor diegenen die geen oproepingsbevel toonden). Ingeval de persoon vrijkwam uit Mechelen, dan werd ook dit genoteerd, net als de datum van vrijlating en meestal een motivering (tussenkomst, persoon van Belgische nationaliteit, overbrenging naar een ouderlingentehuis, …). Andere notities komen ook voor, zoals het overlijden van de persoon, of indien het ging om een gemengd huwelijk…

Bij de Duitse nederlaag werd het steekkaartenbestand achtergelaten in de lokalen van de Werbestelle te Hasselt. Aanvankelijk werd het bewaard door het Krijgsauditoraat te Hasselt, en vervolgens overgebracht naar de AIVG (Aide aux Israélites Victimes de la Guerre) die het op haar beurt aan onze dienst overdroeg in 1945 als hulp bij het zoeken naar vermisten, de repatriëring en de vergoeding van de slachtoffers.

Op dit moment weten we niet zeker in welke toestand het bestand ons bereikte. Bestond het uit één klassement of was het verdeeld in verschillende onderdelen? Wij gaan ervan uit dat het minstens twee delen telde: enerzijds het algemene basisklassement, waaruit individuele fiches gelicht werden wanneer opzoekingen verricht werden rond die persoon, anderzijds een klassement met de “afgehandelde zaken” waarop men niet meer diende terug te komen. Misschien bestond er ook een ‘tussenklassement’ met de lopende opzoekingen.Eenmaal het bestand in ons bezit was, werd het gebruikt als een administratief hulpmiddel bij de diverse opdrachten van de dienst. In die tijd werden er geen afwegingen gemaakt van archivistieke aard en men aarzelde niet het bestand aan te passen en om te vormen. Behalve de Duitse steekkaarten, die de basis vormden van het bestand, bezat onze dienst ook andere archiefdocumenten uit de periode van de bezetting over de Joden die hielpen bij het naspeuren van hun parcours. Er werd als vanzelfsprekend besloten de documenten die verwezen naar eenzelfde persoon samen te voegen in het bestand of zelfs nieuwe fichedossiers aan te leggen voor die personen op wiens naam nog geen steekkaart bestond. Bij die documenten vinden we meer bepaald de fiches die aangelegd werden wanneer een persoon een hulppakket ontving in Mechelen, de steekkaarten die samengesteld

werden in verband met de verplichte tewerkstelling in Limburg van de Antwerpse Joden in december 1940 of nog de steekkaarten van het Joods Verdedigingskomiteit in verband met de plaatsing van ondergedoken kinderen. Voor documenten van grotere omvang, die niet aan de kaarten bevestigd konden worden, werd door onze dienst een werkfiche opgemaakt met een samenvatting van de nodige informatie. Vermelden we ook nog de toevoeging van verschillende naoorlogse documenten, vaak als resultaat van meerdere opzoekingen door onze dienst of de AIVG.

Vandaag laat het bestand ons toe de vele vragen te beantwoorden die nabestaanden en wetenschappers ons stellen, en we beschouwen het dan ook als een uiterst belangrijke bron. Gezien de aanpassingen die uitgevoerd werden sinds 1945, werd besloten ernaar te verwijzen als het “steekkaartenbestand van de vervolging en deportatie van de Joden en zigeuners in België”, en niet langer als “steekkaartenbestand Sipo-SD”, gezien het grote aantal toegevoegde documenten.

We kunnen besluiten dat het bestand een van de belangrijkste bewijsstukken is van de vervolging en deportatie van de Joden in België. Het diende niet zoals men zou kunnen aannemen voor het opsporen van personen die nog in vrijheid waren, maar eerder als instrument waarmee de bezetter kon bijhouden hoe de geplande deportatie en eliminatie verliep.

Bijzonder fonds

Fonds “ontgravingen”

In de afgelopen maanden maakte Annie Sliwka, één van onze vrijwilligers, een inventaris van het bestand “Exhumations / Ontgravingen”. Het gaat om 33 mappen, of ongeveer 3 meter archief. De documenten in deze collectie tonen hoe in de periode 1956-1961 de identificatie en de repatriëring van de overledenen uit Duitsland georganiseerd werd.

In de jaren daarvoor was Lt Leonard De Maen als laatste Belgische verbindingsofficier voor onze dienst achtergebleven in de Duitse Bondsrepubliek. Behalve het verzamelen van informatie over tewerkstelling, politieke gevangenen of vermiste landgenoten, was hij ook actief bij de zoektocht naar de lichamen van Belgische slachtoffers. Na het overlijden van De Maen in 1963 nam zijn echtgenote, Thea Möseler, de opdracht over tot het einde van de Belgische missie in Duitsland in 1970. Aanvragen voor opzoekingen werden vanaf dat moment uitsluitend behandeld door de vertegenwoordiging bij de International Tracing Service (Bad Arolsen), en de documenten van De Maen kwamen terecht in de archieven van de “Administration des Dommages aux Personnes”, de voorloper van de DG Oorlogsslachtoffers.

De documenten zijn gegroepeerd per locatie waar ontgravingen gebeurden. Een dergelijke ontgraving kon ondernomen worden op vraag van onze dienst, maar gebeurde vaak in nauwe samenwerking met de vriendenkringen van voormalige politieke gevangenen. Vooral bij het zoeken naar slachtoffers van de dodenmarsen was hun hulp onontbeerlijk. Alle mogelijke documentatie werd dan verzameld: om hoeveel slachtoffers zou het gaan? Waren hun namen bekend? Bestond er een register van de begraafplaats, of ging het om een anoniem massagraf? Hoe konden de slachtoffers herkend worden?

(Vervolg)

ArchiDoc News AUGUSTUS 2012 - N°7

Fiche AIVG van Bloch Meta; SVG-DOS-SD102810

Page 4: Archidoc News, n°7

3

Om een antwoord te krijgen op deze laatste vraag, werd de familie van de vermiste slachtoffers gevraagd zo veel mogelijk gegevens te verstrekken. Dat ging van lichaamslengte en hoedenmaat tot informatie over oude botbreuken en tandheelkunde. Meestal kon de familie ook een portretfoto van het slachtoffer bezorgen. Voor ieder slachtoffer werd een apart dossier opgemaakt.

Vooraf moest de Belgische missie zich verzekeren van alle toelatingen en moest ze transportmiddelen en arbeiders voorzien. De correspondentie die bewaard bleef in dit fonds toont dat zulks niet altijd even eenvoudig was. Bovendien waren de slachtoffers slechts zelden uitsluitend Belgen. In de meeste gevallen werd daarom samengewerkt met de Franse missie in Duitsland. De belangrijkste acties vonden plaats bij Dachau

(207 lichamen) en Sandbostel (182 lichamen). Andere opgravingen vonden plaats in onder meer Berlijn, Flossenbürg en Regensburg.

De dubbels van de 947 individuele ontgravingsdossiers werden reeds vroeger toegevoegd aan de documentatiedossiers van onze Dienst. Het interessante aan dit fonds “Exhumations / Ontgravingen” is echter dat de originelen ook als collectie bewaard bleven, in tegenstelling tot de documenten over de ontgravingen vóór 1956, die verdeeld werden over de individuele dossiers en de algemene documentatie van de dienst. Bovendien bevat de verzameling ook de correspondentie rond iedere actie. Zelfs wanneer geen lichamen gevonden werden, zoals bij het onderzoek van de bergtunnels te Hersbruck, volgde een uitgebreide correspondentie met onze Dienst. Vaak werd tegelijk ook een kaart van het terrein getekend, in enkele gevallen bleven foto’s bewaard.

Statuten van nationale erkentelijkheid: Het statuut van Gedeporteerde tot de verplichte tewerkstelling van de oorlog 1940-1945

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden zo veel mogelijk Duitse mannen ingelijfd in het leger wat zorgde voor een groot tekort op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgde de uitbreiding van de oorlogsindustrie voor een extra noodzaak aan arbeidskrachten.In België daarentegen had de Duitse inval voor een economische chaos gezorgd met een enorme werkloosheid als gevolg. Hier maakten de Duitsers gretig gebruik van: eerst werden de Belgische arbeiders met ronkende wervingscampagnes aangemoedigd om naar Duitsland te gaan werken. Er werd hen een goed loon beloofd, een regelmatige terugkeer naar huis en goede sociale voordelen. In 1942 werd echter duidelijk dat het aantal vrijwillige kandidaten niet volstond en werd met de verordening van 6 oktober 1942 overgegaan tot opeising voor verplichte arbeid.

Het statuut van Gedeporteerde tot de verplichte tewerkstelling werd ingevoerd in 1946. De wet van 7 juli 1953 is de laatste wet die het statuut definitief bepaalt. Zoals voor de meeste statuten wordt ook hier de Belgische nationaliteit vereist op het ogenblik van de oorlogsfeiten en op het ogenblik van het indienen van de aanvraag. De gerechtigden van het statuut zijn personen die, zonder op geregelde tijdstippen huiswaarts te hebben kunnen keren, in Duitsland of in een door Duitsland bezet land, met uitzondering van België, verplicht tewerkgesteld werden nadat zij werden aangehouden of ter uitvoering

Medaille van de Gedeporteerde tot de verplichte tewerkstelling van de oorlog 1940-1945

Foto SVG-DOS: identificatie van asurnen op de begraafplaats Bremen-Riensberg, december 1955

ArchiDoc NewsAUGUSTUS 2012 - N°7

Foto SVG-DOS: identificatie van asurnen op de begraafplaats Bremen-Riensberg, december 1955

Page 5: Archidoc News, n°7

4

ArchiDoc News AUGUSTUS 2012 - N°7

van de Duitse verordeningen voor de diensten van tewerkstelling waren verschenen. Vrijwillige arbeiders, ouder dan achttien op het ogenblik van het aangaan van hun arbeidsverbintenis, worden expliciet van het statuut uitgesloten.De betrokkenen moeten dus niet alleen aantonen dat zij in Duitsland tewerkgesteld zijn geweest en gedurende welke periode, bovenal moeten zij aantonen dat zij tot deze tewerkstelling verplicht waren. Sommigen hebben nog hun oproepingsbrieven bewaard, of een kopie van hun paspoort. In het archief van de DG Oorlogsslachtoffers bevindt zich echter nog een schat aan meer gedetailleerde gegevens:

- het Dienstverpflichtungsbescheid en Überweisungsschein met alle details over de plaats van tewerkstelling, datum van vertrek, al of niet vrijwillige dienstname,…- de steekkaarten van de Werbestelle met gegevens over eventuele verlofperiodes, opsporingmaatregelen,…- de Shaef-kaart met alle details over de terugkeer in België bij de repatriëring zoals datum, resultaat medisch onderzoek, hoeveel geld betrokkene op zak had,…

Al deze gegevens samen maken het mogelijk om, zelfs na zeventig jaar, een mooie reconstructie te maken van het parcours dat de arbeider afgelegd heeft tijdens deze woelige oorlogsjaren.

Activiteiten

Medewerking van de DG

Op 25 februari 2010 organiseerde het Rijksarchief de studiedag “In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog”: tussen vergeten, vergoeden, heropbouw en repressie. Tijdens het eerste deel van de studiedag werden de bronnen voorgesteld; het tweede deel werd gewijd aan een stand van het onderzoek en de toekomstige onderzoeksmogelijkheden.

Gert De Prins gaf een toelichting over de oorsprong van de DG, die teruggaat tot het Belgisch Commissariaat voor repatriëring. Vervolgens gaf hij een gedetailleerd overzicht van de archieven van de DG Oorlogsslachtoffers. Tot slot sneed hij enkele onderzoeksmogelijkheden aan.

Het verslag van deze dag werd gepubliceerd door het Rijksarchief: “In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog”: tussen vergeten, vergoeden, heropbouw en repressie: beschikbare bronnen en stand van het onderzoek. Verslag van de studiedag van 25 februari 2010, teksten samengebracht door Pierre-Alain Tallier, Brussel, 2011.

Praktische informatie

Geleid bezoek

Op eenvoudig verzoek biedt de DG Oorlogsslachtoffers geleide groepsrondleidingen aan de Archieftoren aan voor personen die geïnteresseerd zijn in historisch, familiegebonden of genealogisch onderzoek dat verband houdt met de Tweede Wereldoorlog.De rondleiding begint met een korte voorstelling van het gebouw waarin de DG gevestigd is.

Vervolgens nemen de gidsen je mee naar drie grote archiefcollecties, die zich op drie van de acht verdiepingen tellende Archieftoren bevinden:

1. de “algemene” documentatie, die inzicht geeft in de oorsprong van de dienst, de oprichting van de collectie, de mogelijkheden en de huidige onderzoeksmethodes;2. de verschillende soorten dossiers die de DG in haar bezit heeft (persoonlijke “DDO”-dossiers, statuten van nationale erkentelijkheid en invaliditeitspensioenen), hun belang voor het historisch onderzoek en de toegangs- en raadplegingsvoorwaarden;3. ten slotte is er op het einde van de rondleiding een voorstelling van het bestand van de vervolging en de deportatie van de Belgische joden en zigeuners en van het project betreffende het digitaliseren, het benutten en het bewaren van deze bijzondere collectie.

De rondleidingen worden in het Frans of het Nederlands gegeven en duren ongeveer drie kwartier. Ze zijn toegankelijk voor groepen van 8 tot 20 personen2.

Hopelijk zijn jullie talrijk aanwezig!

Contact

FOD Sociale ZekerheidDG OorlogsslachtoffersLuchtvaartsquare 311070 Brussel

Tel.: 02 528 91 00Fax: 02 528 91 75

E-mail: [email protected]: http://warvictims.fgov.be

Hebben aan deze editie meegewerkt:

Gert De Prins, Marie Lejeune, Alexandra Matagne, Sylvie Vander Elst, Heidi Vanhoudt

Opmaak: DG Communicatie, FOD Sociale Zekerheid

Vertaling: Vertaaldienst, FOD Sociale Zekerheid

Verantwoordelijke uitgever: Claire Barette – augustus 2012.

2 Indien er meer dan twintig personen zijn, kan de groep in tweeën gesplitst worden.