6 degrees of separation - ifv.nl · knoppenmodel én het feit dat veel tactische en strategische...
TRANSCRIPT
[Geef tekst op]
6 DEGREES OF
SEPARATION Hoe crisisteams, tijdens maatschappelijke onrust, gebruik kunnen maken
van netwerkrelaties
Masterthesis MCPm, André Melsen
Masterthesis MCPm2, André Melsen
1
(foto op titelpagina: “The Joy of Childhood”, Edwin s. Loyola.
http://www.stockvault.net/photo/101868/the-joy-of-childhood-bw)
“Coming together is a beginning, staying together is progress, working together is success”.
(Henry Ford)
Masterthesis MCPm2, André Melsen
2
Kernopgave: 5200511
Masterthesis MCPm
MCPM 2
Master of Crisis & Public Order Management
Opgesteld door: André Melsen BPm
Studentnummer: 109905
Politieacademie
School voor Gevaar- en Crisisbeheersing
Locatie Ossendrecht
Pannenhoef 19
4641 St Ossendrecht
Thesisbegeleider: Dr. O.M.J. Adang
Masterthesis MCPm2, André Melsen
3
Voorwoord
Contact is in feite het sleutelwoord in deze thesis. Zonder contact geen relatie. Het als
crisisbestrijdingsorganisatie kunnen beschikken en gebruiken van netwerkrelaties in relatie tot het
voorkomen of beperken van de ongewenste gevolgen van maatschappelijke onrust, is datgene
waarnaar ik in deze thesis onderzoek heb gedaan.
“Six degrees of separation” is een theorie die stelt dat alle individuen op onze planeet, via een
netwerk met zes tussenstappen, onderling met elkaar verbonden zijn. Deze intrigerende gedachte
werd al in 1929 geformuleerd door de Hongaarse schrijver/journalist Karinthy. Zijn verhaal is
gebaseerd op het idee dat het aantal kenniskringen exponentieel toeneemt met het aantal
schakels in de netwerkketen. In 2001 heeft de wetenschapper Duncan Watts1 een experiment
uitgevoerd waardoor hij tot de conclusie kwam dat deze gedachte inderdaad juist is. Toen was de
betekenis van sociale media nog slechts een fractie van de betekenis die ze nu hebben.
Het schrijven van deze thesis en eigenlijk mijn hele studieperiode, is één groot proces van netwerken
geweest. Ik heb veel nuttige contacten verworven, die mij later weer van pas kunnen komen.
Tijdens het onderzoek ten behoeve van deze thesis kwam ik verrassend eenvoudig in contact met
interessante mensen, die ik vervolgens kon interviewen. Dit had ik bijna altijd te danken aan het feit
dat ik, of iemand uit mijn netwerk, deze personen kende.
Dat deze thesis later via het internet vrij beschikbaar wordt, biedt vervolgens weer kansen voor het
aangaan van nieuwe netwerkrelaties.
Ik dank mijn werkgever voor de geboden ontwikkelkans en mijn collega’s voor hun steun en begrip.
Otto Adang wil ik bedanken voor de prettige begeleiding tijdens dit schrijfproces. Het was altijd
weer spannend of hetgeen ik inleverde zijn toets der kritiek kon doorstaan. Zijn op- en aanmerkingen
bezorgden mij meestal extra werk, maar waren altijd opbouwend en bleken een kwaliteitsimpuls
voor een beter eindresultaat. Paul Sturm bedankt voor de taalkundige coaching.
Uiteraard ook een dankwoord aan mijn vrouw en kinderen. Zonder jullie begrip en steun had ik deze
studie nooit succesvol af kunnen ronden. Vooral de laatste maanden was ik niet altijd
“beschikbaar”.
Mijn vrienden en kennissen mag ik zeker niet vergeten. Ik was wat minder vaak aanwezig tijdens
diverse sociale aangelegenheden. Dank voor jullie begrip en het feit dat ik vaak te horen kreeg dat
het zonder mij erg gezellig was geweest.
Tot slot; alle respondenten, meedenkers en de politiekorpsen Antwerpen en Haaglanden, bedankt
voor jullie medewerking! Zonder jullie inbreng, gastvrijheid, openheid, tips en meningen was deze
thesis nooit tot stand gekomen.
Halsteren, december 2012
André Melsen.
1 Duncan J. Watts (1971) werkt momenteel bij Microsoft Research. Voorheen was hij ondermeer
werkzaam als professor Sociologie aan de Columbia University.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
4
Samenvatting
Diverse voorbeelden tonen aan dat in onze maatschappij met enige regelmaat grootschalige
ordeverstoringen voorkomen. Vaak is het ontstaan hiervan de uitkomst van een (langdurig) proces.
Maatschappelijke Onrust ontstaat soms naar aanleiding van één of meer incidenten en gedijt op
een voedingsbodem van sociale spanningen en conflicten. Uiteindelijk kan deze maatschappelijke
onrust escaleren en uitgroeien tot grootschalige ordeverstoringen. Over het algemeen wordt het
uitbreken van grootschalige ordeverstoringen als negatief beoordeeld.
Eén van de mogelijkheden om te voorkomen dat grootschalige ordeverstoringen optreden of
escaleren is het benutten van de mogelijkheden die netwerken bieden. Twee grote voordelen van
het kunnen beschikken over goede netwerkrelaties, is het verkrijgen van een goede
informatiepositie en het waarborgen van de legitimiteit van de politie.
In Nederland investeert de politie al tientallen jaren in het aangaan en onderhouden van
netwerkrelaties. Dit heeft te maken met de noodzaak die beleidsmakers van de politie destijds
zagen, om te investeren in het aangaan van betere relaties. Een instrument dat de politie ter
beschikking heeft om onder andere grootschalige ordeverstoringen te managen is het
zogenaamde knoppenmodel. De laatste variant van dit (monodisciplinaire) knoppenmodel is
omschreven in het Referentiekader Regionaal Crisisplan 2009. In dit model is ook de knop
Handhaven Netwerken geïntegreerd. Het feit dat er binnen de Nederlandse politie nog geen
eenduidig beeld is over het nut en de noodzaak van deze functionaris binnen het monodisciplinaire
knoppenmodel én het feit dat veel tactische en strategische hoofden uit de crisisstaven van de
politie niet echt beeld hebben bij de kracht van goede netwerkrelaties, was aanleiding tot het
schrijven van deze thesis.
Uit het onderzoek blijkt dat het kunnen beschikken over goede netwerkrelaties een belangrijke
investering is, die zich ten tijden van of voorafgaande aan grootschalige ordeverstoringen snel
“terugverdient”. Dankzij een goede informatiepositie is de kans op het signaleren en juist
interpreteren van zogenaamde “early warnings” groter dan wanneer deze informatiepositie er niet
is. Investeren in de relatie, in netwerken levert (zoals vermeld) naast informatie ook legitimiteit op.
Dankzij deze legitimiteit kan de politie in potentieel gewelddadige situaties meer dan alleen maar
gewelddadig ingrijpen. Met andere woorden: dankzij netwerkrelaties kan ze proberen om
(mogelijke) grootschalige ordeverstoringen op andere dan repressieve wijze te voorkomen of te
bestrijden.
Nog te vaak wordt teruggegrepen op het bekende middel van Riotcontrol. Dit moet een laatste
redmiddel zijn, als andere interventiestrategieën geen afdoende resultaat hebben opgeleverd.
Ten behoeve van dit onderzoek werden twee recente gebeurtenissen onderzocht. Die betroffen de
gewelddadige dood van een jonge overvaller in een sociaal zwakke wijk in Antwerpen en de inzet
van de politie op en rond het Jonckbloetplein te Den Haag tijdens het EK 2012. Beide
gebeurtenissen hebben recent plaatsgevonden en waren situaties die uit hadden kunnen groeien
tot grootschalige ordeverstoringen. In beide gevallen is gebruik gemaakt van netwerkrelaties.
Een middel dat de laatste jaren een haast onstuitbare opmars maakt binnen ons sociale leven zijn
de sociale media. Tijdens het onderzoek is onderzocht of de social media, zoals twitter en
Facebook, kunnen helpen in het bouwen en onderhouden van netwerkrelaties.
Beide praktijkvoorbeelden tonen aan dat het nut heeft om vooraf te investeren in netwerkrelaties en
dat het gebruik van de mogelijkheden van sociale media kan helpen bij het voorkomen of
beheersen van (potentieel) grootschalige ordeverstoringen.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
5
Eén van de doelstellingen van dit onderzoek is om te onderzoeken of en hoe crisisteams tijdens
rampen en crises gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die netwerkrelaties kunnen bieden.
Tijdens rampen en crises is de BOB-cyclus2 een beproefde methode die crisisteams gebruiken om op
een gestructureerde manier tot crisisbesluitvorming te komen. Ook op de politieacademie wordt de
BOB-cyclus aan studenten aangereikt. Een model dat de volledige BOB-cyclus in zich heeft en
crisisteams in staat stelt om op een gestructureerde wijze van risico-identificatie tot maatregelen te
komen, is het zogenaamde risico-analysemodel. Door middel van het cyclisch doorlopen van de
zes stappen uit dit model kunnen crisisbestrijdingsorganisaties grip krijgen op eventuele
bedreigingen. Ook kunnen de ongewenste effecten zoveel als mogelijk worden geminimaliseerd of
zelfs voorkomen. Uit dit onderzoek blijkt dat het kunnen beschikken over goede netwerkrelaties
tijdens alle stappen van het voornoemde risico-analysemodel voordelen biedt.
2 Beeldvorming, Oordeelsvorming en Besluitvorming. Deze stappen worden door bijna alle
crisisteams van de hulpdiensten gebruikt om te komen tot goede crisisbesluitvorming. Dit zowel
mono- als multidisciplinair. Deze “stappen” worden tijdens een inzet als een cyclisch proces telkens
opnieuw doorlopen.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
6
Inhoud Voorwoord ....................................................................................................................................................... 3
Samenvatting .................................................................................................................................................. 4
Hoofdstuk 1 Inleiding ................................................................................................................................. 9
1.1 Aanleiding ........................................................................................................................................ 9
1.2 Probleemstelling ........................................................................................................................... 10
1.3 Doelstelling ..................................................................................................................................... 10
1.4 Onderzoeksvragen ...................................................................................................................... 10
1.5 Afbakening onderzoek ............................................................................................................... 11
1.6 Relevantie onderzoek ................................................................................................................. 11
1.7 Methodologie................................................................................................................................ 12
1.7.1 Deskresearch ......................................................................................................................... 12
1.7.2 Casestudies ............................................................................................................................ 13
1.7.3 Interviews ................................................................................................................................ 13
1.8 Leeswijzer ........................................................................................................................................ 13
Hoofdstuk 2 Voorbeelden van grootschalige ordeverstoringen uit binnen- en
buitenland ………………………………………………………………………………………………………………………………………15
2.1 Franse banlieues-rellen ............................................................................................................... 15
2.2 London Riots................................................................................................................................... 15
2.3 Graafse wijk rellen ........................................................................................................................ 16
2.4 Rellen in Ondiep ........................................................................................................................... 17
Hoofdstuk 3 Theoretisch kader ......................................................................................................... 18
3.1 Drie typen openbare-ordeverstoringen ................................................................................ 18
3.2 Maatschappelijke onrust en grootschalige ordeverstoringen ........................................ 18
3.3 Voedingsbodem voor maatschappelijke onrust ................................................................ 20
3.4 Grootschalige ordeverstoringen zonder aantoonbare voedingsbodem ................... 21
3.5 Adang-Horowitz model .............................................................................................................. 22
3.6 Maslow als gids ............................................................................................................................. 24
3.7 Crisismakelaars/sleutelfiguren: netwerkpartners ................................................................. 25
3.8 Netwerken is samenwerking zoeken ...................................................................................... 26
3.9 Conclusie ........................................................................................................................................ 27
Masterthesis MCPm2, André Melsen
7
Hoofdstuk 4 Politie en Netwerken.................................................................................................... 28
4.1 Kort historisch perspectief .......................................................................................................... 28
4.2 “Daadwerkelijke handhaving” versus legitimiteit ............................................................... 29
4.3 Noodzakelijke samenwerking ................................................................................................... 29
4.4 Sociale media en hun bruikbaarheid voor het aangaan van netwerkrelaties ......... 30
4.4.1 Sociale media en wijkagenten ........................................................................................ 31
4.4.2 Gebruiksgemak verlaagt drempels ................................................................................ 31
4.4.3 Netwerkrelaties dankzij sociale media ........................................................................... 32
4.4 Conclusie ........................................................................................................................................ 33
Hoofdstuk 5 Het nut van netwerkrelaties in de praktijk ............................................................. 34
5.1 Casus Borgerhout ......................................................................................................................... 34
5.1.1 Context ........................................................................................................................................ 34
5.1.2 De wijk Borgerhout en openbare orde .......................................................................... 35
5.1.3 Het incident ............................................................................................................................ 35
5.1.4 Aanpak hulpdiensten en reactie burgers ..................................................................... 36
5.2 Casus Jonckbloetplein ............................................................................................................... 37
5.2.1 Context .................................................................................................................................... 37
5.2.2 Aanleiding .............................................................................................................................. 38
5.2.3 Reacties /werkwijze politie................................................................................................. 38
5.3 Bevindingen naar aanleiding van de twee onderzochte casussen ............................. 39
5.3.1 Het nut van de bestaande netwerkrelaties.................................................................. 39
5.3.1 Adang-Horowitz model ...................................................................................................... 40
5.3.2 De rol van social media ..................................................................................................... 40
5.3.3 Draagvlak voor netwerken ................................................................................................ 41
5.3.4 Empathie en handhaven ................................................................................................... 41
Hoofdstuk 6 Discussie .......................................................................................................................... 43
Hoofdstuk 7 Conclusies....................................................................................................................... 44
Hoofdvraag: Hoe kunnen netwerkrelaties door SGBO’s worden gebruikt voor het
beëindigen of beheersen van situaties waarin sprake is van maatschappelijke onrust? .. 44
7.1 Legitimiteit en informatie ............................................................................................................ 44
7.2 Het nut van netwerkrelaties voor crisismanagement ........................................................ 45
7.2.1 Risico identificatie .................................................................................................................... 46
7.2.2 Risico analyse ............................................................................................................................ 47
Masterthesis MCPm2, André Melsen
8
7.2.3. Inschatten waarschijnlijkheid ................................................................................................ 47
7.2.4 Risico prioriteren ........................................................................................................................ 47
7.2.5 Risico managen ........................................................................................................................ 48
7.2.6 Monitoren effect van gekozen maatregelen .................................................................. 48
7.3 Voorkomen Groupthink .............................................................................................................. 48
Hoofdstuk 8 Aanbevelingen ............................................................................................................. 50
8.1 Draagvlak ....................................................................................................................................... 50
8.2 Wederkerigheid ............................................................................................................................ 50
8.3 Investeer in een breed netwerk ............................................................................................... 50
8.4 Slimmer netwerkpartners kiezen ............................................................................................... 51
8.5 Gebruik de mogelijkheden die sociale media bieden ..................................................... 51
8.6 Gebruik tijdens crises en rampen geen afwijkende communicatiekanalen.............. 51
Tot slot .......................................................................................................................................................... 53
Bijlage 1: Literatuurlijst .............................................................................................................................. 54
Bijlage 2: Respondentenlijst .................................................................................................................. 58
Bijlage 3: Begrippenlijst ........................................................................................................................... 59
Bijlage 4: CIMIC ......................................................................................................................................... 61
Bijlage 5: Passantenonderzoek Jonckbloetplein ............................................................................. 64
Bijlage 6: Passantenonderzoek Borgerhout ...................................................................................... 78
Bijlage 7: Onderzoeksvoorstel ............................................................................................................... 93
Bijlage 8: Peelian prinicples ................................................................................................................. 101
Masterthesis MCPm2, André Melsen
9
Hoofdstuk 1 Inleiding
“Sociale spanningen dienen in de kiem gesmoord te worden. Te ver doorgeschoten spanningen
kunnen uitmonden in grootschalige incidenten die een bedreiging vormen voor de samenleving.
Het is daarom van essentieel belang om de eerste tekenen van sociale spanningen zo vroeg
mogelijk te signaleren en hier adequaat op te reageren. Zo zorg je ervoor dat spanningen geen
kans krijgen om zich tot incidenten te ontwikkelen.”
Gabriel van den Brink, lector Politieacademie (van Arum en Lub, 2007)
Maatschappelijke onrust kan een bedreiging vormen voor de openbare orde en een grote
maatschappelijke impact hebben. Groeiende onrust kan tot spanningen met confrontaties leiden.
Soms zelfs met grootschalige rellen tot gevolg. Bij het voorkomen en zo nodig bestrijden van
maatschappelijke onrust zouden veel partijen een rol kunnen, of beter: moeten spelen. De politie is
één van die actoren. Een actor die, vanwege het aan haar toegekende geweldsmonopolie, een
bijzondere positie inneemt.
Uit meerdere onderzoeken blijkt dat de principes van community policing van invloed kunnen zijn
op het voorkomen of het beperken van maatschappelijke onrust. Daarom wordt er in ons land ook
geïnvesteerd in de relatie tussen “de overheid” en haar burgers. De Nederlandse politie past de
principes van community policing al tientallen jaren toe. Alle huidige politieregio’s hebben
zogenaamde wijkagenten of buurtregisseurs aangesteld ten behoeve van de gebiedsgebonden
politiezorg. Ook na de overgang naar Nationale Politie in januari 2013 is wijkgericht politiezorg één
van de beleidspeerpunten (Nationale politie, 2011).
Onze moderne maatschappij wordt regelmatig geconfronteerd met spanningen.
Grootschalige ordeverstoringen zijn echter niets nieuws. Ook in het verleden waren er regelmatig
onlusten. Meer dan in het verleden worden er tegenwoordig grootschalige publieks-evenementen
georganiseerd die, in combinatie met overmatig drank- en drugsgebruik, soms uit de hand lopen en
tot rellen leiden. Daarnaast spelen de ontzuiling en bijvoorbeeld de massale opkomst van nieuwe
media een rol in het ontstaan en verloop van maatschappelijke onrust. Dankzij de
ongeregeldheden naar aanleiding van een Project X-feest in Haren heeft Nederland afgelopen
september op onthutsende wijze kennis kunnen maken met de virale werking die sociale media kan
hebben (Vasterman, 2012).
1.1 Aanleiding
In het concept ontwerpplan Nationale Politie van 17 oktober 2011 (Nationale politie, 2011) staan
een aantal standpunten die betrekking hebben op gebiedsgebonden politiezorg.
Op pagina negen van het voornoemde plan staat bijvoorbeeld: “De politie weet wat er speelt
doordat zij actief deelneemt aan het maatschappelijk verkeer en intensief samenwerkt met burgers
en partners binnen en buiten het veiligheidsdomein”.
Alertheid, een goede informatiepositie en inzicht zijn voorwaarden voor tijdig en slagvaardig
optreden waar dat nodig is. Voor snelle, nauwkeurig passende interventies die variëren van advies
en preventie tot grootschalig crisismanagement. De politie beschikt voor het toepassen van
(grootschalig) crisismanagement over het zogenaamde knoppenmodel.
In het Referentiekader Regionaal Crisisplan (RRCP-2009) (Projectteam Regionaal Crisisplan, 2009, pp.
69-72) is een beschrijving te vinden over de vorm en werking van dit knoppenmodel. In het model is
Masterthesis MCPm2, André Melsen
10
ondermeer de functionaliteit Hoofd Handhaven Netwerken (Hhn) opgenomen. Deze “knop” is
relatief nieuw en in de praktijk is in de meeste politieregio’s relatief weinig ervaring met het inzetten
van deze functionaliteit. Op basis van enkele dreigende escalaties binnen onze maatschappij
(bijvoorbeeld de moord op Theo van Gogh op 2 november 2004 en de film Fitna3 in maart 2008)
kwam vanuit de praktijk de roep om een Hhn binnen de crisisorganisatie van de Nederlandse politie
op te nemen. Met name het korps Amsterdam-Amstelland heeft hierin een voortrekkersrol vervuld.
Door de politieacademie is hierop gestart met de voorbereidingen om een opleiding voor deze
functionaris te ontwikkelen. Een vraag die regelmatig door (ervarings)-deskundigen werd gesteld
was: “Wat voor nut heeft een knop Hhn in “oorlogstijd”, terwijl netwerken juist in “vredestijd” moeten
worden opgebouwd?”.
1.2 Probleemstelling
De politie kan, dankzij het instrumentarium dat Public Order Management biedt, interventies plegen
tijdens openbare ordeverstoringen. Tijdens realistische praktijkoefeningen voor SGBO’s4 van de
politie, waarbij relsituaties als scenario worden ingebracht, blijkt telkens weer dat de focus van deze
crisisstaven zich voornamelijk richt op het inzetten van Riotcontrol. Vrijwel zonder uitzondering wordt
er vanaf het moment van dreiging of het ontstaan van (al dan niet grootschalige) relsituaties,
volledig gefocust op het toepassen van Riotcontrol in het brongebied. Ik heb vaak geconstateerd
dat er vanaf dat moment weinig of geen aandacht meer is voor het (blijven) toepassen van
Crowdmanagement of Crowdcontrol, zoals bijvoorbeeld het benutten van netwerkrelaties. Deze
observatie heb ik overigens ook diverse keren gedaan tijdens praktijkinzetten van SGBO’s.
Uit diverse oriënterende gesprekken met Algemeen Commandanten en Hoofden Orde Handhaving
bleek bovendien dat er nog geen eenduidig en helder beeld is, hoe het inzetten van netwerken
kan worden gebruikt binnen Public Order Management.
1.3 Doelstelling
Het doel van dit onderzoek is meer duidelijkheid te verkrijgen over hoe netwerkrelaties door
crisisbestrijdingsorganisaties (in dit geval: SGBO) kunnen worden benut om situaties waarin sprake is
van maatschappelijke onrust te beheersen of te beëindigen. Daarnaast is het de bedoeling dat de
lezer meer inzicht krijgt in het belang om hiertoe vooraf een netwerk op te bouwen en te
onderhouden.
1.4 Onderzoeksvragen
Uit deze aanleiding, probleemstelling en doelstelling komt de volgende centrale onderzoeksvraag:
Hoe kunnen netwerkrelaties door SGBO’s worden gebruikt voor het beëindigen of beheersen
van situaties waarin sprake is van maatschappelijke onrust?
3 Fitna is een korte Nederlandse film van de politicus Geert Wilders. In verband met de grote afkeer
die er tegen de film ontstond koos hij ervoor om op 27 maart 2008 de film slechts op het internet uit
te brengen. Binnen 3 uur na de release was de film ruim drie miljoen keer bekeken. De film bestaat
uit compilaties over de Koran, afgewisseld met archiefbeelden. 4 Staf Grootschalig Bijzonder Optreden, benaming voor de crisisstaven van de politie.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
11
Met behulp van de volgende deelvragen wordt de centrale onderzoeksvraag beantwoord:
1. Welke theoretische onderbouwingen zijn er over de toepasbaarheid van netwerkrelaties, die
in “vredestijd” worden opgebouwd, in extreem gespannen situaties?
2. Welke voorwaarden zijn er voor het creëren en onderhouden van een goed functionerend
netwerk?
3. Welke netwerken zijn relevant?
4. Hoe kun je als politieorganisatie sturen op het aangaan en vitaal houden van relevante
netwerkrelaties?
5. In hoeverre kunnen de mogelijkheden van de sociale media helpen in het opbouwen en
vitaal houden van netwerkrelaties?
6. Hoe kun je vooraf opgebouwde netwerkrelaties gebruiken om tijdens situaties van
maatschappelijke onrust of grootschalige ordeverstoringen de-escalerend te interveniëren?
1.5 Afbakening onderzoek
Dit onderzoek richt zich op het nut van bestaande netwerkrelaties in relatie tot crisisbeheersing. Om
precies te zijn: wat is het nut van bestaande netwerkrelaties voor een SGBO van de politie tijdens
situaties waarin sprake is van maatschappelijke onrust? Er zijn twee gebeurtenissen onderzocht op
het nut van het inzetten van netwerkrelaties. Alhoewel er meer gebeurtenissen zijn die onderzocht
hadden kunnen worden, is gekozen voor de casus Borgerhout en de casus Jonckbloetplein (zie
hoofdstuk 5). Hoewel het korps Amsterdam-Amstelland inmiddels kan bogen op enige jaren ervaring
met het inzetten van Hhn in hun crisisstaven zijn binnen deze regio geen cases onderzocht. Dit in
verband met een soortgelijk afstudeeronderzoek dat vrijwel gelijktijdig met dit onderzoek liep
(Ludwig, M., 2012).
Eén deelvraag behelst de vraag of het benutten van sociale media kan helpen in het opbouwen
en onderhouden van netwerkrelaties. Deze vraag wordt weliswaar beantwoord, maar de uitwerking
hiervan is bewust binnen de reikwijdte van de deelvraag gehouden. Er zijn zo ontzettend veel
ontwikkelingen op het gebied van sociale media in relatie tot crisisbeheersing, dat dit op zich al een
afzonderlijk onderzoek rechtvaardigt.
1.6 Relevantie onderzoek
Onze maatschappij wordt steeds kwetsbaarder voor grote ongelukken en crises. (Brochure MCPm,
NIFV/Politieacademie, 2010). Zo nu en dan ontstaan er naar aanleiding van een onverwachte
gebeurtenis relsituaties, die soms schijnbaar onbeheersbare vormen aannemen. Denk hierbij aan de
rellen in Franse voorsteden(2005), rellen in de Utrechtse wijk Ondiep (2007), rellen in Londen (2011) en
de recente “Facebook-rellen” in Haren (21 september 2012).
Dit soort gewelddadigheden wordt altijd breed uitgemeten in de media en ook de politiek is er
steeds sneller bij om dergelijke gewelddadige uitspattingen te veroordelen. De maatschappelijke
verontwaardiging na dergelijke rellen is zonder uitzondering groot. Kennelijk worden grootschalige
ordeverstoringen dus als ongewenst ervaren.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
12
De kans op conflicten is de laatste tientallen jaren, door allerlei oorzaken toegenomen. Daarom is
het nóg belangrijker geworden om vroegtijdig zicht te krijgen op mogelijke spanningen en wellicht
ook invloed uit te kunnen oefenen op het verloop van dergelijke crises.
Met de invoering van de nationale politie moeten alle crisisstaven van de politie conform de
organisatiestructuur uit het RRCP-20095 (Projectteam Regionaal Crisisplan, 2009) worden ingericht.
Tijdens het ontwikkelen van de opleiding Hhn werden diverse inhouds- en ervaringsdeskundigen op
relevante vakgebieden geconsulteerd. Opvallend hierbij is dat er geen eenduidig beeld is over de
rol en mogelijkheden van deze nieuwe functionaliteit. Het korps Amsterdam-Amstelland is
vooralsnog het enige regiokorps waar het inzetten van deze knop inmiddels gestructureerd is
ingebed binnen crisisbeheersing. Waar alle ondervraagden het wel over eens waren is de noodzaak
om, voorafgaande aan rampen of crises, als overheid te investeren in het ontwikkelen en vitaal
houden van goede netwerkrelaties.
Een ander eensluidend inzicht is de noodzaak van het inzetten van netwerken op het moment dat
een crisis zich aandient. In het boek "Crisis” (Muller, red. et al., 2009) beschrijft Rosenthal in hoofdstuk
één het fenomeen “creeping crisis”. Op zich is het logisch dat overheden en crisisteams tijdens dit
soort crises gebruik willen maken van de mogelijkheden die netwerken bieden. Maar bieden
netwerken dit soort kansen ook tijdens rampen of crises die zich niet voortijdig aankondigen of
waarbij de vroegtijdig afgegeven signalen niet zijn opgemerkt of niet als bedreigend zijn
geïnterpreteerd?
Deze vragen uit het multidisciplinaire werkveld, gekoppeld aan de behoefte aan inzicht van de
politieacademie, vormen de aanleiding voor dit onderzoek.
1.7 Methodologie
In deze paragraaf licht ik de onderzoeksopzet toe en geef ik een verantwoording over de gekozen
onderzoeksmethodiek. De aanpak die is gehanteerd om de hoofdvraag en de daaruit afgeleide
deelvragen te kunnen beantwoorden, is kwalitatief van aard. Het onderzoek bestaat uit drie
componenten: deskresearch, twee casestudies en diverse interviews (met professionals, burgers en
deskundigen uit relevante vakgebieden).
Bewust is gekozen om geen kwantitatief onderzoek te verrichten. Ervaringen met betrekking tot de
te onderzoeken materie kunnen naar mijn mening lastig in enquêtevorm achterhaald worden. Met
kwalitatief onderzoek kunnen de inhoudelijke achtergronden van dit onderwerp beter in kaart
worden gebracht.
1.7.1 Deskresearch
Dit onderdeel bevat duiding van beschikbare rapporten, artikelen in vakliteratuur en boeken in
relatie tot het onderzoeksonderwerp en de koppeling hiervan aan diverse relevante theorieën. De
verschillende theorieën en conclusies uit de literatuur vormen de basis voor de theoretische
onderbouwing van dit onderzoek. Het bestuderen van deze literatuur heeft geholpen om de
kernbegrippen uit de doel- en vraagstelling te definiëren en te analyseren.
Naast een theoretische onderbouwing vormt de oriënterende literatuurstudie (inclusief analyse van
mediaberichten) de voorbereiding op de interviews met materie- en ervaringsdeskundigen en
burgers en op de casestudies.
5Referentiekader Regionaal Crisisplan 2009
Masterthesis MCPm2, André Melsen
13
1.7.2 Casestudies
Kenmerkend voor casestudies is het bestuderen van een fenomeen als geheel en in zijn context
(Baarda, De Goede en Teunissen, 2009, p. 13)
Voor dit onderzoek zijn twee openbare orde-gerelateerde situaties onderzocht, die in potentie uit
konden groeien tot grootschalige ordeverstoringen. Er is gekozen voor een incident in België: het
overlijden van een jonge Marokkaanse man tijdens een door hem gepleegde overval in de wijk
Borgerhout in Antwerpen (23 oktober 2011) en de openbare ordeproblematiek op en rondom het
Haagse Jonckbloetplein na wedstrijden van het Nederlands Elftal tijdens het EK 20126 (begin juni
2012). Alhoewel België en Nederland op veel gebieden lastig met elkaar te vergelijken zijn is op
basis van een aantal overeenkomsten toch gekozen voor de bestudering van juist deze twee
praktijkvoorbeelden. Kenmerkend voor beide cases is namelijk dat ze niet zijn geëscaleerd, relatief
kort van aard waren, relatief actueel zijn, veel media-aandacht kregen en het benutten van
netwerkrelaties een rol speelde in beide cases.
In verband met een bijzondere wijze van netwerkbenadering, waarover ik tijdens mijn onderzoek las,
is daarnaast een beperkt onderzoek gedaan naar de werkwijze van defensiemedewerkers tijdens
hun missie in Afghanistan. Aangezien het niet mogelijk bleek om net als in de twee voornoemde
gebeurtenissen ook burgers te interviewen, is de uitwerking hiervan in bijlage vier geplaatst. Een
aantal bevindingen met betrekking tot dit gedeelte van het onderzoek is terug te vinden in de tekst
van deze thesis.
1.7.3 Interviews
Om een algemeen beeld te krijgen is er bewust voor gekozen om ook buiten de politiekolom
respondenten te benaderen.
Omdat er uiteindelijk altijd een relatie is tussen strategie, tactiek en operatie, zijn er interviews
gehouden met mensen uit al deze niveaus. Voor de casestudies Den Haag en Antwerpen werden
daarom politiemensen uit alle lagen van de organisatie geïnterviewd.
Alle interviews waren semigestructureerde interviews, waarbij de basisvragen waren afgestemd op
de bevraagde doelgroep. Naast vragen over algemene ervaringen met de politie werd ook
gevraagd naar hun ervaringen met de politie tijdens de onderzochte incidenten. Deze vorm van
interviewen liet ruimte over voor de mogelijkheid tot doorvragen naar achterliggende informatie.
Tot slot werd een aantal dagdelen op locatie aan passanten korte interviews afgenomen. In totaal
werden in zowel in de Antwerpse wijk Borgerhout als in het Haagse Laakkwartier vijfendertig burgers
geïnterviewd. Hierbij werd gewerkt met een standaardvragenlijst; hetgeen uiteindelijk resulteerde in
zeventig korte semigestructureerde interviews. In bijlage vijf en zes is de uitwerking van deze
interviews te vinden.
1.8 Leeswijzer
Dit onderzoek beantwoordt de onderzoeksvraag: hoe SGBO’s gebruik kunnen maken van
netwerkrelaties voor het beëindigen of beheersen van situaties waarin sprake is van
maatschappelijke onrust. Het is opgebouwd uit een inleidend gedeelte, een theoretisch kader en
een gedeelte waarin het onderzoek en de uitkomsten hiervan naar twee praktijkvoorbeelden wordt
6 Europese kampioenschappen voetbal 2012. Dit eindtoernooi werd in de zomer van 2012
gehouden in de landen Polen en Oekraïne.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
14
beschreven. Tot slot worden de conclusies en aanbevelingen in de afsluitende hoofdstukken
beschreven.
Het inleidende gedeelte omschrijft de aanleiding voor het onderzoek. Verder wordt hierin ook de
verantwoording en afbakening van het onderzoek omschreven. Voorafgaand aan het theoretisch
kader worden een aantal spraakmakende voorbeelden van grootschalige ordeverstoringen in
binnen- en buitenland kort omschreven.
In het theoretisch kader wordt ondermeer uiteengezet waarom het voor de politie belangrijk is om
te investeren in het aangaan van netwerkrelaties. Ook wordt verklaard hoe maatschappelijke onrust
kan ontstaan en uiteindelijk kan leiden tot grootschalige ordeverstoringen.
In een kort historisch perspectief wordt geschetst hoe de politie vanaf 1977 is omgegaan met het
aangaan en onderhouden van netwerkrelaties.
In hoofdstuk vijf worden de bevindingen van het onderzoek naar twee praktijkvoorbeelden
beschreven. De conclusies naar aanleiding van deze onderzoeken zijn hier ook terug te vinden.
Hoofdstuk zeven en acht bevatten respectievelijk de conclusies en aanbevelingen die naar
aanleiding van dit onderzoek zijn getrokken.
De bijlagen bevatten naast de opbrengsten van de voornoemde interviews onder andere ook een
literatuurlijst, een lijst met respondenten en de voornoemde korte uitwerking over de
netwerkwerkzaamheden van defensiemedewerkers in Afghanistan.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
15
Hoofdstuk 2 Voorbeelden van grootschalige ordeverstoringen uit
binnen- en buitenland
De meeste mensen kunnen zich de verontrustende beelden van de rellen in de Parijse voorsteden in
2005 nog wel herinneren. Dit geldt ook voor de London Riots van augustus 2011. Helaas ken ook
Nederland diverse (meerdaagse) grootschalige ordeverstoringen. Voor de beeldvorming volgen
hier vier korte beschrijvingen van grootschalige ordeverstoringen uit binnen- en buitenland.
2.1 Franse banlieues-rellen
Nadat twee jongeren van Noord-Afrikaanse afkomst in Clichy-sous-Bois, een randgemeente van
Parijs, tijdens een politie-achtervolging werden geëlektrocuteerd in een transformatorhuisje, werd
Frankrijk vanaf 27 oktober 1995 geteisterd door een golf van gewelddadigheden. Meteen nadat het
nieuws over deze gebeurtenis bekend werd braken er onlusten uit. Sommige jongeren
beschuldigden de politie van moord. Kort na het uitbreken van deze grootschalige ordeverstoringen
deed de toenmalige Franse minister van Binnenlandse Zaken7 een katalyserende uitspraak over
deze relschoppers. Hij noemde deze “racaille” (tuig) en stelde dat hij de buitenwijken met een
hogedrukreiniger zou zuiveren. Het gevolg van deze uitspraak was dat de rellen zich verhevigden en
uitbreidden.
Tussen 4 en 5 november sloegen de rellen over naar andere Franse steden. Zelfs buiten Frankrijk
ontstond maatschappelijke onrust die soms eindigde in relsituaties. Er waren ook incidenten in
België, Duitsland, Denemarken en Spanje.
Nadat de Franse autoriteiten op 8 november de noodtoestand hadden afgekondigd, werd het in
de onrustige gebieden mogelijk een avondklok in te stellen. Hierdoor werd het geweld beheersbaar.
In totaal zijn er in Frankrijk 9.193 voertuigen in brand gestoken tijdens de banlieues-rellen (Kokoreff,
2008), (Moran, 2011).
Uit deze korte samenvatting kunnen een aantal bijzonderheden worden onderscheiden: Er is een
moment of gebeurtenis waarop deze rellen beginnen. De bevolking zoekt na een schokkende
gebeurtenis (de dood van de twee jongens) een instantie (in dit geval: de politie) die men kan
beschuldigen. Door een prikkelende uitspraak van een politicus neemt de volkswoede toe. De rellen
konden overslaan naar andere steden (zelfs naar andere landen) en pas na het afkondigen van de
noodtoestand en het instellen van een avondklok kreeg de Franse politie weer grip op de openbare
orde. Adang beschrijft in “Zijn wij anders ?” (2010) op pagina 60 – 65 dat de slechte relatie van de
politie met de bevolking uit de zogenaamde banlieues onder andere te maken had met het feit dat
in de jaren daarvoor de Franse politie zich steeds verder had teruggetrokken uit de wijken. Hierdoor
was ondermeer een “communicatiekloof” ontstaan.
2.2 London Riots
Op 4 augustus 2011 wordt de 29-jarige Mark Duggan tijdens een poging tot aanhouding door de
politie in de Londense wijk Tottenham doodgeschoten. Duggan was een gekleurde inwoner van
deze volkswijk. Op 6 augustus 2011 houden familieleden van het slachtoffer, samen met
sympathiserende wijkbewoners, een demonstratie die eindigt bij het politiebureau van Tottenham.
Hier aangekomen eisen de demonstranten een verklaring over de omstandigheden rondom de
7 Nicolas Sarkozy
Masterthesis MCPm2, André Melsen
16
dood van Duggan. De menigte wordt te woord gestaan door een Chief Inspector van de
Metropolitan Police Service (MPS). De verontwaardigde menigte eist een politiewoordvoerder met
een hogere rang. Als tijdens deze protestbijeenkomst een 16 jarige meisje door de politie wordt
geslagen ontstaan rellen.
Deze rellen verplaatsen zich vervolgens naar andere wijken en steden, waaronder Birmingham,
Manchester, Liverpool, Nottingham, Bristol en Medway. Tijdens de rellen worden auto's, winkels en
huizen in brand gestoken. Ook worden winkels geplunderd. Op 9 augustus valt het eerste dodelijke
slachtoffer. Een dag later zijn er drie doden te betreuren.
Een 68-jarige man uit Londen die tijdens de ongeregeldheden wordt aangevallen tijdens het doven
van een vuurtje, overlijdt op 11 augustus in het ziekenhuis aan zijn verwondingen.
In Londen werden tijdens de rellen 16.000 extra agenten ingezet. (Department, 2012), (Riot
Communities and Victims Panel, 2012), (Metropolitan Police Service, 2012).
Net als bij de banlieues-rellen van 1995 kunnen ook hier een aantal bijzonderheden worden
onderscheiden: Er is een incident of gebeurtenis waardoor rellen ontstaan, er is een gebeurtenis
waarbij de bevolking kennelijk ontevreden is over het overheidsoptreden (in dit geval: de
politieactie), de rellen konden overslaan naar andere steden en pas na het inzetten van grote
aantallen politiemensen en het toepassen van geweld kreeg de Engelse politie weer grip op het
beheersen van de openbare orde.
Alhoewel in Engeland de principes van community policing al lang worden toegepast had de
politiie kennelijk toch onvoldoende zicht of positie in de gemeenschappen waar de problemen
ontstonden. Dit is ook één van de bevindingen in het onderzoeksrapport “4 days in august” van de
MPS. Op pagina 98 van dit rapport staat het volgende: “No community intelligence was provided to
police regarding the possibility of imminent disorder arising out of levels of tension reaching a critical
state. This leads to the recognition that the reach of the MPS into communities was neither as far
reaching or current as it needed to be” (2012).
2.3 Graafse wijk rellen
De Graafse wijk in Den Bosch kreeg landelijke aandacht door de rellen die plaatsvonden in delen
van die wijk in 2000 en 2005.
In december 2000 waren de eerste grote rellen in de Graafsewijk. Aanleiding was de dood van
bewoner Pierre Bouleij die de politie bedreigd zou hebben met een mes. De politie zou toen uit
noodweer hebben geschoten. Bouleij, een fanatieke FC Den Bosch supporter, werd in zijn eigen huis
doodgeschoten. Direct na het bekend worden van zijn overlijden vormde zich een groeiende groep
vrienden en personen, die zich verbonden voelde met de overleden harde kern-supporter. Nog
diezelfde ochtend vielen twintig personen politieagenten aan. Aan het eind van de middag
werden vernielingen in het centrum van 's-Hertogenbosch aangericht en werden ruiten van het
stadhuis ingegooid. ’s Avonds werd brand gesticht in de Graafse wijk. Ook ontstonden er
ongeregeldheden tussen de relschoppers en de politie. De groep relschoppers was op dat moment
ongeveer 300 personen groot en bestond voor het merendeel uit jonge mannen. Aanvankelijk leek
er een verband te bestaan tussen deze woede en verontwaardiging over de dood van Pierre
Bouleij. In de dagen daarna leek het motief vooral een behoefte aan vermaak. De meeste
relschoppers kenden het slachtoffer niet eens. Later bleek dat velen van hen uit andere wijken of
zelfs uit de omgeving van ’s-Hertogenbosch kwamen. Pas na grootschalige inzet van politie, op de
vierde avond, keerde de rust in deze wijk terug (COT, 2001).
Masterthesis MCPm2, André Melsen
17
In april 2005 ontstonden er opnieuw rellen in deze volkswijk. In die periode heerste er veel onvrede
over het feit dat een aantal gezinnen uit hun woning werd gezet. Dit gebeurde op last van de
gemeente en de woningcorporatie omdat daar illegale wietplantages waren aangetroffen. De
bewoners waren hierover zeer verbolgen. Na de uitzending van een televisieprogramma genaamd
"Probleemwijken", braken er relletjes uit. Een mannelijke buurtbewoner vertelde in dat
televisieprogramma dat hij ooit was veroordeeld wegens ontucht met zijn toen achtjarige
stiefdochter. Deze man werd door de bewoners “de wijk uitgezet”. Zijn huurwoning en inboedel
werden compleet vernield. Ook de volgende dag bleef het onrustig in de wijk. De wijk werd
opnieuw afgesloten door de ME. Net als in 2000 bleken veel relschoppers van elders afkomstig te
zijn. Behalve materiële schade liep het imago van de wijk opnieuw een deuk op. Direct
omwonenden ontkenden later iets met de vernielingen te maken te hebben (Elshout, 2006).
2.4 Rellen in Ondiep
Begin 2007 overleed een bewoner van de Utrechtse wijk Ondiep nadat hij getroffen werd door een
politiekogel. Dit incident was de aanleiding tot het uitbreken van ernstige ordeverstoringen. Deze
ordeverstoringen maakten het noodzakelijk dat de politie, in samenspraak met de gemeente en het
Openbaar Ministerie (OM), robuust moest ingrijpen om de rust in deze wijk weer te herstellen. Zo
werd de wijk tijdelijk afgesloten om inmenging van relschoppers van buiten wijk en stad te
voorkomen. (Brink van den, 2010). Uit een onderzoek van Jochoms en Bruinsma, gepubliceerd in
Cahiers Politiestudies 2001-1, nummer 18, bleek later dat bij de afhandeling van de ordeverstoringen
personen, die verbindingen konden leggen tussen verschillende actoren (die konden invoelen,
contacten hadden en wisten wat er speelde), cruciaal waren (2011, pp. 179-198).
Dit zijn spraakmakende voorbeelden van incidenten die uiteindelijk resulteerden in grootschalige
ordeverstoringen.
Een kanttekening die ik hierbij heel nadrukkelijk wil plaatsen is dat ik niet het beeld wil oproepen dat
grootschalige ordeverstoringen alleen maar vanwege het bestaan van of in achterstandswijken
plaatsvinden. Dit zou stigmatiserend zijn. Er zijn ook voorbeelden van grootschalige ordeverstoringen
die geen of nauwelijks aantoonbaar verband hebben met achterstandswijken. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan sommige voetbal gerelateerde rellen en de rellen rondom de “Granaria-
transporten” eind jaren tachtig/begin jaren negentig van de vorige eeuw. Recent zijn er zelfs rellen
uitgebroken na een foutieve aankondiging van een Project X-feest in de gemeente Haren (21
september 2012).
Masterthesis MCPm2, André Melsen
18
Hoofdstuk 3 Theoretisch kader
3.1 Drie typen openbare-ordeverstoringen
In de studie “Rellen om te rellen” (Van Leiden, Arts en Ferwerda, 2009, p. 42) wordt een drietal typen
ordeverstoringen beschreven. Deze typologie is in onderstaande tabel uitgewerkt:
Massagestuurde Afspraakgestuurde Incidentgestuurde
rellen rellen rellen
Locatie evenementen div. locaties wijken of buurten
Aanleiding mensenmassa rivaliteit/kick incident/gebeurtenis
Planmatigheid niet gepland gepland niet gepland
Gerichtheid personen en gezag personen gezag
Hevigheid kort en hevig kort en hevig langdurig en hevig
Voorspelbaarheid goed matig matig
(figuur 1)
Refererend aan de voornoemde voorbeelden kan worden vastgesteld dat de meeste rellen in
achterstandswijken, kunnen worden ondergebracht in de categorie incidentgestuurde rellen. De
meeste voetbal-gerelateerde openbare-ordeverstoringen kunnen worden ingedeeld in de
categorie massagestuurde rellen. Overigens wordt op pagina drieënveertig van dezelfde studie wel
de kanttekening geplaatst dat er sprake kan zijn van een overlap in de drie typen rellen.
Afspraakgestuurde rellen kunnen namelijk ontstaan binnen een massa, maar ook naar aanleiding
van een incident. Interessant aan deze indeling is verder dat, met betrekking tot de
voorspelbaarheid, bij geen enkel type de conclusie wordt getrokken dat het ontstaan ervan
onvoorspelbaar is. Deze varieert van goed tot matig. Dit biedt aanknopingspunten voor het
ondernemen van pogingen om rellen te voorkomen of de ongewenste effecten ervan te beperken.
3.2 Maatschappelijke onrust en grootschalige ordeverstoringen
Grootschalige ordeverstoringen krijgen doorgaans veel (media)aandacht. Vaak ook wordt er
onderzoek gedaan naar de relsituaties.
Een theorie die regelmatig wordt gebruikt in de verklaring voor relsituaties is de flashpoint-theorie
van Waddington & Critcher (Flashpoints: studies in public disorder, 1989). Soms wordt melding
gemaakt van zogenaamde “triggerevents”, “flashpoints” of “flitspunten”. Diverse onderzoeken
gebruiken deze of vergelijkbare terminologie voor gebeurtenissen die ogenschijnlijk de aanleiding
zijn voor het ontstaan van maatschappelijke onrust, die uiteindelijk kunnen leiden tot grootschalige
ordeverstoringen. Vaak wordt in relatie tot dit soort incidenten gesproken over “de druppel die de
emmer doet overlopen”. Enkele voorbeelden van dit soort flashpoints zijn in hoofdstuk twee al aan
de orde geweest. In het geval van de Franse Banlieues-rellen kan de dood van de twee jongens als
zodanig worden aangemerkt. In Londen zou het doodschieten van Mark Duggan of het feit dat
een 16-jarige meisje tijdens de demonstratie door agenten wordt geslagen het mogelijke
triggerevent kunnen zijn. Feit is echter wel dat er vaak dieperliggende oorzaken voor dit soort
grootschalige ordeverstoringen te duiden zijn. Alleen focussen op het fenomeen triggerevents is
onvoldoende om grootschalige ordeverstoringen te verklaren en zeker onvoldoende om deze te
voorkomen. In “Zijn wij anders?” betoogt Adang (2010) dat het wetenschappelijk gezien lastig is om
een bepaalde gebeurtenis als flashpoint/flitspunt te bestempelen: of een gebeurtenis (bijvoorbeeld
het overlijden van een burger als gevolg van politiegeweld) een flashpoint/flitspunt is, hangt
Masterthesis MCPm2, André Melsen
19
namelijk af van het feit of er grootschalige ongeregeldheden op volgen. Een vergelijkbare
gebeurtenis (bijvoorbeeld het doodschieten van een migrant door een politieagent) die niet
gevolgd wordt door rellen, is dan geen flashpoint/flitspunt. Dat maakt het gebruik van de term
“tautologisch”: hij gaat er volgens Adang alleen om of er daadwerkelijk een rel op volgt (2010, p.
15). In dit onderzoek zal ik daarom, waar van toepassing, de term “directe aanleiding” gebruiken.
Los van een directe aanleiding is het inmiddels duidelijk dat een rel bijna nooit op
zichzelf staat. Aan grootschalige ordeverstoringen gaan soms meerdere incidenten of
kleinere confrontaties vooraf. Voorafgaand aan het uitbreken van de Banlieues-rellen was al wel
het nodige aan negatieve interactie tussen jongeren met politie en justitie voorafgegaan. Bijna
ieder weekend werden er ook al vóór de Banlieues-rellen in Franse steden auto’s in brand gestoken
en vonden geïsoleerde confrontaties met de politie plaats. Daarnaast speelde onvrede over de
slechte sociaaleconomische omstandigheden in de wijken een rol. Er was ook onvrede over de rol
van de overheid.
Het onderzoeksrapport “4 days in August” van de Metropolitan Police Service maakt melding van
het feit dat de zogenaamde Stop and search-bevoegdheid door de politie vrijwel uitsluitend werd
toegepast op mensen met een herkenbaar allochtoon uiterlijk. Dit wordt gezien als één van de
redenen voor “a major source of discontent with the police” (2012, p. 7). Het feit dat de politie deze
bevoegdheid in de ogen van bepaalde bevolkingsgroepen selectief toepaste, zorgde voor veel
onvrede.
In het onderzoeksrapport “Wei Ji en de menselijke maat” dat de DSP-groep in 2007 publiceerde in
opdracht van het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is een analysemodel
uitgewerkt dat deze visie onderbouwd. Hier wordt het ontstaan van maatschappelijke onrust
omschreven als een proces waarin verschillende fases zijn te herkennen (2007). Maatschappelijke
Onrust ontstaat volgens dit model naar aanleiding van één of meer incidenten en gedijt op een
voedingsbodem van sociale spanningen en conflicten.
Schematisch kan dit als volgt worden weergegeven:
(figuur 2)
Voedings-
bodem
Enkele kleine
incidenten
en/of
schokkend
incident
Maatschap-
pelijke onrust
Sociale
crisis
Masterthesis MCPm2, André Melsen
20
Verklaring figuur 2:
Een voedingsbodem kan bestaan uit diverse maatschappelijke problemen (werkeloosheid, laag
opleidingsniveau en slechte woonomstandigheden).
Als zich in een dergelijke situatie één of meerdere kleine incidenten voordoen kunnen deze de
opmaat zijn naar de volgende fase: maatschappelijke onrust. Ook kan een schokkend incident
zoals bijvoorbeeld de dood van een wijkbewoner een zodanige spanning veroorzaken dat
maatschappelijke onrust ontstaat.
Deze incidenten kunnen vervolgens heftige reacties uitlokken van burgers, politiek of media.
Het gevaar bestaat dan dat de maatschappelijke onrust overgaat in een fase waarin sprake is van
een sociale crisis. Een sociale crisis kan uitmonden in grootschalige ordeverstoringen.
Uit het voorgaande blijkt dat er tijdens het ontstaan van grootschalige ordeverstoringen vaak sprake
is van een directe aanleiding, maar dat de dieperliggende oorzaak al veel eerder in een
gemeenschap of wijk aanwezig is. Die oorzaak is vaak een lastig aan te pakken probleem, maar
biedt de overheid ook kansen voor interventies. Als de signalen die dit soort problemen
aankondigen tijdig worden opgevangen kan er namelijk worden gewerkt aan mogelijke
oplossingen. Zo kan latere escalatie worden voorkomen. Het instituut voor multiculturele ontwikkeling
Forum heeft samen met Cap Gemini het Handboek Sociaal Calamiteitenplan ontwikkeld en
omschrijft hoe gemeentes kunnen voorkomen om verrast te worden door maatschappelijke onrust.
Het toont tevens een aanpak die gericht is op preventie, juist omdat zij de noodzaak onderkennen
van proactief in plaats van reactief handelen.
Van der Torre en Stol (Waardevolle politieverhalen, 2001) beschrijven dat bij maatschappelijke
onrust de politiestrategie gericht moet zijn op empathie en repressie (handhaven). Goede
persoonlijke contacten van een aantal sleutelpersonen van politie en gemeente in de wijk zijn
daarvoor van grote waarde.
3.3 Voedingsbodem voor maatschappelijke onrust
Onderzoek leert dat maatschappelijke onrust en grootschalige ordeverstoringen geen nieuw
fenomeen zijn. “Quatorze Julliet” is ieder jaar een nationale feestdag in Frankrijk. Op deze dag wordt
de bestorming van de Bastille-gevangenis gevierd, waarmee in 1789 de Franse Revolutie begon. De
toenmalige machtshebbers in Frankrijk hebben bepaalde signalen te laat of onvoldoende
onderkend. Hierdoor ontstond uiteindelijk een sociale crisis. De bestorming van de Bastille-
gevangenis was de opmaat tot grootschalige openbare ordeverstoringen die uiteindelijk leidde tot
belangrijke hervormingen in de Franse samenleving. Het aanwenden van geweld wordt over het
algemeen als ongewenst ervaren, maar kan uiteindelijk dus ook leiden tot een positieve
verandering van een samenleving. In het boek “The Politics of Crisismanagement (Boin, ’t Hart, Stern
en Sundelius, 2005) wordt deze mogelijkheid in hoofdstuk zes beschreven. Men noemt dit Learning
and Reform. Vanwege de afbakening van dit onderzoek zal ik hier niet verder over uitweiden.
Voor de Nederlandse overheid en de politie als handhaver van de openbare orde is het uiteraard
belangrijk om te onderkennen hoe en wanneer een voedingsbodem voor maatschappelijke onrust
ontstaat.
Er zijn meerdere verklarende theorieën voor dit verschijnsel. Van den Brink verwijst in zijn onderzoek
naar aanleiding van de rellen in de Utrechts wijk Ondiep naar de visie van de Franse
wetenschapster Sophie Body-Gerdot, die in 1993 een vergelijkend onderzoek deed naar rellen in
Frankrijk, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Hij zet zijn bevindingen en conclusies vervolgens
af tegen de Nederlandse maatschappij.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
21
Ook noemt hij vier verklarende factoren die van invloed kunnen zijn voor het ontstaan van
grootschalige ordeverstoringen (2010, pp. 14-17):
1. Verschillende vormen van economische achterstand, zoals bijvoorbeeld: hoge
(jeugd)werkeloosheid en slechte woonomstandigheden.
2. Er is sprake van bestuurlijke of politieke onverschilligheid. De politie wordt vaak gezien als een
vertegenwoordiger van “het bestuur” of “de overheid”. De bestuurlijke onverschilligheid
manifesteert zich ook in het optreden van de politie. Uit diverse onderzoeken blijkt dat
gewelddadig, provocatief of vernederend gedrag van politiemensen (gezagsdragers) een
voorname factor is voor het ontstaan van onvrede of zelfs het aannemen van een vijandige
grondhouding jegens de overheid.
3. Er is te weinig aandacht voor de sociale organisatie van het wijkleven. Grootschalige
ordeverstoringen ontstaan bijna altijd in woongemeenschappen (wijken) waarin de
bewoners langs elkaar heen leven. In dit soort wijken is er vaak een gebrek aan sociale
cohesie.
4. Er is een verband met culturele of morele misstanden. De voornoemde Body-Gendrot
verwijst hier naar de erosie van het gezinsleven. Vooral de zogenaamde eenoudergezinnen
zijn hier gevoelig voor. Het is voor een dergelijke gezin veel lastiger om te ontsnappen aan
armoede dan voor een gewoon gezin. De erosie komt overigens ook op andere manieren
tot uitdrukking: toename van het aantal zwerfjongeren, de onverschilligheid van ouders over
het gedrag van hun kinderen, het alcohol- en drugsgebruik door kinderen en het stijgende
aantal voortijdige schoolverlaters.
Hoewel het lastig is om een direct verband te leggen tussen het ontstaan van grootschalige
ordeverstoringen en het bestaan van achterstandswijken is het wel verklaarbaar dat veel
grootschalige ordeverstoringen die we in Nederland hebben gehad, ontstonden en/of
plaatsvonden in juist dit soort wijken. Veel elementen uit de hierboven genoemde theorie komen
juist in dit soort wijken samen. Zoals Van den Brink et al. aangeven, is het niet altijd duidelijk welke
risicofactoren het belangrijkst zijn voor het ontstaan van grootschalige ordeverstoringen, noch welke
maatregelen een neerwaartse spiraal kunnen verhinderen of om doen buigen (Adang, Quint en
Van der Wal, 2010, p. 156).
3.4 Grootschalige ordeverstoringen zonder aantoonbare voedingsbodem
Naast grootschalige ordeverstoringen in achterstandswijken is Nederland in het verleden met enige
regelmaat geconfronteerd met voetbal gerelateerde openbare ordeverstoringen. Bij dit type
ordeverstoring is vaak geen sprake van een voedingsbodem, zoals bedoeld in het voornoemde
DSP-rapport. Steve Frosdick en Peter Marsh beschrijven in hoofdstuk één van Football Hooliganism
(2005) dat supportersgeweld tijdens sportevenementen een oud en hardnekkig probleem is dat zelfs
ten tijde van het Romeinse rijk al voorkwam. Tevens tonen ze aan dat het zich niet beperkt tot alleen
voetbal. Ook andere sporten hebben te kampen met dit ongewenste fenomeen. Een reden
waarom geweld in relatie tot voetbal wordt gezien als een belangrijk sociaal probleem, heeft
ondermeer te maken met het feit dat voetbal een sport is die zeer veel aandacht krijgt. Er zijn steeds
grotere commerciële belangen rondom het voetbal. Daardoor is er ook veel media-aandacht voor
deze sport en haar randverschijnselen. Ook voetbal gerelateerde openbare ordeverstoringen
krijgen om die reden helaas veel aandacht. Er zijn zelfs onderzoeken die aantonen dat de grote
Masterthesis MCPm2, André Melsen
22
media-aandacht voor voetbal gerelateerd geweld een reden kan zijn voor het ontstaan van dit
geweld. Sommige harde kernsupporters vinden het kennelijk interessant om zo de voorpagina’s te
halen. Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar dit fenomeen. In hoofdstuk 2 van ditzelfde boek
motiveren ze dat het lastig is om dit soort ordeverstoringen te verklaren aan de hand van dezelfde
causale factoren. Zowel de omvang als de aard van het supportersgeweld wordt beïnvloed door
verschillende historische, sociale, economische, politieke en culturele factoren. Opvallend is de
tendens dat het voetbal gerelateerde geweld zich verplaatst naar de omgeving buiten het stadion
en soms zelf plaatsheeft op niet-wedstrijddagen. Dit maakt het voor de politie lastiger om dit geweld
te voorkomen en/of tijdig een passend antwoord te hebben op de momenten dat het zich
aandient. Eén van de instrumenten die de politie inzet tegen voetbal gerelateerd geweld is het
aangaan van netwerkrelaties met leden van de bekende harde kernen (Frosdick en Marsh, pp. 178-
188).
In het rapport “Relminuten bij het Maasgebouw” (2012) van het Auditteam Voetbal en Veiligheid,
wordt melding gemaakt van het feit dat de relschoppers, die tijdens dit incident werden
aangehouden, geen gekende hooligans zijn en ook geen (h)echte groep vormen (paragraaf 5.2,
bevinding 8). Er zijn recent meer soortgelijke incidenten geweest waarbij geweldplegers gebruik
maakten van plotselinge kansen om geweld toe te passen. Dit doen ze vooral op momenten
waarvan deze personen denken dat de kans op eventuele (strafrechtelijke) gevolgen zeer klein is. Er
is bij dit soort relschoppers kennelijk geen aantoonbare aanleiding of reden nodig om tot
gewelddadigheden over te gaan. Een voorbeeld hiervan is de geweldsexplosie tijdens het
Dancefestival Sunset Grooves in Hoek van Holland, waarbij op 22 augustus 2009 een man door de
politie werd doodgeschoten. Dit gebeurde tijdens grove gewelddadigheden, die vooral tegen de
politie gericht waren.
Overigens constateerde Adang al eerder (Jonge mannen in groepen. Een geweldige combinatie,
2000) dat er onder gewelddadige voetbalsupporters soms sprake is van een doelbewust en
opzettelijk aanzetten tot gewelddadigheden, waarbij geen sprake is van een aantoonbare reden of
voedingsbodem.
3.5 Adang-Horowitz model
In het boek “Zijn wij anders?” (2010) wordt het Adang-Horowitz model beschreven. Dit model
onderkend een viertal factoren die noodzakelijk zijn voor het ontstaan van grootschalig
ordeverstoringen. Er zijn weliswaar meerdere theoretische modellen ontwikkeld naar aanleiding van
onderzoek aangaande grootschalige ordeverstoringen, maar dit model biedt eenvoudige
aanknopingspunten. Deze kunnen tijdens of voorafgaande aan mogelijke grootschalige
ordeverstoringen in acht worden genomen om grootschalig geweld te voorkomen of te bestrijden.
Het biedt ondermeer (korte termijn) aanbevelingen voor toepassing binnen public order
management8.
8 Public order management: het geheel van crowd management, crowd control en riot control.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
23
Het Adang/Horowitz-escalatiemodel voor grootschalig geweld
• Op relationeel niveau is er sprake van een tegenstelling, gespannen situatie
of vijandschap tussen verschillende groepen. Naast dagelijkse interacties hebben
structurele factoren invloed op de aard van de relatie tussen de betrokken
groepen.
• Er is sprake van een incident, misverstand of gebeurtenis die verontwaardiging
oproept bij ten minste één van de betrokken groepen. De verontwaardiging die
opgeroepen wordt, heeft niet zozeer te maken met de objectieve feiten van de
gebeurtenis, maar met de relationele component ervan.
• Deze verontwaardiging wordt breder gedeeld in ten minste één van de
betrokken groepen en komt tot uiting in vormen van geweld en het gevoel bij
sommigen dat geweld een legitieme reactie is.
• Er zijn gelegenheden om ongestraft geweld te plegen: er is sprake van een
inschatting van verminderde risico’s in combinatie met solidarisering en
onderlinge steunverlening via het proces van sociale identificatie.
Bovengenoemde factoren zijn noodzakelijk voor het ontstaan van grootschalig geweld.
Het zijn niet de enige factoren die de vorm, de schaal en de heftigheid van het geweld
verklaren, maar als één van deze factoren ontbreekt, komt het niet tot grootschalig
geweld. Dat gegeven biedt handvatten voor het voorkomen en de-escaleren van
grootschalig geweld.
Een aantal aandachtspunten op basis van dit model zijn:
• Besteed expliciet aandacht aan het relationele aspect en onderken gespannen/
vijandige relaties.
• Herken, signaleer en vermijd gebeurtenissen die heftige verontwaardiging op
kunnen roepen; onderken de vaak symbolische betekenis van gebeurtenissen
en onderken de gevoelens die opgeroepen kunnen worden.
• Geef ruimte om op een niet-gewelddadige wijze uiting te geven aan gevoelens
van verontwaardiging en zorg ervoor dat betrokkenen zich voldoende veilig
kunnen voelen, zodat zelfverdediging geen argument kan worden.
• Verminder gelegenheden om ongestraft geweld te plegen; doe dat met gevoel voor
het relationele aspect, dus gedifferentieerd (niet op basis van groepskenmerken,
maar op basis van gedrag) en voorkom dat verontwaardiging gevoed wordt; houd
nadrukkelijk rekening met de effecten van solidarisering en sociale identificatie;
benadruk gezamenlijke belangen en vermijd groepsetikettering.
Bron: (Adang, 2010, p. 159)
Uit bovenstaande blijkt onder andere dat het belangrijk is om op relationeel niveau goede
verstandhoudingen aan te gaan met je doelgroep. Bijvoorbeeld: de bevolking van een
achterstandswijk, een lastige jeugdgroep of een supporterskern. Adang dringt, voor wat betreft het
relationele niveau, aan op het vermijden van een “wij versus zij situatie”. De Social Identity theorie
van Henri Tajfel en John Turner (The social identity theory of inter-group behavior, 1986) onderschrijft
deze visie.
Op het operationele niveau is het vooral de politie die een cruciale rol speelt in het aangaan van
relationele bindingen met burgers. Vaak zijn het politiefunctionarissen die, door de aard van hun
Masterthesis MCPm2, André Melsen
24
dagelijkse werkzaamheden, regelmatig contacten onderhouden met de bevolking waar het
veiligheid en openbare orde betreft.
Uiteraard is de politie niet de enige organisatie die dit soort contacten heeft. Denk bijvoorbeeld aan
gemeenten, scholen, woningstichtingen, enzovoorts.
3.6 Maslow als gids
Uit voorgaande blijkt dat het voor de politie belangrijk is om verbinding te hebben met de
maatschappij. Er zijn twee zwaarwegende argumenten om relaties aan te gaan met de juiste
personen uit de maatschappij. Deze contacten leveren ten eerste informatie op waarmee je
bijvoorbeeld, zoals in paragraaf 1.6 is beschreven, vroegtijdig bepaalde ontwikkelingen kunt
signaleren. Dit stelt je in staat om hierop eerder te interveniëren. Ten tweede is het een belangrijke
voorwaarde om de legitimiteit van je functioneren te bewerkstelligen.
Waar kan de politie de verbinding in een samenleving vinden? Een gedegen oriëntatie op hoe die
maatschappij of samenleving in elkaar zit, kan hier een oplossing bieden. Eén van de respondenten
van dit onderzoek was, tijdens een militaire missie, commandant van een CIMIC-bataljon9. Voor een
succesvolle missie in dit onherbergzame oorlogsgebied, waar het bij hun komst al ruim 30 jaar oorlog
was, achtte de legerleiding het noodzakelijk om relaties aan te gaan met bepalende mensen,
sleutelfiguren, in dit gebied. Ondanks een analyse die men vooraf op basis van beschikbare
informatie kon maken bleek het niet mogelijk om een totaalbeeld te creëren. Om vanaf het begin
van de missie toch voortvarend te kunnen gaan bouwen aan een relatienetwerk, was het belangrijk
om snel met de juiste mensen in contact te komen. Hiertoe werd ondermeer gebruik gemaakt van
de principes van de piramide van Maslow.
De psycholoog Maslow ging tijdens zijn onderzoek (A Theory of Human Motivation, 1943) uit van
behoeften die ieder mens heeft. Hij onderscheidde in totaal vijf categorieën:
Fysiologische behoeften
Behoefte aan veiligheid en zekerheid
Behoefte aan sociaal acceptatie
Behoefte aan waardering
Behoefte aan zelfontplooiing
9CIMIC (CIVIL-Military Cooperation) staat voor civiel-militaire samenwerking. De landmacht werkt
samen met plaatselijke commandanten en lokale autoriteiten aan zaken als herstel van
infrastructuur, voedseldistributie en schadeclaims door burgers (zie ook bijlage 4).
Masterthesis MCPm2, André Melsen
25
(Figuur 3, Pyramide van Maslow)
De inzichten van Maslow’s theorie bieden een netwerker twee belangrijke aanknopingspunten:
Ten eerste is het besef dat die personen waarmee contact gezocht wordt, in principe
identieke behoeften hebben als de netwerker zelf erg belangrijk. Dit opent namelijk de weg
naar begrip en onderling respect. Hierdoor ontstaat een goede basis voor het leggen van
contact.
Ten tweede weet je waar je mensen en potentiële sleutelfiguren kunt ontmoeten.
Met betrekking tot de tweede conclusie zou je de vraag kunnen stellen waar mensen in hun
behoeften voorzien. Janine Janssen beschrijft in haar boek “Schering en inslag” (2011, pp. 57-59) dat
een wijkagent die meer af wil weten over bijvoorbeeld Poolse arbeidsmigranten hiervoor heel goed
naar een supermarkt kan gaan waar Poolse levensmiddelen worden verkocht. Hier voorzien deze
mensen namelijk in hun lichamelijke behoeften. Ook voor de andere categorieën kun je soortgelijke
vragen stellen. Op deze wijze kan een professional in veiligheid, bijvoorbeeld een wijkagent, er
achter komen waar men mogelijk bruikbare netwerkrelaties kan ontmoeten.
3.7 Crisismakelaars/sleutelfiguren: netwerkpartners
Zoals in paragraaf 3.3 al is beschreven geven Frosdick en Marsh in hoofdstuk veertien van hun boek
(Football Hooliganism, 2005) aan dat het aangaan van relaties met de gekende harde kern-
supporters één van de middelen is om te voorkomen dat er grote rellen ontstaan tijdens of in relatie
tot voetbalwedstrijden.
Uiteraard zijn er naast het gebruik van relaties meer wegen die naar Rome leiden, maar aangezien
deze thesis zich vooral richt op het nut en de effecten van netwerkrelaties, ligt daar de focus.
Het voornoemde DSP-rapport (2007) concludeert dat één van de instrumenten om ongewenste
escalatie te voorkomen het inzetten van zogenaamde crisismakelaars is. Dit is in overeenstemming
met de zojuist genoemde aanbeveling (Frosdick en Marsh, 2005, p. 178 - 188).
Bij leefbaarheids- en veiligheidsvraagstukken spelen in onze huidig maatschappij diverse partijen
een belangrijke rol. Globaal kun je stellen dat je dan te maken hebt met “de overheid”, “de media”
en “de burgers”. Uiteraard is deze indeling erg grofmazig en zijn er binnen deze 3 categorieën veel
verschillen te ontdekken. Verschillen in bijvoorbeeld: functie of rollen, belangen en machtspositie.
Overheid, burgers en media zijn uiteraard geen homogene blokken. Ze bestaan uit (deel)groepen.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
26
Bij burgers kan een onderverdeling worden gemaakt naar de individuele burger, een informele
groep burgers en een formele organisatie van burgers (vakbond, sportvereniging). Media kunnen
we opdelen naar massamedia (radio, televisie), naar gedrukte media (dagblad, tijdschriften) en
naar moderne (sociale) media. De overheid, ten slotte, bestaat bijvoorbeeld naast ambtenaren ook
uit politici (democratisch gekozen volksvertegenwoordigers) en uit bestuurders, waarbij het
wederom gaat om de interactie tussen die drie partijen(De Kleuver en Van Soomeren, 2008, p. 7).
In de literatuur worden de begrippen “sleutelfiguren”, “key-players” en “crisismakelaars” vaak door
elkaar gebruikt. In deze thesis zal zoveel mogelijk de term “sleutelfiguren” worden gebruikt.
Een voorwaarde om deze zogenaamde sleutelfiguren in te kunnen zetten is het aangaan van
(netwerk)relaties. Er moet op enig moment een verbinding tot stand komen om de mogelijkheden
van deze belangrijke personen te kunnen benutten op de momenten die er toe doen. Kijkend naar
figuur 2 (blz. 20) zijn er meerdere faseringen te onderscheiden waarin je dit zou kunnen doen. Het is
logisch dat hoe eerder je mogelijke problemen signaleert en hierop een interventie pleegt, hoe
groter de kans op het voorkomen van een sociaal conflict (of uiteindelijk een relsituatie) is.
3.8 Netwerken is samenwerking zoeken
Op tactisch en strategisch niveau zouden meerdere actoren een belangrijke rol in veiligheids- en
leefbaarheidsvraagstukken kunnen en/of moeten spelen. Rellen komen namelijk bijna nooit alleen
voort uit de aanwezigheid van enkele achterstanden. Juist een cumulatie van dergelijke
achterstanden levert dit risico op (Rellen in Ondiep, 2010, p. 218-219). Volgens Van den Brink is het
vooral de gemeente die scherp moet monitoren op het ontstaan van cumulaties van
achterstanden. Ook andere actoren kunnen een belangrijke rol spelen in het (h)erkennen van
achterstanden. Samenwerking is het sleutelwoord. Logischerwijs is de politie dan een actor die hierin
een prominente rol heeft. Voor een optimaal netwerk zouden ook scholen, welzijnswerkers en
bijvoorbeeld de wijkverpleging hierin betrokken moeten worden. Feit is dat al deze professionals
doorgaans weinig zicht hebben op het grotere geheel en daardoor ook niet altijd kunnen
aangeven waar een gevaarlijke opeenstapeling van risico’s ontstaat. Er is zelden sprake van een
goede gezamenlijke beeldvorming. De gemeente is de aangewezen instantie om, op plaatselijke
niveau, hierin een regierol te vervullen. Erica de Jong (beleidsmedewerker van het ministerie van
BZK), die in verband met deze thesis op zeven september 2012 werd geïnterviewd, zegt hierover het
volgende:
“In feite is het de hoofdtaak van de gemeente om verantwoordelijk te zijn voor en regie te nemen
op leefbaarheids-vraagstukken in wijken en buurten.”
In verband met de afbakening van dit onderzoek zal op de mogelijke regierol van de gemeente in
dit onderzoek niet verder worden ingegaan, maar dit is zeker een onderwerp dat nader onderzocht
dient te worden.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
27
3.9 Conclusie
Er zijn diverse soorten openbare ordeverstoringen. Sommige komen voort uit een voedingsbodem
voor maatschappelijke onrust. De signalen voor het ontstaan van dit soort verstoringen zijn vaak
vooraf te onderkennen. Dit biedt kansen om proactief te interveniëren. Soms ontstaan ze echter
totaal onverwacht. Een instrument dat kan helpen om openbare ordeverstoringen te voorkomen of
de ongewenste gevolgen ervan te beperken is het kunnen beschikken over netwerkrelaties.
Hierover zijn meerdere theorieën. In dit theoretisch kader is het Adang-Horowitz model benoemd.
Het geeft eenvoudige aanknopingspunten die tijdens of voorafgaande aan mogelijke
grootschalige ordeverstoringen in acht kunnen worden genomen om grootschalig geweld te
voorkomen of te bestrijden. Het biedt ondermeer (korte termijn) aanbevelingen voor toepassing
binnen public order management. Voor overheidsorganisaties is het daarom belangrijk om
voortdurend te investeren in het aangaan van relaties met netwerkpartners.
In het voornoemde boek “Zijn wij anders?” (Adang, 2010), werd primair onderzoek gedaan naar
etnische rellen. Adang concludeert op pagina 160 dat problemen in achterstandswijken niet altijd
etnisch gerelateerd zijn. Autochtone Nederlanders en migranten worden in deze wijken met
vergelijkbare problemen geconfronteerd. Deze conclusie kan verder worden doorgetrokken, waar
het gaat over bijvoorbeeld economische recessie. Er zijn diverse voorbeelden te bedenken van
economische en maatschappelijke problemen die voor iedere Nederlander een probleem of
bedreiging vormen. Reden temeer voor de politie, zeker in de huidige economische recessie, om in
te zetten op het aangaan van netwerken en hierbij breed te oriënteren.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
28
Hoofdstuk 4 Politie en Netwerken
4.1 Kort historisch perspectief
Aangezien de maatschappij voortdurend verandert is het belangrijk dat de politie haar visie en
beleid hierop afstemt. De jaren zestig van de vorige eeuw vormden de noodzaak voor het
integratieconcept zoals dit in de beleidsvisie “Politie in verandering” (1977) werd omschreven.
Functioneel gezag, een vorm van machtsuitoefening, berust hierdoor op instemming en
aanvaarding van hen die aan die macht zijn onderworpen. Het ging hier niet alleen om legaal-
rationele legitimering, het ging vanaf toen ook om de maatschappelijke acceptatie van deze
macht. Daarbij hoort een relatief autonome rol van de politie. De wettelijke bewegingsruimte
(discretionaire bevoegdheid) om dit te doen bestond al. De politie streeft vanaf die tijd echter ook
naar het verwerven van een eigen legitimiteit. Ze streeft in concrete situaties voortdurend naar
acceptatie van haar gezag en aanvaarding van haar functioneren.
Van den Brink noemt dit functionele legitimiteit (Empathie & handhaving, 2010). Deze kan weer
vanuit twee invalshoeken worden beschouwd. Ter eerste is er de schakel tussen politie, de landelijke
media, de publieke opinie en de politiek en bestuur (verticale legitimering) en ten tweede is er de
legitimering naar het publiek (horizontale legitimering) (p. 95).
In 2005 verscheen het visiedocument “Politie in ontwikkeling” (2005), waarin ondermeer werd
geconstateerd dat de Nederlandse politie traditioneel sterk georiënteerd is op gebieden. Dit
visiedocument was het vervolg op het eerder genoemde “Politie in verandering”. Naar aanleiding
van het visiedocument uit 2005 gaat de politie zich richten op de gebiedsgebonden, fysieke,
leefomgeving met belangrijke plaatsen, zoals de wijk, de stad en andere ontmoetingsplaatsen.
Het document onderkende ook dat sociale processen steeds meer bepaald worden door stromen.
Stromen van mensen, goederen, geld, maar vooral van informatie.
De wisselwerking tussen de leefomgeving en dit “stromenland” is in toenemende mate bepalend
voor het karakter van onveiligheid en biedt tegelijkertijd aanknopingspunten voor de bestrijding van
diezelfde onveiligheid. Mensen, goederen, geld en informatie begeven zich van plaats naar plaats
en maken daarbij gebruik van de bestaande infrastructuur. Denk hierbij aan doorgaande routes in
de stad, het land en internationaal over wegen, het water of per spoor, het luchtverkeer, de havens
en computernetwerken. Het aangrijpingspunt voor de politie ligt daar waar de stromen
samenkomen. Dat is het geval op de knooppunten van deze infrastructurele netwerken: de nodes.
Op deze knooppunten kan de politie controles uitoefenen op mensen, goederen, geld en
informatie, gericht op het identificeren van potentiële en actuele bedreigingen van veiligheid. Dit is
een andere wijze van benaderen, die vraagt om een passende, nieuwe term: nodale oriëntatie.
In 2013 staat de politie weer voor een belangrijke verandering. De huidige regiokorpsen verdwijnen
en daarvoor in de plaats komt één landelijke organisatie: de Nationale Politie. Wat dit precies gaat
betekenen voor het gebiedsgebonden werken is lastig voorspelbaar. Uit diverse rapporten en
beleidsnota’s over de invoering van de nationale politie is te herleiden, dat er wel degelijk belang
wordt gehecht aan het kunnen beschikken over plaatselijke netwerken. Lokale inbedding is een
belangrijk streven. Bovendien moet de nationale politie er voor zorgen dat de politie efficiënter gaat
werken. Dit moet weer extra toezicht op straat genereren. Dat biedt kansen voor het opbouwen,
onderhouden of wellicht zelfs intensiveren van netwerkrelaties.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
29
4.2 “Daadwerkelijke handhaving” versus legitimiteit
De Nederlandse politie hecht grote waarde aan haar legitimiteit en probeert daarom relaties met
burgers en andere relevante partners te onderhouden. Hiertoe worden diverse netwerkrelaties
aangegaan. In ons land is de politie de aangewezen instantie die zich bezig houdt met: toezicht in
de publieke ruimte, handhaving van de openbare orde, het opsporen van strafbare feite en het
verlenen van (acute) hulp in noodsituaties. Het huidige motto van de Nederlandse politie:
“waakzaam en dienstbaar” is een korte en bondige omschrijving over waar de politieorganisatie in
feite voor staat.
Artikel 2 van de Politiewet 1993 omschrijft de algemene taak van de Nederlandse politie:
“De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met
de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het
verlenen van hulp aan hen die deze behoeven”.
De omschrijving daadwerkelijke handhaving impliceert dat de politie voor haar taakstelling gebruik
kan maken van fysieke dwang. Omdat de politie de enige instantie is die deze bevoegdheid heeft,
spreken we ook wel van het geweldsmonopolie. Dit geweldsmonopolie zou in voorkomende
gevallen een bedreiging kunnen zijn, daar waar het gaat over het opbouwen en onderhouden van
netwerkrelaties.
Het feit dat de politie vanuit haar taakstelling ook regelmatig handhavend op moet treden, soms
zelfs met gebruikmaking van geweld, zou kunnen zorgen voor een (tijdelijk) verstoorde relatie met
een belangrijke netwerkpartner. Het aangaan en onderhouden van brede netwerkrelaties is mede
daarom zo belangrijk. Dit biedt, als er met één van de actoren een verstoorde relatie is,
mogelijkheden om via andere kanalen de voordelen van netwerkrelaties te kunnen blijven
benutten.
De Bruijn en Ten Heuvelhof beschrijven in hun boek “Management in netwerken” (2007) een
pleidooi voor het inrichten van een netwerk dat voldoende redundant is. Hun redenatie gaat ook
op voor de zojuist beschreven bedreiging voortkomende uit het geweldsmonopolie van de politie.
4.3 Noodzakelijke samenwerking
De politie is er niet alleen om er voor te zorgen dat de regels worden nageleefd (taakgericht), maar
ook voor het verlenen van hulp (vraag- en probleemgericht). Het besef dat het bijdragen aan
veiligheid niet exclusief een verantwoordelijkheid is van de politie, maar van de samenleving als
geheel, is een belangrijk uitgangspunt. Onveiligheid en onveiligheidsbeleving zijn voor een belangrijk
deel lokaal van aard en kunnen daarom ook het best gebiedsgebonden worden aangepakt. In het
gebiedsgebonden werken heeft de nadruk tot nu toe vooral gelegen op geografische eenheden
(wijken en buurten) en op het lokale bestuur. De politie moet echter de maatschappelijke
omgeving in ruimere zin opvatten en haar aandacht ook richten op andere gemeenschappen en
doelgroepen. Dit betreft bijvoorbeeld het (georganiseerd) bedrijfsleven (winkeliersverenigingen,
bedrijvencentra, brancheorganisaties), sociale groeperingen en maatschappelijke organisaties
(bijvoorbeeld geloofsgenootschappen, scholen en sportverenigingen). Kennen en gekend worden
“nieuwe stijl” is ook hier van toepassing. De politie heeft te maken met verschillende doelgroepen
en dat vraagt om een op maat gesneden benadering. Niet alle contacten met de samenleving
verlopen vanzelfsprekend het best via de oude vertrouwde wijk- of buurtagent.
Tijdens dit onderzoek bleek na analyse van de interviews dat het ook belangrijk is dat niet
alleen politiemensen in “de wijkzorg” aandacht moeten hebben voor het aangaan en
Masterthesis MCPm2, André Melsen
30
onderhouden van netwerkrelaties. Uit diverse interviews bleek dat het belangrijk is dat in alle
geledingen en in alle afdelingen van de politieorganisatie het belang van netwerken moet worden
gedragen. Bij netwerken gaat het in principe altijd om menselijk contact. Daarbij speelt presentatie
over en weer, het managen van indrukken, een grote rol.
4.4 Sociale media en hun bruikbaarheid voor het aangaan van netwerkrelaties
Eén van de deelvragen van dit onderzoek was of het benutten van de mogelijkheden de sociale
media (o.a. twitter en Facebook) zou kunnen helpen in het opbouwen en onderhouden van
netwerkrelaties.
In paragraaf 4.1 werd naar aanleiding van het rapport “Politie in ontwikkeling” de noodzaak van
nodale oriëntatie benoemd. Dit visiedocument verscheen in 2005. Toen was de maatschappelijke
betekenis van sociale media een fractie van de huidige betekenis. In het werkdocument
“Netwerken op stromen” (KLPD, dienst IPOL, 2010) wordt het belang van nodale oriëntatie nogmaals
benadrukt. Dit betekent dat de politie zich naast een gebiedsgerichte oriëntatie, ook moet gaan
richten op stromen van mensen, goederen, geld en informatie. Om zicht te krijgen op informatie,
bieden sociale netwerken een uitgelezen mogelijkheid. Bovendien past het benutten van de
mogelijkheden van de sociale media bij het “kennen en gekend worden nieuwe stijl”, zoals dit werd
omschreven in “politie in ontwikkeling”.
Om de deelvraag over sociale media voldoende onderbouwd te kunnen beantwoorden volgt nu
eerst een korte inleiding.
De publiekscommunicatie vanuit de politie werd lang gedomineerd door de landelijke opvatting
dat het imago van de politie door centrale concerncommunicatie gestuurd moest worden. Dat is
één van de redenen waarom er het afgelopen decennium te weinig aandacht was voor
communicatie van de politiefunctionaris in direct contact met de burger. De opkomst van sociale
media is één van de redenen dat hierin veel is veranderd. Het belangrijkste en onderscheidende
kenmerk van sociale media is uiteraard gelegen in het woord “sociale”. Er is vaak sprake van sterke
betrokkenheid van degenen die dergelijke media gebruiken. Bij sociale media is altijd sprake van
een tweezijdige relatie. Interactiviteit is één van de cruciale kenmerken van sociale media. Volgens
Menno van Duin gaat het in tegenstelling tot de klassieke media bij sociale media vooral om de
actieve gebruiker zelf en wat hij/zij te melden heeft. Sociale media gaan volgens hem ook vooral
over het hier en het nu. Dat maakt sociale media ook meer persoonlijk en brengt informatie veel
dichter bij (Snel en Tops, 2011, p. 60).
Binnen de politie is er de laatste jaren een paradigmashift waarneembaar met betrekking tot het
nut en de noodzaak van sociale media. Ze hebben er voor gezorgd dat de politie niet langer kan
opereren zonder de actieve deelname van het publiek.
Sociale (interactieve) media stellen burgers in staat zich meer te bemoeien met overheidstaken.
Omgekeerd doet de overheid steeds vaker een beroep op burgers om medeverantwoordelijkheid
te nemen voor onder meer voor een veilige leefomgeving. Daardoor heeft de politie ten aanzien
van het publiek een gelijkwaardige, en soms zelfs afhankelijke positie gekregen.
De bereidwilligheid van de burgers om de politie bij te staan, leidt er dus toe dat de verticale
gezagsverhouding van vroeger heeft plaatsgemaakt voor een horizontale relatie die eerder te
typeren is als een bondgenootschap: samen sterk voor een veiliger en leefbaarder samenleving. Er
zijn inmiddels vele voorbeelden te vinden van succesvolle zoekacties en aanhoudingen die dankzij
het gebruik van sociale media konden plaatsvinden.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
31
(Figuur 4: bron http://www.nederlandveilig.nl/pakdeovervaller/. Foto gebruikt met toestemming van
InformatieRijksoverheid.nl)
4.4.1 Sociale media en wijkagenten
Bij de Nederlandse politie waren het vooral wijkagenten die als eerste de sociale media gingen
gebruiken in relatie tot hun takenpakket. Leon Veltman onderzocht het effect van twitterende
wijkagenten (Veltman, 2011). Hij concludeert dat het inzetten van sociale media de politie (in dit
geval de wijkagent) helpt in het bouwen en onderhouden van contacten met haar bevolking.
Dankzij sociale media ontstaat volgens zijn onderzoek het beeld dat de politie serieus werk maakt
van lokale veiligheidsproblematiek en hierbij professioneel te werk gaat. Het betrekken van burgers
bij de politie en haar werkzaamheden geeft burgers bovendien het gevoel serieus te worden
genomen. Dit alles komt ten goede aan het beeld dat men van de politie heeft.
Zelfs traditionele bolwerken van geslotenheid zoals de Rechtspraak maken, zij het mondjesmaat,
gebruik van sociale media. In de Volkskrant van 20 oktober 2012 zegt de president van het
gerechtshof in Den Haag Leendert Verheij het volgende:
“Heel veel collega's zijn ontevreden over de beeldvorming rond de rechtspraak. Daar hebben ze
last van, bijvoorbeeld tijdens rechterlijke dwalingen, rond het Wildersproces of met de bewering
dat er veel te laag zou worden gestraft. Dan wordt vaak beschuldigend gewezen naar de media of
advocaten die wél in tv-programma's aanschuiven. Dat kun je vervelend vinden, maar als je de
beeldvorming geheel aan anderen overlaat, moet je het niet gek vinden dat die beeldvorming niet
klopt.”
4.4.2 Gebruiksgemak verlaagt drempels
Het gebruiksgemak van sociale media, zoals twitter, lijkt burgers te stimuleren om eerder contact
met de politie op te nemen. Het inzetten van Twitter door de politie zorgt er, volgens voornoemd
rapport, ook voor dat volgers hun wijkagent beter kennen. Dit verlaagt de drempel om contact op
te nemen. Aangetoond is dat Twitter bestaande manieren om contact met de politie op te nemen
niet vervangt, maar hierop wel aanvullend fungeert. Twitter faciliteert de politie om informatie met
burgers te delen.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
32
In het visiedocument “#SM @OOV?” geschreven door Arnout de Vries et al. (2011, pp. 11-12) wordt
een theoretisch raamwerk geschetst over de gebruiksmogelijkheden van sociale media. Hierin
worden vier mogelijkheden onderscheiden om sociale media in te zetten. Deze zijn: Kijken, Zenden,
Vragen en Interacteren. De vier mogelijkheden uit dit raamwerk zijn losse elementen. Er is geen vaste
structuur of volgorde voor het inzetten ervan.
Kijken: Wat zetten burger op internet, zonder dat een (gerichte) vraag gesteld is
door het veiligheidsdomein? Wat leeft er onder de burgers?
Zenden: De overheid stuurt informatie, maar verwacht niet perse een antwoord.
Burgers worden geïnformeerd. Aan hen wordt allen gevraagd of iets wel of juist niet
te doen.
Vragen: De veiligheidsorganisatie stelt een vraag aan burgers. Initiatief en vraag
komen dus vanuit de overheid. Een voorbeeld hiervan is AMBER Alert10.
Interacteren: Een burger of veiligheidsorganisatie stelt een vraag met als doel een
dialoog of multiloog te starten. Het gaat hier dus niet om een eenmalig antwoord. Dit
kan ook worden omschreven als co-creatie
(figuur 5: mogelijkheden voor het gebruik van sociale media)
4.4.3 Netwerkrelaties dankzij sociale media
Miljoenen mensen zijn verbonden in sociale netwerken en dit aantal neemt nog steeds explosief toe.
Deze kun je onderscheiden in formele netwerken waarvan je als het ware lid wordt, en in
gelegenheidsnetwerken. Hier wordt veel onderzoek naar gedaan, leidend tot informatie en
theorieën over het netwerkgedrag van burgers, bedrijven en overheden. Bovenstaande heeft al
aangetoond dat het belangrijk is om die netwerken zo effectief mogelijk te gebruiken. Sociale
media zijn absoluut bruikbaar en door de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen
inmiddels ook onmisbaar voor het opbouwen en onderhouden van netwerkrelaties.
Van den Hof (Society 3.0, A Smart, Simple, Sustainable & Sharing Society, 2011) omschrijft dat het
hierbij niet alleen gaat om relationele intensiteit, maar vooral ook om verbindingsdichtheid,
strategische samenstelling, relevantie en vertrouwen.
De Wet van Metcalfe is hier van toepassing. Deze wet vernoemd naar Robert Metcalfe11, stelt dat
de waarde van een netwerk toeneemt naarmate het aantal deelnemers stijgt. De wet die
aanvankelijk vooral op computernetwerken werd toegepast, blijkt ook op te gaan voor een netwerk
van mensen. De waarde van het netwerk neemt toe met het aantal actieve deelnemers.
Netwerken is en blijft in beginsel een kwestie van bouwen en onderhouden van relaties met mensen.
Er wordt in de literatuur wel gesproken over het verschil in strong ties en weak ties in netwerken.
Strong ties zijn relaties tussen mensen die zeer regelmatig contact met elkaar hebben. Zwakke
connecties (weak ties) zijn contacten waar je zelden mee communiceert. Sociale media zijn een
middel om snel en eenvoudig te zorgen dat het aantal contactmomenten in een netwerk
toeneemt. Overigens is de theorie van Mark Granovetter12 in deze context interessant (The Strength
of Weak Ties, 1973). Kort samengevat komt deze theorie neer op het feit dat “Weak links”, zwakke
10 AMBER Alert: Het landelijke waarschuwingssysteem bij urgente kindervermissingen en -
ontvoeringen 11
Oprichter van 3COM en uitvinder van het Ethernet protocol 12 Hoogleraar Sociologie op Stanford
Masterthesis MCPm2, André Melsen
33
verbanden tussen mensen, sterker zijn dan we vaak denken. Mensen, dus ook politiemensen, die
actief zijn in sociale netwerken krijgen er dagelijks vele (via-via vrienden) zwakke verbanden bij.
4.4 Conclusie
De Nederlandse politie wil maatschappelijk geïntegreerd werken. Om haar taken zo optimaal
mogelijk uit te kunnen voeren wil ze zoveel mogelijk middenin deze maatschappij staan. Aangezien
de politie vanwege haar taakstelling en het aan haar toegekende geweldsmonopolie een
bijzondere positie inneemt, is het belangrijk dat ze kan beschikken over kwalitatief goede
netwerkrelaties. De waarde van maatschappelijke integratie is in de afgelopen jaren onderstreept
door maatschappelijke spanningen. Denk hierbij aan de aanslagen van 11 september 2001, de
moord op Theo van Gogh en het uitbrengen van de film “Fitna”. Het feit dat de politie, mede
dankzij het gebiedsgebonden werken, dicht bij de bevolking staat, heeft toen veel voordeel
opgeleverd. De politie heeft hierdoor niet alleen “de vinger aan de pols”, maar kan ook vroegtijdig
inzetten op het gebruik van strategieën die mogelijk een de-escalerend effect kunnen hebben op
maatschappelijke spanningen. Zo kan de politie bijdragen aan het bevorderen en in stand houden
van openbare orde en veiligheid.
Sociale media zijn absoluut bruikbaar en door de maatschappelijke en technologische
ontwikkelingen inmiddels ook onmisbaar voor het opbouwen en onderhouden van netwerkrelaties.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
34
Hoofdstuk 5 Het nut van netwerkrelaties in de praktijk
Ten behoeve van dit onderzoek werden twee recente casussen onderzocht die alles in zich hadden
om te ontaarden in grootschalige ordeverstoringen. Het betreft een incident in de Antwerpse wijk
Borgerhout waar op 23 oktober 2011 tijdens een uit de hand gelopen overval een jonge overvaller
van allochtone afkomst wordt doodgestoken door een autochtone Belg.
De andere casus zijn de rellen op het Jonckbloetplein te Den Haag, na wedstrijden van het
Nederlands elftal tijdens een eindtoernooi voetbal.
5.1 Casus Borgerhout
5.1.1 Context
Borgerhout is een district van de stad Antwerpen en is opgedeeld in twee wijken: Borgerhout
Intramuros (BIM) en Borgerhout Extramuros (BEM).
BIM maakt deel uit van de negentiende-eeuwse stadsgordel opgetrokken rond de Antwerpse
binnenstad. Na de de-industrialisatie raakte deze wijk in verval en ontstonden aanzienlijke
verschuivingen in de populatie. Hogere inkomensgroepen verlieten de wijk en lagere
inkomensgroepen bleven achter. Een aantal decennia later namen nieuwe migranten, vooral van
Marokkaanse, maar ook Turkse afkomst (arbeidsmigranten) hun intrek in BIM. Een belangrijke reden
hiervoor was dat er goedkope woningen te vinden waren. Na deze categorie inwoners kwamen
ook Europese migranten en asielzoekers naar deze wijk. Borgerhout is een dichtbevolkt gebied,
waar ruim 40.000 mensen wonen. Daarbij zijn veel gezinnen met veel kinderen. Het aandeel
allochtone bewoners in die wijk ligt beduidend hoger dan het stedelijk gemiddelde, zeker in het
noordelijk deel van de wijk. Ongeveer vijftig procent van de allochtone bewoners is van
Marokkaanse afkomst.
BIM vertoont alle kenmerken van een sociaaleconomische achterstandswijk: de werkloosheid is er
hoog en het opleidingsniveau is relatief laag.
BEM is een wijk met een sterkere sociaaleconomische positie. De inkomens en het gemiddelde
opleidingsniveau liggen op een hoger niveau. Er wonen ook minder werkelozen als in BIM.
BIM heeft een relatief jonge bevolking in vergelijking tot BEM. Ook in vergelijking met de stad
Antwerpen heeft BIM een relatief jonge bevolking. Hoewel precieze cijfers ontbreken, is het
aannemelijk dat de jongere populatie te verklaren is door de vele jonge migrantenfamilies13. De
gezinnen in BIM zijn ook groter dan in de stad of in BEM.
Hoewel moslims van Marokkaanse afkomst in Antwerpen de grootste etnische minderheidsgroep
vormen, zijn er ook onder andere moslims van Turkse, Tsjetsjeense, Senegalese en Pakistaanse
afkomst. Hun gemeenschappelijke, algemene moslimachtergrond zou men kunnen beschouwen als
een gemeenschappelijke noemer, maar elke etnische groep heeft zijn eigen kenmerken. Zelfs
binnen een etnische of nationale groep zijn er veel verschillen; veel Marokkanen in Antwerpen en
Borgerhout hebben bijvoorbeeld een Berberse achtergrond (Open Society Foundations, 2011).
13 In het district leven meer dan 100 verschillende nationaliteiten samen.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
35
5.1.2 De wijk Borgerhout en openbare orde
Borgerhout is gedurende het laatste decennium met enige regelmaat het toneel geweest van
ongeregeldheden. Een aantal wordt hier kort beschreven:
Op 26 november 2002 braken op de Turnhoutsebaan in Borgerhout rellen uit nadat
Mohamed Achrak, een islamleraar, was neergeschoten door zijn blanke buurman. Volgens
de politie was de dader geestelijk gestoord en speelde racisme hier geen rol. Veel
Marokkaanse wijkbewoners dachten hier anders over. In hun ogen was er wel degelijk
sprake van racisme. Zij koelden hun woede op auto’s, winkels, voorbijgangers en de politie
(Adang, 2010, p. 33).
Op oudejaarsdag 2008 loopt een betoging van de AEL (Arabische Europese Liga) tegen de
militaire interventie van Israël in de Gazastrook uit de hand.
Alhoewel er toestemming was verleend voor deze betoging slaagde de politie er niet in om
het AEL-geweld te controleren en de relschoppers in bedwang te houden. Auto's en winkels
werden beschadigd, politieagenten werden gemolesteerd en met stenen bekogeld, AEL-
betogers probeerden op te rukken naar de Joodse wijk.
Op 21 april 2011 ontstonden er rellen. Na een verloren wedstrijd van FC Barcelona tegen
Real Madrid trokken groepen jongeren de straat op en reageerden zich af op een aantal
politiemensen van de lokale politie die toevallig in de buurt waren en op passerende bussen
van het openbaar vervoer.
Op zaterdag 15 september 2012 kwam het tot incidenten met jongeren die wilden betogen
tegen een anti-islamfilmpje. De politie heeft de menigte uiteengedreven met de wapenstok
en ongeveer 150 mensen zijn opgepakt. De organisatoren hadden van het stadsbestuur
geen toelating gekregen om te betogen tegen een anti-islamvideo die al enkele dagen op
het internet te zien is en die wereldwijd al tot veel problemen en onlusten had geleid.
Ondanks dit verbod om te betogen verschenen veel jongeren in een zijstraat van de
Turnhoutsebaan. Ze waren blijkbaar opgeroepen via sms en scandeerden slogans tijdens de
traditionele Reuzenstoet die toen plaatsvond in de stad. Toen de politie één van de leiders
oppakte, werd de sfeer nog grimmiger en kwam het tot incidenten. De jongeren
probeerden hierna de Turnhoutsebaan te bereiken, maar werden door de politie met de
wapenstok uiteengedreven. Ruim 120 relschoppers werden opgepakt.
5.1.3 Het incident
Op 23 oktober 2011 dringen twee jonge overvallers de woning van een bejaard echtpaar binnen.
Hun woning is gelegen aan de Vooruitzichtstraat in Borgerhout. Omdat er werd aangebeld, deed
de bejaarde mannelijke bewoner Roger V., (een gepensioneerde juwelier) de deur open. Hij kwam
oog in oog te staan met twee jonge allochtone mannen die uit waren op zijn geld. V. probeerde de
deur snel dicht te doen, maar de twee jonge overvallers slaagden erin om de woning binnen te
dringen.
Ze bedreigden de 84-jarige man en diens hoogbejaarde echtgenote met een steekwapen en
proberen hem zo te verplichten om zijn kluis te openen. Tijdens deze overval weet de bejaarde man
een mes bemachtigen. Daarmee ging de tachtiger zijn belagers te lijf. Tijdens deze schermutseling
kreeg één van de twee jonge overvallers een messteek in de halsstreek.
De toegebrachte steekwond veroorzaakte meteen een slagaderlijke bloeding en beide overvallers
vluchten de woning uit. Op straat scheidden klaarblijkelijk hun wegen. De gewonde dader zag
tijdens zijn vlucht een bekende van hem in zijn personenauto voorbij rijden. Hij maande deze kennis
te stoppen en verzocht om naar het ziekenhuis te worden gebracht. Onderweg naar het ziekenhuis
ging zijn toestand snel achteruit.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
36
Daarop besloot de kennis van het slachtoffer dat de gewonde jongeman beter met een
ziekenwagen naar het ziekenhuis kon worden gebracht en stopte ter hoogte van een
groentewinkel. De overvaller stapt hier nog wel uit, maar is zodanig verzwakt dat hij op straat
bewusteloos in elkaar zakt.
5.1.4 Aanpak hulpdiensten en reactie burgers
De gewaarschuwde hulpdiensten waren na de melding over de gewonde man snel ter plekke,
maar bij aankomst bleek de jonge overvaller al aan zijn verwondingen te zijn overleden. Al snel
bleek dat het hier ging om de zestienjarige Ilyas El-Hassani, een jongen van Marokkaanse origine.
Nabij de woning van het bejaarde echtpaar lopen de spanningen kort na het voorval behoorlijk op.
Er zijn veel omstanders op de been en er is onder andere via telefoon en sociale media veel
berichtenverkeer over het noodlottige voorval. Het publiek is verontwaardigd en roept leuzen. Ook
de politie is snel ter plaatse en begint met het creëren van een afzetting. Hiertoe houdt het
geüniformeerde politiepersoneel het publiek op afstand. Het bejaarde echtpaar wordt door de
politie overgebracht naar het nabij gelegen politiebureau in de Handelstraat. Al snel verzamelt zich
voor dit politiebureau een woedende menigte. De dienstdoende politieagenten horen dat er
leuzen worden geroepen en zien ongeveer 50 tot 60 mensen voor het politiebureau staan. Deze
groep bestaat hoofdzakelijk uit jonge mannen van allochtone afkomst. Om te voorkomen dat het
desbetreffende politiebureau door de woedende menigte wordt bestormd, laat men aan de
voorzijde rolluiken naar beneden zakken.
Al snel wordt besloten om het zogenaamde bemiddelingsteam van de Antwerpse politie ter plaatse
te vragen. Men beseft namelijk dat deze situatie veel risico tot escalatie in zich heeft. Het
bemiddelingsteam is gespecialiseerd in het voorkomen of temperen van situaties die kunnen leiden
tot ordeverstoringen. Men wil op die manier proberen om de hoog oplopende emoties te temperen
en daarmee voorkomen dat er rellen ontstaan. Het bemiddelingsteam was al in dienst vanwege
een manifestatie van Sharia4Belgium op de Groenplaats in het centrum van Antwerpen. Dit
betekent dat de speciaal geselecteerde en opgeleide politiemensen van dit team relatief snel ter
plaatse zijn. Na een kort overleg met de aanwezige politiemensen beginnen de leden van het
bemmidelingsteam meteen met hun werkzaamheden. De politiemensen maken gebruik van de
contacten met een aantal jongeren die ze, dankzij hun netwerkactiviteiten hebben. Ze spreken
deze jongeren aan en vertellen wat de politie aan het doen is en waarom ze dit doet. Wat men ook
bewust heeft gedaan is snel communiceren dat in dit geval geen sprake was van een racistische
daad, maar een uit de hand gelopen overval waarbij de dader helaas is komen te overlijden.
“Daar zijn meerdere redenen voor te bedenken: ten eerste was het de schuld van die jongen zelf.
Ten tweede hebben zowel de politie als de familie hun best gedaan om het rustig te houden. Dit
gebeurde door mensen aan te spreken.”
(Antwoord van één van de geïnterviewde burgers op de vraag waarom er volgens hem geen rellen
zijn ontstaan in Borgerhout)
Tevens verzoekt men deze jongeren om hun invloed aan te wenden en daarmee andere jongeren
tot rust te manen.
Eén van de leden van het bemiddelingsteam kende een oom van de overleden overvaller. Dankzij
dit contact heeft ook de familie een boodschap tot rust uitgedragen. Opvallend is ook de rol van
een aantal oudere Marokkaanse buurtbewoners die de-escalerend werkt op (allochtone) jongeren.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
37
Behoudens het bemiddelingsteam is ook de ME en AE14 aanwezig. Dit is gebruikelijk tijdens inzetten
van het bemiddelingsteam. Ondanks de voorkeur voor de-escalerende interventie, wordt toch altijd
rekening gehouden met de mogelijke noodzaak tot het inzetten van repressieve maatregelen.
Er ontstaan geen rellen naar aanleiding van dit incident en het blijft ook later betrekkelijk rustig.
Journalisten willen de volgende dag van het gerecht weten of het dodelijke slachtoffer al eerder
misdrijven had gepleegd, maar krijgen op hun vragen geen reactie. Later bleek overigens dat het
slachtoffer al eerder met politie en justitie in aanraking was geweest. Roger V. werd door de politie
voor verhoor meegenomen, maar de man was nog zodanig in shock dat een uitgebreid verhoor
onmogelijk was. Om verdere escalatie te voorkomen wordt het oudere echtpaar op een geheime
locatie ondergebracht en wordt de woning waarin de dodelijke steekpartij plaatsvond tijdelijk
bewaakt door de politie. De politie heeft nog enige tijd na dit incident intensief contact gehouden
met haar netwerk onder de buurtbewoners en relevante instanties van Borgerhout. Ondanks de
bewaking van de betrokken woning zijn hiervan later toch enkele ruiten ingegooid. Het echtpaar is
enkele maanden later verhuisd.
5.2 Casus Jonckbloetplein
5.2.1 Context
Het Jonckbloetplein ligt in de Haagse volkswijk het Laakkwartier. Het stadsdeel Laak is geografische
gezien een tamelijk homogeen, aaneengesloten gebied. Vooral water verdeelt het stadsdeel in te
onderscheiden woonwijken en -buurten en bedrijfsterreinen.
Met 39.945 inwoners15 is Laak het stadsdeel met het kleinste aantal inwoners van de gemeente Den
Haag. Het gemiddeld besteedbaar gezinsinkomen is er het laagst van alle stadsdelen van Den
Haag.
De bewoners van Laak zijn gemiddeld genomen vrij jong, afgezet tegen de gemiddelde leeftijd van
alle inwoners van de gemeente Den Haag. Iets meer dan een derde van de inwoners van stadsdeel
Laak is van autochtone afkomst (34,5%). Op het Centrum na wonen in Laak de minste autochtone
Nederlanders. De groep Surinamers en de 'overig niet-westerse allochtonen' zijn over heel Den Haag
genomen in stadsdeel Laak het hoogst.
Van de bewoners van stadsdeel Laak van 16 jaar en ouder heeft bijna de helft (46%) een relatief
laag opleidingsniveau (maximaal lbo/mavo/vmbo). Laak heeft procentueel gezien de laagst
opgeleide bewoners van alle stadsdelen van Den Haag.
Van de beroepsbevolking van stadsdeel Laak, verricht 11,7% geen betaald werk. Dit ligt behoorlijk
boven het Haagse gemiddelde: het gemiddelde percentage niet werkende werkzoekenden
(NWW’ers) in Den Haag bedraagt 8,9%. Laak heeft op het Centrum na het hoogste aandeel
bijstandsgerechtigden in Den Haag (8,9% van de potentiële beroepsbevolking in Laak heeft een
bijstandsuitkering; het Haagse gemiddelde ligt op 6,8%).
(Aan de slag in Laak!, bestuurlijke samenvatting stadsdeelplan 2012 - 2015, 2012).
14 Antwerpen gebruikt het “Nederlandse model” van ME en AE. 15 peildatum april 2012
Masterthesis MCPm2, André Melsen
38
5.2.2 Aanleiding
Het Jonckbloetplein heeft een roemruchte historie voor wat betreft openbare ordeproblematiek.
Eind jaren zeventig van de vorige eeuw was Den Haag en met name de wijk Laak, met daarin ook
het Jonckbloetplein, met enige regelmaat het toneel van zogenaamde “zomerrellen”. In de zomer
van 1979 veranderden delen van Den Haag drie weken lang in een slagveld. Tussen 28 juli en 14
augustus werd door jongeren tegen de politie gevochten. In 1979 begonnen de rellen toen
jongeren de ruit van een winkel ingooiden en de eigenaar mishandelden. De ter plaatse gekomen
politie werd met stenen en flessen bekogeld. Een politieagent en zijn hond raakten hierbij gewond
en politievoertuigen werden beschadigd. Iemand duwde vanaf een dak een schoorsteen op een
agent. De politie trok zich terug. Vier panden gingen in vlammen op. Bussen werden bekogeld en
telefooncellen en ander straatmeubilair vernield (Schrover, 2011).
Sinds de successen van het Nederlands elftal op het EK in Duitsland werd het een soort traditie dat
er na iedere wedstrijd van het Nederlands elftal op een eindtoernooi, rellen uitbraken tussen de
politie en relschoppers.
“Sinds 1988, het jaar waarin het Nederlands voetbalelftal Europees kampioen werd, is het
Jonckbloetplein na iedere wedstrijd van het Nederlands voetbalelftal het toneel van rellen. Hierbij
komt het er kort gezegd op neer dat wijkbewoners na wedstrijden van “oranje” zich verzamelen
rondom het Jonckbloetplein. Het maakt deze mensen niet uit of het verkeer of andere
buurtbewoners hier last van hebben, men doet dit gewoon. Op enig moment wordt er een voetbal
het plein op geschoten en gaat men voetballen. Hierbij is er altijd wel iemand die aanleiding ziet
om zich tegen de politie te keren, waarop ellende ontstaat. Bijna altijd mondt dit uit in geweld
tussen politie en burgers, vernielingen en andere ongewenste effecten. Het is een soort van
uitdagen van de politie en men wil een ME-optreden forceren. Dat vindt een groot aantal mensen
leuk. Het is een moment om tegen de politie te gaan rellen”
(Bron: interview strategisch leidinggevende Politie Haaglanden, d.d. 17 augustus 2012)
Omdat zowel het gemeentebestuur als de politie Haaglanden, mede gevoed door klachten van
wijkbewoners, voornemens waren om deze traditie tijdens het EK 2012 te beëindigen werd besloten
om voor een afwijkende aanpak te kiezen. Doelbewust werd de beleidskeuze gemaakt om de
traditie van rellen te doorbreken en de overlast te beperken. Uiteindelijk wil men naar een situatie
waarbij het na wedstrijden van het Nederlands elftal tijdens eindtoernooien gewoon rustig blijft.
5.2.3 Reacties /werkwijze politie
De politie Haaglanden trekt, samen met andere partners in veiligheid, de conclusie dat men af wil
van de traditie van rellen op het Jonckbloetplein na wedstrijden van het Nederlands elftal tijdens
eindronden. Hiertoe moeten een aantal maatregelen worden genomen en keuzes worden
gemaakt. Naast het aanpassen van het juridisch instrumentarium, kiest men voor een
tweesporenbeleid voor wat betreft het politieoptreden tijdens en na de wedstrijden van het
Nederlands elftal tijdens het EK 2012. Enerzijds wil men door middel van afspraken en een vorm van
co-creatie proberen om goedwillende burgers te bewegen om niet naar het plein te gaan en het
rustig te houden. Anderzijds geldt voor mensen die, ondanks alle waarschuwingen en afspraken,
toch naar het plein gaan en de openbare orde willen verstoren een zeer lage tolerantiegrens. Deze
Masterthesis MCPm2, André Melsen
39
tolerantiegrens wil men robuust handhaven en bij overtreding is het streven er op gericht om ook
zoveel mogelijk repressief te handhaven.
Al in een vroeg stadium wordt op zowel politiek-bestuurlijk als op wijkniveau gebruik gemaakt van
de aanwezige netwerkrelaties. Met de burgemeester worden bijvoorbeeld heel duidelijke afspraken
gemaakt over beleidsuitgangspunten en in te zetten interventiemogelijkheden. Ook is er, in
overeenstemming met de burgemeester, gekozen voor een afwijkend juridisch instrumentarium. Dit
zorgt er voor dat de politie bij (dreigende) verstoring van de openbare orde op gezag van de
burgemeester alle benodigde maatregelen kan nemen, die noodzakelijk worden geacht voor de
handhaving van de openbare orde. De politie Haaglanden heeft voldoende mensen en middelen
“on the spot” ter beschikking en kan daardoor, indien nodig, robuust op treden.
Voorafgaande aan het EK wordt door de politie via allerlei kanalen gecommuniceerd wat de
afspraken en tolerantiegrenzen zullen zijn met betrekking tot de openbare orde. Er wordt intensief
contact gezocht met goedwillende wijkbewoners teneinde deze te bewegen om zo min mogelijk
aanwezig te zijn op het Jonckbloetplein en daar waar het kan, te zorgen dat er geen rellen
ontstaan. Enkele partners worden ook gevraagd om tijdens de wedstrijddagen van het Nederlands
elftal actief op straat aanwezig te zijn en daar waar nodig mensen proactief aan te spreken en hen
nogmaals te wijzen op de afgekondigde tolerantiegrenzen.
Ook via sociale media wordt door de afdeling communicatie actief boodschappen uitgezonden.
Dankzij de sociale media krijgt men tijdens de eerste avond al vroeg in beeld dat een groep ADO-
supporters, ondanks alle genomen maatregelen, toch naar het Jonckbloetplein wil komen.
5.3 Bevindingen naar aanleiding van de twee onderzochte casussen
5.3.1 Het nut van de bestaande netwerkrelaties
Beide praktijkvoorbeelden tonen aan dat het nut heeft om vooraf te investeren in netwerkrelaties. In
Antwerpen had men veel profijt van de relaties die men, dankzij de collega’s van het zogenaamde
bemiddelingsteam, had met de familie van de overleden overvaller. Een oom van de familie was
bereid om namens de familie een boodschap te verspreiden. Deze luidde dat het de wens van de
familie was om het rustig en waardig te houden. Veel geïnterviewden gaven aan dat dit één van
de redenen was waarom er geen ordeverstoringen zijn geweest na dit incident. Een andere
duidelijke reden waarom er geen rellen zijn ontstaan is het gegeven dat veel mensen het beeld
hadden dat hier geen sprake was van een etnisch getint misdrijf, maar een uit de hand gelopen
overval. De politie Antwerpen heeft met succes dit incident als zodanig weten te “framen”. Dankzij
kennis van haar netwerk kon men inschatten hoe de bevolking op een dergelijke boodschap zou
reageren. Bovendien heeft men dit netwerk ook gebruikt om dit “frame” succesvol te verspreiden.
Ook werden bekende sleutelfiguren die men ter plaatse trof, persoonlijk aangesproken en gevraagd
om vrienden en bekenden rustig te houden.
In Den Haag heeft men via het bestaande netwerk vooraf heel duidelijk afspraken kunnen maken
en uitleg kunnen geven over het gekozen beleid. Bovendien was hier, dankzij de goede netwerken,
ook in zekere zin van co-creatie. Burgers en andere (professionele) partners werden vooraf
betrokken bij de te nemen maatregelen. Burgemeester Van den Aartsen heeft zelfs nog persoonlijk
gesprekken vooraf gevoerd met bewoners, hetgeen erg werd gewaardeerd.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
40
Tijdens de inzet had men, mede dankzij netwerkrelaties, goed beeld op relevante ontwikkelingen en
kon men daar waar nodig tijdig de-escalerende maatregelen nemen. Bovendien werden burgers
ingezet (onder andere Marokkaanse buurtvaders) om samen met wijkagenten personen actief en
persoonlijk te benaderen.
In beide casussen gaven meerdere geïnterviewden aan dat ze zich hebben onthouden van
relgedrag omdat ze er van uit gingen dat de politie hen persoonlijk kende. Zeker de mensen die bij
naam of bijnaam werden aangesproken, gaven aan dat dit één van de redenen was om geen
strafbare gedragingen te gaan plegen.
5.3.1 Adang-Horowitz model
Al eerder werd het Adang-Horowitz model genoemd (paragraaf 3.5). Dit model noemt vier factoren
die noodzakelijk zijn voor het ontstaan van grootschalige ordeverstoringen. Andersom betekent dit
ook dat wanneer één van deze vier factoren ontbreekt deze orderverstoringen zich niet voor zullen
doen. Kijkend naar de twee voorgaande incidenten kun je de conclusie trekken dat in Antwerpen,
dankzij het framen van de gebeurtenis in een niet etnisch gerelateerd incident, er geen massale
verontwaardiging werd opgeroepen. Daardoor ontstond ook niet het beeld dat geweld een
legitieme actie was. Ook niet onbelangrijk is het feit dat een aantal respondenten aangaf dat ze
het idee hadden dat de politie hen goed kende. Hierdoor schatten ze de kans om ongestraft
geweld toe te kunnen passen vrij laag in. Dit laatste blijkt ook uit de interviews die in Den Haag met
burgers werden gehouden. Daarnaast is de relatie in Den Haag tussen het publiek en de politie
dankzij de jarenlange structurele investeringen in netwerkrelaties redelijk goed te noemen.
Naar aanleiding van de gehouden interviews ontstaat het beeld dat de Haagse politie, of in ieder
geval de wijkagent en zijn collega’s van bureau Laak, een goed imago hebben. Dit heeft uiteraard
een positieve uitwerking op het relationele niveau.
5.3.2 De rol van social media
Eén van de deelvragen van dit onderzoek had betrekking op het nut van sociale media voor het
opbouwen en onderhouden van netwerkrelaties. Daarom is hiervoor tijdens het onderzoek van de
twee gekozen praktijkgevallen, aandacht geweest. Het gebruik van sociale media voorafgaand,
tijdens en na het incident werd in de vraagstelling en het onderzoek meegenomen.
Voor de casus Borgerhout kan de conclusie worden getrokken dat sociale media binnen de
werkwijze van de Antwerpse politie geen enkele rol hebben gespeeld. Er werd door de politie geen
gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de sociale media bieden. Er werd niet gekeken en ook
gebruikte men de mogelijkheden om boodschappen te zenden niet.
Diverse politiemensen en burgers gaven tijdens interviews aan dat er door burgers wel degelijk
gebruik is gemaakt van sociale media om meningen en nieuwtjes over het incident te verspreiden.
Onderzoek leerde dat in verband met de onderzochte casus inderdaad activiteiten op de sociale
media te vinden waren. Er zijn diverse tweets en blogs gevonden met betrekking tot het incident. De
antwoorden van sommige respondenten uit Borgerhout, bevestigen dit beeld (zie bijlage vier).
De politie Haaglanden maakt al langere tijd gebruik van de mogelijkheden die sociale media
bieden. Danielle Fictorie concludeert in haar onderzoek (Social media for social order, 2012) naar
de inzet van Twitter ten behoeve van crowd control tijdens het EK 2012 dat Haaglanden één van de
korpsen is die hierin voorop loopt.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
41
Er werd bewust gebruik gemaakt van sociale media. Vooraf werd actief gescand (kijken). Eén van
de opbrengsten was dat men vooraf redelijk in kon schatten hoe een deel van de bevolking dacht
over het afgekondigde beleid m.b.t. het Jonckbloetplein. Ook werden vooraf diverse
boodschappen gezonden (zenden). Tijdens de inzetten van de politie bleef men de mogelijkheden
om via sociale media de stemming te peilen, ontwikkelingen te volgen en boodschappen uit te
zenden benutten. Dit heeft meerdere keren tot vroegtijdige identificatie van mogelijke problemen
geleid. Mede hierdoor kon de politie (samen met andere partners in veiligheid) proactief handelen
om escalatie te voorkomen. Ook na de incidenten aangaande het Jonckbloetplein is de politie de
mogelijkheden van sociale media blijven benutten. Opvallend is wel dat wijkagenten geen
berichten via sociale media mochten verspreiden die betrekking hadden op het EK. Deze
bevoegdheid was exclusief toebedeeld aan de afdeling communicatie.
5.3.3 Draagvlak voor netwerken
Zeker bij een organisatie als de politie straalt een slechte presentatie of grondhouding van
één politieambtenaar op de gehele organisatie af. Het is dus belangrijk dat alle werknemers
van, in dit geval de politie, hier rekening mee houden (Janssen, 2011, p. 149). Er moet binnen de
gehele organisatie voldoende draagvlak zijn om te willen netwerken. Dit inzicht wordt
bevestigd na analyse van de interviews die in zowel Den Haag als Antwerpen werden gehouden.
Met name in Antwerpen hadden de geïnterviewde burgers het beeld dat veel politiemensen niet
klantvriendelijk optreden in hun directe contact met burgers. Er wordt zelfs regelmatig melding
gemaakt van discriminatie door politiemensen. Dit beeld wordt overigens ook
bevestigd door professionals van netwerkpartners en geïnterviewde Antwerpse politiemensen.
Uiteraard is dit niet bevorderlijk voor het imago van een politieorganisatie en werkt dit uiteindelijk
contraproductief voor de inspanningen om netwerkrelaties aan te gaan. In Den Haag werd tijdens
de interviews met wijkbewoners geen enkele keer gesproken over discriminatie door politiemensen.
Wel werd bijvoorbeeld melding gemaakt dat sommige ME’ers zich onnodig ruw hadden gedragen
tijdens hun werkzaamheden op het Jonckbloetplein. Dat is niet bevorderlijk voor het totaalbeeld dat
men van “de politie” heeft. Over het algemeen heeft de politie Haaglanden, of in ieder geval het
wijkteam Laak, een positief imago.
Het is een bekend verschijnsel dat we als mens de neiging hebben om te simplificeren. Dat maakt
het voor ons veel makkelijker om gedachten over bepaalde groepen te categoriseren. Door
ongewenst gedrag van politiemensen kan “zwart-wit denken” ontstaan, waardoor mensen niet
meer genuanceerd kunnen omgaan met (in dit geval) crisisinterventies van de politie. Hierdoor
ontstaat het risico dat de kansen om in crisissituaties gebruik te kunnen maken van
netwerkverbindingen afnemen.
5.3.4 Empathie en handhaven
In beide casussen is gebruik gemaakt van een combinatie van empathie (inzetten van
netwerkrelaties) en handhaven (repressief interveniëren). De politie heeft vanaf het begin
aangegeven dat ze in beide casussen zo “vreedzaam” mogelijk de orde zou willen garanderen.
Tegelijkertijd gaf ze ook duidelijk aan waar de grenzen lagen. Het feit ze ook daadwerkelijk
beschikte over de mensen en middelen om eventueel repressief in te kunnen grijpen, heeft een
aantal geïnterviewde personen gemotiveerd om zich aan de vooraf bekend gemaakte
tolerantiegrenzen te houden. Overigens wordt deze combinatie van empathie en handhaven al
langer met succes toegepast. De politie steekt in principe in op een vreedzame benadering, maar
Masterthesis MCPm2, André Melsen
42
houdt rekening met het feit dat er altijd mensen zijn die ondanks deze klantvriendelijke
grondhouding toch over (willen) gaan tot openbare ordeverstoringen.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
43
Hoofdstuk 6 Discussie
Voor dit onderzoek kon ik mij slechts beperken tot secundaire bronnen en gesprekken met
deskundigen en direct betrokken personen. Tijdens de incidenten in Borgerhout en Den Haag heb ik
niet “live” mee kunnen kijken. Tevens ben ik mij er van bewust dat ik, vanwege mijn
politieachtergrond, vrijwel zeker gekleurd naar bepaalde gegevens en situaties heb gekeken.
Derhalve zullen de uitkomsten van dit onderzoek geen “hard science” zijn, waarin alles met
volledige nauwkeurigheid is bewezen.
Ik heb voor deze casussen gekozen omdat ze beide niet zijn geëscaleerd, relatief kort van aard
waren, veel media-aandacht kregen en netwerken een rol speelde in de gekozen strategieën. Er
zijn echter ook grote verschillen tussen beide gebeurtenissen. Het incident in Borgerhout was
onvoorspelbaar, terwijl de mogelijke ordeverstoringen op het Jonckbloetplein op basis van
ervaringen uit het verleden voorspelbaar waren. Dit betekent natuurlijk iets voor de wijze waarop
beide politiekorpsen met de incidenten omgingen.
Ik heb geprobeerd om een afgewogen vertegenwoordiging in gesprekspartners te krijgen van
mensen die beroepsmatig bij beide incidenten betrokken zijn geweest. Dit vooral in verband met de
evenwichtigheid van het onderzoek. Ik heb veel tijd en energie gestopt in het vinden van personen
die vanwege hun deskundigheid of betrokkenheid interessant waren om te interviewen. Als ik nu
kritisch kijk naar de lijst met respondenten, realiseer ik me dat het aantal politiemensen toch is
oververtegenwoordigd.
Tijdens mijn onderzoek werd ik een aantal keer geconfronteerd met de vraag wie verantwoordelijk is
(of de centrale actor zou moeten zijn) voor het aangaan van netwerkrelaties. In het onderzoek
“Politie in de netwerksamenleving” (Helsloot, Groenendaal en Warners, 2012), wordt in paragraaf 2.4
en hoofdstuk 3 hierover het nodige beschreven. Over dit vraagstuk zijn verschillende visies te
ontdekken. Zo vermeldt Van Duin in zijn lectorale rede van 1 februari 2012 : “Ik weet wel dat we het
met elkaar zo ingewikkeld hebben gemaakt en dat - hoe clichématig het ook klinkt - alles met alles
samenhangt. Niemand is meer de baas, de regie is uit handen gegeven in onze
netwerksamenleving.” (van Duin, 2011, p. 14)
Opvallend veel respondenten hebben over dit vraagstuk, gevraagd en ongevraagd, uitspraken
gedaan. Regelmatig werd de gemeente genoemd als de centrale actor. Het ging dan over het
voeren van regie, beïnvloedingsmogelijkheden en kerntaken. Ook voor wat betreft
informatievraagstukken wordt de gemeente genoemd als centrale actor. Ik ben van mening dat
dit, zeker gelet op de komst van Nationale Politie, een belangrijk vraagstuk is en daarom nader
onderzoek behoeft.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
44
Hoofdstuk 7 Conclusies
In dit hoofdstuk zal ik de hoofdvraag van deze thesis beantwoorden. Om tot een gedegen
antwoord hierop te komen, moesten eerst de deelvragen worden beantwoord. Alle deelvragen zijn
in het voorgaande aan de orde geweest en zullen derhalve niet meer afzonderlijk worden
behandeld.
Hoofdvraag: Hoe kunnen netwerkrelaties door SGBO’s worden gebruikt voor het
beëindigen of beheersen van situaties waarin sprake is van maatschappelijke
onrust?
7.1 Legitimiteit en informatie
Janssen beschrijft in “Schering en inslag” (2011, p. 148) waarom het voor overheidsinstanties zo
belangrijk is om netwerkrelaties aan te gaan. Ze beargumenteert dat hierop twee antwoorden zijn
te geven. Allereerst kan het deelnemen aan netwerken er voor zorgen dat in cruciale
informatiebehoefte wordt voorzien. Ten tweede is het aangaan en onderhouden van netwerken
een belangrijke investering om de legitimiteit van, in dit geval, de politie en/of overheid te
waarborgen. Als het met de informatie en de legitimiteit goed zit kunnen netwerkrelaties gebruikt
worden om te beïnvloeden. Over de volgordelijkheid kan overigens wel worden gediscussieerd.
Eerst moet er worden geïnvesteerd in het verdienen van legitimiteit, voordat er überhaupt sprake
kan zijn van het ontvangen van enige informatie vanuit een doelgroep.
Het verkrijgen of behouden van de legitimiteit is een belangrijk effect van netwerkrelaties. Van den
Brink beredeneert in “Empathie en handhaven” (2010, p. 95) dat functionele legitimering vanuit
twee invalshoeken kan worden benaderd. In paragraaf 4.1 van dit onderzoek werd al verwezen
naar deze verschillende vormen van legitimering. Bij “verticale legitimering” gaat het vooral over de
relatie tussen politie, politiek en bestuur. Bij “horizontale legitimering” gaat het vooral om de
waardering die burgers hebben voor het werk van de politie. Hierbij staat vaak ook de symbolische
waarde van het politiewerk voorop: burgers hebben wel of niet het gevoel dat de politie hen helpt
en daadwerkelijk bijdraagt aan een rechtvaardiger en veiliger samenleving. Met name de laatste
variant van legitimiteit is in het kader van dit onderzoek relevant. Het feit dat de politie dankzij haar
gebiedsgebonden activiteiten relatief dicht bij de bevolking staat, draagt er aan bij dat de politie in
Nederland niet alleen weet wat er speelt, maar ook in staat is om daar waar nodig de-escalerend
met eventuele spanningen om te gaan. Daardoor kan netwerken een belangrijke bijdrage leveren
aan openbare orde en veiligheid.
Het verkrijgen van een goede informatiepositie is een belangrijk voordeel van netwerken. Hierbij
gaat het dan niet alleen om de informatiepositie van de politie of overheid, maar ook om de
informatiepositie van de burger. Het kan namelijk cruciaal zijn dat de politie bij de juiste personen of
instellingen informatie kwijt kan. Een hardnekkig probleem ten tijde van crises is namelijk het
ontstaan van geruchten en de vaak ongewenste gevolgen daarvan. Het is daarom wenselijk om
enerzijds informatie te halen ten behoeve van een goede beeldvorming, maar zeker ook om
Masterthesis MCPm2, André Melsen
45
informatie te brengen. Het benutten van fysieke en digitale contacten met sleutelfiguren, is hiertoe
erg bruikbaar.
Ook kan het nuttig zijn om informatie op een bepaalde manier te “framen”. Dankzij framing kan
informatie op een strategisch gewenste wijze worden gebracht. In de casus Borgerhout, heeft de
politie dit bewust toegepast. Al snel verspreidde men de boodschap dat er in die casus geen sprake
was van een racistische moord, maar dat het hier ging om een uit de hand gelopen overval. Veel
respondenten uit de wijk Borgerhout gaven tijdens de interviews aan dat dit voor hen een reden
was om geen strafbaar gedrag te gaan vertonen.
Communicatie en perceptie, een praktijkvoorbeeld:
Eén van de respondenten van dit onderzoek, een ambtenaar van de gemeente Barneveld,
vertelde dat tijdens de Mkz-crisis in 2001 het inzetten van wijkagenten een ommekeer betekende in
de gewelddadige confrontaties tussen politie en veeboeren. Aanvankelijk moest de politie fors
geweld gebruiken ten behoeve van het ruimen van mogelijk besmette veehouderijen. Toen na
enige gewelddadige confrontaties de strategische keuze werd gemaakt om wijkagenten als
intermediair in te zetten tussen medewerkers van het toenmalige ministerie van Landbouw, Natuur
en Visserij (LNV) en de boze veehouders, ontstond er ruimte voor een dialoog en kon ook informatie
op een goede manier direct bij de doelgroep worden gebracht. Uit latere evaluaties bleek dat een
belangrijke reden voor de massale boosheid en het geboden verzet zijn oorsprong had in
onduidelijkheid. Onduidelijkheid over bijvoorbeeld regelgeving en over het beleid ten aanzien van
bijzondere diersoorten. Dankzij de bemiddelende rol van wijkagenten kon er informatie worden
gebracht van medewerkers van LNV richting de boeren. Hierdoor konden veel geruchten worden
ontkracht en werd het beeld dat de getroffen boeren hadden over de situatie (gedeeltelijk)
omgebogen (Abbas et al., 2002).
Het Thomas-theorema (vernoemd naar de socioloog William Isaac Thomas) is een begrip uit de
sociologie dat weergeeft dat wanneer mensen situaties als werkelijk definiëren, die situaties ook
werkelijke gevolgen krijgen. De definitie of perceptie van de situatie was hier van invloed op het
handelen van de boze boeren. Het feit dat, mede dankzij de bemiddelende rol van wijkagenten,
de boeren een ander beeld van de situatie kregen betekende het begin van een enigszins
werkbare verstandhouding tijdens deze dierziektecrisis.
Tijdens de casus Jonckbloetplein heeft de politie ook boodschappen verspreid onder het publiek.
Naast de traditionele kanalen (wijkagent, brieven, buurtkranten en dergelijke) werd ook gebruik
gemaakt van sociale media. Dit bleek een bruikbare combinatie om door middel van het brengen
van informatie of boodschappen de openbare orde positief te beïnvloeden.
7.2 Het nut van netwerkrelaties voor crisismanagement
In paragraaf 4.4 dat gaat over de relevantie van dit onderzoek, staat ondermeer dat één van de
doelstellingen van dit onderzoek is om crisisteams tijdens rampen en crises gebruik te laten maken
van de mogelijkheden die netwerkrelaties kunnen bieden. Dat is ook de reden waarom in 2009 de
functionaliteit van Hoofd Handhaven Netwerken aan het zogenaamde knoppenmodel werd
toegevoegd. Deze functionaris zou, zeker in situaties waarin sprake is van maatschappelijke onrust,
de centrale actor moeten zijn die faciliteert dat er dankzij bestaande netwerkrelaties de-
escalerende interventies kunnen worden toegepast. Dit met het uiteindelijke doel om zo snel
mogelijk terug te keren naar de normale situatie.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
46
Tijdens rampen en crises is de BOB-cyclus16 een bekende methode die crisisteams gebruiken om op
een gestructureerde manier tot crisisbesluitvorming te komen. Ook op de politieacademie wordt de
BOB-cyclus aan studenten aangereikt. Een model dat de volledige BOB-cyclus in zich heeft en
crisisteams in staat stelt om op een gestructureerde wijze een aantal stappen te doorlopen, is het
risico-analysemodel. Als deze teams dit model als een cyclisch terugkerend instrument gebruiken,
zijn ze in staat om stap voor stap vóór het probleem te komen én te blijven.
Risico identificatie
Monitoren effect van Risico analyse
gekozen maatregelen
Risico managen Inschatten waar-
(maatregelen kiezen) schijnlijkheid
Risico prioriteren
(Figuur 6: risico-analysemodel)
Dit model kan tijdens alle soorten rampen en crises worden toegepast.
Aan de hand van dit model zal stapsgewijs worden beschreven hoe goede netwerkrelaties een
positieve invloed kunnen hebben op, in dit geval, het beëindigen of beheersen van situaties waarin
sprake is van maatschappelijke onrust.
7.2.1 Risico identificatie
De meest optimale situatie is dat risico’s zo vroeg mogelijk worden ontdekt. Het liefst zelfs voordat
de ongewenste effecten van deze risico’s zich gaan manifesteren. Door te kunnen beschikken over
verbindingen met sleutelfiguren is de kans groter dat, in ons geval, politiemensen informatie
opvangen die een voorbode kunnen zijn voor naderende (maatschappelijke) problemen. In “The
Politics of Crisismanagement” (Boin, ’t Hart, Stern en Sundelius, 2005, pp. 18-41) wordt beschreven
dat het belangrijk is dat veiligheidsorganisaties, zoals de politie, in staat zijn om zogenaamde “early
warnings” te identificeren om zo vroeg mogelijk te kunnen interveniëren. Hierdoor kunnen mogelijke
escalaties of “pressure cooker-situations” worden voorkomen. Een goede informatiepositie is
hiervoor absoluut noodzakelijk.
16 Beeldvorming, Oordeelsvorming en Besluitvorming. Deze stappen worden door bijna alle
crisisteams van de hulpdiensten gebruikt om te komen tot goede crisisbesluitvorming. Dit zowel
mono- als multidisciplinair. Deze “stappen” worden tijdens een inzet als een cyclisch proces telkens
opnieuw doorlopen.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
47
7.2.2 Risico analyse
Eén van de kernvragen bij crisismanagement is: “Wat kan ons gebeuren en hoe erg is dat?”.
Zonder goede informatie-inwinning en veredeling van de beschikbare informatie, kan niet aan
beeldvorming worden gedaan. Zoals Janssen (2011) beschreef levert het hebben van kwalitatief
goede netwerkrelaties ondermeer een goede informatiepositie op.
Naast het identificeren van risico’s is het bepalend hoe het onderkende risico vervolgens wordt
ingeschat. Hoe beter de risico’s kunnen worden geanalyseerd, hoe beter men vervolgens de kans
of waarschijnlijkheid kan inschatten. De politie in Antwerpen, kwam mede dankzij de inzet van
politiemensen met kennis over “hun” wijkbewoners, tot de conclusie dat de dood van de jonge
overvaller in de wijk Borgerhout voor veel maatschappelijke onrust en mogelijk zelfs tot rellen zou
kunnen leiden. Vervolgens was men dankzij de verworven informatiepositie in staat om een goede
analyse te maken met betrekking tot de optredende risico’s.
7.2.3. Inschatten waarschijnlijkheid
Na de risico analyse volgt de vraag: “Hoe groot de kans is dat iets gaat gebeuren?”. Zonder de
juiste informatie kan deze waarschijnlijkheid lastig worden ingeschat. Door het gebruiken van relaties
(fysiek en digitaal), kan belangrijke input voor deze inschatting worden verkregen. In de casus
Jonckbloetplein kreeg de politie tijdens de eerste wedstrijd van het Nederlands elftal op het EK 2012
via een aantal bekenden van een wijkagent informatie. Dit betrof informatie over een aantal
harde-kernsupporters dat van plan was om naar het plein te komen. Deze informatie kon vervolgens
dankzij twitterberichten worden bevestigd. Dit alles was van grote waarde voor het inschatten van
de waarschijnlijkheid.
7.2.4 Risico prioriteren
In de BOB-cyclus is deze fase in te delen in oordeelsvorming.
Eén van de problemen die zich zeker in de “warme fase” van crisisbeheersing manifesteert is het
gegeven dat men schaarste moet verdelen. Schaarste van mensen en middelen. Dit is altijd een
lastig probleem voor crisisbestrijdingsorganisaties. Behalve met schaarste, worden crisisteams vaak
ook geconfronteerd met allerlei onvoorziene situaties die aandacht of ingrijpen behoeven. Daarom
moeten er keuzes worden gemaakt. Welke problemen of risico’s krijgen prioriteit?
Risico = Kans x Effect is een bekende formule om de ernst van risico’s in te schatten. De uitkomst van
deze eenvoudige formule kan helpen in de afweging welke risico’s de meeste urgentie behoeven.
De kans is in de vorige fase al ingeschat, dus daar heeft men (als het goed is) al beeld bij. Om de
effecten van risico’s in te schatten is het belangrijk om zoveel mogelijk kennis te vergaren. In beide
onderzochte casussen vormde de kennis die men uit de operatie kreeg een zeer belangrijke input
voor de prioritering van risico’s. In Borgerhout onderkende men het risico dat het bejaarde
echtpaar gevaar zou lopen in hun eigen woning.
De informatie over en uit de menigte, die zich nabij deze woning aan het verzamelen was, en de
sentimentanalyse die men op basis van gesprekken kon maken, hebben er toe geleid dat men dit
risico als hoog inschatte. Daarom werd bijvoorbeeld al snel besloten om het echtpaar over te
brengen naar een politiebureau. In de casus Jonckbloetplein was de vroegtijdige informatie over
de mogelijke komst van ADO-Den Haag hooligans en de veredeling van deze inlichtingen reden om
hier meteen actie op te ondernemen. Zonder netwerkrelaties was dit niet gelukt.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
48
7.2.5 Risico managen
In deze fase worden de maatregelen gekozen. De legitimiteit die de politie heeft is mede bepalend
voor het mogelijke handelingsrepertoire. Zonder legitimiteit beland je bij (dreigende) relsituaties al
snel in scenario’s zoals die zich tijdens de Banlieues-rellen aandienden. Dan rest er vaak weinig
anders dan reactief optreden. In Frankrijk ging dit gepaard met het gebruik van veel geweld en alle
ongewenste gevolgen van dien. Het hebben van kwalitatief goede netwerkrelaties kan
alternatieven bieden. In de casus Antwerpen waren enkele invloedrijke sleutelfiguren ter plaatse
aanwezig en had de politie een ingang naar de familie van de overleden overvaller. Dit bood
mogelijkheden voor het kiezen van de-escalerende maatregelen. Men gebruikte hier de dialoog en
overtuigingskracht om boze buurtbewoners te bewegen niet over te gaan tot het plegen van
gewelddadigheden.
Ook in Den Haag heeft men gebruik gemaakt van bestaande netwerkrelaties.
Uiteindelijk heeft dit er toe geleid dat er tijdens deze editie van een eindtoernooi veel minder
schade is aangericht, dat de “harde interventies” door de politie gerichter en daadkrachtiger
konden worden toegepast en dat de bevolking van de wijk rondom het Jonckbloetplein over het
algemeen erg tevreden is en begrip heeft voor de genomen maatregelen. De grootschalige
ordeverstoringen die bijna traditie waren tijdens eindronden voetbal, zijn dit jaar uitgebleven.
“De mensen die vroeger uit nieuwsgierigheid kwamen kijken bleven weg. Dat maakte het voor ons
makkelijk en overzichtelijk, want eigenlijk bleven alleen de hardcore-ellendemakers over.”
(Uitspraak van commandant politie Haaglanden over de effecten van de gekozen maatregelen)
7.2.6 Monitoren effect van gekozen maatregelen
Uiteraard is het belangrijk om te weten of de gekozen maatregelen de gewenste effecten hebben.
Voldoen de gekozen maatregelen aan de verwachtingen?
Ook hier is het weer zaak om dit te doen op basis van betrouwbare informatie. Als blijkt dat het
beoogde effect niet wordt bereikt, is het verstandig om de gekozen maatregelen bij te stellen of
andere opties in te zetten. Eén van de manieren om deze effecten te monitoren is hierover
informatie te halen uit “de operatie”. Door ook te kunnen beschikken over informatie die
rechtstreeks afkomstig is vanuit de doelgroep, kun je een waardevollere inschatting maken over de
effecten van de gekozen maatregelen.
7.3 Voorkomen Groupthink
Het is bekend dat in crisisteams soms “groupthink” op kan treden. Dit fenomeen kan zich tijdens alle
genoemde faseringen van het risico-analysemodel manifesteren. In “Het enthousiamevirus” (2012,
pp. 88-91) beschrijft Van Ginneken hoe crisisteams zich in crisissituaties soms mee laten slepen in de
valkuil van “groupthink”. Volgens Van Ginneken kan het gezonde verstand van gewone leken in
organisatie en buitenwereld een belangrijk hulpmiddel zijn om dit risico verkleinen. Om zijn visie te
Masterthesis MCPm2, André Melsen
49
ondersteunen baseert Van Ginneken zich op een reeks studies van Irving Janis, die werden
gepubliceerd in het boek “Victims of groupthink” (1972).
Het kunnen beschikken over goede netwerkrelaties kan een completere en realistischer
beeldvorming positief beïnvloeden. Voor crisisteams is het cruciaal om de beeldvorming goed te
verzorgen. Beeldvorming is namelijk een zeer belangrijke basis voor de uiteindelijk te nemen
strategische en tactische besluiten.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
50
Hoofdstuk 8 Aanbevelingen
Op basis van vorenstaande blijkt dat het verstandig is dat de politie, of “de overheid” structureel
blijft investeren in het aangaan en onderhouden van netwerkrelaties. Het is hierbij verstandig dat de
politie dit zowel intern als extern doet.
8.1 Draagvlak
Door het competentieniveau en de bereidwilligheid van de mensen die moeten netwerken
(middels scholing of bewustwordingsprocessen) te bevorderen vergroot je de kans dat visies over
netwerken, die vaak op strategisch niveau worden uitgedacht en geïmplementeerd, ook gaan
werken. Zowel in Antwerpen als in Den Haag bleek uit interviews met burgers, dat men het heel
belangrijk vind dat de politie respectvol is en niet-discrimineert. Het is belangrijk dat zowel met
externe partners als intern wordt gewerkt aan netwerkbeheer. Als het gedachtegoed achter
netwerkgericht politiewerk intern geen draagvlak heeft, ontstaat het gevaar dat niet iedere
politieambtenaar het gewenste gedrag laat zien. Aangezien het imago van de politie bepaald
wordt door het totaalbeeld dat de bevolking over de politie heeft, is het noodzakelijk om hier
aandacht aan te besteden.
8.2 Wederkerigheid
Om effectief te kunnen netwerken moet binnen iedere laag van de politieorganisatie het besef
aanwezig zijn dat dit altijd geven en nemen betekent: politie die een rol ambieert in
veiligheidsnetwerken moet zich openstellen voor en committeren aan de prioriteiten die vanuit de
netwerken komen waaraan ze deelneemt. Alle geïnterviewde materie- en ervaringsdeskundigen,
geven aan dat er in netwerkrelaties altijd sprake is van wederkerigheid. Met andere woorden: er is
letterlijk sprake van “geven en nemen”. Cialdini schrijft hierover (Influence, science and practice,
2009) dat wederkerigheid zo wijdverbreid is dat diverse sociologen aangeven dat in alle
samenlevingen deze regel van wederkerigheid in acht wordt genomen. Hij stelt dat ieder menselijk
contact ervan is doordrongen. Uit een aantal interviews blijkt dat dit gegeven voor bijvoorbeeld
wijkagenten wel eens moeilijk is. Wat kan nog wel? Waar overschrijdt ik beroepsnormen of kom ik in
conflict met mijn integriteit? Als je de visiedocumenten over de Nationale politie leest mag je hopen
dat de individuele medewerkers hier voldoende professionele ruimte voor krijgen.
8.3 Investeer in een breed netwerk
Onze maatschappij is niet meer zo overzichtelijk en is de laatste decennia drastisch veranderd. Dit
alles heeft consequenties voor vraagstukken op het terrein van criminaliteit en veiligheid. Voor de
politie, als één van de belangrijke partners in veiligheid, is het belangrijk om zoveel mogelijk
aansluiting te hebben en te houden bij de maatschappij. Hiertoe moet ze verbindingen aangaan
en er naar streven om tot in “de haarvaten van de maatschappij” een informatiepositie en relaties
te hebben. Naast relaties met bijvoorbeeld gemeenten en andere (semi)overheidsinstellingen, is het
belangrijk om ook connecties aan te gaan met kerkgenootschappen, scholen, sportverenigingen,
bedrijven, enzovoort. Door het aangaan van brede netwerkrelaties is de kans dat je belangrijke
signalen van eventueel naderende maatschappelijke onrust mist, zo klein mogelijk. Bovendien
geven deze relaties weer kansen om passende maatregelen te treffen om de ongewenste
Masterthesis MCPm2, André Melsen
51
gevolgen van maatschappelijke onrust te voorkomen of ze zo efficiënt mogelijk te bestrijden. Het
feit dat er wordt geïnvesteerd in een breed netwerk zorgt er bovendien voor dat er ook sprake is
van redundantie in zo’n netwerk.
8.4 Slimmer netwerkpartners kiezen
Uit dit onderzoek blijkt dat er vaak geen echte (strategische) visie is op de vraag wie belangrijke
netwerkpartners zijn. Er wordt te vaak op “buikgevoel” of “professionele intuïtie” gehandeld. Dit kan
en moet beter. Eén van de oplossingen hiertoe zou meer landelijk aangestuurde analyse en
aansturing voor het aangaan van relaties met bepaalde doelgroepen of personen kunnen zijn. Nu is
deze centrale aansturing er niet. De meeste inlichtingenorganisaties hebben dit per regio wel
geregeld, maar ieder op hun eigen manier. Vaak is de continuïteit opgehangen aan één of slechts
enkele personen. Dit zou beter geborgd moeten worden. Eén centraal orgaan zou verantwoordelijk
moeten worden voor het “scannen” van binnen- en buitenlandse actualiteiten en relevante
(mondiale) ontwikkelingen. Dan kun je wellicht via het gerichter inzetten van netwerkrelaties beter
inschatten of deze ontwikkelingen ook gevolgen kunnen hebben voor de binnenlandse veiligheid.
Tijdens de missie in Afghanistan, maakte defensie naast “buikgevoel” ook heel bewust gebruik van
een strategische analyse. Dit gaf hen veel inzicht over wie in bepaalde gebieden of
gemeenschappen nu echt de belangrijke sleutelfiguren waren. Momenteel wordt binnen de politie
hiertoe ondermeer de zogenaamde gebiedsscan gebruikt. Dit middel alleen is niet toereikend om
bijvoorbeeld mondiale ontwikkelingen, die mogelijk spanningen zouden kunnen veroorzaken in onze
samenleving, tijdig te signaleren.
8.5 Gebruik de mogelijkheden die sociale media bieden
Het gebruiken van sociale media kan helpen in het bouwen en onderhouden van netwerkrelaties. In
Nederland wordt dit al gedaan, maar hierin kan nog veel worden verbeterd. De ontwikkelingen op
dit gebied gaan ongekend hard en mijn mening is, dat je als politie of overheid deze ontwikkelingen
moet volgen om mee te blijven doen in een maatschappij die inmiddels ook vaak wordt aangeduid
als netwerkmaatschappij. Ik deel in dezen de mening van Ellis Jeurissen en Richard Vriesde die in
hun afstudeerthesis aangeven dat je als overheid de moed moet hebben om te accepteren dat
met de komst van de netwerksamenleving alles anders is geworden en strategische interventies
nodig zijn. Maar dat de politie ook niet bang moet zijn om de samenwerking met burgers in deze
nieuwe wereld te omarmen en vanuit gelijkwaardigheid vorm te geven. Dat betekent dat de burger
meebeslist, meedenkt en co-creëert vanuit verschillende (tijdelijke) netwerken en rollen, face-to-
face en steeds vaker virtueel middels sociale media (Jeurissen en Vriesde, 2012, p. 3).
8.6 Gebruik tijdens crises en rampen geen afwijkende communicatiekanalen
In crisissituaties moet de communicatie niet ineens af gaan wijken van het gebruikelijke
communicatienetwerk. Daarom moet de overheid tijdens calamiteiten juist niet terugvallen op hun
bijna automatische reflex om nog slechts gebruik te maken van centraal aangestuurde
berichtgeving via de klassieke kanalen. Er zijn nog veel stappen te maken om te komen tot het
optimaal benutten van de mogelijkheden van sociale media. In de casus Jonckbloetplein mochten
wijkagenten bijvoorbeeld niet twitteren over het EK. Dit wijkt af van het gebruikelijke beeld.
Overigens is het belangrijk om de sociale media niet te zien als het enige juiste
Masterthesis MCPm2, André Melsen
52
communicatiemiddel. Het is een steeds belangrijker middel om snel actuele berichten te kunnen
verspreiden onder veel mensen. Maar alleen al het feit dat niet iedereen toegang heeft of gebruik
maakt van sociale media, betekent dat je ook via de “klassieke” kanalen moet blijven
communiceren.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
53
Tot slot
Netwerken is een essentieel onderdeel van community policing. Community policing is onder ander
gebaseerd op het gedachtengoed van Sir Robert Peel, die in Engeland wordt gezien als de
grondlegger van de moderne politie. Zijn “Nine principles of policing”17 vormen nog steeds het
fundament voor de werkwijze van veel hedendaagse politieorganisaties. Ook de Nederlandse
politie is voor een belangrijk deel op dit principe geschoeid. In het kader van deze thesis zijn een
aantal “Peelian principles”18 wel erg sprekend. In de kern komt het, net als toen, nog steeds neer op
het aangaan en onderhouden van relaties met mensen. Hierbij zij containerbegrippen als
relatiegericht, vertrouwen, respect en empathie veelgebruikte termen. Alle respondenten van dit
onderzoek gebruikten deze of soortgelijke bewoordingen. Waar het voor “de overheid” of in dit
geval de politie vooral om gaat is het maken van keuzes. Durf te kiezen, besef dat het bij het
aangaan van relaties ook gaat over “geven en nemen”. Besef ook dat het een continue en
tijdrovende manier van “policing” is. Een manier die aanvankelijk veel investering vergt, maar
uiteindelijk heel veel winst op kan leveren. De ingrijpende veranderingen in verband met de
invoering van Nationale Politie bieden hiertoe kansen.
Na onderzoek van twee onderzochte situaties van maatschappelijke onrust blijkt dat de gekozen
strategie van empathie en handhaven succesvol is geweest. Ondanks dat deze situaties heel
makkelijk uit hadden kunnen monden in grootschalige ordeverstoringen, is dit niet gebeurd. Beide
gebeurtenissen waren stressvolle situaties en dit soort situaties legt druk op relaties, op verbindingen.
Hoewel slechts twee casussen nader zijn uitgewerkt, ben ik er van overtuigd dat de conclusies en
aanbevelingen verder reiken dan alleen deze twee praktijkvoorbeelden. Wat we kunnen leren van
deze thesis, is dat permanente verbinding belangrijk is. Niet alleen tijdens de spannende momenten,
maar ook, of misschien wel juist, tijdens perioden daaraan voorafgaand en daarop volgend.
De huidige maatschappij wordt vaak omschreven als een netwerkmaatschappij.
“6 degrees of separation” is een intrigerende gedachte waaraan al in het voorwoord aandacht is
besteed. Deze theorie gaat uit van het gegeven dat we via ons netwerk, in zes tussenstappen, met
iedereen op deze aarde in contact kunnen komen. Dit inzicht biedt perspectieven voor het
aangaan en vervolgens strategisch benutten van netwerkrelaties. Een goed netwerk biedt
mogelijkheden voor het beëindigen of beheersen van situaties waarin sprake is van
maatschappelijke onrust. Gelet op de explosieve ontwikkelingen van sociale media en de
(ondersteunende) mogelijkheden die deze bieden voor het aangaan van relaties, is het niet
ondenkbaar dat er binnenkort een theorie ontstaat met als titel “4 degrees of separation”.
“Alles zelf doen is optellen. Samenwerken is vermenigvuldigen”.
17 Zie bijlage 8
Masterthesis MCPm2, André Melsen
54
Bijlage 1: Literatuurlijst
Abbas et al.(2002). MKZ 2001, de evaluatie van een crisis, eindrapportage. Den Haag: B&A Groep
Beleidsonderzoek & -Advies bv.
Adang, O. (2000). Jonge mannen in groepen. Een geweldige combinatie. Justitiële verkenningen,
72-80.
Adang, Quint en Van der Wal. (2010). Zijn wij anders? Apeldoorn: Stapel & de koning.
Arum, S. van en Lub, V. (2007). Zicht op sociale veiligheid. Utrecht: Movisie.
Auditteam Voetbal en Veiligheid (2012). Relminuten bij het Maasgebouw, Een onderzoek naar
aanleiding van ongeregeldheden bij het Maasgebouw op 17 september 2011. Den Haag,
Ministerie van veiligheid en justitie
Baarda, de Goede en Teunissen (2009). Basisboek Kwalitatief onderzoek, Handleiding voor het
opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen: Noordhoff Uitgevers bv.
Bemmel van, N. (2010). Taskforce Uruzgan, waargebeurde verhalen van onze soldaten. Amsterdam:
Meulenhof.
Boin, 't Hart, Stern en Sundelius (2005). The Politics of Crisis Management, Public leadership under
pressure. Cambridge: Cambridge University Press.
Bruijn de H. en Heuvelhof ten, E. (2007). Management in netwerken, Over veranderen in een multi-
actorcontext. Den Haag: Lemma.
Brink van den, G. (2010). Empathie & handhaving. Apeldoorn: Politieacademie.
Brink van den (red.) et al. (2010). Rellen in Ondiep, Ontstaan en afhandeling van grootschalige
ordeverstoring in een Utrechtse achterstandswijk. Apeldoorn: Politie & Wetenschap.
Cialdini, R. (2009). Influence, science and practice. New York: Pearson Education.
COT. (2001). Bossche avonden, onderzoek naar het optreden van bestuur, justitie en politie tijdens
de ongeregeldheden in 's-Hertogenbosch (16–18 december 2000). Alphen aan de Rijn:
Samson.
Department, T. S. DSP-groep BV. (2007). Wei Ji en de menselijke maat, onderzoek maatschappelijke
onrust. Amsterdam: DSP-groep BV.
Duin van, M. (2011). Veerkrachtige crisisbeheersing: nuchter over het bijzondere. Apeldoorn:
Politieacademie en Nederlands Instituut fysieke Veiligheid (NIFV).
Elshout, D. (2006). Onze wijk: een volksbuurt in de vuurlinie. Amsterdam: De Geus.
Fictorie, D. (2012) Social media for social order. Utrecht: universiteit van Utrecht
Frosdick, S. e. (2005). Football Hooliganism. Londen: Routledge.
Ginneken van, J. (2012). Het enthousiasmevirus. Hoe gevoelens zich explosief verspreiden nu
iedereen online is. Amsterdam, Business contact
Masterthesis MCPm2, André Melsen
55
Granovetter, J. (1973). The Strength of Weak Ties. American Journal of Sociology, 78, p. 1360-1380.
Helsloot, Groenendaal en Warners (2012). Politie in de netwerksamenleving, de opbrengst van de
politiële netwerkfunctie voor de kerntaken opsporing en handhaving openbare orde en de
sturing hierop in de gebiedsgebonden politiezorg. Amsterdam: Reed Business.
House of Commons Home Affairs Committee. (2012). Policing Large Scale Disorder: Lessons from the
disturbances of August 2011. Londen: The Stationery Office Limited.
Van Hoek, et al. (2007), Wei Ji en de menselijke maat, Onderzoek Maatschappelijke Onrust.
Amsterdam: DSP-groep.
Janis, I. (1972). Victims of groupthink: a psychological study of foreign-policy decisions and fiascoes.
Oxford: Houghton Mifflin.
Janssen, J. (2011). Schering en inslag, enkele wenken voor politieambtenaren en andere
professionals voor opbouw en onderhoud van netwerken in de multi-etnische samenleving.
Den Haag: Boom Lemma.
Jeurissen en Vriesde. (2012). Co-creatie 2.0, Strategische kansen voor de innovatieve politiepraktijk.
Warnsveld: Politieacademie.
Jochoms, et al. (2011). Cahiers Politiestudies, Een rel als stress-test in positionering: de noodzaak van
blijvende verbinding voor de politie. Antwerpen, Apeldoorn, Portland: Maklu-Uitgevers.
Kokoreff, M. (2008). Sociologie de émeutes. Paris: essays Payot.
Kleinreesink, E. (2012). Officier in Afghanistan, achter de schermen van onze militaire missie.
Amsterdam: J.M. Meulenhoff.
Kleuver de, et al. (2008). Maatschappelijke onrust, analysemodel. Amsterdam: DSP-groep.
KLPD, dienst IPOL. (2010). Netwerken op stromen. Zoetermeer: dienst IPOL.
Leiden Van, Arts en Ferwerda. (2009). Rellen om te rellen, een studie naar grootschalige openbare-
ordeverstoringen en notoire ordeverstoorders. Amsterdam: Reed Business.
Ludwig, M. (2012). Prevention & Networks, a mode of operation in times of civil unrest. Amsterdam:
Politieregio Amsterdam-Amstelland.
Maslow, A. (1943). A Theory of Human Motivation. In: Psychological Review 50 , p. 370-396.
Metropolitan Police Service. (2012). 4 Days in August, Strategic Review into the Disorder of August
2011. Londen: Metropolitan Police Service.
Moran, M. (august 2011). Le Monde English edition.
Muller E.R. (red), et al.(2009). Crisis, Studies over crisis en crisisbeheersing. Deventer: Kluwer.
Nationale politie. (2011). Concept ontwerpplan Nationale Politie. Den Haag: Nationale politie.
Nationale politie. (2011, oktober 17). Ontwerpplan Nationale Politie. Ontwerpplan Nationale Politie.
Den Haag.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
56
Nationale politie. (2012). Concept inrichtingsplan Nationale Politie. Apeldoorn: Programma
Nationale Politie.
NIFV/Politieacademie (sd). Master of crisis and public order management MCPm. Opgeroepen op
september 29, 2012, van Master of Crisis and Public Order Management:
http://www.nifv.nl/web/show/id=154638
Open Society Foundations. (2011). Moslims in Antwerpen. New York: Open Society foundations.
Panel, Riot communities and victims (2012). 5 days in august, an interim report on the 2011 English
riots. Londen: Riots community and victims panel.
Projectgroep Organisatie Structuren (1977), Politie in verandering. Den Haag, Staatsuitgeverij
Projectgroep Visie op de Politiefunctie, Raad van hoofdcommissarissen (2005), Politie in ontwikkeling,
Visie op de politiefunctie. Den Haag, NPI.
Projectteam Regionaal Crisisplan. (2009). Referentiekader Regionaal Crisisplan 2009. Apeldoorn:
Drukmotief bv.
Publiekszaken, gemeente Den Haag. (2012). Aan de slag in Laak!, bestuurlijke samenvatting
stadsdeelplan 2012 - 2015. Den Haag: Gemeente Den Haag.
Scholtens, G. (2007). Uruzgan, Op zoek naar het recht. Soesterberg: Aspekt bv.
Schrover, M. (2011, augustus 13). De persgroep Nederland. Opgeroepen op september 29, 2012,
van Volkskrant.nl:
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3184/opinie/article/detail/2847303/2011/08/13/Zomerrel-uit-
verveling-heeft-lange-traditie.dhtml
Snel en Tops. (2011). Een wereld te winnen....., sociale media en de politie, een eerste verkenning.
Apeldoorn: Politieacademie.
Torre, van der en Stol. (2001), Waardevolle politieverhalen, Apeldoorn: NPA onderzoeksreeks (Reed
business information)
Tajfel & Turner. (1986). The social identity theory of inter-group behavior. In S. &. Worchel, Psychology
of Intergroup Relations. Chicago: Nelson-Hall.
TNO, De Vries et al. (2011). #SM @OOV?, visie op Socale Media in de Openbare Orde en Veiligheid.
Den Haag: TNO.
Van den Brink, G. e. (2010). Rellen in Ondiep, ontstaan en afhandeling van grootschalige
ordeverstoring in een Utrechtse achterstandswijk. Apeldoorn: Politie & Wetenschap.
Van den Hof, R. (2011). Society 3.0, A Smart, Simple, Sustainable & Sharing Society. Utrecht: Diverse
uitgevers .
van der Woerdt, J. (2004). Wederopbouw en de grenzen van CIMIC, een discussiestuk. Carré, 32-33.
van Duin, M. (2011). Veerkrachtige crisisbeheersing, nuchter over het bijzondere. Apeldoorn:
Politieacademie en Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV).
Masterthesis MCPm2, André Melsen
57
Van Ginneken, J. (2012). Het enthousiasmevirus, Hoe gevoelens zich explosief verspreiden nu
iedereen online is. Amsterdam: Business Contact.
Vasterman, P. (2012). Sociale onrust en sociale media. Magazine nationale veiligheid en
crisisbeheersing, 12-13.
Veiligheid, A. V. (2012). Relminuten bij het Maasgebouw, Een onderzoek naar aanleiding van
ongeregeldheden bij het Maasgebouw op 17 september 2011. Den Haag: Auditteam
Voetbal en Veiligheid.
Veltman, L. (2011). Twitterende wijkagenten en de beleving van burgers, een onderzoek naar de
effecten van een twitterende wijkagent. Enschede: Universiteit Twente.
Verheij, L. (2012, oktober 20). De wereld verandert en wij kunnen niet stilstaan. (W. Thijssen,
Interviewer)
Vries, A. d. (2012, oktober 16). De mogelijkheden van sociale media irt maatschappelijke onrust. (A.
Melsen, Interviewer)
Waddington en Critcher (1989). Flashpoints: Studies in public disorder. Londen: Routledgde.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
58
Bijlage 2: Respondentenlijst
In verband met de gewenste anonimiteit van een aantal respondenten is, daar waar dit van
toepassing is, volstaan met de vermelding van functie en organisatie.
Casus Antwerpen
Diverse strategisch en tactisch leidinggevenden van onder meer de dienst Openbare orde en
afdeling Diversiteit.
Diverse politieambtenaren die op operationeel niveau direct betrokken waren bij het incident in de
wijk Borgerhout.
David Michiels, Buurtregisseur Stad Antwerpen
Griet van Baarle, RISO samenwerkingsopbouw Antwerpen
35 welwillende burgers uit de wijk Borgerhout, Antwerpen.
Casus Haaglanden
Diverse strategisch en tactisch leidinggevenden van onder meer het wijkteam Laak en de
korpsleiding.
Diverse politieambtenaren die op operationeel niveau direct betrokken waren bij de openbare
orde-regelingen rondom het Jonckbloetplein
Edwin Berg, gemeente Den Haag
35 welwillende burgers woonachtig omgeving Jonckbloetplein
Politie Rotterdam-Rijnmond
Diverse strategisch en tactisch leidinggevenden en enkele wijkagenten betrokken bij het SGBO
Alertheid. Dit SGBO werd ingesteld naar aanleiding van de London-riots in augustus 2012.
CIMIC Defensie
Diverse medewerkers van Defensie die op uitzending zijn geweest in Uruzgan.
Algemeen
Drs. E. Jeurissen, regiopolitie Brabant Zuid-Oost
Dhr. A. Marcouch, 2e kamerlid PvdA
Erica de Jong, beleidsmedewerker ministerie van BZK
Jan Swaan, politie Amsterdam-Amstelland
Merel Ludwig, politie Amsterdam-Amstelland
Herman van Haarlem, politie Gelderland-Midden
Arnoud de Vries MSc, onderzoeker TNO social media
Herman van Heijum, politieacademie
F.F.J. van Gelder, politie Gelderland-Zuid
Dirk Klein, gemeente Barneveld
Masterthesis MCPm2, André Melsen
59
Bijlage 3: Begrippenlijst
In deze thesis komen een aantal begrippen voor die wellicht nadere toelichting behoeven of
waarvan het voor de lezer belangrijk is om te weten in welke betekenis deze begrippen zijn gebruikt.
Community policing: politiezorg die is gericht op het integreren in de maatschappij. De
Nederlandse benaming is ook wel: gebiedsgebonden politiezorg.
Crisis: een acute noodsituatie die het functioneren van een stelsel of samenleving ernstig
verstoort of kan verstoren.
Of specifieker: een situatie waarin de openbare veiligheid wordt bedreigd doordat
een vitaal belang wordt aangetast. Het meervoud van crisis is crises.
Escalatie en de-escalatie: onder het escaleren wordt het uit de hand lopen van het
incident of de incidenten verstaan. Escalatie is het groter worden van de onrust en
de-escalatie het kleiner worden van de onrust, zowel subjectief als objectief.
Daarmee wordt bijvoorbeeld bedoeld dat een relatief onschuldige aanleiding een
groot gevoel van onrust kan opwekken in de samenleving.
Fysieke crisis: crisis of ramp met een fysieke oorzaak, waarbij een vitaal belang wordt
aangetast. Voorbeelden zijn overstromingen of grote branden. Fysieke crises kunnen
samenvallen met sociale crises.
Grootschalige ordeverstoringen: op grote schaal vinden verstoringen van het ordelijke
verloop van het gemeenschapsleven in de publieke ruimte plaats, waarbij een direct
(dreigend) gevaar bestaat voor anderen of de rechten van anderen direct of dreigen te
worden aangetast. Voorbeelden van grootschalige ordeverstoringen: Bij grootschalige
ordeverstoringen kunt u denken aan: Rellen bij demonstraties of publieke manifestaties,
groepsgeweld tijdens sportwedstrijden, grote vechtpartijen of buurtrellen.
Keyplayer: mensen die bekend zijn binnen hun doelgroep en een brugfunctie kunnen
hebben tussen hun achterban en actoren uit de veiligheidszorg. In de praktijk worden deze
sleutelfiguren vaak gerespecteerd in hun gemeenschap of organisatie.
Lokaal, regionaal en nationaal niveau: lokaal is het niveau van de gemeente,
regionaal is het niveau van de veiligheidsregio (niet van de provincie) en nationaal is
het niveau van de Rijksoverheid.
Maatschappelijke onrust: het verschijnsel waarbij één of enkele incidenten plaatsvinden, die
vervolgens – mede ten gevolge van structurele kenmerken van sociale, fysieke,
economische en/of demografische aard – leiden tot een groter aantal en/of ernstiger
incidenten, die op hun beurt leiden tot subjectieve en/of objectieve problemen op het
gebied van openbare orde en veiligheid (Wei Ji en de menselijke maat, onderzoek
maatschappelijke onrust, 2007, p. 13).
Maatschappelijk middenveld: een mozaïek aan maatschappelijke organisaties als scholen,
diverse verenigingen, jongerenwerkers en overige actoren (Helsloot, 2012, p. 51).
Netwerken (werkwoord): het opbouwen en onderhouden van relaties met individuen en/of
organisaties door een professional uit de veiligheidszorg.
Netwerk (zelfstandig naamwoord): een verzameling mensen die vanwege persoonlijke of
organisatiebelangen met elkaar verbonden zijn. De leden van het netwerk hebben vaak
gedeelde waarden en/of belangen.
Openbare orde: Openbare orde wordt in de rechtspraak omschreven als: "de normale gang
van het maatschappelijke leven op een bepaalde plaats en onder de gegeven
Masterthesis MCPm2, André Melsen
60
omstandigheden"19 In een arrest van 30 januari 2007 stelde de Hoge Raad dat openbare
orde betrekking heeft op 'de normale gang van zaken in of aan de betreffende openbare
ruimte'20
Ordeverstoring: Verstoring van het ordelijke verloop van het gemeenschapsleven in de
publieke ruimte, waarbij een direct (dreigend) gevaar bestaat voor anderen of de rechten
van anderen direct of dreigen te worden aangetast" (Elzinga, 2004). Die verstoringen kunnen
in omvang en ernst variëren. Zo onderscheidt Adang (Adang, 2009) kleinschalige openbare
ordeverstoringen; daarvan is sprake wanneer enkele personen zich (als groepje) richten
tegen het bevoegd gezag. Grootschalige openbare ordeverstoringen zijn soortgelijke
gebeurtenissen alleen richten zich in dat geval grote groepen personen zich tegen het
bevoegd gezag.
Public order management: Het geheel van maatregelen genomen in het kader van
crowdmanagement, crowdcontrol en riotcontrol.
Resilience (veerkracht): het vermogen om ook onder of na moeilijke omstandigheden goed
te functioneren of zelfs te groeien.
Sleutelfiguur: mensen die bekend zijn binnen hun doelgroep en een brugfunctie kunnen
hebben tussen hun achterban en actoren uit de veiligheidszorg. In de praktijk worden deze
sleutelfiguren vaak gerespecteerd in hun gemeenschap of organisatie.
Sociale crisis: een crisis met een maatschappelijke voedingsbodem (het onderliggend
probleem), zoals sociale tegenstellingen en interetnische conflicten, die grote onrust
in de samenleving als gevolg heeft. Vloeit voort uit maatschappelijke onrust.
Sociaal kapitaal: hulpbron waarover een gemeenschap beschikt, waardoor burgers met
elkaar verbonden worden en in staat worden gesteld hun gemeenschappelijke
doelstellingen te realiseren; hiertoe behoren sociale netwerken, normen, waarden en
vertrouwen.
Sociale media: (de Engelse term social media is ook in het Nederlands gangbaar) is een
verzamelbegrip voor online platformen waar de gebruikers, zonder of met minimale
tussenkomst van een professionele redactie, de inhoud verzorgen. Hoofdkenmerken zijn
interactie en dialoog tussen de gebruikers onderling.
Veerkracht (resilience): het vermogen om ook onder of na moeilijke omstandigheden goed
te functioneren of zelfs te groeien.
Wijk- en buurtniveau: dit beperkt zich tot geografisch afgebakende woonwijken of
woongemeenschappen waarvan de bewoners zich vanuit bijvoorbeeld etnische, sociale of
culturele beweegredenen als één wijk zien.
19HR 29 november 1966, NJ 1976, 58. 20HR 30 januari 2007, nr. 00233/06, r.o. 3.4.1, AB 2007, 131 mt. nt. Brouwer en Schilder. Zie voorts E.R.
Muller, L.J.J. Rogier, H.R.B.M. Kummeling e.a., Bestuur, recht en veiligheid: bestuursrechtelijke
bevoegdheden voor openbare ordehandhaving enterrorismebestrijding, 2007, p. 16.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
61
Bijlage 4: CIMIC
(CIVIL-Military Cooperation) staat voor civiel-militaire samenwerking.
De doelstellingen van CIMIC zijn:
Civiel-militaire samenwerking ondersteunt het vredesproces en de veiligheid (force protection).
CIMIC-activiteiten kunnen een stabiliserende werking hebben, waardoor de kansen op het
succesvol verloop van het vredesproces groter zullen worden. Daarnaast biedt CIMIC steun aan de
bevolking in het kader van force acceptance en geeft het een signaal af van de internationale
gemeenschap, dat de (vredes-)operatie voorwaardenscheppend is voor het proces van
wederopbouw. Tussen force protection en force acceptance bestaat uiteraard een relatie.
Tenslotte draagt CIMIC - op beperkte schaal - bij aan het daadwerkelijk herstel van de infrastructuur
in het voormalig conflictgebied. De tijdelijke vervulling van bestuurs- en politietaken kan, afhankelijk
van de omstandigheden, eveneens tot de CIMIC-activiteiten behoren. CIMIC is geen
wederopbouw. De projecten dienen ter ondersteuning van de militaire missie en kunnen in het
algemeen betiteld worden als kleinschalige “hearts and minds” activiteiten. Ook zullen militairen
geen activiteiten ontplooien die door civiele instanties kunnen worden uitgevoerd (van der Woerdt,
2004)
Nederlandse militairen paste tijdens hun missie in Afghanistan21 het zogenoemde 3D-concept toe.
Dit staat voor Development, Diplomacy en Defence (ontwikkeling, diplomatie en defensie). Met
name de eerste twee D's van dit concept vertonen raakvlakken met het wijk- en buurtgericht
werken en het aangaan van netwerkrelaties zoals dit in deze thesis is bedoeld.
Het doel was meer samenhang binnen het Afghaanse bestuur te creëren en de ontplooiing van
duurzame ontwikkelingsprojecten mogelijk te maken en te zorgen voor meer veiligheid. Dit proces
vereiste een gestructureerde aanpak. Eerst werden kleine projecten ontplooid om het gebied en de
bevolking klaar te maken voor grootschalige ontwikkeling. Vervolgfasen op het gebied van bestuur,
veiligheid en ontwikkeling moesten leiden tot structurele verbeteringen in de provincie Uruzgan.
Deze provincie stond voor de missie bekend als een gevaarlijk gebied, waarin allerlei stammen al
ruim 31 jaar met elkaar op voet van oorlog leefden.
Het bereiken van de veiligheidsdoelstelling van de Nederlands/Austalische missie werd ondermeer
mogelijk gemaakt door het verbeteren van de verstandhouding tussen de “locals” en de militairen
die in dit gebied werkzaam waren.
Voorafgaande aan de komst van de Nederlands/Australische missie waren in hetzelfde gebied
Amerikaanse militairen actief geweest. Deze hebben toen met veel weerstand en tegen hen
gerichte aanslagen te maken gehad.
21
De Nederlandse operatie Task Force Uruzgan (TFU) maakte deel uit van een tevens civiel
ondersteunde internationale troepenmacht ISAF in Afghanistan. De Tweede Kamer heeft in februari
2006 ingestemd met de uitzending van ongeveer 1.400 Nederlandse militairen naar het zuiden van
Afghanistan naar de provincie Uruzgan. Zij zouden zich in beginsel twee jaar lang bezighouden met
het bevorderen van stabiliteit en veiligheid in de provincie. Deze periode is uiteindelijk verlengd tot
augustus 2010.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
62
(Gesprek tussen Nederlandse militair en local tribal leaders in Afghanistan, foto gebruikt met
toestemming van respondent)
Een lastig en gevaarlijk operatiegebied was de Mirabadvallei. Dit is een 20 kilometer lange vallei in
Uruzgan, die toen al meer dan zeven jaar werd beheersd door de Taliban. De vallei was het toneel
van soms felle gevechten met Afghaanse, Amerikaanse, Australische en Nederlandse militairen. Er
moest regelmatig luchtsteun worden verleend. In deze vallei leven meerdere stammen die al meer
dan 31 jaar gewapende conflicten met elkaar hadden. De gevaarszetting voor de internationale
troepenmacht had voor een belangrijk deel te maken met de invloed die de Taliban kon
uitoefenen op de lokale bevolking. Hierdoor kon de Taliban bijvoorbeeld haar antiwesterse
propaganda relatief ongestoord doorgang laten vinden. Onder de inheemse bevolking was
aanvankelijk weinig sympathie voor de buitenlandse en Afghaanse militairen die gezamenlijk in dit
gebied patrouilleerden. De kans om in dit gebied door een zelfgemaakt geïmproviseerd explosief of
ander soort aanslag te worden getroffen was hoog. Dankzij het investeren in relaties met de lokale
bevolking kon langzaam worden gewerkt aan een andere grondhouding jegens buitenlandse
militairen. Dit heeft ondermeer geresulteerd in een aantoonbare afname van het aantal aanslagen
op buitenlandse militairen tijdens deze missie. Er zijn, gelet op het risicoprofiel, relatief weinig
gewonden en doden te betreuren onder de Nederlandse militairen die deelnamen aan Taskforce
Uruzgan.
Nadat de Nederlandse militairen eind 2010 definitief uit dit gebied vertrokken en hun taken werden
overgenomen door Amerikaanse troepen, nam het aantal aanslagen meteen fors toe. Eén van de
denkbare redenen hiervoor is het feit dat, dankzij de inspanningen van Nederlandse militairen om
relaties aan te gaan met de lokale bevolking, er sprake was van een positieve grondhouding ten
opzichte van de Nederlanders22. Dankzij de inspanningen van Nederlandse militairen had men de
beschikking over een netwerk van “keyplayers”. Vaak waren dit dorpsoudsten of geestelijken, maar
altijd mensen met een vooraanstaande positie in deze gemeenschappen. Dankzij uitgebreid
intelligencewerk en laagdrempelige contacten had men deze sleutelfiguren kunnen identificeren
en werd uiteindelijk een veel betere verstandhouding tussen de lokale bevolking en de buitenlandse
22 Voor het maken van deze gevolgtrekkingen kon ik mij niet baseren op officiële cijfers van het
Nederlandse Ministerie van Defensie en het United States Department of Defense. Deze zijn daarom
gebaseerd op meerdere interviews met militairen die tijdens deze missie in dit gebied werkzaam zijn
geweest en op de boeken Taskforce Uruzgan van Noël van Bemmel (2010), Officier In Afghanistan
van Esmeralda Kleinreesink (2012)en Tasforce Uruzgan, op zoek naar het recht van Gijs Scholtens
(2007).
Masterthesis MCPm2, André Melsen
63
en Afghaanse troepenmacht gerealiseerd. Kennis van de cultuur en het geloof, het geven van
vertrouwen en het bieden van respect waren hierbij onontbeerlijk.
Naar aanleiding van meerdere interviews met militairen die hier op uitzending zijn geweest werd
duidelijk dat twee belangrijke pijlers onder deze succesvolle strategie van netwerken lag in het goed
organiseren en analyseren van je informatiestromen. Hierdoor kon men gericht op zoek gaan naar
en in gesprek raken met de relevante sleutelfiguren. De tweede pijler was onmisbaar voor de
netwerkbenadering en betrof het “hardere component” van de gekozen strategie. Al heel snel
werd besloten dat de invloed van de Taliban zo veel mogelijk moest worden geminimaliseerd.
Daarom koos men voor de strategie, dat men eerst in bepaalde dorpjes of nederzettingen aan
imagoverbetering ging werken. Hierdoor kon men relaties aangaan met de lokale bevolking.
Tegelijkertijd zorgden onder andere militairen van het KCT23 ervoor dat er van buitenaf geen (of
minder) vijandige activiteiten vanuit de Taliban richting de dorpen werden ondernomen.
Eén van de ondervraagden gaf tijdens een interview op de vraag of netwerken in dergelijke
situaties ook zonder harde interventiemogelijkheden kon het volgende antwoord: “Nee, dat lukte
ons niet. Wij werden ondersteunt door bijvoorbeeld het KCT die veilige werkomgevingen creëerden.
Netwerken is echt niet soft, maar kan enorm krachtig zijn en veel geweld voorkomen. Als je geen
mogelijkheden hebt om op de momenten die er toe doen door te kunnen pakken wordt je minder
geloofwaardig.”
Men noemt dit bij defensie de “inktvlek-methodiek”. Vanuit een klein gebied, langzaam je invloed
verder uitbreiden en tegelijkertijd voorkomen dat verstorende elementen je inspanningen teniet
doen.
23 Het Nederlandse Korps Commandotroepen (KCT) is de Special Forces-eenheid van het
Commando Landstrijdkrachten CLAS. Een kenmerk hiervan is het langdurig en zonder enige vorm
van operationele en logistieke ondersteuning geheel onafhankelijk en zelfstandig kunnen opereren.
Ze kunnen onder alle mogelijk denkbare weersomstandigheden worden ingezet. Als zodanig zijn zij
bij uitstek geschikt voor uitvoering van ondersteunende special operations bij crisisbeheersing en
verdedigingstaken.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
64
Bijlage 5: Passantenonderzoek Jonckbloetplein
Op vrijdag 26 oktober, tussen 10.00 uur en 16.00 uur en maandag 5 november 2012, tussen 12.00 en
16.30 uur, heb ik in de wijk Laak een passantenonderzoek gehouden ten behoeve van deze thesis.
Het onderzoek werd uitgevoerd met gebruikmaking van een vragenlijst die de structuur van de
gesprekken vormde. In totaal werden 35 personen geïnterviewd. Al deze respondenten wonen of
woonden in het recente verleden in deze wijk.
Het onderzoek werd uitgevoerd op straat, op ontmoetingsplekken voor jeugd, in eetgelegenheden
en in één geval bij iemand thuis. De respondenten waren zowel van allochtone als autochtone
afkomst. Ook is er bewust voor gekozen om mensen van verschillende leeftijden te interviewen. Uit
het vooronderzoek was namelijk gebleken dat tijdens voorgaande ordeverstoringen op het
Jonckbloetplein zowel allochtone als autochtone personen betrokken zijn geweest en dat er niet
sprake was van alleen jeugdige of oudere personen. Ook qua leeftijd was er onder de relschoppers
een gevarieerd beeld.
In deze bijlage zijn een aantal tabellen verwerkt. De eerste tabel is een tabel waarin een korte
omschrijving van de respondenten wordt gegeven. De respondenten is vooraf kenbaar gemaakt
dat de resultaten van de interviews geanonimiseerd zouden worden verwerkt.
Tabel 1: respondenten
Respondent 1 Man, 60 jaar, ondernemer, geen GSM, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent 2 Vrouw, 76 jaar, AOW, geen GSM, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent 3 Man, 53 jaar, werkeloos, gebruikt GSM, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent 4 Man, 51 jaar, ondernemer, gebruikt Smart Phone, was niet aanwezig
Jonckbloetplein
Respondent 5 Vrouw, 44 jaar, werkeloos, gebruikt GSM, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent 6 Man, 46 jaar, werkt, gebruikt GSM, was niet aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent 7 Man, 34 jaar, werkeloos, gebruikt Smart Phone, was niet aanwezig op
Jonckbloetplein
Respondent 8 Man, 42 jaar, werkeloos, geen GSM, was niet aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent 9 Vrouw, 41 jaar, werkeloos, geen GSM, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
10
Vrouw, 11 jaar, scholier, gebruikt GSM, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
11
Man, 23 jaar, werkt, gebruikt Smart Phone, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
12
Man, 19 jaar, scholier, gebruikt Smart Phone, was aanwezig op Jonckbloetplein
Masterthesis MCPm2, André Melsen
65
Respondent
13
Man, 20 jaar, werkt, gebruikt Smart Phone, was niet aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
14
Man, 19 jaar, werkeloos, gebruikt Smart Phone, was niet aanwezig op
Jonckbloetplein
Respondent
15
Vrouw, 17 jaar, scholier, gebruikt Smart Phone, was niet aanwezig op
Jonckbloetplein
Respondent
16
Man, 46 jaar, werkeloos, geen GSM, was niet aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
17
Man, 37 jaar, werkt, gebruikt GSM, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
18
Man, 44 jaar, ondernemer, gebruikt Smart Phone, was aanwezig op
Jonckbloetplein
Respondent
19
Vrouw, 16 jaar, scholier, gebruikt Smart Phone, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
20
Vrouw, 15 jaar, scholier, gebruikt GSM, was niet aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
21
Vrouw, 15 jaar, scholier, gebruikt Smart Phone, was niet aanwezig op
Jonckbloetplein
Respondent
22
Man, 28 jaar, werkt, gebruikt Smart Phone, was niet aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
23
Man, 25 jaar, werkt, gebruikt Smart Phone, was niet aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
24
Man, 36 jaar, werkt, gebruikt GSM, was niet aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
25
Man, 39 jaar, werkeloos, geen GSM, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
26
Man, 16 jaar, scholier, gebruikt Smart Phone, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
27
Man, 15 jaar, scholier, gebruikt Smart Phone, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
28
Man, 16 jaar, scholier, gebruikt Smart Phone, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
29
Man, 17 jaar, scholier, gebruikt Smart Phone, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
30
Vrouw, 26 jaar, huisvrouw, geen GSM, was niet aanwezig op Jonckbloetplein
Masterthesis MCPm2, André Melsen
66
Respondent
31
Vrouw, 24 jaar, werkt, gebruikt GSM, was niet aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
32
Man, 14 jaar, scholier, gebruikt GSM, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
33
Man, 45 jaar, werkeloos, gebruikt GSM, was aanwezig op Jonckbloetplein
Respondent
34
Vrouw, 18 jaar, scholier, gebruikt Smart Phone, was niet aanwezig op
Jonckbloetplein
Respondent
35
Man, 62 jaar, werkt, gebruikt Smart Phone, was aanwezig op Jonckbloetplein
17 van de geïnterviewde personen waren aanwezig tijdens één of meerdere inzetten na
afloop van een wedstrijd van het Nederlands elftal tijdens het EK 2012.
Tabel 2 t/m 8: vraag en antwoorden van burgers
De hierop volgende tabellen zijn de antwoorden die werden gegeven op de gestelde
interviewvragen.
Vraag 1: Bent u na de wedstrijden van het Nederlands Elftal de straat opgegaan en gaan kijken op
het Jonckbloetplein? Heeft u toen berichten verspreid of gebeld met vrienden over de
gebeurtenissen?
1. Ik ben heel vaak op het Jonckbloetplein. Mijn bedrijf is daar gevestigd. Ik was tijdens alle
wedstrijden van het NL-elftal in mijn zaak. Ik heb niet gebeld met vrienden en ook geen
berichten verstuurd.
2. Ik was ook op het plein. Ik heb de wedstrijden hier gezellig met andere mensen uit de wijk
bekeken. Ik heb geen GSM.
3. Ik ben hier samen met mijn oude moedertje komen kijken. Ik heb samen met haar en andere
bekenden van mij hier naar de wedstrijden zitten kijken. Die waren trouwens niet om aan te
zien.
4. Ik was niet aanwezig. Ik was thuis voor de buis.
5. Ik ga altijd de wedstrijden hier gezellig samen met anderen kijken. Ik heb geen berichten
verstuurd of zo.
6. Nee, ik heb de wedstrijden thuis gekeken.
7. Ik ben niet naar het plein gegaan. Ik heb thuis gekeken.
8. Ik ben niet naar hier toe gekomen. Ik heb meestal bij vrienden gekeken.
9. Ik ben hier met vrienden gaan kijken.
10. Ik ben samen met mijn dochtertje gaan kijken. Meestal is er wel wat te beleven namelijk.
11. Ja, ik ben na de eerste wedstrijd gaan kijken of er nog wat te beleven was.
12. Ik ben samen met vrienden gaan kijken. Ik heb ook een berichtje verstuurd via What’s App.
13. Ik ben niet gaan kijken. Ik heb geen zin in ellende.
14. Ik ben niet gaan kijken. Ik ben thuis gebleven. Via twitter heb ik wel gevolgd wat er allemaal
gebeurde. Ik heb onder andere de twitterberichten van de politie gevolgd.
15. Ik houd niet van voetbal en zeker niet van rellen. Daarom ben ik niet gaan kijken.
16. Ik ben thuis gebleven. De politie had duidelijk aangegeven dat ze niets zouden tolereren.
17. Ik heb hier samen met een paar vrienden op een tv-scherm naar de wedstrijd gekeken.
18. Ik ben vlak na het einde van de eerste wedstrijd ff snel gaan kijken. De politie was de baas,
dus eigenlijk gebeurde er niets.
19. Ik ben samen met mijn vriendje gaan kijken op het plein. We waren benieuwd of er iets zou
Masterthesis MCPm2, André Melsen
67
gebeuren. Ik heb zelf geen berichten verstuurd via sociale media, maar ik heb wel gekeken.
Zo heb ik het account van de politie gevolgd.
20. Ik mocht niet gaan kijken van mijn ouders. Ze hadden gehoord dat de politie geen
problemen zou toestaan en heel streng zouden zijn.
21. Ik ben niet gaan kijken. Ik was thuis bij mijn familie.
22. Ik ben niet gaan kijken deze keer. Teveel ellende altijd. De politie had gevraagd of we niet
wilden komen.
23. Ik ben niet gaan kijken. Ik was door alle publiciteit wel benieuwd of er iets zou gaan
gebeuren, daarom keek ik regelmatig op bepaalde zoektermen en op het twitteraccount
van de politie.
24. Nee, ik ben daar deze keer niet naar toe gegaan.
25. Ja, ik ben tegen het einde van de 1e en 2e wedstrijd gaan kijken. Ik heb mijn Smart Phone
niet gebruikt.
26. Ik was wel aanwezig. Ik ben bij de eerste 2 wedstrijden gaan kijken. Ik heb daar ook met mijn
vrienden contact gehad via twitter en ping. Ik heb een bericht gestuurd dat er niets
gebeurde omdat er veel politie was. Ook heb ik het twitteraccount van de politie gevolgd.
27. Ja, natuurlijk ben ik samen met een paar vrienden gaan kijken. Ik heb wel gesprekken
gevoerd per telefoon en ook een paar berichten verstuurd. Ik heb het twitteraccount van de
politie niet bekeken. Sommige matties24 van mij deden dat al en dan hoorde ik via hen wel
weer of de politie iets bijzonders te melden had.
28. Ik ben samen met wat vrienden gaan kijken. Ik ben alleen de eerste wedstrijd daar naar toe
gegaan. Er was niets aan omdat er geen relletjes uitbraken. Ik heb wat tweets gemaakt en
heb ook gekeken naar berichten van de politie. Sommige van die berichten heb ik weer
doorgetwitterd.
29. Ik ben daar twee keer gaan kijken. Ik heb wat rondgehangen op en in de omgeving van het
pleintje daar. Ik heb geen berichten verstuurd, maar wel gekeken wat de politie via twitter
allemaal vertelde. Dat vind ik in dit soort situaties altijd wel interessant.
30. Ik ben niet gaan kijken. Ik ben thuisgebleven.
31. Ik werk in de binnenstad in de horeca. Ik kon daar toen dus niet gaan kijken. Had ik anders
toch ook niet gedaan.
32. Ja ik ben zeker gaan kijken. Ik ben alle wedstrijden daar naar toe gegaan. Ik vind het daar
altijd wel spannend. Nu viel het eigenlijk iedere keer wel tegen.
33. Ik ben in dat koffietentje de wedstrijd gaan kijken. Ik heb een sms’je verstuurd dat er veel
politie was.
34. Ik ben niet gaan kijken. Ik heb wel gekeken naar de twitteraccount van de politie. Ze
gebruikten een duidelijke hashtag dus dat was makkelijk zoeken.
35. Ik woon bijna op het Jonckbloetplein. Ik was erg benieuwd hoe de politie zou op gaan
treden, dus ik ben wel eventjes gaan kijken. Ik heb geen berichten verzonden.
5 geïnterviewden hebben via een GSM of Smart Phone gebeld of berichten verstuurd.
7 geïnterviewden hebben via een GSM of Smart Phone gekeken of er berichten werden
verspreid over de gebeurtenissen. Hierbij was het twitteraccount een berichtenportaal dat
gebruikt werd.
Vraag 2: Heeft u tijdens of vlak na dit incident contact gehad met politiemensen? Heeft u wel of
geen politie gezien?
1. Zeker. Ik heb een prima contact met mijn wijkagent. Voorafgaand, tijdens en na de
wedstrijddagen heb ik goed contact gehad met mijn wijkagent. Deze spreek ik regelmatig
en we hebben ook samen nagedacht om de overlast op een zo slimme en gunstige manier
aan te pakken.
24 Matties betekent: vrienden.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
68
2. Zeker, wij kennen die man hier allemaal. Het is een toffe peer en hij probeert ons altijd te
helpen waar hij dit kan.
3. Wij kennen Bob allemaal. Hij is onze wijkagent en komt hier regelmatig een bakkie doen. Dat
is prima. Ook tijdens de wedstrijden heb ik hem en een boel Me’ers gezien. Die ME’ers vond
ik trouwens maar niks want toen ik samen met mijn moedertje van 80 wegliep, kregen we
harde duwen van die gasten. Vind ik niet echt stoer.
4. N.v.t.
5. Ja ik heb veel wouten25 gezien. Ook Bob de wijkagent was aanwezig en dat is prima!
6. N.v.t.
7. N.v.t.
8. N.v.t.
9. Ja, ik heb zeker veel politie gezien. Ik heb nog met sommige agenten een praatje
gehouden. Voor het einde van de wedstrijd vond ik die gasten best aardig. Daarna werden
sommige agenten wel wat zenuwachtig en ook onaardiger.
10. Ik heb geen contact gehad met politieagenten, ik heb ze wel gezien. Ook onze wijkagent
heb ik gezien.
11. Ik heb heel veel politie gezien. Ik heb één van die agenten nog een hand gegeven. Dat
vond ik heel aardig van hem. Ik wil later zelf ook politieagent worden.
12. Ja, toen we naar het Plein liepen werd ik aangesproken door een politieman. Ik dacht dat
dit onze wijkagent was. Ik weet dit niet helemaal meer zeker, maar ik weet wel zeker dat ik
onze wijkagent heb gezien. Ik weet ook zeker dat hij mij heeft gezien.
13. N.v.t.
14. N.v.t.
15. N.v.t.
16. N.v.t.
17. Ja, ik heb de politie gezien. Ik heb nog met de wijkagent gesproken. Hij was met een aantal
collega’s aanwezig. Ook waren er veel ME’ers. Ook heb ik bijvoorbeeld de Marokkaanse
buurtvaders gezien. Die ken ik best wel goed. Ik vind het slim dat ook die mensen er waren.
Ze kunnen sommige jongens toch kalmeren.
18. Toen ik vlak voor het einde van de wedstrijd naar het Jonckbloetplein ging zag ik veel politie.
Eén van de agenten sprak mij aan en zei dat ik geen domme dingen moest gaan doen. Dat
snapte ik zelf ook wel, want voor het EK had de politie al veel contact gezocht en dingen
uitgelegd over dingen die wel of niet mochten. Bovendien was er veel Me op de been, dus
was de politie sterk.
19. Ik ben samen met mijn vriendje naar het plein gelopen. Onderweg heb ik veel politie gezien.
Ook de wijkagent liep rond. Ik vind hem best wel oké. Soms komt hij een praatje maken als
we op straat staan te chillen. Dat is best leuk.
20. N.v.t.
21. N.v.t.
22. N.v.t.
23. N.v.t.
24. N.v.t.
25. Ja, ik heb een aantal bekende politiemensen gezien. Er zijn veel agenten die ik ken. Ook de
wijkagent Bob heb ik gezien. Ook zag ik veel ME. Ik heb niet met de politie gesproken.
26. Ja, ik heb met de politie gesproken. Ik werd aangesproken door de wijkagent. Hij kent mij
omdat ik hem wel eens tegenkom op hangplekken. Hij maakt dan vaak een praatje met
ons. Soms is het wel een klootzak, maar meestal is hij wel cool
27. Ja, ik heb een aantal bekende politiemannen gezien. Ik heb niet met ze gesproken.
28. Ik heb gesproken met iemand van het wijkteam. Die kende mij van naam. Ik weet alleen niet
waarvan. Ik vond het wel raar dat ze mij kenden.
29. Ik heb veel politie gezien. Ik heb niet met ze gesproken.
30. N.v.t.
31. N.v.t.
25
“wout” is straattaal. Het woord wordt vaak gebruikt voor politieagenten
Masterthesis MCPm2, André Melsen
69
32. Ik werd in de buurt van het plein aangesproken door een politieman die zei dat ik geen
gekke dingen moest doen. Dat vond ik stom. Slaat echt nergens op.
33. Ik heb een praatje gemaakt met Bob de wijkagent. Dit was volgens mij tijdens de eerste of
tweede wedstrijd.
34. N.v.t.
35. Ik heb veel persoonlijk contact gehad met iemand van de politie. Ik heb ze ook heel veel
gezien. Ik ben nogal actief in deze buurt en daarom ken ik de wijkagent persoonlijk. Ik help
hem wel eens en hij helpt mij ook. Dat is prima. Ik vind de politie goed bezig in de wijk. Ook
de gemeente doet goed haar best. Vlak voor de eerste wedstrijd is zelfs de burgemeester
nog bij mij thuis geweest en hebben we goede afspraken kunnen maken.
Alle 17 geïnterviewden die aanwezig waren geweest hebben de politie gezien tijdens of na
de wedstrijden van het Nederlands elftal.
12 geïnterviewden hadden direct persoonlijk contact gehad met één of meerdere
politiemensen.
Vraag 3: In het verleden zijn er op het Jonckbloetplein vaak relletjes uitgebroken na wedstrijden van
het NL elftal. Waarom zijn er volgens u nu geen relletjes ontstaan?
1. Er zijn vooraf heel duidelijke regels afgesproken. De politie was nu ook beter voorbereid
tijdens de wedstrijddagen. Ook denk ik dat de mensen die geen problemen willen, nu niet
onnodig bleven hangen na de wedstrijden. Dat vroeger wel zo. Toen kwamen er hele
volksstammen op het plein af om naar de rellen te komen kijken. Nu was het heel duidelijk
dat dit niet zou gaan gebeuren. De politie en de gemeente heeft afspraken gemaakt met
de bevolking en dat heeft geholpen.
2. Ik denk dat de meeste relschoppers vooraf wel wisten dat de politie nu veel strenger zou zijn.
Al vooraf is op allerlei manier verteld wat wel en niet mocht. Eigenlijk had je hier niets te
zoeken als je ellende wilde gaan uithalen. Ook heeft de wijkagent heel veel mensen al
vooraf aangesproken en uitgelegd wat de bedoeling was. Dat was echt heel duidelijk en
goed.
3. Iedereen wist al van te voren waar ze aan toe waren. Ook heeft de politie deze keer ons
mee laten denken over sommige dingen. Die burgemeester van ons is zelfs nog in de wijk
geweest voor het toernooi. Dat vind ik echt super. Dan heb je echt het idee dat iedereen
problemen wil voorkomen.
4. Volgens mij was de politie deze keer veel duidelijker. Je mocht hier naar toe komen, maar er
zou geen feest worden gevierd. Mensen die rotzooi wilde komen trappen waren niet
welkom. Dat hebben ze op allerlei manieren duidelijk gemaakt. Gelukkig waren ze ook met
voldoende mensen en ME om als het dan toch fout zou gaan, stevig in te kunnen grijpen.
5. De politie was nu heel erg aanwezig en zocht ook contact met mensen. Sommige mensen
werden onderweg naar het plein al naar de naam gevraagd enzo. Dan haal je het wel uit je
hoofd om domme dingen te gaan doen.
6. Ik denk toch dat dit komt doordat de politie vooraf heel duidelijk is geweest en ook op
allerlei manier heeft verteld wat wel en niet mocht. Ze waren ook vastbesloten om deze keer
geen rellen te laten gebeuren.
7. Iedereen kent iedereen hier. Ook de politie kent veel mensen. Samen met bijvoorbeeld de
Marokkaanse buurtvaders hebben ze ook sommige ratjes aangesproken en dat helpt
natuurlijk. Het heeft natuurlijk ook geholpen dat er veel ME was.
8. Ik denk dat de samenwerking tussen gemeente en politie dit keer beter was. Allerlei rotzooi
was opgeruimd voor de wedstrijden begonnen. Dat is wel slim natuurlijk. Ken je ook nergens
mee gaan gooien. De combinatie tussen wijkagenten die iedereen kennen en aanspraken
en de harde ME is nuttig geweest.
9. Relschoppers waren kansloos. De ME was met veel mensen aanwezig. De wijkagenten
kennen bijna iedereen, dus als je al iets fout zou kunnen doen was je wel herkend.
10. Weet ik niet. Misschien kwam het wel door de politiepaarden, die zijn echt heel groot en
Masterthesis MCPm2, André Melsen
70
sterk!
11. De wijkagent en ook buurtvaders spraken etterbakkies aan. Dat helpt natuurlijk wel. Ook was
het voor iedereen duidelijk dat de politie geen feest of rellen zou laten gebeuren. En ook was
het goed dat de v.d. Aartsen26 langskwam. Dat geeft een goed gevoel en daardoor ben je
minder snel geneigd om kwajongensstreken uit te gaan halen.
12. Volgens mij was het goed dat de wijkagent en de buurtvaders sommige vervelende gasten
aanspraken. Ik heb echt gezien en gehoord dat jongens die altijd ellende veroorzaken
hierdoor vertrokken. Ook had de politie via twitter boodschappen verspreid, waaruit bleek
dat je beter geen rellen kon komen trappen.
13. Ik had al wel begrepen dat de politie geen rellen zou toestaan. Daarom ben ik niet
gekomen. Ik wilde geen ellende deze keer. Ook een aantal vrienden van mij denken er zo
over.
14. Weet ik niet precies. Misschien wel omdat sommige mensen nu niet kwamen vanwege al die
berichten. De politie heeft echt heel vaak uitgelegd dat ze geen rellen zou toestaan.
15. Geen idee.
16. De politie kent veel mensen en heeft veel gesprekken gehad over het EK. Daardoor wist
iedereen wel dat ze geen ellende zouden laten gebeuren.
17. Het geheim was denk ik de combinatie van vriendelijk en streng. De politie was eigenlijk altijd
vriendelijk, maar tegelijk wist je dat ze heel hard door zouden pakken op de momenten dat
het fout zou dreigen te gaan.
18. Dat ligt aan de gemeente en de politie. Die hebben wel zo veel energie gestopt in het
uitleggen waarom ze geen rellen wilde hebben deze keer. Ik weet dat een aantal
vervelende figuren daarom nu niet zijn gekomen en de eigen bevolking was ook minder
sensatiebelust. Ik vind dat de politie en de burgemeester dit goed hebben gedaan.
19. Weet ik niet. Misschien omdat er veel politie was?
20. Geen idee.
21. Ik zou het niet weten.
22. Het was wel duidelijk dat er niets verkeerds zou worden toegestaan. De politie heeft echt
heel veel mensen gewaarschuwd en uitgelegd wat wel en wat niet mocht. Ook hebben ze
gebruik gemaakt van het feit dat ze veel mensen kennen. Ik weet dat sommige jongens die
toch rellen willen trappen, onderweg naar het plein werden aangesproken en daarom niet
meer gingen.
23. Ik zou het niet weten. Misschien wel door het slecht spel van Oranje?
24. Ik ben er niet bij geweest, maar ik hoorde van mijn zoon dat de politie met veel mensen
aanwezig was. Hij vertelde ook dat de wijkpolitie sommige bekende relschoppers aansprak
en zei dat ze beter weg konden gaan.
25. Ik heb de politie veel contact zien maken met allerlei mensen. Ook de galbakken werden
aangesproken. Als die gasten weten dat ze herkend zijn bedenken ze zich wel twee keer
voor ze domme dingen gaan doen.
26. Weet ik niet.
27. Iedereen wist dat je niet kon gaan fucken. De politie was streng en liet niets toe.
28. Doordat de strengheid van de politie. Er was veel ME.
29. Je mocht eigenlijk alleen maar jezelf goed gedragen. Ik wist dat je sommige dingen gewoon
niet kon uitvreten. Ten eerste kent de wijkagent ons allemaal en ten tweede was er veel ME.
30. Geen idee.
31. Ik hoorde dat er veel politie was en dat die heel streng was.
32. Ik werd op weg naar het plein al meteen aangesproken door een politieman. Daar baalde
ik van, want hij kende mij zelfs bij naam. Dan ga je natuurlijk geen domme dingen doen
want dan ben je meteen de lul.
33. Er was een zachte en een harde kant van de politie. Ze waren vriendelijk waar dit kon, maar
oh wee als je iets fout deed. Dan had je meteen een probleem. Ze waren ook met veel ME
op de been. Ik zag zelfs paarden.
34. Weet ik niet.
26 Dhr. J.J. van Aartsen is burgemeester van Den Haag.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
71
35. Dit is een succesverhaal. De gemeente en de politie hebben heel goed naar de bewoners
geluisterd en hebben vervolgens een gezamenlijke aanpak uitgedacht. Iedereen wist wat ze
konden verwachten. Dat werd vooraf op allerlei manier doorgegeven. Ook op de dag zelf is
er nog getwitterd door de politie. Ook heb ik samen met mensen van de gemeente
gevaarlijke voorwerpen weggehaald. Ik vond het ook heel goed dat de BM zoveel
persoonlijke belangstelling heeft getond. Dat vond iedereen heel positief van hem. Zijn
voorganger Deetman zag je hier nooit.
Genoemde succesfactoren:
duidelijke “spelregels vooraf” en deze waren op allerlei manieren veelvuldig
gecommuniceerd. Dit had twee effecten: sommige personen bleven weg en iedereen wist
waar de grenzen lagen.
Samenwerking tussen gemeente, politie en bewonersvertegenwoordiging. De persoonlijke
belangstelling van de burgemeester werd erg gewaardeerd.
Door de persoonlijke benadering van wijkagenten en buurtvaders beseften een aantal
geïnterviewden dat ze bekend waren en niet anoniem strafbare feiten zouden kunnen
plegen.
Vraag 4: Hoe bevalt het wonen in de wijk Laak? Wat vind u van de wijk?
1. Gezellige wijk, ik woon hier al heel lang. Ik vind wel dat het minder wordt allemaal. Er
wonen tegenwoordig te veel Polen die veel zuipen. Ik voel me minder veilig.
2. Vroeger was dit echt een heel leuke wijk. Nu is het nog steeds gezellig, maar ik voel
me minder veilig. Als ik jonger zo zijn en het geld zou hebben dan ging ik vertrekken
naar een deftige wijk.
3. Ik vind het allemaal wel prima hier. Ik ken iedereen hier. Het is altijd gezellig.
4. Ik ga binnenkort gelukkig verhuizen. De buurt gaat achteruit. Het grootste probleem
zijn de buitenlanders. Die verzieken alles.
5. Ik zou graag weggaan. De wijk wordt steeds minder leuk en ook gevaarlijker. Dat
komt door de buitenlanders.
6. Ik woon hier eigenlijk best graag.
7. Ik denk er over om te gaan verhuizen. Het probleem is alleen dat ik te weinig geld
heb. De huizen hier zijn goedkoop en prima, maar de buurt gaat wel achteruit. Dat
komt vooral door dat gezuip van die Polen.
8. Ik ben hier geboren en ik ga hier ook dood. Ik vind dit een fijne wijk om te leven. Ik ga
ook nooit op vakantie. Ken de buurt niet missen.
9. Ik ben een alleenstaande moeder. Als ik het geld had dan zou ik gaan verhuizen.
Dat vind ik beter voor mijn kleine meid.
10. Ik woon hier graag, al mijn vriendinnen wonen hier en ik zit ook hier op school. Later
zal ik misschien wel verhuizen.
11. Ik woon hier al mijn hele leven. Vind het prima.
12. Ik woon hier best goed. Ik heb hier veel vrienden.
13. Ik vind het wel chill hier.
14. Ik woon hier graag. Ik vind de buurt wel een beetje slecht op sommige plaatsen,
maar over het algemeen is het goed wonen hier.
15. Ik zal later als ik een goede baan heb, zeker gaan verhuizen. Ik woon hier best wel
graag, maar zie toch dat de buurt achteruit gaat. Het is raar dat ik het zeg, want ik
ben van Marokkaanse afkomst, maar ik vind dat de Polen echt een probleem
beginnen te vormen.
16. Ik woon hier graag en de buurt is goed zo. Jammer dat er zoveel buitenlanders bij
komen.
17. Ik zal graag gaan verhuizen. Ik vind de huizen prima en de buurt is ook nog steeds
Masterthesis MCPm2, André Melsen
72
goed, maar ik ben bang dat de Polen de boel hier gaan verpesten. Ze schijten en
pissen in de portieken. Ze maken d’r echt een klerebende van.
18. Ik vind de buurt nog steeds goed. Mijn bedrijf draait best goed. Veel klanten komen
ook uit deze wijk. Toch vind ik dat we wel op moeten passen voor te veel Polen en
andere Oost-Europeanen in de wijk. Dat kan echt een groot probleem worden. Ze
drinken zo veel en veroorzaken daardoor allerlei overlast. Ik vind ze ook agressief.
19. Ik woon hier al best lang en vind het ook wel leuk hier. Toch denk ik dat ik later wel wil
gaan verhuizen. Ik zal mijn kinderen hier niet op willen laten groeien.
20. Ik heb het hier goed naar de zin. Mijn hele familie woont hier. Er wonen ook veel
vrienden van mij.
21. Ik vind het soms best wel eng hier. Pasgeleden lagen er twee dronken Polen in onze
portiek. Dat vond ik echt heel vervelend. Ik kwam vrij laat thuis en viel bijna over die
mannen. Toen werden ze ook nog vervelend.
22. Ik woon hier graag. Het is een fijne wijk om in te leven. Binnenkort wordt ik vader en
dan weet ik niet of ik hier blijf wonen.
23. Ik ben blij dat ik hier woon. Ik woon in een goed en relatief goedkoop huis. Mijn
vriendin en ik komen allebei uit deze buurt en wij voelen ons hier ook echt thuis.
24. Ik denk er over om te gaan verhuizen. Ik heb hier altijd met veel plezier gewoond,
maar door al die Polen gaat de wijk snel achteruit.
25. Ik vind het een kutwijk. Op zich heb ik hier altijd met plezier gewoond maar nou
wonen er een stel buitenlanders boven mij en die maken altijd herrie. Niemand die er
iets aan doet. Ik word er gek van.
26. Ik woon hier al heel mijn leven. Ik vind het prima hier.
27. Ik woon hier met veel plezier. Er is altijd wel iets te doen en al mijn vrienden wonen
hier. Je kunt hier goed chillen.
28. Ik vind het chill hier. De vrienden die ik heb, wonen allemaal hier. Ik wil hier later ook
blijven wonen.
29. Ik woon hier graag. Het is een gezellig buurt.
30. Ik wil wel gaan verhuizen. Ik heb net een kleine meid en die wil ik hier niet op laten
groeien. Sommige mensen kijken toch een beetje op je neer als je uit Spoorwijk komt.
31. Ik zal liefst zo snel mogelijk gaan verhuizen. De buurt gaat hard achteruit. Dat komt
vooral door de Oost-Europeanen.
32. Ik woon hier graag. Het is hier altijd gezellig. Je kunt met je vrienden vaak lol maken.
33. Ik wil hier zo snel mogelijk weg. De buurt holt achteruit. Dat momt door die
buitenlanders. Die verzieken alles.
34. Ik zal later wel ergens anders willen wonen. Ik zal graag in een iets nettere buurt
wonen.
35. Ik woon hier al best een hele tijd. De buurt is een probleemwijk, maar heeft ook zeker
zijn charme. Ik woon hier graag. Ik heb een mooie woning en ben ook actief in heet
buurtbestuur. Ik heb er vertrouwen in dat de gemeente deze wijk gaat aanpakken.
De meeste geïnterviewden vinden het wonen in de wijk (redelijk) plezierig.
Een aantal zou willen verhuizen als dit ze hiertoe de kans kregen.
Eén van de meeste genoemde problemen is het overlast gevende gedrag van Oost-
Europese (mede)wijkbewoners.
Vraag 5: Kent u persoonlijk politiemensen en hoe vind u dat de contacten tussen de inwoners en de
politie verlopen?
1. Ik ben erg tevreden over de wijkagent. Hij toont veel betrokkenheid en is ook best vaak in de
wijk. Ik vind dat over het algemeen wij hier blij mogen zijn met onze politie.
2. Ik ken een paar agenten wel persoonlijk. De meeste zijn wel aardig, maar die jonge broekies
doen soms te stoer.
3. Ik ken de wijkagent vrij goed. Hij is hier vaak. Je kunt goede afspraken met hem maken. Toch
Masterthesis MCPm2, André Melsen
73
baal ik ervan dat mijn moedertje door een ME’er werd geduwd na de eerste wedstrijd van
het Nederlands elftal. Ik had keurig hier zitten kijken en wilde na de wedstrijd weggaan. We
liepen gewoon naar huis en toen kregen we zomaar een paar harde duwen van zo’n bink
van de Me. Vond ik niet nodig en ook jammer. Daardoor krijgt de politie een slechte naam.
4. Ik ken een paar mensen van de politie van gezicht. Dat zijn de mensen van het bureau Laak.
Ik vind dat ze goed werk doen en dat ze ook echt contact maken met de mensen uit de
wijk. Prima dus!
5. Ik vind dat de politie haar werk hier goed doet. Ik ken best wel wat agenten van gezicht. De
wijkagent is een bekend figuur in de wijk. De politie doet haar werk goed. Ze moeten alleen
strenger zijn voor die Polen.
6. Ik ken best wel een aantal agenten. Soms maak ik wel eens een praatje met één van de
mensen van het wijkteam en dat is eigenlijk altijd wel prima. Ze luisteren naar je en willen ook
echt helpen. Ik ben tevreden over de politie.
7. Ja een paar politiemensen ken ik wel van gezicht. Soms maken ze ook wel eens een praatje
met je. Dat gaat dan over van alles en nog wat, maar ik vind dat wel leuk. Ik vind alleen dat
ze ’s-avonds meer op straat moeten zijn. Dan lopen er van die dronken en vervelende Polen
in de straten te vervelen.
8. Ik ken de wijkagent. Hij is bijna altijd in de wijk te vinden. Hij weet veel en kent ook veel
mensen. Ik vind de wijkpolitie prima hier. Ik ben tevreden over de manier waarop de politie
hier haar werk doet.
9. Ik ben tevreden over de politie. Ik ken een aantal agenten. Ze zijn makkelijk aanspreekbaar
en willen ook altijd luisteren en helpen. Ik vind wel dat er meer politie zou moeten zijn. En ik
vind het jammer dat het bureau Laak net 24-uur per dag geopend is.
10. Ik vind de meeste politiemensen aardig. Ik vond de paarden ook heel lief. Ik wil later
politieagent worden.
11. Sommige agenten ken ik wel. Er lopen en fietsen regelmatig agenten door de wijk. Toch vind
ik ze soms te slap tegen bijvoorbeeld dronken Polen. Aanpakken die gasten. Over het
algemeen ben ik tevreden over de manier waarop de politie werkt.
12. De wijkagent ken ik omdat hij wel eens een praatje komt houden op onze hangplekken. Hij is
soms wel vervelend, maar meestal is het een goeie gozer. Ik snap ook wel dat hij zijn werk
moet doen en wij zijn ook wel eens vervelend. Ik vind alleen die jonge gasten soms irritant. Ze
doen heel stoer en hebben nog niets meegemaakt.
13. Ik ken wel een paar politiemensen. Vooral de mensen die lopend en fietsend door de wijk
gaan maken snel een praatje. Ik vond ze vroeger wel eens vervelend, maar dat lag ook
vaak aan de rottigheid die ik of mijn vrienden uithaalden. Ik ben wel tevreden over de
politie.
14. Sommige agenten zijn wel cool. Vooral de jongere agenten die net van school komen vind
ik zielig. Toch hebben we niets te klagen denk ik, want ik was laatst bij familie in Frankrijk en
daar is de politie echt heel slecht. Daar wordt ook veel gediscrimineerd. In Nederland heb ik
daar nog nooit iets van gemerkt.
15. Ik heb geen contact met de politie. Ik denk dat ze hun werk wel goed doen. Mijn beeld van
de politie is positief.
16. Ik ken de wijkagent. Dat is een prima gozer. Doet echt zijn best voor ons. De meeste agenten
zijn wel oké, maar een tijd geleden kreeg ik een boete en toen was ik niet blij.
17. Ik ben niet zo’n fan van de politie. Ik zie wel veel bekende gezichten, maar ik heb geen
behoefte aan contact met die gasten. In het verleden heb ik teveel ellende met justitie
gehad.
18. Ik ben tevreden over de politie. De wijkagenten doen goed werk en betrekken je echt in hun
werk. Dat vind ik goed. Ik weet dat sommige mensen de politie soms “soft” vinden.
Bijvoorbeeld in hun aanpak van vervelende en dronken Polen.
19. Ik heb geen contact met de politie. Ik ken er ook geen persoonlijk. Soms zie ik wel bekende
gezichten, maar zoals gezegd ik hoef geen contact met ze. Ik denk dat de politie in Den
Haag goed haar werk doet.
20. Ik ken sommige agenten van gezicht. Je ziet vaak dezelfde gezichten in de wijk. Soms
maken ze wel eens een praatje op de hangplekken en dat is best wel goed. Soms zeuren ze
wel eens over bijvoorbeeld achtergelaten afval, maar ik moet eerlijk zeggen dat wij soms
Masterthesis MCPm2, André Melsen
74
ook wel overlast veroorzaken. Ik heb het idee dat de politie er is om ons te helpen en te
beschermen.
21. Ik ken geen politiemensen. Ik denk dat de politie in Den Haag wel goed is.
22. Vroeger wilde ik niets met de politie te maken hebben. Nu ben ik rustiger en maak ik wel
eens een praatje met iemand van de wijkpolitie. Ik vind ze wel aardig. Toch denk ik dat ze
soms strenger of harder moeten optreden.
23. Ik ken best wel wat agenten van gezicht. Ik kom ze regelmatig in de wijk tegen en dan zijn ze
best vriendelijk. Ik vind de politie hier wel oké.
24. Ik ken veel agenten van gezicht en vanwege het feit dat ze best wel regelmatig te voet en
per fiets door de wijk gaan. Dan maken ze wel eens een praatje. Ik vind dat prima!
25. Ik ken de wijkagent. Die komt vaak op allerlei plekken binnenlopen. Soms vind ik dat wel
eens vervelend, maar meestal is het wel prima. Als ze mij niet teveel controleren vind ik alles
best.
26. Ik ken veel agenten. De meeste zijn arrogant en onvriendelijk. Ze lopen altijd over van alles
en nog wat te zeiken. Ik heb eigenlijk een hekel aan de politie. Ik heb me bijvoorbeeld ook
heel erg geërgerd aan het stoere gedrag van de ME’ers. Lekker stoer doen met zijn allen.
27. Ik vind de politie soms flauw. De wijkagent kan soms echt zeuren over allerlei kleine dingetjes.
Bijvoorbeeld als we teveel lawaai maken als we met elkaar staan te chillen. Ik vind wel dat er
politie moet zijn, maar dan alleen om ons te helpen.
28. De wijkagent ken ik wel. Hij maakt soms praatjes met ons. Is meestal wel leuk, maar soms kan
hij echt lopen miereneuken over allerlei kleine dingetjes. Dan heeft er weer één of ander oud
wijf lopen klagen over ons. Toch ben ik wel tevreden over de politie.
29. Ik moet niets van de politie hebben. Ze houden je constant in de gaten. Het irritante is ook
dat veel agenten ons bij naam kennen en weten waar we wonen enzo. Ik heb altijd het idee
dat ze ons lopen te bespioneren. Vooral de wijkagent ken ik wel goed. Hij is een heel
fanatieke politieman. Ik vind het eigenlijk maar niets dat er zoveel politie is. Ook tijdens de
wedstrijden was er veel ME. Stoere jongens, maar niet heus. Superirritant dat ze zich dan
ineens zo macho gaan gedragen.
30. Ik ken sommige politiemensen van gezicht, maar heb eigenlijk nooit echt contact met ze.
Soms groeten ze mij wel eens en dat komt wel vriendelijk over. Ik denk dat we tevreden
kunnen zijn over onze politie.
31. Ik ken geen politiemensen. Ik zie ze regelmatig door de straat lopen en fietsen. Ik denk dat ze
nuttig zijn en goed werk doen.
32. Ik vind onze wijkagent wel aardig. Soms een beetje een zeikerd, maar je kunt ook met hem
lachen. Sommige agenten zijn minder aardig. Meestal zijn dat van die jonge gasten die
interessant willen doen. Ik ben wel tevreden over de politie.
33. Ik ben dik tevreden over de wijkpolitie in Laak. Ze zijn zichtbaar aanwezig en vriendelijk. Ze
willen je ook wel helpen. Alleen zouden ze meer aanwezig moeten zijn in de donkere uren
van de dag. Dan gebeuren er vervelende dingen en dan zie je ze te weinig.
34. Ik ken geen agenten. Ik vind ze wel vriendelijk, tenminste ze groeten best vaak als ze door de
wijk fietsen of lopen. De agenten in auto’s zijn minder vriendelijk.
35. Ik ken veel politiemensen. Met de wijkagenten uit deze wijk heb ik een uitstekend contact.
De één is wat fanatieke als de ander, maar over het algemeen ben ik wel tevreden.
Een groot gedeelte van de geïnterviewden (27) kent politiemensen en heeft ook contact
met hen. Over het algemeen is men tevreden over deze contacten (23 personen).
Zaken waarover de geïnterviewden kritisch waren mbt het functioneren van de politie:
gedrag van sommige jonge agenten, gedrag/houding van ME’ers, men moet strenger
optreden tegen de overlast die Oost-Europese (mede)wijkbewoners veroorzaken
(geluidshinder, openbare dronkenschap) en vooral tijdens de avonduren meer zichtbare
aanwezigheid in de wijk.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
75
Vraag 6: Bent u op de hoogte van het bestaan van wijkagenten binnen de politie Haaglanden?
Hebt u daar wel eens contact mee gehad en hoe vond u dat contact?
1. Die ken ik heel goed. Ik vind het een prima kerel en ik ben daarom ook erg tevreden over de
contacten tot nu toe. Dit soort mannen zorgt er voor dat de politie de mensen positiever
over de politie gaan denken.
2. Jazeker, ik ken de wijkagent. Ik vind de contacten prima. Ik begrijp dat hij ons niet altijd kan
helpen, maar dat legt hij dan netjes uit. Over het algemeen wil hij altijd helpen.
3. Ja die ken ik. Prima ventje. Doet stinkend zijn best. Op hem kun je daarom ook bijna niet
kwaad worden. Ik was vroeger nooit een echte “politiefan”, maar door de contacten
begrijp je soms waarop dingen lopen zoals ze lopen. Ik ben tevreden over de wijkagent.
4. Ik denk dat ik hem wel van gezicht ken. Vriendelijke gozer. Ik denk dat hij prima werk verricht
hier in deze kutbuurt, da’s niet altijd makkelijk.
5. Ja, de wijkagent van dit stuk wijk ken ik vrij goed. Ik maak regelmatig een praatje met hem.
Ik ben tevreden over hoe hij zijn werk doet.
6. Ik ken meerdere agenten. Wie nou precies de wijkagent is weet ik niet. Over de contacten
tussen de politie en mij ben ik tevreden.
7. Nee, die ken ik niet persoonlijk. Ik ken zoveel koddebeiers, maar wie nou precies de
wijkagent is? Ik vind de contacten goed.
8. Zie vorig antwoord. Ik ben tevreden.
9. Ik ken een aantal politiemensen van het wijkteam. Of hier de officiële wijkagent bijzit weet ik
niet. De meeste agenten vind ik aardig en behulpzaam. De contacten zijn prima.
10. Nee, die ken ik niet.
11. Ik ken de wijkagent wel. Ik vind de contacten over het algemeen voldoende tot goed, maar
soms treden ze te slap op.
12. Ja, die wijkagent van ons die ken ik wel. Hij kent ons ook allemaal. Ik vind de politie hier wel in
orde, soms houden ze ons teveel in de gaten.
13. Nee, ik zou niet weten wie nu precies de wijkagent is. Ik ken best wel veel politiemensen. De
contacten zijn gewoon goed.
14. De wijkagent van mijn wijk ken ik zeker wel. Het is een fanatieke politieman die veel mensen
kent. Hij is soms wel streng maar als je niets fout hebt gedaan is hij wel aardig. Ik denk wel dat
hij ook eerlijk is. De contacten zijn meestal goed, soms ben ik wel een boos op ze.
15. Nee, ken de wijkagent niet. Geen mening over de kwaliteit van de contacten.
16. De wijkagent ken ik vrij goed, ik heb goede contacten met hem en zijn collega’s.
17. Nee, ik ken de wijkagent niet. Geen mening over de kwaliteit van de contacten.
18. Ik ken meerdere agenten van het wijkteam. Prima contacten met die gasten.
19. Ik heb geen idee wie mijn wijkagent is. Geen mening over de kwaliteit van de contacten.
20. Ik weet niet wie de wijkagent is. Soms heb ik wel contact met mensen van het wijkteam en
dat is bijna altijd positief.
21. Nee, ken ik niet. Geen mening over de kwaliteit van de contacten.
22. Weet niet wie de wijkagent is. Ken een aantal politiemensen van gezicht, daar zit hij
misschien wel tussen. De laatste 2 tot 3 jaar ben ik wel tevreden over de manier waarop de
politie met mij en andere buurtbewoners omgaat.
23. Ik weet wie de wijkagent is. Ik vind de contacten tussen hem en Lakers27 prima.
24. Ja ik ken onze wijkagent. Daar heb ik soms leuke koffiepraatjes mee.
25. Ja die ken ik zeker wel. Goeie gozer, maar is ook erg nieuwsgierig. Dat vind ik wel eens
vervelend. Voor de rest ben ik tevreden over de contacten tussen mij en de wijkagent.
26. Nee ken ik niet en heb ik ook geen behoefte aan. Geen mening over de kwaliteit van de
contacten.
27. Ja die ken ik wel. Soms is het een zeikerd, maar eigenlijk is hij toch wel oké.
28. Ik ken hem. Ik ben tevreden over de contacten.
29. De wijkagent en ik kennen elkaar. Ik ben wel tevreden over de contacten.
30. Weet niet wie mijn wijkagent is. Geen mening over de kwaliteit van de contacten.
27 Bewoners van de wijk Laak te Den Haag.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
76
31. Ken ik niet. Geen mening over de kwaliteit van de contacten.
32. Ja, ik ken hem. Ik ben tevreden over onze contacten.
33. Onze wijkagent is erg benaderbaar. Daardoor heb ik wel eens met hem gesproken. Ik vond
dat toen prima. Ik ben tevreden over de politie.
34. Weet niet wie dat is. Geen mening over de kwaliteit van de contacten.
35. Ik ken veel politiemensen. Alle wijkagenten van wijkteam Laak ken ik wel denk ik. Ik ben
tevreden over de contacten.
Bijna alle ondervraagden kende het bestaan va het wijkteam en de wijkagenten.
De meeste mensen die de wijkagent kennen zijn tevreden over de contacten.
Vraag 7: Stel u kent sommige politiemensen goed en uw relatie is ook positief. Zou u dan
bereid zijn om iets voor deze politieagent te doen als hij daar om vroeg (bijvoorbeeld
doorlopen bij opstootjes op straat of mensen proberen te kalmeren)?
1. Als ik mij zelf niet in gevaar zou brengen, zou ik hier zeker toe bereid zijn. De politie is
mij ook vaak behulpzaam, dan doe je natuurlijk iets terug als dit kan. Ik heb tijdens de
EK bijvoorbeeld nog doorgebeld aan de wijkpolitie, dat jonge gasten iets aan het
voorbereiden waren.
2. Ik ben een oud mens, dus ik kan niet meer zoveel. Maar daar waar ik kan zou ik zeker
helpen.
3. Zeker weten. Dat is toch logisch. De meeste politiemensen zijn prima lui. Die laat ik
niet vallen als het er op aankomt.
4. Ja, lijkt me logisch.
5. Ik zal zeker helpen. Dat zou ik bij mensen van de belastingdienst nooit doen. Daar
heb je helemaal niets aan. De politie helpt ons ook zo vaak.
6. Als het kan zou ik helpen.
7. Ja, ik zou helpen denk ik.
8. Zeker weten. Ik zal een hulpverlener in nood altijd helpen. Die hebben het al moeilijk
genoeg.
9. Weet ik niet. Als het mij niet in gevaar zou brengen wil ik wel iets doen.
10. Zeker. Ik kan bijvoorbeeld 1-1-2 bellen.
11. Als die politieman het niet aan zichzelf te danken heeft, wil ik wel helpen.
12. Ja, zeker weten.
13. Ik zal helpen.
14. Ik zal zeker helpen. Dat is logisch vind ik.
15. Daar waar ik iets zou kunnen doen, zal ik helpen.
16. Ik vind de meeste agenten aardig, dus die ga ik niet laten stikken. Ik zal helpen.
17. Weet ik niet. Hangt af van de omstandigheden.
18. Ja, ik zal proberen te helpen.
19. Ik zal zeker helpen, bijvoorbeeld de alarmcentrale bellen. Of hard om hulp roepen.
20. Weet ik niet. Zou niet weten wat ik zou kunnen doen. Als ik zelf geen gevaar zou
lopen, denk ik wel dat ik zou helpen.
21. Ja, ik zou helpen.
22. Ik zou zeker helpen. Je kunt mensen die er voor ons zijn niet in de steek laten, als ze
zelf in de problemen komen.
23. Jawel, ik zou helpen.
24. Het is logisch dat je dan gaat helpen. Ja dus!
25. Ja, dat zou ik denk ik wel doen.
26. Vaak werken ze zich zelf in de problemen. Dan moeten ze het ook zelf maar
oplossen.
27. Ja, ik zou wel helpen.
28. Ik zou zeker proberen te helpen, al was het maar dat ik 1-1-2 zou bellen.
29. Ja, absoluut!
Masterthesis MCPm2, André Melsen
77
30. Als ik zelf net te veel gevaar zou lopen, denk ik wel dat ik zou helpen.
31. Denk het wel.
32. Natuurlijk zou ik helpen.
33. Ja. Dat zou ik zeker doen. Ik zal de politie nooit aan het lot overlaten.
34. Denk het wel.
35. Ik ben niet meer de jongste, maar ik zou al het redelijke doen om te helpen. Ik zal de
politie zeker niet in de steek laten als een agent in de problemen zou zijn.
Op 1 geïnterviewde na geeft iedereen aan dat men wel op één of andere wijze zou willen
helpen. Wat regelmatig terugkomt als voorwaarde om te helpen, is dat men zelf geen
gevaar zou willen lopen.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
78
Bijlage 6: Passantenonderzoek Borgerhout
Op vrijdag 12 oktober, tussen 12.30 en 19.00 uur, heb ik met medewerking van de politie Antwerpen
in de wijk Borgerhout een passantenonderzoek gehouden ten behoeve van deze thesis. Het
onderzoek werd uitgevoerd met gebruikmaking van een vragenlijst die de structuur van de
gesprekken vormde. In totaal werden 35 personen geïnterviewd. Al deze respondenten wonen of
woonden in het recente verleden in deze wijk.
Het onderzoek werd uitgevoerd op straat, op ontmoetingsplekken voor jeugd, in eetgelegenheden
en in kapperszaken. De respondenten waren allen van Marokkaanse afkomst. Dit is om twee
redenen een bewuste keuze. Ten eerste is het een wijk waarin procentueel gezien veel mensen van
Marokkaanse afkomst wonen. De tweede reden is het feit dat het slachtoffer in de onderzochte
casus ook van Marokkaanse afkomst was. Verder bleek uit diverse verklaringen van politiemensen
dat kort na het incident vrijwel uitsluitend Marokkaanse jonge mannen hun ongenoegen kenbaar
maakten.
In deze bijlage zijn een aantal tabellen verwerkt. De eerste tabel is een tabel waarin een korte
omschrijving van de respondenten wordt gegeven. De respondenten is vooraf kenbaar gemaakt
dat de resultaten van de interviews geanonimiseerd zouden worden verwerkt.
Tabel 1: respondenten
Respondent 1 Man, 16 jaar, scholier, gebruikt GSM, was aanwezig vlak na incident
Respondent 2 Man, 18 jaar, scholier, gebruikt GSM, was aanwezig vlak na incident
Respondent 3 Man, 19 jaar, werkeloos, gebruikt GSM, was aanwezig vlak na
incident
Respondent 4 Man, 23 jaar, werkt, gebruikt Smartphone, was aanwezig vlak na
incident
Respondent 5 Man, 20 jaar, werkeloos, gebruikt GSM, was aanwezig vlak na
incident
Respondent 6 Man, 19 jaar, werkeloos, gebruikt GSM, was aanwezig vlak na
incident
Respondent 7 Man, 28 jaar, werkeloos, gebruikt Smartphone, was aanwezig vlak
na incident
Respondent 8 Man, 29 jaar, werkt, gebruikt Smartphone, was aanwezig vlak na
incident
Respondent 9 Man, 35 jaar, werkt, geen GSM, is niet aanwezig geweest
Respondent
10
Man, 22 jaar, scholier, gebruikt Smartphone, is niet aanwezig
geweest
Respondent Man, 15 jaar, scholier, gebruikt GSM, was aanwezig vlak na incident
Masterthesis MCPm2, André Melsen
79
11
Respondent
12
Man, 15 jaar, scholier, gebruikt GSM, was aanwezig vlak na incident
Respondent
13
Man, 15 jaar, scholier, gebruikt GSM, was aanwezig vlak na incident
Respondent
14
Vrouw, 16 jaar, scholier, gebruikt Smartphone, is niet aanwezig
geweest
Respondent
15
Man, 29 jaar, werkt, gebruikt Smartphone, is niet aanwezig geweest
Respondent
16
Man, 28 jaar, werkt, gebruikt Smartphone, is niet aanwezig geweest
Respondent
17
Man, 17 jaar, scholier, gebruikt GSM, is niet aanwezig geweest
Respondent
18
Vrouw, 17 jaar, scholier, gebruikt GSM, is niet aanwezig geweest
Respondent
19
Man, 29 jaar, werkt, gebruikt GSM, is niet aanwezig geweest
Respondent
20
Man, 28 jaar, ondernemer, gebruikt Smartphone, is niet aanwezig
geweest
Respondent
21
Vrouw, 16 jaar, scholier, gebruikt Smartphone, is niet aanwezig
geweest
Respondent
22
Vrouw, 17 jaar, scholier, gebruikt Smartphone, is niet aanwezig
geweest
Respondent
23
Vrouw, 17 jaar, scholier, gebruikt Smartphone, is niet aanwezig
geweest
Respondent
24
Vrouw, 19 jaar, scholier, gebruikt Smartphone, is niet aanwezig
geweest
Respondent
25
Vrouw, 18 jaar, scholier, gebruikt Smartphone, is niet aanwezig
geweest
Respondent
26
Man, 29 jaar, werkt, gebruikt Smartphone, is niet aanwezig geweest
Respondent
27
Man, 45 jaar, afgekeurd, geen GSM, is niet aanwezig geweest
Masterthesis MCPm2, André Melsen
80
Respondent
28
Man, 33 jaar, werkt, geen GSM, is niet aanwezig geweest
Respondent
29
Man, 27 jaar, ondernemer, gebruikt GSM, is niet aanwezig geweest
Respondent
30
Man, 30 jaar, werkeloos, gebruikt GSM, was aanwezig vlak na
incident
Respondent
31
Man, 52 jaar, werkeloos, geen GSM, is niet aanwezig geweest
Respondent
32
Vrouw, 17 jaar, scholier, gebruikt Smartphone, is niet aanwezig
geweest
Respondent
33
Vrouw, 18 jaar, scholier, gebruikt GSM, is niet aanwezig geweest
Respondent
34
Man, 22 jaar, scholier, gebruikt Smartphone, was aanwezig vlak na
incident
Respondent
35
Man, 26 jaar, werkt, gebruikt GSM, is niet aanwezig geweest
13 van de geïnterviewde personen was aanwezig na het onderzochte incident.
Tabel 2 t/m 8: vraag en antwoorden van burgers
De hierop volgende tabellen zijn de antwoorden die werden gegeven op de gestelde
interviewvragen.
Vraag 1: Bent u na het incident de straat opgegaan en gaan kijken op de PD of voor het
politiebureau Handelsstraat? Heeft u toen berichten verspreid of gebeld met vrienden over
dit incident?
1. Ik ben wel gaan kijken bij de woning van die oude mensen. Ik heb mijn GSM niet
gebruikt.
2. Heel kort na de dood van Ilyas ben ik gaan kijken. Eerst ben ik naar de woning van
die oude mensen gegaan en later naar het politiebureau Handelsstraat. Ik heb met
vrienden gebeld.
3. Ik ben wel gaan kijken, ik heb niet gebeld en ook geen bericht verzonden.
4. Ik ben natuurlijk wel gaan kijken. Ik was namelijk heel nieuwsgierig. Ik heb een tweet
verzonden.
5. Toen ik hoorde van de dood van een jonge Marokkaan uit Borgerhout ben ik
meteen gaan kijken bij de woning van die oude mensen. Ik heb mijn telefoon niet
gebruikt.
6. Ik ben meteen gaan kijken toen ik hoorde dat één van onze “broeders” was
gedood. Ik heb wel een paar vrienden gebeld.
7. Ik ben wel gaan kijken. Ik heb met niemand gebeld of berichten verstuurd.
8. Ik ben gaan kijken omdat ik benieuwd was wat er allemaal was gebeurd. Ik heb
mijn telefoon niet gebruikt.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
81
9. Ik ben niet gaan kijken. Had er wel van gehoord, maar vond het niet nodig om daar
naartoe te gaan.
10. Ik was niet aanwezig. Ik zat in het buitenland. Als ik wel thuis was geweest, was ik
denk ik niet gaan kijken.
11. Ik kende Ilyas goed. Daarom ben ik ook meteen gaan kijken toen ik hoorde dat hij
vermoord was. Ik heb een SMS naar een paar vrienden gestuurd.
12. Ik heb bij Ilyas op school gezeten en ben meteen gaan kijken toen ik hoorde wat er
met hem gebeurd was. Ik heb een paar vrienden gebeld.
13. Ik ben nogal nieuwsgierig en dacht dat er misschien iets zou gaan gebeuren.
Daarom ben ik met een paar vrienden naar het huis van die oude mensen gegaan.
Ik heb mijn telefoon niet gebruikt.
14. Ik ben niet gaan kijken. Ik hoorde trouwens pas de andere dag wat er was gebeurd.
15. Ik heb geen tijd om naar dit soort dingen te gaan kijken. Ik houdt niet van al die
drukte.
16. Ik hoorde pas de andere dag wat er gebeurd was. Anders was ik trouwens toch niet
gaan kijken.
17. Ik kreeg wel een berichtje binnen over wat er gebeurd was. Ik ben niet gaan kijken.
Daar heb ik geen behoefte aan en ik had trouwens ook niet van mijn ouders mogen
gaan kijken.
18. Ik wist wel vrij snel dat er iets erg gebeurd was, maar ik ben niet gaan kijken.
19. Ik ben niet gaan kijken.
20. Ik ben niet gaan kijken. Ik wist wel wat er gebeurd was, maar omdat ik een eigen
zaak heb wil ik geen problemen krijgen. Ik was bang dat er weer relletjes uit zouden
gaan breken.
21. Ik ben niet gaan kijken.
22. Ik heb een hekel aan geweld en ben daarom niet gaan kijken. Van mijn jongere
broertje hoorde ik wel dat er een jonge Marokkaan was doodgestoken.
23. Nee, ik ben niet gaan kijken. Ik heb geen zin om betrokken te raken bij relletjes.
24. Ik wist het niet. Pas de andere dag hoorde op school wat er gebeurd was. Ik vond
dat heel erg, maar was zeker niet gaan kijken.
25. Ik wist wel wat er gebeurd was, maar ben niet gaan kijken.
26. Ik wist pas de andere dag wat er was gebeurd, was misschien wel gaan kijken.
27. Ik hoorde pas later wat er was gebeurd. Ik hoorde het in de moskee. Ik was zeker
niet gaan kijken.
28. Ik ben niet gaan kijken. Daar heb ik geen behoefte aan. Dit is heel erg, maar wel de
schuld van de criminele jonge Marokkaan.
29. Nee, ik ben niet gaan kijken. Ik heb er geen behoefte aan om sensatie op te
zoeken.
30. Ik ben samen met een paar vrienden gaan kijken. Ik ben naar de woning gelopen
en later ook naar het politiebureau waar die oude mensen naar toe waren
gebracht.
31. Ik ben een oude man. Voor dit soort dingen voel ik me veel te oud.
32. Ik ben bewust niet gaan kijken. De jongens gaan daar wel naar toe, maar ik ben
niet zo op zoek naar sensatie. Ik vond het wel heel erg wat er allemaal gebeurde
die dag.
33. Ik ben niet gaan kijken. Ik wist het trouwens ook niet.
34. Ja, ik ben wel gaan kijken. Ik was benieuwd wat er allemaal ging gebeuren. Soms
breken er in deze wijk wel eens rellen uit en dacht dat dit nu misschien ook zou
gebeuren.
35. Ik ben bewust niet gaan kijken. Ik wil niet betrokken raken bij rellen.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
82
6 geïnterviewde personen gaven aan gebruik te hebben gemaakt van GSM of Smart Phone
tijdens dit incident.
Vraag 2: Heeft u tijdens of vlak na dit incident contact gehad met politiemensen?
Heeft u wel of geen politie gezien?
1. Ik heb wel politie gezien. Ik heb niet met één van de politiemensen
gesproken.
2. Ik heb zeker wel politie gezien. Ik heb met een agent in burger gesproken.
Deze ken ik omdat hij wel vaker bij dit soort dingen aanwezig is. Ik vind hem
wel oké, want hij is niet zo’n macho die alleen maar een grote bek heeft.
3. Ja, ik heb de politie gezien. Ik moet alleen niet zoveel van de politie hebben,
dus ik heb niet met ze gesproken. Ik zag wel enkele politieagenten in burger
die een paar van mijn vrienden aanspraken.
4. Toen ik bij die woning stond heb ik politie gezien. Ik zag dat ze druk waren
met linten spannen en ook heb ik gezien dat mensen werden aangesproken.
Ik heb zelf geen gesprek of iets dergelijks gehad met de politie.
5. Ik heb een kort gesprekje gehad met politievrouw in uniform. Ze vertelde dat
er iets ergs was gebeurd en vroeg of we ons rustig wilden houden.
6. Ik heb niet met iemand van de politie gesproken. Ik heb ze natuurlijk wel
gezien. Er waren zowel politiemensen in uniform als politieagenten in gewone
kleding. Die denken dat ze onherkenbaar zijn, maar ik ken ze allemaal.
7. Ik ben aangesproken bij het politiebureel in de Handelsstraat. Daar stond een
hele groep boze mensen en na een tijdje kwamen er behalve politiemensen
in uniform ook mensen van de recherche. Deze mensen gingen het gesprek
aan met sommige boze mensen en vertelden dat het beter was om weg te
gaan. Ook ik ben aangesproken.
8. Er was best veel politie, maar ik heb geen contact met ze gehad.
9. N.v.t.
10. N.v.t.
11. Natuurlijk heb ik politie gezien. Die herken ik op kilometers afstand. Ook heb ik
geheime agenten gezien. Eén van deze geheime agenten heeft mij
aangesproken. Hij kende zelfs mijn bijnaam en zei dat ik weg moest gaan.
Dat maak ik zelf natuurlijk wel uit, maar vond het wel vervelend dat hij zelfs
mijn bijnaam kende. Ik dacht toen nog dat wanneer ik iets zou doen, ik
misschien wel problemen zou kunnen krijgen.
12. Ik heb politie gezien, maar geen contact met ze gehad.
13. Ja, het was niet zo moeilijk om politie te zien. Het wemelde van de politie.
Zowel in uniform als in normale kledij. Ik heb geen gesprek met hen gehad.
14. N.v.t.
15. N.v.t,
16. N.v.t.
17. N.v.t.
18. N.v.t.
19. N.v.t.
20. N.v.t.
21. N.v.t.
22. N.v.t.
23. N.v.t.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
83
24. N.v.t.
25. N.v.t.
26. N.v.t.
27. N.v.t. (Vertelde wel dat zijn zoon door de politie was aangesproken om te
vertrekken)
28. N.v.t.
29. N.v.t.
30. Ik heb toen heel veel politie gezien. Sommige agenten herkende ik ook wel
van gezicht. Ik ben niet aangesproken. Ik zag wel dat andere bekenden van
mij door de politie werd aangesproken. Ik begreep dat ze wilden dat wij ons
rustig hielden en dat vond ik heel goed. Ik heb zelf wel enkele kleine jongens
aangesproken en verteld dat ze moesten vertrekken.
31. N.v.t.
32. N.v.t.
33. N.v.t.
34. Ik zag daar best veel politie. De meeste politiemensen kende ik niet. Ik ben
door niemand aangesproken.
35. N.v.t. Alle 13 respondenten die aanwezig waren tijdens het incident hadden de politie gezien.
5 hiervan hadden persoonlijk contact gehad met één of meerdere politiemensen.
Vraag 3: Dit was een behoorlijk heftig incident, waarbij veel emoties loskwamen.
Waarom zijn er volgens u toen geen relletjes ontstaan?
1. Dit was de schuld van de dode jongen. Hij koos er voor om crimineel te
worden. Dan kan dit gebeuren.
2. Eigen schuld. Dom van die jongen om dit soort dingen te doen.
3. Ten eerste is het natuurlijk de schuld van die dode jongen. Verder denk ik dat
ook de aanwezigheid van veel politie hier voor heeft gezorgd. Ik ga geen
domme dingen doen als ik weet dat de politie mij heeft gezien en mij ook
kent. Er waren toen een paar politiemensen, waarvan ik zeker weet dat ze mij
kennen.
4. De familie van die jongen heeft al snel gevraagd of wij rustig wilden blijven.
Ook vertelden ze dat er geen sprake was van racisme.
5. Ik denk dat dit komt omdat de dode jongen een kleine crimineel was en ook
wel omdat de politie mensen aansprak om rustig te blijven.
6. Domme actie van die jongen. Eigen schuld.
7. Toen de politie mensen aan begon te spreken en ook liet merken dat ze
sommige mensen goed kenden, werd het al snel rustiger.
8. De familie van die jongen wilde geen problemen. Uit respect is er toen niets
gebeurd.
9. De jongen was een crimineel. Dat beseften de mensen heel goed. Ook heb
ik gehoord dat de familie van die dode jongen heeft gevraagd om rustig te
blijven.
10. Ik hoorde dat de politie contact zocht met sommige jongens. Mijn broer
vertelde dat hij was aangesproken. Als je bij je naam wordt aangesproken
ga je natuurlijk niet zo snel iets doms doen. Ook denk ik dat er veel respect
was voor de familie van die jongen. Deze familie wilde geen problemen en
rellen.
11. Ik luister niet graag naar de politie. Ik vind ze arrogant en niet eerlijk. Ze
Masterthesis MCPm2, André Melsen
84
hebben geen respect. Toch schrok ik wel een beetje toen die ene agent mijn
bijnaam noemde. Daarom ben ik toen rustig gebleven. Ik dacht dat het dom
zou zijn om toen te gaan vechten of zo.
12. Uit respect voor die dode jongen. Mijn oom heeft die jongen vastgehouden
terwijl hij stierf. De familie van Ilyas ken ik goed en die wilde geen problemen.
13. Ik denk dat de meeste Marokkaanse mensen veel respect hebben voor
medemoslims. Als een moslim jou iets vraagt doe je gewoon wat hij wenst. Ik
heb gehoord dat iemand van de familie van Ilyas vroeg om ons waardig te
gedragen.
14. Ik denk dat de meeste mensen wel snapten dat dit geen racistische moord
was. Als dit wel zo was, waren er waarschijnlijk wel rellen uitgebroken.
15. Heel veel mensen die ik ken, vinden dat het de schuld van die dode jongen
was.
16. Daar zijn meerdere redenen voor te bedenken: ten eerste was het de schuld
van die jongen zelf. Ten tweede hebben zowel de politie als de familie hun
best gedaan om het rustig te houden. Dit gebeurde door mensen aan te
spreken. Dat hoorde ik later van een paar vrienden die wel waren gaan
kijken.
17. Weet ik niet. Misschien wel omdat het die jongen zijn eigen schuld was.
18. Ik merk dat de politie de laatste jaren meer contact zoekt met de mensen in
deze wijk. Ik hoorde later dat de politie veel mensen aansprak en vroeg om
weg te gaan. Misschien heeft dat geholpen.
19. Nogal duidelijk dat die jongen zelf fout was. Daarom is er niets gebeurd.
20. Ik hoorde van een aantal klanten dat ze waren aangesproken door de
politie om weg te gaan. Ook heeft de familie gelukkig een oproep gedaan
om het rustig te houden.
21. Ik denk omdat de familie het rustig wilde houden.
22. Dit was geen racistische moord. Anders was het niet rustig gebleven.
23. Er was hier geen sprake van racisme of zo. Deze jongen was zelf een woning
binnen gedrongen. Dan loop je dit risico. Dat snapte iedereen.
24. Ik denk dat dit vooral komt doordat er door de familie werd gevraagd om
rustig te blijven. Ook weet ik dat de politie sommige mensen heeft
aangesproken. Het maakt natuurlijk ook veel uit dat deze jongen zelf fout
was.
25. Volgens mij kwam dit omdat die jongen zelf een overval heeft gepleegd. Die
oude man kon niet anders.
26. Dat lijkt me nogal logisch. Die jongen heeft er zelf voor gekozen om dit risico
te nemen. Het was zo’n jong jongetje dat niet snapt hoe gevaarlijk het is om
dit soort dingen te doen.
27. Ik heb gehoord dat de politie heel veel opgewonden jongens heeft
aangesproken. Dat vind ik goed. Ook mijn zoon is aangesproken en die heeft
gelukkig geluisterd.
28. Dat komt vooral doordat de familie heeft verzocht om het rustig te houden.
29. Ik heb gehoord dat de familie en de politie wilde dat het rustig bleef. Ook
hoorde ik veel klanten zeggen dat men het eigenlijk best zielig vond voor die
oude mensen. Die jongen is als crimineel hun woning binnengedrongen.
30. Sommige oudere Marokkanen en politieagenten hebben jonge
opgewonden jongens aangesproken en gevraagd om te vertrekken.
31. Die jongen was zelf fout.
32. De familie heeft volgens mij gevraagd om het rustig te houden.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
85
33. Iedereen snapt dat die oude man dit niet heeft gedaan uit racistische
overwegingen, maar puur uit verdediging heeft gehandeld.
34. Ik denk dat hiervoor meerdere redenen zijn. Het kan komen doordat de
politie met veel mensen aanwezig was. Verder was het slim dat de familie en
de politie vroeg om het rustig en waardig te houden. Uit respect hebben veel
mensen daarom niets gedaan.
35. Volgens mij was die jongen fout. Dat snapt natuurlijk iedereen.
Genoemde succesfactoren:
Verzoek familie om rust te bewaren,
Besef dat dit geen etnisch tintje had, maar een uit de hand gelopen overval,
Aanwezigheid politie en ook het feit dat deze met sommige mensen het gesprek aanging,
Sommige personen werden persoonlijk aangesproken door de politie en hierbij bij naam
genoemd. Hierdoor had men het besef/idee dat ze niet anoniem strafbare feiten zouden
kunnen plegen.
Vraag 4: Hoe bevalt het wonen in Borgerhout? Wat vind u van de wijk?
1. Ik heb het hier prima naar mijn zin. We kennen elkaar allemaal en daardoor is
het gezellig.
2. Ik vind het hier heel prettig. Lekker met vrienden chillen op de pleintje vind ik
leuk.
3. Prima wijk. Lekker allemaal Marokkanen bij elkaar.
4. Ik woon hier graag. Toch zie ik wel dat dit een arme wijk is. Veel mensen
hebben geen werk en misschien wonen er wel teveel Marokkaanse mensen
dicht bij elkaar.
5. Ik woon hier graag. Ik heb eerst in Nederland gewoond. Daar is het allemaal
wel beter geregeld en netter. Hier woont meer familie van mij, daarom zijn
we hier naar toe gegaan. Ik vind de politie in Nederland wel beter. Die
discrimineren niet zo als hier.
6. Ik woon hier graag, maar de politie vind ik niets. Dat zijn allemaal racisten.
Altijd moeten ze ons hebben.
7. Ik vind het hier wel gezellig. Lekker veel Marokkanen bij elkaar. Toch vind ik
wel dat de wijk wel armoedig is. Het is hier niet echt netjes. De scholen en
ook de sportmogelijkheden zijn er onvoldoende.
8. Ik heb er geen hekel aan om hier te wonen. Als ik meer geld zou hebben zou
ik wel weg gaan. Volgens mij is het geen goede buurt om kinderen op te
laten groeien. Er zijn hier minder kansen voor kinderen om een goede
toekomst op te bouwen.
9. Ik woon hier niet meer. Ik ben verhuisd omdat ik mijn kinderen een betere
toekomst wil bieden. Zelf heb ik het wel altijd prima naar mijn zin gehad. Toch
denk ik dat het niet goed is als er bijvoorbeeld alleen maar Marokkaans
gesproken wordt op de schoolpleinen. Mijn kinderen moeten ook in contact
komen met blanke kinderen.
10. Ik woon hier nog bij mijn ouders. Zodra ik voldoende geld heb ga ik ergens
anders wonen. De wijk is naar mijn mening overbevolkt met mensen die uit
Marokko komen.
11. Ik vind het hier leuk. Ik woon hier graag. Al mijn vrienden wonen hier.
12. Ik ben er trots op dat ik hier woon.
13. Ik woon hier graag. Ik vind het leuk hier.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
86
14. Dit is een gezellige wijk, waar mensen elkaar goed kennen. Toch denk ik dat
later wel ergens anders zou willen wonen.
15. Ik woon hier sinds kort niet meer. Ik ben pas vader geworden en ik wil mijn
kinderen niet op laten groeien in een probleemwijk.
16. Ik woon hier niet meer. Ik heb hier een fijne jeugd gehad en ken ook nog veel
mensen die hier nog steeds wonen. Voor mijn gezin ben ik verhuisd.
17. Ik heb tot kort geleden in Nederland, in Haarlem gewoond. Daar was het
allemaal wel netter. Hier is het wel heel gezellig. Er wonen hier veel vrienden
en familie van mij.
18. Ik woon hier prima.
19. Ik vind het een gezellige wijk. De mensen kennen elkaar en helpen elkaar
daarom ook makkelijker. Het is wel een wijk waar veel armoede heerst.
20. Ik werk hier, maar woon zelf niet meer in Antwerpen. Ik ben verhuisd omdat ik
mijn kinderen een betere toekomst gun.
21. Ik heb hier heel lang gewoond. Nu kom ik hier nog vaak om vriendinnen te
bezoeken. Ik vind dit een gezellige maar wel arme wijk. Er is veel
werkeloosheid en er wonen ook veel mensen die bijvoorbeeld slecht
Nederlands spreken.
22. Ik vind het wel gezellig, maar ik denk wel dat het goed zou zijn als er behalve
Marokkanen ook blanke Belgen zouden komen wonen. Die zijn nu bijna
allemaal vertrokken.
23. Ik vind het wel gezellig, maar wil hier later niet gaan wonen. Na mijn studie ga
ik ergens anders wonen.
24. Hoewel ik het goed naar de zin heb, wil ik later wel ergens anders gaan
wonen. Ik vind het steeds verder achteruit gaan in deze buurt. Er zijn teveel
buitenlandse mensen in deze wijk.
25. Ik woon hier niet meer en daar ben ik blij om. Deze wijk is een probleemwijk.
26. Dit is een gezellige wijk. Er zijn wel veel problemen onder de bewoners. Veel
mensen hebben weinig geld en wonen in slechte huizen.
27. Ik vind het huis waar ik nu woon niet fijn. Het is een slecht huis. Helaas staan er
veel van dit soort huizen in deze buurt. Als ik het zou kunnen betalen zou ik
hier vertrekken.
28. Ik ben een paar maanden geleden verhuisd omdat ik mijn kinderen naar
betere scholen wil laten gaan. Hier leren ze bijvoorbeeld niet goed
Nederlands spreken omdat op de schoolpleinen alleen maar vreemde talen
worden gesproken.
29. Ik heb het hier goed naar mijn zin. Mijn bedrijfje gaat best goed en ik ken mijn
klanten goed.
30. Dit is een wijk met veel problemen. Ook ik ben één van de vele werkelozen.
Veel mensen zijn hier best kansloos. Ik vind het zorgwekkend dat ook veel
kinderen zo denken. Dat is slecht.
31. Hier wonen veel mensen met weinig geld. Dat zie je aan de huizen. Ook is het
niet overal even netjes en schoon.
32. Ik woon hier graag. Mijn familie leeft hier. Toch zal ik later denk ik wel willen
vertrekken naar een betere wijk, waar minder werkeloosheid is en de huizen
beter zijn.
33. Ik vind het hier leuk, maar blijf hier niet wonen. Ik wil naar een nettere wijk
verhuizen, met minder criminaliteit.
34. Ik woon hier niet zo heel graag. Ik woonde tot een paar maanden geleden in
Nederland. Daar was het veel beter, maar mijn ouders wilden hier naartoe
Masterthesis MCPm2, André Melsen
87
omdat ze Nederland te streng vonden.
35. Ik woon hier prima. Ik heb een leuk en goed huis. Dat is helaas niet voor
iedereen zo. Er staan veel slechte en oude vervallen huizen in de wijk.
De meeste mensen wonen graag in de wijk. Er is wel een groot aantal ondervraagden die
onderkennen dat de wijk een probleemwijk is. Hierbij worden onder andere de problemen
werkeloosheid, slechte woningen, slechte beheersing van de Nederlandse taal en financiële
problemen van veel inwoners genoemd.
Vraag 5: Kent u persoonlijk politiemensen en hoe vind u dat de contacten tussen de
inwoners en de politie verlopen?
1. Ik ken sommige politieagenten omdat ik wel eens iets fout doe. Ik vind de
politie hier niet goed. Sommige zijn stoer, maar durven alleen maar iets als ze
met velen zijn.
2. Ik ken een paar politiemensen van gezicht. De meeste zijn niet aardig en ik
denk dat ze bang van ons zijn. Als ze in de meerderheid zijn durven ze wel,
maar met zijn tweetjes doen ze niets. Ik ken er eigenlijk geen die wel eens
een vriendelijk praatje houden.
3. Ik ken geen enkele politieman bij naam. Onze oude wijkagent Dirk kende ik
wel goed. Dat vond ik een fijne man. Hij was aardig en regelde ook wel eens
iets voor ons. Vooral de jonge agenten van de Handelsstraat vind ik hele
vervelende mensen. Die vinden zichzelf heel stoer en doen altijd alsof wij
criminelen zijn.
4. Ik maak soms wel eens een praatje met een agent. Dat doe ik pas sinds kort.
Eerlijk gezegd vind ik dat er maar een paar goede agenten zijn. De meeste
zijn niet van plan om ons met respect te behandelen.
5. Ik vind ze niet goed in België. In Nederland was de politie veel aardiger en
had ik ook het idee dat ze minder snel discrimineren als de Belgische politie.
Die houding alsof wij allemaal criminelen zijn, zet veel kwaad bloed.
Daardoor verdien je geen respect.
6. Ik ken sommige politiemensen van gezicht. Er zijn er die regelmatig door de
wijk lopen. De meesten daarvan herken ik nu wel. Toch vind ik het contact
niet goed. Vooral de agenten van de Handelsstraat vind ik vervelend. Dat
zijn vaak van die jonge cowboys, die zichzelf heel stoer vinden.
7. Ik ken veel politiemensen. Ik denk ook dat veel politiemensen mij kennen. Ik
maak ook wel regelmatig een praatje met de politie. Mijn vrienden weten
dat ik ze dan niet aan het verraden ben. Nu is het nog heel vaak zo dat
wanneer je met de politie praat, je al snel gezien wordt als een verrader.
8. Ik vind de politie hier niet echt klantvriendelijk. Over het algemeen zijn ze er
alleen om Marokkaanse jongens lastig te vallen. Er is geen sprake van een
goede verstandhouding tussen de Marokkaanse inwoners van Borgerhout en
de politie.
9. De politie doet de laatste jaren meer haar best om in contact te komen met
de inwoners. Dat is wel moeilijk denk ik, want er is jaren achtereen alleen
maar streng opgetreden door de politie. Er was toen geen enkele behoefte
aan contact. Nu is dit wel veranderd. Ik zie bijvoorbeeld steeds meer politie
die te voet door de wijk loopt. Dat is goed. Als de agenten nu vaardiger
worden in het leggen van contacten, zal dit misschien ook wel helpen om
sneller in contact te komen. Ook de burgers moeten er langzaam van
Masterthesis MCPm2, André Melsen
88
overtuigd raken dat de politie er niet alleen is om je te straffen.
10. Ik ken eigenlijk geen politieagenten. Vroeger had ik regelmatig problemen
met de politie en daardoor ben ik geen fan van de politie. Ik ben toen
namelijk te vaak vervelend behandeld alleen maar omdat ik een
Marokkaanse achtergrond heb. Ik ken enkele toffe gasten die bij de politie
werken en dat zijn bijvoorbeeld jongens die ik ken van de voetbal. Ik had
vroeger ook een trainer die bij de politie werkte. Als je op die manier
politiemensen leert kennen, krijgen ze ineens een menselijk gezicht en blijkt
ook dat ze soms heel aardige en goede mensen kunnen zijn.
11. Politie wil ik niet kennen. Ik vind het allemaal klootzakken. Helaas kennen
sommigen mij wel bij naam.
12. Ik heb geen contact met politieagenten. Ik vertrouw ze gewoon niet.
13. Ik heb geen behoefte aan gesprekken met politiemensen. Ik vind de politie
hier slecht. Van een neef uit Nederland weet ik dat de politie daar veel
aardiger is en minder discrimineert.
14. Ik heb het idee dat de politie de laatste jaren wel meer haar best doet om in
contact te komen met de burgers. Dat verloop van beide kanten moeizaam.
Ik weet van verhalen dat de politie vroeger echt geen moeite deed om met
mensen te praten en zo. Nu zie ik vaak dezelfde politiemensen door de
straten lopen. Dat is volgens mij een goede ontwikkeling. Toch heeft de
politie nog steeds geen goede naam. Veel Marokkanen denken dat de
politie er alleen maar is om je te pakken als je iets fout hebt gedaan.
15. Ik vind het imago van de politie niet echt goed. Een aantal jaren terug was
dit imago gewoon slecht. Ik denk dat het de laatste jaren langzaam iets
beter gaat. Je ziet bijvoorbeeld ook meer politie op de fiets of te voet door
de straten lopen. Er moet nog veel verbeteren, maar de contacten worden
volgens mij stap voor stap beter.
16. Ik zie de laatste jaren meer bekende gezichten van de politie door de wijk
lopen. Soms hoor ik nog wel eens slechte verhalen over jonge agenten die
heel erg discrimineren en die verpesten dan weer heel veel. De mensen die
hier door de wijk lopen doen echt wel hun best. Het contact kan nog veel en
veel beter, maar het begin is er.
17. Ik ken geen politiemensen, want ik woon hier nog niet zo lang. Ik heb het
idee dat de politie in Nederland dichter bij de mensen staat. Daar maakt
een agent sneller een vriendelijk praatje met je. Hier zie je best veel politie op
straat lopen, maar die doen niet echt moeite om met de bevolking in
gesprek te gaan.
18. Ik ken een paar politiemensen. Ik ken ze alleen van gezicht. Eigenlijk heb ik
nog nooit persoonlijk contact gehad met politiemensen. Mijn indruk is altijd
dat de politie geen behoefte heeft aan een klapke (praatje).
19. Ik merk dat de laatste jaren de houding van sommige politiemensen
vriendelijker wordt. Er zijn er nog steeds heel veel die absoluut niet in contact
willen komen met de inwoners. Toch zie ik een lichte verbetering. Een
voorbeeld hiervan is het feit dat er steeds dezelfde politiemensen in de wijk
op straat lopen. Dat is een goede ontwikkeling. Daarnaast ken ik een paar
politiemensen persoonlijk. Ik ken deze mensen vanwege de voetbal. Ik speel
zaalvoetbal en daar ken ik enkele politieagenten van. Dat zijn goede gasten.
Het scheelt heel veel dat je de politie ook als mens gaat zien.
20. Ik zie steeds vaker bekende gezichten van de politie door de straat lopen.
Dat vind ik goed en ik voel me daardoor ook veiliger. Ik vind het wel jammer
dat slechts een enkele agent de moeite neemt om ook eens mijn zaak
Masterthesis MCPm2, André Melsen
89
binnen te lopen. Dat zou ik echt heel goed en prettig vinden. Soms lijkt het
wel alsof er een soort van twijfel is bij de agenten om echt contact te zoeken.
Maar nogmaals: het is echt langzaam aan het beter worden.
21. Ik heb geen problemen met de politie. Die doen hun werk en zijn nuttig. Ik
ken geen politiemensen persoonlijk. Wel zie ik vaak dezelfde gezichten
voorbij komen lopen. Mijn broertjes hebben een hekel aan de politie en
vinden dat de politie discrimineert. Daar heb ik nog nooit iets van gemerkt.
22. Ik vind het jammer dat veel jongeren vinden dat je niet met de politie mag
praten. Veel jongeren en vooral jongens zien de politie als vijand. Daar ben ik
het niet mee eens. Ik vind het goed dat er politie is. Wel zie ik soms agenten
die heel stoer doen en ook wel respectloos omgaan met Marokkaanse
jongens. Ik weet ook wel dat er veel rottigheid door die jongens wordt
uitgehaald, maar ze zijn echt niet allemaal slecht. Over het algemeen vind ik
de contacten tussen ons en de politie slecht. (met “ons” bedoelt respondent
: jonge Marokkanen)
23. Ik kan daar niet over oordelen. Ik heb nooit contact met de politie.
24. Ik denk dat de contacten over het algemeen slecht zijn. Er is veel
wantrouwen over en weer. Toch heb ik wel het idee dat de politie de laatste
jaren meer haar best doet om de contacten te verbeteren.
25. De meeste contacten zijn negatief. Dat is wat ik hoor en zie. Ik zie regelmatig
agenten zonder echte reden een groep Marokkaanse jongens vervelend
benaderen. Ze worden dan meteen als criminelen behandeld. Toch zie ik
ook een nieuwe benadering. Ik zie steeds meer politie te voet door de wijk
lopen en dat is goed. Wat mij betreft zou de politie wel meer de best moeten
doen om dan ook gesprekken aan te gaan. Net zoals wij nu hebben. Dat is
toch prima?
26. Ik heb geen contact met de politie. Over het algemeen is het imago van de
politie niet echt positief onder jonge Marokkanen.
27. Ik vind de politie goed werk doen. Ze moeten doen wat ze doen. Ik heb wel
eens een gesprek gevoerd met een politieagent en dat vond ik gezellig.
28. Ik heb eigenlijk nooit contact met de politie. Ik heb het idee dat de
politiemensen ook geen behoefte hebben aan contact met inwoners. Dat
stralen ze tenminste niet uit. Ik zie bijvoorbeeld bijna nooit een politieman
zomaar een winkeltje binnenstappen om een klapke te doen. Dat is eigenlijk
best wel jammer, want daar kunnen zowel de wijkbewoners als de politie
heel veel aan hebben.
29. Heel soms komt er hier wel eens politieman binnen in mijn winkel. Ik vind het
jammer dat dit niet vaker gebeurt, want dan kan ik bepaalde dingen tegen
hen zeggen. Ik hoor soms wel eens problemen, die de politie eigenlijk zou
moeten weten. Ik denk dat de contacten tussen inwoners en ondernemers in
Borgerhout en de politie veel beter kunnen.
30. Ik heb soms contact met een politieagent. Dat is dan meestal wel leuk. Ik
vind het jammer dat veel mensen geen behoefte hebben aan contact met
de politie. De meeste vinden dat ze de politie niet kunnen vertrouwen.
31. Ik heb één keer contact gehad met de politie en dat was toen ik hier lang
geleden kwam wonen. Daarna heb ik wel regelmatig politie gezien, maar
heb ik nooit met ze gesproken. Ik ken de taal ook niet zo heel goed.
32. Ik denk dat het contact tussen de politie en de bewoners van deze wijk nog
wel veel beter kan. Nu is het zo dat de meeste mensen niet echt contact
hebben met de politie. Dat ligt zowel aan de mensen zelf, maar ook aan de
houding van de politie. Om meer te weten te komen over wat er echt leeft
Masterthesis MCPm2, André Melsen
90
onder de bevolking zou er daarom meer contact moeten komen.
33. Ik heb daar niet echt een mening over. Volgens mij is het wel redelijk goed.
34. Persoonlijk heb ik nog nooit contact gehad met de politie in België. Toch
weet ik dat bij bepaalde gebeurtenissen er wel contact gezocht wordt door
de politie. Dat doen ze bijvoorbeeld bij betogingen en dit soort incidenten.
Het is goed om dan door middel van contact te zoeken te proberen om
rellen te voorkomen.
35. Ik vind dat het steeds beter gaat tussen de politie en de bevolking. Er is nu
meer politie te voet op straat en daardoor wordt het contact ook beter.
Slechts een klein gedeelte van de geïnterviewden geeft aan één of meerdere politiemensen
te kennen.
Er wordt door een aantal geïnterviewden onderkend dat de politie meer zichtbaar (te voet
en per fiets) aanwezig is in de wijk. Dit wordt doorgaans ook als positief beoordeeld.
Over het algemeen is het imago v.w.b. klantvriendelijkheid en benaderbaarheid van de
politie niet positief. Zaken die hierbij genoemd worden zijn: discriminerend gedrag door
politiemensen, stoer gedrag van jonge agenten (vooral van bureau Handelstraat) en het feit
dat de politie niet zelf actief contact zoekt met bewoners.
Vraag 6: Bent u op de hoogte van het bestaan van bemiddelingsteams binnen de
politie Antwerpen? Hebt u daar wel eens contact mee gehad en hoe vond u dat
contact?
1. Nee, ken ik niet.
2. Wist niet dat die eenheid een speciale naam had, maar sommige van die
agenten in burger zie ik vaker en soms zeggen ze ook wel eens iets. Dat is
dan niet echt vervelend.
3. Ik weet dat er soms agenten in burger aanwezig zijn op momenten dat er
rellen of problemen kunnen komen. Ik snap dat de politie dit doet. Zelf heb ik
nog nooit echt contact met ze gehad.
4. Nooit van gehoord.
5. Ken ik niet.
6. Ja, ik heb wel eens van die politie in burger gezien die niet gingen slaan
maar contact zochten met sommige mensen uit het publiek.
7. Ja. Ik ben wel eens door die mensen aangesproken. Ik wist alleen niet dat dit
een aparte afdeling of taak was.
8. Nee, ken ik niet.
9. Nooit van gehoord.
10. Ken ik niet.
11. Ja, ik weet dat er vaak van die agenten in burger zijn. Ik ken ze niet, maar zij
kennen mij wel. Ik ben al een paar keer door deze mensen aangesproken
tijdens diverse gebeurtenissen. Dat is soms wel eens vervelend, maar zorgde
er wel voor dat ik me rustig hield.
12. Ik kan die mensen wel herkennen. Ik weet dat er vaak secret police
rondloopt bij rellen.
13. Ja, daar heb ik wel van gehoord.
14. Nee, nooit van gehoord.
15. Ken ik niet.
16. Nooit van gehoord.
17. Ja, ik weet dat er zo’n soort politieagenten zijn. Ik heb ze nog nooit gezien.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
91
18. Nooit van gehoord.
19. Ken ik niet.
20. Ik weet dat de politie soms voor die aanpak kiest. Dat is wel slim. Ik zou het fijn
vinden als de politie meer in contact zou treden met ondernemers. Wij
kennen veel mensen en weten heel veel.
21. Ken ik niet.
22. Ja, ik weet van mijn neef dat de politie soms in burger mensen aanspreekt bij
bijvoorbeeld bijeenkomsten van Sharia4Belgium.
23. Nee, nooit van gehoord.
24. Ken ik niet.
25. Ja, ik weet dat de politie dit soort mensen wel eens gebruikt om te
voorkomen dat iedereen opgewonden raakt.
26. Wel eens van gehoord. Nog nooit gezien.
27. Nu u uitlegt wat deze mensen doen, heb ik wel eens van dit soort agenten in
de moskee gezien. Daar deden ze met de voorzitter en de imam een klapke.
28. Ja, ik weet dat de politie dit doet. Ik vind dat slim en ook goed. Je kunt er
veel ellende mee voorkomen.
29. Wist niet dat dit team bestond. Ik zou ze graag eens een keer in mijn winkel
ontvangen.
30. Ja. Ik heb zelfs al wel eens contact met deze politiemensen gehad. Ik vind
het prima dat de politie zo wil werken.
31. Soms zie ik wel eens politiemensen een klapke komen doen in de moskee. Nu
weet ik dat dit de mensen van dit team zijn. Ik vind dat wel goed.
32. Nee, wist ik niet.
33. Ken ik niet.
34. Ja, ik weet dat de politie dit bewust doet. Ik vind dat ook heel slim en positief.
Je kunt voorkomen dat mensen in de problemen raken.
35. Nooit van gehoord. Wel interessant om te weten en ik vind het slim van de
politie.
Een aantal geïnterviewden kent het bestaan van deze werkwijze. Over het algemeen is men
positief over deze werkwijze. Sommige personen geven aan dat ze rekening houden met het
feit dat ze door deze politiemensen worden herkend. Dat is dan een reden om niets
strafbaars te doen.
Vraag 7: Stel u kent sommige politiemensen goed en uw relatie is ook positief. Zou u
dan bereid zijn om iets voor deze politieagent iets te doen als hij daar om vroeg
(bijvoorbeeld doorlopen of mensen proberen te kalmeren)?
1. Ja, logisch. Dat zou ik wel doen.
2. Ligt er aan waar het over gaat. Is het iets wat heel gevoelig ligt, zoals de film
over de moslims pasgeleden, dan denk ik dat niet zo snel zou doen.
3. Ja, ik denk het wel.
4. Zeker wel!
5. Dan zou ik bijna zeker wel helpen.
6. Ja, dat denk ik wel.
7. Natuurlijk. Als het een redelijk verzoek is en men vraagt dit met respect, dan
zal ik zeker helpen of luisteren. Het is vaak belangrijk hoe iets wordt gevraagd.
Doet de politie dat op een vervelende manier, dan zal ik niet snel helpen of
lusiteren.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
92
8. Ja, absoluut!
9. Waarom niet? Dat is logisch denk ik. Je moet goede mensen helpen.
10. Ja, dat zou ik zeker doen.
11. Nee, ik denk het niet. De politie moet zelf maar zorgen dat ze haar werk
goed doet. Pas als ik denk dat ze mij te goed kennen, zal ik me rustig
houden. Dat dan alleen om niet gestraft te worden.
12. Denk het niet.
13. Nee, laat de politie het lekker zelf opknappen. Hadden ze maar geen agent
moeten worden.
14. Ja. Dat zou ik zeker doen.
15. Als je mensen kent ben je eerder bereid om te luisteren of te helpen. Ja dus!
16. Zeker weten.
17. Ja, dat zou voor mij echt werken. Ik zal helpen of luisteren.
18. Ja. Ik zou alleen niet weten hoe ik de politie kan helpen. Ik ben maar klein en
helemaal niet sterk. Toch zou ik wel willen helpen.
19. Ja, dat zou ik zeker doen.
20. Als het niet te gevaarlijk is, zou ik wel helpen. Ik moet natuurlijk wel aan mijn
zaak denken. De mensen moeten niet het idee krijgen dat ik de politie
belangrijker vind dan sommige van mijn klanten.
21. Ja. Ik zou luisteren naar zo’n agent.
22. Dat is toch logisch. Ja, ik zou eerder bereid zijn om dan iets voor de politie te
doen.
23. Het ligt er aan waar het over gaat. Ik denk dat dit vaak wel zou helpen, maar
als de mensen te opgewonden raken dan luistert er niemand meer. Denk
bijvoorbeeld aan de rellen pasgeleden toen Sharia4Belgium tijdens de
Reuzenstoet demonstreerde. Dat liep echt uit de hand.
24. Jawel. Ik zou dat zeker doen.
25. Ik denk het wel. Volgens mij werkt zo’n benadering ook wel.
26. Absoluut!
27. Dat is logisch. Ik wil graag helpen, zeker mensen die het verdienen.
28. Niet altijd. Als ik het zou kunnen doen zonder zelf al te veel gevaar te lopen,
dan wel.
29. Ja, maar niet ten koste van mijzelf. Ik moet om mijn winkelruiten denken. Als
sommige jongens het idee krijgen dat ik de kant van de politie kies, gaan bij
mij de ruiten er misschien wel uit.
30. Zeker weten. Dat zal ik zeker doen.
31. Ja, dat zal ik doen. Ik wil iedereen graag helpen.
32. Ik denk het wel.
33. Misschien. Ligt er aan hoe de situatie is. Is het te gevaarlijk dan weet ik niet of
ik kan helpen. Ik zal wel proberen om iets te doen, bijvoorbeeld bellen dat er
ergens iets fout gaat of zo.
34. Jawel. Dat is toch logisch?
35. Dat is niet meer dan normaal. Ik zal zeker bereid zijn om te luisteren of te
helpen.
Op 3 personen na, zouden alle geïnterviewde personen bereid zijn om (eventueel) te
helpen. Een voorwaarde die enkele keren werd genoemd is het feit dat men zichzelf niet in
gevaar zou willen brengen.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
93
Bijlage 7: Onderzoeksvoorstel
Onderzoeksvoorstel masterthesis MCPM 2
De rol van netwerkrelaties tijdens grootschalige
ordeverstoringen (voorlopige werktitel)
André Melsen (MCPM 2, december 2011), [email protected]
Studentnummer: 109905
Masterthesis MCPm2, André Melsen
94
Probleemschets:
In Nederland worden de principes van community policing al jarenlang door de politie toegepast.
Alle huidige politieregio’s hebben zogenaamde wijkagenten of buurtregisseurs binnen hun
formatieve sterkte ingebed, om de gebiedsgebonden politiezorg daadwerkelijk toe te kunnen
passen. Overigens kan de politie dit uiteraard niet alleen. Samen met allerlei maatschappelijke
partners, zoals gemeenten, maatschappelijk werkers, enz. wordt een op sociale cohesie gericht
beleid gevoerd en wordt getracht om achterstanden weg te werken. (Adang, 2010, p. 160)
Momenteel (april 2011) staan we aan de vooravond van een ingrijpende herziening van de
organisatiewijze van de Nederlandse politie. De vorming van de Nationale politie is een grote
verandering op vele terreinen voor alle medewerkers. Het omvat een veelheid aan organisatorische
en bestuurlijke aspecten van de politie. In het concept ontwerpplan Nationale Politie van 17
oktober 2011 (Nationale politie, 2011) staan een aantal zaken vermeld die betrekking hebben op
gebiedsgebonden politiezorg.
Op pagina negen van het voornoemde concept ontwerpplan staat bij voorbeeld vermeld dat “De
politie weet wat er speelt doordat zij actief deelneemt aan het maatschappelijk verkeer en intensief
samenwerkt met burgers en partners binnen en buiten het veiligheidsdomein” (Nationale politie,
2011, p. 9). Alertheid en inzicht zijn voorwaarden voor tijdig en slagvaardig optreden waar dat nodig
is. Voor snelle, op maat gesneden interventies die variëren van advies en preventie tot grootschalig
crisismanagement. De politie beschikt voor het toepassen van (grootschalig) crisismanagement
over het zogenaamde knoppenmodel.
In het Referentiekader Regionaal Crisisplan (RRCP-2009) is een beschrijving te vinden over hoe dit
knoppenmodel er uit ziet. In dit model is ondermeer de functionaliteit Handhaven Netwerken
opgenomen. Deze “knop” is relatief nieuw en in de praktijk is ook nog weinig ervaring met het
inzetten van deze knop. Op basis van enkele dreigende escalaties binnen onze maatschappij
(moord op Theo van Gogh op 2 november 2004 en bijvoorbeeld het uitbrengen van de film Fitna in
maart 2008) is vanuit de praktijk de roep gekomen voor de functionaliteit van Handhaven
Netwerken (Hhn) binnen de crisisorganisatie van de Nederlandse politie.
Door de politieacademie is in november 2011 gestart met de voorbereidingen om een opleiding
voor dit tactisch hoofd binnen het monodisciplinaire knoppenmodel te ontwikkelen. Hierbij stuitten
de onderzoekers al snel op een vraag die regelmatig werd gesteld door deskundigen uit het
relevante vakgebied: Wat voor nut heeft een knop Hhn in “oorlogstijd”, terwijl netwerken juist in
“vredestijd” moeten worden opgebouwd? De politie kan door middel van het toepassen van Public
Order Management interventies plegen tijdens openbare ordeverstoringen. Tijdens
praktijkoefeningen waarbij relsituaties als scenario worden ingebracht, blijkt telkens weer dat de
focus van de crisisstaven zich meestal op het inzetten van Riot Control richt. Vrijwel zonder
uitzondering wordt er vanaf het moment van dreiging of het ontstaan van (al dan niet
grootschalige) relsituaties, volledig gefocust op het toepassen op Riot Control. Hierbij valt op dat er
vanaf dat moment weinig of geen aandacht meer is voor het (blijven) toepassen van Crowd
Management (bijvoorbeeld het gebruik maken van netwerkrelaties).
Uit diverse oriënterende gesprekken met Algemeen Commandanten en Hoofden Orde Handhaving
blijkt dat er nog geen duidelijk beeld is hoe het inzetten van netwerken kan worden gebruikt binnen
Public Order Management(Crowdmanagement, Crowdcontrol en Riotcontrol).
Wat is er in de praktijk en theorie te ontdekken over de relatie tussen grootschalige ordeverstoringen
en het gebruiken van de juiste netwerken in dit soort situaties? Een andere vraag die interessant is
Masterthesis MCPm2, André Melsen
95
met betrekking tot netwerken is, of het bouwen en onderhouden van netwerken alleen een taak is
van de politie of dat ook andere netwerkpartners aan zet zijn?
Inmiddels is de knop Hhn een aantal keren geactiveerd in Nederland. Eén van deze keren was naar
aanleiding van de grootschalige rellen die in augustus 2011 in Londen plaatsvonden. Het korps
Rotterdam-Rijnmond heeft toen een SGBO genaamd Alertheid geactiveerd om beter voorbereid te
zijn op het overslaan van deze rellen in Londen naar het bewakingsgebied van de regio Rotterdam-
Rijnmond. In dit soort situaties is het belangrijk om de juiste en relevante netwerken te identificeren.
Het aantal mogelijke netwerken is wellicht oneindig groot. In Rotterdam heeft men destijds
ondermeer op basis van een gebiedsscan inzichtelijk gemaakt welke actoren en sleutelfiguren
moesten worden benaderd om vroegtijdig kennis te hebben van mogelijke indicaties voor het
ontstaan van soortgelijke rellen. Op basis van een aantal gesprekken en een interview dat naar
aanleiding van dit SGBO Alertheid is gehouden, blijkt dat het voor een organisatie als de politie
lastig is om te (blijven) focussen op de juiste en actuele netwerkpartners en sleutelfiguren binnen de
bevolking.
Hoofdvraag:
Deze bovenstaande vragen leidde tot de onderstaande hoofdvraag en deelvragen.
Hoofdvraag: Hoe kunnen netwerkrelaties door SGBO’s worden gebruikt voor het beëindigen
of beheersen van situaties waarin sprake is van maatschappelijke onrust?
Deelvragen:
Welke theoretische onderbouwingen zijn er over de toepasbaarheid van netwerkrelaties,
die in “vredestijd” worden opgebouwd, in extreem gespannen situaties?
Welke voorwaarden zijn er voor het creëren en onderhouden van een goed functionerend
netwerk?
Welke netwerken zijn relevant?
Hoe kun je als politieorganisatie sturen op het aangaan en vitaal houden van relevante
netwerkrelaties?
In hoeverre kunnen de mogelijkheden van de sociale media helpen in het opbouwen en
vitaal houden van netwerkrelaties?
Hoe kun je vooraf opgebouwde netwerkrelaties gebruiken om tijdens situaties van
maatschappelijke onrust of grootschalige ordeverstoringen de-escalerend te interveniëren?
Maatschappelijke relevantie:
Onze moderne maatschappij wordt steeds kwetsbaarder voor grote ongelukken en crises. Jaarlijks
zijn er vele verwachte en onverwachte gebeurtenissen die risico’s en gevaren met zich
meebrengen en een multidisciplinair optreden vergen(NIFV Master of Crisis and Public
Ordermanagement, 2010).Dit zowel in Nederland als in het buitenland. Niet zelden ontstaan er naar
aanleiding van een onverwachte gebeurtenis een relsituaties, die soms schijnbaar onbeheersbare
vormen aannemen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de recente rellen in Londen (2011), rellen in de
Utrechtse wijk Ondiep (2007) en de rellen in Franse voorsteden in 2005.
Dit soort gewelddadigheden worden vrijwel altijd breed uitgemeten in de media en ook de politiek
is er steeds sneller bij om deze gewelddadige uitspattingen te veroordelen. De maatschappelijke
verontwaardiging na dergelijke rellen is zonder uitzondering groot. Kennelijk worden massale
gewelddadigheden in onze maatschappij dus als ongewenst ervaren.
Masterthesis MCPm2, André Melsen
96
Opvallend is ook dat de nieuwe media, zoals bijvoorbeeld Twitter, een grote rol spelen in het
verloop van crises. Journalisten halen via deze media hun informatie, burgers worden producenten
van nieuws, flashmobs28 kunnen vrij eenvoudig worden georganiseerd via deze nieuwe media.
Global Village (mondiaal dorp) is een door Marshall McLuhan (The Gutenberg Galaxy, 1962)
bedachte term die de trend beschrijft van massamedia die de tijds- en afstandsbarrières van de
menselijke communicatie steeds meer wegneemt, waardoor mensen op een mondiale schaal
kunnen communiceren (wikipedia Global_village, 2012). Niet alleen de ongekende groei in
communicatiemogelijkheden, maar ook de grote mogelijkheden om snel afstanden te overbruggen
en de huidige problemen rondom godsdienstvraagstukken zijn belangrijke redenen waardoor de
kans op conflicten toeneemt. Dit maakt dat het de laatste jaren nog belangrijker is geworden om
door middel van netwerken vroegtijdig zicht te krijgen op mogelijke spanningen en wellicht ook
invloed uit te kunnen oefenen op het verloop van eventuele crises.
Met de invoering van de nationale politie is het streven om alle crisisstaven van de politie conform
de organisatiestructuur uit het RRCP-2009 in te gaan vullen. Tijdens het ontwikkelen van de opleiding
tot Hoofd Handhaven Netwerken werden diverse inhouds- en ervaringsdeskundigen op relevante
vakgebieden benaderd. Opvallend hierbij was dat veel van de ondervraagden geen helder of
eensluidend beeld hadden over de functie en mogelijkheden van deze nieuwe functionaliteit.
Tevens werd een aantal keren de vraag geopperd of het handhaven van netwerken wel een taak
was die exclusief bij de politie thuishoort. Een aantal deskundigen was verder van mening dat in de
acute fase van een ramp of crisis weinig tot geen voordeel te behalen zou zijn aan het activeren
van Hhn.
Waar alle ondervraagden het wel over eens waren is de noodzaak om, voorafgaande aan rampen
of crises, als overheid te investeren in het ontwikkelen en vitaal houden van goede netwerkrelaties.
Dit zou dus een continu proces moeten zijn. Een andere mogelijkheid die werd benoemd was het
inzetten van netwerken op het moment dat een crisis zich aankondigt. In het boek Crisis (Muller E.R.
et al, 2009) beschrijft Rosenthal in hoofdstuk één het fenomeen “sluipende crisis (creeping crisis)”. Op
zich is het logisch dat overheden in dit soort crises gebruik willen maken van de mogelijkheden die
netwerken bieden. Maar bieden netwerken dit soort kansen ook tijdens rampen of crises die zich
niet tijdig aankondigen of waarbij de vroegtijdig afgegeven signalen niet als bedreigend zijn
geïnterpreteerd of niet zijn opgemerkt?
Deze vragen en twijfels uit het multidisciplinaire werkveld, gekoppeld aan de behoefte aan inzicht
van de politieacademie, vormen de aanleiding om nader onderzoek te doen naar de
bruikbaarheid van netwerkrelaties tijdens openbare ordeverstoringen. Het handhaven van
netwerken impliceert dat er voorafgaande aan een crisis, al is geïnvesteerd in het creëren en vitaal
houden van een netwerk. Is dit noodzakelijk of kan er ook tijdens crisis gebruik gemaakt worden van
de functionaliteit Handhaven Netwerken, als er nog geen netwerk is?
Methodologie:
Hoofd Handhaven Netwerken is een relatief nieuwe functionaliteit binnen het SGBO-knoppenmodel
van de politie. Voor de politie, maar zeker ook voor bijvoorbeeld de gemeente is het aangaan van
netwerkrelaties geen nieuw fenomeen. Gelet op de taakstelling van de politie was en is het
noodzakelijk om met allerlei belangrijke partners relaties aan te gaan, om netwerken te bouwen of
daar aan deel te nemen. Het gebruiken van informatie uit deze netwerken ten tijde van crises en
rampen en het gebruiken van de “warme” relaties uit deze netwerken is niets nieuws. Zoals ik al in
28 Een flashmob is een (grote) groep mensen die plotseling op een openbare plek samenkomt, iets ongebruikelijks doet en daarna weer snel uiteenvalt. Flashmobs worden veelal georganiseerd via moderne communicatiemiddelen zoals het internet. (bron: wikipedia, gevonden op internet: 2 april 2012)
Masterthesis MCPm2, André Melsen
97
de probleemstelling aangaf is mijn ervaring dat tijdens het uitbreken van rellen de focus vooral
gericht is op het toepassen van Riot Control. Mijn veronderstelling is dat het inzetten/gebruiken van
netwerkrelaties ook tijdens de acute fase van rampen en crises nodig is en dat het zeker ook
ondersteunend kan zijn in het beperken van de negatieve effecten van maatschappelijke onrust.
Dit onderzoek zal dan ook voornamelijk een toetsend karakter hebben om te onderzoeken of deze
aanname klopt en of deze wordt ondersteund door wetenschappelijke theorieën.
Er zijn recente voorbeelden waarin deze strategie in ramp- of crisissituaties is toegepast.
Voorbeelden hiervan zijn beschreven in het boek “Zijn wij anders?”(Adang, 2010). Ook tijdens de
rellen in de Utrechtse wijk Ondiep in 2007 is gebruik gemaakt van netwerkrelaties (Van den Brink,
2010). Wat leverde dit op? Wat waren hierin de kritische succesfactoren?
Een tweetal van soortgelijke voorbeelden zullen als korte casestudie in een retrospectief onderzoek
worden onderzocht. Dit zal gebeuren aan de hand van beschikbare informatie, zoals:
onderzoeksrapporten, artikelen in vakbladen, media en semigestructureerde interviews met
sleutelfiguren in relatie tot deze twee praktijkvoorbeelden. Hierbij wordt er gestreefd naar het vinden
van respondenten uit diverse kolommen. Ook burgers (indien mogelijk) zullen worden benaderd. Op
deze wijze kan een multidisciplinair beeld worden verkregen. De casussen die ik als casestudie
nader uit wil gaan werken zijn: de rellen in de wijk Terweijde in Culemborg tussen Marokkaanse
Molukse jongeren ende dood van een Marokkaanse overvaller in de wijk Borgerhout nabij
Antwerpen (B), die tijdens een door hem gepleegde overval werd doorgestoken door een bejaarde
autochtone buurtbewoner.
Daarnaast zullen (ervarings)deskundigen in binnen- en buitenland benaderd worden om hun visie te
geven op de functionaliteit van netwerken in relatie tot crises. Ook dit zal geschieden middels
semigestructureerde interviews.
Het is de bedoeling om de meeste interviews in persoonlijke gesprekken af te nemen. Indien dit niet
mogelijk is, zal gebruik worden gemaakt van schriftelijke vragenlijsten die per brief of per e-mail
zullen worden aangeboden.
Literatuuronderzoek is een belangrijke bron van informatie. Dit zal zowel wetenschappelijk als
vakliteratuur kunnen zijn. Ook zal onderzoek worden gedaan in vakbladen en andere relevante
tijdschriften en media.
Theoretisch kader:
Gelet op de aard van het onderzoeksonderwerp ben ik voornemens om sociaalwetenschappelijke
theorie in relatie tot het onderwerp te gebruiken. Hoe komen relaties tot stand? Wat moet je doen
om deze te onderhouden? Hoe kun je relaties gebruiken om bepaalde effecten te bereiken? Kun je
relaties en daaruit voortvloeiende goede verstandhoudingen gebruiken als
beïnvloedingsinstrument? Zou je deze effecten ook kunnen bereiken zonder voorafgaand in de
relatie te investeren?
Wat betreft literatuur biedt het boek van Otto Adang “Zijn wij anders? Waarom Nederland geen
grootschalige etnische rellen heeft” (Adang, 2010)belangrijke input voor deze thesis. Een relevant
theoretisch model uit dit boek is het Adang Horowitz-escalatie model (AH-model). In dit model
worden een aantal voorwaarden/condities benoemd die van invloed zijn op het ontstaan of
voorkomen van relsituaties. Uit dit model zijn praktische consequenties te herleiden die het wellicht
mogelijk maken om rellen te voorkomen of de omvang van eventuele rellen te beperken. Dit model
biedt mogelijkheden om vooraf en tijdens (dreigende) relsituaties gericht te interveniëren in de
Masterthesis MCPm2, André Melsen
98
ongewenste situatie. Naast dagelijkse interacties hebben structurele factoren uiteraard invloed op
de aard van de relatie tussen de betrokken groepen.
In het boek “Invloed” (Cialdini, 2009)wordt in hoofdstuk twee de regel van wederkerigheid
beschreven. De schrijver betoogd in dit boek dat deze regel een krachtige beïnvloedingsstrategie is.
De vraag is of deze zich ook tussen netwerkrelaties voordoet. Interessant hierbij is om de link te
maken naar het eerder genoemde AH-model voor wat betreft het aangaan van relaties met
diverse netwerkpartners.
Over polarisatie heb ik een onderzoek gelezen met boeiende inzichten. Dit onderzoek van
Broekhuizen en Van wonderen in Amsterdam naar spanningen in buurten en hoe hiermee om te
gaan wil ik ook als input gebruiken (Broekhuijzen, 2010). Ook deze inzichten zijn weer terug te
herleiden naar het AH-model om te kijken waar met name op relationeel niveau gewerkt kan
worden aan het terugdringen van tegenstellingen, gespannen situaties of zelfs vijandschap.
Het binnen de crisiswereld bekende Bow Tie model is een instrument dat ik in deze thesis wellicht zal
gebruiken om de voornoemde praktijkvoorbeelden te analyseren.
Het Bow Tie model is een instrument om systematisch en efficiënt, een compleet beeld te krijgen van
de risico’s, preventieve maatregelen en verbetermaatregelen van een proces of gebeurtenis. Het
model is erg bruikbaar omdat deze elementen in één model worden samengebracht, hetgeen
verhelderende inzichten op kan leveren. De concepten in het Bow Tie model zijn de gevaren, de
ongewenste gebeurtenis en de gevolgen met barrières die ervoor zorgen dat de gevaren niet
leiden tot de ongewenste oorzaken. In het model wordt een onderscheid gemaakt tussen de
preventieve en herstelmaatregelen. De herstelmaatregelen moeten ervoor zorgen dat een gevaar
niet voorkomt of opgevangen wordt en de preventieve maatregelen dienen ervoor dat als het
ondervangen van een gevaar niet mogelijk is de ongewenste gevolgen zo optimaal mogelijk te
beperken.
Figuur 1: Bow Tie model (bron: internet, google afbeeldingen)
Zoals ik al in de probleemstelling aangaf weet ik uit ervaring dat op het moment dat rellen uitbreken
of uit dreigen te breken, de focus van crisisstaven bijna automatisch geheel gericht wordt op het
tegengaan van de ongewenste gevolgen van deze rellen (in het Bow Tie-model, aangeduid als
Consequence). Hierbij valt op dat er vanaf dat moment weinig of geen aandacht meer is voor het
(blijven) toepassen van Crowd Management. Dit laatste is volgens het Bow Tie-model juist een
strategie om “aan de voorkant” van het probleem (Risk) te komen (preventivecontrols).
Masterthesis MCPm2, André Melsen
99
Dit theoretisch kader is een eerste aanzet over mogelijke ondersteunende wetenschappelijke
theorieën en zal lopende het onderzoek vermoedelijk worden uitgebreid.
Voorlopige planning:
Eind januari 2012 indienen eerste onderzoeksvoorstel
April 2012 indienen aangepast onderzoeksvoorstel en verkrijgen fiat
werkgever/direct leidinggevende
Januari t/m mei literatuuronderzoek, verzamelen informatie, benaderen
respondenten en plannen interviews
Mei t/m september 2012 literatuuronderzoek, interviews houden, uitkomsten
interpreteren en ordenen
September tot begin nov 2012 schrijven en indienen eerste concept masterthesis
Half december 2012 indienen tweede conceptversie/eindversie masterthesis
Eind december 2012/januari 2013 indienen definitieve versie masterthesis
7 februari of 5 maart 2013 eindgesprek
Voorlopige literatuurlijst:
Adang, O., H. Quint en R. v.d. Wal, Zijn wij anders? Waarom Nederland geen grootschalige rellen
heeft, Apeldoorn, 2010
Boin, A., P. ’t Hart, E. Stern en B. Sundelius, The politics of crisis management. Public
leadershipinderpressure, Cambridge: Cambridge University Press, 2005
Boutelier, H en R. van Steden, Veiligheid en burgerschap in een netwerksamenleving, Den Haag:
Boom Juridische Uitgevers, 2008
Brink van den, G., Empathie & handhaving, Apeldoorn, 2010
Brink van den, G. et al, Rellen in Ondiep, Ontstaan en afhandeling van grootschalige ordeverstoring
in een Utrechtse achterstandswijk, Apeldoorn, 2010
Broekhuizen, R. en J. van Wonderen, Samenleven met verschillen. Over de ontwikkeling van een
instrument om polarisatie en vertrouwen in buurten te meten, Amsterdam, Vrije Universiteit, 2010
Bruijn de, H. en E. ten Heuvelhof, Management in netwerken. Over veranderen in een multi-
actorcontext, Den Haag: Lemma 2007
Cialdini, R.,Invloed, de zes geheimen van het overtuigen, Den Haag: SDU 2009
Forsyth, D.R., Group dynamics, Richmond, 2010
Muller, E.R. et al, Crisis, Studies over crisis en crisisbeheersing, Deventer: Kluwer 2009
Masterthesis MCPm2, André Melsen
100
Ontwerpplan Nationale Politie (concept), Den Haag, 2011
Os van, P. en F. Langhout, Searching downstream. Via gebiedsgebonden politiezorg op zoek naar
leefbaarheidskunst, Nijmegen, 1995
Torre van der, E., Op ’t randje. Een onderzoek naar relpreventie op kritieke momenten, Den
Haag/Amsterdam, 2010
Voor akkoord:
Arnhem, 17 april 2012 Ossendrecht, 26 april 2012
Dr. O.M.J Adang, W.A. Braber,
Thesisbegeleider Manager onderwijs, politieacademie
Masterthesis MCPm2, André Melsen
101
Bijlage 8: Peelian prinicples
Sir Robert Peel’s Nine Principles of Policing
Sir Robert Peel (1788 – 1850)
“The Founder of Modern Policing”
Peelian Principle 1 - “The basic mission for which the police exist is to prevent crime and disorder.”
Peelian Principle 2 - “The ability of the police to perform their duties is dependent upon public
approval of police actions.”
Peelian Principle 3 - “Police must secure the willing co-operation of the public in voluntary
observance of the law to be able to secure and maintain the respect of the public.”
Peelian Principle 4 - “The degree of co-operation of the public that can be secured diminishes
proportionately to the necessity of the use of physical force.”
Peelian Principle 5 - “Police seek and preserve public favour not by catering to the public opinion
but by constantly demonstrating absolute impartial service to the law.”
Peelian Principle 6 - “Police use physical force to the extent necessary to secure observance of the
law or to restore order only when the exercise of persuasion, advice and warning is found to be
insufficient.”
Peelian Principle 7 - “Police, at all times, should maintain a relationship with the public that gives
reality to the historic tradition that the police are the public and the public are the police; the police
being only members of the public who are paid to give full-time attention to duties which are
incumbent on every citizen in the interests of community welfare and existence.”
Peelian Principle 8 - “Police should always direct their action strictly towards their functions and never
appear to usurp the powers of the judiciary.”
Peelian Principle 9 - “The test of police efficiency is the absence of crime and disorder, not the visible
evidence of police action in dealing with it.”
Bron: presentatie National Crime Prevention Council USA