accountancy&tax 2005 editie 3 - iec-iab...accountancy & tax|nummer 3/2005 editoriaal op 21...
Post on 25-Apr-2020
7 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Instituut van de Accountantsen de Belastingconsulenten (IAB)Opgericht bij Wetten van februari
en april
Uitvoerend Comité
• Voorzitter : Gérard Delvaux
• Ondervoorzitter : Erwin Vercammen
• Secretaris-penningmeester : Benoît Vanderstichelen
• Secretaris : Christiana Baert – Vreven
Raad
• Voorzitter : Gérard Delvaux
• Ondervoorzitter : Erwin Vercammen
• Leden :
Christiana Baert - Vreven — André Bert —
Micheline Claes — Christine Cloquet —
Jos De Blay — Ivo Dierickx — Michel Dumont —
Patrick Jaillot — Benoît Vanderstichelen —
Paul Van Dievoet — Jos Van Wemmel —
Daniëlle Van Zegbroeck
Algemeen Directeur
Eric Steghers
Accountancy & Tax
Driemaandelijks tijdschrift van het IAB
nr /
Administratie en redactie
IAB, Livornostraat • Brussel
Tel : /.. — Fax : /..
E-mail : info@iec-iab.be
Redactiecoördinator
Leslie Van Hout
l.van_hout@iec-iab.be
Redactiecomité
Gérard Delvaux — Erwin Vercammen –
Eric Steghers – Roger Lassaux – Amid Faljaoui –
Rutger Van Boven – Liesbet Dhaene –
Eric Basso – Jan Van Droogbroeck –
Leslie Van Hout
Grafische vormgeving
perplex | Aalst
Prepress/Press
Corporate © Copyright s.a.
V.U. :
G. Delvaux, Livornostraat, , Brussel
ISSN -
De auteurs, het redactiecomité en de uitgever
streven naar betrouwbaarheid van de gepubli-
ceerde informatie waarvoor ze echter niet aan-
sprakelijk kunnen worden gesteld.
Editoriaal
EEN CODE “DEUGDELIJK BESTUUR” VOOR KMO’S ¶ p.
Interview
ALS IEDEREEN ZIJN INKOMSTEN BEHOORLIJK ZOU AANGEVEN,
KON DE BELASTINGDRUK NOG WORDEN VERLAAGD¶ p.
De modernisering van de Financiën is een werkelijkheid die elke dag een beetje tast-baarder wordt. Hetzelfde geldt voor de strijd tegen de fiscale fraude. Mogen we daaruitbesluiten dat de tijd rijp is voor een eervolle vrede tussen de fiscus en de “cijferberoepen”?Zo simpel ligt het niet...
Ondernemingsrecht
HET FINANCIEEL PLAN: DE JURIDISCHE ASPECTEN ¶ p.
Ook al lijkt dit op het eerste gezicht eenvoudig, toch is het opmaken van een financieelplan geen sinecure. Vanuit deze vaststelling heeft de gemengde commissie IAB-BIBF eentechnische nota uitgewerkt die als leidraad kan fungeren voor de economische beroeps-beoefenaar die bijstand verleent met het oog op het opmaken van een financieel plan.Deze technische nota zal worden gepubliceerd in één van de volgende publicaties van hetInstituut. Naast de economische aspecten, mogen de juridische aspecten hierbij uiteraardniet over het hoofd worden gezien. Onderhavig artikel poogt dan ook een overzicht tebieden van de voornaamste juridische aandachtspunten die het opstellen van een finan-cieel plan met zich meebrengt
Fiscaliteit
NOTIONELE INTEREST: EEN FRISSE WIND DOOR DE ONDERNEMINGEN…¶ p.
Aan deze maatregel die van gezond verstand getuigt, zijn voor de kmo’s redelijke, maarreële compensaties verbonden. En de berekening is echt geen sinecure. Een grondigebespreking van deze nieuwe stimulans in de zin van het K.B. 15, die werd ingevoerd bij deWet van 22 juni 2005. De maatregel voorziet ook in de welkome schrapping van hetregistratierecht op inbrengen in vennootschap...
Beroep
VERSLAG VAN DE GEZAMENLIJKE RAADSVERGADERING IAB-IBR VAN JUNI ¶ p.
Sinds enkele jaren komen de raden van de twee Instituten een keer per jaar samen om deonderwerpen die onze beide beroepen aanbelangen, te bespreken. Dit jaar vond de ont-moeting plaats op 13 juni in het Château de la Rocq. De goedgevulde agenda leidde toteen constructieve uitwisseling van ideeën waarbij rekening gehouden werd met de bij-zondere eigenheid van de twee Instituten
DE CODE BUYSSE: HOE KUNNEN EXTERNE ACCOUNTANTS EN ADVISEURS EEN ROL SPELEN?¶ p.
Onze voorzitter en ondervoorzitter waren op 13 september 2005 te gast op de plechtigeopeningszitting van het Hoger Instituut voor Accountancy & Fiscaliteit, ditmaal vollediggewijd aan de Code Buysse. Dit was dan ook het uitgelezen moment om dieper in te gaanop de rol van de externe accountants in het corporate governance gebeuren.
Trends
TERUGKEER VAN HET ECONOMISCH PATRIOTTISME ¶ p.
Terwijl iedereen de mond vol heeft over het ‘liberalisme’, moeten we vaststellen dat hetveeleer slecht gesteld is met dat liberalisme. In nog geen twee weken tijd is het duidelijkdat niet het liberalisme, maar een terugkeer naar het protectionisme de trend is.Behalve in België …
VAKLITERATUUR¶ p.
Focus www.iab-info.beI n h o u d
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
E d i t o r i a a l
Op 21 september heeft de Commissie “CorporateGovernance voor niet-beursgenoteerde ondernemin-gen” haar definitieve aanbevelingen inzake deug-delijk bestuur bekendgemaakt aan het grote publiek.
De ondernemerswereld is nu een instrument rijker inhaar zoektocht naar professionalisering en verdereontwikkeling. De in de zogeheten “Code Buysse” gefor-muleerde aanbevelingen strekken er immers toe niet-beursgenoteerde ondernemingen een professioneelimago te verschaffen naar alle bij de ondernemingbetrokken partijen, in het bijzonder naar de banken enandere financiers toe. Bovendien kan de naleving vande aanbevelingen bijdragen tot een verhoogde rentabi-liteit van de onderneming, en kan zij een belangrijkerol spelen met het oog op het verzekeren van haar con-tinuïteit. Eveneens kan een efficiënte bestuursstructuureen troef betekenen naar de recruteringsmarkt toe.
De Code Buysse richt zich vooral tot de kmo’s, hoewel de aanbevelingen ook gelden voor de grote niet-beursgenoteerde vennootschappen. Deze laatstenzullen er evenwel vaak toe geneigd zijn zich te gedra-gen naar alle of een deel van de aanbevelingen uit deCode Lippens, de Code die de beursgenoteerde vennoot-schappen adresseert.
Dat ons Instituut eveneens actief heeft deelgenomenaan de werkzaamheden van deze Commissie, zal u wel-licht niet verbazen. Zoals in het verleden reeds het gevalwas, wordt aan onze leden immers een predominanterol toebedeeld in het kader van het behoorlijk bestuurvan ondernemingen.
Zo zal de accountant, als bevoorrechte adviseur vanondernemingen, in eerste instantie garant staan voorde vertaling van de Code Buysse naar de betrokkenondernemingen toe, en zal hij de ondernemer sensibili-seren voor de Corporate Governance problematiek.Eveneens zal hij zich, vanuit zijn opleiding en beroeps-bekwaamheid, kwalificeren als de onmiskenbare
partner met het oog op de optimale werking van hetauditcomité dat wordt opgericht op voorstel van hetbestuursorgaan.
Niet in het minst zullen de accountant en de belasting-consulent zich bijzonder verdienstelijk kunnen makenals “externe” bestuurder binnen het bestuursorgaanvan een kmo. De externe bestuurder kenmerkt zich door zijn onafhankelijkheid, en derhalve door zijnobjectieve benadering bij het nemen van(beleids)beslissingen. De externe accountant enbelastingconsulent zijn juist omgeven door strengeonafhankelijkheidsvereisten, zodat zij ertoe gehoudenzijn steeds een objectieve houding aan de dag teleggen. Bovendien is de accountant bedreven in hetnazien en het corrigeren van boekhoudstukken, zodathij op een gepaste wijze invulling kan geven aan denoodzaak die er in vele raden van bestuur bestaat totgrondige analyse van de jaarrekening.
Kortom, de accountant en de belastingconsulent vallenniet weg te cijferen uit het corporate governance debat.Werk aan de winkel dus !
EEen cen code “ode “deugdelijdeugdelij kk
bestuur”bestuur” vvoor KMoor KMO’O’s s
Gérard DelvauxVoorzitter
I n t e r v i e w
HH ERERVÉ JVÉ JAAMMAR AR
StaaStaatssectssecrretaretaris vis voor deoor deModerModernisernisering ving van dean deFinancFinanciën en de Striën en de Str ijd ijd
tegtegen de fiscaen de fiscale fle frraaudeude
Het is op neutralegrond, in het MediaCentre van de RoulartaMedia Group, gelegentegenover de zetel vande Navo in Evere, datwe de heren HervéJamar (Staatssecretarisvoor de Moderniseringvan de Financiën en deStrijd tegen de fiscalefraude) en GérardDelvaux (Voorzitter vanhet Instituut van deAccountants en de Belastingconsulenten) hebben uitge-nodigd. De bedoeling was hun commentaar te horen bijde plechtige ondertekening van de intentieverklaringop mei laatstleden op de Heizel. De plechtigheid werdbijgewoond door zowat aanwezigen, opgekomenuit de top van de Belastingadministratie alsook talrijkeleden van het IAB en het Beroepsinstituut van deErkende Boekhouders en Fiscalisten (BIBF). Zowel voorde fiscus als voor de economische beroepen is degeestesgesteldheid, de manier van met elkaar omgaan,in beweging. Een korte analyse van de toestand...
Noot der redactie: Omdat het tegelijkertijd de aard, decontext en de respectievelijke verwachtingen ervanweergeeft, hebben wij besloten het debat-interviewtussen onze Voorzitter en de heer Hervé Jamar(Staatssecretaris voor de Modernisering van deFinanciën en de Strijd tegen de fiscale fraude) te publi-ceren. Dit interview werd afgenomen na de onderteke-ning, op mei , van de intentieverklaring in deHeizel en gepubliceerd in een recente uitgave van
“Trends-Tendances”.Amper twee maandenlater, op juli ,nam deze intentiever-klaring een concretevorm aan door deondertekening vanhet kaderakkoord“overlegprotocol totsamenwerking met deFOD Financiën inzakede strijd tegen defiscale fraude eninzake de modernise-
ring van de Financiën tussen de FOD Financiën en deInstituten voor de Economische Beroepen”(zie http://www.iec-iab.be/ned/download.aspx?type=&id=&file=).
Zo kwam een gestructureerde ruimte tot stand, metmogelijkheid tot uitwisseling, discussie en gezamen-lijke overweging inzake twee thema’s: de strijd tegen defiscale fraude en de modernisering van de Financiën.Tijdens een eerste vergadering, eind juli, werd de praktische organisatie besproken en daarbij kregen wijde gelegenheid om onze prioriteiten duidelijk te stellen.In dit geval gaat het daarbij om vijf prioriteiten, vastge-legd in samenwerking met het BIBF. Deze prioriteitenzijn erg praktijkgericht en passen in het kader van deadministratieve vereenvoudiging, zoals u kunt lezen inhet kaderartikel “De eerste afspraak”. Dit verslag is heteerste deel van een reeks nieuwsberichten die wij regel-matig zullen opstellen in de loop van de drie volgendejaren, naarmate de ontwikkelingen in dit dossier, datbelangrijk is voor ons beroep.
De modernisering van de Financiën is een
werkelijkheid die elke dag een beetje tast-
baarder wordt. Hetzelfde geldt voor de strijd
tegen de fiscale fraude. Mogen we daaruit
besluiten dat de tijd rijp is voor een eervolle
vrede tussen de fiscus en de “cijferberoepen”?
Zo simpel ligt het niet...
Als iedereen zijn inkomstenbehoorlijk zou aangeven,kon de belastingdruk nog worden verlaagd...
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Interview
Interview
IAB : Wat is de reden van de noodzaak om dergelijkakkoord af te sluiten?
Hervé Jamar : In het regeerakkoord van staat de strijdtegen de fiscale fraude hoog ingeschreven. Eén van demiddelen om dat doel te bereiken is het sluiten vanakkoorden met de beroepsfederaties, zoals dat al gebeurdemet de beroepsfederaties van de petroleum en de tabak.Maar met de cijferberoepen zijn we een beetje anderstewerk gegaan. Door de ondertekening van de intentiever-klaring op de Heizel, in aanwezigheid van zowat hogeambtenaren van de Belastingadministratie en zowat leden van het IAB en het BIBF, hebben we een gebaarwillen stellen en aantonen dat de fiscus en deze Institutenvoortaan in een klimaat van wederzijds vertrouwen gaanwerken, dat zeer snel tot merkbare veranderingen zalleiden.
IAB : Welke, bijvoorbeeld?
Hervé Jamar : Ten eerste zal er voortaan met deInstituten echt worden overlegd. Als het om kwestieszoals de rechtszekerheid, nieuwe wetten, het verlenenvan uitstel of de verbetering van de procedures gaat,denk ik dat de vertegenwoordigers van de economischeberoepen het best geplaatst zijn om ons praktisch teadviseren.Anderzijds wensen we op het vlak van de strijd tegen defiscale fraude met hen samen te werken, uiteraardonder strikte naleving van hun beroepsgeheim. In dewetenschap dat de leden van de economischeberoepen in contact staan met % van de economieen dat de personeelsleden van Financiën incontact staan met % van de belastingplichtigen,zult u wel begrijpen dat dergelijke samenwerking vanhet hoogste belang is. Aan beide kanten van de tafelmenen wij dat preventieve samenwerking veel positie-ver is dan met elkaar in de clinch te gaan, zelfs via depers...
IAB : Nochtans heeft deze “hoogmis” op de Heizel slechtstot een simpele intentieverklaring geleid. We staan dusnog ver af van een akkoord op gezegeld papier...
Gérard Delvaux : Niets is minder waar, sinds meiwerd heel wat werk verricht! De werkvergaderingenschieten trouwens goed op (ndr: het protocolakkoordwerd juli ondertekend).
IAB : Het IAB was op het eerste gezicht vragende partijvoor dergelijk akkoord?
Gérard Delvaux : Toen ik het voorzitterschap aan-vaardde, heb ik duidelijk gezegd dat het IAB de kaartvan de toenadering moest trekken. Eerst tegenover deandere instituten (IBR en BIBF). Maar evenzeer, zo nietnog meer, tot de economische politieke en socialewereld, om deze actie vervolgens, zowel nationaal alsregionaal, te verankeren. Aangezien een groot deel vanonze professionele activiteiten onder de fiscaliteit in alhaar geledingen valt, en meer dan de helft van onzeleden zowel de titel van accountant als van belasting-consulent voert, was het niet meer dan logisch dat wede basis hebben gelegd voor een betere samenwerkingmet de Belastingadministratie en met de ministeriëlekabinetten die hiermee belast zijn. Het toeval heeftgewild dat we elkaar op het juiste moment hebbengetroffen, en beiden met de idee speelden dat we ietssamen konden doen...
IAB : De term “samenwerking” zou de indruk kunnengeven dat de cijferberoepen enigszins tot “helpers” vande fiscus zouden kunnen worden omgevormd...
Gérard Delvaux : Er is geen sprake van dat we in eensysteem zouden stappen waardoor we feitelijk “pre”-controleurs van de fiscus zouden worden. Iedereen zijntaak! Laat mij er trouwens met nadruk op wijzen datgeen enkele accountant noch belastingconsulent deambitie noch het doel heeft de fraude van zijn cliënt teorganiseren. Wij hebben een beroepsethiek, een dwin-gende tuchtleer, en dat moet iedereen, ook de politici,inzien. Maar hier en daar worden we jammer genoegnog te snel als de organisator van de fiscale fraudegezien.
Hervé Jamar : Maar ook de mentaliteit moet verande-ren, aan beide kanten van de tafel. In elk geval kan hetniet meer dat de belastingambtenaar en de cijferberoe-per zich als elkaars “vijand”, beschouwen, ook dat is“samenwerking”.
IAB : Maar op het terrein ligt het niet altijd zo simpel...
Gérard Delvaux : De complexiteit komt door de verschil-lende interpretaties die we kunnen hebben overbepaalde verrichtingen, onder meer betreffende de her-structurering van ondernemingen, waarbij het begrip“rechtmatige financiële of economische behoeften”doorslaggevend is. Terwijl veel herstructureringen, zoalsfusies en splitsingen, momenteel alleen worden gedaanomdat het vennootschapsbelang het vereist. Dat alleswegens de onzekerheid op louter fiscaal gebied, hoeweldat, met de nieuwe dienst voor voorafgaande beslissin-
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
gen, momenteel beter zou moeten gaan. Maar ook ophet gebied van de elektronische communicatie, of vanbepaalde procedurepunten, willen we tot samenwer-king met de Belastingadministratie komen.
IAB : Een accountant of een belastingconsulent advi-seert zijn cliënt met inachtneming van het recht en dedeontologie. Maar is, bij een controle, de kans niet reëeldat een controleur tegen zijn gesprekspartner zegt: “UwInstituut heeft zich verbonden om samen te werken. Endat is, volgens mij, fiscale fraude”, met alles wat eraan tepas komt?
Hervé Jamar : Het principe van de keuze van de minstbelaste weg wordt geenszins in vraag gesteld! Daaropwerd op het colloquium op de Heizel duidelijk gewezen.Voor wat strafrechtelijke overtredingen aangaat, ben ikervan overtuigd dat de cijferberoepen, net als de nota-rissen en advocaten, doorgaans wel weten waar degrens ligt die niet mag worden overschreden. Als hunde vraag wordt gesteld om een juridische constructieop te zetten of goed te keuren, voelen ze snel aan watkan en wat niet kan. Ik ben zelf advocaat geweest, ikweet waarover ik het heb...
IAB : En zo niet?
Hervé Jamar : Zijn er rechtbanken! Nemen we het voor-beeld van de kasgeldvennootschappen. Ik wil graag toe-geven dat het een complexe materie betreft. In degevallen waarvan ik kennis heb, was er klaarblijkelijk,en telkens, duidelijk bedrieglijk opzet. Uiteraard kijkenwe met belangstelling uit naar de rechterlijke beslis-singen. Maar dergelijke zaken vormen slechts een kleineminderheid van hetgeen de cijferberoepen en debelastingcontroleurs dagelijks bezighoudt. Wanneerbijvoorbeeld het beroepsgedeelte van een gebouw moetworden gewaardeerd, is er altijd enige subjectiviteit inhet spel, ik geef het grif toe. Maar we kunnen debelastingplichtige, of zijn lasthebber, toch niet zeggendat hij oneerlijk is geweest door dat percentage op %te bepalen, terwijl hij % of % had moeten nemen.
Gérard Delvaux : Uiteraard draagt een efficiënte strijdtegen de fiscale fraude uiteindelijk bij tot de juisteheffing van de belasting. Als iedereen zijn inkomstenbehoorlijk zou aangeven en de daaruit voortvloeiendebelasting betalen, zou de huidige Belgische belasting-druk nog aanzienlijk kunnen worden verlaagd. Datstaat vast. En daar zou iedere belastingplichtige baat bijhebben. En behalve dit principe, moeten we nog eenander principe benadrukken: de belastingplichtige die
zich uit het toepassingsgebied van de belastingwetsluit door akten op te stellen waarvan hij alle rechts- enandere gevolgen aanvaardt om geen of minderbelastingen te betalen, maakt zich niet schuldig aanbelastingfraude, als hij geen wettelijke bepalingenschendt. Hij kiest voor de minst belaste weg, hetgeenvolledig in overeenstemming is met de wet.
IAB : De Instituten van de economische beroepen hebbenhun eigen ethische code en door beroepsmagistratenvoorgezeten tuchtkamers. Bent u daar tevreden mee?
Gérard Delvaux : De tuchtkamers werken zeer goed.Toch moet worden vastgesteld dat er, voor wat de rela-ties met de CFI (Ndr: Cel voor FinanciëleInformatieverwerking) een grondig probleem is. Ikvraag dus met aandrang dat er een “buffer” zou wordenopgesteld tussen deze cel en de professional die meteen witwasprobleem wordt geconfronteerd. Het isgeweten, zeer weinig aangiften bij de CFI komen vanonze leden. Die zijn, onder andere, verplicht om elk feitdat ze in de uitoefening van hun activiteit als externaccountant en/of belastingconsulent vaststellen en datzou kunnen wijzen op het witwassen van geld of definanciering van het terrorisme aan te geven. Ik denkdat zulks gedeeltelijk wordt verklaard door het feit datze zo bang zijn om heel alleen tegenover de ambtena-ren van de CFI te staan. U weet het, het is hun immersverboden de cliënten, maar evenmin enige derde, ervanin kennis te stellen dat informatie aan de Cel werd over-gemaakt of dat informatie inzake witwaspraktijken ophanden is. Wie alleen is en blijft met zijn probleem,dreigt vast te lopen en zijn kop in het zand te steken.Kortom, dat probleem moet zo efficiënt mogelijkworden geregeld, naar het voorbeeld van de tussen-komst van de stafhouder bij de advocatuur.
Hervé Jamar : We zouden ook willen dat er een gedrags-code wordt ingesteld. Bijna iedereen is vragende partijdaarvoor.
IAB : Een gedragscode? Wat zou die concreet moetenbevatten?
Hervé Jamar : Op het terrein zou het cijferberoepmoeten kunnen werken in het kader van een stilzwij-gende opdracht. In geen geval mag het bij controles,enz., tot halve gemeenplaatsen komen. Kortom, er moeteen debat tussen gelijken worden gevoerd.
De elektronische BTW-aangifte heeft bij ons niet veelsucces. Bestaan er plannen om de samenwerking van
Interview
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
de cijferberoepen die voluit de elektronische kaarttrekken financieel te belonen?
Gérard Delvaux : Ik ben er voorstander van om de voor-delen die uit de automatisering van de proceduresvoortvloeien veeleer aan de belastingplichtigen dan aande professionals ten goede te laten komen. In Frankrijkkrijgen de belastingplichtigen die hun aangifte via hetinternet indienen een korting van EUR op hun eind-afrekening. De formule van de erkende beheerscentra,die over onze zuidergrens ook zeer populair is, verdientook enige nadere belangstelling...
Hervé Jamar : In Nederland worden bijna alle BTW-aan-giften elektronisch ingediend. Bij ons zijn er dat nauwe-lijks %. In Letland verlopen % van de betrekkingentussen de burgers en de Staat, te beginnen met deze infiscale aangelegenheden, via elektronische weg. Ik denkin elk geval dat het gevaarlijk is om ons in het avontuurvan de belastingkorting te storten om het percentageelektronisch ingediende belastingaangiften op tetrekken. Want daarvoor zou een grondwetswijzigingvereist zijn (ndr: artikel van de Grondwet bepaaltdat er geen vrijstelling of vermindering van belastingkan worden verleend).
IAB : De fiscus zou naar het schijnt over nieuwe softwarebeschikken waarmee de controles beter kunnen wordengericht? Hoe ver staan ze daar mee?
Hervé Jamar : Het betreft data mining, een echte revolu-tie op het gebied van de administratieve verwerking.Binnen à jaar zal meer dan de helft van de te onder-zoeken dossiers worden geselecteerd met een uiterstkrachtig programma. Niet minder dan algoritmensturen de werking ervan. Kortom, voor een hele reeksvennootschappen en zelfstandigen zal de tijd van debelastingcontroles waarbij men map per map uitvlooide om – eventueel – iets te vinden of de afschrij-vingstabellen uitploos, weldra achter de rug zijn.
IAB : Is dat betrouwbaar?
Gérard Delvaux : In het revisoraat wordt dergelijke soft-ware al lang gebruikt.
Hervé Jamar : We hebben de procedure uitgetest op eenstaal van dossiers. ervan werden vooreen grondige controle geselecteerd. De belastingambte-naren zijn afgestapt waar er knipperlichten waren. Zewisten uiteraard dat ze in deze dossiers moestenzoeken en bijna iedere keer troffen ze raak!
IAB : Een voorbeeld?
Hervé Jamar : Het is natuurlijk een publiek geheim dateen handelaar die een jaarinkomen van nauwelijks EUR aangeeft en over twee op zijn naam ingeschreven Mercedessen beschikt de dans niet zalontspringen! In elk geval, wanneer de fiscus dergelijkevaststellingen doet, zal hij veel proactiever kunnenoptreden. Op zicht van de gegevens die door de datamining aan het licht zijn gebracht, zal de controleurspontaan contact opnemen met de boekhouder of deaccountant/belastingconsulent die het dossier behan-delt en om een omstandige verklaring eisen.
Gérard Delvaux : Dat zal uiteraard tot meer preventieleiden!
IAB : Zal de ontwikkeling van deze fiscale software ookgeen risico's op uitwassen doen ontstaan met betrekkingtot hetgeen de eerbied voor het recht op de privatelevenssfeer van de burgers aangaat?
Hervé Jamar : We zullen voor een beveiliging zorgen,onder meer door procedures om te weten wie tot wattoegang heeft. Er is dus geen sprake van dat om heteven welke controleur toegang zou krijgen tot alleinformatie over iedereen. Er werd dus een systeem voorde traceerbaarheid van de toegang tot de informatieingebouwd, dat trouwens wordt gecontroleerd doordrie universiteitsprofessoren. En indien er toch mis-bruiken zouden worden vastgesteld, zullen ze mee-dogenloos worden bestraft door het ontslag van deovertreder!
IAB : Om terug te komen op het protocolakkoord datongeveer binnen een maand zou moeten wordenondertekend (ndr: effectieve ondertekening op 15 juli2005), hoe zal deze concreet worden opgesteld?
Hervé Jamar : We willen een soepele samenwerkings-structuur, uitgaande van de fiscus en de Instituten,opzetten, die drie tot vier maal per jaar zal samenko-men, met een agenda die door beide partijen zalworden bepaald. Deze samenwerkingsstructuur zalde drijvende kracht zijn achter de overeenkomst. Datorgaan zal de dossiers aan Didier Reynders of aan deregering overmaken. Nadien zouden er snel circulai-res of wetsontwerpen of ontwerpen van circulairesmoeten volgen.
Gérard Delvaux : Deze cel en de wil tot constructievedialoog die de vergaderingen zal inspireren, zullen
Interview
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
ons in staat stellen om ideeën voor te stellen enenorm veel tijd te winnen bij het invoeren vannieuwe, snelle en beveiligde communicatiemethoden.Het is de kans om de krachten te bundelen en tegendezelfde snelheid in de door beide partijen gewensterichting vooruit te komen.
Hervé Jamar : Door de uitstekende relaties die we metde Instituten onderhouden zijn er al heel wat dossiersopgeschoten, om te beginnen dat van de verlenging vande bezwaartermijn, die weldra van drie op zes maandenzal worden gebracht, of dat van de invoering van hetbegrip “kennelijke vergissing” in debelastingaangiften.¶
Interview
Zoals u weet hebben we op juli , te samen met het BIBF en met de Fiscale administraties vande FOD Financiën een over legprotocol afgesloten (z ie ook http://w w w.iec- iab.be /ned/download.aspx?type=&id=&file=). Eind juli werd tussen de vertegenwoordigers van deondertekende Instituten en de betrokken entiteiten van de FOD “Inkomstenbelastingen” en“Patrimoniumdocumentatie”, een eerste werkvergadering belegd. Daarop werden, naast een aantalorganisatorische modaliteiten, de punten die de beide ondertekende Instituten wensen te besprekenen de prioriteiten die ze wensen te leggen, toegelicht. De heren Lassaux, De Blay en Vercammenhebben deelgenomen aan deze vergadering, die geen vergadering van de samenwerkingsstructuurwas.
Eerste afspraak ROGER LASSAUXDirectieadviseur IAB
Belastingconsulent
De ondertekening van de intentieverklaring
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Hierna volgen, zuiver formeel en in afwachting van bevestiging op de eerste vergadering van desamenwerkingsstructuur, de voornaamste vorderingen.
Het Instituut zal worden vertegenwoordigd door de voorzitter en de ondervoorzitter. Roger Lassaux(R.Lassaux@iec-iab.be) zorgt voor het contact. Wij hebben erop aangedrongen dat deze samenwerkings-structuur regelmatig informatie zou verstrekken over de stand van zaken van de besprekingen.
In afspraak met het BIBF werden vijf dossiers als prioritair beschouwd. Logischerwijs zullen dezeworden behandeld in evenveel bijzondere werkgroepen. De samenstelling en de werkwijze daarvanzouden op de eerste vergadering van de samenwerkingsstructuur, in principe medio september,moeten worden vastgelegd. Bij de thematische bespreking van de gekozen onderwerpen werd geencommentaar geleverd bij de “haalbaarheid” of de opportuniteit “van het administratieve standpunt”van de voorgestelde maatregelen, aangezien de voorstellen nog aan de AABI en de AAPD moetenworden voorgelegd.
➤ a) Elektronische aangiften in de PB en de Ven. B – elektronische relaties
Verheugd over het succes van Tax-on-web hebben we de wens uitgedrukt dat de beveiligdeelektronische relaties met de Fiscale administraties zouden worden uitgebreid. We hebben daarbijgewezen op de voordelen van het akkoord met Certipost (professionele authentificatie via hetcertificaat van klasse , elektronische handtekening en elektronische aantekening). In dat kaderwerden twee denkpistes nader bekeken. Ten eerste de elektronische indiening van een bezwaar-schrift, gericht aan het e-mailadres van de betrokken gewestelijk directeur, met ontvangstmel-ding. Ten tweede de mogelijkheid om een vraag om inlichtingen, een bericht van wijziging of eenkennisgeving van aanslag van ambtswege elektronisch te beantwoorden via het e-mailadres vande betrokken aanslagambtenaar.
Voor wat het dossier van de elektronische aangifte in de vennootschapsbelasting betreft, werd,behoudens de dringende noodzaak van een adequate * en eenstemmige oplossing, de aandachtgevestigd op de technische mogelijkheden van bepaalde software, met name om de gegevensover-dracht rechtstreeks in de aangifte Ven.B in te voeren, de on-lineraadpleging van de jaarrekeningenop het Extranet van onze website alsook op de inspanningen die het Instituut heeft geleverd voorde bevordering van het gebruik van de XBRL-taal voor dataoverdracht.
➤ b) Valorisatie van het begrip “fiscaal tussenpersoon”
Het achterliggende idee is de afschaffing van de systematische verplichting om volmachten voorte leggen. De grondgedachte is dat de belastingplichtige de mogelijkheid krijgt om één of meer
A) Samenwerkingsstructuur
B) Prioritaire dossiers
* Sindsdien werd de applicatie VenSoc opgestart(zie de website http://www.minfin.fgov.be/portail/nl/vensoc//WelcomeVensocNL.htm). Hoewel de opgave U bij deaangifte is gevoegd, wordt de mogelijkheid geboden om zes andere bijlagen in pdf-formaat toe te voegen (jaarrekening, versla-gen aan en besluiten van de algemene vergadering, interne jaarrekening, afschrijvingstabel, detail van de verworpen uitgavenen diverse bijlagen), zonder dat de omvang van één bijlage de MB mag overschrijden. Daarenboven mag het volledig pakketvan de VenSoc-aangifte en haar bijlagen de MB niet overschrijden.
fiscale tussenpersonen aan te duiden, en dit in het kader van een mandaat waarvan het stramienin gemeen overleg met de twee Instituten en de Belastingadministratie wordt vastgesteld en dat,dat is het vernieuwende, een driedubbel doel dient:
– . - Indiening van de aangiften : aflevering van een enig mandaat per belastingplichtige voor deindiening van de verschillende aangiften en de bijlagen eraan van een belastingplichtige.Dienvolgens moet maar één enkele toegangscode voor alle elektronische toepassingenworden uitgereikt. In de bijlage bij het mandaat worden de betrokken toepassingen enbelastingen opgesomd. Alle belastingen die onder de FOD Financiën vallen, kunnen door het enig mandaat worden gedekt, ongeacht het de Administratie van de BI of PD betreft enongeacht de betrokken afdeling daarvan.
– . Actief beheer van het dossier (uitgezonderd gerechtelijke geschillen) : de belastingplichtige kan vermelden dat, voor diverse aspecten van het actief beheer (vraag om inlichtingen, berichtvan wijziging, kennisgeving van aanslag van ambtswege) een elektronische of papieren kopievan het hem toegezonden administratieve formulier aan zijn fiscaal tussenpersoon moetworden bezorgd. In deze context moet de kwestie van de bewijskracht van gescande bijlagenop dezelfde manier worden onderzocht als deze van de aangifte zelf. Voorts veronderstelt eenactief beheer van de mandaten dat de Administratie zo snel mogelijk en door middel van eenzekere procedure in kennis wordt gesteld van de intrekking van een mandaat vanaf eenbepaalde datum, hetzij op vraag van de cliënt, hetzij op vraag van de boekhoudkundig enfiscaal professional. De vraag werd ook gesteld hoe lang dat mandaat moet duren ( jaarlijks,stilzwijgend verlengbaar) en hoe het kan worden opgezegd. We hebben benadrukt dat hetInstituut niet over lijsten met de mandaten van zijn leden beschikt.
– . Toegang tot de informatie van het enig fiscaal dossier van de belastingplichtige : vooreerst detoegang tot de informatie van de rekeningen courant en de bijzondere rekeningen en tot deinformatie van de enige rekening courant. De toegang kan worden verleend voor het saldoalleen of voor alle verrichtingen en het saldo. Vervolgens de toegang tot andere informatiebetreffende de belastingplichtige of tot sommige categorieën van informatie. De aandachtwordt erop gevestigd dat de invoering van een fiscaal tussenpersoon en enig mandaat eengecentraliseerde databank van de mandaten en een bijzonder programma voor het beheerervan vereist.
➤ c) Elektronische raadpleging van de kadastergegevens door de boekhouders, boekhouders-fiscalisten, accountants en belastingconsulenten op dezelfde wijze als de notarissen
➤ d) Vaststelling van een uiterste datum waarop alle administratieve dragers (aangifteformulieren,bijlagen, instructies daarover, inclusief op het stuk van de bedrijfsvoorheffing en de opgaven en de individuele fiches) beschikbaar moeten zijn zodat de verschillende aangiften binnennormale termijnen kunnen worden ingediend
Als voorbeeld was er sprake van een uiterste datum van maart, zodat de aangiften, zonder uit-zonderlijke toekenning van uitstel, tegen juni van het lopende jaar zouden moeten wordeningediend. Om dergelijk programma in stand te kunnen houden, hebben we erop aangedongendat in elk geval moet worden gegarandeerd dat, behalve de speciale fiscale stukken, ook alleandere noodzakelijke stukken (zoals bankattesten) op dezelfde datum beschikbaar zouden zijn.
Om ervoor te zorgen dat de werklast optimaal over een periode van (en niet van ) maandenzou worden verdeeld, hebben we erop aangedrongen dat de bijzondere regeling, waarbij de
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
“mandataris” bij het indienen van elektronische aangiften over een de facto verlengde termijn,bijvoorbeeld tot oktober van het jaar, beschikt, integraal zou worden behouden.
➤ d) Invoering van een overlegprocedure op twee niveaus
We hebben gevraagd dat dit overleg onmiddellijk na de politieke beslissing – waar lobbying doorde professionals mogelijk blijft – maar vóór de verspreiding van de praktische instructies zoukomen , zodat te uiteenlopende, en derhalve in de praktijk niet toepasbare interpretaties kunnenworden vermeden. Het overleg achteraf, ten slotte, zou een feedback moeten zijn van de toepas-sing van de maatregelen zoals ze zijn begrepen en worden toegepast.
- Vooraf (voorbereiding van wetgevende en regelgevende teksten): wanneer het Kabinet vanFinanciën de Administratie verzoekt om een voorstel voor een fiscale maatregel op te stellen endaaraan toevoegt dat de medewerking van de boekhoudkundige en fiscale professionals isgewenst, zal deze tekst, in het kader van het protocol, worden voorgesteld en besproken volgensde nog vast te stellen modaliteiten.
Dergelijk overleg wordt gevraagd als de betrokken tekst door de Administratie is voorbereid enals de politieke overheid de wens uitdrukt tot voorafgaand overleg over de tekst in voorberei-ding.
- Achteraf (na de aanneming van wetgevende en/of regelgevende wijzigingen) voor wat defiscale stimuli aangaat: wanneer de Administratie een circulaire opstelt over een nieuwefiscale maatregel, zal deze vóór de publicatie ervan worden voorgelegd. Bij deze gelegenheidkan een gedachtewisseling plaatsvinden, zowel over de wijze waarop de Administratie dezemaatregel heeft begrepen (geïnterpreteerd) (ste aspect), als over de leesbaarheid en de verstaanbaarheid van de tekst ten aanzien van deze behoorlijk vastgestelde doelstelling (deaspect). Dit verzoek beoogt dus van de Administratie een voorstelling van de maatregel tebekomen, het begrip dat de Administratie ervan heeft en de uitleg over de toepassing ervan tevernemen. Er is zowel overleg gewenst vóór de instructies van de Administratie als ná deinstructies van de Administratie.
Wanneer u dit artikel leest is de kans groot dat deze denkpistes, hoe onvolledig en voorlopig ze nunog mogen zijn, na afloop van de eerste bijeenkomst van de overlegstructuur geofficialiseerd zijnen in de verschillende werkgroepen ter tafel liggen. Ongetwijfeld zijn dan ook de eerste krijtlijnenvan de samenwerking op het vlak van de strijd tegen de fiscale fraude uitgezet en staan ze op hetpunt te worden besproken.
Afgezien van het oordeel dat ieder van ons over het protocol heeft kunnen geven, is het enige watvandaag telt dat het bestaat en dat we er ten minste drie jaar zullen aan werken. In deze contextzijn we er ons volledig van bewust dat de constructieve dialoog met de Belastingadministratieslechts zijn volledig potentieel zal ontvouwen als iedereen zich volkomen en exact bewust is vande respectieve taken en een goed en bezonnen inzicht heeft in de mogelijkheden van dergelijk initiatief. Even essentieel, naar onze mening, is dat u geregeld en op transparante wijze wordtgeïnformeerd over de vorderingen en de lopende projecten zodra daarover tussen de betrokkenpartijen een consensus is bereikt.
Afspraak dus in onze elektronische nieuwsbrief, waarin we uitgebreid en geregeld zullen berich-ten over deze nieuwe en dynamische vorm van uitwisseling en overleg.
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Ondernemingsrecht
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Het financieel plan:de juridische aspecten
RUTGER VAN BOVENDirectieadviseur IAB
I. HISTORIEK
De verplichting tot het
opmaken van een financieel
plan werd, voor wat betreft
de NV, de Comm.VA en de
BVBA, ingevoerd bij de Wet
van augustus tot
economische heroriëntering 1.
Voor wat betreft de CVBA
werd deze verplichting opge-
legd bij Wet van juli ,
en later aangevuld bij Wet
van april .
De verplichting tot het
opmaken van een financieel
plan strekt ertoe de oprich-
ters van vennootschappen te
beschermen tegen hun eigen
voortvarendheid, alsook
derden te vrijwaren voor de
gevolgen van een ontoerei-
kend kapitaal. 2
I I. TOEPASSINGSGEBIED
De verplichting tot het
opmaken van een financieel
plan geldt enkel ingeval de
op te richten vennootschap
de rechtsvorm aanneemt van
een naamloze vennootschap 3,
een commanditaire vennoot-
schap op aandelen 4, een
besloten vennootschap met
beperkte aansprakelijkheid 5
of van een coöperatieve ven-
nootschap met beperkte aan-
sprakelijkheid. 6
In dit verband rijst de vraag of
de verplichting tot het
opmaken van een financieel
plan eveneens geldt ten
aanzien van burgerlijke ven-
nootschappen die worden
opgericht onder de vorm van
een handelsvennootschap. Het
Wetboek van vennootschap-
pen legt de verplichting tot
het opmaken van een financi-
eel plan immers op aan alle
vennootschappen met volko-
men rechtspersoonlijkheid, en
dit zonder een onderscheid te
maken naargelang hun bur-
gerlijke of commerciële aard.
Strikt genomen zou de oprich-
ting van een burgerlijke ven-
nootschap onder de vorm van
een handelsvennootschap dan
Ook al lijkt dit op het eerste
gezicht eenvoudig, toch is het
opmaken van een financieel
plan geen sinecure. Vanuit
deze vaststelling heeft de
gemengde commissie IAB-BIBF
een technische nota uitge-
werkt die als leidraad kan fun-
geren voor de economische
beroepsbeoefenaar die bij-
stand verleent met het oog op
het opmaken van een financi-
eel plan. Deze technische nota
zal worden gepubliceerd in één
van de volgende publicaties
van het Instituut. Naast de
economische aspecten, mogen
de juridische aspecten hierbij
uiteraard niet over het hoofd
worden gezien. Onderhavig
artikel poogt dan ook een
overzicht te bieden van de
voornaamste juridische aan-
dachtspunten die het opstellen
van een financieel plan met
zich meebrengt.
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Ondernemingsrecht
ook aanleiding geven tot het
opmaken van een financieel
plan.
Men kan zich evenwel afvra-
gen of het in voorkomend
geval opportuun is om een
financieel plan op te maken,
nu de oprichtersaansprake-
lijkheid enkel in het gedrang
komt in geval van faillisse-
ment van de vennootschap
binnen de drie jaar na haar
oprichting. Aangezien een
burgerlijke vennootschap in
beginsel niet failliet kan
worden verklaard, houdt
F. Bouckaert 7 voor dat in voor-
komend geval geen financieel
plan moet worden opgesteld.
Het voorgaande moet
evenwel worden genuan-
ceerd in het licht van het
arrest van het Hof van
Cassatie van oktober 8.
In dit arrest oordeelde het
Hof dat de burgerlijke ven-
nootschap onder de vorm van
een handelsvennootschap die
in haar statutair doel enkel
burgerlijke activiteiten heeft
opgenomen, terwijl van meet
af aan (bij de oprichting of
ter gelegenheid van een
latere statutenwijziging) de
bedoeling van de partijen
voorlag om commerciële acti-
viteiten te ontwikkelen,
wegens veinzing kan worden
failliet verklaard.
Het lijkt ons dan ook aange-
wezen om een financieel
plan op te maken naar aan-
leiding van de oprichting van
een burgerlijke vennoot-
schap onder de vorm van een
naamloze vennootschap.
III. MODALITEITEN
A. VOORAFGAANDELIJK AAN
DE OPRICHTING
Het financieel plan moet
worden opgemaakt vooraf-
gaandelijk aan de oprichting
van de vennootschap. In de
praktijk zal het financieel
plan aan de notaris worden
overgemaakt vóór het verlij-
den van de oprichtingsakte.
De wettelijke verplichting tot
het opmaken van een finan-
cieel plan is geen geldig-
heidsvereiste voor de oprich-
ting van de vennootschap. De
vennootschap wordt derhalve
geldig opgericht, ook al werd
geen (inhoudelijk aan-
vaardbaar) financieel plan
neergelegd bij de notaris. 9
B. TWEE KALENDERJAREN
Het financieel plan heeft
betrekking op de eerste twee
kalenderjaren van het
bestaan van de vennoot-
schap, en niet op de eerste
twee boekjaren. 10
C. TAALWETGEVING
Het financieel plan moet
worden opgemaakt overeen-
komstig de geldende taal-
wetgeving 11. Al naargelang
de plaats van de exploitatie-
zetel 12 van de op te richten
vennootschap, zal het finan-
cieel plan derhalve moeten
worden gesteld in het
Nederlands, het Frans, of –
voor wat betreft Brussel-
Hoofdstad – , naar keuze, in
het Frans of het Nederlands, of
in deze beide talen samen. 13
D. VORM
Het Wetboek van vennoot-
schappen stelt geen speci-
fieke vorm- of inhouds-
vereisten voorop waaraan
het financieel plan moet
voldoen.
In ieder geval moet het
financieel plan aantonen dat
de vennootschap over vol-
doende middelen beschikt
om de continuïteit van haar
voorgenomen bedrijvigheid
te garanderen gedurende de
eerste twee jaar van haar
bestaan. De verantwoording
van het kapitaal zal hierbij
geschieden aan de hand van
bedrijfseconomische technie-
ken 14. Zoals reeds hoger werd
vermeld, heeft de gemengde
commissie IAB-BIBF dienaan-
gaande een technische nota
uitgewerkt. 15
E. DE NOTIE ONTOEREIKEND
KAPITAAL
Het Wetboek van vennoot-
schappen geeft niet aan wat
onder een “ontoereikend
kapitaal” moet worden ver-
staan. Een toereikend kapi-
taal kan worden omschreven
als de aan de vennootschap
ter beschikking gestelde
financieringsmiddelen die
redelijkerwijze nodig zijn om
de voorgenomen bedrijvig-
heid te kunnen realiseren
gedurende de eerste twee
jaren van haar bestaan 16. De
vraag naar de al dan niet toe-
reikendheid van het kapitaal
is een feitenkwestie waar-
over de rechter ten gronde op
soevereine wijze oordeelt.
Ondernemingsrecht
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
In ieder geval moet het toe-
reikend kapitaal worden
onderscheiden van het mini-
mumkapitaal van de ven-
nootschap. Soms kan de voor-
genomen activiteit immers
meer middelen vergen dan
het minimumkapitaal van de
vennootschap.
Het toereikend kapitaal heeft
niet enkel betrekking op het
maatschappelijk kapitaal van
de vennootschap 17. Ook
andere financieringsmidde-
len, zoals leningen op korte
en lange termijn, voorschot-
ten van de vennoten aan hun
vennootschap 18, subsidies 19,
normaal leverancierskrediet 20,
vermogen buiten kapitaal,
eventuele borgstellingen 21, ...
kunnen hierbij in aanmer-
king worden genomen. 22
IV. BIJZONDERE GEVALLEN
A. KAPITAALVERHOGING
Overeenkomstig de artikelen
23 en 24 W. Venn.
moeten de regels inzake sta-
tutenwijziging in acht worden
genomen ter gelegenheid
van een beslissing tot kapi-
taalverhoging. Aangezien
deze regels geen verplichting
bevatten tot het opmaken
van een financieel plan, moet
geen financieel plan worden
opgemaakt ter gelegenheid
van een kapitaalverhoging.
Tot vóór de Wet van decem-
ber bestond hierover
discussie in de rechtsleer. Het
toenmalige artikel
G.W.H.V. bepaalde immers
dat de regels die gelden voor
de oprichting van een ven-
nootschap moeten worden
nageleefd ter gelegenheid
van een kapitaalverhoging.
Aangezien de verplichting tot
het opmaken van een finan-
cieel plan behoort tot de
oprichtingsformaliteiten van
een vennootschap, werd door
bepaalde auteurs aangeno-
men dat een financieel plan
vereist is in het kader van
een kapitaalverhoging.
Andere auteurs 25 waren het
hier niet mee eens. De Wet
van december heeft
een einde gesteld aan deze
verdeeldheid door voortaan
te verwijzen naar de voor-
schriften van artikel
G.W.H.V. i.p.v. naar de regels
betreffende de oprichting
van een vennootschap. Alle
auteurs 26 zijn het er dan ook
over eens dat vanuit juri-
disch oogpunt geen finan-
cieel plan moet worden
opgesteld naar aanleiding
van een kapitaalverhoging.
B. HERSTRUCTURERINGEN
a. Fusie/splitsing door oprichting
Volgens het Wetboek van
vennootschappen zou de
fusie of splitsing door
oprichting van (een) nieuwe
vennootschap(pen) in begin-
sel aanleiding geven tot het
opstellen van een financieel
plan.
Dit volgt uitdrukkelijk uit de
artikelen 27 en 28 W.
Venn. Enerzijds geven deze
bepalingen aan dat de oprich-
ting van de nieuwe vennoot-
schap in voorkomend geval
moet beantwoorden aan alle
voorwaarden die door het
Wetboek van vennootschap-
pen voor de gekozen vennoot-
schapsvorm worden gesteld.
Anderzijds geven deze bepa-
lingen een opsomming van de
oprichtingsverplichtingen die
niet moeten worden nage-
leefd ter gelegenheid van een
fusie of splitsing door oprich-
ting van (een) nieuwe ven-
nootschap(pen). Aangezien
de verplichting tot het
opstellen van een financieel
plan niet voorkomt in deze
opsomming, zou in beginsel
nog steeds een financieel
plan vereist zijn naar aanlei-
ding van de fusie of splitsing
door oprichting van (een)
nieuwe vennootschap(pen).
Toch meent de meerderheid
in de rechtsleer 29 dat in voor-
komend geval geen financieel
plan moet worden opgesteld.
Dit op grond van de hierna-
volgende overwegingen:
- Het financieel plan wordt
opgemaakt door de oprich-
ters om zich te beschermen
tegen de gevolgen van een
faillissement in geval van
onderkapitalisatie van de
vennootschap. Een vennoot-
schap die ontstaat uit een
fusie of een splitsing kan
echter onmogelijk werken
met een ontoereikend kapi-
taal, als men de veiligheids-
maatregelen in acht neemt
die de wetgever terzake heeft
ingevoerd 30: de uitvoerige
verslaggeving 31 biedt op zich
reeds voldoende waarborgen
zodat een bijkomend financi-
eel plan overbodig zal zijn 32;
- Het beginsel van de continuï-
teit verzet zich ertegen dat
men de nieuwe vennoot-
Ondernemingsrecht
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
schappen zou beschouwen
als vennootschappen die pas
bij de fusie of bij de oprich-
ting zouden van start gaan 33;
- Het valt moeilijk in te zien
dat het kapitaal van de
nieuw op te richten vennoot-
schap(pen) (in een financieel
plan) moet worden verant-
woord, nu dit reeds eerder
werd verantwoord 34 en boven-
dien niet vrij kan worden
gekozen 35. Op basis van de
boekhoudkundige continuï-
teit worden de verschillende
bestanddelen van het eigen
vermogen immers opgeno-
men in de boekhouding van
de overnemende vennoot-
schap tegen de waarde waar-
voor zij in de boekhouding
van de overgenomen ven-
nootschap voorkwamen 36;
- Men kan zich afvragen wie in
voorkomend geval als oprich-
ter met de opmaak van een
financieel plan zal worden
belast. Volgens bepaalde
auteurs 37 kan dit alleszins
niet te beurt vallen aan de
aandeelhouders die niet aan-
wezig waren of die hebben
tegengestemd op de alge-
mene vergadering die over de
oprichting van de vennoot-
schap heeft beslist, noch aan
de bestuurders 38 aangezien
de wet dit niet heeft voor-
zien. In dit verband moet er
eveneens op worden gewezen
dat noch de Derde Richtlijn
(fusies) 39, noch de Zesde
Richtlijn (splitsingen) 40 een
bepaling bevatten inzake het
al dan niet opmaken van een
financieel plan.
Onzes inziens valt het aan te
raden om een financieel plan
op te maken ter gelegenheid
van een fusie/splitsing door
oprichting van een nieuwe
vennootschap. Enerzijds
wordt op die manier het
hoofd geboden aan de juridi-
sche onzekerheid waarin
men anders terecht zou
komen. De kans bestaat
immers dat de rechtbanken
van koophandel in voorko-
mend geval de aansprakelijk-
heid van de oprichters
zouden weerhouden, en der-
halve de instrumenterende
notaris zouden verzoeken het
financieel plan over te
leggen dat werd opgemaakt
vóór de oprichting van de
vennootschap. Anderzijds
wordt langs deze weg het
fiscaal risico vermeden dat
de verrichting niet zou
geschieden volgens de bepa-
lingen van het Wetboek van
vennootschappen. 41
b. Partiële splitsing
De partiële splitsing is een
“met een splitsing gelijkge-
stelde verrichting” 42, waarop
de regels van de gewone
splitsing zoveel als mogelijk
van toepassing zijn 43. Strikt
genomen zal derhalve, op
grond van artikel W.
Venn., een financieel plan
moeten worden opgemaakt
ter gelegenheid van een
partiële splitsing door
oprichting van een nieuwe
vennootschap.
Men zou evenwel kunnen
poneren dat de argumenten
in de rechtsleer (aangaande
de gewone fusie en splitsing)
ter verdediging van de stelling
dat in voorkomend geval geen
financieel plan moet worden
opgemaakt 44, ook valabel zijn
voor de partiële splitsing. Toch
dringt zich in dit verband
enige nuancering op. Waar het
bij een gewone fusie of split-
sing quasi onmogelijk is om
“oprichters” aan te duiden 45, is
dit niet het geval bij de partiële
splitsing. Enerzijds blijft de
splitsende vennootschap
bestaan, zodat deze eventueel
als oprichter zou kunnen
worden aangemerkt.
Anderzijds kunnen de aandeel-
houders van de partieel
gesplitste vennootschap
worden beschouwd als oprich-
ters, aangezien zij rechtstreeks
aandelen verkijgen in de nieuw
opgerichte vennootschap 46.
Het voorgaande brengt bepaalde
auteurs 47 er dan ook toe te
stellen dat in het kader van een
partiële splitsing door oprich-
ting van een nieuwe vennoot-
schap wel een financieel plan
moet worden opgemaakt.
Onzes inziens valt het aan te
raden om een financieel plan
op te maken ter gelegenheid
van een partiële splitsing
door oprichting van een
nieuwe vennootschap.
Enerzijds wordt op die
manier het hoofd geboden
aan de juridische onzeker-
heid waarin men anders
terecht zou komen. De kans
bestaat immers dat de recht-
banken van koophandel in
voorkomend geval de aan-
sprakelijkheid van de oprich-
ters zouden weerhouden, en
derhalve de instrumente-
rende notaris zouden verzoe-
ken het financieel plan over
te leggen dat werd opge-
maakt vóór de oprichting van
de vennootschap. Anderzijds
wordt langs deze weg het
fiscaal risico vermeden dat
de verrichting niet zou
geschieden volgens de bepa-
lingen van het Wetboek van
vennootschappen. 48
V. SANCTIE WEGENS HET NIETOPMAKEN VAN EEN FINANCI-EEL PLAN
De wetgever heeft niet voor-
zien in een specifieke sanctie
ingeval geen financieel plan
werd opgemaakt. Zoals hoger
reeds werd aangehaald, zal
het ontbreken van een finan-
cieel plan in geen geval
afbreuk doen aan de geldige
oprichting van de vennoot-
schap. Wel kan het ontbreken
van een financieel plan een
aanwijzing zijn voor de
rechter dat de oprichters
onvoldoende hebben nage-
dacht over de financiële
noden van hun toekomstig
project, en derhalve een
bezwarende omstandigheid
uitmaken met het oog op het
weerhouden van de aanspra-
kelijkheid van de oprichters
ingeval van faillissement van
de vennootschap binnen de
drie jaar na haar oprichting 49.
In dit verband moet er wel op
worden gewezen dat het ont-
breken van een financieel
plan niet ipso facto leidt tot
oprichtersaansprakelijkheid 50.
De rechter kan immers bij
zijn marginale toetsing reke-
ning houden met andere ele-
menten die de toereikend-
heid van het kapitaal aanto-
nen 51. Het gevaar bestaat wel
dat de rechter bij ontstente-
nis van een financieel plan
rekening zou houden met het
(vaak ruim geformuleerde)
statutair doel van de ven-
nootschap 52, hetgeen in veel
gevallen quasi-automatisch
tot aansprakelijkheid leidt. 53
De situatie waarin een finan-
cieel plan werd opgesteld in
functie van een andere
bedrijvigheid dan diegene
die de NV effectief uitoefent,
moet worden gelijkgesteld
met de afwezigheid van een
financieel plan. Hetzelfde
geldt indien een andere acti-
viteit werd voorgenomen dan
diegene die statutair was
voorgeschreven en effectief
werd uitgevoerd. 54
VI. AANSPRAKELIJKHEID
A. VAN DE OPRICHTERS
De verplichting tot het
opstellen van een financieel
plan houdt nauw verband
met de aansprakelijkheid die
de oprichters kunnen
oplopen wegens kennelijk
ontoereikend aanvangs-
kapitaal.
Overeenkomstig het Wetboek
van vennootschappen 55 zijn
de oprichters immers jegens
belanghebbenden hoofdelijk
gehouden voor de verbinte-
nissen van de vennootschap,
naar een verhouding die de
rechter vaststelt, in geval van
faillissement binnen drie
jaar na de oprichting, indien
het (vaste gedeelte van het)
maatschappelijk kapitaal bij
de oprichting kennelijk
ontoereikend was voor de
normale uitoefening van de
voorgenomen bedrijvigheid
over ten minste twee jaar.
Het financieel plan wordt in
dit geval op verzoek van de
rechter-commissaris of van
de procureur des Konings
aan de rechtbank overgelegd.
B. VAN DE NOTARIS
Het financieel plan wordt
ondertekend door alle
oprichters, die er derhalve in
eerste instantie de verant-
woordelijkheid voor dragen 56.
Zij zijn immers de auteurs
van het financieel plan.
Met betrekking tot de rol van
de notaris terzake van het
financieel plan, geeft het
Wetboek van vennootschap-
pen 57 enkel aan dat de oprich-
ters een financieel plan over-
handigen aan de optredende
notaris, die het vervolgens
bewaart. Het financieel plan
wordt, ingeval de oprichters-
aansprakelijkheid in het
gedrang komt, door de
notaris, op verzoek van de
rechter-commissaris of van
de procureur des Konings,
aan de rechtbank overgelegd 58.
Op het eerste gezicht werd
aan de notaris derhalve enkel
een formele rol toebedeeld.
Toch moet in dit verband
worden gewezen op de
adviesfunctie 59 die de notaris
heeft ten aanzien van de ver-
schijners bij de oprichtings-
akte 60. Hij zal de oprichters
moeten wijzen op het belang
van een financieel plan 61,
alsook op de eventuele ken-
Ondernemingsrecht
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Ondernemingsrecht
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
nelijke onvolkomendheden
die een hem voorgelegd
financieel plan vertoont 62.
Eveneens zal hij de partijen
moeten wijzen op de gevol-
gen die een slecht opgesteld
financieel plan met zich mee
kan brengen. 63
Volgens bepaalde auteurs
doet de notaris er best aan 64
zijn ambt te weigeren - of
moet 65 deze zijn ambt weige-
ren - indien geen financieel
plan werd neergelegd of
indien het na formele con-
trole inhoudelijk duidelijk
waardeloos blijkt te zijn.
Andere auteurs 66 stellen
dan weer dat de notaris niet
mag weigeren het financieel
plan in ontvangst te nemen
en de oprichtingsakte te
verlijden wanneer de
oprichters voet bij stuk
houden. In ieder geval valt
het aan te raden dat de
notaris, wanneer hij vast-
stelt dat er geen of een
gebrekkig financieel plan
voorhanden is, een door de
oprichters ondertekend
attest laat opmaken waarin
deze verklaren door de
notaris op de hoogte te zijn
gesteld van diens negatief
advies en van de gevolgen
die een gebrekkig financieel
plan kunnen meebrengen. 67
De notaris gaat na of het
financieel plan betrekking
heeft op twee kalenderjaren
(en niet op twee boekjaren),
of het blijk geeft van de acti-
viteiten die worden voorop-
gesteld voor de eerste twee
jaren, of het ondertekend
werd door de oprichters en
door hen alleen 68, en of de
taalwetgeving werd nage-
leefd.
Bij het vaststellen van de
aansprakelijkheid van de
notaris, moet rekening
worden gehouden met de
mogelijkheid dat de oprich-
ters reeds beroep hebben
gedaan op een bedrijfsre-
visor, een accountant of een
erkend boekhouder(-fiscalist)
met het oog op het opmaken
van een financieel plan. In
voorkomend geval zal de aan-
sprakelijkheid van de notaris
minder zwaar worden beoor-
deeld, en is er een gedeelde
aansprakelijkheid tussen de
bedrijfsrevisor/accountant/
erkend boekhouder(-fiscalist)
en de notaris. 69
C. VAN DE BEDRIJFSREVISOR/
ACCOUNTANT/ERKENDE
BOEKHOUDER(-FISCALIST)
Het financieel plan wordt
ondertekend door alle
oprichters, die er derhalve in
eerste instantie de verant-
woordelijkheid voor dragen 70.
Zij zijn immers de auteurs
van het financieel plan.
Niettemin kunnen de oprich-
ters steeds beroep doen op
een bedrijfsrevisor, een
accountant of een erkend
boekhouder(-fiscalist) met
het oog op het verlenen van
bijstand bij het opmaken van
het financieel plan. De Voor-
bereidende Werkzaamheden 71
bij de Wet van augustus
bevelen dit zelfs aan.
De taak van de bedrijfs-
revisor, de accountant of de
erkende boekhouder(-fisca-
list) bestaat erin de nodige
inlichtingen te verstrekken
aangaande het opstellen van
het financieel plan. Hij kan
eventueel een ontwerp-finan-
cieel plan opmaken, doch dit
zal duidelijk melding maken
van de verplichtingen en de
niet-aansprakelijkheid van de
beroepsbeoefenaar. In geen
geval mag de beroepsbeoefe-
naar het financieel plan zelf
ondertekenen. De bedrijfsre-
visor, accountant of erkende
boekhouder(-fiscalist) kan
enkel handelen op basis van
de hem door de oprichters
meegedeelde informatie. Hij
is niet in staat de meege-
deelde informatie grondig te
toetsen, en kan bijgevolg
geen aansprakelijkheid
oplopen voor de schade die
door verkeerde en/of onvolle-
dige informatie zou veroor-
zaakt kunnen worden. 72
De bedrijfsrevisor, accoun-
tant of erkende boekhouder
(-fiscalist) die - in het kader
van de bijstand die hij
verleent met het oog op het
opmaken van een financieel
plan - tekort komt aan zijn
professionele verplichtingen,
kan hiervoor aansprakelijk
worden gesteld.
Voetnoten
B.S. augustus . Parl. St. Senaat -, nr.
/, en ; W. VANHO-RENBEECK, “Het financieel plan(art. Wet van augustus) tot economische heroriën-tering”, R.W. -, .
Artikel W. Venn. Artikel W. Venn. Artikel W. Venn.
Artikel W. Venn. F. BOUCKAERT, Notarieel ven-
nootschapsrecht N.V. en B.V.B.A.,Antwerpen, Kluwer, , .
Cass. oktober , R.W. -, - en T.B.H. , -, met noot.
K. GEENS EN H. LAGA, "Overzichtvan rechtspraak vennootschap-pen -", T.P.R. ,, nr. ; M. WYCKAERT,Kapitaal in N.V. en B.V.B.A.Vermogens- en kapitaalvormingdoor inbreng – Rechten en plich-ten van vennoten, Kalmthout,Biblo, , , nr. .
H. MICHEL (ed.), La S.P.R.L. uni-personelle. Approche théoriqueet pratique, Brussel, Bruylant,, ; P. HAINAUT-HAMENDE en G. RAUCQ, Les soci-étés anonymes. La constitutionde la société, Brussel, Larcier,, ; J.-M. VAN HILLE, Lasociété anonyme. Aspects juridi-ques et pratiques, Brussel,Bruylant, , ; P. HAINAUT-HAMENDE, “L’article C. Soc.”,in Commentaire systematiquedu Code des sociétés, éditionskluwer, .
R. RENARD, Talen in bestuursza-ken, in de bedrijven en in desociale betrekkingen, Gent, E.Story-Scientia, , ; J. VANBAEL, “Taal in vennootschapsak-ten”, R.W. -, .
De exploitatiezetel valt nietnoodzakelijk samen met demaatschappelijke zetel van devennootschap. De maatschappe-lijke zetel kan slechts met eenexploitatiezetel worden gelijk-gesteld in zoverre hij ook eenechte exploitatiezetel is, d.w.z.een onontbeerlijk centrum vanactiviteiten die voor de voorbe-reiding en de permanenteleiding van de zaken nodig is (I. DE WEERDT, Taalgebruik in hetbedrijfsleven, Antwerpen,Maarten Kluwer’s InternationaleUitgeversonderneming, ,). Zolang de vennootschapnog geen exploitatiezetel heeft,zal de zetel van de vennootschapals exploitatiezetel gelden
(J. VAN BAEL, “Taal in vennoot-schapsakten”, l.c., ; J. RUYS-SEVELDT, De commanditaire vennootschap op aandelen,Antwerpen, KluwerRechtswetenschappen België,, , nr. ).
Voor een overzicht van de sanc-ties ingeval van niet-nalevingvan de taalwetgeving, zie B.VANSCHOEBEKE, “Het taalge-bruik in de onderneming”, Or., -, en .
Hiervoor moet worden verwezennaar de gespecialiseerde litera-tuur, o.a. G. DELVAUX, “Taak vande beroepsbeoefenaar bij deopstelling van het financieelplan”, in B. TILLEMAN, A. BENOIT-MOURY, O. CAPRASSE en N.THIRION (eds.), De oprichtingvan vennootschappen en deopstartfase van ondernemingen,Brugge, Die Keure, ,-.
Technische nota van het IAB enhet BIBF over het financieelplan, goedgekeurd door de Raadvan het IAB op juli . Dezekan door de leden en de stagi-airs worden geconsulteerd ophet Extranet van de algemenewebsite van het Instituut.
J.F. GOFFIN, Responsabilités desdirigéants de sociétés, Brussel,Larcier, , .
Gent oktober , A.J.T. -, () ; Luik april ,J.L.M.B. , afl. , () ;Luik november , J.L.M.B., afl. , ; Gent oktober , T.R.V. , (); M. COIPEL, Les sociétésprivées à responsabilité limitée,Brussel, Larcier, , ;K. GEENS, M. DENEF, R. TAS,F. HELLEMANS en J. VANANROYE,"Overzicht van rechtspraak ven-nootschappen (-)",T.P.R. , , nr. ; P.HAINAUT-HAMENDE, “L’article C. Soc.”, l.c., .
Gent oktober , A.J.T. -, () ; Bergen novem-ber , Recueil annuel de juris-prudence en droit de sociétéscommerciales , () ;
K. GEENS, M. DENEF, R. TAS, F.HELLEMANS en J. VANANROYE,"Overzicht van rechtspraak ven-nootschappen (-)", l.c.,, nr. .
Luik november , J.L.M.B., afl. , .
Gent oktober , A.J.T. -, () ; Luik november, J.L.M.B. , afl. , ;K. GEENS, M. DENEF, R. TAS, F.HELLEMANS en J. VANANROYE,"Overzicht van rechtspraak ven-nootschappen (-)", l.c.,, nr. .
Kh. Brugge maart , J.C.B., .
J. RONSE, Belangrijkste toevoe-gingen en wijzigingen aan"Algemeen deel van het ven-nootschapsrecht", , ; W.VANHORENBEECK, “Het finan-cieel plan (art. Wet van augustus tot economischeheroriëntering)”, l.c., ; M.WYCKAERT, , Kapitaal in N.V. enB.V.B.A. Vermogens- en kapitaal-vorming door inbreng – Rechtenen plichten van vennoten, o.c.,-; M. COIPEL, Les sociétésprivées à responsabilité limitée,o.c., ; P. HAINAUT-HAMENDE,“L’article C. Soc.”, l.c., ; J.F.GOFFIN, Responsabilités des diri-géants de sociétés, o.c., .
BVBA. NV. X. DIEUX, “L’article ter des lois
coordonnées sur les sociétés com-merciales est-il applicable à l’aug-mentation du capital social ?",Rev. Prat. Soc. , () .
J.-M. VAN HILLE, La sociétéanonyme. Aspects juridiques etpratiques, o.c., , nr. ; P.HAINAUT-HAMENDE et G.RAUCQ, Les sociétés anonymes.La constitution de la société, o.c.,, nr. ; F. BOUCKAERT,Notarieel vennootschapsrechtN.V. en B.V.B.A., o.c., ; P.HAINAUT-HAMENDE, "Article C. soc.", l.c., , nr. .
Fusie door oprichting van eennieuwe vennootschap.
Splitsing door oprichting vannieuwe vennootschappen.
Ondernemingsrecht
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Ondernemingsrecht
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
T. TILQUIN, Traité des fusions etscissions, Brussel, KluwerEditions Juridiques Belgique,, -; F. BOUCKAERT enL. WEYTS, "Opbouw van de aktehoudende fusie en splitsing”, inJAN RONSE INSTITUUT (ed.), Denieuwe fusiewetgeving :vennootschapsrechtelijke en fis-caalrechtelijke aspecten,Kalmthout, Biblo, , -;F. BOUCKAERT, “Fusies, splitsin-gen en overdrachten onder alge-mene titel”, in JAN RONSE INSTI-TUUT (ed.), Knelpunten vandertig jaar vennootschapsrecht,Kalmthout, Biblo, , ; J.VAN BAEL, “Herstructurering,fusies en splitsingen”, in sem.IBR-KFBN, Revisoren en notaris-sen: de synergieën optimaliseren, oktober , ; C. VANSANTVLIET, “Verslag”, in JANRONSE INSTITUUT (ed.),Knelpunten van dertig jaar ven-nootschapsrecht, o.c., ; Ph.ERNST en J. VERSTRAELEN,Reorganisatie van vennootschap-pen. Fusie, (partiële) splitsing,inbreng van bedrijfstak of vanalgemeenheid, Mechelen,Ced.Samsom, , ; P.HAINAUT-HAMENDE, "Article C. soc.", l.c., .
F. BOUCKAERT en L. WEYTS,"Opbouw van de akte houdendefusie en splitsing”, l.c., -;T. TILQUIN, Traité des fusions etscissions, o.c., ; C. VAN SANT-VLIET, “Verslag”, l.c., .
O.a. de verplichting voor de raadvan bestuur om een omstandigverslag op te maken waarin destand van het vermogen van debetrokken vennootschappenwordt uiteengezet en waarin deverrichting vanuit juridisch eneconomisch oogpunt moetworden toegelicht en verant-woord.
F. BOUCKAERT en L. WEYTS,"Opbouw van de akte houdendefusie en splitsing”, l.c., -;T. TILQUIN, Traité des fusions etscissions, o.c., ; C. VAN SANT-VLIET, “Verslag”, l.c., ; P.HAINAUT-HAMENDE, "Article
C. soc.", l.c., . F. BOUCKAERT en L. WEYTS,
"Opbouw van de akte houdendefusie en splitsing”, l.c., ; J.VAN BAEL, l.c., .
T. TILQUIN, Traité des fusions etscissions, o.c., ; J.M. NELISSENGRADE, “Rechtshandelingen dieleiden tot een fusie”, in JANRONSE INSTITUUT (ed.), Denieuwe fusiewetgeving :vennootschapsrechtelijke en fis-caalrechtelijke aspecten, o.c., ;P. HAINAUT-HAMENDE, "Article C. soc.", l.c., .
C. VAN SANTVLIET, “Verslag”, l.c.,.
Ibid., . Th. TILQUIN, Traité des fusions et
des scissions, o.c., -, nr.; F. BOUCKAERT, Notarieelvennootschapsrecht N.V. enB.V.B.A., o.c., ; Ph. ERNST en J.VERSTRAELEN, Reorganisatie vanvennootschappen. Fusie, (par-tiele) splitsing, inbreng vanbedrijfstak of van algemeenheid,o.c., -.
Zie contra: P. COUSSEMENT en M.TISON,“Oprichtersaansprakelijkheid”,in FLI Working Paper Series(http://www.law.rug.ac.be/fli/WP/WPindex.html), , nr. :Deze auteurs zijn van meningdat de oprichtersaansprakelijk-heid in voorkomend geval tenlaste moet worden gelegd vande bestuurders van de overge-nomen c.q. gesplitste vennoot-schappen. Het zijn immers debestuurders die de beslissings-vorming wezenlijk sturen.
Derde Richtlijn //EEG vande Raad van oktober opde grondslag van artikel , lid, sub g), van het Verdrag betref-fende fusies van naamloze ven-nootschappen.
Zesde Richtlijn //EEG vande Raad van december op de grondslag van artikel ,lid , sub g), van het Verdragbetreffende splitsingen vannaamloze vennootschappen.
Zie artikel WIB ’. Zie artikel W. Venn.
F. BOUCKAERT, Notarieel ven-nootschapsrecht N.V. en B.V.B.A.,o.c., ; J.J. COUTURIER, “De“partiële splitsing” belasting-vrij”, A.F.T. , afl. , -;Ph. ERNST en J. VERSTRAELEN,Reorganisatie van vennootschap-pen. Fusie, (partiële) splitsing,inbreng van bedrijfstak of vanalgemeenheid, o.c., ;J. VERSTRAELEN en I. VAN DEWOESTEYNE, “De volledigbelastingvrije partiële splitsingin de inkomstenbelastingen”,T.F.R. , ; H. DE WULF,“Partiële splitsing”, Acc. & Bedr., afl. , en -; W. VAN-DENBERGHE, “Partiële splitsing.Waarom nog splitsen als menkan partieel splitsen?”, T.F.R., .
Zie supra, nr. . Zie supra, nr. . Volgens P. COUSSEMENT en M.
TISON verdient deze benaderingde voorkeur, zie P. COUSSEMENTen M. TISON,"Oprichtersaansprakelijkheid",l.c., , nr. .
P. COUSSEMENT en M. TISON,"Oprichtersaansprakelijkheid",l.c., -, nr. .
Zie artikel W.I.B. ’. M. DALLE, “Wat het financieel
plan niet is”, A.J.T. -, (), noot onder Gent oktober; M. WYCKAERT, Kapitaal inN.V. en B.V.B.A. Vermogens- enkapitaalvorming door inbreng –Rechten en plichten van venno-ten, o.c., , nr. ; F. BOUCKA-ERT, Notarieel vennootschaps-recht N.V. en B.V.B.A., o.c., .
E. SMIT, “Le capital social et laresponsabilité des fondateurs“,DAOR , .
E. SMIT, “Le capital social et laresponsabilité des fondateurs“,l.c., ; P. HAINAUT-HAMENDEen G. RAUCQ, Les sociétés anony-mes. La constitution de la société, o.c.,; M. WYCKAERT,Kapitaal in N.V. en B.V.B.A.Vermogens- en kapitaalvormingdoor inbreng – Rechten en plich-ten van vennoten, o.c., , nr.; K. GEENS, M. DENEF, R. TAS,
F. HELLEMANS en J. VANANROYE,"Overzicht van rechtspraak ven-nootschappen (-)", l.c.,, nr. ; J.-F. GOFFIN,Responsabilités des dirigéants desociétés, o.c., .
Voor een toepassing hiervan:Kh. Hasselt maart , Limb.Rechtsl. , (); zie ook J. RONSE, Belangrijkste toevoe-gingen en wijzigingen aan"Algemeen deel van het vennoot-schapsrecht", o.c., ; P. HAINAUT-HAMENDE, “L’article C. Soc.”,l.c., .
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V. enB.V.B.A. Vermogens- en kapitaal-vorming door inbreng – Rechtenen plichten van vennoten, o.c.,, nr. .
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V. enB.V.B.A. Vermogens- en kapitaal-vorming door inbreng – Rechtenen plichten van vennoten, o.c.,, nr. ; F. BOUCKAERT,“Artikel W. Venn.”, inVennootschappen en verenigin-gen. Artikelsgewijze commen-taar met overzicht van recht-spraak en rechtsleer, (voetnoot ).
Artikel , ° W. Venn. (BVBA) ;artikel , ° W. Venn. (CVBA);artikel , ° W. Venn. (NV);artikel W. Venn. (Comm.VA).
H. MICHEL, La S.P.R.L. uniperson-nelle. Approche théorique et pra-tique, o.c., ; F. BOUCKAERT,Notarieel vennootschapsrechtN.V. en B.V.B.A., o.c., ; X., LiberAmicorum Marcel Verschelden,o.c., ; P. COUSSEMENT en M.TISON,"Oprichtersaansprakelijkheid",Financial Law Institute, WorkingPaper Series, afl. /, , nr.; J.F. GOFFIN, Responsabilitésdes dirigéants de sociétés, o.c.,.
Artikel W. Venn. (NV); artikel W. Venn. (BVBA); artikel W. Venn. (CVBA); artikel W.Venn. (Comm.VA).
Artikel , ° W. Venn. (BVBA) ;artikel , ° W. Venn. (CVBA);artikel , ° W. Venn. (NV);artikel W. Venn. (Comm.VA).
Artikel , §, lid Wet op hetnotarisambt (Ventôsewet).
R. DE VALKENEER, “Le notaire etson devoir de conseil”, Rev. Not.B. , ; P. HAINAUT-HAMENDE, "l’article C. soc.",l.c., .
Kh. Charleroi maart ,R.J.S.C. , () ; C. VAN-HALEWYN, "Le plan financier etla responsabilité civile notari-ale", Rev. not. B. , ; P.HAINAUT-HAMENDE et G.RAUCQ, Les sociétés anonymes.La constitution de la société, o.c.,; H. MICHEL (Ed.), La S.P.R.L.unipersonnelle. Approche théori-que et pratique, o.c., ;X., Liber Amicorum MarcelVerschelden, o.c., ;P. COUSSEMENT en M. TISON,"Oprichtersaansprakelijkheid",l.c., , nr. ; P. HAINAUT-HAMENDE, "l’article C. soc.",l.c., .
Kh. Charleroi maart ,J.L.M.B. , () ; Rev. Not.B. , () -; P.HAINAUT-HAMENDE et G.RAUCQ, Les sociétés anonymes.La constitution de la société, o.c.,; X., "Le rôle et les responsa-bilités du notaire dans l’établis-sement du plan financier", nootonder Kh. Charleroi maart, Recueil annuel de jurispru-dence en droit des sociétés com-merciales , ; J.F. GOFFIN,Responsabilités des dirigéants desociétés, o.c., .
C. VANHALEWYN, "Le plan finan-cier et la responsabilité civilenotariale", l.c., ; X., LiberAmicorum Marcel Verschelden,o.c., ; H. MICHEL (Ed.), LaS.P.R.L. unipersonnelle. Approchethéorique et pratique, o.c., ; P.COUSSEMENT en M. TISON,"Oprichtersaansprakelijkheid",l.c., , nr. ; P. HAINAUT-HAMENDE, "l’article C. soc.",l.c., .
M. WYCKAERT, Kapitaal in N.V. enB.V.B.A. Vermogens- en kapitaal-vorming door inbreng – Rechtenen plichten van vennoten, o.c.,, nr. .
J. HAUSTRAETE, “Het financieelplan: wie is verantwoordelijk ?”,Pacioli september , afl., ; P. HAINAUT-HAMENDE,"l’article C. soc.", l.c., .
P. COUSSEMENT en M. TISON,"Oprichtersaansprakelijkheid",l.c., , nr. .
Kh. Charleroi maart ,Rev. Not. B. , () ; P.HAINAUT-HAMENDE et G.RAUCQ, Les sociétés anonymes.La constitution de la société, o.c., ; M. WYCKAERT, Kapitaal inN.V. en B.V.B.A. Vermogens- enkapitaalvorming door inbreng –Rechten en plichten van venno-ten, o.c., , nr. ; F. BOUCKA-ERT, NotarieelVennootschapsrecht N.V. enB.V.B.A., o.c., .
P. HAINAUT-HAMENDE en G.RAUCQ, Les sociétés anonymes.La constitution de la société, o.c.,; J. HAUSTRAETE, l.c., ; P.HAINAUT-HAMENDE, "l’article C. soc.", l.c., .
X., "Le rôle et les responsabilitésdu notaire dans l’établissementdu plan financier", R.J.D.S. , ; R. DE VALKENEER, "Lenotaire et son devoir de conseil”,Rev. Not. B. , .
H. MICHEL, La S.P.R.L. uniperson-nelle. Approche théorique etpratique, Brussel, Bruylant,, ; F. BOUCKAERT,Notarieel vennootschapsrechtN.V. en B.V.B.A., o.c., ; X., LiberAmicorum Marcel Verschelden,o.c., ; P. COUSSEMENT en M.TISON,"Oprichtersaansprakelijkheid",Financial Law Institute, WorkingPaper Series, afl. /, , nr.; J.F. GOFFIN, Responsabilitésdes dirigéants de sociétés,Brussel, Larcier, , .
Verslag Vernimmen, Parl. St.Senaat -, nr. /,.
B. VERSCHELDEN, “Het financieelplan”, in Liber Amicorum MarcelVerschelden, Diegem,Ced.Samsom, , -.
Ondernemingsrecht
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Fiscaliteit
Notionele interest:een frisse wind door de ondernemingen…
ROGER LASSAUX Directieadviseur IAB
Belastingconsulent
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
U ZEGT“ONDERGEKAPITALISEERD”...
Wie het belang van de maatregel
ten volle wil inschatten, kan niet
omheen de argumentatie van het
VBO die er aan de basis van ligt.
De grondgedachte is de ongelijke
fiscale behandeling van de finan-
ciering van investeringen, naarge-
lang deze met geleend dan wel
met eigen vermogen worden
gerealiseerd. Als een onderne-
ming, in de huidige stand van de
fiscale wetgeving, krediet van
derden opneemt, kan de daarop
betaalde rente volledig van de
belastbare grondslag worden
afgetrokken, als het tenminste
geen buitenlands kapitaal betreft.
Maar dat geldt niet voor het risi-
cokapitaal, het eigen vermogen,
gevormd door externe kapitaal-
inbrengen en/of door autofinan-
ciering. Als de investeerder een
natuurlijke persoon is en als we
als berekeningsgrondslag een
tarief in de vennootschapsbe-
lasting van % en een bevrij-
dende roerende voorheffing van
% op dividenden en van %
op interest nemen, is de bereke-
ning van het netto-inkomen dat
overblijft van een brutowinst van
één euro gauw gemaakt. Dat gaat
van cent (( – ,) x euro),
als de lening met interest wordt
vergoed, tot , cent (( – ,)
x ( – ,) als de investering met
door dividenden vergoed eigen
vermogen wordt gefinancierd.
Een verschil van %. En dat is
des te schrijnender als we de
structurele moeilijkheden van de
kmo’s om op de eerste of tweede
markt krediet te krijgen beschou-
wen, met alle problemen van dien
op het stuk van de solvabiliteit en
de rendabiliteit.
Gelukkig zal deze manifest sto-
rende economische discriminatie
van het risicokapitaal tegenover
het vreemd vermogen vanaf aan-
slagjaar sterk worden afge-
zwakt. Het wondermiddel dat we
hier onder uw aandacht willen
brengen is de “notionele interest”.
In concreto wordt de notionele
interest berekend die de onderne-
ming had moeten betalen, indien
ze niet met eigen vermogen zou
Aan deze maatregel die van
gezond verstand getuigt, zijn
voor de kmo’s redelijke, maar
reële compensaties verbonden.
En de berekening is echt geen
sinecure. Een grondige bespre-
king van deze nieuwe stimu-
lans in de zin van het K.B. ,
die werd ingevoerd bij de Wet
van juni .
De maatregel voorziet ook in
de welkome schrapping van
het registratierecht op
inbrengen in vennootschap...
Fiscaliteit
zijn gefinancierd, maar een
beroep had gedaan op vreemd
vermogen. Daartoe neemt men
als waarderingscoëfficiënt het
tarief van de door de Belgische
Staat uitgegeven lineaire obliga-
ties op lange termijn, vermeer-
derd met , % voor de kmo’s, en
past men het geheel toe op het
“gecorrigeerd” bedrag van het
eigen vermogen van de betrokken
onderneming bij het begin van
het belastbaar tijdperk. Het aldus
bekomen bedrag, dat de compo-
nent die overeenstemt met een
risicovrije rentevoet in de risico-
kapitaalkosten vertegenwoordigt,
mag van de belastbare grondslag
worden afgetrokken. Om niets
verloren te laten gaan, kan een
verlieslatende onderneming het
aftrekbaar bedrag overdragen
naar een later jaar waarin ze
winst zal hebben. Deze overdracht
zal jaar geldig zijn.
Dat zijn, zeer kort samengevat,
de grote lijnen van de Wet van
juni tot invoering van
een belastingaftrek voor risico-
kapitaal, en tot wijziging van de
artikelen , , , en
WIB . Tevens wordt in het
Wetboek van de inkomsten-
belastingen een nieuwe
Onderafdeling IIIbis – Aftrek voor
risicokapitaal - ingelast die de
artikelen bis tot octies
omvat (B.S. van juni ). Bij
het lezen van het hiernavolgend
artikel zult u snel merken dat een
aandachtig onderzoek van deze
bepalingen weliswaar adequate
antwoorden verstrekt. Maar door
de zeer complexe formulering
ervan geven ze ook aanleiding tot
interpretatieproblemen die we
aan de hand van de parlemen-
taire werkzaamheden trachtten
op te lossen. Hoewel het principe
duidelijk is - de bevordering van
de financiering van de onderne-
mingen met eigen vermogen –
geldt dat bijvoorbeeld niet voor
de berekening van de grondslag
op basis waarvan deze bijko-
mende aftrek moet worden toege-
past.
januari is niet meer ver af.
Het is dus de hoogste tijd om een
goed inzicht te krijgen op deze
nieuwe wet in al haar facetten.
Hierna vindt u, gecomprimeerd in
acht bladzijden, het belang, de
toepassingsmodaliteiten en
– keerzijde van de medaille – de
budgettaire compensaties van de
nieuwe wet. De gewone investe-
ringsaftrek en het belastingkre-
diet voor de kmo’s worden
geschrapt. En wat meer is, elke
kmo die voor de vrijgestelde
investeringsreserve kiest, zal drie
jaar uit de aftrek voor risicokapi-
taal worden gesloten. En dan
hebben we het nog niet over de
nieuwe wijze van berekening van
de meerwaarden op activa die
voor de uitoefening van de
beroepswerkzaamheid werden
gebruikt... ‘t Is maar dat u het
weet!
A. Te compenseren bedrag
- kost aftrek notionele interest € miljoen - verhoging notionele interest kmo met , % € miljoen - kost afschaffing inbrengrecht € miljoen
TOTAAL € miljoen
B. Compensaties
- afschaffing belastingkrediet kmo’s € miljoen - besparing op investeringsreserve () € miljoen - afschaffing investeringsaftrek
vennootschappen, behalve octrooien, R&D, rationelerenergieverbruik, beveiliging,herbruikbare drankverpakkingen € , miljoen
- anti-misbruikbepaling notionele interest(villavennootschappen) € , miljoen
- terugverdieneffect € , miljoen - wijziging vaststelling fiscale meerwaarde
(niet-aftrek verkoopkosten) € , miljoen
TOTAAL € miljoen
DE SLEUTELS VOOR HET BUDGETTAIR EVENWICHT
() Voor een zelfde belastbaar tijdperk is het gebruik van de investeringsreserve nietverenigbaar met het voordeelvan de notionele interest.
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Fiscaliteit
VOOR ALLE VENNOOTSCHAPPEN?
Deze aftrek is bestemd voor ven-nootschappen (en andere rechts-personen), mits ze onderworpenzijn aan de Belgische vennoot-schapsbelasting (art. octiesWIB ).
Buitenlandse vennootschappendie in België over een vasteinrichting beschikken of alhierbelastbare onroerende inkom-sten verkrijgen, zullen ook voorde aftrek in aanmerking komenonder de door de Koning tebepalen voorwaarden (art. WIB ).
Er moet dus geen onderscheidworden gemaakt tussen eenkleine vennootschap (in de zinvan artikel , § W. Venn.) eneen grote vennootschap, zoalsdat geldt voor de afschrijvingen(mogelijkheid om een volledigeannuïteit af te schrijven op inhet boekjaar aangeschafte of ver-vreemde activa en bijkomendekosten) of voor de toekenningvan de verhoogde investeringsaf-trek voor investeringen in bevei-liging. Het enige onderscheid isdat de kmo’s aanspraak hebbenop een met , % verhoogdtarief, zoals we hierna zullenzien. Als kleine vennootschappen– die overeenkomstig artikel van de Boekhoudwet van juli geen jaarrekening moetenopstellen – voor de maatregel inaanmerking willen komen,moeten ze evenwel van deze vrij-stelling afzien. Het in aanmer-king te nemen risicokapitaalstemt, behoudens enige correc-ties (zie hierna, gecorrigeerdeigen vermogen) immersovereen met het bedrag van heteigen vermogen van de vennoot-schap aan het einde van hetvoorgaande belastbare tijdperk,
dat overeenkomstig de wetge-ving betreffende de boekhoudingen de jaarrekening van de onder-nemingen werd bepaald.
Overeenkomstig artikel octies zijn vijf soorten ven-nootschappen evenwel uit hetvoordeel van het stelsel van denotionele interest gesloten.Waarom? Het van het gemeenrecht afwijkend belastingstelseldat ze genieten...
. Coördinatiecentra die (uiter-lijk tot //) van debepalingen van K.B. nr. van december blijvengenieten;
. Vennootschappen opgerichtin een reconversiezone,zolang ze, voor het betreffendbelastbaar tijdperk, nog vande vrijstelling van de dividen-den genieten (artikel vande Herstelwet van juli);
. Beleggingsvennootschappenzoals bevak, bevek en vbs (Wetvan december betref-fende de financiële verrichtin-gen en de financiële markt);
. Coöperatieve participatieven-nootschappen (Wet van mei betreffende dewerknemersparticipatie inhet kapitaal en in de winstvan de vennootschappen);
. Zeevaartvennootschappen dieaan de bijzondere belastingop de tonnage zijn onderwor-pen (art. , of vande Programmawet van augustus ).
WELK TARIEF?
Artikel quater WIB , deessentie van de nieuwe fiscalestimulans, bepaalt : “De aftrekvoor risicokapitaal is gelijk aanhet overeenkomstig artikel
ter bepaalde risicokapitaalvermenigvuldigd met een vasttarief dat voor elk belastbaartijdperk wordt bepaald”. Hoe? Defictieve rente van het eigen ver-mogen wordt berekend volgenshet gemiddeld tarief van de doorde Belgische Staat uitgegevenlineaire obligaties op jaar. Hetis gelijk aan het gemiddelde vande door het Rentenfonds maan-delijks bekendgemaakte referte-indexen J (zie http://www.nbb.be/rk/N/pagefr.htm).
Dat tarief, dat momenteel , %bedraagt, zal voor elk aanslag-jaar worden vastgesteld.
Voor het eerste aanslagjaar, metname , is het de rente van december die als refe-rentie zal dienen. Voor de vol-gende aanslagjaren wordt hettarief vastgesteld op basis van dereferte-indexen van het voor-laatste jaar ( bijvoorbeeld),vóór het aanslagjaar ().
Merk op dat de wet, in tegenstel-ling tot de aanvankelijk voor-ziene geldigheidsperiode vandrie jaar, nu in een jaarlijksetariefaanpassing voorziet. Hetrefertetarief mag voor elk aan-slagjaar niet meer dan één per-centpunt (naar boven of naaronder) afwijken van het tariefdat voor het vorige aanslagjaarwerd toegepast, tenzij daar bij inMinisterraad overlegd koninklijkbesluit uitdrukkelijk wordt vanafgeweken.Belangrijk detail: de kmo’sbedoeld bij artikel , § van hetWetboek van vennootschappenhebben aanspraak op een met, % verhoogd tarief. Gelet opde verhogingen, ingevoerd bijhet K.B. van mei (B.S. van juni ), die met terugwer-kende kracht van toepassing zijn
Fiscaliteit
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
op de vanaf december afgesloten jaarrekeningen,betreft het vennootschappen metrechtspersoonlijkheid die voor hetlaatste afgesloten boekjaar nietmeer dan één van de volgende cri-teria overschrijden:
• jaargemiddelde (in voltijdseequivalenten) van het perso-neelsbestand : .Uitsluitend beoogd is het perso-neel dat verbonden is door eenarbeids- of stageovereenkomst;
• jaaromzet, exclusief BTW: EUR;
• balanstotaal (K.B. van april): EUR;
tenzij het jaargemiddelde van hetpersoneelsbestand meer dan bedraagt. In dat geval wordt devennootschap steeds als een grotevennootschap beschouwd (art. ,§ W. Venn.).
Voor vennootschappen die hunactiviteiten aanvatten, wordendeze drempels bij het begin vanhet boekjaar te goeder trouwgeschat (art. , § , lid W.Venn.).
Om te weten te komen of eenvennootschap al dan niet als kleinkan worden beschouwd, dientmen zich op het laatste afgeslo-ten boekjaar te baseren. Als eenvennootschap voor boekjaar niet aan deze criteria voldoet,wordt ze, vanaf aanslagjaar ,in principe als groot beschouwd.Luidens artikel , § van hetWetboek van vennootschappenwordt de strengheid van dezeregel als volgt afgezwakt: als eenonderneming het vorige boekjaardeze criteria niet overschreed,wordt ze voor het lopende boek-jaar als klein beschouwd, ook alvoldoet ze voor dat boekjaar nietlanger aan de criteria daartoevereist (art. , § , lid W. Venn.).
Als een onderneming het vorigeboekjaar deze criteria daarente-gen wel overschreed, wordt zevoor het lopende boekjaar nietlanger als klein beschouwd, ook alvoldoet ze voor dat boekjaar welaan de criteria daartoe vereist(art. , § , lid W. Venn.).
BEREKENINGSGRONDSLAG? EIGENVERMOGEN...
De sluitsteen van het systeem isuiteraard het bedrag van heteigen vermogen aan het eindevan het voorgaande belastbaretijdperk, zoals dat blijkt uit de bijde NBB neergelegde balans envastgesteld overeenkomstig deboekhoudwetgeving, in principede bepalingen van het KoninklijkBesluit van januari totuitvoering van het Wetboek vanvennootschappen (art. ter, § WIB ). Als de vennootschapmeteen aanspraak maakt op deaftrek, is het eigen vermogen datvan de balans per //,tenminste als de jaarrekening ophet einde van het kalenderjaarwordt afgesloten. Voor debelastingplichtigen die aan devennootschapsbelasting onder-worpen zijn, op wie de Wet van juni betreffende de vzw’s, deinternationale verenigingenzonder winstoogmerk en de stich-tingen van toepassing is, wordtonder eigen vermogen, het eigenvermogen verstaan zoals blijkt uitde balans die door deze belasting-plichtigen is opgemaakt (art.ter, § WIB ).
MAAR “GECORRIGEERD” EIGENVERMOGEN...
Maar we zijn nog niet uit dezorgen! Immers: er moeten eenaantal “correcties” worden uitge-voerd die betrekking hebben opde fiscale nettowaarde of op denetto boekwaarde van bepaalde
activabestanddelen aan het eindevan het voorgaande belastbaretijdperk. De bewijslast ervanberust bij de Administratie. Zoalswe zullen zien, is het de bedoelingonder meer een aantal “buiten-kansjes” uit de berekeningsgrond-slag te sluiten zoals de “buiten-sporige” activa (in de zin vanartikel , ° WIB ), privé-activa, en zelfs bepaalde onroe-rende goederen waarvan eenbedrijfsleider van de eerste cate-gorie het gebruik heeft, waarbijeen onderscheid wordt gemaaktnaargelang deze activa onroe-rende inkomsten opbrengen inBelgië of in het buitenland.
Behalve met de kapitaalsubsidies(MAR ) en de herwaarderings-meerwaarden (MAR ) op nietuitgesloten bestanddelen (art.ter, § WIB ) moet deberekeningsgrondslag nogworden verminderd met de vol-gende bestanddelen:
. De fiscale nettowaarde van definanciële vaste activa en aande-len (art. ter, § WIB ).Om getrapte aftrekken te vermij-den, worden uitdrukkelijk tweesoorten aandelen beoogd.Enerzijds de eigen aandelen (MAR) en de financiële vaste activadie uit deelnemingen en andereaandelen bestaan (in de zin vanartikel , § , lid voor de kre-dietinstellingen, de verzekerings-ondernemingen en de beursven-nootschappen – art. /terKB/WIB ). Anderzijds de aan-delen van beleggingsvennoot-schappen waarvan de inkomstenin aanmerking komen om krach-tens de artikelen en WIB als DBI van de winst teworden afgetrokken.
Voor sommige van deze bestand-delen is het dus de fiscale waardeen niet de netto boekwaarde die
Fiscaliteit
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
bij het einde van het belastbaartijdperk in aanmerking wordtgenomen. Daaruit volgt dat, alseen vennootschap een waardever-mindering boekt op een deelne-ming in haar bezit, maar dezefiscaal wordt verworpen, de ver-minderde waarde in de bereke-ningsgrondslag voor de aftrekmoet worden opgenomen.Daarentegen wordt geen rekeninggehouden met geboekte maarniet-verwezenlijkte meer-waarden.
. De netto boekwaarde van deactiva die worden aangewenddoor een vaste inrichting waaroverde vennootschap in het buitenlandbeschikt, of de onroerende goede-ren in het buitenland die geen deeluitmaken van dergelijke inrichting(art. ter, § , lid WIB ).Wanneer een vennootschap overeen inrichting beschikt in eenland waarmee België een over-eenkomst tot het vermijden vandubbele belasting heeft gesloten,zijn de inkomsten van deze inrich-ting in België in principe vrijge-steld van belasting, en wel tenbelope van het aan deze inrich-ting toerekenbaar bruto-inkomen,verminderd met alle toegestaneaftrekken in verband met de ver-krijging van dit inkomen. Zoals uweet, dient volgens het Belgischboekhoudrecht in de jaarrekeninggeen onderscheid te wordengemaakt tussen het eigen vermo-gen dat aangewend wordt voor debuitenlandse inrichting en hetandere eigen vermogen van devennootschap. Derhalve is het, hetvolgens het Belgisch boekhoud-recht bepaald boekhoudkundigactief dat als referentie dient. Hetstemt overeen met het verschiltussen de netto boekwaarde vande activa die voor de buitenlandseinrichting worden aangewend,verminderd met de schulden envoorzieningen die aan deze
inrichting kunnen worden toege-rekend, mutatis mutandisbepaald volgens dezelfde princi-pes die worden gebruikt voor debepaling van de vrijgestelde winstin toepassing van de overeen-komst tot vermijding van dubbelebelasting.
Ook in het tweede geval, wanneerde vennootschap in het buiten-land over één of meer onroerendegoederen, zakelijke rechten opdeze goederen of persoonlijkerechten die onrechtstreeks op der-gelijke goederen betrekkinghebben, beschikt, zonder aldaareen vaste inrichting te hebben,wordt vorenstaande regel volledigtoegepast. Dat betekent dat denetto boekwaarde van dat onroe-rend goed, verminderd met deerop betrekking hebbende schul-den en voorzieningen, uit de bere-keningsgrondslag moet wordengesloten.
. De netto boekwaarde van materiële vaste activa in zover deerop betrekking hebbende kostenop onredelijke wijze de beroeps-behoeften overtreffen (art. ter, § , lid WIB ).Deze uitsluiting van “buitenspo-rige” activa wordt beoordeeld opgrond van de criteria van artikel, ° WIB .
. De boekwaarde van activa diegeen inkomsten opbrengen.Tot deze restcategorie behorenonder meer de bestanddelen dieals belegging worden gehoudenof die door de aard ervan nietbestemd zijn om een periodiekbelastbaar inkomen voort tebrengen ( juwelen, kunstwerken,enz.).
De naleving van de eerste voor-waarde, die enkel de aard van hetbetrokken actiefbestanddeelbetreft, ongeacht de concrete
voorwaarden waaronder het doorde vennootschap wordt gebruikt,sluit - alleszins uit het voordeelvan de aftrek - juwelen, edelemetalen en kunstwerken, maarbijvoorbeeld geen gebouwdeonroerende goederen uit. Onderperiodieke belastbare inkomstenworden geen potentiële meer-waarden of uitzonderlijke of mar-ginale inkomsten, zoals de occa-sionele verhuur van een kunst-werk, verstaan.
Volgens de Memorie vanToelichting gaat het om activa diemen passief bezit, zonder dat zijrechtstreeks of onrechtstreeksdienen voor het uitoefenen vaneen economische activiteit diedoor de vennootschap effectiefwordt verricht. Dergelijke beleg-ging is, steeds volgens deMemorie van Toelichting, eenactiefbestanddeel dat, mocht devennootschap een natuurlijkepersoon zijn, van zijn privé-ver-mogen deel zou uitmaken veeleerdan dat het voor de uitoefeningvan zijn beroepsactiviteit zou zijnbestemd. De beoordeling van der-gelijke situatie is afhankelijk vande concrete omstandighedenwaaronder dit activum in bezitwordt gehouden.
. De boekwaarde van de onroe-rende goederen of andere zakelijkerechten, waarvan een zaakvoerder,een bestuurder of een vereffenaarvan een vennootschap (of hunechtgenoot of niet meerderjarigekinderen) het gebruik hebben.Merk op dat, niettegenstaande
alleen de bedrijfleiders van deeerste categorie (cf. art. , lid ,° WIB ) worden beoogd, des-gevallend de totale waarde vanhet goed moet worden uitgeslo-ten, zonder toepassing te makenvan de proportionele regelvolgens het werkelijk ter beschik-king gesteld gedeelte.
Maar wat te doen wanneer dewaarde van één de hiervoorbesproken correctieposten in deloop van het belastbaar tijdperkverandert?
Met betrekking tot de wijzigingendie zich voordoen in verband metde uit te sluiten bestanddelen vaneen buitenlandse inrichting zullende regels later bij afzonderlijk K.B.worden vastgesteld. Voor deandere gevallen moet het risicoka-pitaal, naargelang het geval,worden vermeerderd of vermin-derd met het bedrag van degewogen gemiddelde wijziging inmeer of in min. Daarbij wordt elkewijziging geacht zich voor te doenop de eerste dag van de betrokkenkalendermaand. Elke wijzigingwordt vermenigvuldigd met hetaantal kalendermaanden dat nogblijft lopen en gedeeld door hettotale aantal kalendermaandenvan het belastbaar tijdperk.
DRIE JAAR ONBESCHIKBAARHEID...EN EEN FORMULIER
Nu we de wijze van berekeningkennen, moeten we de voor-waarden voor de toekenning, enuiteraard voor het behoud vandeze aftrek van naderbij bekijken.
De aftrek voor risicokapitaal zaluiteraard buiten de boekhoudingom gebeuren. Hij zal op blz. , vakIV. – “Uiteenzetting van de winst“van de belastingaangifte eenaftrekpost vormen, met name narubriek “Aftrek van DBI”, en vóórde recuperatie van vorige verlie-zen (rubriek L) en de investerings-aftrek. Zoals gewoonlijk zal devennootschap bij haar aangifte inde vennootschapsbelasting voorhet aanslagjaar waarvoor ze deaftrek aanvraagt, een opgavemoeten voegen waarvan hetmodel zal worden vastgestelddoor de Minister van Financiën,
volgens dewelke het bijzondereenvoudig zal zijn (art. septiesWIB ).
Het wordt wel gecompliceerderals we de grondvoorwaardenbeschouwen. Hoewel de aftrekniet afhankelijk is gesteld van dewijze waarop de vennootschaphaar resultaten verwerkt, metname of ze deze reserveert danwel als dividend uitkeert, is hijwel onderworpen aan de nalevingvan een tijdelijke onaantastbaar-heidsvoorwaarde, die nauwverwant is aan het welbekendemodel van artikel WIB .Een bedrag gelijk aan de ver-leende aftrek moet bij de resul-taatverwerking op een rekeningvan het passief (onbeschikbarereserve) worden geboekt enblijven gedurende het belastbaartijdperk en de drie daarop vol-gende jaren. Tijdens deze sperpe-riode mag het niet tot grondslagdienen voor de berekening van dejaarlijkse dotatie aan de wette-lijke reserve of van enige beloningof toekenning. Gevolg: kmo’s diesnel aan herstel toe zijn en zichhaasten om tijdens boekjaar (balans per // – aan-slagjaar ) hun eigen vermo-gen op te trekken, zullen op gronddaarvan pas vanaf aanslagjaar dividenden kunnen uitkereningevolge een besluit dat hunalgemene vergadering in de loopvan het jaar zal nemen.
Wanneer niet meer voldaan is aandeze verplichting wordt het reedseffectief verleende gedeelte ervanbelast als winst van het belast-bare tijdperk waarin het niet-naleven van die verplichting zichvoordoet en verliest het nog nieteffectief verleende gedeelte zijnrecht op overdraagbaarheid.
De verkregen aftrek is pas defini-tief verworven na verloop van de
drie jaar, ongeacht de laterebestemming van de gereser-veerde bedragen.
OVERDRACHT VAN DE VRIJSTEL-LING?
Wanneer er geen of onvoldoendebelastbare grondslag is om deaftrek voor risicokapitaal mee teverrekenen, wordt de niet voordat belastbaar tijdperk verleendeaftrek achtereenvolgens overge-dragen naar de zeven volgendekalenderjaren (Parl.St. Kamer,-, nr. , p. ), tenzij ingeval van verwerving of van wijzi-ging van de controle van de ven-nootschap die zich ondertussenvoordoet en niet beantwoordtaan rechtmatige economische offinanciële behoeften (toepassingvan art. , lid WIB ). Indergelijk geval zijn de overgedra-gen aftrekken voor risicokapitaal,maar evenmin de overgedrageninvesteringsaftrekken en vorigeberoepsverliezen niet aftrekbaarvan de winst van dat tijdperknoch van deze van enig laterbelastbaar tijdperk.
Zoals we hierna zullen zien, geldtdeze overdracht ook voor de kmo’sdie een investeringsreservehebben aangelegd, zodat deaftrek voor risicokapitaal nietmeer mogelijk is
VANAF WANNEER?
Op een enkele uitzondering natreden de door de Wet van juni ingevoerde stimulerendemaatregelen in verband met deaftrek voor risicokapitaal inwerking vanaf aanslagjaar .De afschaffing van het inbreng-recht heeft uitwerking vanaf januari . Elke wijziging dievanaf april aan de afslui-tingsdatum van de jaarrekeningwordt aangebracht, is zonder uit-
Fiscaliteit
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
werking op de toepassing vandeze bepalingen.
VRIJSTELLING VAN ALLE MEER-WAARDEN : NOG ALLEEN HET NET-TOBEDRAG...
Zoals dat gewoonlijk bij de invoe-ring van nieuwe fiscale stimulihet geval is, werd er over dekwestie van de onvermijdelijkebudgettaire compensaties poli-tiek gemarchandeerd. Met derekenmachine in de hand heeftonze schatkistbewaarder de kostvan de notionele interesten op miljoen begroot, te vermeer-deren met zowat miljoen tengevolge van de afschaffing vanhet recht van inbreng en miljoen wegens de toekenningvan een verhoogd aftrektarief aande kmo’s. Zijnde in totaal miljoen.
Eén van de middelen die in depers het vaakst werden geciteerdom de factuur te betalen, was debelasting van de meerwaarden opaandelen, tenminste boven eenbepaalde graad van deelneming.Vandaag weten we dat er nietsvan in huis is gekomen, in elkgeval werd het vrijstellingsprin-cipe volledig behouden. Er zit weleen adder onder het gras: om hetbedrag van de meerwaarden opvoor de uitoefening van deberoepswerkzaamheid gebruikteactiefbestanddelen te bepalen,moeten de “verkoopkosten”worden afgetrokken. Geraamdewinst van de operatie : ,miljoen.
Afgezien van de vaststelling datde polemiek (zie onder meerRechtbank van eerste aanleg vanHasselt, september ) overde kwestie of de vrijstelling vanartikel WIB betrekkingheeft op het netto- dan wel op hetbrutobedrag, in het voordeel van
de Administratie werd beslecht,dient te worden vastgesteld datde wetswijziging werd aangegre-pen om deze regel te veralgeme-nen. Volgens het huidige artikel is de meerwaarde gelijk aanhet positieve verschil tussen eens-deels de ontvangen vergoeding ofde verkoopwaarde bij de ver-vreemding van het goed enanderdeels de aanschaffings- ofbeleggingswaarde ervan vermin-derd met de voorheen aangeno-men waardeverminderingen enafschrijvingen. Vanaf aanslagjaar zal de ontvangen vergoedingof de verkoopwaarde van hetbetrokken beroepsactief steedsmoeten worden verminderd metde “verkoopkosten”. Volgens deMemorie van Toelichting zijn debetrokken kosten de kosten dieverband houden met de verrich-ting in haar geheel, zoals depubliciteitskosten, de notaris-kosten, de makelaarskosten, debankkosten, de belastingen op deverrichting en de verzekerings- endekkingskosten...
Gevolg: een algemene verminde-ring van het vrijgesteld bedrag. Deinschrijving hiervan in artikel WIB houdt in dat de draag-wijdte van deze vermindering zichuitstrekt tot alle meerwaarden opberoepsactiva. Voor de berekeningvan meerwaarden op aandelen,beoogd bij artikel WIB (vennootschapsbelasting), maarook in de personenbelasting, gaathet uiteraard om een meerwaardedie gespreid, of, bij de volledige endefinitieve stopzetting van deberoepswerkzaamheid, afzonder-lijk tegen het verlaagd tariefwordt belast. En daarenboven zijnen blijven deze kosten als beroeps-kosten aftrekbaar.
Maar dat is niet alles ! mijoen- miljoen, dat betekende datnog miljoen moest worden
gevonden. Eén oogopslag op detabel van de opbrengsten, op blz. volstaat om te zien hoe de rege-ring zich uit de slag heeft getrok-ken. De afschaffing van hetbelastingkrediet en de gewoneinvesteringsaftrek voor de kmo’szou samen miljoen moetenopbrengen. De anti-misbruikbepa-ling nog eens miljoen. Daarbijzou dan nog een geraamd bedragvan zowat , miljoen wegenshet serieus terugverdieneffect vande maatregel moeten wordengevoegd. Dan blijft er dus nog miljoen over. Die zullen op deinvesteringsreserve wordenbespaard. Zoals we zullen zien, alswe hierna meer aandacht beste-den aan de bijzondere situatie vande kmo’s, zullen deze, voor eenwelbepaald aanslagjaar, moetenkiezen tussen het voordeel van denotionele interest en het voordeelvan de investeringsreserve.
KMO’S: VERLIES DE COMPENSATIESNIET UIT HET OOG...
Hoewel het de nieuwe formuleniet aan argumenten ontbreektom de kmo’s tot autofinancieringover te halen, en zeker nu ze rechthebben op een met , % ver-hoogd aftrekpercentage (als zeaan de criteria van artikel , § W. Venn. voldoen), moeten ze alleaspecten van de kwestie onder-zoeken, en zeker dit van de com-pensaties.
De afschaffing van zowel hetbelastingkrediet voor kmo’s(artikel bis, § WIB enbis WIB ) vanaf aanslag-jaar , behalve voor het nogniet aangerekend gedeelte (wijzi-ging van artikel WIB ) alsvan de gewone investeringsaftrek(art. , lid WIB ), behalvevoor het gedeelte van de investe-ringsaftrek toegestaan vanaf eenaanslagjaar dat aan het aanslag-
Fiscaliteit
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
jaar voorafgaat, kan nietonvermeld worden gelaten. Netzoals andere vennootschappensinds een aantal jaren, zullen dekmo’s (binnenlandse vennoot-schappen waarvan de aandelenvoor meer dan de helft toebeho-ren aan één of meer natuurlijkepersonen die de meerderheid vanhet stemrecht vertegenwoordi-gen, en die geen deel uitmakenvan een groep waartoe een coör-dinatiecentrum behoort) tegenaanslagjaar , wegens de bui-tenwerkingstelling van deinvesteringsaftrek, gewoon nietmeer over de mogelijkheidbeschikken om een bepaaldbedrag van hun nieuwe investe-ringen af te trekken. En dat is nogniet alles: deze “opnulstelling”geldt ook voor de gespreide aftrekwaarvoor vennootschappen metminder dan twintig werknemersin aanmerking kwamen, met dienverstande dat het voordeelbehouden blijft voor investerings-aftrekken toegestaan vanaf eenaanslagjaar dat aan het aanslag-jaar voorafgaat (nieuwartikel WIB ).
Hoewel, in tegenstelling tot watwerd gevreesd, het ergste werdvermeden in verband met degeplande afschaffing van de vrij-gestelde investeringsreserve(artikel quater WIB ),werd de toekenning daarvan tochaan een serieuze afzwakkingonderworpen, aangezien eenkeuze moet worden gemaakt: alsde kmo voor de investeringsre-serve kiest (wat kan leiden tot eenvermindering van de belastbaregrondslag met EUR), wordtde vennootschap voor het betrok-ken en voor de twee volgendebelastbare tijdperken immers uithet stelsel van de notionele inte-rest gesloten (tegen het met , %verhoogd tarief). Enige nuance:de voor de overdracht voorziene
periode van jaar werd verlengdmet het aantal volle jaren waar-voor de aftrek voor risicokapitaaldaardoor geen toepassing vindt.Deze kwestie stelt zich natuurlijkniet wanneer de ondernemingverlieslatend is, want dan is denotionele interest het enigemogelijke alternatief.
WANNEER ER MOET GEKOZENWORDEN…
Eenmaal de diagnose gesteld, kaner makkelijker een remedieworden gevonden. Over de kernvan de zaak is iedereen het eens:de totaal verschillende behande-ling in ons belastingrecht van definanciering van een onderne-ming, naargelang deze met eigenvermogen dan wel met geleendgeld wordt verricht. Het stelsel vande notionele interest heeft noch-tans discussies uitgelokt, en welvan zodra er sprake van was.Sommigen – en met name dekmo’s – vonden dat de ermee ver-bandhoudende verplichtingen degeestdrift van de investeerders welvlug zouden bekoelen, anderenhadden het dan weer over de toe-passing ervan in de praktijk. Maar,wegens de doeltreffendheid ervan,zagen velen er een coherent enadequaat antwoord in op een allang aanslepende maar nog steedsactuele discussie.
Waar geen twijfel over bestaat, isdat de definitieve tekst van de Wetvan juni beiden gelijkgeeft. Als we zowel de financie-ringsmogelijkheden van de kmo’sals de drijvende kracht ervan in ’slands economie beschouwen, ishet beslist zo dat de filosofieachter het concept van de notio-nele interest een wijze maatregelis, zeker nu de budgettaire com-pensaties – een noodzakelijkfiscaal kwaad – deze keer allichtals redelijk kunnen worden
beschouwd. Dat neemt niet wegdat % verhoging voor de kmo’smaar weinig is. In alle betekenis-sen van het begrip. En dat, watvaak wordt vergeten, ook bij debeste fiscale stimuli, de praktischeuitvoerbaarheid van de maatregelook enige bedenkingen inhoudt.De noodzakelijke vergelijkingtussen de voordelen van deinvesteringsreserve en deze vande aftrek voor risicokapitaal, tweeniet echt eenvoudige stelsels, kaneen belemmering zijn voor de toe-passing ervan. Voorts is de ver-plichting om de fiscale winst driejaar in de onderneming te houdenvan dien aard dat ze groeionder-nemingen, starters en andereondernemingen in moeilijkhedenbestraft, dus net deze onderne-mingen die het meest behoefteaan risicokapitaal in de plaats vanaan geleend kapitaal hebben.
Maar zoals u weet is het beter dekritiek voor te zijn, de deadlinevan januari nadert immersmet rasse schreden. En meer danwie ook heeft de Minister vanFinanciën dat begrepen en dedaad bij het woord gevoegd.Tussen half oktober en het jaar-einde zal hij opnieuw op tourneevertrekken zoals hij al vaker heeftgedaan, dit maal voor de interna-tionale promotie van de hervor-ming van de vennootschappen.Didier Reynders gaat immers eenroad show ondernemen ominvesteerders warm te makenvoor het inbrengen van risicokapi-taal. Bij die gelegenheid, of nogeerder, is het niet uitgesloten dater bepaalde versoepelingen aande orde zijn. Maar wat nu al vaststaat, is dat alle gewenste toelich-tingen zullen worden verstrekt inzopas aangekondigde interpreta-tieve koninklijk besluiten.Voor ons stellig de kans om aande slag te gaan, met de cijfers bijde hand.
Fiscaliteit
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Beroep
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
1. GEMEENSCHAPPELIJKE STAGE
In antwoord op het ondertekende
akkoord van februari
tussen de Instituten, werd een
werkgroep opgericht die reeds
keer heeft vergaderd tussen de
maanden januari en mei
. Zowel het ingangsexamen als
het eerste stagejaar werden door de
werkgroep nauwkeurig bekeken.
Het is echter nog te vroeg om in
details te treden aangezien er nog
geen beslissing genomen werd.
2. GEMEENSCHAPPELIJKE PUBLICATIE
De drie Instituten (IAB-IBR-BIBF)
hebben besloten de handen in elkaar
te slaan en tezamen een publicatie
aan de leden aan te bieden waarvan
de inhoud overeenstemt met de
bekommernissen van de economische
beroepen, met name boekhouding,
fiscaliteit en audit. Een werkgroep
werd opgericht om de verschillende
kwesties zoals titel, frequentie, ver-
taling van artikels, financiering,
aantal pagina’s en timing te onder-
zoeken. Er wordt eveneens gezocht
naar een professionele uitgeefpart-
ner. Deze gemeenschappelijke publi-
catie weerhoudt de Instituten niet
om een eigen tijdschrift te behouden
indien ze dit wensen.
Sinds enkele jaren komen de
Raden van de twee Instituten
een keer per jaar samen om de
onderwerpen die onze beide
beroepen aanbelangen, te
bespreken. Dit jaar vond de ont-
moeting plaats op juni in het
Château de la Rocq. De goedge-
vulde agenda leidde tot een
constructieve uitwisseling van
ideeën waarbij rekening gehou-
den werd met de bijzondere
eigenheid van de twee
Instituten.
Verslag van de gezamenlijkeRaadsvergadering IAB-IBR van 13 juni 2005
ERIC STEGHERS Directeur IAB
DE AGENDA ZAG ER ALS VOLGT UIT:
➤ Eerste gemeenschappelijk stagejaar
➤ Gemeenschappelijke publicatie
➤ Mandaat van onafhankelijk bestuurder
➤ Beperking van de burgerlijke aansprakelijkheid
➤ Strafsanctie en voeren van de titel
➤ Gemengde commissie Bijzondere opdrachten
➤ Statuut van zelfstandigen
➤ Protocol Jamar
➤ Reorganisatie van de economische beroepen
➤ Lidmaatschap IIN
Beroep
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
3. MANDAAT VAN BESTUURDER
In het kader van de besprekingen
over de Codes Lippens en Buysse,
dient de rol van de accountant en
van de revisor als onafhankelijk
bestuurder onderzocht te worden.
De raadsleden hebben de nota’s,
voorbereid door de studiediensten,
doorgenomen. De wettelijke bepa-
lingen die werden besproken,
hadden betrekking op artikel
W. Venn., de Code Lippens en in het
bijzonder artikel .. en bijlage A,
de Code Buysse en meer bepaald
artikel ..., en de Europese aan-
beveling van februari .
4. BEPERKING VAN DE BURGER-LIJKE AANSPRAKELIJKHEID
De twee Instituten hebben de
nodige contacten gelegd met het
oog op het verkrijgen van een
beperking van de burgerlijke aan-
sprakelijkheid.
5. STRAFSANCTIE VOOR HETONWETTIG VOEREN VAN DETITEL
Zowel het IAB als het IBR delen het
standpunt van het BIBF betreffende
het voornemen van de wetgever om
de consument te beschermen tegen
alle personen die niet over de hoe-
danigheid en de expertise beschik-
ken en die niet de nodige waarbor-
gen kunnen geven voor de dienst-
prestaties. Het is derhalve gepast
om de strafsancties in geval van
inbreuk te harmoniseren. De raads-
leden hebben hun akkoord
gegeven over deze harmonisatie en
aldus om het artikel van de Wet
van april aan te passen.
Toch nog even de voorziene sancties
in herinnering brengen, namelijk
een gevangenisstraf van dagen
tot maanden en een boete van
tot EUR, en vergeten we
ook niet de definitieve of tijdelijke
sluiting van het beroepslokaal waar
de activiteit heeft plaatsgevonden.
6. GEMENGDE COMMISSIEBIJZONDERE OPDRACHTEN
De Gemengde commissie
Bijzondere opdrachten heeft als
doel na te denken over de eventuele
noodzakelijkheid om normen m.b.t.
opdrachten die toegekend werden
aan de leden van de twee Instituten
door het Wetboek van
Vennootschappen of door een
andere wetgeving, op te stellen.
De commissie heeft de volgende
opdrachten besproken; de deelname
van de werknemers in het kapitaal
en in de winst van ondernemingen,
de beperking en de afschaffing van
het voorkeurrecht, uitgifte van aan-
delen onder de nominale waarde,
fusies en splitsingen, de bijzondere
opdrachten en de ISA, het gebruik
van de talen in de verslagen en
werkdocumenten, de Europese ven-
nootschap en meer in het bijzonder
haar oprichting.
7. HET STATUUT VAN ZELFSTANDIGEN
De verschillende stappen en de
stand van het dossier werden kort
in herinnering gebracht aan de
raadsleden.
Op juni heeft het Inter-insti-
tutencomité Minister Frank
Vandenbroucke een brief gestuurd
om hem aan de bekommernissen
van de drie Instituten te herinneren:
➢ Sociologische benadering van
onze beroepen en de afwezig-
heid van social dumping
➢ Orgaan bevoegd om de sectoriële
benadering te definiëren
➢ Modaliteiten van het sectorieel
akkoord
➢ Het sociaal statuut van de
stagiairs
V. l. n. r. De heer Steghers, de heer Vercammen, de heer Delvaux, de heerKilesse, de heer Berger en de heer Szafran
Beroep
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
➢ Het verplichte statuut van zelf-
standige om het beroep uit te
oefenen
➢ De verantwoordelijkheid, het
beroepsgeheim en andere
beroepsmateries
➢ De onmogelijkheid om de zelf-
standigheid te beoordelen in
criteria
De vertegenwoordigers van de drie
Instituten hebben op het kabinet
van mevrouw Freya Van den
Bossche, in aanwezigheid van haar
raadgever de heer Vincent
Vandenameele de positie van de
drie beroepen in herinnering
gebracht.
Nog even de criteria herhalen
die het verschil uitmaken:
➢ geen persoonlijke en substan-
tiële deelname in de winsten en
verliezen van een onderneming;
➢ ontstentenis van persoonlijke en
substantiële investering in de
onderneming met eigen kapitaal ;
➢ geen verantwoordelijkheid en
beslissingsmacht over financiële
middelen van de onderneming;
➢ garantie op een periodieke
uitbetaling van de bezoldiging;
➢ op regelmatige basis uitgeoe-
fende hoofdactiviteit voor één
onderneming of een groep van
ondernemingen;
➢ geen personeel persoonlijk
en ongehinderd kunnen
aanwerven;
➢ geen vrije organisatie van zijn
werk en zijn werktijd;
➢ tegenover derden niet laten uit-
schijnen het beroep van zelf-
standige uit te oefenen;
➢ werken in lokalen en met mate-
rieel die ter beschikking worden
gesteld door diegene die werk
verschaft;
➢ onderwerping aan intern toe-
zicht of aan de mogelijkheden
van interne sancties;
➢ geen beslissingsmacht hebben
over de prijzen van de onderne-
ming;
➢ geen vrijheid van aankoop voor
de onderneming.
Het volstaat een meerderheid van
die criteria te vervullen, hetzij op
, opdat er een vermoeden is van
een bezoldigde arbeidsovereen-
komst, met alle gevolgen die daaruit
voortvloeien en waarvan men vaak
vergeet te zeggen dat ze de ergste
zijn, niet voor de schijnzelfstandige,
maar voor de “schijnwerkgever”.
Het kabinet van Minister Laruelle
stelde een ontwerp van kaderwet
op over de aard van de arbeidsrela-
ties. Dit ontwerp vertrekt van het
principe dat de partijen vrij de aard
van hun arbeidsrelatie, loontrek-
kend of zelfstandig, kiezen voor
zover zij de gevolgen ervan aan-
vaarden. Een lijst met algemene cri-
teria maakt het mogelijk de gelijk-
heid van de arbeidsrelaties te
verifiëren met het gekozen sociale
regime, met name:
➢ de wil van de partijen;
➢ de al dan niet opgelegde organi-
satie van de werktijd;
➢ de al dan niet opgelegde organi-
satie van het werk;
➢ de al dan niet onderwerping aan
een intern toezicht en aan
mogelijkheden van interne
sancties.
Raden IAB en IBR
Beroep
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Andere elementen kunnen worden
gebruikt voor de gepaste beschrij-
ving van de arbeidsrelaties, te
weten:
➢ de inschrijving bij een instelling
van sociale zekerheid;
➢ de inschrijving bij de
Kruispuntbank voor
Ondernemingen;
➢ de inschrijving bij de
Administratie van de BTW;
➢ de manier waarop de inkomsten
bij de Fiscale adminstratie
worden aangegeven.
De verplichting om een beroep uit
te oefenen in hoedanigheid van
zelfstandige moet eveneens worden
weerhouden.
Het ontwerp van kaderwet bepaalt
een adviesprocedure. Het bertreft
de Nationale adviserende raad voor
de bevordering van de arbeid en de
Hoge Raad voor de Zelfstandigen en
de KMO en in voorkomend geval de
Orde of het betreffende
Beroepsinstituut. Deze procedure
laat toe een lijst met specifieke cri-
teria op te stellen die niet zullen
kunnen ingaan tegen de algemene
criteria.
Het ontwerp voorziet eveneens in
de opstelling van een Commissie
ter vaststelling van de arbeids-
relatie met twee kamers:
- de normatieve kamer
- de administratieve kamer.
De eerste kamer heeft als taak
advies te verlenen aan de Koning op
het moment dat een probleem voor
een beroepssector of een beroep
plots opduikt. De tweede kamer
moet beslissingen nemen betref-
fende een bepaalde arbeidsrelatie,
het gaat hier over social ruling. De
beslissingen zijn geldend voor alle
partijen.
De twee Instituten zullen dit
belangrijke dossier met aandacht
volgen.
8. PROTOCOL JAMAR
De Raden hebben kennis genomen
van de laaste ontwikkelingen in dit
dossier.
(Ndr: Wij verwijzen de lezers naar
het hiervoor gepubliceerde artikel
“Eerste afspraak” van Roger Lassaux
waarin hij de allerlaatste ontwik-
kelingen i.v.m. deze kwestie op een
rijtje zet.)
9. REORGANISATIE VAN DE ECONOMISCHE BEROEPEN
De kwestie betreffende een reorga-
nisatie van de drie beroepen werd
besproken. Dit onderwerp zal nog
vele andere vergaderingen vereisen
en de leden van de verschillende
betrokken Instituten zullen op de
hoogte worden gehouden van de
evolutie hieromtrent.
10. LIDMAATSCHAP IIN
De twee Instituten zijn lid van het
“International Innovation Network
Limited”. Tijdens de vergaderingen
van deze organisatie werden de
technologische evoluties die aan
bod kwamen in de verschillende
internationale Instituten onder-
zocht en werden in voorkomend
geval geïmplementeerd in diverse
landen. De vertegenwoordigers van
de twee Instituten hebben vastge-
steld dat de kwaliteit van deze ver-
gaderingen niet meer overeenkomt
met de verwachtingen. Tijdens de
vergadering van de IIN van de
maand juli werd de vraag
gesteld of het lidmaatschap van de
twee Instituten moet worden
gehandhaafd.
Na het doorlopen van de verschil-
lende punten op de agenda hebben
de voorzitters van de twee
Instituten de vergadering gesloten.
De vergadering
Beroep
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
1. VOORWOORD
Wij kunnen niet langer ontken-nen dat een behoorlijk onderne-mingsbestuur van primordiaalbelang is voor de bloei en deverdere uitbouw van onderne-mingen. Dit geldt niet alleen voorde grote beursgenoteerde onder-
nemingen waar een behoorlijkbestuur zich vertaalt in eengroter vertrouwen vanwege hetpubliek en derhalve in beterebeursresultaten, maar ook voorde kleinere ondernemingen, inhet bijzonder de kmo’s. Men kanimmers niet voorbijgaan aan hetfeit dat ook kmo’s behoeftehebben aan “vertrouwen”vanwege alle bij de ondernemingbetrokken partijen, niet in hetminst vanwege de banken enandere financiers. Bovendien kaneen efficiënte bestuursstructuureen belangrijke rol spelen om decontinuïteit van de ondernemingte verzekeren - dit vooral bijfamiliebedrijven -, en kan dezebijdragen tot een verhoogde ren-tabiliteit van de onderneming.Ten slotte kan een behoorlijkbestuur een troef betekenen naarde recruteringsmarkt toe.
Het verdient dan ook alle lof dat,op initiatief van UNIZO en UCM,
een commissie werd opgerichtmet als taak een aantal aanbeve-lingen te formuleren die eenbehoorlijk ondernemingsbestuurbinnen kmo’s moeten bevorderen.De definitieve versie van de naarde naam van haar voorzittergenoemde “Code Buysse” zal aanhet grote publiek worden voorge-steld op 21 september 2005.
De actieve deelname van hetInstituut van de Accountants ende Belastingconsulenten aan dewerkzaamheden van deCommissie Buysse, getuigt reedsvan een grote betrokkenheid vanonze beroepsbeoefenaars in ditdomein. Op dit vlak is het IAB ove-rigens niet toe aan zijn proefstuk.Reeds in 1999 publiceerdenUNIZO en het IAB immers zevenaanbevelingen voor corporategovernance of behoorlijk bestuurop maat van de kmo. Een initia-tief dat overigens, in samenwer-king met UNIZO en de Koninklijke
De Code Buysse:Hoe kunnen externeaccountants en adviseurseen rol spelen?
Onze voorzitter en ondervoor-
zitter waren op september
te gast op de plechtige
openingszitting van het Hoger
Instituut voor Accountancy &
Fiscaliteit, ditmaal volledig
gewijd aan de Code Buysse. Dit
was dan ook het uitgelezen
moment om dieper in te gaan
op de rol van de externe
accountants in het corporate
governance gebeuren.
GERARD DELVAUX, Voorzitter IAB
ERWIN VERCAMMEN, Ondervoorzitter IAB
Federatie voor Belgische Notarissen,werd hernomen in 2004 in hetkielzog van de zogenaamde cor-porate governance wet.
Dit brengt ons meteen tot de kernvan deze uiteenzetting, namelijktot de rol die de (externe) accoun-tant kan spelen in het licht van deCode Buysse.
Als bevoorrechte adviseur vanondernemingen zal de accoun-tant – zowel intern als extern – ineerste instantie garant staan voorde vertaling van de Code Buyssenaar de ondernemingen toe.Aangezien hij vaak heel dichtstaat bij de onderneming, is hijimmers het best geplaatst om despecifieke noden van deze entitei-ten op het vlak van corporategovernance in te schatten, en der-halve om de nodige aanbevelin-gen te formuleren met het oog opde optimalisering van debestuursprocessen in het lichtvan de Code Buysse.
De externe accountant is boven-dien, gelet op zijn professionelevaardigheden, de beroepsbeoefe-naar bij uitstek om te zetelen ineen auditcomité. Hoewel de CodeBuysse hier met niet zoveelwoorden over spreekt, erkent hijtoch het nut van adviserendecomités zoals een auditcomité. Deraad van bestuur zal, in functievan de uitdagingen waarmee hijwordt geconfronteerd en van deomvang van de onderneming,moeten oordelen over de nood-zaak tot oprichting hiervan. Hetauditcomité moet de raad vanbestuur bijstaan bij het nemenvan beslissingen.
Ten slotte zal de externe accoun-tant uitermate dienend kunnenzijn als “externe bestuurder” vaneen onderneming. Tijdens zijntoespraak ter gelegenheid van
onze algemene vergadering in2005, benadrukte Minister Elio DiRupo overigens dat de accoun-tants en de belastingconsulentenvanuit hun specifieke bekwaam-heden uitstekende onafhanke-lijke bestuurders zouden zijn. Ditzal zeker niet verbazen als menweet dat de onafhankelijkebestuurder zijn functie moet uit-oefenen in alle objectiviteit. Voorde externe accountant is zijnonafhankelijkheid van primordi-aal belang bij de uitoefening vanzijn beroep. Zo zal de accountantin de vennootschap waarin hijeen mandaat van externebestuurder bekleedt geen bijzon-dere opdracht of geen controle-opdracht over de jaarrekening ofover andere boekhoudkundige bescheiden mogen aanvaarden.
Sta mij toe hierna elk van dezespecifieke opdrachten nader toete lichten.
2. DE ACCOUNTANT ALS“VERTALER” VAN DE CODEBUYSSE NAAR DE SPECI-FIEKE NODEN VAN DEKMO’S TOE
De (externe) accountant zal, alsbevoorrechte adviseur van onder-nemingen, ongetwijfeld eenbelangrijke rol spelen in het“bewustwordingsproces” bij dekmo-leider naar de noodzaak vaneen transparant en een gedegenvennootschapsbestuur. Veelondernemers stellen zich immersde vraag naar het belang en demeerwaarde van CorporateGovernance initiatieven binnenhun onderneming. Ook kan devrees voor de kosten met het oogop de implementatie van dezecode aan de basis liggen van eenzekere terughoudendheid inhoofde van de ondernemers. Deaccountant zal bijgevolg in eersteinstantie moeten wijzen op het
belang van corporate governancevoor het groeipotentieel van deonderneming.
Bovendien is de Code Buysse geencompendium van “one fit to all”aanbevelingen die in hun alge-meenheid van toepassing zijn opalle kmo’s, zonder dat hierbij eenonderscheid wordt gemaakt naar-gelang de omvang (klein – groot)of de aard (familiebedrijf) van deonderneming. Niettegenstaandede Code Buysse zich richt tot alleniet-genoteerde vennootschap-pen, zullen de corporate gover-nance noden immers verschillennaargelang de aard en de groei-fase van de onderneming. DeCode maakt daartoe zelf reedseen onderscheid tussen aanbeve-lingen die gelden voor alle niet-beursgenoteerde ondernemin-gen, deze die enkel gelden voorkleine ondernemingen, en dezedie specifiek van toepassing zijnop familiale ondernemingen.Grote niet-beursgenoteerdeondernemingen kunnen er danweer baat bij hebben zich tegedragen naar een aantal voorhen geschikte bepalingen uit deCode Lippens. Het spreekt voorzich dat hier een belangrijke taakis weggelegd voor de accountant.Aangezien hij vaak zeer nauwbetrokken is bij het onderne-mingsgebeuren, is hij immers hetbest geplaatst om de specifiekenoden van de onderneming ophet vlak van corporate gover-nance in te schatten, en derhalvein te staan voor de implementatievan de Code Buysse binnen degeëigende bedrijfscultuur.
3. DE EXTERNE ACCOUNTANTALS LID VAN EEN AUDIT-COMITÉ
Ik heb reeds vermeld dat de CodeBuysse het in bepaalde gevallennuttig acht om een auditcomité
Beroep
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Beroep
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
op te richten binnen de rangenvan het bestuursorgaan, maar ditgeenszins verplicht stelt. Hetkomt immers toe aan de raad vanbestuur om te oordelen over deopportuniteit van de oprichtingvan een auditcomité. Dit integenstelling tot bij de CodeLippens - van toepassing op debeursgenoteerde ondernemingen -die de oprichting van een derge-lijk comité verplicht maakt. DeCode Buysse geeft evenwel geennadere toelichting over desamenstelling en de taak van ditcomité, zodat we ons daarom-trent kunnen laten inspirerendoor de voorschriften uit de CodeLippens.
Volgens de Code Lippens houdthet auditcomité toezicht op deintegriteit van de financiëleinformatie die door de vennoot-schap wordt aangeleverd, in hetbijzonder door een beoordeling temaken van de relevantie en hetconsequent karakter van de boek-houdnormen die de vennoot-schap en haar groep hanteren. Dittoezicht houdt in dat de nauw-keurigheid, de volledigheid en hetconsequente karakter van definanciële informatie wordenbeoordeeld. Dit toezicht bestrijktde periodieke informatie vóórdeze wordt bekendgemaakt, en isgebaseerd op een auditpro-gramma dat door het auditco-mité werd goedgekeurd.
Bovendien onderzoekt het audit-comité minstens éénmaal perjaar de systemen voor internecontrole en risicobeheer diewerden opgezet door het uitvoe-rend management, teneinde zichervan te verzekeren dat de voor-naamste risico's behoorlijkworden geïdentificeerd, beheerden haar ter kennis gebracht.Het auditcomité kijkt eveneenshet werkprogramma na van de
interne auditor, hierbij rekeninghoudend met de complementairerol van de interne en externeauditfuncties. Het auditcomitébeoordeelt de doeltreffendheidvan de interne audit en doet, inhet bijzonder, aanbevelingenaangaande de selectie, benoe-ming, herbenoeming of hetontslag van het hoofd van deinterne audit en aangaande hetbudget dat wordt toegewezenaan de interne audit. Het audit-comité gaat tevens na in welkemate het management tegemoetkomt aan haar bevindingen enaanbevelingen.
Het auditcomité formuleert tenslotte aanbevelingen aan de raadvan bestuur aangaande de selec-tie, de benoeming en de herbe-noeming van de commissaris, enaangaande de voorwaarden voorzijn of haar aanstelling. Hetauditcomité houdt toezicht op deonafhankelijkheid van de com-missaris, voornamelijk in het lichtvan de bepalingen van hetWetboek van vennootschappenen het Koninklijk Besluit van 4 april 2003.
Het behoeft geen arendsoog omin de hiervoor aangehaalde ver-antwoordelijkheden een preroga-tief van de externe accountant teontwaren. Het volstaat in ditverband te verwijzen naar dewettelijke bevoegdheden van deaccountant. Overeenkomstigartikel 34, 1° en 3° van de Wet van22 april 1999 betreffende de boek-houdkundige en fiscale beroepenkomt het immers toe aan deaccountant om ondernemingente adviseren omtrent hun admi-nistratieve en boekhoudkundigeorganisatie, alsook om boekhoud-stukken na te zien en te corrige-ren. De bijzondere vaardighedenvan de accountant op het vlakvan de financiële rapportering
maken hem derhalve tot eenonmiskenbare partner binneneen auditcomité.
4. DE EXTERNE ACCOUNTANTALS “EXTERNE”BESTUURDER
Verder beveelt de Code Buysseaan om niet-uitvoerende ofexterne bestuurders op te nemenin de raad van bestuur. Hetaantal varieert naargelang deomvang, de structuur en degroeifase van de onderneming.De externe bestuurder wordt inde Code omschreven als debestuurder die niet tot hetmanagement behoort enevenmin tot de controlerendeaandeelhouder.Nog volgens de Code Buyssemoeten de externe bestuurdersonder meer zorgen voor eenobjectieve kijk op de onderne-ming. Bovendien moeten zij opeen onpartijdige wijze raadgeven, en de discipline en de ver-antwoordelijkheidszin op hetvlak van de rapportering doentoenemen. Ook is er voor hen eenbelangrijke rol weggelegd ingeval van crisissituaties.
Het lijdt geen twijfel dat deexterne accountant in elk vandeze aangelegenheden eenbelangrijke meerwaarde kanbieden. Enerzijds is de externeaccountant, gelet op de strengeonafhankelijkheidsvereistenwaardoor hij is omgeven, gehou-den tot een objectieve benade-ring. De wetgever heeft hetberoep van accountant overigensgereglementeerd met het oog opde bescherming van het alge-meen belang, zodat de accoun-tant steeds het vennootschaps-belang voor ogen moet houdenbij het nemen van zijn beslissin-gen. Anderzijds is de accountantbedreven in het nazien en corri-
geren van boekhoudstukken,zodat hij op een gepaste wijzeinvulling kan geven aan de nood-zaak die bestaat in vele raden vanbestuur tot grondige analyse vande jaarrekening.
Zeker wanneer de ondernemingin moeilijkheden verkeert, zaleen belangrijke rol worden toe-bedeeld aan de accountant-externe bestuurder.Hij zal immers de medebestuur-ders moeten waarschuwen, ensamen met hen de nodige simu-laties verrichten om de overle-vingskansen van de ondernemingcorrect in te schatten.In dit verband wens ik eraan teherinneren dat het bestuursor-gaan er overeenkomstig artikel96 van het Wetboek van vennoot-schappen toe gehouden is de toe-passing van de waarderingsre-gels in de veronderstelling vancontinuïteit te verantwoorden,van zodra de onderneming inmoeilijkheden verkeert. De ver-antwoording van de continuïteitvan de onderneming is funda-menteel, aangezien in geval vandiscontinuïteit afwijkendewaarderingsregels gelden. Dezeworden weergegeven in artikel28, §2 van het K.B. van 30 januari2001 tot uitvoering van hetWetboek van vennootschappen.In geval van bewezen disconti-nuïteit, zal de accountant alsexterne bestuurder de uitvoe-rende bestuurders kunnen bij-staan bij het naleven van de wet-telijke verplichtingen.
Algemeen genomen zal deanalyse van de begroting van deresultaten, van de geldbeleggin-gen en van de prévisionele balan-sen een handig werkinstrumentzijn voor de externe bestuurderom de richting aan te geven voorzijn medebestuurders. Indien deverschillende financiële staten
correct werden opgemaakt,zullen zij toelaten om de haal-baarheid van het ondernemings-plan op basis van rationele veronderstellingen nauwkeurigte achterhalen.
Ingeval nieuwe plannen wordenopgesteld, zal de accountant-externe bestuurder de nodigecommentaar leveren op de aan deuitvoerende bestuurders terbeschikking gestelde financiëleinformatie. Het opstellen van eenbusiness plan is dan noodzakelijkom de toereikendheid of deontoereikendheid vast te stellenvan de financiële middelen die, infunctie van de vooropgesteldenieuwe activiteit, ter beschikkingwerden gesteld van de vennoot-schap.
Bovendien kan de accountant-externe bestuurder de nodige bij-stand verlenen aan de raad vanbestuur in zijn geheel, door zijnobjectieve mening te geven overde structuur van de ondernemingen haar rentabiliteit. Het opstel-len van boordtabellen behoorthierbij tot de geëigende praktijkvan de accountant die de evolutievan de zaken zal verklaren aan dehand van cijfers en ratio’s.
Betreft het een industriële of eenproductieonderneming, dan zalde accountant-externe bestuur-der erover waken dat deze eenanalytische bedrijfsboekhoudingvoert. Dit is noodzakelijk ten-einde de rentabiliteit van de ver-vaardigde producten te kunnennagaan. Het geheel van de infor-matie dat wordt aangeleverddoor een analytische boekhou-ding laat ons immers toe om:- de evolutie in de tijd na te
gaan van de kostprijs van devervaardigde producten;
- de resultaten per product teanalyseren;
- de verkoopprijzen te vergelij-ken met de aankoopprijzen;
- de kosten van de verschillendeafdelingen binnen de onderne-ming te analyseren;
- de kosten voor een bepaaldeperiode te vergelijken met dezevoor een andere periode.
Uiteraard zal de accountant, omzijn taak als externe bestuurdernaar behoren te kunnen vervullen, moeten beschikkenover volledige en actuele infor-matie. Eveneens zal hij met deonderneming regelmatig contac-ten moeten onderhouden. Zijn rolvan adviseur en van bewaker vanhet algemeen belang zal ontegen-sprekelijk bijdragen tot een verbetering van de financiëleinformatie die moet wordenopgemaakt en vastgesteld doorde raad van bestuur. De steedstoenemende complexiteit binnenhet domein van de financiële rap-portering - ingevolge de toene-mende vraag naar transparantiebinnen ondernemingen - makenvan de accountant immers eenonmiskenbare partner bij hetlezen, het uitleggen, het verbete-ren en de interpretatie van dejaarrekeningen. Het belang vande accountant op dit vlak zal ove-rigens nog verder toenemen inhet licht van de moderniseringvan het boekhoudrecht tenge-volge van de onvermijdelijke toe-passing van de IAS/IFRS stan-daarden in het kader van deEuropese harmonisering.
Het is dan ook tegen deze achter-grond dat de raad van het IABmomenteel onderzoekt onderwelke voorwaarden de externeaccountant en belastingconsu-lent een mandaat van “externebestuurder” kunnen opnemen ineen handelsvennootschap. Dedeontologie van de accountant ende belastingconsulent schrijft
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Beroep
Beroep
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
immers voor dat deze laatstengeen bestuursmandaat mogenbekleden zonder daartoe de voor-afgaandelijke toestemming vanhet Instituut te hebben verkregen.Sta mij toe hierna reeds eenaantal – zij het voorlopige – over-wegingen van de Raad weer tegeven.
De externe accountant ofbelastingconsulent zal een dergelijke bestuursopdrachtenkel mogen opnemen indien hijtegemoet komt aan de strengeonafhankelijkheidsvereisten dieworden vooropgesteld door zijndeontologie. In het algemeen ishet hem verboden:
- om een mandaat van externebestuurder te aanvaarden,zodra hij het bestaan vaststeltvan invloeden, feiten of bandendie zijn onafhankelijkheid, zijnwils- of beoordelingsvrijheid, ofzijn onpartijdigheid kunnenaantasten;
- om een mandaat van externebestuurder te aanvaarden ineen vennootschap wanneer deuitoefening daarvan hem ineen positie dreigt te plaatsendie van aard is het onafhanke-lijk oordeel dat hij moet uit-brengen in het gedrang tebrengen;
- om een mandaat van externebestuurder te aanvaarden ineen onderneming waar hij eenopdracht uitvoert of in eendaarmee verbonden onderne-ming, voorzover de uitoefeningvan dit mandaat van aard zouzijn de onafhankelijke uitoefe-ning van zijn opdracht in hetgedrang te brengen.
Daarnaast mag de externeaccountant of belastingconsulentdie belast is met de controle opde jaarrekening of andere boek-houdkundige bescheiden van de
onderneming, geen functie vanexterne bestuurder aanvaardenin deze onderneming.
Concreet zal de externe accoun-tant of belastingconsulent der-halve geen mandaat van externebestuurder mogen aanvaardenin een vennootschap waarvanhij reeds de gewoonlijke raadge-ver is. Hetzelfde geldt wanneerde externe accountant ofbelastingconsulent aandeelhou-der is van de vennootschapwaarin hij een bestuursmandaatwil bekleden.
De externe accountant ofbelastingconsulent moet een“cooling off periode” in achtnemen van twee jaar. Dit bete-kent dat hij geen opdracht maghebben uitgevoerd in de vennoot-schap gedurende een periode vantwee jaar die het bekleden vanhet bestuursmandaat voorafgaat.
Ten slotte mag de externeaccountant of belastingconsulentmaximaal vijf bestuursmandatencumuleren.
5. DE EXTERNE ACCOUNTANTALS “EXTERNE” ADVISEUR
Tot slot wordt aan de externeaccountant een belangrijkeadviesrol toebedeeld in hetkader van de objectivering vande besluitvorming binnen deonderneming. Vooral wanneeralle aandelen van de vennoot-schap geconcentreerd zijn inhanden van één persoon, beveeltde Code immers aan dat deondernemer een oordeelkundigberoep zou doen op externeadviseurs. Zij kunnen de onder-nemer bijstaan in het strevennaar een noodzakelijke scheidingtussen het ondernemingsbelangen het eigenbelang van deondernemer.
6. BESLUIT
Besluitend kan ik stellen dat deCode Buysse ongetwijfeld nieuweperspectieven heeft geopend voorhet accountancyberoep. Nietalleen zullen onze leden in detoekomst een preponderante rolspelen bij de implementatie vande Code, ook zullen zij de nieuweuitdagingen als lid van een audit-comité en als externe bestuurderzeker niet uit de weg gaan. Hunpermanente vorming, hunberoepsbekwaamheid en hundeontologisch kader staan ervoorgarant dat zij bij de uitvoeringvan elk van deze opdrachten involledige onafhankelijkheidzullen handelen en de nodigewaarborgen zullen leveren methet oog op een kwalitatievedienstverlening. Op die manierbeantwoorden zij niet alleen aande wensen van het bedrijfsleven,maar ook aan deze van de wet-gever die met de reglementeringvan het beroep van accountant enbelastingconsulent de bescher-ming van het algemeen belangvoor ogen had.
Ook wens ik er nog op te wijzendat het corporate governancegebeuren een multidisciplinaireaanpak vergt, waarbij ook andereactoren op het terrein nauwbetrokken zijn.
Tot slot wens ik nog alle leden vande Commissie CorporateGovernance en haar Voorzitter,Baron Paul Buysse, te bedankenvoor de doorgedreven inspannin-gen die ze hebben geleverd bij detotstandkoming van deze Code. Ikben ervan overtuigd dat zij metdeze Code een product hebbenafgeleverd dat broodnodig wasvoor onze kmo’s met het oog ophun verdere groei en ontwikkeling.
Ik dank u voor uw aandacht.
Terwijl iedereen de mond vol
heeft over het ‘liberalisme’,
moeten we vaststellen dat het
veeleer slecht gesteld is met dat
liberalisme. In nog geen twee
weken tijd is het duidelijk dat
niet het liberalisme, maar een
terugkeer naar het protectio-
nisme de trend is. Behalve in
België …
“Verboden toegang”: dat
opschrift zou binnenkort wel
eens op het kapitaal van heel
wat Franse ondernemingen
kunnen kleven. De Franse
Regering heeft immers aange-
kondigd dat ze een lijst met de
‘strategische’ industriële secto-
ren heeft opgesteld. De Franse
staat zou kunnen verbieden dat
een buitenlandse groep een
bedrijf overneemt dat tot die
‘strategische’ sectoren behoort.
Dit nieuws kwam er niet hele-
maal onverwacht. Ten eerste,
omdat Eerste Minister
Dominique de Villepin al had
opgeroepen tot “meer econo-
misch patriottisme”. Maar dat is
niet de enige reden. Het is ook
duidelijk dat deze lijst van
beschermde sectoren er komt na
de Danone-zaak, die in juli
meermaals de krantenkoppen
haalde. Toen stonden de Franse
politici – zowel links als rechts –
op de bres om zogenaamd te
verhinderen dat PepsiCo het
bedrijf Danone rauw zou ver-
slinden.
Door de bekendmaking van een
lijst met beschermde sectoren,
maakt de Franse Regering dui-
delijk dat er grenzen zijn aan
het liberalisme en vooral dat
een nieuwe vorm van protectio-
nisme opduikt. Denk vooral niet
dat het alleen om Frankrijk
gaat, verre van.
ONVOORSPELBARE FAZI
Italië liet zich evenmin onbe-
tuigd. Een voorbeeld? De manier
waarop Antonio Fazi, de gouver-
neur van de nationale bank van
Italië, het openbare overname-
bod van de Nederlandse ABN
Amro op Banca Antonveneta
heeft verhinderd, is in een echt
schandaal geëindigd door de
voorkeursbehandeling die het
tegenaanbod van de Banca
Populare Italiana (BPI) kreeg.
Eind juli verschenen in de pers
ophefmakende telefoongesprek-
ken tussen Fazi en Gianpiero
Fiorani, de baas van BPI. Aan de
gouverneur, die hem opbelt om
hem te vertellen dat hij het licht
op groen gezet heeft voor zijn
tegenaanbod op Antonveneta,
antwoordt Fiorani: “Ah, Tonino,
het raakt me, ik krijg er kippen-
vel van, ik wil je bedanken. Ik
zou je een zoen op je voorhoofd
willen geven, maar dat gaat nu
niet …”. Zelfs al staan de
Italianen bekend om hun zui-
derse uitbundigheid, toch zijn
die woorden tussen een bankier
en zijn toezichthoudende over-
heid misplaatst …
De combinazione heeft nog des
te meer gechoqueerd omdat de
gouverneur, “die over de
Italiaanse bankwereld heerst als
Lodewijk XIV over Versailles”,
een al even partijdige houding
heeft aangenomen in een
andere zaak, met name het
openbare overnamebod van de
Spaanse groep BBVA op de
AMID FALJAOUI
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Terugkeer van heteconomisch patriottisme
Trends
Trends
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Banca Nazionale del Lavorno. En
dit terwijl net een maand voor
deze plotselinge ommezwaai
van de governatore Fazi, de
UniCredit-bank met de volledige
goedkeuring van de Duitse over-
heid in het huwelijksbootje was
gestapt met haar Duitse tegen-
hanger, de HypoVereinsbank
(HVB).
NIVEA IS NIET TE KOOP
Het economisch chauvinisme
duikt niet alleen in Zuid-Europa
op. Ook Duitsland liet zich niet
onbetuigd. Het meest symboli-
sche voorbeeld hiervan vormt
de Duitse verankering van de
Hamburgse groep Beiersdorf, de
fabrikant van de Nivea-produc-
ten. De enige kandidaat voor
een overname was het
Amerikaanse Procter & Gamble.
De overname werd door de
Duitsers bijzonder scheef
bekeken. Ze werd voor hen
evenwel ronduit onaan-
vaardbaar wanneer in septem-
ber de ‘veelvraat’ uit
Cincinnati de hand legt op
Wella, het andere pronkstuk
van de Duitse cosmetica-
industrie. Een maand later ver-
hoogt de Hamburgse groep
Tchibo haar aandeel in
Beiersdorf tot %, terwijl
de stad Hamburg het rijtje
vervolledigt met % van de
aandelen.
VERBODEN TOEGANG
Ontsnappen de Angelsaksische
landen aan dat economisch
patriottisme? Ook zij zelfs niet.
In de Verenigde Staten is de
Unocal-zaak hier een typische
illustratie van. China had zijn
oog laten vallen op deze kleine
Californische petroleumgroep,
waarop landgenoot Chevron al
een bod had gedaan. Net zoals
die laatste nam China National
Offshore Oil Corp. (Cnooc) lob-
byisten onder de arm die
nauwe banden hebben met de
Regering-Bush, maar het bedrijf
werd algauw duidelijk gemaakt
dat het de handdoek in de ring
moest gooien. Zelfde verhaal
voor Haier, dat de duimen
moest leggen voor Whirlpool in
haar poging om de huishoud-
toestellenfabrikant Maytag
over te nemen. In de
Angelsaksische landen is het
staatskapitalisme niet zo
geliefd, toch heeft Washington
Renault de Mack-vrachtwagens
laten kopen en heeft Londen de
aankopen van het Franse EDF
toegelaten. Een Chinese onder-
neming die door Peking wordt
gecontroleerd, was wellicht net
iets te veel gevraagd … Al in
had de groep Hutchinson
Whampoa, eigendom van de
Hongkongse miljardair Li Ka-
Shing, haar wens om Global
Crossing over te nemen moeten
laten varen, omdat de
Amerikaanse overheid op haar
huid zat.
Het Amerikaanse liberalisme
heeft dus grenzen voor de
bedrijven van Peking. Alleen
Albion blijkt zich open te stellen
voor de ambities van het bui-
tenland. Ook al heeft de
Amerikaanse immobiliënmag-
naat Malcolm Glazer zich met
de overname van Manchester
United de woede van de suppor-
ters van de club op de hals
gehaald.
BELGIË IS UITZONDERING
“Hoe zit het met België?” zult u
zich afvragen. De zaak Suez-
Electrabel maakt één ding dui-
delijk: het is lang geleden (sinds
de Generale) dat de Belgen hun
industriële paradepaardjes
hebben verdedigd. Slechter nog,
ze doen alsof ze de beloftes die
hen worden gedaan, nog
geloven ook. Enkele voorbeelden
zullen dit verduidelijken. In het
openbare overnamebod van
Suez op de aandelen van
Electrabel die ze nog niet in
handen heeft, heeft Suez zich
geëngageerd om de tewerkstel-
ling bij Electrabel te behouden:
wij schrijven dat niet, maar wel
de directie van Suez. Dat werd
zelfs schriftelijk meegedeeld
aan de vakbondsvertegenwoor-
digers bij Electrabel. Trouwens
is dat niet de enige belofte. De
directie van Suez heeft Guy
Verhofstadt ook te kennen
gegeven dat ze het Frans-
Belgische karakter van de groep
wil behouden. Met andere
woorden, de beslissingscentra
inzake energie zouden in België
blijven. Maar zoals altijd,
hebben die beloften alleen
waarde voor wie ze wil geloven.
Aangezien we niet tot de inge-
wijden van Suez behoren, weten
we niet wat er in werkelijkheid
van zal terechtkomen. Maar als
je weet wat er van soortgelijke
beloftes in het verleden terecht-
gekomen is, kun je zoal iets ver-
moeden …
DRIE VOORBEELDEN
was het jaar waarin Total
een van onze Belgische parade-
paardjes heeft overgenomen,
Petrofina. Thierry Desmaret, de
Franse baas van Total, heeft
toen verklaard dat de beslis-
singscentra van de raffinage en
de petrochemie in België
zouden blijven. Overbodig te
vermelden dat alle beslissingen
tegenwoordig in Parijs worden
genomen. Daarvoor moet je
maar eens in Brussel Zuid kijken
hoeveel Belgische kaderleden
dagelijks met de Thalys naar het
moederbedrijf in Parijs reizen.
Een ander voorbeeld is dat van
de GB-warenhuizen, die in
door Carrefour zijn overgeno-
men. Ook toen werden auto-
nome beslissingen op lokaal
niveau gegarandeerd.
Tegenwoordig worden de
meeste beslissingen in Parijs
genomen. De Belgen hebben
maar één heel magere troost: de
twee voornaamste families die
aandeelhouder zijn van
Carrefour, hebben als privé-
adres Brussel gekozen, maar dat
is enkel om fiscale redenen.
Ook bij Cockerill Sambre (de
groep is toegetreden tot Usinor
in , die wat later Arcelor is
geworden) werd gezegd dat de
beslissingscentra in België
zouden blijven. Het Waalse
Gewest hoopte zelfs op
inspraak via een minderheids-
participatie in Arcelor, maar
ook dat heeft tot niets geleid.
Het bewijs is dat het Waalse
Gewest zijn Arcelor-aandelen
heeft verkocht om zijn
Marshall-plan te financieren,
omdat het sowieso niets te
zeggen had in de raad van
bestuur van Arcelor.
LEUGENS
Mogen we hopen dat de
Belgische politici en decision-
makers een lesje geleerd hebben
uit het verleden? Niet in het
minst. Het beste bewijs is de
manier waarop Suez de laatste
Electrabel-aandelen in de wacht
heeft gesleept. We zetten de
feiten even op een rijtje.
Op mei klimt de koers
van het Electrabel-aandeel
voortdurend. Investeerders
speculeren dan ook op een
overnamebod van Suez op haar
elektriciteitsdochteronder-
neming. Op een schriftelijke
vraag van financier Knight
Vinke, antwoordt de Franse baas
van Suez, Gérard Mestrallet,
“dat er geen enkel plan op tafel
ligt”. Op augustus
kondigt Suez daarentegen aan
dat ze een openbaar overname-
bod doet op de Electrabel-
aandelen die ze nog niet in bezit
heeft. Gérard Mestrallet is dus
op heterdaad betrapt op liegen.
Toch weigert België zich patriot-
tisch op te stellen. Op zuiver
economisch vlak is dat te verde-
digen. Auteurs als Adam Smith
hebben immers aangetoond dat
iedereen belang heeft bij vrije
handel. De vraag luidt: wat doe
je als een reeks heel belangrijke
landen de regel niet meer
naleven?
Trends
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Vakliteratuur
Erfpacht, opstal en vruchtgebruik.Jan VerstappenLarcier, . p. (Bibliotheek Fiscaal Recht Larcier ; )
Dit werk brengt eerst en vooral de essen-tiële kenmerken van de rechten van erf-pacht, opstal en vruchtgebruik in herin-nering en gaat na in hoeverre conventio-neel kan worden afgeweken van de bur-gerrechtelijke basisprincipes. Verderwordt stilgestaan bij de vraag wie dezerechten kan vestigen en worden eenaantal huwelijksvermogensrechtelijke enhypothecaire aspecten met betrekking totdeze zakelijke rechten behandeld.
In het fiscale luik wordt uitvoerig inge-gaan op de registratierechten, BTW endirecte belastingen in verband met dezerechten, zowel bij hun ontstaan, tijdenshun leven als bij hun einde. Daarna volgteen uiteenzetting over de veinzing en dealgemene antirechtsmisbruikmaatregeltoegespitst op de rechten van erfpacht,opstal en vruchtgebruik.
Het werk besteedt ruimschoots aandachtaan de recent gepubliceerde ‘vooraf-gaande beslissingen’ van de rulingcom-missie, alsook aan de rechtspraak diereeds een aantal concrete problemen enconstructies met betrekking tot dezerechten heeft moeten beslechten.
Op een aantal problemen, die deze driezakelijke rechten in de dagdagelijkse juri-dische en fiscale praktijk stellen, wordteen praktisch en werkbaar antwoordgegeven.
Prijs: € 78Bestellen: www.larcier.comtel. 010 48 25 00
Impôts sur les revenus. La fiscalitéfamiliale / Marie-ChristineValschaerts. Larcier, . p.
La fiscalité familiale a subi un profondbouleversement depuis la loi du 10 août2001 portant réforme de l’impôt des personnes physiques.
La loi prévoit, en effet, à partir de l’exerciced’imposition 2005 :- la mise sur un pied d’égalité, pour
l’application de l’impôt des personnes physiques, des personnesmariées et des cohabitants légaux ;
- le décumul complet des revenus desconjoints.
Cet ouvrage analyse le statut fiscal dechacun des membres de la famille et faitdonc également le point sur le statutfiscal des isolés (comme célibataires,conjoint séparé de fait, divorcés) et desenfants, ainsi que sur le régime de taxation des rentes alimentaires et lespossibilités de déductibilité de celles-ci.
Prix : € 75,00 Commander : www.larcier.comtél. 010 48 25 00
De fiscale controle / Michel MAUSDie Keure, . ca p.
In dit boek onderzoekt auteur Michel Maushoe ver de eigenlijke onderzoeksmachtenvan de fiscale administratie reiken.
Wie die onderzoeksmachten iets naderbekijkt, kan vaststellen dat de fiscale contro-lebevoegdheid zowel inhoudelijk als in detijd en de ruimte beperkter is dan op heteerste gezicht soms wordt aangenomen.Deze fiscale controlebeperkingen wordenuitvoerig in dit handboek besproken, zowelop het vlak van de inkomstenbelastingen,de met de inkomstenbelastingen gelijkge-stelde belastingen, de BTW, de registratie-rechten, de successierechten, de zegelrechtenen de met het zegel gelijkgestelde taksen.
Deel I – De fiscale controle als onderdeelvan de fiscale bewijsvoering
Deel II – De rechtmatigheid van defiscale controle als grondslagvan de fiscale bewijsvoering
Deel III – Beginselen die de fiscale con-trole beheersen
Deel IV – Overzicht van de fiscale onder-zoeksmachten in het Belgischrechtsbestel
Deel V – De beperking van de fiscale con-trole ratione tempore
Deel VI– De beperking van de fiscale con-trole ratione loci
Deel VII – Algemene beperkingen aan deuitoefening van de fiscale con-trole
Deel VII– Conclusies van het onderzoek
Prijs: € 150Bestellen: www.diekeure.betel. 050 47 12 72
Vakliteratuur
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Manuel de la liquidation.Philippe JehasseEditions Kluwer, . p.
Le présent manuel veut apporter au praticien confronté à la mise en liquida-tion de personnes morales une vue d’ensemble sur les problèmes susceptiblesde se poser à lui.
La première partie est consacrée à laliquidation des sociétés commerciales etcomprend entre autres les modes et lescauses de dissolution, les formalités àaccomplir après la clôture, la faillite de lasociété en liquidation et la responsabilitédu liquidateur.La deuxième partie est consacrée auxspécificités de la liquidation des ASBL.La troisième partie, questions de droitsocial, traite dans le détail le transfertconventionnel d’entreprise.La quatrième partie reprend les aspectscomptables de la liquidation.Le régime d’imposition directe de lasociété en liquidation et celui des action-naires ou associés, en cas d’attribution ennature ou en espèces par le liquidateur,sont examinés dans la cinquième partie :problèmes fiscaux en rapport avec laliquidation. La réglementation enmatière de TVA et le régime des immeubles y sont également traités.La sixième partie traite deux questionsdu droit de l’environnement : les permisd’environnement et l‘assainissement dessols pollués.
Une table des matières détaillée facilite laconsultation de ce manuel pratique.
Prix : € 85Commander : www.editionskluwer.betél. 0800 16 868
Boekhouden en financiële analysevoor ziekenhuizen / Marc Jegers enChris Houtman. Vierde uitgave UGA, . p.
Dit boek verschaft een duidelijk inzicht inde belangrijkste aspecten van de alge-mene en analytische boekhouding vanziekenhuizen. Er wordt uitgegaan vaneen grondige voorkennis van de boek-houdkundige regels die voor het bedrijfs-leven gelden.
Het eerste deel van dit werk behelst danook een systematische uitleg van dieregels van het algemeen boekhoudenvoor ziekenhuizen (MARZ) die niet vantoepassing zijn op de ondernemingen.
Het tweede deel handelt over de analysevan de jaarrekening van een ziekenhuis,het derde deel over de exploitatieboek-houding. Voor deze delen wordt geenvoorkennis verondersteld.
In deel II komen aan bod: coherentie-testen op de gegevens uit de jaarreke-ning van een ziekenhuis, eenvoudigeanalysetechnieken, vermogensstroom-analyse, ratio analyse voor het zieken-huis, toegevoegde waarde van het zie-kenhuis.Deel III gaat over kostprijsanalyse enMARZ, kostprijsberekening in het zieken-huis en boekhoudkundige verwerking.
Prijs: € 34Bestellen: www.uga.betel. 056 36 32 00
Le Window Dressing : manipulationdes règles d’évaluation ? Luis LaperalEditions Comptabilité et Productivité,. p.
Savoir que le bilan peut être manipuléest important pour son utilisateur,notamment dans le cas où ces différentes manipulations conduiraientà influencer significativement le niveaude fonds propres de la société. Ceci seraitparticulièrement problématique dans lecadre des héritages, de la cession du contrôle d'une PME, d’une acquisition ouencore d’une introduction en Bourse.
Pour sensibiliser le lecteur à ce problème,l’auteur a démontré, au moyen d’unexemple simple, que les sources d’inter-prétation et/ou de manipulation desrègles comptables sont nombreuses. Encomptabilité, plus que dans toute autrematière, la « vérité » peut présenter plu-sieurs visages et se décliner sous de mul-tiples facettes. Ces éléments devront êtrepris en considération par le lecteur.
Les sujets abordés : définition duWindow dressing ; recommandations del’IRE en matière de fraudes et actes illé-gaux (1998) ; analyse de la norme d’auditinternationale IAS 24 ; dispositionslégales concernées par la problématique ;analyse des principes généraux à respec-ter en matière d’évaluation ; classifica-tion des différentes techniques de mani-pulation des règles d’évaluation ; étudede la problématique au travers d’un caspratique.
Prix : € 27 Commander : verser la somme aucompte 210-0613686-86 des EditionsComptabilité et Productivité –Réf : Window Dressing
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Vakliteratuur
Droits d’enregistrement et de succes-sion – Tableaux comparatifs et chrono-logiques des législations régionales =Registratie- en successierechten –Vergelijkende en chronische tabellender gewestelijke wetgevingen.André CulotLarcier, . p.
Cet instrument de travail reprend toutesles dispositions du Code des droits d’enre-gistrement et du Code des droits de succession, qui ont été modifiées par unelégislation régionale. Les tableaux comparatifs donnent, par article, les tauxet régimes applicables pour les troisRégions, les uns à côté des autres. Les réfé-rences chronologiques de publication ontété reportées dans un tableau distinct,qui figure après le relevé des articles.L’ouvrage est présenté sous forme de clas-seur, une mise à jour régulière est prévue.
* Dit werkinstrument omvat alle bepalin-gen van het Wetboek der registratie-rechten en het Wetboek der successie-rechten zoals gewijzigd door recentegewestelijke wetgevingen. De overzich-telijke tabellen geven, per artikel, detarieven en stelsels voor de drie Gewestennaast elkaar. De chronologische publica-tiegegevens werden opgenomen in eenafzonderlijke tabel en geplaatst na hetoverzicht van de artikels.Het werk wordt uitgegeven als een los-bladige map. Een regelmatige bijwerkingis voorzien.
Prix – Prijs : € 74,00Commander : 010 48 25 00www.editions.larcier.com
Bestelling : www.uitgerverij.larcier.com
Zelfstandigen en hun vennootschap.Hoe fiscaalvriendelijk geld uit de ven-nootschap halen? Editie voor consulen-ten / Stefan Ruysschaert en Marc Gielis Maklu, p.
Dit boek geeft een zo volledig mogelijk over-zicht van de instrumenten die kunnengebruikt worden om de fiscale situatie vanzelfstandigen te optimaliseren. Niet alletechnieken zijn steeds samen bruikbaar. Hetis aan de consulent om uit de waaier vanoptimaliseringstechnieken die in dit boekworden geboden, deze te selecteren die in desituatie van zijn klant het beste resultaatopleveren.
Deze publicatie richt zich dan ook vooralnaar de professionals van wie creatiefmaatwerk mag worden verwacht.
Voor- en nadelen van het werken met eenvennootschap, keuze van de vennootschaps-vorm, villa en auto in of uit de vennoot-schap, al dan niet verkopen van goodwillaan de vennootschap, vruchtgebruik alsoptimaliseringstechniek, patrimonium-vennootschap, voor- en nadelen van lijfrente als fiscale techniek, zakelijkerechten, onroerende en roerende leasing,beleggen, handgift versus schenking,Tak 21en Tak 23, soorten beroepskosten, verworpenuitgaven, meerwaarden, BTW-optimalisa-tie, BTW-gevolgen bij werken aan eengehuurd gebouw, optimaal geld uit de vennootschap halen: het komt allemaalaan bod in dit overzichtelijk werk.
Prijs: € 45,00Bestellen : www.maklu.betel. 03 231 29 00
Les impôts en Europe = Taxes inEurope / Editor Y. Blaise. e édition. Delmas, . + p.
Rédigé en deux langues, français et anglais,ce guide présente, de manière synthétiqueet toujours selon la même structure, lessystèmes fiscaux de 16 pays européens :Allemagne, Autriche, Belgique, Chypre,Danemark, Espagne, France, Irlande, Italie,Luxembourg, Pays-Bas, Pologne, Portugal,Royaume-Uni, Slovaquie et Suisse.
Pour chaque pays, sont exposés :I. Impôts sur les revenus des personnes
physiques. Résidents - Non-résidents -Catégories de revenus - Taux et revenuimposable - Régime des plus-values -Stock options - Déclaration et paiement.
II. Impôts sur les sociétés (IS) - Différentstypes de sociétés - Sociétés résidentes -Sociétés non résidentes -Détermination du résultat fiscal -Taux de l’impôt - Régime des dividen-des perçus de filiales - Régime desplus-values - Déclaration et paiement.
III. Retenue à la source.IV. Taxe sur la valeur ajoutée (TVA) -
Principes d’imposition - Taux -Déclaration et paiement.
V. Droits de succession et de donation.VI. Droits d’enregistrement.VII. Charges sociales.VIII. Autres taxes.
Des particularités nationales sont égale-ment reprises, à savoir : holding et sociétésde participations financières SOPARFI auLuxembourg, holding en droit fiscalsuisse, les dispositions fiscales en vigueurà Jersey - Royaume-Uni.
Prix : € 35 Commander : Patrimoine,Rue du Noyer 168, 1030 Bruxellestél. + fax 02 736 68 47
Vakliteratuur
Accountancy & Tax | Nummer 3/2005
Schijnzelfstandigheid. Balanceren opeen slappe koord / Vincent Dooms enTom MessiaenLarcier, . p. (Bibliotheek sociaal recht Larcier ; )
Het boek begint met een poging totbegripsbepaling van het delicate fenomeen schijnzelfstandigheid. Hetvertrekt vanuit de vergelijking tussenarbeid in ondergeschikt verband en zelfstandige arbeid, met vooral aandachtvoor het begrip gezagsverhouding, datessentieel is voor het wezen van dearbeidsovereenkomst.In dit deel worden ook de initiatieven totprobleemoplossing aangereikt (Unizo-formule en diverse wetsontwerpen).
In het tweede deel wordt stilgestaan bijde herkwalificatie van een zelfstandigeovereenkomst in een arbeidsovereen-komst. De gevolgen van deze herkwalifi-catie worden uitvoerig behandeld, meerin het bijzonder de terugvordering vanbijdragen in de verschillende stelsels vande sociale zekerheid. Ook alle aspectenvan de gevolgen op de prestaties zoals deverjaring en terugvordering van bijdra-gen worden onderzocht.
In het derde deel van het werk wordt dekentering van de rechtspraak van hetHof van Cassatie onder de loepgenomen. Ten slotte worden de gevolgenvan deze arresten voor de rechtspraakonderzocht.
Het boek bevat een uitgebreideinhoudstafel en een trefwoordenregister
Prijs: € 86Bestellen: www.uitgeverij.larcier.comtel. 010 48 25 00
Paradis fiscaux et opérations interna-tionales. Mesures anti-évasion. Luttecontre le blanchiment. Pays et zones àfiscalité privilégiée. Editions Francis Lefebvre, . p.
L’ouvrage expose, dans une premièrepartie, les dispositions prises par laFrance et quelques-uns de ses principauxpartenaires commerciaux en Europe(Royaume-Uni, Espagne, Italie, Belgique,Allemagne, Etats-Unis) pour lutter contrel’évasion fiscale internationale, tant pardes mesures d’ordre interne que par desmesures conventionnelles.
La deuxième partie est consacrée à laprésentation du régime juridique et fiscald’un certain nombre de «paradisfiscaux», d’une part (p.e. Andorre, l’Ile deMan, l’Europe, Aruba, les Bermudes et lesCaraïbes…), et de régimes ou de zones àfiscalité privilégiée, d’autre part (p.e. lescentres de coordination belges, les hol-dings luxembourgeois, le régime fiscal deMonaco, Chypre, Hong Kong, Dubaï…).
Enfin, la troisième partie tente, par desétudes pratiques, de sensibiliser les lec-teurs aux principaux thèmes d’actualitéen matière d’optimisation fiscale inter-nationale (p.e. résidence fiscale, oùimplanter un holding en Europe, prix detransfert…).
Une table alphabétique renvoyant auxparagraphes est reprise en fin d’ouvrage
Prix : € 96,25 Commander : Patrimoine SPRLtél. et fax 02 736 68 47
Vermogensplanning met effect bijleven - Schenking / Alain Verbeke,Frank Buyssens, Henri Derycke (eds)Larcier, . p. (Handboek Estate Planning; )
Boek II uit de reeks Handboek EstatePlanning is een lijvig werkstuk gewordenmet tal van topics rond de problematiekvan de schenkingen.
In afdeling 1 wordt de schenking van devolle eigendom toegelicht. Eerst komende grondvereisten van de schenking aanbod. Daarna worden de vormvereistenvan de verschillende soorten schen-kingen onder de loupe genomen. Tenslotte wordt het definitieve karakter vande schenking besproken.
Afdeling 2 besteedt zeer ruime aandachtaan de modaliteiten bij een schenking,als toepassing van de bekommernis totcontrole- en inkomstenbehoud. Ruimeaandacht gaat naar vruchtgebruik,gebruik en bewoning. Daarna worden determijn en voorwaarde bestudeerd. Totslot worden de inhoud en opportuniteitvan andere diverse modaliteiten besproken.
Zowel privaatrechtelijke, vennootschaps-rechtelijke als fiscale aspecten wordentoegelicht. Het geheel is een praktijk-gericht handboek, dat weliswaarbeknopt maar toch omvattend dediverse topics benadert.
Prijs: € 85 [Bij intekening op de volledige reeks(zeven boeken), geniet u een korting van15% op al deze boeken]Bestellen: www.uitgeverij.larcier.comtel 010 48 25 11
top related